[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verzamelbrief bodem en ondergrond

Bodembeleid

Brief regering

Nummer: 2025D17731, datum: 2025-04-17, bijgewerkt: 2025-04-18 15:01, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 30015 -130 Bodembeleid.

Onderdeel van zaak 2025Z07842:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Een gezonde bodem is de basis onder ons bestaan en levert vele diensten, zowel economisch als ecologisch. Zonder een gezonde bodem hebben we geen voedselzekerheid, biodiversiteit of veerkracht om weersextremen op te vangen. Een gezonde bodem draagt bij aan tal van maatschappelijke opgaven zoals de woningbouw, energievoorziening en natuur. Daarom werkt het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat samen met andere ministeries, decentrale overheden en maatschappelijke partners actief aan een toekomstgericht bodembeleid. Een belangrijk punt van zorg daarbij is de toepassing van secundaire bouwstoffen zoals staalslak op of in de bodem en de mogelijke impact daarvan op de bodemkwaliteit. Dit geldt ook voor stoffen zoals PFAS. Deze brief informeert u hierover. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  1. Staalslak

  • Signaalrapportage ILT;

  • Onderzoek naar toepassingen van Duomix;

  • Ontwikkelingen stortplaats te Eerbeek;

  • Reactie op de motie ‘Spijk staalslakken’ gemeente West-Betuwe.

  1. Bodemherstel

  • Toekenningen specifieke uitkering bodem 2024;

  • Evaluatie en review Besluit financiële bepalingen bodemsanering (Bfbb) en Regeling financiële bepalingen bodemsanering (Rfb);

  • Nazorg PFAS en bouwstoffen;

  • De motie-Kostić/Soepboer.

  1. Programma Bodem, Ondergrond en Grondwater

  1. Staalslak

Signaalrapportage ILT

De ILT heeft in april 2023 een signaalrapportage uitgebracht.1 De afgelopen maanden heeft de ILT als vervolg daarop een nadere inventarisatie uitgevoerd waarbij is gekeken naar grootschalige toepassingen waarin staalslak wordt gebruikt als zandvervanger. Bijgevoegd treft u de signaalrapportage aan, die voortkomt uit deze inventarisatie. De rapportage betreft uitsluitend toepassingen van LD-staalslak op land met een laagdikte van meer dan een halve meter. Het gaat hier dus niet om algemene conclusies maar om conclusies met betrekking tot één type staalslak in één specifieke toepassing. Kernpunten uit de nieuwe signaalrapportage zijn:

  • De ILT heeft onderzoek gedaan naar bekende en tot voor kort onbekende locaties waar LD-staalslak is toegepast. Geconcludeerd wordt dat milieuproblemen zijn opgetreden op negen van de tien bekende locaties en op minstens de helft van voorheen onbekende locaties.

  • Specifiek voor de bekende locaties concludeert de ILT dat de milieuproblemen ontstaan omdat er geen bovenafdichting aanwezig was, waardoor regenwater in direct contact komt met de toegepaste LD-staalslak.

  • De ILT en ander bevoegd gezag hebben geen zicht op historische grootschalige toepassingen op de landbodem. Hierdoor is slecht zicht op eventuele milieuproblemen.

  • De handel in staalslak wordt onvoldoende geregistreerd om goed zicht op de bestemming en hoeveelheid van LD-staalslak te houden. Daarnaast importeert Nederland jaarlijks een omvangrijke hoeveelheid LD-staalslakken.

  • De ILT concludeert nogmaals dat het normenkader onvoldoende is om milieuschade te voorkomen. De invulling van de zorgplichtbepaling in de huidige wetgeving ondersteunt in de praktijk onvoldoende bij het voorkomen van milieuproblemen bij toepassing van LD-staalslak.

De ILT doet vervolgonderzoek naar de voorheen onbekende locaties.

Beleidsreactie

Secundaire bouwstoffen kunnen in beginsel nuttig en verantwoord worden ingezet voor het aanleggen van bijvoorbeeld een fundering of bij kustverdediging. Dit spaart primaire bouwstoffen uit waarmee onnodige stort wordt voorkomen. Dit mag echter niet ten koste gaan van de kwaliteit van de bodem. Ik herken de zorg over alle incidenten die plaatsvinden en de mogelijk negatieve effecten daarvan op het milieu.

