[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda OJCS-Raad 12-13 mei 2025

Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Brief regering

Nummer: 2025D17667, datum: 2025-04-17, bijgewerkt: 2025-04-18 08:34, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 34-437 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport .

Onderdeel van zaak 2025Z07816:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Datum 17 april 2025
Betreft Geannoteerde agenda OJCS-Raad 12-13 mei 2025

Hierbij zenden wij u de geannoteerde agenda van de Onderwijs-, Jeugd-, Cultuur- en Sportraad (OJCS-Raad) van 12 en 13 mei in Brussel voor de onderdelen onderwijs en cultuur. Het onderwijsdeel van de Raad staat gepland voor maandagmiddag, 12 mei, het cultuurdeel van de Raad staat gepland voor dinsdagochtend, 13 mei. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal aan het cultuurdeel deelnemen, de plaatsvervangend Permanent Vertegenwoordiger aan de EU zal deelnemen aan het onderwijsdeel.

Internationaal Beleid

Rijnstraat 50

Den Haag

Postbus 16375

2500 BJ Den Haag

www.rijksoverheid.nl

Contactpersoon

Onze referentie

52008040

Bijlagen

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Eppo Bruins

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Mariëlle Paul


GEANNOTEERDE AGENDA OJCS-RAAD 12 en 13 mei 2025

Onderwijs — maandag 12 mei 2025

Voor deze Raad staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:

  • Resolutie over het hoger onderwijs voor de generaties van morgen

  • Raadsaanbeveling over een Europees kwaliteitsborgings-, erkennings- en waarderingssysteem in het hoger onderwijs

  • Raadsconclusies over een inclusieve leeromgeving in de kinderopvang en op school

Tijdens het beleidsdebat zal het gaan over het voorstel Vaardigheidsunie. Op het moment van schrijven is er nog geen officiële agenda voor de OJCS-Raad bekendgemaakt. Deze geannoteerde agenda zal zich daarom beperken tot de punten die tot dusverre bekend zijn.

Resolutie over het hoger onderwijs voor de generaties van morgen

Inhoud

De resolutie hoger onderwijs voor de generaties van morgen is een uitwerking van het op 27 maart 2024 gepresenteerde pakket Gemeenschappelijke Europese Graad.1 Deze wordt nu parallel behandeld met de Raadsaanbeveling over een Europees kwaliteitsborgings-, erkennings- en waarderingssysteem. De Raadsaanbeveling over aantrekkelijke en duurzame carrièrepaden in het hoger onderwijs is reeds aangenomen tijdens de OJCS-Raad van 25 november 2024.

Met het concept van een gemeenschappelijke Europese graad (label) zoals in de voorliggende resolutie voorgesteld, wil de Commissie zorgen voor de herkenning en erkenning van EU joint programmes in de arbeidsmarkt, het overbruggen van verschillende nationale en/of regionale onderwijssystemen en het verdiepen van samenwerking tussen Europese hbo- en wo-instellingen. Het betreft een graad of label dat enkel van toepassing is op joint programmes tussen twee of meer Europese instellingen en naast een joint degree kan worden afgegeven. Zodoende spreekt Nederland ook liever over een European Joint Degree (label), omdat het niets meer is dan een joint degree met een label dat een Europese dimensie bevat.

De op te stellen criteria voor een gemeenschappelijke Europese graad (label) worden in de bijlage van de Raadsaanbeveling over kwaliteitszorg gepresenteerd en zijn onderdeel geweest van de onderhandelingen.

Inbreng Nederland

Het kabinet ondersteunt de doorontwikkeling van de Europese Onderwijsruimte (EEA) en de versterking van de concurrentiekracht en de aantrekkelijkheid van het Europese hbo en wo.

