Reactie op verzoek commissie over een brede stand van zaken op het gebied van regulier verblijf en onder meer de procedures voor kenniswerkers en gezinshereniging, op serviceverlening door de IND en mensen met buitenlandse partners
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025
Brief regering
Nummer: 2025D17194, datum: 2025-04-15, bijgewerkt: 2025-04-17 16:18, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36600 XX-62 Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025.
Onderdeel van zaak 2025Z07572:
- Indiener: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-04-17 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-23 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Asiel en Migratie
Preview document (🔗 origineel)
36600 XX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025
Nr. 62 Brief van de minister van Asiel en Migratie
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2025
U heeft verzocht de Kamer voorafgaand aan het commissiedebat een brief te doen toekomen waarin ik u een brede stand van zaken geef op het gebied van regulier verblijf en onder meer in ga op de procedures voor kenniswerkers en gezinshereniging, op serviceverlening door de IND en mensen met buitenlandse partners. Met deze brief kom ik tegemoet aan uw verzoek. Ik doe dit mede namens de minister van SZW.
Regulier verblijf
Vooropgesteld, dit kabinet vindt dat de omvang van migratie naar
Nederland zo drastisch mogelijk beperkt moet worden en zet daarom in op
het omvangrijkste pakket voor grip op migratie ooit. Daar zet ik mij,
samen met mijn collegabewindspersonen voor in.
Regulier verblijf betreft verblijf op alle gronden behalve ‘asiel’. Artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 stelt de kaders voor de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (vvr-bep). Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de vvr-bep wordt verleend onder beperkingen, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. Deze doelen staan limitatief opgesomd in artikel 3.4 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De belangrijkste drie zijn gezinsmigratie, studie en werk (‘werk’ valt uiteen in verschillende verblijfsdoelen). Het is daarnaast ook mogelijk om een vvr-bep te krijgen op basis van humanitaire gronden. Ook zijn er verblijfsregelingen die niet hun grondslag vinden in artikel 14 Vw, te denken valt aan het vrij verkeer van Unieburgers. Jaarlijks wordt over regulier verblijf gerapporteerd in de Staat van Migratie.1 Het Unierecht speelt ook inzake reguliere migratie een belangrijke rol. Artikel 79 van het Werkingsverdrag bepaalt dat de Unie een gemeenschappelijk migratiebeleid ontwikkelt, waaronder de voorwaarden voor toegang en verblijf. Daar waar de Unie deze bevoegdheid niet invult, blijven de Lidstaten bevoegd op nationaal niveau regels vast te stellen. Op dit moment zijn er zeven EU-richtlijnen aangaande toelating en verblijf.
Modern migratiebeleid
Op 1 juni 2013 trad de Wet modern migratiebeleid (Wet MoMi) in
werking. Hoofddoel was het scheppen van een innovatief en
toekomstbestendig
regulier migratiebeleid op grond waarvan migranten die Nederland nodig
heeft of die Nederland op basis van humanitaire gronden of
internationale verplichtingen verblijf wil geven, snel, doeltreffend en
beheersbaar kunnen worden toegelaten.
Dit verenigt het uitgangspunt dat het beleid gericht moet zijn op de behoeften van de Nederlandse samenleving en de bijdrage die migranten aan de samenleving kunnen leveren. Afgeleide doelen kunnen worden samengevat als: een vereenvoudigd stelsel van verblijfsvergunningen, versterking van de rol van de referent (met onder meer introductie van de erkendreferentsystematiek), effectief toezicht en zichtbare handhaving en lagere administratieve lasten. De Wet MoMi is in 2019 grotendeels positief geëvalueerd.2
Stand van zaken per thema
Hieronder ga ik per thema in op de belangrijkste ontwikkelingen.
