Position paper E. Denessen t.b.v. rondetafelgesprek Toetsing en selectie in het funderend onderwijs d.d. 24 april 2025
Position paper
Nummer: 2025D17240, datum: 2025-04-15, bijgewerkt: 2025-04-16 10:02, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2025Z07591:
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-04-24 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-04-24 14:30: Toetsing en selectie in het funderend onderwijs (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
Gespreksnotitie ten behoeve van een rondetafelgesprek over toetsing, examens en selectie in het funderend onderwijs
April 2025, Prof. dr. Eddie Denessen, Radboud Universiteit
In deze notitie schets ik de stand van zaken van onderzoek rond selectie in het funderend onderwijs en presenteer ik enkele wetenschappelijke inzichten in dezen. Ik doe dat aan de hand van elf stellingen.
1 Het Nederlandse onderwijssysteem is hiërarchisch ingericht. Naarmate het opleidingsniveau toeneemt, neemt ook de status van het diploma toe.
Een vwo-diploma heeft een hogere maatschappelijke status dan een vmbo-diploma. Dat komt niet alleen tot uiting in de waardering voor een behaald diploma, maar ook in het salaris dat verdiend kan worden met een diploma. Mensen met een academische opleiding verdienen gemiddeld significant meer dan mensen met een afgeronde beroepsopleiding.
2 Het selecteren van leerlingen op basis van een toets of advies plaatst leerlingen op een onderwijsladder.
Leerlingen krijgen een hoger advies, naarmate ze hoger presteren. Zowel de eindtoets als het basisschooladvies zijn in sterke mate gebaseerd op het prestatieniveau van leerlingen (hoewel in het advies ook andere zaken worden betrokken, zoals het opleidingsniveau van ouders). Selectie draagt op deze manier bij aan een hiërarchie van onderwijsniveaus.
3 Aan het einde van het basisonderwijs is nog onvoldoende helder wat de potentie van leerlingen is.
Met name leerlingen die opgroeien in gezinnen met weinig cultureel en intellectueel kapitaal hebben langer tijd nodig om hun potentie te verwezenlijken. Vroege selectie is in het voordeel van kinderen van hoogopgeleide ouders. Kinderen van laagopgeleide ouders worden door het huidige systeem van selectie stelselmatig achtergesteld.
4 Als leerlingen op een lager niveau worden geplaatst dan zij aankunnen, is dat een verspilling van talent.
Leerlingen die meer aankunnen dan hun adviesniveau moeten een langere weg doorlopen om later alsnog een diploma in het hoger onderwijs te behalen. Dit is inefficiënt en kost de samenleving geld.
5 Selectie in het onderwijs leidt tot concurrentie op de onderwijsmarkt, waarvan kinderen met hoogopgeleide ouders bovenmatig profiteren.
Door selectie in het onderwijs wordt het behalen van een hoge eindtoetsscore en een hoog schooladvies van groot belang voor de toekomst van kinderen. Vooral hoogopgeleide ouders kunnen hun economisch, cultureel en sociaal kapitaal inzetten om het hoogste niveau voor hun kinderen te verkrijgen.
6 In landen met latere selectie speelt het opleidingsniveau van ouders een kleinere rol in de schoolloopbaan van hun kind dan in Nederland.
Internationaal onderzoek laat zien dat systemen van late selectie kinderen met laagopgeleide ouders aanzienlijk meer kansen bieden op een succesvolle schoolcarrière dan landen met vroege selectie. Het gemiddelde prestatieniveau is in deze landen overigens niet lager.
7 Determinatie is slecht mogelijk, vanwege de grote overlap van niveaus.
Nederlands onderzoek laat zien dat er veel overlap is van de prestaties op de basisvakken van leerlingen in verschillende niveaus van het voortgezet onderwijs. Hoog presterende brugklasleerlingen in het vmbo presteren vaak even goed of hoger dan brugklasleerlingen havo of vwo. Door deze overlap is het niet evident welk niveau het best past bij een leerling.
8 Zowel een eindtoets als een meer subjectief basisschooladvies leiden tot ongewenste selectie-effecten.
Of er nu met een toets of advies wordt geselecteerd, de hierboven geschetste problemen blijven groot. Een eindtoets is wellicht minder subjectief en biedt kinderen met laagopgeleide ouders iets meer kansen, maar ook selectie op basis van een toets leidt tot ongewenste effecten.
9 Late selectie betekent niet dat kinderen niet meer worden uitgedaagd.
Late selectie hoeft niet te betekenen dat leerlingen met verschillende prestatieniveaus in heterogene brugklassen samenzitten. Middelbare scholen hebben de vrijheid om ook tussen klassen te differentiëren, zodat leerlingen met uiteenlopende prestatieniveaus verschillende vakken op verschillende niveaus kunnen volgen. Late selectie zorgt er wel voor dat er geen rigide indeling is van niveaus voor alle vakken en voorkomt dat leerlingen in sociale bubbels opgroeien. Bovendien zijn er talrijke mogelijkheden om ook in heterogene klassen uitdagend onderwijs voor alle leerlingen te bieden.
10 Late selectie legt de verantwoordelijkheid voor selectie en determinatie bij het voortgezet onderwijs.
Leraren in scholen voor voortgezet onderwijs zijn, veel beter dan basisschoolleraren, in staat om voor en met hun leerlingen te bepalen wat het best passende onderwijs voor leerlingen is. Met een flexibele inrichting van de onderbouw creëren we de mogelijkheid om veel meer leerlingen het onderwijs te bieden dat het best bij hun capaciteiten bast.
11 Late selectie is niet een maatregel die op korte termijn stelselbreed kan worden ingevoerd.
Tot slot, late selectie vraagt van scholen en leraren om zich goed voor te bereiden op het bieden van flexibel, gedifferentieerd en uitdagend onderwijs voor alle leerlingen. Zowel scholen als leraren hebben daarvoor tijd nodig. Ontwikkel daarom een middellange-termijnperspectief op selectie. Dit perspectief is nodig om de maatschappelijk ongewenste effecten van het huidige systeem van vroege selectie tegen te gaan. Andere landen, die deze stelselwijziging succesvol hebben ingevoerd, kunnen daarvoor als inspiratie dienen.