Zoals de ILT aangeeft, blijkt het lastig in de praktijk invulling te geven aan de zorgplicht. In de brief van 12 november 2024 heb ik u geïnformeerd over verschillende acties die inmiddels zijn doorgevoerd.2 Zo is per 1 januari 2024 voorgeschreven dat in de milieuverklaring bodemkwaliteit moet worden vermeld welke voorwaarden en beperkingen de toepasser in acht moet nemen bij een toepassing van een bouwstof. De combinatie van het normenkader en de zorgplicht geeft een voldoende juridische basis voor bevoegd gezag om, als dat nodig is, zowel preventief als repressief te handhaven en daarmee een verantwoorde toepassing van staalslak af te dwingen. Dat kan alleen als het bevoegde gezag op de hoogte is van een voorgenomen toepassing. Daarom zal per 1 januari 2026 of zoveel eerder als mogelijk een informatieplicht voor staalslak worden ingevoerd. Om het gat tot die tijd zoveel mogelijk te dichten, is de ‘Circulaire Toepassing van staalslak en hoogovenslak(zand) als bouwstof in een werk’ op 8 mei 2024 geüpdatet.3 Hierin is een oproep aan opdrachtgevers en toepassers gedaan om vroegtijdig in contact te treden met het bevoegde gezag over een voorgenomen toepassing van staalslak. Verder heb ik u eerder geïnformeerd over aanstaande verbeteringen binnen de herijking van de bodemregelgeving zoals het verduidelijken van toepassingseisen en toetsingsvoorwaarden/criteria in regelgeving, het bieden van handvatten om nader invulling te geven aan de zorgplicht en de verkenning of het zinvol en haalbaar is om de kwaliteit te waarborgen van het toepassen van bepaalde secundaire bouwstoffen binnen het publieke private stelsel van kwaliteitsborging bodembeheer (Kwalibo).

Naar aanleiding van het ILT signaal zal, in aanvulling op de reeds eerder genomen en ingezette maatregelen, een aantal aanvullende acties in gang worden gezet:

  • Onderzoek naar uitsluiting van toepassingen van staalslak als zandvervanger bij grootschalige toepassingen: Uit het signaal van de ILT blijkt dat de risico’s optreden bij LD-staalslak die is gebruikt als zandvervanger in toepassingen dikker dan een halve meter. Onderzocht wordt of het wenselijk, effectief en mogelijk is om het gebruik van dit type LD-staalslak in dergelijke toepassingen uit te sluiten. Daarbij wordt onder meer gekeken welke aanpassingen in het opwerkproces mogelijk en nodig zijn om het product niet meer op de markt te brengen. Ook zal de producent worden verzocht inzicht te geven en/of een onderzoek uit te voeren naar alternatieve toepassingsmogelijkheden voor staalslak. Hiermee wordt ook invulling gegeven aan de motie van het lid Buijse, waarin de regering wordt verzocht om de leverancier te vragen om inzicht te geven en/of een onderzoek uit te voeren naar alternatieve toepassingsmogelijkheden voor staalslakken met lagere milieu en gezondheidsrisico’s, daarover in gesprek te gaan en de Kamer voor het zomerreces daarover te informeren.4

  • Inzicht in negatieve prikkels: Bekeken wordt of er prikkels zijn die een negatieve invloed hebben op het toepassen van te veel staalslak en welke maatregelen passend zijn voor aanpak van deze negatieve prikkels. Dit geeft gedeeltelijk invulling aan de toezegging aan het lid Buijsse bij het commissiedebat VTH van 10 december 2024, namelijk dat de Kamer hierbij wordt geïnformeerd over de wijze waarop wordt omgegaan met de bestaande prikkels ten aanzien van het grootschalig gebruik van staalslak.5

  • Versterken kennis bij bevoegd gezag: Toezicht en handhaving bij de toepassing van secundaire bouwstoffen vraagt naast de juiste kaders en handvatten ook tijd, kennis en kunde van het bevoegd gezag. Het bevoegde gezag is primair zelf verantwoordelijk voor kennisopbouw. In aanvulling wil IenW ondersteuning bieden. Daarom wordt met de omgevingsdiensten in contact getreden om samen te bekijken hoe kennis en kunde versterkt kan worden rond het thema secundaire bouwstoffen.