Arbeidsmigratie (inclusief kennismigratie)
Arbeidsmigratie is een overkoepelende aanduiding voor migratie van personen die naar Nederland komen met het doel om hier te werken. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden tussen kennismigranten en overige arbeidsmigranten. De minister van SZW is coördinerend bewindspersoon voor arbeidsmigratie en primair verantwoordelijk voor de inhoud van het arbeidsmigratiebeleid. Verblijf, toegang, toelating, toezicht en terugkeer zijn de verantwoordelijkheid van AenM. EZ is primair verantwoordelijk voor het vestigingsklimaat en het aantrekken van buitenlandse investeerders en bedrijven. MinFIN gaat over fiscale regelingen voor kenniswerkers. Ook (samenwerkende) gemeentes spelen in dezen een rol, bijvoorbeeld in de Brainportregio. Uitvoering van de regelingen voor kennis en talent ligt primair bij de IND in samenwerking met RVO en UWV. Handhaving geschiedt door IND, Nederlandse Arbeidsinspectie en AVIM. Het kabinet streeft naar een selectiever en gerichter arbeidsmigratiebeleid. In de brief ´Naar een selectiever en gerichter arbeidsmigratiebeleid´ van de minister van SZW van 14 november 20243 wordt uitvoerig op de kabinetsvoornemens ingegaan.
Het arbeidsmigratiebeleid is restrictief. De hoofdregel is dat er een arbeidsmarkttoets wordt uitgevoerd waarbij onder meer wordt getoetst of arbeidsaanbod in Nederland/de EU/EER aanwezig is voor de functie, en of de werkgever zelf voldoende inspanningen heeft verricht om zijn vacature met het prioriteit genietend aanbod – dat is iedereen die zonder werkvergunning mag werken - te vervullen. Daarnaast moet de arbeidsmigrant gekwalificeerd zijn voor de functie en wordt getoetst of de geboden arbeidsvoorwaarden aan de regelgeving voldoen en marktconform zijn, voordat een gecombineerde vergunning voor verblijf (GVVA) door de IND of een tewerkstellingsvergunning door UWV wordt afgegeven. In de Wav-regelgeving zijn ook uitzonderingen op de arbeidsmarkttoets opgenomen, bijvoorbeeld voor buitenlandse stagiairs en praktikanten.
De aanvraag om een gecombineerde vergunning tot verblijf en arbeid (GVVA) wordt door de werkgever of de arbeidsmigrant ingediend bij de IND. De IND vraagt advies aan UWV of de arbeidsmigrant kan worden toegelaten tot de Nederlandse arbeidsmarkt. UWV voert daartoe, indien van toepassing, onder andere de hierboven genoemde arbeidsmarkttoets uit. Bij een positief advies zal de IND de GVVA verlenen, tenzij er in de Vreemdelingenwet 2000 weigeringsgronden van toepassing zijn. Bij een negatief advies van UWV zal de IND in principe de aanvraag weigeren.
Voor vreemdelingen die een belangrijke positieve bijdrage leveren aan de Nederlandse (kennis)economie, concurrentiekracht en innovatief vermogen, is het beleid uitnodigend. De nationale kennismigrantenregeling is ontworpen met als doel dit te stimuleren. Dit doet zij door de toelatingsprocedure voor kennismigranten te versnellen en toegankelijker te maken. Het vormt daarmee een uitzondering op het restrictieve arbeidsmigratiebeleid.
Voor deze kennismigrantenregeling geldt een looncriterium. Er is expliciet voor het looncriterium gekozen, omdat het loon de uitdrukking is van de waarde van de werknemer op de arbeidsmarkt. Ook is dit een objectief, eenduidig en toetsbaar criterium. Het loon moet marktconform zijn. Daarnaast moeten werkgevers om gebruik te mogen van maken van de kennismigrantenregeling door de IND als referent erkend worden. Om het erkend referentschap te verkrijgen, wordt door de IND getoetst of de betrouwbaarheid, continuïteit en solvabiliteit van de organisatie voldoende vaststaat. Achteraf controleert en handhaaft de IND of nog aan de voorwaarden wordt voldaan en of de erkend referent voldoet aan de hem opgelegde, wettelijke plichten: de administratieplicht, informatieplicht en zorgplicht.
Als onderdeel van het regeerprogramma wordt, samen met SZW en EZ gewerkt aan de aanscherping van de kennismigrantenregeling. Uw Kamer wordt hierover voor de zomer geïnformeerd. Daarnaast wordt op dit moment met uw Kamer het debat gevoerd over de implementatie van de herziene Europese kennismigrantenrichtlijn (EU) 2021/1883 (Europese blauwe kaart).
