[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorjaarsnota 2025

Voorjaarsnota 2025

Brief regering

Nummer: 2025D17918, datum: 2025-04-18, bijgewerkt: 2025-04-18 12:08, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36725 -1 Voorjaarsnota 2025.

Onderdeel van zaak 2025Z07913:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024–2025
36 725 Voorjaarsnota 2025
Nr. 1

Brief van de minister van Financiën

Ontvangen 18 april 2025

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

4

Visuele samenvatting

6

1

Inleiding en samenvatting besluitvorming

8

2

Economisch beeld

12

3

Uitgaven

14

3.1

Besluitvorming en ontwikkeling uitgavenkader

14

3.2

Horizontale ontwikkeling per begrotingshoofdstuk

21

3.3

Internationale veiligheid

24

3.4

Energie- en klimaatbesluitvorming

27

3.5

Herstel- en Veerkrachtplan

27

3.6

Medeoverheden

29

4

Inkomsten

30

4.1

Inkomstenkader

30

4.2

Inkomstenraming

39

5

Overheidssaldo en schuld

42

5.1

Ontwikkeling overheidssaldo en schuld

42

5.2

Toelichting saldoraming Financiën

43

6

Naar een meer realistische begroting

44

6.1

Expertgroep realistisch ramen

44

6.2

Kasschuiven en onderuitputting

44

6.3

Aanvullende onderuitputting

46

7

Informatievoorziening

46

Bijlage 1 - Budgettaire kerngegevens

48

Bijlage 2 - Verticale toelichting

49

Algemene Zaken en De Koning

50

Buitenlandse Zaken (inclusief BHO)

54

Justitie en Veiligheid

63

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inclusief Staten-Generaal, Hoge Colleges van Staat, Koninkrijksrelaties en BES-fonds

72

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

89

Financiën

98

Defensie (inclusief Defensiematerieelbegrotingsfonds)

109

Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds)

118

Economische Zaken (inclusief Nationaal Groeifonds)

129

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

134

Sociale Zekerheid

143

Zorg

165

Asiel en Migratie

182

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

185

Klimaat en Groene Groei (inclusief Klimaatfonds)

193

Gemeentefonds en Provinciefonds (inclusief accres)

200

Prijsbijstelling

208

Arbeidsvoorwaarden

209

Aanvullende Post

211

Bijlage 3 - Groningen

219

Bijlage 4 - Toeslagen Herstel

222

Bijlage 5 - Defensie koppeling 2% bbp

224

Bijlage 6 - Accres Gemeentefonds en Provinciefonds

227

Bijlage 7 - Belasting - en premieontvangsten

231

Bijlage 8 - Fiscale sleuteltabel

234

Bijlage 9 - Opmerkelijke belastingconstructies

238

Bijlage 10 - Vermogensverdeling in beeld

256

Bijlage 11 - Investeringen netbeheerders

259

Voorwoord

De eerste Voorjaarsnota van dit kabinet verschijnt in een tijd waarin het internationaal onrustig is. De voortdurende oorlog in Oekraïne, verschuivende geopolitieke verhoudingen en de invoering van handelstarieven raken de Nederlandse veiligheidsbelangen en economie. Deze ontwikkelingen leiden tot onvoorspelbaarheid en risico’s voor de Nederlandse economie en overheidsfinanciën. Tegelijkertijd zien we al langer dat de Nederlandse economie met hardnekkig hoge inflatie te maken heeft. Hoewel de koopkracht in de meest recente ramingen op peil blijft, ligt de inflatie al langere tijd hoger dan het gemiddelde in de eurozone.

In die context van internationale onzekerheid en hoge inflatie, kiest het kabinet ervoor om vast te houden aan het trendmatig begrotingsbeleid als anker voor de overheidsfinanciën. Sturen op kaders is hiervan een fundamenteel onderdeel. Het beheersen van de overheidsfinanciën zorgt ervoor dat rekeningen niet doorgeschoven worden en voorkomt dat daardoor belastingen in de toekomst stijgen. Door deze traditie van trendmatig begroten was Nederland in staat om bij eerdere schokken, zoals corona en de energiecrisis, de gevolgen voor burgers en bedrijven te helpen opvangen.

De hoge inflatie is een extra reden hier aan vast te houden. Voor inflatie zijn het monetair beleid van de centrale bank, het begrotingsbeleid van de overheid en de economische structuur in een land belangrijk. De Europese Centrale Bank richt zich echter op de eurozone als geheel, terwijl de Nederlandse inflatie hoger is dan in de rest van de eurozone. Dat maakt het monetaire beleid op dit moment mogelijk minder passend voor Nederland. In deze tijd van hoge inflatie, kiest het kabinet ervoor om de btw-verhoging op cultuur, media en sport geheel te schrappen en de belasting op de energierekening te verlagen.

De Expertgroep realistisch ramen wijst er terecht op dat de laatste jaren veel geplande uitgaven niet werden gerealiseerd door bijvoorbeeld arbeidsmarktkrapte. Het kabinet heeft door onder andere kasschuiven, het inboeken van aanvullende onderuitputting en het afschaffen van uitzonderingen op de eindejaarsmarge eerder ingezet op het realistischer maken van begrotingen. In deze Voorjaarsnota zijn opnieuw stappen gezet om uitgaven op de departementale begrotingen in een realistischer ritme te plaatsen.

In deze Voorjaarsnota dekt het kabinet tegenvallers en zitten investeringen en ombuigingen. Zo zijn tegenvallers op onder meer asiel, de EU-afdrachten en de arbeidsongeschiktheid (WIA) verwerkt. Het kabinet investeert in defensie (1,2 miljard euro structureel) en weerbaarheid en schrapt de bezuiniging in 2026 op kinderopvang voor werkenden. Daarnaast wordt de huurtoeslag verhoogd en krijgen gemeenten de komende jaren extra geld. De Nedersaksenlijn en een aantal andere prioritaire infrastructuurprojecten in Noord-Nederland worden gerealiseerd, gedekt uit de reservering voor de Lelylijn. Om tekorten niet verder op te laten lopen, moeten ook keuzes worden gemaakt. Het kabinet kiest voor ingrepen in de sociale zekerheid via de WW en het kindgebonden budget, in de kosten voor geneesmiddelen en het beheersbaar maken van jeugdzorg. Daar bovenop wordt rijksbreed een rem gezet op de groei van de overheidsuitgaven door het deels inhouden van de prijsbijstelling. Per departementale begroting zijn deze mutaties nader gespecificeerd in de verticale toelichting (bijlage 2).

Door de genomen maatregelen ligt er hiermee een pakket waarbij het begrotingstekort en de staatsschuld dalen ten opzichte van de Miljoenennota en waarbij het inkomsten- en uitgavenkader sluiten. Dit is een belangrijke stap in het herstellen van de begrotingsdiscipline na een aantal uitzonderlijke jaren met corona en de energiecrisis.

De minister van Financiën,

Eelco Heinen

1 Inleiding en samenvatting besluitvorming

Deze eerste Voorjaarsnota van het kabinet Schoof presenteert een update van de begroting van 2025 en de daaropvolgende jaren. Met de Voorjaarsnota informeert het kabinet het parlement over de voorjaarsbesluitvorming over de uitgaven en inkomsten van het Rijk. Het kabinet voert trendmatig begrotingsbeleid, wat houvast biedt voor Nederlandse burgers en bedrijven. Stabiel beleid betekent dat Nederlanders weten waar ze van op aan kunnen en de zekerheid voelen om beslissingen te kunnen nemen voor de komende jaren. Om dit te waarborgen, stuurt het kabinet op de uitgaven- en inkomstenkaders die bij de start van de regeerperiode zijn afgesproken.

Wereldwijde ontwikkelingen brengen risico's voor de Nederlandse economie met zich mee. De invoertarieven die de VS hebben aangekondigd en ingevoerd, hebben een negatieve impact op de wereldhandel en de economie. Ook de bedreiging van de veiligheid vanwege de Russische agressieoorlog in Oekraïne raakt onze welvaart. De onzekerheid in de wereld kent een prijs, en een open economie zoals die van Nederland kan hierdoor hard worden geraakt. Het kabinet baseert zich op de meest recente ramingen van het CPB. Deze ramingen zijn in februari opgesteld en gaan nog uit van een economische groei van 1,9% in 2025 en 1,5% in 2026. Volgens deze ramingen stijgt ook de koopkracht en daalt de armoede tot en met 2028. Dit is ook in lijn met de doelen van het kabinetsbeleid. Tegelijkertijd zijn de onzekerheden groot en vormen de recente ontwikkelingen geen onderdeel van deze ramingen. De onzekerheid onderstreept het belang van het trendmatig begrotingsbeleid zodat bij economische neergang niet meteen hoeft te worden bezuinigd.

Realistisch begroten blijft een prioriteit voor het kabinet. De afgelopen jaren is gebleken dat het EMU-saldo positiever uitviel dan in eerste instantie begroot. Dat kwam onder meer omdat een deel van de begrote middelen niet tot besteding kwam in het geplande jaar. Historisch hoge kasschuiven en onderuitputting waren het gevolg. De Expertgroep realistisch ramen heeft verschillende aanbevelingen gedaan om de ramingen te verbeteren. Het kabinet heeft alle aanbevelingen overgenomen en werkt aan verbetering van de ramingen.1 Voor 2025 en 2026 zijn in deze Voorjaarsnota voor respectievelijk 2,1 en 7 miljard euro aan kasschuiven verwerkt. Deze uitgaven komen in latere jaren tot besteding en belasten dan het saldo. De stand van de overheidsfinanciën anno 2025 is goed, maar het saldo en de schuld zullen in de toekomst verslechteren door met name de vergrijzende samenleving.

Samenvatting besluitvorming

Het kabinet houdt vast aan trendmatig begroten, wat bijdraagt aan stabiel en voorspelbaar beleid. Als onderdeel hiervan zijn mee- en tegenvallers aan de inkomsten- en uitgavenkant dit voorjaar integraal gewogen en voorzien van budgettaire dekking, onder meer door inzet van de prijsbijstelling. Dit betekent dat de ministeries niet volledig worden gecompenseerd voor prijsontwikkelingen. Het kabinet handhaaft het uitgavenkader, en draagt daarmee bij aan een solide en gezonde rijksbegroting. Dit is van groot belang voor Nederlandse burgers en ondernemers. Tevens voorkomen we hiermee dat rekeningen worden doorgeschoven naar volgende generaties. Door de maatregelen blijven het overheidstekort en de schuld in de komende jaren, ook in 2026, binnen de Europese referentiewaarden.2

Met het oog op de internationale ontwikkelingen en de inflatie heeft het kabinet een aantal aanvullende maatregelen genomen. De besluitvorming van deze Voorjaarsnota wordt gepresenteerd in hoofdstuk 3 (uitgaven) en hoofdstuk 4 (inkomsten). In onderstaande tabellen worden de belangrijkste maatregelen voor de uitgaven en de inkomsten samengevat.

Tabel 1 Samenvatting besluitvorming uitgaven
(in miljarden euro, + is hogere uitgaven) 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Uitgavenkader bij Miljoenennota 2025 427,0 455,0 476,9 494,2 512,7 0,0
Kasschuiven ‒ 2,0 ‒ 7,1 2,8 1,7 1,1 ‒ 1,3
Nominale ontwikkeling, WW en bijstand en overige kadercorrecties 1,0 2,3 2,9 2,3 1,4 1,0
Uitgavenkader bij Voorjaarsnota 2025 425,8 449,9 482,1 498,0 515,0 537,7
Defensie 0,0 0,2 0,3 0,9 1,1 1,2
JenV: weerbaarheid 0,0 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1
Gemeenten/jeugd en volume accres 0,4 1,4 1,4 0,1 0,1 0,3
Schrappen huurverhoging 2025 en 2026 ‒ 0,1 ‒ 0,4 ‒ 0,5 ‒ 0,5 ‒ 0,5 ‒ 0,5
Investeren sociale huur 0,0 0,3 0,4 0,4 0,0 0,0
Verhogen huurtoeslag (boodschappenbonus) 0,1 0,9 0,0 0,0 0,0 0,0
Infrastructuur Nedersaksenlijn (cum. 1.912 mln.) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Infrastructuur vrijval Lelylijn 0,0 0,0 0,0 0,0 ‒ 0,2 ‒ 0,2
Infrastructuur overig 0,0 ‒ 1,0 1,0 0,0 0,0 0,1
Stikstof 0,2 0,4 0,0 0,0 0,0 0,0
Backpay weduwen KNIL-militairen en ambtenaren 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Hervorming WW (inclusief besparingsverlies) 0,0 0,0 0,2 0,1 ‒ 0,2 ‒ 0,2
Schrappen bezuiniging kinderopvang 0,0 0,1 0,2 0,2 0,3 0,3
Compensatie middengroep en flankerende beleid kinderopvang 0,0 0,3 0,8 1,0 0,5 0,2
Realistische ingangsdatum KOT 0,0 ‒ 0,6 ‒ 2,2 ‒ 1,9 ‒ 0,3 ‒ 0,2
Uitfaseren onderwijskansenregeling 0,0 0,0 ‒ 0,1 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,2
OCTAS (struc. 197 mln.) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
BNI-koppeling ODA 0,0 0,0 0,0 0,1 0,1 0,1
VWS: invulling bij- en nascholing MSZ-personeel 0,0 0,0 0,2 0,2 0,2 0,2
VWS: pakketmaatregelen geneesmiddelen 0,0 0,0 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1
VWS: uitvoeringsinformatie ‒ 0,3 ‒ 0,8 ‒ 0,6 ‒ 0,6 ‒ 0,6 ‒ 0,6
VWS: overig 0,0 0,4 0,2 0,1 0,2 0,1
SZW: uitvoeringsinformatie inclusief WIA maatregelen 0,3 0,5 1,2 1,0 1,0 1,0
SZW: afromen Envelop groepen in de knel 0,0 0,0 0,0 0,0 ‒ 0,2 ‒ 0,2
SZW: overige maatregelen (inclusief WKB) ‒ 0,2 ‒ 0,1 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,4
EU-afdrachten 0,1 1,0 0,3 0,6 0,6 0,6
Asiel 0,9 0,6 0,5 0,7 0,4 0,4
Mee- en tegenvallers VRO (voornamelijk huurtoeslag) ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3
Groningen schade en versterken 0,0 ‒ 0,1 0,4 0,0 0,3 ‒ 0,2
Generieke maatregelen ‒ 0,7 ‒ 1,1 ‒ 1,4 ‒ 1,6 ‒ 1,7 ‒ 1,7
Overig ‒ 0,1 ‒ 0,6 0,1 0,2 0,4 0,2
Aanvullende onderuitputting ‒ 0,7 ‒ 1,5 ‒ 1,5 ‒ 0,7 0,0 0,0
Totale uitgavenontwikkeling binnen het kader 425,5 449,6 482,5 497,4 515,7 537,7
Over/onderschrijding uitgavenkader bij Voorjaarsnota 2025 ‒ 0,3 ‒ 0,3 0,4 ‒ 0,5 0,8 0,0
Oekraine-uitgaven buiten het kader 1,2 ‒ 0,5 2,8 1,2 0,1 0,0

Het kabinet presenteert een gedekt pakket van maatregelen. Aan de uitgavenkant van het begroting trekt het kabinet extra geld uit voor Defensie (oplopend tot 1,2 miljard euro in 2030). Op het terrein van Justitie en Veiligheid maakt het kabinet extra middelen vrij voor weerbaarheid. Verder wordt de bezuiniging op de kinderopvang geschrapt en komt er geld beschikbaar voor het corrigeren van foutief vastgestelde WIA-uitkeringen. Om opvolging te geven aan de aanbevelingen uit de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) zijn middelen beschikbaar gesteld. Op SZW-terrein staat daar tegenover dat de WW-duur per 1 januari 2027 met 6 maanden wordt verkort, conform het hoofdlijnenakkoord (HLA). Een realistische invoer van het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang leidt tot incidentele vrijval van middelen. Daarbij wordt de vergoeding voor middengroepen de komende jaren stapsgewijs verhoogd. Verder wordt het kindgebonden budget (WKB) sneller afgebouwd voor de hogere inkomens. Voor gemeenten worden middelen gereserveerd om de stijgende kosten van Jeugdzorg op te vangen, terwijl voor de langere termijn maatregelen worden genomen om de regelingen meer beheersbaar te maken en de kosten te beperken. De sociale huren worden twee jaar bevroren. Ter compensatie van de terugvallende huurinkomsten door de huurbevriezing wordt geld gereserveerd voor intensiveringen in de sociale huur. In 2026 wordt de huurtoeslag eenmalig verhoogd om huishoudens te ondersteunen voor de gestegen kosten van levensonderhoud. Er wordt een eenmalige reservering van 50 miljoen euro getroffen ten behoeve van de backpay voor weduwen van voormalig KNIL-militairen en ambtenaren in Nederlands-Indië. De onderwijskansenregeling in het voortgezet onderwijs wordt uitgefaseerd. Tot slot komt er 600 miljoen extra beschikbaar voor het stikstofdossier en wordt uit de middelen voor de Lelylijn in totaal 2,5 miljard euro (over langere periode) vrijgemaakt voor verschillende andere infrastructuurprojecten, waaronder de Nedersaksenlijn.

Met deze besluitvorming respecteert het kabinet het uitgavenkader, conform de begrotingsafspraken in het HLA. Het totaal aan besluitvorming op de uitgaven is te zien in tabel 1. Alle nieuwe uitgaven en tegenvallers op generale dossiers, zoals asiel en EU-afdrachten, zijn gedekt met maatregelen en meevallers. Zoals afgesproken in het HLA is de dekking deels gevonden door de loon- en prijsbijstelling bij departementen deels in te houden. Ook hebben verschillende departementen dekkingsmaatregelen genomen voor hun eigen begroting. Verder heeft het kabinet nieuwe stappen gezet om het kasritme van uitgaven op de begroting realistischer te maken. Hiermee geeft het kabinet opvolging aan de adviezen van de Expertgroep realistisch ramen. Voor deze kasschuiven heeft het kabinet het uitgavenkader gecorrigeerd. Tot slot is, zoals eerder bekendgemaakt, extra geld vrijgemaakt voor het onverminderd steunen van Oekraïne. Zoals afgesproken in het HLA vallen deze middelen buiten het uitgavenkader.

Tabel 2 Samenvatting besluitvorming inkomsten
Standen in € mln. (+ = saldoverbeterend) 2025 2026 2027 2028 2029 2030 struc
Btw cultuur, media en sport
Schrappen btw verhoging op cultuur, media en sport ‒ 1326 ‒ 1326 ‒ 1326 ‒ 1326 ‒ 1326 ‒ 1326
Beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor 1336 1336 1336 1336 1336 1336
Stelpost fiscale regelingen en constructies
Stelpost fiscale regelingen en constructies ‒ 259 ‒ 259 ‒ 259 ‒ 259 ‒ 259 ‒ 259
Aanpakken constructie «vleugje zuivel» in alcoholvrije dranken 36 36 36 36 36
Aanpakken schenk- en erfbelasting constructie estate planningstools in huwelijksvermogensrecht 3 4 4 4 4 4
Beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor 126 126 126 126 126 126
Box 3
Uitstel WWR inclusief niet voorinvullen eigen gebruik 190 ‒ 189 ‒ 2381
Dekking d.m.v. verhoging forfait inclusief verlagen heffingsvrije vermogen in 2026 en 2027 1267 1267
Overige besluitvorming
Verhoging arbeidsongeschiktheidspremies 225 225 225 225 225 225
Verlagen energiebelasting huishoudens ‒ 200 ‒ 200 ‒ 200
Overige besluitvorming voorjaar ‒ 13 ‒ 13 ‒ 1 ‒ 2 ‒ 2 4 1
Herijkingen 36 41 18 10 4 29 20
Overige ontwikkelingen ‒ 9 6 26 26 36 47 132
Technische maatregelen Belastingplan 2026 ‒ 9 ‒ 11 ‒ 19 ‒ 22 ‒ 24 ‒ 24 ‒ 24
Totaal stand inkomstenkader 195 1006 ‒ 1149 ‒ 46 155 198 271

Met dit pakket aan maatregelen sluit het inkomstenkader over de gehele kabinetsperiode. Dit is in lijn met het trendmatig begrotingsbeleid. De som van alle beleidsmatige mutaties over 2025-2028 komt uit op 6 miljoen euro. Het sluiten van het inkomstenkader zorgt voor stabiliteit van de lastendruk voor huishoudens en bedrijven en helpt bij het beheersen van de overheidsfinanciën.

Het kabinet draait de voorgestelde verhoging van het btw-tarief op cultuur, media en sport terug. De Kamer had met de motie Van Dijk c.s. gevraagd om een alternatieve invulling. Dit levert een structurele derving op van 1,3 miljard euro vanaf 2026 (tabel 2). Als dekking wordt ongeveer de helft van de reguliere inflatiecompensatie binnen de inkomstenbelasting (via de tabelcorrectiefactor), per 1 januari 2026 niet toegekend. Dit betekent dat de belastingschijven en heffingskortingen binnen de inkomstenbelasting beperkt worden gecompenseerd voor hogere inflatie.

Daarnaast verlaagt het kabinet de energiebelasting voor huishoudens met 200 miljoen euro vanaf 2026, waarmee het tegemoetkomt aan zorgen over de energiekosten voor burgers. Verder wordt een fiscale regeling geïntroduceerd om medewerkersparticipaties voor startups en scale-ups te stimuleren en wordt het toeslagpartnerschap vereenvoudigd.

Er is rekening gehouden met het effect van de besluitvorming op de inflatie. Het schrappen van de btw-verhoging op cultuur, media en sport leidt tot een afname van de inflatie in 2026. Het effect van de budgettaire dekking via de beperking van de tabelcorrectiefactor leidt naar verwachting tot een kleiner effect op de inflatie, omdat een btw-verhoging direct doorwerkt in prijzen, maar een verhoging van directe belastingen slechts indirect.3 Het aanpakken van de belastingconstructie ‘vleugje zuivel’ binnen de verbruiksbelasting op non-alcoholische dranken heeft een verwaarloosbaar effect op de inflatie. Door een klein beetje zuivel toe te voegen aan frisdrank of vruchtensappen is het nu nog mogelijk de dranken onder de uitzondering voor zuivel- en sojadranken te brengen en zo de heffing te omzeilen. In deze Voorjaarsnota wordt deze constructie aangepakt. Ook de rest van de inkomstenmaatregelen waartoe is besloten, heeft geen noemenswaardige effecten op de inflatie. De maatregelen uit deze Voorjaarsnota op de huren zorgen tot slot voor beperking van de inflatie via de prijsontwikkeling van de huisvesting. Conform de motie Grinwis is hierover gerapporteerd.4

Tabel 3 Verticale toelichting EMU-saldo en totale schuld
2025 2026 2027 2028 2029 2030
EMU-saldo Miljoenennota 2025 ‒ 2,8% ‒ 3,7% ‒ 2,4% ‒ 2,4% ‒ 2,5%
Belasting- en premieinkomsten 0,3% 0,5% 0,5% 0,6% 0,8%
Kadercorrecties inclusief nominale ontwikkeling ‒ 0,1% ‒ 0,2% ‒ 0,2% ‒ 0,2% ‒ 0,1%
Voorjaarsbesluitvorming exclusief kasschuiven 0,0% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0%
Kasschuiven 0,2% 0,6% ‒ 0,2% ‒ 0,1% ‒ 0,1%
Overig ‒ 0,2% ‒ 0,2% ‒ 0,2% ‒ 0,1% 0,0%
EMU-saldo Voorjaarsnota 2025 ‒ 2,6% ‒ 3,0% ‒ 2,6% ‒ 2,1% ‒ 1,9% ‒ 2,2%
Schuld Voorjaarsnota 2025 45,2% 47,8% 48,7% 49,2% 49,5% 50,0%

De hogere economische groei leidt door middel van hogere belastinginkomsten tot verbetering van het EMU-saldo. Als gevolg van de hogere loon- en prijsontwikkeling uit het Centraal Economisch Plan (CEP) stijgen de uitgaven en dit verslechtert het verwachte saldo (nominale ontwikkeling). De voorjaarsbesluitvorming heeft vanwege de sluitende kaders nauwelijks een effect op het EMU-saldo. Het kabinet heeft daarnaast inspanningen gedaan om de begrotingen in een realistischer kasritme te plaatsen. Dit leidt in 2025 en 2026 tot verbeteringen van het EMU-saldo, in latere jaren zullen deze middelen alsnog uitgegeven worden en dan het saldo belasten. In de post overig zijn de uitgaveneffecten buiten het uitgavenkader zichtbaar, zoals bijvoorbeeld de extra middelen voor de steun aan Oekraïne.