Echter, Nederland gaat geen volwaardige gemeenschappelijke Europese graad introduceren. De Commissie heeft aangekondigd dat een mogelijke Raadsaanbeveling om een volwaardige gemeenschappelijke Europese graad te introduceren ten vroegste in 2028 zal worden voorgesteld. Nederland is niet gebonden aan deze Raadsaanbeveling of eventuele positieve conclusies die andere lidstaten daaraan willen verbinden. Gelet op deze positie kan Nederland instemmen met de voorstellen in de aanstaande OJCS-raad, ondanks dat daarin de mogelijkheid van een volwaardige gemeenschappelijke graad wordt opengehouden. De introductie van een label (een diplomasupplement) zou vele malen minder ingrijpend zijn en mogelijk tot een vergelijkbaar resultaat leiden. Vandaar dat Nederland wel openstaat om een label te introduceren en hiermee de komende jaren te testen, met als doel om belemmeringen in transnationale samenwerking weg te nemen en evenredige studentmobiliteit te verbeteren.

Ook een label heeft belangrijke aandachtspunten. Een dergelijk instrument mag geen inbreuk plegen op de academische vrijheid en autonomie van hbo en wo-instellingen, door middel van criteria op het gebied van de vorm en inhoud van het curriculum. Het kabinet heeft zich tijdens de onderhandelingen hiervoor ingezet. Als uitkomst worden in de raadsaanbeveling de programmatische criteria (waaronder criteria gericht op kwaliteitsborging) onderscheiden van de criteria die de Europese dimensie duiden (waaronder academische vrijheid en integriteit). Voor het waarborgen van die laatste criteria ligt de primaire verantwoordelijkheid bij de hbo- en wo- instellingen die dit, zonder inmenging van overheden, moeten opnemen in een consortiumovereenkomst. Het kabinet heeft zich ook hiervoor tijdens de onderhandelingen ingezet, namelijk geen externe toetsing op criteria die sturen op inhoud en vorm van onderwijs.

Indicatie krachtenveld

Het hoger onderwijsveld is positief over de potentiële mogelijkheden die het concept van een gemeenschappelijke Europese graad zou kunnen bieden voor het faciliteren en verstevigen van transnationale samenwerking. Tegelijkertijd heeft het veld dezelfde aandachtspunten als de Nederlandse inzet om de academische vrijheid en de autonomie van instellingen te beschermen.

Over de Europese dimensie bij het concept van een gemeenschappelijke Europese graad (label) bestaat brede overeenstemming bij de lidstaten. De lidstaten verschillen van inzicht als het gaat om de invulling van academische vrijheid en autonomie van instellingen. Aan de ene kant zijn er lidstaten die daarop van overheidswege op willen sturen en toetsen en aan de andere kant zijn er lidstaten, waaronder Nederland, die dat aan de instellingen zelf willen laten. Mede op initiatief van Nederland zijn er wijzigingen in de resolutie aangebracht die de academische vrijheid en autonomie van instellingen beschermen.

De voorstellen zijn besproken in de Raadswerkgroep Onderwijs en doorgestuurd naar Coreper, waar lidstaten aangeven of zij met het voorliggende compromis kunnen instemmen of hun voorbehoud willen uitspreken.

Raadsaanbeveling over een Europees kwaliteitsborgings-, erkennings- en waarderingssysteem in het hoger onderwijs

Inhoud

Deze Raadsaanbeveling over een Europees kwaliteitszorg- en erkenningssysteem zal de Europese samenwerking op het gebied van kwaliteitszorg in het hbo en wo versterken en zo ook de onderlinge erkenning van diploma’s stimuleren. De Commissie beoogt met deze aanbeveling dat instellingen voor het hbo en wo sneller kunnen inspelen op de behoeften van de arbeidsmarkt en de samenleving door het aanpassen of creëren van nieuwe transnationale onderwijsactiviteiten in Europa, en de procedures voor kwaliteitszorg en (automatische) erkenning daar verder voor in te richten.

Inbreng Nederland

De Raadsaanbeveling heeft een aanjagende werking voor de verdere naleving en implementatie van gemaakte Bologna-afspraken; het voorstel biedt hiermee de kans voor een gelijk speelveld van kwalitatief hoogwaardig hbo en wo. Het kabinet is voorstander van automatische en wederzijdse diplomaerkenning en geeft daar al gevolg aan, door bijvoorbeeld het recent geratificeerde Benelux-Baltics verdrag. Wat betreft automatische erkenning van diploma’s is het van groot belang dat landen de gemaakte afspraken over kwaliteitsborging implementeren, alvorens we kunnen overgaan tot automatische erkenning.