Maatregelen om misbruik en bijkomende risico's bij uitleenconstructies binnen de kennismigrantenregeling tegen te gaan.
In beginsel wordt uitgesloten dat erkend referenten kennismigranten kunnen uitlenen aan andere partijen tenzij sprake is van een uitzonderingscategorie.4 In deze situaties wordt éénmalig een verblijfsvergunning aan de uitlener verstrekt van beperkte duur. Hiermee wordt verwacht dat de grootste risico’s te kunnen ondervangen, de invloed op het vestigings- en ondernemingsklimaat relatief beperkt blijft en betere aansluiting ontstaat op het uitgangspunt van de Wet MoMi. Daarnaast zullen aanvullende plichten, zoals een vergewisplicht, worden geïntroduceerd en zal de reeds bestaande zorgplicht voor uitleners nader worden gedefinieerd. Voor wat betreft juridische implementatie, is de verwachting dat inwerkingtreding op zijn vroegst op 1 januari 2027 kan plaatsvinden.
Definitieve opvolging van aanbevelingen uit de evaluatie van de start-up regeling
Op 1 januari 2015 trad de Nederlandse verblijfsregeling voor start-ups in werking. De regeling is in 2022 geëvalueerd door de IND.5 Hieruit bleek dat de regeling de aanvankelijke doelstellingen heeft behaald, positief bijdraagt aan de Nederlandse kenniseconomie in het algemeen en het Nederlandse start-up-ecosysteem in het bijzonder. Daarnaast functioneert de verblijfsregeling goed. Op 29 november 2022 is een beleidsreactie naar de Tweede Kamer verstuurd,6 waarin is toegezegd als volgt om te gaan met de aanbevelingen uit het evaluatierapport:
▪ De duur van de start-up verblijfsvergunning te verlengen van één naar twee jaar en te onderzoeken hoe de doorstroomverklaring blijft bestaan;
▪ Het goedkeuringsproces van de facilitator los te koppelen en te onderzoeken hoe dit zal worden ingericht;
▪ De toets aan het middelenvereiste binnen de zelfstandigenregeling aan te passen;
▪ De mogelijkheid tot het digitaal indienen van de onderliggende stukken bij de verblijfsaanvraag vanuit het buitenland nader te onderzoeken;
▪ De dienstverlening te verbeteren door in te zetten op betere informatievoorziening over de overgangseisen naar de zelfstandigenregeling, mogelijkheden om meer in het Engels richting start-ups te communiceren te onderzoeken en te onderzoeken hoe gerichter informatie omtrent de status van de aanvraag kan worden gedeeld.
Op 25 september 2023 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van de voortgang van de nadere uitwerking.7 In 2025 zal de Kamer worden geïnformeerd over de definitieve uitwerking van de aanbevelingen en de uitvoering hiervan.
Pilot essentieel start-up personeel.
Start-ups zijn in belangrijke mate afhankelijk van personeel met
specifieke kennis of vaardigheden. Zij zijn minder in staat om op de
huidige krappe arbeidsmarkt te concurreren met grotere
kapitaalkrachtigere bedrijven. Op 1 juni 2021 is daarom de vierjarige
pilot verblijfsregeling essentieel start-up personeel geïntroduceerd.
Via deze pilotregeling kunnen start-ups een kenniswerker in dienst nemen
met voor de groei van de onderneming essentiële, vaak technische,
vaardigheden en/of ervaring. De pilot is eind 2023 tussentijds intern
geëvalueerd8 door de IND met nauwe betrokkenheid
van RVO. Op grond van de tussenevaluatie zijn de voorwaarden rondom de
medewerkersparticipatie bijgesteld naar 65.000 euro zodat deze beter
aansluit op de praktijk. De verwachting is dat de regeling hiermee
toegankelijker wordt voor de doelgroep. In het laatste kwartaal van 2025
zal een eindevaluatie plaatsvinden. Op basis van de evaluatie zal de
Kamer worden geïnformeerd over de resultaten en over het besluit of de
pilot omgezet wordt in staand beleid.