Leeswijzer

De Voorjaarsnota is opgebouwd uit verschillende hoofdstukken. Hoofdstuk 2 begint met het huidige economisch beeld. Hoofdstuk 3 gaat in op de besluitvorming aan de uitgavenkant, hoofdstuk 4 presenteert de inkomstenkant met een overzicht van de belasting- en premie-inkomsten. Vervolgens geeft hoofdstuk 5 de actuele ramingen voor het EMU-saldo en de EMU-schuld. Hoofdstuk 6 gaat in op de stappen die het kabinet zet richting een meer realistische begroting. Tot slot beschrijft hoofdstuk 7 de ontwikkelingen in de informatievoorziening aan het parlement.

Deze Voorjaarsnota heeft elf bijlagen. Bijlage 1 geeft een overzicht van de budgettaire kerngegevens. Bijlage 2 bevat de verticale toelichting. Dit is een cijfermatig overzicht voor iedere begroting van budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de Miljoenennota 2025. Bijlage 3 bevat een overzicht van de dossiers rond de schade- en versterkingsoperatie in Groningen. Bijlage 4 geeft een overzicht van de uitgaven rondom Toeslagen Herstel. In bijlage 5 wordt de koppeling van de defensie-uitgaven aan 2% van het nominale bbp toegelicht. Vervolgens bevat bijlage 6 de accrestranches voor het Gemeente- en Provinciefonds. Bijlage 7 bevat een nadere toelichting op de belasting- en premieontvangsten. Bijlage 8 toont de fiscale sleuteltabel. Bijlage 9 gaat in op opmerkelijke belastingconstructies. Bijlage 10 toont een overzicht van de vermogensverdeling in Nederland. Tot slot geeft bijlage 11 inzicht in de investeringen van netbeheerders.

2 Economisch beeld

De grilligheid van het Amerikaanse beleid rondom invoerheffingen creëert onzekerheid over de economische vooruitzichten. Door de Amerikaanse invoerheffingen worden producten uit het buitenland duurder voor de Verenigde Staten (VS), zowel voor consumenten als voor producenten die onderdelen uit het buitenland gebruiken. Bovenal heeft het grillige verloop van de hoogte van de invoerheffingen geleid tot onzekerheid in de economie. Producenten weten niet met welke kosten ze rekeningen moeten houden en stellen daardoor mogelijk investeringen uit. Consumenten bouwen hogere buffers op en stellen consumptie mogelijk uit. Hierdoor vertraagt de economische groei. Onzekerheid uit zich ook in onrustige koersbewegingen op de financiële markten. De afname van onzekerheid vereist niet alleen het terugdraaien van de invoerheffingen, maar ook herstel van het vertrouwen in stabiel economisch beleid. Daardoor is onzekerheid in de economie een hardnekkig verschijnsel.

In aanloop naar de aankondiging van de Amerikaanse invoerheffingen op 2 april 2025 steeg de onzekerheid naar een hoogtepunt. De Economic Policy Uncertainty Index meet de onzekerheid ten aanzien van beleid in de samenleving, onder andere aan de hand van krantenkoppen en verwachtingen van professionals. In maart 2025 bereikte de index het hoogste punt sinds de coronapandemie (figuur 1).

Figuur 3 Economic Policy Uncertainty Index VS

Box: doorrekeningen effecten handelstarieven

In diverse doorgerekende scenario’s kan het bbp-verlies voor Nederland in 2026 oplopen tot 1,6% (tabel 4). De verschillen in het geraamde effect zijn onder andere afhankelijk van de heffingen die de VS opleggen en de reactie van de EU en de rest van de wereld. Hierbij geldt dat het effect op het bbp op de korte termijn drie tot vijf keer groter is dan op de lange termijn, omdat handelsstromen en productie zich over tijd aanpassen. Als er vanuit wordt gegaan dat handelsbalansen niet veranderen en dat er geen structureel effect is op de productiviteit, is het structurele effect op het bbp beperkt. Zo komt het CPB op de lange termijn, wanneer handelsstromen en productie zich hebben aangepast, op een effect van 0,0%. De raming van DNB bevindt zich aan de bovenkant van de marge, met een bbp-verlies op de korte termijn van 1,6%. Tabel 4 geeft een overzicht van de doorgerekende scenario's. Op 1 mei publiceert het CPB een doorrekening van de gevolgen van invoertarieven.

Tabel 4 Effect op bbp (korte en langer termijn) en inflatie, %-afwijking t.o.v. basispad (cumulatief)
bbp 2026 bbp struc. PRIJSPEIL 2026 Heffing t.a.v. EU
CPB (nov 24) n.v.t. ~0,0% n.v.t. 10% op goederen, 100% op voertuigen
DNB (dec 24) ‒ 1,6% n.v.t. +0,8% 10% op goederen
Swank (feb 26) n.v.t. ‒ 1,5% +0,4% 25% op goederen
Rabobank (mrt 25) ‒ 0,7% n.v.t. +0,4% 25% op goederen
OESO (mrt 25)** ‒ 0,2% n.v.t. +0,7% 10% op alle niet-grondstof goederen

Onze economie steunt op openheid, sterke instituties en marktwerking. Dit vormt de basis voor groei en zorgt dat we welvaart hebben om te verdelen. Vrijhandel leidt onder de streep tot hogere welvaart, via lagere prijzen voor consumenten, kansen voor exporteurs en toegang tot kritieke grondstoffen. De EU is essentieel voor de Nederlandse welvaart. Het is met afstand onze belangrijkste handelspartner. Volgens het IMF zijn handelsbarrières binnen de EU vergelijkbaar met tarieven van 45% voor handel in goederen en 110% voor handel in diensten.5 Dat onderstreept het belang van het versterken van de interne markt en de verdieping van de kapitaalmarktunie.

De ontwikkelingen op het wereldtoneel vergroten de neerwaartse risico’s bij het economisch beeld van het CPB uit februari. In dat beeld groeit de economie de komende jaren verder, na de terugkeer van de economische groei in 2024. Voor 2025 raamt het CPB een economische groei van 1,9% en voor 2026 een groei van 1,5%. Figuur 4 laat de economische groei en een uitsplitsing naar de bestedingscomponenten van het bbp zien. De groei in 2025 en 2026 wordt naar verwachting breed gedragen door deze bestedingscomponenten. In 2025 leveren de investeringen weer een positieve bijdrage aan de economische groei. Na krimp in 2023 en stagnatie in 2024 groeit de uitvoer weer in 2025. De uitvoer groeit mee met een stijging van de relevante wereldhandel en het wereld-bbp. Ook de overheidsconsumptie stijgt, onder andere door hogere zorg- en defensie-uitgaven.

Figuur 4 Economische groei en groeibijdragen bestedingscomponenten

Bron: CPB

De toenemende consumptie van huishoudens levert de belangrijkste bijdrage aan de economische groei. Doordat de loongroei hoger ligt dan de inflatie, stijgt de koopkracht zowel in 2025 als 2026. Dit kan worden verklaard door de inhaalgroei van de lonen op de inflatie van de afgelopen jaren en de krapte op de arbeidsmarkt. De inflatie zet de dalende lijn die in 2023 en 2024 is ingezet komende jaren door. Naar verwachting komt de inflatie in 2025 uit op 3,2% en 2,6% in 2026.

De werkloosheid neemt de komende jaren iets toe. Het CPB verwacht 3,8% werkloosheid in 2025 en 4,0% in 2026. Dit blijft in historisch perspectief laag. De werkgelegenheid neemt verder toe, maar de groei neemt iets af. Waar de werkgelegenheid in 2024 nog groeide met 0,6%, komt de groei in 2025 en 2026 uit op 0,3%. De stijging van de werkloosheid komt doordat de stijging van de werkgelegenheid de stijging van het arbeidsaanbod niet bijhoudt, vooral in 2026. Daarmee neemt de krapte op de arbeidsmarkt iets af.

Op langere termijn voorziet het CPB een hoger bbp dan eerder. Het CPB heeft het structureel arbeidsaanbod omhoog bijgesteld. Dat komt door hogere nieuwe inschattingen van de ontwikkeling van de participatiegraad. Dit geldt met name voor mensen rond de pensioenleeftijd en jongeren. Hierdoor valt de werkgelegenheid op middellange termijn hoger uit, wat voor een hoger bbp zorgt. Tegelijkertijd blijft het beeld dat de economische groei in de komende acht jaar vertraagt.

3 Uitgaven

3.1 Besluitvorming en ontwikkeling uitgavenkader

De voorjaarsbesluitvorming heeft geleid tot een evenwichtig pakket aan maatregelen, waarbij de financiële afspraken gerespecteerd worden. In het HLA is afgesproken hoeveel er mag worden uitgegeven; het zogenoemde uitgavenkader. Hogere uitgaven die onder het kader vallen moeten gedekt worden door lagere uitgaven elders op de begroting. Door middel van een kadertoets worden de budgettaire gevolgen van de besluitvorming inzichtelijk gemaakt. Daarbij wordt getoetst of het pakket aan maatregelen binnen het afgesproken uitgavenkader past. Met het pakket aan maatregelen in deze Voorjaarsnota sluit het uitgavenkader binnen de begrotingshorizon. De kadertoets van de uitgaven is weergegeven in onderstaande tabel. Onder de tabel worden de maatregelen afzonderlijk toegelicht.

Tabel 5 Kadertoets uitgaven
(in miljarden euro, min = onderschrijding) 2025 2026 2027 2028 2029 2030
1 Uitgavenkader bij Miljoenennota 2025 427,0 455,0 476,9 494,2 512,7
Aanpassingen van het uitgavenkader naar aanleiding van:
2 Nominale ontwikkeling 0,8 1,9 2,4 1,8 0,9 0,2
3 WW en bijstand ‒ 0,4 ‒ 0,5 ‒ 0,6 ‒ 0,7 ‒ 0,6 ‒ 0,5
4 Kasschuiven ‒ 2,0 ‒ 7,1 2,8 1,7 1,1 ‒ 1,3
5 Bijstelling prijs accres (Gemeenten en Provincies) 0,5 0,6 0,7 0,8 1,0 1,1
6 Overige kadercorrecties 0,2 0,3 0,3 0,3 0,2 0,2
7 Uitgavenkader bij Voorjaarsnota 2025 425,8 449,9 482,1 498,0 515,0 537,7*
Kaderrelevante uitgaven:
Generale dossiers 0,6 1,2 0,8 1,3 1,3 1,4
8 EU-afdrachten 0,1 1,0 0,3 0,6 0,6 0,6
9 Gasbaten 0,6 0,0 0,4 0,3 0,2 0,2
10 Bijstelling volume accres (Gemeenten en Provincies) 0,0 0,0 0,1 0,1 0,1 0,3
11 Rente studiefinanciering 0,0 0,1 ‒ 0,1 0,0 0,0 0,0
12 Boetes en Transacties ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1
13 Dividenden ‒ 0,1 0,0 ‒ 0,1 0,0 0,0 0,0
14 Defensie 2% 0,0 0,2 0,3 0,4 0,4 0,4
Asiel 0,9 0,6 0,5 0,7 0,4 0,4
15 Opvang 0,8 0,4 0,0 0,0 0,0 0,0
16 IND 0,0 0,1 0,5 0,6 0,4 0,4
17 Dwangsommen 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0
18 Wetsvoorstellen asiel 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
VWS ‒ 0,3 ‒ 0,4 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3
19 Uitvoeringsinformatie VWS ‒ 0,3 ‒ 0,8 ‒ 0,6 ‒ 0,6 ‒ 0,6 ‒ 0,6
20 Invulling bij- en nascholing MSZ-personeel 0,0 0,0 0,2 0,2 0,2 0,2
21 Pallas 0,1 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1
22 Covid-vaccinatie 0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0
23 Uitstel vervanging abonnementstarief Wmo 0,0 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0
24 Backpay weduwen KNIL-militairen en ambtenaren 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
25 Pakketmaatregelen geneesmiddelen 0,0 0,0 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1
26 Overig VWS 0,0 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0
SZW 0,1 0,2 ‒ 0,1 0,2 0,8 0,5
27 Uitvoeringsinformatie SZW (a.o. WIA, ZW en KOT) 0,3 0,3 1,0 0,8 0,8 0,7
28 WIA onvermijdelijke (herstel)maatregelen 0,0 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
29 Realistische ingangsdatum KOT 0,0 ‒ 0,6 ‒ 2,2 ‒ 1,9 ‒ 0,3 ‒ 0,2
30 Compensatie middengroep en flankerend beleid kinderopvang 0,0 0,3 0,8 1,0 0,5 0,2
31 Steiler afbouwen recht op WKB (extra knikpunt) 0,0 0,0 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3
32 Hervorming Werkloosheidswet 0,0 0,0 0,2 0,1 ‒ 0,2 ‒ 0,2
33 Schrappen bezuiniging kinderopvang 0,0 0,1 0,2 0,2 0,3 0,3
34 OCTAS (struc. 197 mln.) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
35 Afromen Envelop Groepen in de knel 0,0 0,0 0,0 0,0 ‒ 0,2 ‒ 0,2
36 Overig SZW ‒ 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0 ‒ 0,1
Gemeenten/Jeugd 0,4 1,3 1,3 0,0 0,0 0,0
37 Gemeenten/Jeugd extra middelen 0,4 1,3 1,3 0,8 0,8 0,8
38 Gemeenten/Jeugd maatregelen 0,0 0,0 0,0 ‒ 0,8 ‒ 0,8 ‒ 0,8
Huren ‒ 0,1 0,8 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,5 ‒ 0,5
39 Schrappen huurverhoging 2025 en 2026 ‒ 0,1 ‒ 0,4 ‒ 0,5 ‒ 0,5 ‒ 0,5 ‒ 0,5
40 Investeren sociale huur 0,0 0,3 0,4 0,4 0,0 0,0
41 Verhogen huurtoeslag (boodschappenbonus) 0,1 0,9 0,0 0,0 0,0 0,0
Infrastructuur 0,0 ‒ 1,0 1,0 0,0 ‒ 0,2 ‒ 0,2
42 Nedersaksenlijn (cum. 1.912 mln.) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
43 Sluis kornwerderzand (cum. 375 mln.) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
44 N36 (cum. 115 mln.) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
45 Flessenhals Meppel (cum. 100 mln.) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
46 Anders inzetten reservering Lelylijn 0,0 0,0 0,0 0,0 ‒ 0,2 ‒ 0,2
47 Fasering infrastructuur 0,0 ‒ 1,0 1,0 0,0 0,0 0,0
Stikstof 0,2 0,0 0,0 0,0 0,2 0,2
48 Stikstof 0,2 0,4 0,0 0,0 0,0 0,0
49 Fasering middelen stikstof AP 0,0 ‒ 0,4 0,0 0,0 0,2 0,2
Overig Rijk ‒ 1,5 ‒ 2,1 ‒ 1,2 ‒ 0,6 0,7 0,2
50 Herstel en Veerkrachtplan ‒ 0,2 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0
51 Mee- en tegenvallers VRO (voornamelijk huurtoeslag) ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3 ‒ 0,3
52 Groningen schade en versterken 0,0 ‒ 0,1 0,4 0,0 0,3 ‒ 0,2
53 BNI-koppeling ODA 0,0 0,0 0,0 0,1 0,1 0,1
54 Actualisatie EU-toerekening ODA ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,1
55 Additionele intensivering Defensie 0,0 0,0 0,1 0,5 0,7 0,7
56 Subsidietaakstelling EZ 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
57 JenV: weerbaarheid 0,0 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1
58 Dekking Klimaatfonds 0,0 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,2 0,0 0,0
59 Uitfaseren onderwijskansenregeling 0,0 0,0 ‒ 0,1 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,2
60 Eindejaarsmarge 2,6 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
61 Invulling taakstelling eindejaarsmarge 1,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
62 In=uittaakstelling ‒ 4,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
63 Aanvullende onderuitputting ‒ 0,7 ‒ 1,5 ‒ 1,5 ‒ 0,7 0,0 0,0
64 Overig ‒ 0,2 ‒ 0,1 0,3 0,2 0,1 0,0
Generieke maatregelen ‒ 0,7 ‒ 1,1 ‒ 1,4 ‒ 1,6 ‒ 1,7 ‒ 1,7
65 Inhouden prijsbijstelling ‒ 0,6 ‒ 0,4 ‒ 0,6 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7
66 Inhouden incidentele loonontwikkeling 0,0 0,0 0,0 0,0 ‒ 0,1 ‒ 0,1
67 Inhouden externe inhuur tranche 2025 en 2026 ‒ 0,1 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,2
68 Omzetten loon- en prijsbijstelling 0,0 ‒ 0,4 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7
69 Reguliere uitgaven bij Voorjaarsnota 2025 425,5 449,6 482,5 497,4 515,7 537,7
70 Over/onderschrijding uitgavenkader bij Voorjaarsnota 2025 ‒ 0,3 ‒ 0,3 0,4 ‒ 0,5 0,8 0,0

Aanpassingen van het uitgavenkader

2. Nominale ontwikkeling

Op basis van actuele macro-economische inzichten uit het CEP van het CPB zijn de ramingen voor ontwikkeling van de lonen en prijzen opwaarts bijgesteld.

3. WW en bijstand

De verwachte uitgaven aan de Werkloosheidswet (WW) en bijstand zijn bijgesteld op basis van de meest recente CPB-raming en realisatiecijfers. Mutaties van uitgaven aan de WW en bijstand, die niet het gevolg zijn van beleid, worden conform begrotingsregels met een kadercorrectie verwerkt.

4. Kasschuiven

In deze Voorjaarsnota zijn opnieuw stappen gezet om de begroting realistischer te maken. Met kasschuiven is per saldo 2,0 miljard euro in 2025 en 7,1 miljard euro in 2026 naar latere jaren geschoven. Hiervoor wordt het kader gecorrigeerd en geeft het kabinet invulling aan de aanbevelingen van de Expertgroep realistisch ramen. In paragraaf 6 wordt uitgebreider ingegaan op realistisch ramen.

5. Bijstelling prijs accres (Gemeenten en Provincies)

Op basis van de CEP-raming van het CPB is het accres naar boven bijgesteld. De jaarlijkse bijstelling van het Gemeente-en Provinciefonds heet het accres. Het accres is sinds 2024 gekoppeld aan de ontwikkeling van het bbp. Deze post betreft het prijsdeel.

6. Overige kadercorrecties

Deze post bestaat uit een aantal kleinere kadercorrecties, bijvoorbeeld door het afschaffen van het criterium samengestelde gezinnen en amendementen bij de begrotingsbehandelingen van OCW.

Generale dossiers

8. EU-afdrachten

De EU-afdrachten zijn naar boven bijgesteld als gevolg van diverse effecten, waaronder de bronnenrevisie door het CBS en een positievere raming van de economische groei. Daarnaast zijn ook de afdrachten van de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding opwaarts bijgesteld.

9. Gasbaten

Ten opzichte van de vorige raming is het dividend EBN neerwaarts bijgesteld. Dit is onder andere het gevolg van prijsontwikkelingen op de gasmarkt, die doorwerken op de ontvangsten Mijnbouwwet. Daarnaast is er sprake van een lichte afname van de verwachte gaswinning en een verslechtering van de toekomstige financiële resultaten uit olie- en gasactiviteiten door hogere kosten.

10. Bijstelling volume accres (Gemeenten en Provincies)

Op basis van de CEP-raming van het CPB is het accres naar boven bijgesteld. De jaarlijkse bijstelling van het gemeente-en provinciefonds heet het accres. Het accres is sinds 2024 gekoppeld aan de ontwikkeling van het bbp. Dit betreft het volumedeel.

11. Rente studiefinanciering

De ontvangen rente op studiefinanciering is neerwaarts bijgesteld vanwege minder uitstaande studieschulden.

12. Boetes en Transacties

De raming voor ontvangsten uit boetes en transacties wordt op basis van realisaties opwaarts bijgesteld.

13. Dividenden

De dividendraming van de niet-financiële staatsdeelnemingen wordt opwaarts bijgesteld.

14. Defensie 2%

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Dit geldt voor zowel prijs als volume. In het CEP 2025 is het volume van het bbp meer gegroeid dan eerder geraamd. Om de defensie-uitgaven op 2% van het bbp te houden, zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld.

Asiel

15. Opvang

De kosten voor de opvang van asielzoekers voor 2025 en 2026 worden bijgesteld op basis van het mediaanscenario van de meest recente Meerjaren Productie Prognose (MPP). Het betreft vooral middelen voor het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), inclusief de meerkosten voor crisisnoodopvang. Ook betreft het de effecten van de MPP voor de rechtspraak, de rechtsbijstand, Stichting NIDOS (voor de opvang van alleenstaande minderjarige vluchtelingen), Identificatie en Registratie en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTenV).

16. IND

Het budget voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) wordt opgehoogd om personeel te behouden die de asielaanvragen volgend uit de MPP en de bestaande voorraad verwerken. Het gaat structureel om 374 miljoen euro.

17. Dwangsommen

De IND moet in 2025 en 2026 dwangsommen betalen aan asielzoekers waarvan de asielaanvraag niet binnen de wettelijke beslistermijn wordt afgehandeld. Op basis van de realisatie van 2024 wordt het budget bijgesteld in 2025 en in 2026.

18. Wetsvoorstellen asiel

Er volgen vanuit de asielwetgeving, waaronder het tweestatusstelsel, budgettaire consequenties voor onder andere de IND en rechtspraak. Deze worden deels gedekt uit de reservering van 50 miljoen euro op de Aanvullende Post. Er zijn aanvullend middelen nodig voor de implementatie.

VWS

19. Uitvoeringsinformatie VWS

Op basis van uitvoeringsinformatie van het Zorginstituut en de Nza zijn de Wlz en de Zvw-uitgaven geactualiseerd.  

20. Invulling bij- en nascholing MSZ-personeel

Een deel van de structurele onderuitputting van de wijkverpleging wordt ingezet als alternatieve invulling van de taakstelling voor bij- en nascholing MSZ-personeel.

21. Pallas

De kosten van de Pallas-reactor vallen hoger uit. De stijging komt met name door hogere kosten die volgen uit het detailontwerp, langere doorlooptijd, hogere indirecte kosten en prijsstijgingen van materialen en arbeid.