Indicatie krachtenveld

Voor Nederland is het belangrijk dat de Raadsaanbeveling niet op zelf-accreditatie stuurt maar voldoende ruimte laat aan lidstaten die niet met instellingsaccreditatie werken, om toch de European joint degree (label) toe te kunnen kennen.

De voorstellen zijn besproken in de Raadswerkgroep Onderwijs en doorgestuurd naar Coreper, waar lidstaten aangeven of zij met het voorliggende compromis kunnen instemmen of hun voorbehoud willen uitspreken.

Raadsconclusies over een inclusieve leeromgeving in de kinderopvang en op school

Inhoud

Deze Raadsconclusies zijn gericht op het stimuleren van een inclusieve leeromgeving in de kinderopvang en op school. De conclusies benadrukken de belangrijke functie van onderwijs en opleiding in de totstandkoming van een inclusieve samenleving. In de Raadsconclusies wordt verwezen naar wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat inclusief onderwijs alle leerlingen ten goede komt, zowel voor wat betreft onderwijsprestaties als de ontwikkeling van persoonlijke, emotionele en sociale kwaliteiten. Deze kwaliteiten zijn cruciaal voor een leven lang leren en actieve deelname aan de samenleving en arbeidsmarkt. In de Raadsconclusies wordt aangegeven dat dit bijdraagt aan het potentieel voor innovatie en duurzame vooruitgang, sociale cohesie en concurrentievermogen.

De Raadsconclusies roepen lidstaten op om verder te gaan met het ontwikkelen van integrale strategieën voor inclusief onderwijs, met aandacht voor individuele behoeften van leerlingen via een schoolbrede aanpak. Lidstaten worden gevraagd om te zorgen dat het onderwijspersoneel goed toegerust is en ondersteund wordt en door middel van monitoring bij te dragen aan een sterke kennisbasis voor evidence-informed beleid. Tot slot is er in de Raadsconclusies veel aandacht voor het versterken van de samenwerking tussen verschillende stakeholders zoals onderwijsinstellingen en beleidsmakers maar ook met ouders en leerlingen. De Raad roept de Commissie op om de transitie naar inclusief onderwijs te blijven ondersteunen middels begeleiding en financiering en om door te gaan met het ontwikkelen van een database van op onderzoek gebaseerd effectief beleid. Hierbij wordt aangesloten op bestaande bronnen zoals het European School Education Platform.

Nederlandse inzet

Nederland heeft waardering uitgesproken voor de agendering van dit thema. De conclusies zijn in lijn met de verbeteragenda passend onderwijs en de beweging naar inclusief onderwijs. Nederland heeft zich verder succesvol ingezet voor het opnemen van de toegankelijkheid van de leeromgeving als belangrijk onderdeel van inclusief onderwijs. Daarnaast heeft onze inzet geleid tot meer aandacht voor de ondersteuning van leraren naast het aanbieden van professionalisering, de samenwerking met ouders in het creëren van een inclusieve cultuur, en aandacht voor het belang van rolmodellen, een divers lerarenbestand en het tegengaan van negatieve stereotypen en maatschappelijke normen.

In eerste instantie waren de conclusies sterk gericht op maatwerk voor individuele leerlingen. Dankzij de Nederlandse inzet is het belang van maatwerk nu in balans met het belang van een schoolbrede aanpak waarbij geïnvesteerd wordt in een stevige schoolbrede pedagogische en didactische basis die ervoor zorgt dat alle leerlingen en leraren de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.

Indicatie krachtenveld

Dit voorstel is besproken in het onderwijscomité van de Raad, waar de lidstaten tot overeenstemming zijn gekomen over het voorliggende document. De verwachting is daarom dat deze zonder problemen wordt aangenomen.