Tegengaan ongewenste kennisoverdracht
Het ministerie van EZ is op dit moment bezig met een verkenning naar de mogelijkheden voor het tegengaan van ongewenste kennis- en technologieoverdracht door individuele internationale kenniswerkers bij in Nederland gevestigde ondernemingen. Daarnaast beziet mijn ministerie, binnen het vreemdelingenrechtelijke spoor, hoe misbruik door kwaadwillende statelijke actoren van bedrijven die erkend referent zijn, of willen worden, beter kan worden tegengaan. Hiervoor is een concept beoordelingskader ontwikkeld dat momenteel middels hypothetische testcasussen binnen een pilot verder wordt uitgewerkt en uitgetest. Uw Kamer zal na de zomer van dit jaar door de minister van EZ nader over de bevindingen bij deze trajecten worden geïnformeerd.
Vrij verkeer van personen binnen de EU
Meer dan de helft van de migranten die naar Nederland komt, komt uit de EU.9 EU-burgers hebben het recht om zich in andere lidstaten te vestigen op basis van de Richtlijn vrij verkeer van personen (2004/38/EG). EU-burgers hebben daarbij het recht om gelijk behandeld te worden als Nederlanders, mits ze aan de verblijfsvoorwaarden voldoen. De belangrijkste voorwaarde is dat ze moeten kunnen worden aangemerkt als werknemer, zelfstandig ondernemer of student, of voldoende middelen van bestaan hebben om in het eigen onderhoud te kunnen voorzien. Daarnaast moet men beschikken over een zorgverzekering. Familieleden van de EU-burger kunnen aanspraak maken op een afgeleid verblijfsrecht van de EU-burger. Dit geldt zowel voor familieleden die EU-burger zijn als familieleden die een niet-EU nationaliteit hebben. Familieleden van EU-burgers die niet een EU nationaliteit hebben moeten bij binnenkomst in Nederland, als zij een langer verblijf dan drie maanden beogen, een verblijfsaanvraag doen en de IND toetst in dat kader of aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan. Daarnaast toetst de IND wanneer daar aanleiding toe10 is of een EU burger en/of zijn familielid (nog) voldoet aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf. Bij familieleden van Unieburgers die een niet-EU nationaliteit hebben toetst de IND altijd vooraf of aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan.
Gezinsmigratie
Het reguliere gezinsmigratiebeleid (dit betreft geen nareis bij houders van een asielstatus) wordt in nationale beleidskaders vormgegeven. De grenzen daarvan worden bepaald door de EU Richtlijn gezinshereniging (2003/86/EG), het Handvest van de grondrechten van de EU en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De minister van Asiel en Migratie is primair verantwoordelijk voor de inhoud van het gezinsmigratiebeleid. De vergunning wordt afgegeven door de IND.
Op basis van het gezinsmigratiebeleid is het mogelijk om je te herenigen met je gezin of om een nieuw gezin te vormen.11 Dit is mogelijk voor het kerngezin (ouders en hun minderjarige kinderen), wat de juridische ondergrens is, aangezien voor deze groep de gezinsherenigingsrichtlijn voorschrijft dat er recht op toegang bestaat. Nederland kent daarbij een beleidskader waarin de toelating voor ongehuwde partners en pleegkinderen wordt geregeld. Ook gelden er binnen gezinsmigratie voorwaarden voor toelating, onder meer een inkomenseis (100% WML), leeftijdseis voor (gehuwde) partners (21 jaar) en een inburgeringseis (als de referent een niet-tijdelijk verblijfsrecht heeft.
Nederland kent in beginsel een streng gezinsmigratiebeleid. Een gevolg daarvan is dat er ontwikkelingen zijn geweest in de jurisprudentie die ertoe leiden dat er buiten de nationale beleidskaders vergunningen dienen te worden afgegeven. Dit ziet ten eerste op de Chavez-jurisprudentie en ten tweede op de jurisprudentie rondom artikel 8 EVRM.