Onderzoek naar toepassing van Duomix

Conform de motie van het lid Kostic6 is onderzoek uitgezet naar het gebruik van Duomix in de praktijk. Bekeken is of toepassingen van Duomix leiden tot negatieve effecten op het milieu en de gezondheid. Het onderzoeksrapport wordt hierbij aan u aangeboden.

Conclusies

Duomix is een mengsel van LD-staalslak en hoogovenslak en wordt gebruikt in de wegenbouw als halfverharding7 in fiets -en wandelpaden of als fundering onder paden en wegen. Momenteel wordt jaarlijks ongeveer 20.000 ton per jaar afgezet. Naast Duomix zijn er in Nederland ook vergelijkbare producten op de markt. In het onderzoeksverslag wordt gesteld dat voor de meeste toepassingen van Duomix en vergelijkbare producten geen bijzondere risico’s gelden. Vanzelfsprekend blijft het noodzakelijk dat de toepasser voldoet aan de regelgeving. Wel worden in het rapport de volgende aandachtspunten benoemd:

  • Inname is niet beschouwd bij de afleiding van normen voor bouwstoffen. Het risico van inname van schadelijke stoffen hangt af van blootstellingsduur, opname hoeveelheid en)concentratie van schadelijke stoffen in het opgenomen materiaal. Hierom is aan toepassers van Duomix en vergelijkbare producten aan te raden om deze bouwstof voorzorgshalve niet toe te passen op plaatsen waar kinderen spelen.

  • De toepassingsinstructies van de leverancier moeten worden verstrekt en nageleefd. Stof van staalslak kan tot irritatie leiden en ook vanwege de mogelijkheid van inname is correcte toepassing van belang. Pelt&Hooykaas is de enige leverancier van Duomix en levert behalve aan aannemers ook aan bouwgrondstoffenhandelaars. Uit het onderzoek blijkt dat deze bouwgrondstoffenhandelaars de toepassingsinstructies die zij hebben ontvangen veelal niet meeleveren aan de aannemers aan wie zij Duomix meestal verkopen. Als de toepassingsinstructies worden nageleefd, wordt stofvorming tijdens transport en aanleg geminimaliseerd. Bij een correcte toepassing als halfverharding wordt Duomix geheel hard en treedt er geen stofvorming op. Bij een toepassing als fundering moet deze worden afgedekt.

  • Bij het gebruik van fijne Duomix-gradaties moet ervoor worden gezorgd dat er geen vermenging met grond optreedt. Vermenging met de bodem is verboden in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Toezichthouders kunnen hierop toezien. Hierbij helpt de informatieplicht voor staalslak die naar verwachting op 1 januari 2026 wordt ingevoerd.

De aandachtspunten uit het rapport worden meegenomen in de herijking van de bodemregelgeving.

Ontwikkelingen Stortplaats te Eerbeek

Zoals toegezegd in het Commissiedebat VTH van 10 december 2024, geeft deze brief u de actuele stand van zaken van de vervolgstappen omtrent staalslak bij Stortplaats Doonweg te Eerbeek.8 Stort Doonweg is een voormalige stortplaats van de papierindustrie waar begin 2020 een zonnepark is gerealiseerd. Hiervoor is staalslak aangebracht als tijdelijke bovenafdichting en als fundering voor de zonnepanelen. Bij de vergunningaanvraag werd ervan uitgegaan dat het materiaal zou verlijmen waardoor een afdichtende bovenlaag zou ontstaan. Dit gebeurde niet, waardoor problemen ontstonden, zoals een verhoogde pH van afspoelend regenwater (daarmee ook van de omliggende ringsloot) en uitspoeling van stoffen in het ondergelegen grondwater.

Sindsdien zijn er veel zorgen in de omgeving van de stortplaats en wordt gezocht naar een oplossing. Op 3 maart 2025 heeft de Omgevingsdienst regio Nijmegen namens Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland een plan van aanpak en bestek voor het versneld aanbrengen van een bovenafdichting goedgekeurd. Dit plan voorziet in een volledige afdekking van de stortplaats om verdere infiltratie van regenwater en uitloging van schadelijke stoffen te voorkomen. Hiermee stopt de verdere verontreiniging. De provincie Gelderland werkt daarnaast aan een handhavingstraject om te zorgen dat de exploitant van de stortplaats zich aan de milieuregels houdt. Verder is een gezondheidsonderzoek door de GGD gestart, resultaten van dit onderzoek worden medio april 2025 verwacht.