Beleidsdebat Vaardigheidsunie

Inhoud

Op 5 maart jl. heeft de Europese Commissie een mededeling over een unie van vaardigheden, een actieplan voor basisvaardigheden en een strategisch plan voor STEM-onderwijs gepresenteerd. De mededeling richt zich op vier doelen: (1) opbouwen van vaardigheden door een sterke onderwijsbasis; (2) bij- en omscholing van een flexibele beroepsbevolking voor de digitale en groene transitie; (3) mobiliteit van vaardigheden in de EU ten behoeve van het concurrentievermogen; (4) talent voor de toekomst van Europa aantrekken, ontwikkelen en behouden.

Op het moment van schrijven is het achtergrondstuk voor dit beleidsdebat nog niet beschikbaar, er zal daarom in dit stuk de algemene inzet t.o.v. het voorstel zoals ook opgenomen in het BNC-fiche toegelicht worden.2

Nederlandse inzet

Over het algemeen verwelkomt het kabinet het voorstel en dat met de voorgestelde acties aangesloten wordt bij de analyse van de rapporten Draghi en Letta en het Concurrentievermogen Kompas. Hiermee zal een bijdrage geleverd worden aan het verbeteren van het STEM-onderwijs, basisvaardigheden en de “skills-infrastructuur” die zowel het nationale beleid gericht op Leven Lang Ontwikkelen als het op nationaal niveau (h)erkennen van vaardigheden kan ondersteunen. Ook kunnen de voorgestelde maatregelen bijdragen aan de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt en de verhoging van arbeidsproductiviteit, verdienvermogen en transitievermogen.

Het kabinet heeft ook een aantal aandachtspunten, zoals het feit dat onderwijs en opleiding niet alleen een instrument voor de arbeidsmarkt is, sommige acties op gespannen voet staan met de competenties van de EU en/of met subsidiariteit, de onduidelijke verbinding met de governance voor onderwijsbeleid en de voorgestelde nieuwe streefdoelen. Ook bestaan over sommige specifieke acties zorgen, zoals het idee van een Europees diploma(label) voor het beroepsonderwijs, automatische erkenning van leerperioden in het buitenland in het funderend onderwijs en mbo en de precieze reikwijdte van het aangekondigde Skills Portability Initiative dat een wettelijke basis zou kunnen krijgen. Hoewel het kabinet de aandacht voor basisvaardigheden en voor STEM-onderwijs ondersteunt, plaatst het kabinet op grond van de beoordeling van de EU-bevoegdheid en de criteria subsidiariteit en proportionaliteit kritische kanttekeningen bij een aantal concrete voorstellen, zoals de streefdoelen en acties die raken aan de inhoud van het nationale curriculum. Ook op het gebied van het aantrekken van studenten uit derde landen en toelating van werknemers uit derde landen is het kabinet terughoudend. Het kabinet is vooralsnog geen voorstander van het voorgestelde streefdoel om als EU 350.000 studenten van buiten de EU aan te trekken, gezien het beleid om meer grip te krijgen op de instroom van internationale studenten naar Nederland en het realiseren van meer gebalanceerde studiemobiliteit.

Nederland zal in de discussie, waar opportuun in het licht van het discussiedocument, bovengenoemde aandachtspunten onder de aandacht brengen, in lijn met het kabinetsstandpunt zoals verwoord in het BNC-fiche. Daarnaast zal worden verzocht om een zorgvuldige consultatie van lidstaten en stakeholders en in het geval van wetgeving om een grondige effectbeoordeling bij de uitwerking van de aangekondigde acties. Nederland heeft daarbij net als veel andere lidstaten behoefte aan een duidelijk overzicht van (de planning van) het behandelingsproces. De acties waarin het onderwijsaspect prevaleert, dienen ook primair in de OJCS-Raad behandeld te worden. Ook zal worden gevraagd naar de relatie van de voorgestelde bestuurlijke organisatiestructuur voor de Unie van Vaardigheden met de bestaande organisatiestructuur van de Europese onderwijsruimte en op de aankondiging om deze laatste te vereenvoudigen. Voorkomen moet worden dat de Unie van Vaardigheden, en de daarvoor voorgestelde bestuurlijke organisatie, leidt tot minder erkenning van en prioriteit voor de lange termijn doelstellingen van onderwijs en tot aansturing op het onderwijsbeleid van de lidstaten door de Europese Commissie samen met niet-overheidsactoren. In dit verband wijst het kabinet ook op de wenselijkheid de samenwerking op onderwijsterrein tussen de lidstaten voort te zetten, gericht op de realisering van de Europese onderwijsruimte, zoals recent ook benadrukt in de kabinetsbrief Staat van de Unie 2025.3