22. Covid-vaccinatie

Dit betreft de kosten voor het eenmalig verlengen van de Covid–vaccinatiecampagne in 2026.

23. Uitstel vervanging abonnementstarief Wmo

Als gevolg van vertraging van het wetsvoorstel vervanging abonnementstarief Wmo is er een incidenteel besparingsverlies in 2026.

24. Backpay weduwen KNIL-militairen en ambtenaren

Er wordt een eenmalige reservering van 50 miljoen euro getroffen ten behoeve van de backpay voor weduwen van voormalig KNIL-militairen en ambtenaren in Nederlands-Indië.

25. Pakketmaatregel geneesmiddelen

Het kabinet beperkt de aanspraak op zelfzorggeneesmiddelen in de Zorgverzekeringswet. Dit zijn betaalbare geneesmiddelen die beschikbaar zijn in de vrije verkoop. Het bedrag is een taakstellende opbrengst, die wordt ingevuld met de verder uit te werken aanpassing van de aanspraak.

26. Overig VWS

Dit betreft het resterende per saldo beeld op de VWS-begroting. Het overige uitvoeringsbeeld laat een structurele meevaller zien van 44,1 miljoen euro en een tegenvaller van 67,1 miljoen euro. Er zijn ook meerdere gedekte intensiveringen toegevoegd op de VWS-begroting (98,4 miljoen euro structureel). Het gaat onder andere om middelen voor de inzet van vrijwilligers in de palliatieve zorg (17 miljoen euro structureel), het alternatief invullen van de apparaatstaakstelling uit amendement Bontenbal (15 miljoen euro structureel) en aanpassing van de regeling Dienstverlening aan Huis (10,8 miljoen euro). Deze worden met name gedekt door de inzet van loonbijstelling (86 miljoen euro structureel).

SZW

27. Uitvoeringsinformatie SZW (o.a. WIA, ZW en KOT)

Naar aanleiding van de meest recente raming van het CPB en de meest recente uitvoeringsinformatie van de verschillende uitvoeringsorganisaties, zijn de regelingen op de SZW-begroting bijgesteld. Hieruit volgt een per saldo tegenvaller. Deze tegenvaller wordt voornamelijk veroorzaakt door een forse tegenvaller op de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en tegenvallers op de kinderopvangtoeslag (KOT) en de Ziektewet (ZW).

28. WIA onvermijdelijke (herstel)maatregelen

Voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) worden verschillende onvermijdelijke maatregelen genomen. Een deel van deze maatregelen zijn herstelacties. De eerste herstelactie betreft het herstellen van fouten in de vaststelling van de hoogte van het WIA-dagloon in de periode 2020-2024. Een tweede herstelactie betreft het opvolging geven aan een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, uitspraak loonloze tijdvakken). Een derde herstelactie betreft fouten die gemaakt zijn bij de indexatie van WIA-uitkeringen in de periode 2006-2022.

Daarnaast worden maatregelen genomen om de druk op UWV bij het sociaal-medisch beoordelen te verlichten. Dit betreft een vereenvoudigde beoordeling voor 60-plussers, extra uitvoeringskosten voor het UWV, en het wettelijk verankeren van het kwijtschelden van voorschotten.

29. Realistische ingangsdatum KOT

In het HLA is afgesproken om per 2027 een nieuwe financiering van kinderopvang in te voeren. Om een goede overgang te borgen, is besloten meer tijd te nemen voor de implementatie van en overgang naar de nieuwe financiering. In 2029 gaat de nieuwe financiering in.

30. Compensatie middengroep en flankerend beleid kinderopvang

Een deel van de besparing die volgt uit de realistische ingangsdatum KOT wordt ingezet om voorafgaand aan het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang, een ingroeipad te hanteren. Dit ingroeipad zorgt ervoor dat de vergoedingspercentages stijgen en geleidelijk kunnen toegroeien naar 96% voor alle werkende ouders. Daarnaast worden middelen ingezet om middengroepen en de sector te ondersteunen bij de overgang naar het nieuwe financieringsstelsel, middels flankerend beleid.

31. Steiler afbouwen recht op WKB (extra knikpunt)

Met deze maatregel wordt een extra knikpunt ingericht voor het kindgebonden budget (WKB) voor ouders met een gezamenlijk inkomen vanaf 60.000 euro. Voor hen wordt het afbouwpercentage verhoogd, waarmee zij sneller het recht op het kindgebonden budget (WKB) verliezen.

32. Hervorming Werkloosheidswet

In het HLA is afgesproken dat er een besparing plaats zal vinden op de Werkloosheidswet (WW) van 200 miljoen euro per jaar vanaf 2027. Deze besparing wordt ingevuld met een duurverkorting van de WW van 24 naar 18 maanden die ingaat vanaf 1 januari 2027. Omdat de maatregelen pas na 18 maanden een budgettair effect hebben, is er ten opzichte van het HLA een besparingstekort in 2027 en 2028 en vanaf 2029 en verder een besparingsoverschot.

33. Schrappen bezuiniging kinderopvang

In het HLA is de maatregel genomen om de kinderopvangtoeslag (KOT) niet te indexeren in 2026. Deze bezuiniging wordt teruggedraaid.

34. OCTAS (struc. 197 mln.)

Om opvolging te geven aan de aanbevelingen uit De Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (Octas), worden maatregelen uitgewerkt.

35.Afromen Envelop Groepen in de knel

Ten behoeve van het uitgavenbeeld, wordt een deel van de middelen uit de envelop Groepen in de knel afgeroomd.

36. Overig SZW

Dit betreft overige intensiveringen en dekking binnen de SZW-begroting. Hieronder vallen onder andere de inzet van loon- en prijsbijstelling en de beleidsmatige vrijval van middelen voor het Lage-Inkomensvoordeel (LIV).

Gemeenten/Jeugd

37. Gemeenten/Jeugd extra middelen

Voor 2025 tot en met 2027 komt circa 3 miljard euro cumulatief voor gemeenten beschikbaar voor jeugdzorg en voor de terugval in 2026 in het Gemeentefonds. Dit is nader beschreven in paragraaf 3.6 van de Voorjaarsnota.

38. Gemeenten/Jeugd maatregelen

Voor 2028 en verder worden de beheersmaatregelen uit de Hervormingsagenda Jeugd versterkt en worden aanvullende maatregelen uitgewerkt. Dit is nader beschreven in paragraaf 3.6 van de Voorjaarsnota.

Huren

39. Schrappen huurverhoging 2025 en 2026

De huren voor sociale huurwoningen worden in 2025 en 2026 bevroren. Dit betekent dat er geen huurverhogingen mogen worden doorgevoerd per 1 juli 2025 tot 1 juli 2027. Deze huurbevriezing werkt ook door in lagere uitgaven voor de huurtoeslag. Structureel wordt er 492 miljoen euro minder uitgegeven.

40. Investeren sociale huur

Ter compensatie van de terugvallende huurinkomsten door de huurbevriezing wordt er 270 miljoen euro in 2026 en 405 miljoen euro in 2027 en 2028 gereserveerd voor investeringen in de sociale huur.

41. Verhogen huurtoeslag (boodschappenbonus)

De huurtoeslag wordt incidenteel verhoogd met 1,0 miljard euro.

Infrastructuur

42. Nedersaksenlijn (cum. 1.912 mln.)

Het kabinet heeft besloten om de gereserveerde middelen voor de Lelylijn op de Aanvullende Post in te zetten voor de Nedersaksenlijn en drie andere projecten in noordelijk Nederland. Deze mutatie betreft de reservering voor de Nedersaksenlijn.

43. Sluis Kornwerderzand (cum. 375 mln.)

Het kabinet heeft besloten om de gereserveerde middelen voor de Lelylijn op de Aanvullende Post in te zetten voor de Nedersaksenlijn en drie andere projecten in noordelijk Nederland. Deze mutatie betreft de reservering uit deze middelen voor het project Sluis Kornwerderzand in Friesland.

44. N36 (cum. 115 mln.)

Het kabinet heeft besloten om de gereserveerde middelen voor de Lelylijn op de Aanvullende Post in te zetten voor de Nedersaksenlijn en drie andere projecten in noordelijk Nederland. Deze mutatie betreft de reservering uit deze middelen voor het project N36 tussen Almelo en Ommen.

45. Flessenhals Meppel (cum. 100 mln.)

Het kabinet heeft besloten om de gereserveerde middelen voor de Lelylijn op de Aanvullende Post in te zetten voor de Nedersaksenlijn en drie andere projecten in noordelijk Nederland.

46. Anders inzetten reservering Lelylijn

Het kabinet heeft besloten om de gereserveerde middelen voor de Lelylijn op de Aanvullende Post in te zetten voor de Nedersaksenlijn en drie andere projecten in noordelijk Nederland.

47. Fasering infrastructuur

Het kabinet heeft besloten tot fasering van de infrastructuur. Hierdoor wordt er kasbudget van 2026 naar 2027 geschoven.

Stikstof

48. Stikstof

In totaal wordt 600 miljoen euro vrijgemaakt voor de stikstofaanpak in de landbouwsector.

49. Fasering middelen stikstof AP

In totaal wordt 400 miljoen euro van de stikstofmiddelen op de Aanvullende Post uit 2026 geschoven naar 2029 en 2030.

Overig Rijk

50. Herstel en Veerkrachtplan

Er vindt een technische bijstelling plaats. Deze bijstelling (inclusief de negatieve bijstelling in 2024) heeft geen effect op de totale raming van de ontvangsten van het HVP.

51. Mee- en tegenvallers VRO (voornamelijk huurtoeslag)

De uitgaven aan de huurtoeslag zijn lager dan geraamd vooral door gunstiger inkomensontwikkelingen. Daarnaast zijn er diverse kleinere tegenvallers bij onder andere de Nationale Geo Informatie Infrastructuur (NGII), de huurcommissie en de Omgevingswet.

52. Groningen schade en versterken

Voor Groningen worden jaarlijks bij de Voorjaarsnota zowel de uitgaven en ontvangsten van de schade- en versterkingsraming, als ook de bijdrage aan Energie Beheer Nederland (EBN) geactualiseerd. De bijstelling voor de uitgaven wordt onder meer veroorzaakt door hogere (uitvoerings)kosten, maar ook door de versterkingsoperatie die naar verwachting langer doorloopt.

53. BNI-koppeling ODA

Het ODA-budget wordt bijgesteld op basis van de verwachting van de volumeontwikkeling van het bruto nationaal inkomen (bni) op basis van het CEP. Hiermee is een koppeling van het ODA-budget met de groei van het bni hersteld. De middelen voor de koppeling worden onder andere ingezet voor migratiepartnerschappen en de Nederlandse bijdrage aan de 22e middelenaanvulling van de International Development Association (IDA), onderdeel van de Wereldbank.

54. Actualisatie EU-toerekening ODA

Het ODA-toerekenbare deel van de EU-afdrachten is geactualiseerd aan de hand van het huidige Nederlandse bni-aandeel, hierdoor zou het ODA-budget stijgen met 61 miljoen euro. Om de ODA-prestatie gelijk te houden, is dit in mindering gebracht op het ODA-budget.

55. Additionele intensivering Defensie

Het kabinet investeert structureel 737 miljoen euro extra in Defensie. Deze intensivering komt bovenop de structurele volumebijstelling van 420 miljoen euro die beschikbaar wordt gesteld aan de Defensiebegroting middels de koppeling tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp.

56. Subsidietaakstelling EZ

Ter dekking van de integrale problematiek wordt er vanaf 2027 een ombuiging van 25 miljoen euro per jaar gedaan op subsidies op de begroting van Economische Zaken.

57. JenV: Weerbaarheid

Om de maatschappelijke weerbaarheid te vergroten wordt vanaf 2027 een bedrag ter hoogte van 70 miljoen euro beschikbaar gesteld aan het ministerie van Justitie en Veiligheid.

58. Dekking Klimaatfonds

Ter dekking van de integrale problematiek wordt een ombuiging van cumulatief 600 miljoen euro gedaan op het Klimaatfonds.

59. Uitfaseren onderwijskansenregeling

Met deze maatregel wordt de onderwijskansenregeling in het voortgezet onderwijs opgeheven. Met de onderwijskansenregeling krijgt een school meer budget op basis van een achterstandsscore op schoolvestigingsniveau van het CBS. Met deze maatregel wordt bekostiging voor scholen die in aanmerking komen voor de onderwijskansenregeling verlaagd. Deze maatregel levert 90 miljoen euro op in 2027 en vanaf 2028 structureel 177 miljoen euro.

60. Eindejaarsmarge

Departementen kunnen een deel van de middelen die in 2024 niet zijn besteed via de eindejaarsmarge meenemen naar 2025. In deze Voorjaarsnota wordt de eindejaarsmarge toegevoegd aan de departementale begrotingen.

61. Invulling taakstelling eindejaarsmarge

In de Miljoenennota 2025 is afgesproken dat de aanvullende uitgaven aan Herstel Toeslagen voor 1,4 miljard euro gedekt worden uit de eindejaarsmarge. Hiervoor is een reservering getroffen op de Aanvullende Post. De totaal uit te keren eindejaarsmarge is verlaagd met 1,4 miljard euro om deze reservering op de Aanvullende Post in te vullen.

62. In=uittaakstelling

Als tegenhanger van de eindejaarsmarge is een in=uittaakstelling geboekt op de Aanvullende Post. Het inboeken van een in=uittaakstelling voorkomt dat het uitkeren van de eindejaarsmarge leidt tot belasting van het uitgavenkader. De gedachte achter de in=uittaakstelling is dat er aan het einde van dit jaar naar verwachting in ongeveer dezelfde mate als het voorgaande jaar sprake zal zijn van onderbesteding op de begrotingen.

63. Aanvullende onderuitputting

In de komende jaren blijft de onderuitputting naar verwachting hoog. Daarom is er voor 2025 0,7 miljard euro aan aanvullende onderuitputting ingeboekt. Bij de Miljoenennota 2026 zal dit bedrag opnieuw worden bezien. Voor 2026 en 2027 is 1,5 miljard euro en voor 2028 is 0,7 miljard euro ingeboekt. Bij de Voorjaarsnota 2026 wordt bezien of deze verwachting van aanvullende onderuitputting nog actueel is. Indien dit niet het geval is wordt gekeken naar het inhouden van de prijsbijstelling tranche 2026 als alternatieve invulling. In paragraaf 6.3 wordt de aanvullende onderuitputting nader toegelicht.

64. Overig

Deze post bevat overige uitgaven onder het uitgavenkader.

Generieke maatregelen

65. Inhouden prijsbijstelling

Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. De overige 50% wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

66. Inhouden incidentele loonontwikkeling

Het kabinet verlaagt de reservering voor arbeidsvoorwaarden vanaf 2029 met 100 miljoen euro door het inhouden van de kabinetsbijdrage voor incidentele loonontwikkeling. Dit wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

67. Inhouden externe inhuur tranche 2025 en 2026

Het kabinet heeft besloten om de loonbijstelling voor externe inhuur in tranche 2025 en 2026 in te houden. Dit levert een besparing op van circa 128 miljoen euro in 2025 oplopend naar 171 miljoen euro in 2030 en verder. Dit wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

68. Omzetten loon- en prijsbijstelling

In het hoofdlijnenakkoord is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Deze geldt voor prijs- en volumeontwikkeling bbp. De eerder getroffen loon- en prijsreservering op basis van de Loon- en Prijsontwikkelingsystematiek vervalt hierdoor, net als de reservering voor valutaschommelingen.

3.2 Horizontale ontwikkeling per begrotingshoofdstuk

De totale uitgaven stijgen in 2030 ten opzichte van 2025 met 30 miljard euro. Tabel 6 laat per begroting zien hoe de uitgaven op de verschillende beleidsterreinen zich ontwikkelen ten opzichte van elkaar.6 Figuur 5 toont per begroting het verschil tussen 2030 en 2025.

Tabel 6 Horizontale ontwikkeling per begrotingshoofdstuk (bedragen in miljarden euro)
Begroting 2025 2026 2027 2028 2029 2030 Verschil 2030-2025
Zorg 114 116 122 124 126 129 14
Sociale Zekerheid 108 110 112 113 116 117 10
Gemeentefonds en Provinciefonds (incl. Accres) 50 50 52 52 54 57 7
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 57 54 56 54 54 54 ‒ 3
Defensie (inclusief Defensiematerieelbegrotingsfonds) 21 24 25 26 26 26 5
Buitenlandse Zaken (inclusief BHO) 13 15 18 20 21 22 8
Justitie en Veiligheid 17 17 17 17 17 17 ‒ 1
Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds) 14 14 17 15 15 15 1
Klimaat en Groene Groei (incl. Klimaatfonds) 3 4 3 5 5 6 4
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 9 10 9 9 8 8 0
Financiën (exclusief Nationale Schuld) 13 8 10 9 6 6 ‒ 7
Economische Zaken (inclusief Nationaal Groeifonds) 3 3 3 4 2 3 0
Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur 5 4 4 3 4 4 ‒ 1
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (incl. BES-fonds en Hoge Colleges van Staat) 4 4 4 3 3 3 ‒ 2
Asiel en Migratie 6 6 2 2 2 2 ‒ 4
Algemene Zaken en De Koning 0 0 0 0 0 0 0
Totaal 437 440 454 456 459 467 30

De zorguitgaven groeien jaar-op-jaar door de verwachte loon- en prijsontwikkelingen en volumefactoren. De belangrijkste oorzaken van de stijgende uitgaven zijn de vergrijzing, de technologische ontwikkeling, hoger zorggebruik door hogere inkomens, stijgende lonen door de krappe arbeidsmarkt en de achterblijvende arbeidsproductiviteit in de zorg. Vanaf 2027 wordt het eigen risico verlaagd naar 165 euro en getrancheerd op 50 euro per behandeling in de medisch-specialistische zorg. Dit leidt tot een stijging van de netto zorguitgaven van 4,1 miljard euro in 2027 tot 4,6 miljard euro in 2030.

De uitgaven voor sociale zekerheid nemen toe met circa 10 miljard euro tussen 2025 en 2030. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de verwachte stijging van de uitgaven aan de Algemene Ouderdomswet (5,3 miljard euro) als gevolg van de vergrijzing en de verwachte hogere uitgaven aan de Kinderopvangtoeslag (2,6 miljard euro). Deze hogere uitgaven hangen samen met de voorgenomen invoering van een nieuw kinderopvangstelsel per 2029.

De uitgaven voor Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp nemen toe met circa 8 miljard euro tussen 2025 en 2030. Dit wordt deels verklaard door lagere uitgaven in de EU-begroting in 2025 en Nederlandse ontvangsten uit het coronaherstelfonds in 2025. Daarnaast is de raming van de EU-afdrachten geactualiseerd op basis van de laatste economische verwachtingen en geldt vanaf 2028 de raming van het nieuwe Meerjarige Financiële Kader (MFK).

De uitgaven aan Defensie nemen toe met circa 5 miljard euro tussen 2025 en 2030. Dit komt doordat de uitgaven aan Defensie zijn gekoppeld aan 2% van het bbp en het kabinet aanvullend structureel 0,7 miljard euro beschikbaar stelt.

De begroting van het ministerie van Financiën daalt met 7 miljard euro. Dat komt door het feit dat de Hersteloperatie Toeslagen een tijdelijk karakter heeft.

De begroting van Asiel en Migratie daalt met ongeveer 4 miljard euro. Dit komt ten eerste doordat in 2025 en 2026 incidenteel budget beschikbaar gesteld is voor de meerkosten van crisisnoodopvang. Ten tweede heeft het kabinet in het hoofdlijnenakkoord de al aflopende uitgaven aan asiel met aanvullend structureel circa 1 miljard euro verlaagd, gekoppeld aan een maatregelenpakket om de asielinstroom fors te verlagen. Bij deze Voorjaarsnota stelt het kabinet structureel 374 miljoen euro beschikbaar voor de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) om asielaanvragen te kunnen blijven afhandelen.

Figuur 5 Verschil begrotingstotaal 2030 ten opzichte van 2025 (Bedragen in miljarden euro)

Bron: ministerie van Financiën

3.3 Internationale veiligheid

3.3.1 Oekraïne

Nederland blijft Oekraïne politiek, militair, financieel en moreel actief en onverminderd steunen in tijd van oorlog, herstel en wederopbouw. Op 24 februari 2025 was het drie jaar geleden dat Rusland de grootschalige invasie van Oekraïne startte. De oorlog is een ongekende daad van agressie tegen een democratisch Europees land met vreselijke gevolgen voor alle Oekraïners. Dit is onlosmakelijk verbonden met de afschrikking van verdere Russische agressie.

In internationaal verband ondersteunt het kabinet Oekraïne op militair gebied en draagt het kabinet bij aan niet-militaire steun. De totale internationale steun aan Oekraïne wordt gecontinueerd met 3,5 miljard euro. Daarnaast zijn niet alle middelen voor militaire en niet-militaire steun in 2024 tot besteding gekomen. Deze worden weer toegevoegd aan de begroting.

Militaire en niet-militaire steun

Het kabinet heeft besloten om de militaire steun te continueren met 3,1 miljard euro op de Defensiebegroting. Dit komt bovenop de circa 10 miljard euro die sinds het uitbreken van de oorlog reeds beschikbaar is gesteld aan militaire steun. De militaire en geopolitieke ontwikkelingen rondom Oekraïne leiden ertoe dat 2 miljard euro van dit pakket versneld in 2025 wordt geplaatst. Hier worden onder meer drones van gekocht, in samenwerking met de Oekraïense industrie.

Daarnaast wordt 100 miljoen euro bijgedragen aan het Ukraine Comprehensive Assistance Package (UCAP). Hieruit wordt niet-dodelijke militaire steun geleverd, zoals brandstof, medische voorzieningen en winteruitrusting. Deze middelen worden toegevoegd aan de begroting van Buitenlandse Zaken.

Tot slot kent het kabinet met deze Voorjaarsnota 252 miljoen euro in 2026 voor niet-militaire steun aan Oekraïne toe aan de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Via de reguliere begrotingsmomenten wordt de invulling van deze middelen aan de Kamer voorgelegd. Naast de middelen die in deze Voorjaarsnota aanvullend zijn toegekend, levert Nederland reeds niet-militaire steun via de Europese Unie (EU) en via internationale financiële instellingen als de Wereldbank en het International Monetair Fonds (IMF).

Tabel 7 Uitgaven internationale steun Oekraïne
In miljoenen euro's 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Miljoenennota 2025 3.122 2.924 327 513 84
Militaire ondersteuning 2.256 2.321 22 511 80
Niet-militaire steun 866 603 305 3 4
Mutaties Voorjaarsnota 2025 2.555 435 1.101 75 40 45
Militaire ondersteuning 2.527 163 1.097 73 40 40
Niet-militaire steun 28 272 4 2 5
Stand Voorjaarsnota 2025 5.676 3.359 1.428 588 124 45
Militaire ondersteuning 4.783 2.484 1.119 584 120 40
Niet-militaire steun 893 875 309 4 4 5

Binnenlandse regelingen

Ook in 2025 blijft het kabinet zich inzetten voor de opvang van Oekraïense ontheemden en het aanbieden van de juiste voorzieningen. Hierbij blijft de focus liggen op het vergroten van participatie en zelfredzaamheid.