Reactie op de motie ‘Spijk staalslakken’ gemeente West Betuwe

De gemeenteraad van gemeente West Betuwe heeft op 17 december 2024 de motie ‘Spijk staalslakken’, aangenomen. In deze motie heeft de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders verzocht om samen met provincie en Rijk een oplossing te bieden voor de 670.000 ton staalslak in Spijk. De motie vraagt ook om een provinciaal of landelijk fonds om de financiële risico’s die voortkomen uit het niet goed toepassen van staalslak te kunnen dekken en om het gebruik van staalslak als bouwmateriaal uit te sluiten of te stoppen en tot die tijd de meldingsplicht per direct in te laten gaan. Met deze reactie wordt invulling gegeven aan het verzoek van de Vaste commissie voor infrastructuur en waterstaat van 22 januari 2025.9

Uitgangspunt van de bodemregelgeving is dat de vervuiler betaalt. Wanneer bouwstoffen verkeerd worden toegepast, zijn aansprakelijke partijen verantwoordelijk voor het oplossen van het probleem. De gemeente West Betuwe en de provincie Gelderland zijn in gesprek met de initiatiefnemer over concrete plannen voor de aanpak van de situatie in Spijk. Het Rijk heeft hier geen rol, dit is aan betreffende bevoegd gezag. Voorwaarden aan toekomstige toepassingen van (secundaire) bouwstoffen maken onderdeel uit van de herijking van de bodemregelgeving. Hierin wordt ook onderzocht hoe beter kan worden geborgd dat verantwoordelijke partijen zorgen voor herstel na verkeerde toepassing van bouwstoffen. Zoals aangegeven wordt op dit moment gewerkt aan de verankering van de informatieplicht voor staalslak. Dit vereist een zorgvuldige aanpak. De internetconsultatie is recent afgerond. Invoering vindt naar verwachting plaats per 1 januari 2026, versnelde invoering is helaas niet mogelijk. Er is geen reden om te stoppen met het toepassen van staalslak. De combinatie van het normenkader en de zorgplicht geeft een voldoende juridische basis voor verantwoorde toepassing van staalslak. Zoals de ILT in haar signaalrapportage aangeeft blijkt het in de praktijk lastig invulling te geven aan de zorgplicht. Daarom zijn, naast de beleidsacties die lopen binnen de herijking van de bodemregelgeving, de eerder beschreven aanvullende acties in gang gezet.

  1. Bodemherstel

Zoals in de brief van 12 november 2024 aangekondigd is in het kader van de herijking van de bodemregelgeving een inventarisatie gemaakt van uitvoeringsknelpunten op het gebied van saneringen.10 Hieruit komt naar voren dat een groot aantal knelpunten11 te maken heeft met de overgang van de Wet bodembescherming (Wbb) naar de Omgevingswet (Ow) per 1 januari 2024. Voorbeelden van knelpunten die zijn ingebracht door de stakeholders:

  • Het is voor stakeholders niet altijd duidelijk hoe ze moeten omgaan met de toepassing van de zorgplicht. Hier is recent onder meer invulling aan gegeven met de Handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS.12 Daarnaast wordt overlegd met de decentrale overheden over een gezamenlijke aanpak van bodemverontreinigingen met PFAS.

  • De stakeholders hebben vragen over de uitleg van het overgangsrecht van de Wbb naar de Ow voor zorgplichtgevallen (verontreinigingen ontstaan op of na 1 januari 1987 en voor inwerkingtreding van de Ow). Dit speelt met name bij locaties waar een bronverontreiniging met PFAS in de bodem is aangetoond, bijvoorbeeld veroorzaakt door het oefenen met brandblusmiddelen door de brandweer.13 Ter verduidelijking van het overgangsrecht is op de website van Informatiepunt Leefomgeving de ‘redeneerlijn en Q&A overgangsrecht’ gepubliceerd14;

  • De omschrijving van het zogenaamde instrument toevalsvondst15 in de Ow zou niet aansluiten bij alle situaties waarvoor decentrale overheden dit instrument zouden willen inzetten. Wat betreft dit punt bestaan binnen de omgevingswet al andere mogelijkheden afhankelijk van de situatie. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld regels opnemen in het omgevingsplan. Dit sluit aan bij het subsidiariteitsbeginsel van de Ow: ‘decentraal, tenzij’;