Indicatie krachtenveld

Eerste reacties van andere lidstaten op het voorstel zijn overwegend positief. Er is breed draagvlak voor het bevorderen van basisvaardigheden en STEM-onderwijs, net als het flexibeler maken van de arbeidsmarkt gericht op economische veranderingen. Er is wel kritiek op het grote aantal voorgestelde maatregelen en er leven zorgen over het onderbelicht zijn voor de andere bijdragen van onderwijs dan aan het voorzien in arbeidsmarktbehoeften, en over de toekomstige vormgeving van de governance voor de onderwijssamenwerking in relatie tot de voorstellen in de Unie van Vaardigheden. Ook zijn er bij de eerste presentatie veel vragen gesteld over de definitie van STEM en de onderbouwing en wenselijkheid van de voorgestelde streefdoelen voor STEM en basisvaardigheden.

Europese inzet t.o.v. studiefinanciering

Europees zetten wij ons actief in op verschillende dossiers in het Nederlandse belang. Nederland is één van de initiatiefnemers op het gebied van gebalanceerde mobiliteit, versterkt actief het hbo en wo door Europese samenwerking te ondersteunen en is koploper in het nakomen van de Bologna-afspraken en automatische diplomaerkenning. Daarnaast zetten wij ons, mede n.a.v. de rapporten Draghi en Letta, in op excellente Europese samenwerking op het gebied van wetenschap en innovatie, open en veilige internationale samenwerking, bescherming van mediavrijheid en -pluralisme, digitalisering van culturele en creatieve sectoren en is de totstandkoming van het Meerjarige Financieel Kader één van onze prioriteiten.

Sinds het aantreden van het huidige kabinet hebben wij ons ook Europees actief ingezet om het recht op studiefinanciering voor EER-studenten aan te scherpen. Naast een onderzoek van prof. Van der Mei naar het handelingsperspectief met betrekking tot migrerend werknemerschap en studiefinanciering4 en ambtelijke sonderingen richting mogelijke gelijkgestemde lidstaten heeft de minister van OCW zelf tijdens OJCS-raad van 25 en 26 november jl. zijn collega’s hierover gesproken.5 Hoewel er begrip is voor het Nederlandse probleem en verschillende lidstaten welwillend zijn om dat probleem aan te horen constateren wij inmiddels ook dat we alleen staan als het gaat om de oplossing, namelijk een wijziging of een nadere uitleg van Verordening (EU) nr. 492/2011). Zoals prof. Van der Mei in zijn advies al concludeerde, hebben wij in de praktijk ervaren dat de (politieke) haalbaarheid gering is. In plaats daarvan zullen wij het recht op studiefinanciering voor EER-studenten blijven adresseren als onderdeel van de bredere inzet op een meer evenredige mobiliteit in Europa en daarmee ook een eerlijkere verdeling van publieke kosten (waaronder studiefinanciering) en maatschappelijke baten van diplomamobiliteit. Ook blijven wij ons inzetten om bilateraal gegevens uit te wisselen om (onder meer) te kunnen controleren of er sprake is van niet toelaatbare gestapelde studiefinanciering. Met deze inzet denken wij de achterliggende zorgen omtrent migrerend werknemerschap zo goed mogelijk te adresseren. Daarmee beschouwen wij de motie Soepboer/Omtzigt6 en het onderdeel van de Motie Hermans/Omtzigt7 in relatie tot migrerend werknemerschap als afgedaan.