De Chavez-jurisprudentie houdt in dat derdelands ouders van minderjarige Unieburgers - en andere afhankelijke minderjarige kinderen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben – onder voorwaarden aanspraak kunnen maken op een verblijfsrecht.12 De onderliggende reden is dat een Nederlands kind, een Unieburger, niet gedwongen zou mogen worden om de EU te verlaten. Formeel gaat het hier dan ook niet om gezinsmigratie, maar om het beschermen van het unieburgerschap vallend onder richtlijn 2004/38. In het kader van de Chavez-verblijfsaanvragen komt ook de problematiek van schijnerkenningen voor.13 Op dit moment wordt er gewerkt aan een aanpak daarvoor, waarover uw Kamer voor het zomerreces geïnformeerd zal worden.
Daarnaast vallen veel familieleden buiten de nationale beleidskaders. Hierbij kunt u bijvoorbeeld denken aan jongvolwassenen of ouderen waarvoor voor 2012 reguliere beleidskaders bestonden. Hoe strenger het beleid wordt, hoe vaker er een beroep wordt gedaan op artikel 8 EVRM, waarin het recht op familie- en gezinsleven is vastgelegd. Op basis van dit artikel kan een verblijfsvergunning worden afgegeven. De beoordeling daarvan is altijd een individuele belangenafweging waarin de belangen van de vreemdeling worden afgewogen tegen de belangen van de staat. Het maken van deze belangenafweging, de complexiteit van de jurisprudentie op dit gebied en de toenemende hoeveelheid aanvragen zorgen ervoor dat de artikel 8 EVRM procedure een zware last is vormt voor de uitvoering. Op 7 november jl. heeft uw Kamer middels een motie14 verzocht om een duidelijke en eenvoudige werkinstructie op te stellen voor verblijfsaanvragen op grond van artikel 8 EVRM. Op dit moment wordt samen gewerkt met de IND aan invulling van de motie. Dit moet wel worden bezien in het licht van de asielmaatregelen, een en ander raakt elkaar immers. Het is mijn inzet u hier voor het zomerreces over te kunnen informeren.
Studie
De minister van OCW is primair verantwoordelijk voor maatregelen op het terrein van studiemigratie. Over de inzet van dit kabinet op dat terrein heeft de minister van OCW uw Kamer op 15 oktober 2024 geïnformeerd.15 Op 15 mei 2024 heeft de ambtsvoorganger van de minister van OCW het wetsvoorstel ´Wet internationalisering in balans´ ingediend16 bij uw Kamer. Het wetsvoorstel vormt een pakket aan maatregelen met het overkoepelende doel om de internationalisering in het hbo en wo in balans te brengen. De concrete doelstellingen van het wetsvoorstel zijn het behouden en versterken van het Nederlands als onderwijstaal in de bachelor door in te zetten op een doelmatig (anderstalig) onderwijsaanbod in de bachelor, en het vergroten van de toegankelijkheid van bacheloropleidingen voor Nederlands(talig)e en (andere) EER-studenten middels instrumenten voor instellingen om te kunnen sturen op studentenstromen.
Hiermee wil het kabinet onder meer zorgen dat bacheloropleidingen enkel anderstalig zijn daar waar dit een bijdrage levert aan de Nederlandse arbeidsmarkt en samenleving, bijvoorbeeld als het gaat om opleidingen die opleiden voor tekortsectoren.
Waar het de toelating van studenten van buiten de EER betreft, zijn de instellingen in het hbo en wo verantwoordelijk voor de inschrijving. De criteria daarvoor zijn opgenomen in de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Na inschrijving van de niet-EER-student kan de instelling als erkend referent een verblijfsvergunning voor de student aanvragen. De toets die de IND dan nog verricht is beperkt: de identiteit, een geldig reisdocument, voldoende middelen van bestaan en de openbare orde toets.