Voor de uitgavenraming van de binnenlandse regelingen wordt gebruik gemaakt van dezelfde prognose van het aantal Oekraïense ontheemden in Nederland als bij Najaarsnota 2024. Deze raming gaat uit van gemiddeld 133.000 Oekraïense ontheemden in 2025 en dat wekelijks gemiddeld 350 ontheemden meer zullen instromen dan de opvang zullen verlaten. Dit is een lagere netto-instroom dan bij de Miljoenennota 2025 gedacht. Dit leidt derhalve tot meevallers bij de opvang voor de jaren 2025 en 2026. De meevallers bij de opvang voor de jaren 2025 en 2026 worden ook veroorzaakt door een verlaging van de normvergoeding voor opvangplekken op basis van het kostprijsonderzoek dat eind 2024 is uitgevoerd. Bij zorg is voor de jaren 2025 en 2026 sprake van tegenvallers doordat de gemiddelde zorgkosten per ontheemden hoger zijn dan eerder werd ingeschat. Daarnaast is eenmalig 19 miljoen euro teruggevorderd op het gebied van voorschoolse educatie en noodhuisvesting voor Oekraïense leerlingen na afhandeling van de verantwoording over de specifieke uitkering voor deze middelen bij gemeenten.

Tot slot raamt het kabinet, vooruitlopend op een mogelijke verlenging van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) tot 4 maart 2027, de uitgaven tot 4 maart 2028. De reden hiervoor is de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne waardoor gemeenten tot een jaar na afloop van de RTB verantwoordelijk blijven voor de opvang. In de Miljoenennota 2025 zijn budgetten opgenomen tot 4 maart 2027. De mogelijke verlenging tot 4 maart 2028 verklaart de tegenvallers voor opvang en zorg in de jaren 2027 en 2028. Deze middelen worden op de Aanvullende Post gereserveerd.

Tabel 8 Uitgaven binnenlandse regelingen Oekraïne
In miljoenen euro's 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Miljoenennota 2025 3.913 3.858 1.168
Opvang Ontheemden 3.666 3.762 1.168
Zorg 247 96
Onderwijs
Mutaties Voorjaarsnota 2025 ‒ 1.199 ‒ 1.003 1.649 1.021
Opvang Ontheemden ‒ 1.223 ‒ 1.097 1.440 876
Zorg 43 94 208 146
Onderwijs ‒ 19
Stand Voorjaarsnota 2025 2.715 2.855 2.817 1.021
Opvang Ontheemden 2.443 2.665 2.608 876
Zorg 290 190 208 146
Onderwijs ‒ 19

Leveringszekerheid

Om de leveringszekerheid van aardgas te versterken heeft Energie Beheer Nederland (EBN) de afgelopen jaren op aanwijzen van de Staat gas opgeslagen in de gasberging in Bergermeer.  Deze kosten zijn voor de vulseizoenen 2023/2024, 2023/2024 en 2024/2025 als onderdeel van de maatregelen voor Oekraïne behandeld vanwege de energiecrisis. Ook voor de vulseizoenen 2025/2026 en 2026/2027 heeft het kabinet geld vrijgemaakt voor een vulmaatregel, deze uitgaven vallen echter weer regulier onder het uitgavenkader.

De kosten voor de vulmaatregelen worden via een opslag op de transporttarieven van Gasunie Transport Services (GTS) doorbelast aan gasgebruikers. De verwachte kosten van de heffing zijn naar beneden bijgesteld. Daarnaast worden de inkomsten doorgeschoven naar de periode vanaf 2027 omdat de Wet Bestrijden Energieleveringscrisis (WBE) op zijn vroegst per 1 januari 2026 in werking treedt en de heffing pas daarna kan worden geïmplementeerd.

Tabel 9 Uitgaven leveringszekerheid
In miljoenen euro's 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Miljoenennota 2025 257 ‒ 88 ‒ 88 ‒ 88 ‒ 88
Leveringszekerheid 257 ‒ 88 ‒ 88 ‒ 88 ‒ 88
Mutaties Voorjaarsnota 2025 ‒ 168 88 66 66 66 ‒ 22
Leveringszekerheid ‒ 168 88 66 66 66 ‒ 22
Stand Voorjaarsnota 2025 88 ‒ 22 ‒ 22 ‒ 22 ‒ 22
Leveringszekerheid 88 ‒ 22 ‒ 22 ‒ 22 ‒ 22

3.3.2 NAVO

Op 24 en 25 juni 2025 is Nederland gastland van de NAVO-top. De additionele uitgaven voor de NAVO-top 2025 komen vooralsnog uit op 183,4 miljoen euro. Een deel hiervan (76,8 miljoen euro) komt uit het HGIS-budget. Wegens noodzakelijke veiligheidsmaatregelen is dit hoger dan opgenomen in de Voorjaarsnota 2024, aangezien deze uitgaven toen nog niet konden worden ingeschat. De totale uitgaven worden gedaan vanuit de begrotingen van JenV (81,7 miljoen euro), BZ (53 miljoen euro), Defensie (42,6 miljoen euro) en IenW (6,1 miljoen euro).

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en minimaal 2% van het Nederlandse bbp. Daarnaast investeert het kabinet aanvullend reekstructureel 0,7 miljard euro in Defensie. De volgende tabel toont de standen van de defensie-uitgaven en corresponderende percentages bbp in- en exclusief militaire steun aan Oekraïne.

Tabel 10 Nominale defensie-uitgaven en percentage bbp1
In miljoenen euro's 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Totaal Defensie-uitgaven (excl. OEK) 21.373 24.953 26.573 28.077 29.205 29.795
%-bbp (excl. OEK) 1,79% 2,00% 2,05% 2,08% 2,09% 2,05%
Totaal Defensie-uitgaven (incl. OEK) 26.145 27.532 27.921 28.662 29.325 29.835
%-bbp (incl. OEK) 2,19% 2,21% 2,15% 2,12% 2,09% 2,06%
  1. Nominale defensie-uitgaven zijn inclusief budgetten op begrotingen van andere ministeries die worden meegerekend in de NAVO-norm en de prijsreservering op de Aanvullende Post.

3.4 Energie- en klimaatbesluitvorming

Binnen het kabinet is een pakket met energie- en klimaatmaatregelen, om de doelen voor energie en klimaat binnen bereik te brengen, tot stand gekomen. De minister van Klimaat en Groene Groei informeert de Kamer voor 1 mei nader over dit pakket. De maatregelen passen binnen de bestaande middelen op de Rijksbegroting. Budgettaire verwerking en autorisatie door de Kamer zal op een later moment plaatsvinden. Pas na die autorisatie zullen de uitgaven daadwerkelijk plaats kunnen vinden.

3.5 Herstel- en Veerkrachtplan

Door middel van het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) maakt Nederland aanspraak op 5,4 miljard euro aan middelen uit de Europese Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF). Het HVP is een rijksbreed programma met hervormingen en investeringen.7 De HVF is zo opgebouwd dat uitbetaling conditioneel is aan het behalen van hervormingen en investeringen. De middelen worden in vijf tranches uitgekeerd als de vastgelegde mijlpalen en doelstellingen zijn behaald.

In 2024 zijn de eerste twee (van in totaal vijf) betaalverzoeken ingediend met in totaal een waarde van 2,5 miljard euro. Het eerste betaalverzoek is in september 2024 uitbetaald. Het tweede betaalverzoek is inmiddels positief beoordeeld door de Europese Commissie en de Raad. Nederland verwacht de uitbetaling voor de zomer van 2025. Om ook de volgende betaalverzoeken in te kunnen dienen is het van belang dat alle investeringen en hervormingen tijdig kunnen worden behaald. Voor deze investeringen en hervormingen is onder andere een spoedige implementatie van een aantal wetgevingstrajecten van belang. Het gaat hier om de Wet Versterking Regie Volkshuisvesting, de Wet Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (BAZ) en de Wet Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR). Voor een spoedige implementatie van het HVP is een tijdige parlementaire behandeling van deze wetgevingstrajecten van belang.

Als mijlpalen en doelstellingen niet worden gehaald of behaalde mijlpalen en doelstellingen worden teruggedraaid, leidt dit tot een korting op grond van een kortingsmethodologie.8 Deze methodologie is opgesteld door de Europese Commissie en is in lijn met de rol die lidstaten hebben voorzien voor de Europese Commissie om toe te zien op de naleving van de plannen. De methodologie sluit ook aan bij de Nederlandse inzet om een prikkel voor hervormingen mee te geven aan lidstaten. Deze korting kan oplopen tot 600 miljoen euro per niet (volledig en tijdig) behaalde mijlpaal of doelstelling. Een eventuele korting leidt tot een tegenvaller op de rijksbegroting. Het kabinet is aanhoudend gemotiveerd om samen het rijksbrede programma van hervormingen en investeringen in het Nederlandse HVP volledig uit te voeren. Op deze manier kan het kabinet de volledige 5,4 miljard euro aan EU-middelen inzetten voor belangrijke investeringen in Nederland. Zoals afgesproken zal de Tweede Kamer over de implementatie van het HVP worden geïnformeerd bij het indienen van een betaalverzoek en ieder voorjaar en najaar over de algemene voortgang.

3.6 Medeoverheden

De afgelopen maanden hebben het Rijk en medeoverheden intensieve gesprekken gevoerd om invulling te geven aan onze gezamenlijke verantwoordelijkheid. Jeugdzorg en de financiële situatie van gemeenten zijn daarbij nadrukkelijk onderwerp van gesprek geweest met gemeenten.

Het kabinet zet in op goede en beheersbare jeugdzorg en een gezonde financiële positie voor gemeenten. Voor 2025 tot en met 2027 komt daarom in totaal circa 3 miljard euro cumulatief beschikbaar voor jeugdzorg en gemeenten (zie tabel 11), waarvan ook middelen voor de terugval in 2026 in het Gemeentefonds. Verder worden de maatregelen uit de Hervormingsagenda Jeugd versterkt op inhoud en beheersbaarheid en vanaf 2028 worden aanvullende maatregelen uitgewerkt. Hierover worden met gemeenten afspraken gemaakt, waarbij ook wordt verwacht dat zij werken aan een adequate en doelmatige uitvoering van de Jeugdwet. In figuur 6 staat weergegeven hoe het Gemeentefonds (nominaal, dus inclusief accres) zich ontwikkelt de komende jaren.

Tabel 11 Reeks Gemeenten/Jeugd
In miljoenen euro's ( - is saldoverbeterend) 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Reeks Gemeenten/Jeugd 414 1.312 1.283 ‒ 9 ‒ 7 3
1. w.v. Demping terugval gemeentefonds 2026 400 422 412 414 424
2. wv. Tekorten voor rekening rijk 414 414 414 414 414 414
3. wv. Groeipad maatregelen HA 498 447
4. wv. Eigen bijdrage Jeugdzorg ‒ 260 ‒ 260 ‒ 260
5. wv. Sturen op trajectduur jeugdzorg ‒ 68 ‒ 68 ‒ 68
6. wv. Indexeren opbrengst hervormingsagenda ‒ 507 ‒ 507 ‒ 507

1. Demping terugval gemeentefonds 2026

Er wordt structureel 424 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de terugval in het Gemeentefonds vanaf 2026.

2. Tekorten voor rekening rijk

De deskundigencommissie Van Ark adviseert om het tekort in het budget voor jeugdzorg in gelijke delen te verdelen over Rijk en gemeente. De structurele kosten voor het Rijk zijn 414 miljoen euro.

3. Groeipad maatregelen Hervormingsagenda

Het ingroeipad van de maatregelen van de Hervormingsagenda wordt verzacht. De volledige besparing van de Hervormingsagenda wordt in 2028 gerealiseerd.

4. Eigen bijdrage jeugdzorg

Er wordt een eigen bijdrage ingevoerd voor jeugdzorg per 1 januari 2028. De maatregel moet 260 miljoen euro opleveren.

5. Sturen op trajectduur jeugdzorg

Rijk en gemeenten gaan met de sector afspraken maken over hoe we beter kunnen sturen op trajectduur. Deze maatregel moet 68 miljoen euro opleveren vanaf 2028.

6. Indexeren opbrengst hervormingsagenda

De besparingsopgave van de Hervormingsagenda is in prijs- en volumepeil 2019 ingeboekt. Er is een hogere besparing te veronderstellen aangezien prijs en volume sinds 2019 zijn gestegen.

Hiernaast werken Rijk en de VNG door aan nieuwe financiële arrangementen voor Jeugdzorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning die (beter) aansluiten bij de (financieel) bestuurlijke verhoudingen en meer duidelijkheid en voorspelbaarheid voor beide partijen bieden. In afwachting van deze uitwerking is voor Wmo bij Voorjaarsnota 2024 een reeks van jaarlijks 75 miljoen euro oplopend naar 300 miljoen euro in 2029 gereserveerd voor aanvullende indexatie voor demografie/vergrijzing. Het kabinet voegt hier voor 2030 een extra tranche van 75 miljoen euro aan toe. Voor 2030 is daarmee nu 375 miljoen euro gereserveerd, structureel.

Tot slot worden in de Voorjaarsnota ook andere mutaties gedaan die medeoverheden raken. Deze staan toegelicht in de verticale toelichting bij begrotingshoofdstukken 50 en 51 (gemeente- en provinciefonds).

Figuur 6 Ontwikkeling gemeentefonds inclusief accres

Bron: ministerie van Financiën

4 Inkomsten

4.1 Inkomstenkader

Besluitvorming

Het inkomstenkader zorgt voor stabiliteit van de lastendruk voor huishoudens en bedrijven en helpt bij het beheersen van de overheidsfinanciën. De manier om dit te doen is het compenseren van beleidsaanpassingen met gevolgen voor de inkomsten van het Rijk. De onderstaande tabel bevat een overzicht van de besluitvorming over de derving die aan de inkomstenkant is ontstaan sinds de Miljoenennota 2025 en de dekking daarvan.

Het kabinet draait de voorgestelde verhoging van het btw-tarief op cultuur, media en sport terug. De Kamer had met de motie Van Dijk c.s. gevraagd om een alternatieve invulling. Dit levert een structurele derving op van 1,3 miljard euro vanaf 2026. Als dekking wordt ongeveer de helft van de reguliere inflatiecompensatie binnen de inkomstenbelasting (via de tabelcorrectiefactor) per 1 januari 2026 niet toegekend. Dit betekent dat de belastingschijven en heffingskortingen binnen de inkomstenbelasting beperkt worden gecompenseerd voor hogere inflatie.

De energiebelasting voor huishoudens wordt verlaagd. De belastingvermindering binnen de energiebelasting is een vast bedrag per elektriciteitsaansluiting dat ongeacht de hoeveelheid verbruikte energie in mindering wordt gebracht op de energierekening. Deze belastingvermindering wordt in 2026, 2027 en 2028 voor met 200 miljoen euro verhoogd. In 2026 bedraagt de belastingvermindering hierdoor 529,10 euro.

Het kabinet geeft binnen box 3 definitief invulling aan de dekking voor de budgettaire derving door Hoge Raad-arresten uit juni 2024 en het jaar uitstel van de Wet werkelijk rendement. Conform de Kamerbrief uit december 2024 bestaat deze invulling uit een hoger forfait voor overige bezittingen (stijging van 1,78%-punt per 2026) en een verlaging van het heffingsvrije vermogen (naar 51.396 euro). Het forfaitaire rendement voor overige bezittingen stijgt doordat vanaf 2026 ook huurinkomsten en voordelen als gevolg van eigen gebruik worden meegerekend. Het definitieve heffingsvrije vermogen wordt vastgesteld op basis van de cMEV-raming van het CPB in augustus.

Het kabinet introduceert een fiscale regeling om medewerkersparticipaties voor startups en scale-ups te stimuleren. Deze regeling biedt medewerkers van innovatieve startups en scale-ups een lagere belastingheffing in box 1, met als doel om innovatieve bedrijven en het aantrekken van talent te stimuleren. De lagere heffing wordt zo vormgegeven dat de grondslag van het inkomen uit aandelenopties wordt versmald tot 65%. Daardoor is het effectieve tarief ongeveer gelijk aan wat de heffing zou zijn als de aandelenopties in box 2 zouden zijn belast. De grondslagversmalling wordt vormgegeven in de loonheffing. De dekking bestaat uit de afschaffing van de meewerkaftrek en de stakingsaftrek.

Het toeslagpartnerschap wordt vereenvoudigd door het afschaffen van het criterium samengestelde gezinnen per 2027. Toeslagpartnerschap is één van de grootste knelpunten in het huidige toeslagenstelsel, zowel voor burgers als voor de uitvoeringsorganisaties. Het partnerbegrip is onduidelijk en sluit niet altijd goed aan op de situatie van mensen. Hierdoor ontstaan nu onwenselijke toeslagenpartnerschappen, zoals bij mantelzorgers, mensen die tijdelijk een familielid of vriend in huis nemen, of mensen die gaan samenwonen (woningdelers) omdat zij geen eigen woning kunnen betalen. De regel dat mensen toeslagpartner worden als zij samenwonen met één andere volwassene en er daarnaast een minderjarig kind van één van beiden op het adres is ingeschreven, wordt om deze reden afgeschaft. Dit wordt gedekt door het verlagen van de vermogensgrenzen in het kindgebonden budget en de zorgtoeslag tot 113.000 euro (alleenstaanden) en 150.000 (partners).

Tabel 12 Inkomstenkader Voorjaarsnota 2025
Standen in € mln. (+ = saldoverbeterend) 2025 2026 2027 2028 2029 2030 struc
Btw cultuur, media en sport
1 Schrappen btw verhoging op cultuur, media en sport ‒ 1326 ‒ 1326 ‒ 1326 ‒ 1326 ‒ 1326 ‒ 1326
2 Beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor 1336 1336 1336 1336 1336 1336
Stelpost fiscale regelingen en constructies
3 Stelpost fiscale regelingen en constructies ‒ 259 ‒ 259 ‒ 259 ‒ 259 ‒ 259 ‒ 259
4 Aanpakken constructie «vleugje zuivel» in alcoholvrije dranken 36 36 36 36 36
5 Aanpakken schenk- en erfbelasting constructie estate planningstools in huwelijksvermogensrecht 3 4 4 4 4 4
6 Beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor 126 126 126 126 126 126
Box 3
7 Uitstel WWR inclusief niet voorinvullen eigen gebruik 190 ‒ 189 ‒ 2381 0
8 Dekking d.m.v. verhoging forfait inclusief verlagen heffingsvrije vermogen in 2026 en 2027 1267 1267 0
Overige besluitvorming voorjaar 2025
9 Verhoging arbeidsongeschiktheidspremies 225 225 225 225 225 225
10 Verlagen energiebelasting huishoudens ‒ 200 ‒ 200 ‒ 200 0 0 0
11 Invoeren fiscale regeling werknemersopties voor startups en scale-ups ‒ 20 ‒ 20,6 ‒ 21,2 ‒ 21,8 ‒ 25
12 Stakingsaftrek 75% versoberen en in 2030 afschaffen 14 14 14 19 19
13 Meewerkaftrek 75% versoberen en in 2030 afschaffen 5 5 5 7 7
14 Aanpassen samenvoegbepaling arbeidskorting over sociale zekerheidsuitkeringen 34 33 33 33 32
15 Kadercorrectie: middelen voor sociale advocatuur en sociaal domein, naar aanleiding van samenvoegbepaling arbeidskorting ‒ 34 ‒ 33 ‒ 33 ‒ 33 ‒ 32
16 Uitstel pensioen bedrag ineens ‒ 13 ‒ 13 0
17 Verlagen lage Aof-premie ‒ 130 ‒ 165 0
18 Verhogen hoge Aof-premie 130 165 0
19 Laten vervallen criterium samengestelde gezinnen binnen de zorgtoeslag ‒ 1,5 ‒ 18 ‒ 18 ‒ 18 ‒ 18 ‒ 18
20 Verlagen vermogensgrens binnen de zorgtoeslag 5 62 70 74 70 70
21 Kadercorrectie voor dekking vervallen samengestelde gezinnen binnen het WKB via verlagen vermogensgrens zorgtoeslag ‒ 4 ‒ 44 ‒ 52 ‒ 56 ‒ 52 ‒ 52
22 Zorgpremie-ontwikkeling door Zvw-uitgaven ‒ 542 ‒ 524 ‒ 491 ‒ 492 ‒ 492 ‒ 492
23 Doorwerking ontwikkeling zorgpremies op zorgtoeslag 102 100 95 95 95 95
24 Compensatie zorgpremies via tarief eerste en tweede schijf IB (voor deel burgers) 264 253 237 237 237 237
25 Compensatie zorgpremies via Aof (voor deel bedrijven) 176 170 160 160 160 160
Herijkingen
26 Tijdelijke tariefkorting motorrijtuigenbelasting (mrb) 36 38 15 7 1 26 17
27 Aanpassen toeslagpartnerbegrip zorgtoeslag: oplossing voor achterblijvers noodgedwongen elders verblijvende partner 0,3 2,8 2,8 2,8 2,8 2,8 2,8
Overige ontwikkelingen
28 Ingekomen en uitgezonden werknemers betrekken bij de invoering van een constant forfait van 27% voor expats 21 25 30 31 31
29 Verhogen forfait leefkilometers IB aftrek specifieke zorgkosten ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
30 Matigingsbeleid belastingrente erfbelasting ‒ 6 ‒ 6 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
31 RVU-vrijstelling verlengen met 3 jaar en drempelbedrag verhogen ‒ 23 ‒ 48 ‒ 74 ‒ 72 ‒ 43 0
32 Verhogen RVU-heffing voor 3 jaar (tot max. 65%) 23 48 52 52 43 0
33 Verhogen AOF-premie voor 3 jaar (dekking rest) 0 0 22 20 0 0
34 Enveloppe voor verlenging RVU-vrijstelling na ijkmoment ‒ 14 ‒ 43 ‒ 86
35 Reservering verhogen RVU-heffing 0 9 52
36 Reservering verhogen AOF-premie 14 34 34
37 Amendementen bij het wetsvoorstel Belastingplan 2025 ‒ 2 11 9 5 10 20 104
38 Doorwerking afschaffen belastingrente op zorgtoeslag 2,1 2,2 2,2 2,3 2,4 2,4
39 Indexatie van de doelmatigheidsgrens op de invorderingsrente binnen de zorgtoeslag ‒ 0,4 ‒ 0,5 ‒ 0,5 ‒ 0,5 ‒ 0,5 ‒ 0,5
40 Jaar uitstel verhogen AWf-premie voor Wpc ‒ 96 0
41 Kadercorrectie jaar uitstel verhogen AWf-premie voor Wpc 96 0
Belastingplan 2026
42 Aanpassing SW voor biologisch kind ‒ 9 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7
43 Verruimen/verduidelijken fietsregeling loonbelasting ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
44 Afschaffen kwarttarieven motorrijtuigenbelasting (MRB) 1 1 1 1 1
45 Verhogen budgetreserve MIA ‒ 35 0
46 Verlagen budgetreserve VAMIL 35 0
47 Aanpassing aangiftetermijn erfbelasting ‒ 1 ‒ 10 ‒ 13 ‒ 15 ‒ 15 ‒ 15
Totaal stand inkomstenkader 195 1005 ‒ 1149 ‒ 46 155 198 271

Toelichting maatregelen

1.  Schrappen btw-verhoging op cultuur, media en sport

Conform de motie Van Dijk c.s. wordt de verhoging van het btw-tarief op cultuur, media en sport naar 21% teruggedraaid. Dit levert een structurele derving op van 1,3 miljard euro vanaf 2026.