Cultuur — dinsdag 13 mei 2025

Voor het cultuurdeel van de Raad staan de volgende stukken ter vaststelling geagendeerd:

  • Raadsconclusies over het ondersteunen van jonge kunstenaars bij de start van hun carrière

  • Ontwerpconclusies van de Raad over de beoordeling van het rechtskader voor audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten

Op het moment van schrijven is er nog geen officiële agenda voor de OJCS-Raad bekendgemaakt. Deze geannoteerde agenda zal zich daarom beperken tot de punten die tot dusverre verwacht worden. In het geval van het beleidsdebat wordt de algemene inzet weergegeven van Nederland t.o.v. het idee van een Cultuur Kompas.

Raadsconclusies over het ondersteunen van jonge kunstenaars bij de start van hun carrière

Inhoud

Deze Raadsconclusies gaan in op de positie van jonge kunstenaars en culturele en creatieve professionals aan het begin van hun carrière. Geconstateerd wordt dat jonge en startende kunstenaars belangrijk zijn voor een duurzame en weerbare culturele sector, en dat zij met hun creativiteit en innovatieve concepten kunnen bijdragen aan onze democratische samenlevingen en de sociale en economische cohesie in Europa. Toch ervaren startende kunstenaars veel uitdagingen, ze hebben te maken met uitdagende werkomstandigheden. Die liggen met name op het gebied van ondernemerschap, sociale zekerheid, toegang tot financiering en wetgeving over intellectueel eigendom. De Raadsconclusies nodigen lidstaten uit om aandacht te hebben voor de specifieke groep van jonge en startende kunstenaars en de uitdagende werkomstandigheden, ook in relatie tot gender, invaliditeit en discriminatie.

Voorgesteld wordt om de informatievoorziening over bovenstaande gebieden en nieuwe en bestaande programma’s die relevant zijn voor jonge en startende kunstenaars te verbeteren. Hierbij kan gedacht worden aan de mogelijkheden binnen het Erasmus+ programma, beurzenprogramma’s, patronagesystemen, matchmaking sessies met kunstenaars die verder in hun carrière zijn of residencies beter en breder bekend zijn. Ook kan beter gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden binnen Creative Europe, Culture Moves Europe, Horizon Europe en andere relevante programma’s, zoals ook binnen het Europees Cohesie beleid.

De Europese Commissie en de Lidstaten worden naast het bevorderen van bovenstaande, ook binnen hun eigen competenties gevraagd om bijvoorbeeld onderzoek te stimuleren naar de situatie van startende kunstenaars in relatie tot wetgeving, belasting en sociale bescherming. Ook het verzamelen van data is een punt van aandacht en het mee kunnen nemen van cultuur en creatieve competenties over grenzen heen. Tot slot wordt voorgesteld bestaande platformen te gebruiken, zoals verzameld op de webpagina ‘European Platforms for the promotion of emerging artists (2021-2023)’, om goede ervaringen uit lidstaten uit te wisselen.1

De Europese Commissie wordt verder verzocht te werken aan de definitie voor jonge en startende kunstenaars, zodat data in Europa beter vergeleken kunnen worden. Ook wordt aan de Commissie gevraagd om administratieve lasten te verlagen voor betere toegankelijkheid van Europese subsidies en om bestaande thematische netwerken voor kunstenaars en culturele creatieve professionals, ondersteund vanuit Creative Europe.

Inbreng Nederland

NL ondersteunt de raadsconclusies, deze sluiten aan bij het bestaande beleid. Tijdens de bespreking van de tekst in de Raadswerkgroep Cultuur is ingezet op het verbreden van de definitie van jonge kunstenaar zodat de conclusies ook van toepassing zijn op kunstenaars die op latere leeftijd starten met hun carrière. De definitie in de tekst sluit nu beter aan op de Nederlandse werkpraktijk.

De inzet voor startende kunstenaars loopt in NL bijvoorbeeld via de Rijkscultuurfondsen en ook via het bredere beleid voor verbetering van de arbeidsmarktomstandigheden voor kunstenaars. Dit gebeurt in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In de inbreng zal ook waardering uitgesproken worden voor de mogelijkheden voor de ondersteuning van startende kunstenaars vanuit Europa, zoals via Erasmus+, Creative Europe, en Horizon Europe en afgestemde dataverzameling.