  • Saneringsplannen, die soms heel lang geleden zijn ingediend, zorgen ervoor dat locaties via het overgangsrecht onder de Wbb blijven vallen. Dit zorgt ervoor dat (ook nieuwe) initiatiefnemers geen gebruik kunnen maken van de instrumenten van de Ow. Dit punt wordt opgepakt in de tweede fase van de herijking van de bodemregelgeving, waarbij eerst wordt gemonitord hoe vaak deze situatie voorkomt;

  • Voor diffuus lood zouden beleid en aanpak niet eenduidig zijn. Ook voor de inwerkingtreding van de Ow was het loodbeleid gedecentraliseerd. Om gemeenten te helpen bij het opstellen van lokaal beleid zouden zogenaamde bouwstenen ontwikkeld kunnen worden. Hier wordt naar gekeken.

Veel geïdentificeerde knelpunten kunnen met lokaal beleid worden aangepakt binnen de Omgevingswet. Daarnaast kunnen bouwstenen voor beleidsregels of voor onderdelen van omgevingsplannen ontwikkeld worden. Het ontwikkelen van bouwstenen kan gezamenlijk opgepakt worden door de decentrale overheden. Een zogenaamde “community of practice” kan ondersteuning bieden, waarbij decentrale overheden samenwerken aan versterking van de kennisinfrastructuur voor het bodemwerkveld. Waar nodig ondersteunt het Rijk, eventueel met uitleg van wet- en regelgeving.

De uitkomsten van de inventarisatie geven een waardevol beeld. Samen met de decentrale overheden en het bedrijfsleven wordt gekeken naar de invulling en verdere uitwerking van de oplossingsrichtingen binnen de herijking van de bodemregelgeving.

Toekenningen specifieke uitkering bodem 2024

Met de Tijdelijke regeling uitkering bodem 2024-2030 (SPUK Bodem) worden decentrale overheden financieel ondersteund. Dit is bedoeld voor de uitvoering van hun wettelijke taken als bevoegd gezag voor bodemsanering vanuit de Wbb en de Ow16, 17. Dit betreft onder meer onderzoek naar en sanering van PFAS, verontreinigingen ontstaan voor 1987, en nazorg, voor zover dat onder de taken valt van het bevoegd gezag. Dat wil zeggen in het geval dat de veroorzaker niet kan worden aangesproken of niet meer te achterhalen is en wel sprake is van onaanvaardbare risico’s. In juni 2024 hebben de bevoegde overheden aanvragen ingediend. Er is circa € 138 mln. toegekend. Daarnaast is in 2024 ongeveer € 5 mln. uitgekeerd aan andere projecten, waarvan bijvoorbeeld twee voor de aanpak van bodemverontreiniging van aan drugsproductie gerelateerde stoffen.

In het regeerprogramma is opgenomen dat specifieke uitkeringen worden omgezet naar fondsuitkeringen. Het voortzetten van bestaande specifieke uitkeringen is slechts mogelijk op basis van een kabinetsbesluit. Op 4 april jl. is in de Ministerraad hierover besloten. Wat betreft de SPUK bodem is besloten deze in ieder geval te behouden voor 2026. Over de uitkomsten van het overhevelen van specifieke uitkeringen en de vervolgtrajecten die hieruit volgen wordt u separaat geïnformeerd door mijn ambtsgenoot van BZK.

Evaluatie en review Besluit financiële bepalingen bodemsanering (Bfbb) en de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005 (Rfbb)

Het Besluit financiële bepalingen bodemsanering (Bfbb) en de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005 (Rfbb) boden de mogelijkheid om bedrijven te ondersteunen bij bodemsanering van bedrijfsterreinen. Besluit en regeling zijn geëvalueerd en op de evaluatie heeft een review plaatsgevonden.18 Hierbij ontvangt u de evaluatie en de review.19

Uit de evaluatie blijkt dat het Bfbb en de Rfbb een belangrijke bijdrage leveren aan het versnellen en afronden van bodemsaneringen op bedrijfsterreinen. Deze saneringen maken deel uit van het streven om de historische bodemverontreiniging uiterlijk in 2030 te beheersen. De evaluatie laat zien dat het bevoegd gezag, bedrijven en omgevingsdiensten over het algemeen positief zijn over de subsidieregeling en deze als succesvol beschouwen. Geconcludeerd wordt dat de regeling doelmatig is.