2.  Beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor (TCF)

De tabelcorrectiefactor is een parameter die volgt uit de inflatiecijfers van het CBS (de berekeningswijze is wettelijk vastgelegd), waarmee onder andere de inkomstenbelasting standaard wordt aangepast aan de inflatie. De tabelcorrectiefactor binnen de inkomstenbelasting wordt voor 51% toegepast (per 1 januari 2026), in plaats van 100%. Dit betekent dat de belastingschijven en heffingskortingen binnen de inkomstenbelasting beperkt worden gecompenseerd voor hogere inflatie. Dit is een lastenverzwaring ten opzichte van het basispad. Dit percentage is inclusief de dekking voor de stelpost fiscale regelingen en constructies uit de TCF.

3. Stelpost fiscale regelingen en constructies

In het HLA is een stelpost opgenomen om fiscale regelingen af te bouwen en onbedoelde belastingconstructies aan te pakken.

4.  Aanpakken constructie «vleugje zuivel» in alcoholvrije dranken

Op alcoholvrije dranken zoals frisdrank en vruchtensappen wordt verbruiksbelasting geheven. Zuivel- en sojadranken zijn vrijgesteld van verbruiksbelasting. Door een klein beetje zuivel toe te voegen aan frisdrank of vruchtensappen is het mogelijk de dranken onder de uitzondering te brengen en zo de heffing te omzeilen. Met deze maatregel wordt deze constructie aangepakt. Ook suikerrijke zuiveldranken, zoals chocolade- en frambozenmelk worden hierdoor voortaan belast.

5.  Aanpakken schenk- en erfbelasting constructie estate planningstools in huwelijksvermogensrecht

Gehuwden kunnen in het zicht van overlijden de huwelijkse voorwaarden zo aanpassen dat erfbelasting voor een groot deel wordt vermeden. Om dit te voorkomen wordt voorgesteld dat wanneer er sprake is van een gemeenschap van goederen, schenk- of erfbelasting wordt geheven voor zover een belastingplichtige meer dan 50% verkrijgt bij ontbinding van die gemeenschap. Deze aanpassing volgt op een uitspraak van de Hoge Raad en leidt tot een opbrengst.

6.  Beperkt toepassen van de tabelcorrectiefactor (TCF)

De tabelcorrectiefactor is een parameter die volgt uit de inflatiecijfers van het CBS (de berekeningswijze is wettelijk vastgelegd), waarmee onder andere de inkomstenbelasting standaard wordt aangepast aan de inflatie. De tabelcorrectiefactor binnen de inkomstenbelasting wordt voor 46,2% toegepast (per 1 januari 2026), in plaats van 51%. Dit betekent dat er binnen de belastingschijven en heffingskortingen in de inkomstenbelasting beperkt worden gecompenseerd voor hogere inflatie. Dit is een lastenverzwaring ten opzichte van het basispad. Dit percentage is een tweede stap, bovenop de dekking voor het terugdraaien van de verhoging van de btw cultuur, media en sport.

7.  Uitstel WWR inclusief niet voorinvullen eigen gebruik

De implementatie van de Wet Tegenbewijsregeling (compensatiestelsel) heeft geleid tot een jaar uitstel van de Wet Werkelijk Rendement (toekomstig stelsel) tot 2028. Daarnaast heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij de tegenbewijsregeling box 3 het eigen gebruik van onroerende zaken op nihil wordt gesteld, zolang er geen wettelijke regeling is. Ook heeft er een herijking van de Wet Tegenbewijs plaatsgevonden naar aanleiding van het certificeringsproces met het CPB.

8.  Dekking d.m.v. verhoging forfait inclusief verlagen heffingsvrije vermogen in 2026 en 2027

In het najaar is het kabinet een dekking overeengekomen om de derving van het uitstellen van de WWR en het niet kunnen belasten van eigen gebruik binnen de Wet Tegenbewijsregeling tot en met 2025 te dekken met twee maatregelen: een verhoging van het forfait voor overige bezittingen en een verlaging van het heffingsvrij vermogen. Het forfait voor overige bezittingen wordt verhoogd naar 7,78%. Het heffingsvrij vermogen wordt verlaagd naar 51.396 euro. Dit leidt tot een opbrengst in 2026 en 2027, tot aan de invoering van de WWR in 2028. Deze dekking zit reeds in het basispad van het CEP, en in de saldoberekeningen en hebben een positief effect op het saldo in 2026 en een negatief effect in 2027.

9. Verhoging arbeidsongeschiktheidspremies

De Aof-premie wordt structureel verhoogd. Dit levert 225 miljoen euro op.

10. Verlagen energiebelasting huishoudens

Energiebelasting (EB) wordt geheven over het verbruik van aardgas en elektriciteit. De EB kent ook een belastingvermindering. Dit is een vast bedrag per elektriciteitsaansluiting dat ongeacht de hoeveelheid verbruikte energie in mindering wordt gebracht op de energierekening Met deze maatregel wordt de belastingvermindering in 2026, 2027 en 2028 voor 200 miljoen euro verhoogd. In 2026 wordt de belastingvermindering hierdoor 529,10 euro.

11.  Invoeren fiscale regeling werknemersopties voor startups en scale-ups

Er wordt een nieuwe fiscale regeling geïntroduceerd ter stimulering van medewerkersparticipatie voor startups en scale-ups. De regeling biedt medewerkers van dit soort bedrijven een lagere loonbelasting door de grondslag van inkomen uit aandelenopties te versmallen tot 65%. Ook wordt het moment van heffing uitgesteld tot het moment van de daadwerkelijke verkoop van de aandelen. Dit leidt tot een derving. Dit wordt gedekt door de stakingsaftrek en de meewerkaftrek stapsgewijs af te schaffen.

12.  Stakingsaftrek 75% versoberen en in 2030 afschaffen

De stakingsaftrek is een regeling in de IB voor ondernemers die stoppen (bijvoorbeeld door verkoop van de onderneming) waardoor er over een deel van de stakingswinst geen belasting betaald hoeft te worden. Uit de evaluatie blijkt dat de regeling geen legitiem doel heeft. Met deze maatregel wordt de aftrek per 2027 verlaagd naar 908 euro en per 2030 afgeschaft, ter dekking van de nieuwe regeling voor startups en scale-ups.

13.  Meewerkaftrek 75% versoberen en in 2030 afschaffen

De meewerkaftrek is een regeling in de IB waardoor ondernemers van wie de partner onbetaald in de onderneming meewerkt, minder belasting over hun winst hoeven te betalen. Uit de evaluatie blijkt dat het doel van de regeling achterhaald en niet meer legitiem is. Tijdens de totstandkoming van de regeling was het voor een IB-ondernemer niet toegestaan om zijn of haar partner in dienst te nemen. Tegenwoordig is dit wel mogelijk. Met deze maatregel worden de aftrekpercentages van de winst per 2027 verlaagd en wordt de regeling per 2030 afgeschaft, ter dekking van de nieuwe regeling voor startups en scale-ups.

14.  Aanpassen samenvoegbepaling arbeidskorting over sociale zekerheidsuitkeringen

In maart is het parlement geïnformeerd dat het kabinet naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad de reikwijdte van de arbeidskorting gaat inperken, via de zogeheten samenvoegbepaling. Hierdoor is de arbeidskorting niet meer van toepassing op sociale zekerheidsuitkeringen die via de werkgever worden betaald.

15.  Kadercorrectie: middelen voor sociale advocatuur en sociaal domein, naar aanleiding van samenvoegbepaling arbeidskorting

Een kadercorrectie om het mogelijk te maken dat de middelen uit de maatregel Aanpassen samenvoegbepaling arbeidskorting over sociale zekerheidsuitkeringen, kunnen worden aangewend voor sociale advocatuur en binnen het sociaal domein.

16. Uitstel pensioen bedrag ineens

De invoering van de Wet herziening bedrag ineens is opnieuw uitgesteld. Pensioenuitvoerders hebben aangegeven na instemming van beide Kamers ten minste zes tot negen maanden nodig te hebben om deelnemers goed te kunnen informeren over het keuzerecht voor opname van een bedrag ineens van het ouderdomspensioen. Daarom wordt de invoering uitgesteld naar 1 juli 2026. Dit leidt tot een derving in 2025 en 2026.

17.  Verlagen lage Aof-premie

In 2022 heeft het kabinet, als onderdeel van het «MKB-pakket» geld vrijgemaakt voor een extra verlaging van het lage Aof-tarief. Tijdens de behandeling van het Belastingplan 2025 (BP 2025) in de Tweede Kamer is dat pakket gewijzigd en de premieverlaging kleiner geworden. De aanpassingen waren daarmee niet in elk jaar even groot, waardoor het Aof-tarief voor kleine werkgevers nu een afwijkend verloop kent en het verschil met het hoge tarief in 2026 en 2027 incidenteel oploopt. Met deze maatregel wordt de korting via het lage tarief voor het mkb in 2026 en 2027 gelijk gehouden. Hiervoor wordt het lage Aof-tarief verlaagd met 0,21%-punt in 2026 en 0,23%-punt in 2027.

18.  Verhogen hoge Aof-premie

Om het gelijk houden van de korting voor het mkb in de Aof-premie te dekken wordt het hoge Aof-tarief verhoogd met 0,03%-punt in 2026 en 0,04%-punt in 2027.

19.  Laten vervallen criterium samengestelde gezinnen binnen de zorgtoeslag

Het toeslagpartnerschap wordt vereenvoudigd door het afschaffen van het criterium samengestelde gezinnen per 2027. Toeslagpartnerschap is één van de grootste knelpunten in het huidige toeslagenstelsel, zowel voor burgers als voor de uitvoerbaarheid. Het partnerbegrip is onduidelijk en sluit niet altijd goed aan op de situatie van mensen. Hierdoor ontstaan nu onwenselijke toeslagenpartnerschappen, zoals bij mantelzorgers, mensen die tijdelijk een familielid of vriend in huis nemen, of mensen die gaan samenwonen (woningdelers) omdat zij geen eigen woning kunnen betalen. Deze maatregel wordt gedekt door het verlagen van de vermogensgrens in het kindgebonden budget (deze valt niet binnen het inkomstenkader) en de zorgtoeslag.

20.  Verlagen vermogensgrens binnen de zorgtoeslag

Het schrappen van het criterium voor samengestelde gezinnen in de toeslagen wordt gedekt door de vermogensgrenzen in de zorgtoeslag (en kindgebonden budget) voor alleenstaanden en partners respectievelijk te verlagen naar 113.000 en 150.000 euro.

21.  Kadercorrectie voor dekking vervallen samengestelde gezinnen binnen het WKB via verlagen vermogensgrens zorgtoeslag

Het afschaffen van het criterium samengestelde gezinnen binnen het kindgebonden budget wordt deels gefinancierd met het verlagen van de vermogensgrens in de zorgtoeslag. Om dit mogelijk te maken wordt het kader gecorrigeerd.

22.  Zorgpremie-ontwikkeling door Zvw-uitgaven

De meevaller binnen de Zvw-uitgaven is gebruikt om tegenvallers elders aan de uitgavenkant te dekken. Volgens de begrotingsregels moeten de lasten worden verzwaard voor het deel van de Zvw-meevaller dat elders is ingezet aan de uitgavenkant. Conform reguliere systematiek wordt dit gecompenseerd via de eerste en tweede schijf van de IB (voor het deel dat burgers afdragen) en de Aof-premie (voor het deel dat werkgevers afdragen).

23.  Doorwerking ontwikkeling zorgpremies op zorgtoeslag

Zie maatregel Zorgpremie-ontwikkeling door Zvw-uitgaven.

24.  Compensatie zorgpremies via tarief eerste en tweede schijf IB (voor deel burgers)

Zie maatregel Zorgpremie-ontwikkeling door Zvw-uitgaven.

25.  Compensatie zorgpremies via Aof (voor deel bedrijven)

Zie maatregel Zorgpremie-ontwikkeling door Zvw-uitgaven.

26.  Herijking tijdelijke tariefkorting motorrijtuigenbelasting (mrb)

In het Belastingplan 2025 is bepaald dat er een tijdelijke mrb-tariefkorting wordt ingevoerd voor emissievrije personenauto’s. De raming van deze maatregel is aangepast naar aanleiding van het doorlopen van het certificeringsproces met het CPB. Met deze herijking wordt dit verwerkt.

27.  Herijking aanpassen toeslagpartnerbegrip zorgtoeslag: oplossing voor achterblijvers noodgedwongen elders verblijvende partner

Deze maatregel is onderdeel van de maatregel Aanpassen toeslagpartnerbegrip: oplossing voor achterblijvers noodgedwongen elders verblijvende partner, uit de Miljoenennota 2025 (tabel 8, maatregel G5). Deze maatregel kost minder dan destijds verwacht.

28.  Ingekomen en uitgezonden werknemers betrekken bij de invoering van een constant forfait van 27% voor expats

Conform de tweede nota van wijziging van het BP25 geldt het nieuwe constante forfait van 27% van de expatregeling voor ingekomen en uitgezonden werknemers, zoals militairen en diplomaten. Ten aanzien van de ingekomen werknemers is sprake van een derving die al is meegenomen in de Miljoenennota 2025. Voor de uitgezonden werknemers leidt de versobering van 30% naar 27% tot een opbrengst die nog niet was verwerkt.

29.  Verhogen forfait leefkilometers IB aftrek specifieke zorgkosten

In het BP2025 en de tweede nota van wijziging zijn de vervoerskosten in de regeling aftrek specifieke zorgkosten in de IB aangepast, onder andere door invoering van een forfait voor leefkilometers. Dit forfait is vervolgens verhoogd. De wijzigingen zijn in werking getreden per 1 januari 2025. Dit leidt tot een derving die nog niet was verwerkt.

30. Matigingsbeleid belastingrente erfbelasting

Naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad hanteert de Belastingdienst een matigingsbeleid voor belastingrente die wordt geheven bij de erfbelasting. Dit komt er op neer dat bij een foutieve of een onvolledige aangifte de rente niet meer wordt geheven over de verschuldigde belasting, maar over het verschil tussen de verkeerde en de definitieve aangifte. Dit leidt tot een derving.

31.  RVU-vrijstelling voor drie jaar verlengen en bedrag verhogen

In oktober 2024 is er een akkoord bereikt over de Regeling voor Vervroegd Uittreden (RVU). Met dit nieuwe akkoord wordt de drempelvrijstelling in de RVU-heffing per 2026 verhoogd en voor drie jaar verlengd. Daarnaast is er middels een envelop geld gereserveerd voor het mogelijk verlengen van de drempelvrijstelling daarna. Dit wordt deels gedekt door een verhoging van het tarief van de RVU-heffing in stappen tot 65% in 2028 en voor het overige door een verhoging van premie voor het AOF.

32.  Verhogen RVU-heffing voor drie jaar

Zie maatregel 31.

33.  Verhogen AOF-premie voor drie jaar

Zie maatregel 31.

34.  Enveloppe voor verlenging RVU-vrijstelling na ijkmoment

Zie maatregel 31.

35.  Reservering verhogen RVU-heffing

Zie maatregel 31.

36.  Reservering verhogen AOF-premie (RVU)

Zie maatregel 31.

37.  Amendementen bij het wetsvoorstel Belastingplan 2025

Bij de behandeling van het wetsvoorstel BP25 zijn acht amendementen aangenomen. De som van deze amendementen leidt tot een structurele opbrengst van 104 miljoen euro. De structurele overdekking komt door het amendement Grinwis, Stoffer en Van Dijk waarmee de uitbetaling van de algemene heffingskorting is verbreed. Dit leidt tot een derving van 102 miljoen euro in 2028, afbouwend naar nul in 2039. Er is echter een structurele dekking tegenover gezet door de reguliere inflatiecompensatie binnen de inkomstenbelasting (via de TCF) beperkt toe te passen. Hierdoor wordt er structureel meer geld opgehaald en leidt de som van alle amendementen dus tot een structurele overdekking.

38. Doorwerking afschaffen belastingrente op zorgtoeslag

De afschaffing van de belastingrente op terugvorderingen en nabetalingen werkt door op de zorgtoeslag.

39.  Indexatie van de doelmatigheidsgrens op de invorderingsrente binnen de zorgtoeslag

De indexering van UR IW 1990 art. 33. De doelmatigheidsgrens op de invorderingsrente wordt geïndexeerd.

40.  Jaar uitstel verhogen AWf-premie voor Wpc

In de Voorjaarnota 2024 is het besluit verwerkt om de crisisuitgaven van de Wet personeelsbehoud bij crisis (Wpc) te dekken door middel van een premieverhoging van het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf). Er is destijds een kadercorrectie toegepast binnen het inkomstenkader om de dekking via de AWf-premie mogelijk te maken. De begrotingsregels bieden hier de mogelijkheid toe, omdat het een hervorming betreft. Het ingaan van de Wpc is een jaar vertraagd. Daarmee is de dekking ook een jaar later pas nodig. Dit uitstel wordt middels een kadercorrectie verwerkt.

41.  Kadercorrectie jaar uitstel verhogen AWf-premie voor Wpc

Zie maatregel Jaar uitstel verhogen AWf-premie voor Wpc.

42.  Aanpassing schenk- en erfbelasting voor biologisch kind

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er binnen de schenk- en erfbelasting geen onderscheid mag worden gemaakt tussen kinderen die zijn geboren binnen of buiten het huwelijk. Ter reparatie wordt voorgesteld om biologische kinderen voor de schenk- en erfbelasting gelijk te stellen met juridische kinderen, zodat ook biologische kinderen recht hebben op de kindvrijstelling en het lagere tarief. Dit leidt tot een derving.

43.  Verruimen/verduidelijken fietsregeling loonbelasting

Op dit moment geldt er een bijtellingsregeling voor de terbeschikkinggestelde (elektrische) fiets. Deze bijtelling geldt alleen voor fietsen die ook worden gebruikt voor privédoeleinden. Een fiets die wordt gebruikt voor woon-werkverkeer wordt geacht voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld. Dit levert problemen op voor fietsen die voor woon-werkverkeer worden gebruikt, maar over het algemeen niet mee naar huis worden genomen, zoals hubfietsen. Met deze maatregel wordt de fietsregeling verduidelijkt zodat dit onbedoelde effect wordt verholpen. De maatregel zorgt ervoor dat voor ‘zakelijke’ fietsen die over het algemeen niet thuis worden gestald geen bijtelling geldt. Dit leidt tot een derving.

44.  Afschaffen kwarttarieven motorrijtuigenbelasting (mrb)

In de mrb zijn er twee kwarttarieven. Eén voor motorijtuigen die worden gehouden door kermis- of circusexploitanten en één voor motorrijtuigen die zijn ingericht als werktuig of -plaats. Met deze maatregel worden deze kwarttarieven afgeschaft. Dit leidt tot een opbrengst.

45.  Verhogen budgetreserve milieu-investeringsaftrek (MIA)

Het budget van de MIA is in 2024 wederom overschreden door het grote aantal aanvragen. Dit betekent dat er geen ruimte meer is bij een eventuele overschrijding in 2025 of 2026. Vanuit het oogpunt van budgettaire beheersbaarheid is dat niet wenselijk. Met deze maatregel wordt de MIA budgetreserve verhoogd met 35 miljoen euro. Dit voorkomt dat ondernemers onverhoopt geen gebruik meer van de MIA kunnen maken als gevolg van een verhoogd risico op vroegtijdige sluiting van de regeling. Dit leidt tot een derving. Deze wordt gedekt door de budgetreserve van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) te verlagen.

46.  Verlagen budgetreserve VAMIL

Ter dekking van de verhoging van de MIA budgetreserve wordt de budgetreserve van de VAMIL met 35 miljoen euro verlaagd. In tegenstelling tot de MIA werd het budget van de VAMIL de afgelopen jaren niet volledig opgemaakt.

47.  Aanpassing aangiftetermijn erfbelasting

Voor de erfbelasting geldt een aangiftetermijn van acht maanden na het overlijden. Deze termijn is voor de burger vaak te kort om juist en volledig aangifte erfbelasting te kunnen doen. Met deze maatregel wordt de aangiftetermijn verlengd. Dit leidt tot een derving.

Budgettaire verwerking moties en amendementen najaar 2024.

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen 2024 en de behandeling van de verschillende begrotingen en het Belastingplan, is een aantal amendementen en moties aangenomen met gevolgen voor de inkomsten. De gevolgen hiervan voor het inkomstenkader worden in deze Voorjaarsnota verwerkt. Het opgetelde effect is opgenomen in het inkomstenkader. Hieronder worden alle moties en amendementen die verwerkt zijn weergegeven.

Tabel 13 Budgettaire moties en amendementen najaar 2024
2025 2026 2027 2028 2029 2030 Structureel
1 Stapgswijs verhogen eerste schijf werkkostenregeling van 1,92% naar 2,16% ‒ 20 ‒ 20 ‒ 59 ‒ 59 ‒ 59 ‒ 59 ‒ 59
2 Stapgswijs afschaffen heffingskorting groen beleggen inkomstenbelasting (IB) 1 1 0 0 0 0 0
3 Stapsgewijs afschaffen box 3 vrijstelling groen beleggen 19 19 59 59 59 59 59
4 Verhogen plafond periodieke giftenaftrek IB van € 250.000 naar € 1,5 miljoen ‒ 4 ‒ 8 ‒ 11 ‒ 15 ‒ 19 ‒ 19 ‒ 19
5 Terugdraaien afschaffing giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (Vpb) ‒ 24 ‒ 24 ‒ 24 ‒ 24 ‒ 24 ‒ 24 ‒ 24
6 Verlagen budgetten willekeurige afschrijving milieu-investering (VAMIL) en milieu-investeringsaftrek (MIA) 10 10 10 10 10 10 10
7 Twee jaar aftoppingsgrens pensioenopbouw 2e en 3e pijler niet indexeren 18 33 33 33 33 33 33
8 Schrappen vermindering uitbetaling algemene heffingskorting (AHK) met de arbeidskorting (AK) bij de alleenverdieners maatregel ‒ 102 ‒ 92 ‒ 83 0
9 Tabelcorrectiefactor (TCF) IB voor 95,7% toepassen 103 103 103 103
10 Verhogen budget Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100
11 Verhogen arbeidsongeschiktheidsfonds (AOF) premie met 0,04% 100 100 100 100 100 100 100
12 Terugdraaien drempel generieke renteaftrekbeperking (earningsstripping) voor vastgoedlichamen met verhuurd vastgoed buiten toepassing laten ‒ 53 ‒ 48 ‒ 44 ‒ 43 ‒ 42 ‒ 41 ‒ 40
13 Beperken verhoging percentage generieke renteaftrekbeperking tot 24,5% 51 48 45 43 41 41 41
14 Terugdraaien afschaffing verlaagde motorrijtuigenbelasting (mrb) tarief personenauto's die rijden op Compressed Natural Gas (CNG), Liquified Natural Gas (LNG) of Liquified Petroleum Gas (LPG) ‒ 54 ‒ 54 ‒ 54 ‒ 54 ‒ 54 ‒ 54
15 Verlagen budget MIA 54 54 54 54 54 54
16 Taakstellende invoering belasting op e-sigaretten (vapes) 75 75 75
17 Kadercorrectie belasting op e-sigaretten (vapes) ‒ 75 ‒ 75 ‒ 75
Totaal ‒ 2 11 9 5 10 20 104

Toelichting maatregelen

1. Stapsgewijs verhogen eerste schijf werkkostenregeling van 1,92% naar 2,16%

Het percentage van de eerste schijf van de vrije ruimte van de werkkostenregeling wordt in 2025 verhoogd van 1,92% naar 2% en vanaf 2027 naar 2,16%. Hiermee krijgen werkgevers, relatief gezien met name het mkb, meer fiscale ruimte voor goed werkgeverschap. Door uitbreiding van de vrije ruimte kunnen werkgevers bijvoorbeeld makkelijker duurzame arbeidsvoorwaarden, sportabonnementen of een extra thuiswerkvergoedingen aanbieden.