Indicatie krachtenveld

Over de voorgestelde tekst is overeenstemming bereikt in de Raadswerkgroep Cultuur. De verwachting is dat alle lidstaten zullen instemmen met de tekst.

Ontwerpconclusies van de Raad over de beoordeling van het rechtskader voor audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten

Inhoud

De ontwerpraadsconclusies gaan over de inzet voor de evaluatie van de Richtlijn audiovisuele mediadiensten (hierna: AVMSD8). De Commissie moet deze richtlijn uiterlijk eind 2026 evalueren. Dat staat in Artikel 33 van de Richtlijn. In de evaluatie gaat het over de impact en de toegevoegde waarde van de Richtlijn. De Commissie kan bij de oplevering van de evaluatie ook voorstellen tot herziening doen.

In de ontwerpraadsconclusies vraagt de Raad de aandacht van de Commissie voor bepaalde onderwerpen, die extra aandacht moeten krijgen in de evaluatie. De ontwerpconclusies bevatten nadrukkelijk geen uitputtende lijst van onderwerpen en lopen ook niet vooruit op toekomstige onderhandelingen over een eventuele herziening van de AVMSD.

Onderwerpen die worden behandeld betreffen onder meer de reikwijdte van de Richtlijn, die moet breed en duidelijk zijn. Ook is er aandacht voor de bescherming van minderjarigen. De Commissie wordt verzocht te onderzoeken of de regels nog adequaat zijn en daarin de relatie tussen de Digitaledienstenverordening (DSA) en de AVMSD mee te nemen. Lidstaten worden opgeroepen om, binnen de reikwijdte van de AVMSD, nauwer samen te werken met toezichthouders als het gaat om grensoverschrijdende content en de samenwerking met niet-gouvernementele entiteiten en onderzoekers te bevorderen om kennis en goede praktijken over de effectieve bescherming van minderjarigen te verzamelen.

Een ander thema van de conclusies is de verplichtingen voor videodeelplatformen. De Commissie wordt verzocht te evalueren, in samenhang met de DSA, of de huidige AVMSD-bepalingen inzake videodeelplatformen voldoende zijn om het grote publiek te beschermen tegen schadelijke content en andere systeemrisico’s die voortvloeien uit audiovisuele inhoud die beschikbaar is op deze platformen. Verder wordt de Commissie opgeroepen te evalueren of de huidige AVMSD-bepalingen een ​​gelijk speelveld voldoende bevorderen, ook op het gebied van audiovisuele commerciële communicatie.

Voor wat betreft maatregelen om audiovisuele mediadiensten en inhoud te ondersteunen, worden lidstaten opgeroepen om zelf- en co-regulerende initiatieven te ondersteunen met betrekking tot de bestrijding van de effecten van desinformatie en buitenlandse informatiemanipulatie, het versterken van journalistieke standaarden en de promotie van content van algemeen belang en mediawijsheid. De Commissie wordt gevraagd de huidige beperkingen en ervaringen bij het waarborgen van prominentie van content van algemeen belang in een grensoverschrijdende digitale mediacontext in kaart te brengen.

Tot slot wordt de Commissie gevraagd de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van de distributie van evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving te analyseren en bestaande bepalingen met betrekking tot grensoverschrijdende situaties, met name met derde landen, te beoordelen en daarbij ook te kijken naar de e-handelsrichtlijn met betrekking tot videodeelplatformen.

Inbreng

Nederland heeft bij het opstellen van de ontwerpraadsconclusies benadrukt dat er bij de evaluatie van de AVMSD vooral moet worden bekeken waar bestaande regelgeving beter uitgevoerd en nageleefd kan worden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de praktische uitvoerbaarheid van de regels. Nederland heeft het belang van het land-van-oorsprongbeginsel en de AVMSD als lex specialis op bijvoorbeeld de DSA onderstreept. Ook heeft Nederland aandacht gevraagd voor de samenloop tussen de DSA, de E-handelrichtlijn, de Europese verordening mediavrijheid en de AVMSD. Voor de bescherming van minderjarigen is het betrekken van wetenschappelijk onderzoek en het delen van goede praktijken onderstreept.