Eind 2022 waren in totaal 845 bodemsaneringen met subsidie uitgevoerd. Hiermee was in totaal € 442 mln. gemoeid, waarvan 42% subsidie en 58% bijdrage van bedrijven. De subsidieaanvragen konden tot het einde van 2024 worden ingediend. Aangezien de mogelijkheid tot subsidieaanvraag is geëindigd per 1 januari 2025, wordt dit jaar de opdracht verstrekt om de evaluatie te actualiseren met de laatste gegevens over aanvragen en subsidieverlening. Hiermee komt de omvang van de subsidieverlening volledig in beeld.

Er zijn ook aandachtspunten geïdentificeerd in de evaluatie. Daarvoor worden de volgende acties gang gezet:

  • Bij het bedrijfsleven is behoefte aan een nieuwe of aangepaste regeling na afloop van de huidige subsidieregeling, vooral met betrekking tot de aanpak van PFAS-bodemverontreinigingen en de sanering van verontreinigde terreinen voor woningbouw en andere bodemopgaven. Op dit moment wordt overlegd over of en hoe het bedrijfsleven ondersteund kan worden bij de aanpak van bodemverontreinigingen met PFAS.

  • Met het per 1 januari van dit jaar vervallen van de Bffb en Rfbb is de continuïteit van de uitvoering van bodemsaneringen door het bedrijfsleven een aandachtspunt. Om de continuïteit te waarborgen worden gesprekken gevoerd met Stichting Bodembeheer Nederland. Deze organisatie is in overleg met het ministerie van IenW in het leven is geroepen door verschillende brancheorganisaties en nazorgorganisaties van overheden om ondersteuning te bieden bij aanpak en beheer van bodemverontreinigingen.

Nazorg PFAS en bouwstoffen

Het lid Gabriëls vroeg tijdens het Commissiedebat Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-stelsel) d.d. 10 december 2024 naar het budget voor nazorg en naar een nazorgfonds voor verontreinigde gebieden. Hierbij verwees hij naar locaties waar bouwstoffen zijn toegepast en bodemverontreinigingen met PFAS.

Huidige financieringssystematiek voor ondersteuning bevoegde overheden

In beginsel is de veroorzaker primair verantwoordelijk voor de aanpak van bodemverontreiniging. Voor verontreinigingen van voor 1987 is ook de eigenaar verantwoordelijk. De meeste saneringen worden dan ook gefinancierd en uitgevoerd door veroorzakers of eigenaren. Het bevoegd gezag voor bodemsanering heeft een toetsende en toezichthoudende rol. Veel verontreinigingen uit het verleden zijn al succesvol aangepakt gelijktijdig met locatieontwikkeling of via collectieve aanpak. Ook zijn veel bedrijfslocaties vrijwillig aangepakt met een gedeeltelijke Rijksbijdrage via de bedrijvenregeling (zie hierboven ‘Evaluatie en review Bfbb en Rfbb’).

Soms zijn er geen aansprakelijke partijen, bijvoorbeeld omdat die niet te achterhalen zijn of wegens faillissement. Als sprake is van een dringende noodzaak om maatregelen te nemen wegens onaanvaardbare risico’s en er geen aansprakelijke partijen zijn, heeft het bevoegd gezag voor bodemsanering een rol in de aanpak. Dat kan betrekking hebben op het uit laten voeren van tijdelijke beschermingsmaatregelen, afgeven van gebruiksadviezen of in sommige situaties een sanering door het bevoegd gezag zelf. Hiermee kunnen hoge kosten gepaard gaan en het is vooraf lastig te voorspellen waar en wanneer deze situatie zich voordoet. Daarom ondersteunt IenW bevoegde overheden financieel bij projecten voor de aanpak van bodemverontreiniging (zie hierboven ‘Toekenningen specifieke uitkering bodem 2024’). Met het SPUK-instrument komt het budget terecht bij bevoegde overheden met een concrete opgave en plan voor de aanpak. Het budget voor de SPUK bodem is regulier budget, gereserveerd op de begroting van het ministerie van IenW (HXII, art. 13).