Humanitaire vergunningen
Mensenhandel
Wanneer een persoon slachtoffers is van mensenhandel zijn er binnen het vreemdelingrecht meerdere mogelijkheden om bescherming te vinden. Enerzijds binnen het asieldomein, in dat geval gaat het om mensenhandel in het land van herkomst. Het gaat dan om personen die aangeven niet terug te kunnen keren of te zijn gevlucht vanwege vrees voor mensenhandel (artikel 3 EVRM). Anderzijds binnen het reguliere domein. Daarbij gaat het om personen die in Nederland slachtoffer zijn geworden van mensenhandel en medewerking verlenen aan het opsporingsonderzoek.17
De verblijfsregeling heeft een tweeledig doel. Namelijk zowel het bieden van bescherming aan slachtoffers van mensenhandel als het stimuleren van de bereidheid van slachtoffers tot het doen van aangifte en/of het verlenen van medewerking aan het strafrechtelijk onderzoek, door deze geboden bescherming. De ratio achter de koppeling met het strafrecht is dus dat hiermee de aanpak van mensenhandel ook gediend kan zijn.18
Op het gebied van de reguliere verblijfsregeling voor slachtoffers van mensenhandel zijn er verder twee belangrijke ontwikkelingen. In de eerste plaats wordt er in het kader van het actieplan Samen Tegen Mensenhandel een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden om de koppeling tussen de verblijfsregeling en het strafrecht los te laten. De reden hiervoor is dat er veel kritiek is op deze koppeling vanuit het oogpunt van slachtofferbescherming. Deze verkenning wordt uitgevoerd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, in samenwerking met het Ministerie van Asiel en Migratie. In de tweede plaats wordt er gewerkt aan een verblijfsregeling voor slachtoffers van ernstige benadeling, in het kader van de modernisering van artikel 273f.19 De Kamer wordt hierover in het najaar van 2025 verder geïnformeerd.
Huiselijk geweld, eergerelateerd geweld en achterlating
Wanneer iemand slachtoffer is van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld is het van belang dat er mogelijkheden zijn om aan deze gevaarlijke situatie te ontkomen. Er zijn mogelijkheden binnen het reguliere migratierecht om in deze gevallen aanspraak te maken op een zelfstandige verblijfsvergunning.20 Bij huiselijk geweld moet aannemelijk worden gemaakt dat er sprake is van geweld door een melding bij de politie en door verklaringen vanuit hulpverlening. Bij eergerelateerd geweld vraagt de IND advies aan het LEC (Landelijk Expertisecentrum eergerelateerd geweld van de politie). Deze zaken worden behandeld door het genderteam van de IND. Het genderteam houdt zich ook bezig met gevallen van huwelijksdwang en achterlating.21
Medisch
Vreemdelingen die niet langer in Nederland mogen verblijven, maar het land niet kunnen verlaten vanwege een medische behandeling, kunnen in bepaalde situaties verblijf op medische gronden krijgen.
De vreemdeling kan in aanmerking komen voor verblijf op medische gronden:
als hij niet in staat is te reizen vanwege zijn gezondheidstoestand of die van één van de gezinsleden;
als het stoppen van de medische behandeling leidt tot een medische noodsituatie;
als de medische behandeling niet kan plaatsvinden in het land van herkomst.
Om te beoordelen of voortzetting van de medische behandeling in Nederland noodzakelijk is, wint de IND advies is bij het Bureau Medische Advisering (BMA).
Vreemdelingen die tijdelijk willen verblijven in Nederland vanwege hun gezondheid kunnen een verblijfsvergunning voor medische behandeling aanvragen. Ze dienen wel aan een aantal voorwaarden te voldoen. De IND toetst of Nederland het meest aangewezen land voor de medische behandeling is, of deze behandeling noodzakelijk is, of de zorginstelling plaats heeft om de vreemdeling te of behandelen, de vreemdeling een zorgverzekering heeft die de behandeling dekt, en of de vreemdeling of de persoon die het verblijf in Nederland betaald voldoende middelen heeft.
Verblijf op medische gronden wordt altijd verleend voor een beperkte duur; meestal een jaar. Als de situatie na een jaar ongewijzigd is, kan het verblijf worden verlengd met weer een jaar. Als 3 jaar verblijf op medische gronden is toegestaan kan de vreemdeling wijziging van het verblijfsdoel aanvragen naar een verblijfsdoel dat niet meer samenhangt met je medische situatie. Al in Nederland aanwezige gezinsleden (partner en minderjarige kinderen) mogen soms ook in Nederland blijven zo lang de medische behandeling voortduurt.
Aan een vreemdeling die geen recht op verblijf heeft in Nederland en terug moet naar het land van herkomst kan vanwege de gezondheidssituatie van de vreemdeling, of een van de gezinsleden, uitstel van vertrek worden verleend (artikel 64 Vreemdelingenwet). Uitzetting van de vreemdeling blijft achterwege zolang reizen in verband met de gezondheidstoestand van de vreemdeling of zijn gezinsleden niet verantwoord is. Om te beoordelen of de vreemdeling daadwerkelijk niet kan reizen, wint de IND is bij het Bureau Medische Advisering (BMA).