Indicatie krachtenveld  

Over de voorgestelde tekst is overeenstemming bereikt in de ambtelijke EU werkgroep Audiovisuele Aangelegenheden en Media. De verwachting is dat alle lidstaten zullen instemmen met de tekst.

Beleidsdebat Europees Cultuur Kompas

Inhoud

Verwacht wordt dat het Europees Cultuur Kompas het onderwerp zal zijn van het beleidsdebat op 13 mei. Tijdens de informele OJCS-raad voor Cultuur op 7 en 8 april 2025 (het verslag hiervan ontvangt u binnenkort) heeft Eurocommissaris Glenn Micallef aangekondigd een strategie te willen ontwikkelen die richting geeft, voor samenhang zorgt en een ambitieuze visie is voor cultuur in de EU. Het plan van de Commissie is om lidstaten en stakeholders hier uitgebreid bij te betrekken en de strategie van daaruit op te bouwen. De Europese Commissie wil de strategie Europees Cultuur Kompas voor eind 2025 afronden. Voor de strategie is nog geen (concept) tekst of inhoudelijke opzet bekend ten tijde van het schrijven van deze Geannoteerde Agenda.

Nederlandse inzet

Tijdens de Raad op 13 mei zal NL aangeven positief te zijn over het idee van het ontwikkelen van een Europees Cultuur Kompas. Het Kompas biedt de mogelijkheid om samenhang te bevorderen in het Europese cultuurbeleid en beleid met raakvlakken tot of kansen voor cultuur. Nederland zal aangeven veel waarde te hechten aan de samenwerking rond cultuur in Europa omdat het bijdraagt aan het versterken van waarden van artistieke vrijheid, de vrijheid van meningsuiting en een onafhankelijke en vrije pers. Daarbij zal NL benadrukken dat het van belang is om aandacht te hebben voor meertaligheid en culturele diversiteit in de EU. Ook zal Nederland oog hebben voor de verdeling van bevoegdheden tussen de Europese Commissie en de lidstaten en de samenhang met de onderhandelingen rond het MFK. Nederland zal waardering uitspreken voor een proces waarin stakeholders en lidstaten uitgebreid worden betrokken.

Krachtenveld

Tijdens de informele OJCS-raad voor Cultuur was de eerste reactie van de lidstaten positief over het ontwikkelen van een strategie voor Europees cultuurbeleid. In de inbreng werd vaak verwezen naar huidige (geo)politieke ontwikkelingen en het belang van het beschermen en behouden van cultuur, en het beschermen van artistieke vrijheid, vrijheid van meningsuiting en een onafhankelijke en vrije pers die cultuur mogelijk maken. Ook wordt de meerwaarde van een sterke culturele sector benoemd als belangrijk voor het behoud van een democratische samenleving. Aandachtspunten van lidstaten voor cultuurbeleid zijn: omgaan met AI en digitalisering (ook in relatie tot meertaligheid), inclusie en diversiteit, duurzaamheid, internationale culturele samenwerking als ‘soft diplomacy’ en de werkomstandigheden van kunstenaars en culturele en creatieve professionals. Ook werd vaak verwezen naar het Meerjarig Financieel Kader en Creative Europe als instrumenten die cultuur kunnen bevorderen.


  1. Fiche 1: Pakket Gemeenschappelijke Europese Graad | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  2. Fiche 1 Mededeling Vaardigheidsunie | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  3. Kamerstuk II 2024-2025, 36715, nr 1↩︎

  4. Bijlage bij Kamerstuk 22452 nr. 91↩︎

  5. Kamerstuk 21501-34 nr. 431↩︎

  6. Kamerstuk 31288 nr. 1170↩︎

  7. Kamerstuk 36410 nr. 15↩︎

  8. Richtlijn 2010/13/EU, herzien middels richtlijn 2018/1808/EU. De Engelse afkorting ‘AVMSD’ is gebruikelijk.↩︎