2. Stapgswijs afschaffen heffingskorting groen beleggen IB

De vrijstelling groen beleggen is met ingang van 1 januari 2025 verlaagd naar 26.312 euro en de heffingskorting groen beleggen is met ingang van 1 januari 2025 verlaagd naar 0,1%. Zowel de vrijstelling groen beleggen als de heffingskorting groen beleggen vervallen per 1 januari 2027.

3. Stapsgewijs afschaffen box 3 vrijstelling groen beleggen

Zie onderdeel 2.

4. Verhogen plafond periodieke giftenaftrek IB van 250.000 naar 1,5 miljoen euro

Sinds 1 januari 2023 geldt voor de aftrek van periodieke giften aan ANBI’s en verenigingen een plafond van 250.000 euro per kalenderjaar per huishouden, waarbij overgangsrecht geldt tot en met 2026. Per 1 januari 2025 zijn als gevolg van een amendement periodieke giften tot een plafond van 1,5 miljoen euro per kalenderjaar per huishouden aftrekbaar.

5. Terugdraaien afschaffing giftenaftrek in de vennootschapsbelasting

Als gevolg van het amendement is de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting (ten hoogste 50% van de winst met een maximum van 100.000 euro) niet afgeschaft.

6. Verlagen budgetten willekeurige afschrijving milieu-investering (VAMIL) en milieu-investeringsaftrek (MIA)

Als onderdeel van de dekking van amendement 36602, nr. 90 is het budget voor de MIA en de Vamil met ingang van 1 januari 2025 met (in totaal) 10 miljoen euro verlaagd. Hiermee is rekening gehouden bij de jaarlijkse aanpassing van de Milieulijst.

7. Twee jaar aftoppingsgrens pensioenopbouw tweede en derde pijler niet indexeren

De aftoppingsgrens van het pensioengevend loon uit de Wet op de loonbelasting 1964 en de maximale premiegrondslag voor het bepalen van de jaarruimte voor inleg van premies voor lijfrenten uit de Wet inkomstenbelasting 2001, worden bij het begin van kalenderjaar 2025 en 2026 niet geïndexeerd. De niet-indexering is voorgesteld ter dekking van het in stand houden van de giftenaftrek in de winstbelasting en het verruimen van de giftenaftrek in de IB.

8. Schrappen vermindering uitbetaling algemene heffingskorting (AHK) met de arbeidskorting (AK) bij de alleenverdienersmaatregel

Door het amendement is de fiscale oplossing voor eenverdieners (beoogde inwerkingtreding per 2028) aangepast. In het BP2025 werd een gerichte verruiming van de uitbetaling van de algemene heffingskorting (AHK) aan de minstverdienende partner geregeld. Oorspronkelijk moest hierbij aan twee voorwaarden voldaan worden. Eén van de voorwaarden is met dit amendement vervallen. Het gaat om de vermindering van het uit te betalen bedrag met het bedrag van de arbeidskorting waar de (bijna-)alleenverdiener recht op heeft. De inkomensgrens en afbouw van de uitbetaling met het verzamelinkomen blijft bestaan.

9. Tabelcorrectiefactor (TCF) IB voor 95,7% toepassen

Ter dekking van de budgettaire gevolgen worden de bedragen in de belastingwetten die geïndexeerd worden bij het begin van het jaar 2028 niet vermenigvuldigd met de tabelcorrectiefactor (TCF), maar met een afwijkende formule (1 + (95,7% x (TCF ‒ 1)). Daardoor worden de bedragen minder geïndexeerd.

10. Verhogen budget Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO)

Het budget voor de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O), ook wel WBSO genoemd, wordt structureel verhoogd met 100 miljoen euro. De afdrachtvermindering S&O is de belangrijkste Nederlandse subsidie voor innovatieve bedrijven, waar ook kleinere bedrijven toegang toe hebben. Om juist innovatieve- en onderzoeksprojecten binnen die kleinere bedrijven meer te stimuleren, worden de percentages afdrachtvermindering voor startende en kleinere bedrijven en de grens tot waar het hogere percentage van de eerste schijf loopt, verhoogd.

11. Verhogen arbeidsongeschiktheidsfonds (AOF) premie met 0,04%

De verhoging van het budget voor de afdrachtvermindering S&O wordt structureel gedekt door een verhoging van de Aof-premie met 0,04%.

12. Terugdraaien drempel generieke renteaftrekbeperking (earningsstripping) voor vastgoedlichamen met verhuurd vastgoed buiten toepassing laten

In het BP2025 was een antifragmentatiemaatregel opgenomen als gevolg waarvan de door de drempel geboden aftrekruimte in de generieke renteaftrekbeperking buiten toepassing zou blijven voor vastgoedlichamen met aan derden verhuurd vastgoed. De Kamer heeft met dit amendement besloten om deze antifragmentatiemaatregel niet in te voeren. De dekking hiervoor is gevonden in het gedeeltelijk niet doorvoeren van de voorgenomen verhoging van het percentage van de generieke renteaftrekbeperking. Dit betekent dat het verschil tussen de rentelasten en rentebaten ter zake van geldleningen (saldo aan renten) niet aftrekbaar is voor zover het hoger is dan 24,5% van de gecorrigeerde winst, dit percentage zou aanvankelijk 25% zijn.

13. Beperken verhoging percentage generieke renteaftrekbeperking tot 24,5%

Zie onderdeel 12.

14. Terugdraaien afschaffing verlaagde motorrijtuigenbelasting (mrb) tarief personenauto's die rijden op Compressed Natural Gas (CNG), Liquified Natural Gas (LNG) of Liquified Petroleum Gas (LPG)

In het Belastingplan 2024 is besloten om per 1 januari 2026 de kortingsregeling in de motorrijtuigenbelasting af te schaffen voor personenauto’s die rijden op CNG, LNG of LPG. Via een amendement op het BP2025 is echter geregeld dat deze regeling toch behouden blijft. De hierdoor ontstane derving (54 miljoen euro) is gedekt door het budget van de MIA te verlagen.

15. Verlagen budget met MIA

Als onderdeel van de dekking van amendement 36602, nr. 66 wordt het budget van de MIA vanaf 2026 met 54 miljoen euro verlaagd via een aanpassing van de Milieulijst, die jaarlijks wordt vastgesteld.

16. Taakstellende invoering belasting op e-sigaretten (vapes)

Ter dekking van de OCW-begroting is taakstellend per 2029 de invoering van een belasting op e-sigaretten (vapes) opgenomen. De vormgeving en uitvoerbaarheid van deze maatregel wordt op dit moment onderzocht.

17. Kadercorrectie belasting op e-sigaretten (vapes)

Een kadercorrectie om dekking van de OCW-begroting mogelijk te maken.

4.2 Inkomstenraming

In 2025 bedragen de ontvangsten naar verwachting 428,7 miljard euro. In de periode 2026-2030 lopen de ontvangsten verder op tot 534,9 miljard euro. Deze paragraaf begint met een korte toelichting op de gehanteerde ramingsmethodiek, gevolgd door een toelichting op de ontwikkeling van de ontvangsten tussen 2025 en 2030. Vervolgens worden voor 2025 de belangrijkste mutaties ten opzichte van de Miljoenennota 2025 toegelicht en uitgesplitst naar belastingsoort. Bijlage 6 bevat een uitsplitsing op detailniveau van de raming van de ontvangsten, op zowel EMU- als kasbasis.

De inkomstenraming is een belangrijke bouwsteen voor het bepalen van het begrotingssaldo en de financieringsbehoefte van het Rijk. De inkomsten zijn sterk gevoelig voor economische ontwikkelingen. Daarom worden diverse macro-economische variabelen als input voor het ramingsmodel benut, zoals de groei van het bbp, de werkgelegenheid en de groei van de lonen. De ontwikkeling van deze economische variabelen wordt geschat door het CPB. Via een econometrisch model wordt wat er in de economie gebeurt per belastingsoort vertaald naar een verwachte ontwikkeling van de opbrengst: de endogene ontwikkeling. Om vervolgens te komen tot een raming van de ontvangsten wordt die informatie gecombineerd met recente realisaties van de ontvangsten, de effecten van nieuw beleid en eventuele specifieke bijstellingen (bijvoorbeeld vanwege relevante uitvoeringsinformatie).

Tabel 14 laat zien dat de ontwikkeling van de ontvangsten grotendeels wordt gedreven door endogene ontwikkelingen en daarbij ongeveer gelijke tred houdt met de waardeontwikkeling van het bbp. De tabel toont de ontwikkeling van de totale ontvangsten over de periode 2025 tot en met 2030. De raming van de endogene groei is gebaseerd op het economisch beeld zoals geraamd door het CPB in het CEP 2025. De regel voor beleidsmaatregelen bevat de geraamde effecten van beleid, inclusief het beleid aangekondigd in deze Voorjaarsnota.9

Tabel 14 Ontwikkeling van de opbrengst uit belastingen en premies op EMU-basis (in miljarden euro)
2025 2026 2027 2028 2029 2030
Belastingen en premies volksverzekeringen 326,5 346,7 359,7 374,8 389,9 403,3
- waarvan belastingen 281,8 301,4 311,3 323,1 336,2 347,5
- waarvan premies volksverzekeringen 44,6 45,3 48,4 51,7 53,7 55,8
Premies werknemersverzekeringen 102,2 106,3 115,9 121,0 126,0 131,6
Totaal 428,7 453,0 475,6 495,8 515,9 534,9
Mutatie 24,3 22,6 20,2 20,1 19,0
- waarvan endogene groei 18,4 17,5 20,4 17,8 18,2
- waarvan beleid 5,9 5,0 ‒ 0,2 2,3 0,8
Endogene groei in % 4,3% 3,9% 4,3% 3,6% 3,5%
Waardeontwikkeling bbp in % 4,3% 4,0% 4,1% 3,7% n.n.b.

Bron: ministerie van Financiën

Ten opzichte van de stand Miljoenennota 2025 zijn de geraamde inkomsten voor 2025 opwaarts bijgesteld met 3,6 miljard euro. Tabel 15 splitst de mutatie van de geraamde ontvangsten in 2025 uit in een deel dat wordt verklaard door beleidswijzigingen die sinds de Miljoenennota 2025 zijn doorgevoerd en een overig deel. Het overige deel bestaat uit de doorwerking van de inmiddels bekende definitieve realisaties van 2024 op de raming voor 2025, en uit nieuwe inzichten in de groei van de ontvangsten in 2025 zelf (‘endogene ontwikkeling’).

De endogene ontwikkeling hangt in de regel samen met ontwikkelingen in de economie die anders uitpakken dan verwacht en met algemene ramingsonzekerheid. Voor 2025 is de verticale endogene ontwikkeling per saldo positief. De doorwerking van de ontvangsten in 2024 - die nader worden toegelicht in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2024 - is negatief: ‒ 2,9 miljard euro.10 Het economisch beeld voor 2025 op basis van het CEP 2025 leidt juist tot hogere geraamde ontvangsten (+4,4 miljard euro) dan het beeld op basis van de vorige raming (MEV 2025). Dit komt onder meer door een hogere geraamde groei van het nominale bbp (5,6% in plaats van 4,3%) en een groter aantal gewerkte uren. Daarnaast zijn er wijzigingen in de geraamde effecten van beleid. Dit is grotendeels terug te voeten op een aangepaste boekingswijze sinds het opstellen van de Miljoenennota 2025 van de derving van belastinginkomsten voor de tegenbewijsregeling voor box 3.

Tabel 15 Overzicht mutaties van de inkomsten sinds Miljoenennota 2025
(in miljarden euro) Inkomsten
Stand Miljoenennota 2025 425,1
Mutatie 3,6
- waarvan doorwerking 2024* ‒ 3,0
- waarvan economisch beeld 2025 4,4
- waarvan beleid 2,3
Stand Voorjaarsnota 2025 428,7

Figuur 5 toont voor enkele belangrijke belastingsoorten de verticale ontwikkeling van de verwachte ontvangsten. De verschillen bij de meeste belastingsoorten zijn beperkt. De ontvangsten van de loon- en inkomensheffing vormen de belangrijkste inkomstenbron.11 De geraamde inkomsten hiervan zijn nauwelijks gewijzigd. Bij de meeste andere belastingsoorten is sprake van een lichte stijging van de geraamde ontvangsten, in lijn met het gunstigere economische beeld. De accijnzen vormen hierop een uitzondering. Onderliggend heeft dit betrekking op lagere verwachte ontvangsten uit de tabaksaccijns. Dit hangt samen met lager-dan-verwachte ontvangsten gedurende de laatste maanden van 2024, die ook doorwerken in de verwachting voor 2025.

Figuur 7 Vergelijking inkomsten in 2025 volgens Miljoenennota 2025 en Voorjaarsnota 2025 (in miljarden euro)

Bron: ministerie van Financiën

Het ministerie van Financiën corrigeert de verwachte ontvangsten op EMU-basis voor ontvangsten die betrekking hebben op coronaschulden. Betalingen die hierover plaatsvinden, worden teruggelegd naar het jaar waarin de schuld is ontstaan (2020 of 2021). Per eind 2024 staat nog een totale schuld van 10,2 miljard euro open. De raming van de belastingontvangsten houdt er rekening mee dat een deel van de schuld niet wordt afbetaald, bijvoorbeeld door faillissement. In de raming van de kasontvangsten is aangenomen dat 3,5 miljard euro (35%) van de resterende schuld uiteindelijk oninbaar is. Deze inschatting is gebaseerd op de verdeling van de resterende schulden naar status (bij met termijnen, kleine achterstand, grote achterstand, of in invordering).12

5 Overheidssaldo en schuld

5.1 Ontwikkeling overheidssaldo en schuld

Het geraamde EMU-saldo blijft in de kabinetsperiode tussen ‒ 1,9% bbp en ‒ 3,0% bbp. Dit jaar zal de schuld naar verwachting uitkomen op 45,2% bbp en 50,0% bbp bedragen aan het einde van de meerjarenperiode. Daarmee blijft Nederland voldoen aan de Europese grenswaarden.

De totale overheidsfinanciën bestaan uit verschillende onderdelen. Dit is te zien in tabel 16. De inkomsten worden opgeteld bij de netto-uitgaven binnen het uitgavenkader, de overige netto-uitgaven en de correcties voor het EMU-saldo. Dit leidt tot het saldo van de centrale overheid. Hier wordt het EMU-saldo decentrale overheden bij opgeteld om tot het totale EMU-saldo voor de collectieve sector te komen.

Tabel 16 Ontwikkeling overheidsfinanciën (in miljarden euro, tenzij anders aangegeven)
2025 2026 2027 2028 2029 2030
Inkomsten (belastingen en sociale premies) 428,7 453,0 475,6 495,8 515,9 534,9
Netto-uitgaven binnen het uitgavenkader 425,7 449,8 482,9 497,7 515,9 537,9
Overige netto-uitgaven en correcties voor het EMU-saldo 33,1 39,9 25,3 25,1 26,3 28,4
Totale netto-uitgaven en correcties voor het EMU-saldo 458,8 489,7 508,2 522,8 542,2 566,3
EMU-saldo centrale overheid ‒ 30,1 ‒ 36,7 ‒ 32,6 ‒ 27,0 ‒ 26,4 ‒ 31,4
EMU-saldo decentrale overheden ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,8 ‒ 0,8
EMU-saldo collectieve sector ‒ 30,8 ‒ 37,4 ‒ 33,3 ‒ 27,7 ‒ 27,1 ‒ 32,2
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) ‒ 2,6% ‒ 3,0% ‒ 2,6% ‒ 2,1% ‒ 1,9% ‒ 2,2%
EMU-schuld collectieve sector 540,5 596,0 632,2 664,8 693,5 725,8
EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp) 45,2% 47,8% 48,7% 49,2% 49,5% 50,0%
Bruto binnenlands product (bbp) 1.196 1.247 1.297 1.350 1.400 1.451

Tabel 17 toont de ontwikkeling van het EMU-saldo ten opzichte van de Miljoenennota 2025. De hogere economische groei leidt door middel van hogere belastinginkomsten tot verbetering van het EMU-saldo van in totaal 0,8% in 2029. Als gevolg van de hogere loon- en prijsontwikkeling (nominale ontwikkeling) uit het CEP stijgen de uitgaven en dit verslechtert het verwachte saldo tussen 0,1% en 0,2% over de begrotingshorizon. De voorjaarsbesluitvorming heeft vanwege de sluitende kaders een beperkt positief effect op het EMU-saldo van 0,1% in 2026, wat deels wordt verklaard door de onderschrijding van het uitgavenkader in het betreffende jaar. Het kabinet heeft daarnaast inspanningen gedaan om de begrotingen in een realistischer kasritme te plaatsen. Dit leidt in 2025 en 2026 tot een verbetering van het EMU-saldo, in latere jaren zullen deze middelen alsnog uitgegeven worden en dan het saldo belasten. In de post overig zijn de uitgaveneffecten buiten het uitgavenkader zichtbaar, zoals de extra middelen voor de steun aan Oekraïne. Tot slot heeft het hogere geraamde bbp een klein positief meerjarig effect op het EMU-saldo van maximaal 0,1% (noemereffect).

Tabel 17 Verticale toelichting EMU-saldo (in % bbp, - is tekort)
2025 2026 2027 2028 2029 2030
EMU-saldo Miljoenennota 2025 ‒ 2,8% ‒ 3,7% ‒ 2,4% ‒ 2,4% ‒ 2,5%
Belasting- en premieinkomsten 0,3% 0,5% 0,5% 0,6% 0,8%
Kadercorrecties inclusief nominale ontwikkeling ‒ 0,1% ‒ 0,2% ‒ 0,2% ‒ 0,2% ‒ 0,1%
Voorjaarsbesluitvorming exclusief kasschuiven 0,0% 0,1% 0,0% 0,0% 0,0%
Kasschuiven 0,2% 0,6% ‒ 0,2% ‒ 0,1% ‒ 0,1%
Overig (inclusief noemereffect) ‒ 0,2% ‒ 0,2% ‒ 0,2% ‒ 0,1% 0,0%
EMU-saldo Voorjaarsnota 2025 ‒ 2,6% ‒ 3,0% ‒ 2,6% ‒ 2,1% ‒ 1,9% ‒ 2,2%

Tabel 18 toont de ontwikkeling van de EMU-schuld ten opzichte van de inschatting in de Miljoenennota 2025. Per saldo valt de schuld meerjarig iets lager uit dan werd geraamd bij Miljoenennota. Het gestegen bbp heeft een verlagend effect op de EMU-schuld: het zogenoemde noemereffect. Daarnaast leidt de vaststelling van de schuld 2024 door het CBS tot een neerwaartse doorwerking op de schuld in latere jaren. Tot slot leidt ook de meerjarige verbetering van het EMU-saldo tot een lagere EMU-schuld.

Tabel 18 Verticale toelichting EMU-schuld (in % bbp, + is hogere schuld)
2025 2026 2027 2028 2029 2030
EMU-schuld Miljoenennota 2025 46,6% 50,1% 50,7% 51,6% 52,5%
Noemereffect door bbp-ontwikkeling ‒ 0,8% ‒ 0,9% ‒ 0,9% ‒ 1,1% ‒ 1,2%
Doorwerking schuld t-1 ‒ 0,6% ‒ 0,6% ‒ 1,4% ‒ 1,1% ‒ 1,2%
Mutatie EMU-saldo ‒ 0,1% ‒ 0,7% 0,2% ‒ 0,3% ‒ 0,5%
Financiële transacties en kastransverschillen 0,1% ‒ 0,1% 0,0% 0,1% ‒ 0,1%
Overige mutaties 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
EMU-schuld Voorjaarsnota 2025 45,2% 47,8% 48,7% 49,2% 49,5% 50,0%

5.2 Toelichting saldoraming Financiën

Het ministerie van Financiën maakt voor de budgettaire nota’s een eigen raming van het EMU-saldo en schuld, die recent regelmatig afweken van de realisatie. In de afgelopen jaren zijn ook de verschillen met de raming van het CPB toegenomen. Deze toelichting is bedoeld om inzicht te geven in de opbouw van de raming van Financiën, zodat afwijkingen ten opzichte van de realisatie beter te begrijpen zijn. De raming bestaat uit drie hoofdcomponenten: de uitgaven van het Rijk, de inkomsten van het Rijk en het saldo van de decentrale overheden. Voor meer technische informatie, zie ook de bijlagen van het rapport van de Expertgroep realistisch ramen.

De uitgavenraming is een optelsom van begrotingstotalen van departementen. De afgelopen jaren zijn de uitgaven niet altijd volledig tot besteding gekomen. Dit leidt tot zogeheten onderuitputting. Om onderuitputting te voorkomen, zetten ministeries gedurende het jaar kasschuiven in. Door uitgaven naar andere jaren te verplaatsen, wordt de begroting realistischer gemaakt. In recente jaren zijn onderuitputting en kasschuiven toegenomen, onder andere door een combinatie van een ambitieuze investeringsagenda en een krappe arbeidsmarkt. Dit zorgt voor verschillen tussen de raming en realisatie. Ook in deze Voorjaarsnota zijn additionele kasschuiven ingeboekt (zie hoofdstuk 6 - Naar een meer realistische begroting).

Aan de inkomstenkant maakt het ministerie van Financiën gebruik van een model dat gebaseerd is op realisaties, ramingen en beleidsmaatregelen. Dit inkomstenmodel wordt jaarlijks toegelicht in de Miljoenennota. Alleen bij duidelijke signalen uit bijvoorbeeld kasrealisaties wordt de raming handmatig bijgestuurd. Belastinginkomsten zijn gevoeliger voor economische schommelingen dan uitgaven, waardoor afwijkingen in de raming vaker voorkomen.

De raming van het EMU-saldo decentrale overheden is gebaseerd op het gemiddelde saldo van CBS-realisaties in het verleden. In de afgelopen jaren viel dit saldo vaak mee ten opzichte van de raming, mogelijk door extra middelen via de fondsen en arbeidsmarktkrapte bij de decentrale overheden. In 2024 is er echter voor het eerst sprake van een tegenvaller van het saldo decentrale overheden.

6 Naar een meer realistische begroting

6.1 Expertgroep realistisch ramen

Het kabinet neemt de aanbevelingen over van de Expertgroep realistisch ramen om de ramingen verder te verbeteren. Op 14 maart publiceerde de Expertgroep realistisch ramen (hierna: Expertgroep) haar rapport. In het rapport gaat de Expertgroep in op de verschillen tussen de ramingen en de realisaties van het EMU-saldo en worden aanbevelingen gedaan om de trefzekerheid van de ramingen te vergroten. In de kabinetsreactie is aangegeven alle aanbevelingen over te nemen. Hieronder op hoofdlijnen een korte samenvatting.