Overig
Culturele uitwisseling
Het hoofddoel van de culturele uitwisselingsprogramma’s is om jongeren gedurende een periode van één jaar kennis te laten maken met de Nederlandse cultuur en samenleving. SZW is primair betrokken vanuit het toezicht op naleving van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), en BZ voor het onderhouden van de relaties met landen van herkomst onderhoudt.
De au-pairregeling maakt het mogelijk voor jongeren om deel te nemen aan een uitwisselingsprogramma via een door de IND erkend au-pairbureau. Tijdens hun verblijf in een gastgezin maken zij kennis met de Nederlandse cultuur, waarbij het gastgezin kost- en inwoning biedt, evenals zakgeld. In ruil daarvoor verricht de au pair maximaal 30 uur per week lichte huishoudelijke werkzaamheden en ondersteunt bij de zorg voor de kinderen. Per 1 oktober 2022 is de au-pair regeling aangescherpt naar aanleiding van signalen over oneigenlijk gebruik van de au-pairregeling. 22 In 2026 volgt een evaluatieonderzoek waarbij aandacht is voor de vraag of de aanscherpingen effect hebben gehad op het tegengaan van oneigenlijk gebruik.23
De minister van Asiel en Migratie,
M.H.M. Faber- van de Klashorst
Staat van Migratie 2024↩︎
Kamerstuk 30 573, nr. 178↩︎
Kamerstuk 29 861, nr. 150.↩︎
Evaluatierapport ‘Succesvol opgestart? Een evaluatie van de start-up regeling, 2015-2021’↩︎
Kamerstuk 31 311, nr. 245 Beleidsreactie evaluatie start-up regeling↩︎
Tussentijdse evaluatie pilot essentieel startup personeel | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎
Staat van Migratie 2024↩︎
Bijvoorbeeld als de IND een melding ontvangt dat er door de vreemdeling een beroep wordt gedaan op de publieke kas, of als er aanleiding is om te veronderstellen dat de vreemdeling een persoonlijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde.↩︎
Voor de procedure en voorwaarden, zie: https://ind.nl/nl/verblijfsvergunningen/familie-en-partner↩︎
Voor de procedure en voorwaarden, zie: https://ind.nl/nl/verblijfsvergunningen/familie-en-partner/verblijf-bij-nederlandse-kind-aanvragen-chavez↩︎
Zie ook, beantwoording Kamervragen van de leden Diederik van Dijk (2024Z21090) en Queeny Rajkowksi (2024Z20930)↩︎
Zie ook, motie van de leden Rajkowski en Bontenbal over zo spoedig mogelijk een duidelijke en eenvoudinge werkinstructie opstellen voor verblijfsaanvragen op grond van artikel 8 EVRM, 7 november 2024 (Kamerstuk 36 600 XX, nr.17)↩︎
Kamerstuk 22 452, nr. 91.↩︎
Kamerstuk 36 555, nr. 1.↩︎
De procedures van de tijdelijke en niet-tijdelijke vergunning staat beschreven in paragraven B8 en B9 van de Vreemdelingencirculaire 2000.↩︎
Staatsblad 2000, 497, toelichting bij artikel 3.48 Vreemdelingenbesluit 2000↩︎
Zie Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel, Kamerstuk 36 547, nr. 2↩︎
Voor de procedures en voorwaarden, zie: https://ind.nl/nl/verblijfsvergunningen/andere-verblijfsvergunningen/verblijfsvergunning-slachtoffer-eergerelateerd-of-huiselijk-geweld↩︎
Voor meer informatie over deze procedures, zie: https://ind.nl/nl/formulieren/3083.pdf↩︎
Staatscourant 2022-26124, Regeling van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 29 september 2022, nummer 4203683, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdtachtigste wijziging), 29 september 2022.↩︎
Kamerbrief “Invoeringstoets aanscherpingen au-pairregeling”. 18 december 2024.↩︎