Nazorg en PFAS

Voor nazorg en voor de aanpak van PFAS is binnen de SPUK Bodem budget gereserveerd. Het onderdeel nazorg betreft historisch verontreinigde locaties en voormalige stortplaatsen. Hier kunnen nazorgmaatregelen nodig zijn om het resultaat van de aanpak in stand te houden en te monitoren. Uit de jaarlijkse monitoring komt naar voren dat het gereserveerde budget voor nazorg voor de bevoegde overheden tot 2030 toereikend is.20 Voor de aanpak van PFAS was er in 2024 voldoende budget beschikbaar om de in aanmerking komende aanvragen volledig toe te kennen. Of er voldoende budget in de toekomst is, is nog niet bekend, aangezien de inventarisaties naar PFAS-aandachtlocaties nog lopen. Naarmate deze onderzoeken vorderen, kan beter worden ingeschat hoeveel budget er jaarlijks nodig is voor de bevoegde overheden om hun taken uit te voeren.

Bouwstoffen

In het kader van de SPUK Bodem zijn geen middelen bestemd voor het verwijderen of hergebruik van verkeerd toegepaste bouwstoffen. Indien hiervan sprake zou zijn, ligt de verantwoordelijkheid bij de toepasser of andere aansprakelijke partijen. Gemeenten spelen vaak een rol als bevoegd gezag voor de toepassing van bouwstoffen. De rol van bevoegd gezag voor bodemsanering, waarvoor de SPUK bodem is bedoeld, kan afhankelijk van de situatie bij een andere overheid zijn belegd. Dit betreft ook een ander wettelijk kader.

De motie-Kostić/Soepboer
Op 26 november 2024 heeft uw Kamer de motie-Kostić/Soepboer aangenomen, waarin u de regering verzoekt met een voorstel te komen om sterker te borgen dat vervuilers zelf de kosten van de schade die ze met vervuiling door PFAS en de onjuiste toepassing van staalslak veroorzaken gaan betalen, en niet de belastingbetaler.21 Zoals in de overwegingen vande motie staat, is het principe “de vervuiler betaalt” een belangrijk beginsel. Dit houdt in dat de kosten van milieuverontreiniging en andere schade zoveel mogelijk op de veroorzaker daarvan worden verhaald. De regelgeving geeft een invulling aan dit principe door onder meer de zorgplicht.22 Wat in een concrete situatie op de individuele veroorzaker te verhalen is, vergt altijd een specifieke afweging.

Zoals hierboven aangegeven wordt bij alle bodemsaneringen, dus ook waar specifiek wordt gesaneerd omdat er hoge PFAS-waarden zijn aangetroffen, gekeken in welke mate de kosten op de veroorzaker te verhalen zijn. Voor bodemverontreinigingen met PFAS, ontstaan in de periode van 1 januari 1987 tot 1 januari 2024, geldt in beginsel de zorgplichtbepaling uit de Wbb via het overgangsrecht. Onderdeel hiervan is dat de veroorzaker of overtreder wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door zijn handelingen de bodem kon worden verontreinigd of aangetast. Op grond hiervan kan de veroorzaker of overtreder aangesproken worden op de veroorzaakte vervuiling en kan hem opgedragen worden de vervuiling op te ruimen of de kosten daarvoor te dragen. Om het bevoegd gezag te ondersteunen bij invulling van de genoemde zorgplichtbepaling, is recent een handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS gepubliceerd.23

Het toepassen van bouwstoffen is op grond van regelgeving mogelijk. Alleen bij het onjuist toepassen daarvan, is er een juridische titel om kosten van een herstelmaatregel op de toepasser of andere aansprakelijke partij te verhalen, zie ook wat hiervoor is opgenomen over de verantwoordelijkheden bij het onjuist toepassen van staalslakken. Hiermee is het principe “de vervuiler betaalt” voldoende geborgd in de regelgeving. Wel is voorstelbaar dat medeoverheden vragen hebben bij de uitleg en toepassing daarvan in de praktijk. Hierover blijft het ministerie van IenW met hen in gesprek.