De Expertgroep geeft aan dat de inkomstenraming behoorlijk afweek door uitzonderlijke economische schokken. Hoewel de ramingssystematiek lange tijd leidde tot beperkte afwijkingen tussen raming en realisatie, waren de verschillen in 2021-2023 groot en herhaaldelijk positief. Gemiddeld bedroeg de ramingsafwijking over deze jaren 2,7% bbp. Dit kwam vooral door de coronapandemie en de oorlog in Oekraïne met een hoge inflatie, waardoor ook het CPB en DNB moeite hadden met voorspellingen. De expertgroep geeft aan dat 60% van de ramingsafwijking wordt verklaard door deze twee op elkaar volgende 'perfect storms'. In 2024 stabiliseerde de economie en sloot de raming aanzienlijk beter aan bij de realisaties. Wel blijft met name de vennootschapsbelasting (vpb) lastig te ramen. De Expertgroep doet waardevolle aanbevelingen om de inkomstenramingen te verbeteren. Het kabinet zal de aanbevelingen voor betere voorspellingen in dynamische economische omstandigheden opvolgen.

Verder wijst het rapport op het belang van een meer realistische begroting. De afgelopen jaren werden veel geplande uitgaven niet gerealiseerd. Een belangrijk deel van de overige 40% van de ramingsafwijking valt onder deze categorie. Het kabinet heeft daarom maatregelen genomen, zoals kasschuiven, aanvullende onderuitputting en het afschaffen van uitzonderingen op de eindejaarsmarge. Ook wordt sinds enkele jaren uitgebreider gerapporteerd over begrotingsrealisme en niet-bestede middelen in onder andere de Voorjaarsnota en het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR). Het kabinet ziet zich aangemoedigd door de Expertgroep om kritisch te blijven kijken naar onderuitputting en het belang van een realistische begroting. Zie de volgende paragraaf 6.2 en 6.3 voor een nadere toelichting hierop.

6.2 Kasschuiven en onderuitputting

In het notaoverleg over realistisch ramen is de toezegging gedaan om in de Voorjaarsnota uitgebreider in te gaan op de kasschuiven en onderuitputting. De afgelopen jaren zijn de onderuitputting en de kasschuiven toegenomen. In 2024 was de totale onderuitputting 6 miljard euro en is per saldo 11 miljard euro naar latere jaren geschoven (zie figuur 6). In het Financieel Jaarverslag Rijk wordt een uitgebreidere toelichting hierop gegeven.

Figuur 8 Onderuitputting en kasschuiven 2018-2024 (bedragen in miljarden euro)

Bron: ministerie van Financiën

Verschillende begrotingen zijn in deze Voorjaarsnota realistischer gemaakt door kasschuiven. In totaal is per saldo 2,0 miljard euro aan budget vanuit 2025 en 7,1 miljard euro uit 2026 weggeschoven naar latere jaren. Hiermee zet het kabinet in op het realistischer maken van de Miljoenennota 2026 zodat gedurende het jaar minder hoeft bijgestuurd te worden. Een uitgebreidere toelichting op de verschillende kasschuiven zit in de verticale toelichting (bijlage 2).

Tabel 19 Kasschuiven (Bedragen in miljarden euro)
Departement 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Klimaat en Groene Groei ‒ 0,9 ‒ 1,4 1,1 0,2 0,7 ‒ 2,6
Economische Zaken (incl. Nationaal Groeifonds) ‒ 0,7 ‒ 0,3 0,3 0,5 ‒ 0,4 0,4
Financiën (excl. Nationale Schuld) ‒ 0,6 ‒ 0,4 0,6 0,4 0,0 0,0
Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur ‒ 0,5 0,2 0,1 0,0 0,1 0,1
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening ‒ 0,3 ‒ 0,1 0,4 ‒ 0,1 0,0 0,0
Sociale Zekerheid ‒ 0,2 ‒ 0,2 0,2 0,1 0,1 0,1
Zorg ‒ 0,2 ‒ 0,3 0,1 0,2 0,0 0,1
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (incl. BES-fonds en Hoge Colleges van Staat) ‒ 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Aanvullende Post ‒ 0,1 ‒ 0,7 ‒ 0,7 0,1 0,7 0,7
Infrastructuur en Waterstaat (incl. Deltafonds en Mobiliteitsfonds) ‒ 0,1 ‒ 0,9 ‒ 0,1 ‒ 0,1 ‒ 0,3 ‒ 0,3
Justitie en Veiligheid ‒ 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Defensie (incl. Defensiematerieelbegrotingsfonds) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 0,7 ‒ 1,0 0,1 0,1 0,0 0,0
Buitenlandse Zaken (incl. Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) 1,1 ‒ 2,3 0,5 0,3 0,2 0,2
Totaal ‒ 2,0 ‒ 7,1 2,8 1,7 1,1 ‒ 1,3

Bron: ministerie van Financiën

De Miljoenennota 2026 is het eerste moment dat departementen onderuitputting aanleveren en het laatste moment dat de ontwerpbegroting realistischer gemaakt kan worden met kasschuiven. De onderuitputting bij de Miljoenennota is vaak vrij beperkt, maar de kasschuiven kunnen fors zijn omdat op dat moment departementen meer inzicht hebben of de budgetten in de resterende maanden tot besteding gaan komen. De meeste onderuitputting die in het lopende jaar al bekend is, wordt gemeld bij de Najaarsnota. In de Miljoenennota 2026 wordt duidelijk wat het totaal aan kasschuiven over 2025 is en kan ook een betere inschatting worden gemaakt van de verwachte onderuitputting. Deze inschatting wordt ook gebaseerd op de realisatiecijfers van departementen.

6.3 Aanvullende onderuitputting

Om in te spelen op de stijgende trend aan onderuitputting heeft het kabinet, net als op eerdere momenten, besloten om aanvullende onderuitputting in te boeken in de begroting. Het kabinet maakt de begroting realistischer door kasschuiven. Tegelijkertijd houdt het er rekening mee dat meer middelen in het geplande jaar niet tot besteding zullen komen door aanvullende onderuitputting in te boeken. Het inboeken van aanvullende onderuitputting heeft niet de voorkeur. Het is beter om budgetten met kasschuiven op de departementale begrotingen in een realistisch bestedingsritme te plaatsen of onderuitputting met concrete maatregelen in de begroting te zetten.

De huidige begroting houdt rekening met 3 miljard euro aan aanvullende onderuitputting in 2025 en 3,8 miljard euro in 2026, voor 2027 en 2028 is respectievelijk 1,5 miljard euro en 0,7 miljard euro ingeboekt. Daarnaast is 4,1 miljard euro aan in=uittaakstelling13 in 2025 ingeboekt. In tabel 20 is ditzelfde bedrag verondersteld aan in=uittaakstelling in de latere jaren. Dit betekent dat in de huidige begroting in totaal 7,0 miljard euro in 2025 en 7,9 miljard euro in 2026 aan onderuitputting moet worden gerealiseerd om de aanvullende onderuitputting en in=uittaakstelling geheel in te kunnen vullen. Het deel wat aan het eind van het jaar niet wordt ingevuld, leidt tot saldoverslechtering. Samen met de verwerkte kasschuiven in deze Voorjaarsnota komt het totaal aan verwachte niet bestede middelen in 2025 uit op 9 miljard euro en 15 miljard euro in 2026.

Tabel 20 Verwachte onderuitputting
in miljarden euro, + is saldo belastend 2025 2026 2027 2028
1. In=uittaakstelling* ‒ 4,1 ‒ 4,1 ‒ 4,1 ‒ 4,1
2. Eerder geboekte aanvullende onderuitputting ‒ 2,3 ‒ 2,3
3. Aanvullende onderuitputting Voorjaarsnota 2025 ‒ 0,7 ‒ 1,5 ‒ 1,5 ‒ 0,7
Verwachte onderuitputting (1 t/m 3) ‒ 7,0 ‒ 7,9 ‒ 5,6 ‒ 4,8
4. Kasschuiven Voorjaarsnota 2025 ‒ 2,0 ‒ 7,1 2,8 1,7
Totaal (1 t/m 4) ‒ 9,0 ‒ 15,0 ‒ 2,8 ‒ 3,1

* Voor 2026, 2027 en 2028 wordt verondersteld dat de in=uittaakstelling even hoog is als in 2025. De exacte hoogte is bekend na de voorjaarsbesluitvorming in het desbetreffende jaar.

7 Informatievoorziening

Door de besluitvorming medio april af te ronden en in deze nota ook het meerjarige beeld te tonen, kan het parlement op tijd het gesprek voeren met het kabinet over de ingezette koers. Ook geeft het kabinet hiermee duidelijkheid aan burgers en bedrijven, en sluit het proces aan bij het zogenoemde Europees Semester. De besluitvorming en de doorrekening van het CPB worden verwerkt in het nieuwe Jaarlijkse Voortgangsverslag (Annual Progress Report). Hiermee informeert het kabinet de Europese Commissie over de meest actuele ontwikkelingen in de begroting. Ook uw Kamer ontvangt het APR. Ook zal de Raad van State een advies publiceren bij de Voorjaarsnota op basis van de doorrekening van het CPB. Zo zorgt het kabinet voor een goede informatievoorziening aan alle belanghebbenden.

Publicatie van de meerjarige Voorjaarsnota voor 1 mei is één van stappen die het kabinet heeft gezet ter verbetering, modernisering en vereenvoudiging van het begrotings- en verantwoordingsproces en de financiële informatievoorziening. De komende jaren wordt daar verder aan gewerkt aan de hand van de agenda toekomstbestendig begroten en verantwoorden. De minister van Financiën heeft deze agenda begin oktober 2024 naar beide Kamers verstuurd.

Het kabinet verbetert ook de informatievoorziening aan de Kamer. Meer bijlagen en overzichten in begrotingsstukken zijn niet de oplossing voor het verbeteren van het inzicht. Het voornemen is om alleen bijlagen en overzichten op te nemen waar de Kamer behoefte aan heeft en om informatie niet op verschillende plekken in de nota aan te bieden. Het overzicht van de belangrijkste begrotingsinformatie wordt daarom voortaan alleen maar aangeboden in de verticale toelichting en niet ook nog in de verdiepingsbijlage. Voor nieuwe bijlagen en overzichten wordt een horizonbepaling van vier jaar toegepast. Het overzicht van moties en toezeggingen wordt niet meer opgenomen in de begrotingsstukken, omdat de Kamer dit ook zelf bijhoudt.

Bijlage 1 - Budgettaire kerngegevens

Tabel 21 EMU-saldo (in miljarden euro, min = tekort)
2025 2026 2027 2028 2029 2030
1 Belasting- en premieontvangsten 428,7 453,0 475,6 495,8 515,9 534,9
2 Totale netto-uitgaven 460,0 491,8 517,4 538,6 564,6 589,1
w.v. Niet-relevante rijksuitgaven, wel relevant voor EMU-saldo 23,6 30,6 18,9 18,7 20,2 22,3
3 Niet EMU-saldo relevante uitgaven (exclusief financiering staatsschuld) 10,7 11,4 15,6 22,2 28,5 28,9
4 Kas-transverschillen en overige posten ‒ 9,5 ‒ 9,3 ‒ 6,4 ‒ 6,4 ‒ 6,1 ‒ 6,1
5 EMU-saldo decentrale overheden ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,7 ‒ 0,8 ‒ 0,8
6 EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5) ‒ 30,8 ‒ 37,4 ‒ 33,3 ‒ 27,7 ‒ 27,1 ‒ 32,2
7 EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) ‒ 2,6% ‒ 3,0% ‒ 2,6% ‒ 2,1% ‒ 1,9% ‒ 2,2%
Tabel 22 Niet-relevante rijksuitgaven, wel relevant voor het EMU-saldo (in miljoenen euro, plus = uitgave en saldoverslechterend)
2025 2026 2027 2028 2029 2030
Invoerrechten EU-afdrachten 4.564 4.892 5.086 5.276 5.452 5.621
Rente staatsschuld 7.147 9.129 11.210 12.337 13.800 15.052
Rente schatkistbankieren (excl. sociale fondsen) 973 851 863 859 856 809
Dividend financiele staatsdeelnemingen ‒ 365 ‒ 397 ‒ 402 ‒ 407 ‒ 407 ‒ 407
Overige gevolgen interventies financiele crisis (netto) ‒ 75 ‒ 56 ‒ 53 ‒ 54 ‒ 53 ‒ 48
Ontvangsten COVA ‒ 111 ‒ 111 ‒ 111 ‒ 111 ‒ 111 ‒ 111
Ontvangsten ETS ‒ 850 ‒ 1.150 ‒ 5.050 ‒ 4.100 ‒ 3.400 ‒ 3.000
Opbrengsten CO2-heffing ‒ 17 ‒ 61 ‒ 139 ‒ 224 0 0
Werkgeversbijdrage kinderopvang ‒ 1.698 ‒ 1.705 ‒ 1.706 ‒ 1.709 ‒ 1.709 ‒ 1.709
Zorgtoeslag (netto) 7.040 7.415 8.189 8.584 9.000 9.443
Diergezondheidsfonds ‒ 18 1 0 0 0 0
Oekraïnemiddelen 8.479 6.214 4.259 1.627 140 59
Invaren pensioenen defensie 0 8.150 300 0 0 0
Belasting- en invorderingsrente ‒ 962 ‒ 929 ‒ 907 ‒ 789 ‒ 799 ‒ 805
Rente-ontvangsten lening TenneT ‒ 628 ‒ 1.219 ‒ 1.620 ‒ 1.632 ‒ 1.632 ‒ 1.632
Overige saldorelevante uitgaven buiten het kader 92 ‒ 471 ‒ 1.016 ‒ 977 ‒ 972 ‒ 972
Totaal 23.571 30.552 18.902 18.679 20.165 22.299
Tabel 23 Niet EMU-saldo relevante uitgaven (inclusief financiering staatsschuld, in miljoenen euro, plus = hogere uitgave)
2025 2026 2027 2028 2029 2030
Verstrekking studieleningen 2.713 2.481 2.104 1.798 1.660 1.625
Aflossing studieleningen ‒ 2.553 ‒ 1.751 ‒ 2.305 ‒ 1.781 ‒ 1.793 ‒ 1.811
Coronagerelateerde leningen ‒ 86 ‒ 220 36 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 275
Rijksbijdragen aan de sociale fondsen 50.583 58.005 61.502 63.836 68.570 73.607
Rente sociale fondsen 1.278 1.470 1.919 2.365 2.837 3.241
Kasbeheer ‒ 10.419 ‒ 10.563 ‒ 14.098 ‒ 14.140 ‒ 14.427 ‒ 15.635
Aan- en verkoop staatsdeelnemingen 3.064 430 277 200 200 0
Lening TenneT 14.200 17.100 0 0 0 0
Diverse leningen ‒ 165 ‒ 180 ‒ 166 ‒ 206 ‒ 429 ‒ 158
Exportkredietverzekering 48 48 48 48 48 48
Oekraïne 0 0 ‒ 37 ‒ 39 ‒ 38 ‒ 36
Overig 284 ‒ 9 2.092 2.034 ‒ 158 ‒ 189
Totaal 58.948 66.812 51.372 54.113 56.467 60.417

Bijlage 2 - Verticale toelichting

De verticale toelichting toont voor ieder begrotinghoofdstuk de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de Miljoenennota 2025.

De verticale toelichting bestaat per begroting uit twee tabellen: uitgaven en ontvangsten. De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen. In de ontwerpbegroting wordt een meer gedetailleerde toelichting op de mutaties gegeven.

Algemene Zaken en De Koning

De Koning

I De Koning: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 59 59 59 59 59 0
Loonbijstelling 1 1 1 1 1 1
Loonbijstelling 1 1 1 1 1 1
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0
Extrapolatie 59
Extrapolatie 59
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 61 61 61 61 61 61
I De Koning: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 0 0 0 0 0 0
Extrapolatie 0
Extrapolatie 0
Stand Voorjaarsnota 0 0 0 0 0 0

Uitgaven

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling wordt overgemaakt naar de begroting van de Koning.

Prijsbijstelling

Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek. Vanwege afronding staat dit bedrag in de tabel op nul.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van de Koning.

Technisch

Deze post bestaat uit diverse loon- en prijsdoorbelastingen met de begroting van AZ.

Ontvangsten

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van de Koning. Vanwege afronding staat dit bedrag in de tabel op nul.

Algemene Zaken

III Algemene Zaken: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 101 101 99 96 95 0
Meevallers ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Meevallers ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Tegenvallers 15 7 7 7 7 7
Tijdelijke huisvesting 10 2 2 2 2 2
ICT en informatiebeveiliging 3 2 1 1 1 1
Apparaat 2 3 4 4 4 4
Overige tegenvallers 0 0 0 0 0
Intensiveringen 0
Intensiveringen 0
Ombuigingen ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Overige ombuigingen 0
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0 0 0 0
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0 0 0 0
Loonbijstelling 3 3 3 3 3 3
Loonbijstelling 3 3 3 3 3 3
Prijsbijstelling 1 1 1 1 1 1
Prijsbijstelling 1 1 1 1 1 1
Eindejaarsmarge ‒ 2
Eindejaarsmarge ‒ 2
Extrapolatie 95
Extrapolatie 95
Technisch 0 1 0 0 0 0
Technisch 0 1 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 118 111 108 105 104 104
III Algemene Zaken: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 9 9 9 9 9 0
Meevallers 0 0 0 0 1 1
Meevallers 0 0 0 0 1 1
Extrapolatie 9
Extrapolatie 9
Technisch 1 1 0 0 0 0
Technisch 1 1 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 9 10 9 9 9 9

Uitgaven

Meevallers

Er zijn beperkte meevallers ter hoogte van circa 1 miljoen euro op de AZ-begroting die worden ingezet om problematiek te dekken.

Tegenvallers

Tijdelijke huisvesting

Door meerkosten als gevolg van de tijdelijke verhuizing van het ministerie van AZ door de renovatie van het Binnenhof zijn tegenvallers ontstaan. Deze bestaan uit eenmalige kosten van 9,7 miljoen euro in 2025 en vanaf 2026 2,2 miljoen euro.

ICT en informatiebeveiliging

AZ heeft te maken gekregen met meerdere tegenvallers op ICT en informatiebeveiliging. Dit betreft in 2025 en 2026 voor een belangrijk deel de ICT-voorzieningen voor de inrichting voor de tijdelijke huisvesting en het creëren van een tweede datacenter. Structureel betreft het vooral het op niveau houden van de informatiebeveiliging en vervanging van apparatuur en systemen.

Apparaat

Door het beleidsarme karakter en de beperkte omvang van de begroting van AZ is het niet mogelijk de tegenvallers op apparaat volledig op de begroting in te passen.

Overige tegenvallers

De taakstelling van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) wordt voor 2026 teruggedraaid. Het deel van AZ bedraagt 150 duizend euro. Vanwege afronding staat dit bedrag in de tabel op nul.

Intensiveringen

Conform het amendement van de leden Van Nispen en Six Dijkstra is de taakstelling voor de CTIVD teruggedraaid voor 2025. Dit betreft 254 duizend euro. Vanwege afronding staat dit bedrag in de tabel op nul.

Ombuigingen

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

Dekking voor amendement Bontenbal c.s. is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van AZ is structureel verlaagd met circa 1 miljoen euro ten behoeve van het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het HLA. 

Overige ombuigingen

Conform het amendement van de leden Van Nispen en Six Dijkstra is de taakstelling voor de CTIVD teruggedraaid voor 2025. Dit betreft 254 duizend euro. Vanwege afronding staat dit bedrag in de tabel op nul.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft onder andere een overboeking met het ministerie van SZW. Als gevolg van lagere realisaties van de banenafspraak in de sector overheid ontstaat een besparingsverlies op de bijstand. AZ draagt op basis van een verdeelsleutel 176 duizend euro bij aan de dekking van dit besparingsverlies. Vanwege afronding staat dit bedrag in de tabel op nul.

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling wordt overgemaakt naar de begroting van AZ.

Prijsbijstelling

Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

AZ had in 2024 een overschrijding van 1,5 miljoen euro. Dit leidt tot een negatieve eindejaarsmarge die AZ binnen de eigen begroting zal dekken.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van AZ.

Technisch

Deze post betreft o.a. technische mutaties voor het doorverdelen van de taakstelling op het apparaat vanuit het hoofdlijnenakkoord en diverse loon- en prijsdoorbelastingen, ook met de begroting van de Koning.

Ontvangsten

Meevallers

Deze post bestaat uit een structurele verhoging van de ontvangsten oplopend naar 0,5 miljoen euro vanaf 2029 op de begroting van AZ van Dienst Publiek en Communicatie.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van AZ.

Technisch

Dit betreft technische mutaties voor het doorverdelen van de taakstelling uit het HLA op het apparaat en diverse loon- en prijsdoorbelastingen.

Buitenlandse Zaken (inclusief BHO)

Buitenlandse Zaken

V Buitenlandse Zaken: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 12.262 15.676 15.198 16.463 16.944 0
Meevallers ‒ 10 ‒ 10 ‒ 10 ‒ 10 ‒ 10 ‒ 10
Ramingsbijstelling VN-crisisbeheersingsoperaties ‒ 10 ‒ 10 ‒ 10 ‒ 10 ‒ 10 ‒ 10
Tegenvallers 9 8 9 9 9 9
Contributiestijgingen 7 8 9 9 9 9
Overige tegenvallers 1 0 0 0 0 0
Intensiveringen 7 7 37 37 37 37
Naleving sancties 7 7 37 37 37 37
Ombuigingen ‒ 20 ‒ 21 ‒ 19 ‒ 19 ‒ 18 ‒ 18
Bijdrage HGIS t.b.v. Oekraïnesteun 0
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7
Rijksbrede taakstelling prijsbijstelling ‒ 13 ‒ 13 ‒ 12 ‒ 11 ‒ 11 ‒ 10
Generaal dossier 217 1.123 427 745 764 786
EU-afdrachten 217 1.122 426 744 764 786
MH17 1 1 1 0
Kasschuiven ‒ 86 80 106 53 48 48
Huisvestingsbudget ‒ 11 58 53 53 48 48
HGIS-eindejaarsmarge ‒ 75 22 54
Overboekingen Aanvullende Post 0
Nabetaling TEM 0
Overboekingen met andere begrotingen 5 ‒ 31 ‒ 17 ‒ 13 ‒ 13 ‒ 20
Overige overboekingen met andere begrotingen 36 16 14 18 18 11
Naleving sancties ‒ 6 ‒ 6 ‒ 31 ‒ 31 ‒ 31 ‒ 31
Hoog Risico Posten ‒ 25
Europees Ontwikkelingsfonds ‒ 42
Kadercorrecties 13 1 ‒ 2 3 1 1
Prijsbijstelling non-ODA 13 1 ‒ 2 3 1 1
Eindejaarsmarge 122
Middelenafspraak 63
HGIS-eindejaarsmarge 59
Extrapolatie 17.371
Extrapolatie 17.371
Technisch 5 1 1 1 1 1
Overig technisch 5 1 1 1 1 1
Niet-kaderrelevant 548 625 621 665 691 753
Actualisatie invoerrechten 463 590 621 665 691 753
Militaire steun Oekraïne 75 25
Niet-militaire steun Oekraïne 10 10 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 13.071 17.460 16.351 17.933 18.453 18.956
V Buitenlandse Zaken: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 3.654 2.822 1.233 1.266 1.303 0
Generaal dossier ‒ 1.061 1.442 155 166 173 188
Perceptiekostenvergoeding 116 148 155 166 173 188
Herstel en Veerkrachtplan ‒ 1.177 1.294
Kasschuiven ‒ 89 453 0 0 12 1
Huisvestingsbudget ‒ 89 453 0 0 12 1
Overboekingen Aanvullende Post 0
Nabetaling TEM 0
Extrapolatie 1.330
Extrapolatie 1.330
Technisch 3 0 0 0 0 0
Overig technisch 3 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 2.507 4.716 1.388 1.432 1.487 1.518

Uitgaven

Meevallers

Ramingsbijstelling VN-crisisbeheersingsoperaties

De raming voor de VN-crisisbeheersingsoperaties wordt neerwaarts bijgesteld met structureel 10 miljoen euro, aangezien dit budget de afgelopen jaren onderuitputting kende.