  1. Programma Bodem, Ondergrond en Grondwater

Het kabinet werkt aan het programma Bodem, Ondergrond en Grondwater als onderdeel van de Nationale Omgevingsvisie NOVI, zoals aangegeven in het regeerprogramma. Het programma kiest het ruimtelijk perspectief en richt zich op de wisselwerking tussen de invloed van bodem, ondergrond en grondwater op het ruimtegebruik en vice versa. Ook wordt scherp gekeken wat elders al gebeurt of geregeld wordt versus waar het programma toegevoegde waarde heeft. Hiermee vindt een nadere selectie plaats van onderwerpen die in het programma worden meegenomen.

Van divergeren en ophalen gaat het programma nu naar convergeren en focus. De thematische programmalijnen betreffen: regie op de ondergrond, bodemdaling, minder verstoren, afgraven en meer hoogwaardig hergebruik, bodemherstel en diffuse en nieuwe stoffen, grondwater en gezonde, vitale en klimaatbestendige bodems. Er wordt toegewerkt naar een set producten en diensten die de ruimtelijke besluitvorming ondersteunen en die behulpzaam zijn bij de activiteiten van decentrale overheden op het gebied van bodem, ondergrond en grondwater.

De raadpleging van onder meer stakeholders wordt momenteel voorbereid, in combinatie met een Nota Reikwijdte en Detailniveau als start van het plan-m.e.r.-proces. Beoogd wordt het programma Bodem Ondergrond en Grondwater in 2026 vast te stellen zoals aangekondigd in het regeerprogramma.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT - OPENBAAR VERVOER EN MILIEU,

C.A. Jansen


  1. Kamerstukken II, 2024/25, 30 015, nr. 113.↩︎

  2. Kamerstukken II, 2024/25, 30 015, nr.127.↩︎

  3. Reactie op de vraag van het lid Boutkan bij het Tweeminutendebat Externe Veiligheid van 9 april 2025.↩︎

  4. Kamerstukken II, 2024/25, 22 343, nr. 414.↩︎

  5. TZ202501-065.↩︎

  6. Kamerstukken II, 2023/24, 31 209, nr. 259.↩︎

  7. Een halfverharding is een toplaag die, in tegenstelling tot wat de term doet vermoeden, geheel uithardt.↩︎

  8. TZ202501-065.↩︎

  9. 2024Z22027/2025D02199.↩︎

  10. Kamerstukken II, 30 015, nr. 127.↩︎

  11. In het rapport aangeduid als ‘issues’: signalen van stakeholders over mogelijke knelpunten. Die zijn vervolgens nader geanalyseerd, zie volgende pagina.↩︎

  12. Kamerstukken II, 2024/25, 30 015, nr. 129.↩︎

  13. Om hieraan invulling te geven heeft de staatssecretaris van IenW op 13 maart 2025 de handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS gepubliceerd (Kamerstukken II, 2024/25, 30 015 nr. 129).↩︎

  14. www.iplo.nl/publish/pages/225753/redeneerlijn-en-veelgestelde-vragen-overgangsrecht-wet-bodembescherming-versie-11-december-2024.pdf↩︎

  15. Een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem is een onverwachte vondst van verontreiniging op of in de bodem met onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid als gevolg van blootstelling aan die verontreiniging.↩︎

  16. Wet Bodembescherming via het overgangsrecht uit de Aanvullingswet bodem Omgevingswet en de Omgevingswet.↩︎

  17. Kamerstukken II, 2023/24, 30 015, nr. 122.↩︎

  18. De evaluatie is uitgevoerd ingevolge de Comptabiliteitswet 2001 en de uitzondering op de horizonbepaling dat een subsidieregeling in het algemeen maximaal vijf jaar in werking mag zijn.↩︎

  19. Art. 4.10 Horizonbepaling bij subsidieregelingen in de Comptabiliteitswet bepaalt dat bij een subsidieregeling met een looptijd van langer dan 5 jaar, gedurende de looptijd van de regeling, een evaluatie van de subsidieregeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal dient te worden overlegd.↩︎

  20. www.iplo.nl/zoeken/@154478/monitoring-bodemsanering-aanpak-spoedlocaties-2004↩︎

  21. Kamerstukken II, 2024/25, 27 625, nr. 684.↩︎

  22. www.iplo.nl/thema/bodem/bodembescherming/zorgplicht-bodemverontreiniging/↩︎

  23. Kamerstukken II, 2024/25, 30 015, nr. 129.↩︎