Tegenvallers

Contributiestijgingen

De contributies die Nederland betaalt aan onder andere de NAVO, OESO, VN, OVSE en OPCW zijn structureel gestegen. Daarnaast neemt de Nederlandse bijdrage aan de Raad van Europa toe door het wegvallen van de contributie van Rusland.

Overige tegenvallers

De bijdrage aan het Center for International Legal Cooperation (CILC) stijgt als gevolg van hogere kosten voor lopende programma’s op het gebied van rechtsstaatopbouw en democratie in Moldavië.

Intensiveringen

Naleving sancties

Er wordt structureel 36,5 miljoen euro vrijgemaakt voor de instandhouding en verdere versterking van de sanctienaleving in Nederland. Deze middelen zijn toegevoegd aan de begroting van BZ, als coördinerend departement. Met deze middelen wordt onder andere een Centraal Meldpunt Sancties opgericht, waarbij BZ, Financiën, JenV, IenW en EZ bij zijn betrokken. Van deze middelen wordt structureel 31 miljoen euro overgeboekt naar andere departementen.

Ombuigingen

Bijdrage HGIS t.b.v. Oekraïnesteun

Uit het HGIS-budget wordt 50 duizend euro beschikbaar gemaakt om een bijdrage te leveren aan de verbetering van de maritieme veiligheid en beveiliging in Oekraïne. Deze middelen komen ter beschikking van het ministerie van IenW.

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

Dekking voor amendement Bontenbal c.s. is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van BZ is structureel verlaagd met 7,4 miljoen euro ten behoeve van het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het HLA. Dekking vindt plaats op artikel 7 (apparaat).

Rijksbrede taakstelling prijsbijstelling

Er wordt rijksbreed 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek. Voor HGIS non-ODA betekent dit dat een deel van de reservering voor prijscompensatie op artikel 6 (nog onverdeeld) wordt afgeboekt.

Tijdens de Voorjaarsbesluitvorming 2025 is tevens besloten dat een aantal budgettaire afspraken over de HGIS worden herzien:

  • Het non-ODA deel van het HGIS-budget wordt vanaf 2026 niet meer geïndexeerd met prijs bbp. Hiervoor gaat de reguliere Rijksbrede loon- en prijsbijstellingssystematiek gelden.

  • De uitzondering op de eindejaarsmarge voor het HGIS-budget komt te vervallen, deze wordt in lijn gebracht met de reguliere eindejaarsmargesystematiek (1% van de begrotingsstand bij ontwerpbegroting).

  • In lijn met de afspraken over de koppeling van de Defensiebegroting aan de NAVO-norm (2% bbp) (zie bijlage 5) zullen in beginsel alle onderdelen van de Defensiebegroting die nu nog onderdeel van de HGIS zijn (zoals het BIV) per 2026 uit de HGIS worden gehaald. Daarnaast ontvangen alle NAVO-toerekenbare uitgaven (niet op de Defensiebegroting, maar wel in de HGIS) voortaan prijsbijstelling uit de Defensiebegroting.      

Generaal dossier

EU-afdrachten

De EU-afdrachten zijn naar boven bijgesteld als gevolg van diverse effecten, waaronder de nacalculatie. Dit jaar valt de nacalculatie samen met de vijfjaarlijkse verificatiecyclus (de bronnenrevisie) van het bruto nationaal inkomen (bni). De nacalculatie leidt tot een incidenteel effect in 2025 van 22 miljoen euro (plastic-afdracht) en 2026 van 674 miljoen euro (bni- en btw-afdrachten).14 De nacalculatie is een reguliere herijking van de afdrachten aan de Europese Unie (EU) tussen de lidstaten.

Naast het bovengenoemde incidentele effect van de nacalculatie, is er ook een inschatting gemaakt van het structurele effect van de bronnenrevisie op de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU. In deze inschatting is ook de verwachte economische ontwikkeling meegenomen. Als gevolg hiervan stijgen de geraamde Nederlandse afdrachten aan de EU meerjarig. Deze toename is te verklaren door de volgende aspecten:

  • Als gevolg van de bronnenrevisie 2024 van het CBS is het Nederlandse bni naar boven bijgesteld. Deze bijstelling is relatief groter dan andere lidstaten, waardoor het relatieve bni-aandeel van Nederland in de EU is gestegen. Deze bijstelling werkt door op toekomstige begrotingsjaren.

  • De tweede oorzaak is groei- en prijsontwikkeling. Met name de relatief hoge inflatie in NL – vooral ten opzichte van grotere EU-lidstaten – zorgt voor een hoger relatief bni-aandeel voor Nederland. Ook deze ontwikkeling werkt door op toekomstige begrotingsjaren.

  • De relatief grotere stijging vanaf 2028 heeft te maken met de ramingsmethodiek van het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK). De stijging van het bni-aandeel heeft relatief meer impact vanaf 2028.

De hierboven toegelichte meerjarige ontwikkeling betreft een inschatting. De meerjarige doorwerking wordt na de Lenteraming van de Europese Commissie geactualiseerd.

Verder zijn de rentestanden in de raming geactualiseerd. De raming van de rentebetalingen aan de EU voor Next Generation EU (NGEU) valt hierdoor in het nieuwe MFK lager uit.

Tot slot is in de aanvullende begroting (draft amending budget 1, DAB1 2025) het verschil tussen de inkomsten en uitgaven (het surplus) van 2024 in de Europese begroting van 2025 verwerkt. Dit surplus over het voorgaande begrotingsjaar wordt ieder jaar verrekend met de EU-afdrachten van de lidstaten. Voor Nederland leidt het surplus tot 85 miljoen euro lagere bni-afdrachten in 2025.

MH17

Voor de voortzetting van bestaande inzet op lopende internationaalrechtelijke MH17-procedures is voor de periode juli 2026 t/m juni 2029 een bedrag van totaal 2,9 miljoen euro beschikbaar gesteld.

Kasschuiven

Huisvestingsbudget

In 2024 heeft er 62,8 miljoen euro aan onderuitputting plaatsgevonden die door middel van de middelenafspraak in 2025 is toegevoegd aan het huisvestingsbudget. Daarnaast is het uitgavenbudget gestegen vanwege hoger verwachte verkoopopbrengsten. Het totale huisvestingsbudget wordt in een realistisch ritme geplaatst.

HGIS-Eindejaarsmarge

Binnen de HGIS kan BZ de eindejaarsmarge (EJM) verdeeld over 3 jaren opvragen. Middels deze kasschuif wordt de HGIS-eindejaarsmarge in de jaren 2026 en 2027 toegevoegd aan de begroting van Buitenlandse Zaken.

Overboekingen Aanvullende Post

Nabetaling TEM

Er is een Traditionele Eigen Middelen (TEM)-nabetaling van 204 duizend euro in 2025 gedaan aan de Europese Unie. Deze middelen zijn overgeheveld vanaf de reservering op de Aanvullende Post naar de BZ-begroting.

Overboekingen met andere begrotingen

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er hebben verschillende overboekingen plaatsgevonden als gevolg van de HGIS-besluitvorming. Vanwege een structurele ramingsbijstelling op het HGIS-budget van JenV vindt er een overboeking plaats van JenV naar BZ van 6,3 miljoen euro. Verder is 16 miljoen euro van de onderuitputting op het Budget Internationale Veiligheid in 2024 opnieuw beschikbaar gesteld aan Defensie voor toekomstige inzet in 2025.

Daarnaast is 1,5 miljoen euro beschikbaar gesteld aan IenW voor de organisatie van de NAVO-top. Op 24 en 25 juni is Nederland gastland van de NAVO-top. De additionele uitgaven voor de NAVO-top 2025 komen vooralsnog uit op 183,4 miljoen euro. Een deel hiervan (76,8 miljoen euro) komt uit het HGIS-budget. Wegens noodzakelijke veiligheidsmaatregelen is dit hoger dan opgenomen in de Voorjaarsnota 2024, aangezien deze uitgaven toen nog niet konden worden ingeschat. De totale uitgaven worden gedaan vanuit de begrotingen van JenV (81,7 miljoen euro), BZ (53 miljoen euro), Defensie (42,6 miljoen euro) en IenW (6,1 miljoen euro).

Naleving sancties

Er wordt structureel 36,5 miljoen euro vrijgemaakt voor de instandhouding en verdere versterking van de sanctienaleving in Nederland. Deze middelen zijn toegevoegd aan de begroting van BZ, als coördinerend departement. Daar wordt 31 miljoen euro overgeboekt naar het ministerie van Financiën, JenV, IenW en EZ.

Hoog Risico Posten

De Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) – onderdeel van het ministerie van Defensie – verzorgt de beveiliging van personeel van een aantal hoog-risicoposten. Conform afspraken tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie vindt hiervoor jaarlijks een overboeking plaats tussen beide departementen.

Europees Ontwikkelingsfonds

In 2026 valt de Nederlandse bijdrage aan het Europese Ontwikkelingsfonds neerwaarts bijgesteld als gevolg van een geactualiseerde raming van de Europese Commissie.  Aangezien deze meevaller volledig ODA-budget betreft, wordt deze overgeheveld naar de BHO-begroting.

Kadercorrecties

Prijsbijstelling non-ODA

Naar aanleiding van de CEP-raming van het Centraal Planbureau wordt het non-ODA-budget bijgesteld op basis van de verwachting van de prijsontwikkeling van het bbp.

Eindejaarsmarge

Middelenafspraak

Conform de huidige middelenafspraak, die in 2025 afloopt, wordt aanvullend op de HGIS-eindejaarsmarge de onderuitputting van 2024 (62,8 miljoen euro) toegevoegd aan 2025. Daarnaast is er een nieuwe middelenafspraak gemaakt. Tot en met 2025 gold een afspraak dat middelen die voortkomen uit verkoop van vastgoed mochten worden ingezet voor investeringen in de vastgoedportefeuille van BZ. In de nieuwe set afspraken is nader gespecificeerd om welk vastgoed het gaat. Daarnaast is afgesproken dat – in lijn met het advies van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte – de uitzondering op de eindejaarsmarge voor de middelenafspraak komt te vervallen. De nieuwe set afspraken geldt tot en met 2030.

HGIS-eindejaarsmarge

De HGIS-eindejaarsmarge wordt toegevoegd aan de begroting van Buitenlandse Zaken in 2025 en conform HGIS-besluitvorming doorverdeeld naar de betreffende departementen.

Extrapolatie

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Buitenlandse Zaken.

Technisch

Overig technisch

In 2025 worden meer paspoortaanvragen van Nederlanders in het buitenland verwacht en daarnaast zijn er ook hogere EU-ontvangsten uit subsidie. Deze ontvangsten worden gedesaldeerd met de uitgaven op artikel 4 (consulaire dienstverlening).

Niet-kaderrelevant

Actualisatie invoerrechten

Gedurende het jaar treedt een onbedoeld saldo-effect op in de ramingen van de invoerrechten, doordat aan de inkomsten- en uitgavenkant een andere raming wordt gebruikt. Om dit saldo-effect te voorkomen wordt drie keer per jaar een actualisatie verwerkt aan de uitgavenkant van de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding die hieruit volgt. De invoerrechten zijn niet kaderrelevant.

Militaire steun

Het kabinet heeft besloten om 100 miljoen euro beschikbaar te stellen aan militaire steun voor Oekraïne via het NAVO Ukraine Comprehensive Assistance Package (UCAP). Deze militaire steun maakt onderdeel uit van het aangekondigde steunpakket van 3,5 miljard euro.

Niet-militaire steun Oekraïne

Het kabinet heeft besloten om 20 miljoen euro beschikbaar te stellen voor het versterken van de cyberweerbaarheid van Oekraïne. Deze niet-militaire steun maakt onderdeel uit van het aangekondigde steunpakket van 3,5 miljard euro.

Ontvangsten

Generaal dossier

Perceptiekostenvergoeding

Nederland ontvangt 25% van de bruto af te dragen nabetalingen aan traditionele eigen middelen (TEM) als perceptiekostenvergoeding. Deze mutatie hangt samen met de actualisatie en nabetaling van de invoerrechten en is relevant voor het uitgavenplafond. Vanwege de hoger dan verwachte invoerrechten, nemen ook de ontvangsten van de perceptiekostenvergoeding toe.

Herstel en Veerkrachtplan

Voor het herstel en veerkrachtplan vinden minder ontvangsten in 2025 plaats en meer in 2026. Dit heeft twee oorzaken:

  • Er vindt een technische bijstelling plaats als gevolg van het ophogen van de Nederlandse portefeuille van het Herstel en Veerkrachtplan (HVP) ten behoeve van RePowerEU. In 2024 is het budget met 118 miljoen euro naar beneden bijgesteld. De stand van 2025 wordt met 244 miljoen euro naar boven bijgesteld en de stand voor 2026 wordt met 127 miljoen euro naar beneden bijgesteld. Meerjarig hebben deze technische bijstellingen geen effect op de totale raming van de ontvangsten van het HVP.

  • Daarnaast heeft er een kasschuif plaatsgevonden van 2025 naar 2026. Tot en met 2026 maakt Nederland aanspraak op 5,4 miljard euro uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit. Het derde betaalverzoek vindt niet zoals eerder gepland in het voorjaar van 2025 plaats, maar wordt in de tweede helft van 2025 ingediend. Uitbetaling geschiedt pas na goedkeuring door de Raad van de EU op basis van een beoordeling door de Europese Commissie. Omdat de verwachting is dat Nederland het geld pas begin 2026 ontvangt, worden er circa 1,4 miljard euro aan ontvangsten van 2025 naar 2026 verschoven.

Kasschuiven

Huisvestingsbudget

Door een verwachte stijging van het verkoopbudget zijn meer ontvangsten geraamd in 2026, daarnaast worden ook in latere jaren meer verkoopopbrengsten verwacht. Conform de middelenafspraak worden deze middelen door middel van een kasschuif in een realistisch ritme geplaatst.

Overboekingen Aanvullende Post

Nabetalingen TEM

Als gevolg van een nabetaling Traditionele Eigen Middelen (TEM) stijgen ook de ontvangsten met 41 duizend euro in 2025, omdat Nederland 25% van de invoerrechten conform de afspraken over perceptiekostenvergoeding mag houden.

Extrapolatie

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Buitenlandse Zaken.

Technisch

Overig technisch

In 2025 worden meer paspoortaanvragen van Nederlanders in het buitenland verwacht en daarnaast zijn er ook hogere EU-ontvangsten uit subsidie. Deze ontvangsten worden gedesaldeerd met de uitgaven op artikel 4 (consulaire dienstverlening).

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp

XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 3.598 3.120 3.124 3.611 3.923 0
Intensiveringen 99 517 577 472 535 535
Dollarkoers 52 33 20 5 2 2
Migratiepartnerschappen 20 35 44 44 44 44
Wederopbouw Gaza 20
Doorverdeling meevaller art. 5.4 10 173 173
Verdragsmiddelen Suriname 8 ‒ 1 ‒ 1
Mondiale gezondheid en SRGR (herschikkingen) 1 2 2 2 2 2
Humanitaire hulp (Kamerbrief Ontwikkelingshulp) 0 22 27 34 40 40
Migratie (Kamerbrief Ontwikkelingshulp) 0 53 65 82 95 95
Veiligheid en rechtsorde (Kamerbrief Ontwikkelingshulp) 0 41 51 65 75 75
Voedselzekerheid (Kamerbrief Ontwikkelingshulp) 0 53 65 82 95 95
Water (Kamerbrief Ontwikkelingshulp en herschikkingen) ‒ 2 87 108 137 159 159
Private sector development (Kamerbrief Ontwikkelingshulp en herschikkingen) ‒ 20 5 5 5 5 5
Overige intensiveringen 10 13 17 16 18 18
Ombuigingen ‒ 150 ‒ 568 ‒ 616 ‒ 511 ‒ 577 ‒ 577
Multilaterale samenwerking (Kamerbrief Ontwikkelingshulp en herschikkingen) 2 ‒ 30 ‒ 34 ‒ 45 ‒ 53 ‒ 53
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting 0 0 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Maatschappelijk middenveld (Kamerbrief Ontwikkelingshulp) 0 ‒ 34 ‒ 58 ‒ 78 ‒ 94 ‒ 94
Onderwijs (Kamerbrief Ontwikkelingshulp) 0 ‒ 47 ‒ 50 ‒ 56 ‒ 61 ‒ 61
Overig armoedebeleid (Kamerbrief Ontwikkelingshulp) 0 ‒ 3 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 4 ‒ 4
Vrouwenrechten (Kamerbrief Ontwikkelingshulp) 0 ‒ 35 ‒ 37 ‒ 42 ‒ 46 ‒ 46
Klimaat (Kamerbrief Ontwikkelingshulp) ‒ 1 ‒ 118 ‒ 143 ‒ 184 ‒ 214 ‒ 214
Amendement UNRWA ‒ 4 ‒ 3 ‒ 7 ‒ 11 ‒ 13 ‒ 13
Rijksbrede taakstelling prijsbijstelling ‒ 49 ‒ 50 ‒ 37 ‒ 38 ‒ 40 ‒ 40
Overige ombuigingen ‒ 98 ‒ 248 ‒ 247 ‒ 54 ‒ 51 ‒ 51
Generaal dossier ‒ 61 ‒ 19 ‒ 27 ‒ 6 1 49
Actualisatie ODA-toerekening EU-afdrachten ‒ 61 ‒ 61 ‒ 61 ‒ 61 ‒ 61 ‒ 61
Bijstelling ODA-budget n.a.v. CEP-Raming 42 34 55 62 110
Kasschuiven ‒ 371 ‒ 512 400 203 140 140
Kasschuif asiel ‒ 371 ‒ 512 400 203 140 140
Overboekingen met andere begrotingen 520 736 ‒ 18 ‒ 18 ‒ 113 ‒ 182
ODA-toerekening asiel 571 712
HGIS-besluitvorming ‒ 52 ‒ 19 ‒ 19 ‒ 19 ‒ 19 ‒ 17
IDA22 ‒ 95 ‒ 165
Overige overboekingen met andere begrotingen 1 42 1 1 1 1
Kadercorrecties 72 47 59 68 219
Bijstelling ODA-budget n.a.v. CEP-Raming 72 47 59 68 219
Extrapolatie 3.923
Extrapolatie 3.923
Niet-kaderrelevant 17 262 4 2 0 0
Ukraine Partnership Facility 17 10 4 2
Niet-militair steunpakket Oekraïne 2026 0 252 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 3.653 3.607 3.492 3.811 3.977 4.108
XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 53 48 45 43 42 0
Extrapolatie 42
Extrapolatie 42
Stand Voorjaarsnota 53 48 45 43 42 42

Uitgaven

Intensiveringen

Dollarkoers

BHO verwacht een tegenvaller door wisselkoersverschillen op dollarbetalingen. Ter compensatie worden er vanuit artikel 5.4 (het bufferartikel) middelen beschikbaar gesteld op artikel 5.2 (overig armoedebeleid). Aan het eind van het jaar wordt de wisselkoers conform gebruikelijke systematiek afgerekend, dan kan het uiteindelijke bedrag hoger of lager uitvallen.

Migratiepartnerschappen

Het kabinet stelt budget beschikbaar op artikel 4.2 voor partnerschappen met migratieherkomst- en doorreislanden.

Wederopbouw Gaza

Het kabinet stelt 20 miljoen euro in 2025 beschikbaar voor de wederopbouw van Gaza, zoals ook toegezegd aan de Kamer. De dekking voor dit budget komt uit artikel 1.3.

Doorverdeling meevaller art. 5.4

De meevaller op artikel 5.4 (het bufferartikel) door de lagere asieltoerekening wordt door BHO overgeheveld naar de budgetten op handel en economie (art. 1.3), humanitaire hulp (art. 4.1), migratie (art. 4.2) en veiligheid en stabiliteit (art. 4.3).

Verdragsmiddelen Suriname

De Verdragsmiddelen Suriname die in 2024 niet tot besteding zijn gekomen, worden in 2025 opnieuw beschikbaar gesteld conform de uitvoering van het Verdrag. Daarnaast wordt het budget uit 2026 en 2027 naar 2025 geschoven.

Mondiale gezondheid en SRGR (herschikkingen)

Per saldo wordt er geïntensiveerd op het budget voor mondiale gezondheid seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR; artikel 3.1). Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp en bijbehorend beleidskader vinden er binnen het bestaande budget herschikkingen plaats. Daarnaast worden er middelen van artikel 2.2 (water) en 5.4 (het bufferartikel) overgeheveld naar 3.1, o.a. voor een verhoogde Nederlandse bijdrage aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO/PAHO).

Humanitaire hulp (Kamerbrief Ontwikkelingshulp)

Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp wordt er geïntensiveerd op het budget voor humanitaire hulp (artikel 4.1).

Migratie (Kamerbrief Ontwikkelingshulp)

Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp wordt er geïntensiveerd op het budget voor opvang en bescherming in de regio en migratiesamenwerking (artikel 4.2).

Veiligheid en rechtsorde (Kamerbrief Ontwikkelingshulp)

Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp wordt er geïntensiveerd op het budget voor veiligheid en rechtsorde (artikel 4.3).

Voedselzekerheid (Kamerbrief Ontwikkelingshulp)

Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp wordt er geïntensiveerd op het budget voor voedselzekerheid (artikel 2.1).

Water (Kamerbrief Ontwikkelingshulp en herschikkingen)

Per saldo wordt er geïntensiveerd op het budget voor water (artikel 2.2). Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp wordt er extra geld vrijgemaakt voor watermanagement. Verder wordt er vanaf artikel 2.2 structureel 1,9 miljoen euro overgeheveld naar artikel 3.1 voor het programma Global Analysis and Assessment of Sanitation and Drinking Water (GLAAS) van de Wereldgezondheidsorganisatie.

Private sector development (Kamerbrief Ontwikkelingshulp en herschikkingen)

Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp wordt het budget gericht op handel en economie (artikel 1.3) verhoogd. Ook wordt in 2025 20 miljoen euro overgeheveld naar artikel 4.3 voor middelen t.b.v. wederopbouw in Gaza.

Overige intensiveringen en herschikkingen

Er wordt onder andere in de jaren 2025, 2026 en 2027 in totaal 4 miljoen euro bijgedragen aan het Dutch Disaster Risk Reduction & Surge Support (DRSS) vanaf artikel 4.1. Ook vindt er, in diezelfde jaren, een middelenaanvulling plaats van International Fund for Agricultural Development (IFAD) van in cumulatief 7,3 miljoen euro.

Ombuigingen

Multilaterale samenwerking (Kamerbrief Ontwikkelingshulp en herschikkingen)

Per saldo wordt er omgebogen op de budgetten voor multilaterale samenwerking (artikel 5.1), conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp.

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

De dekking voor amendement Bontenbal c.s. is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp is structureel verlaagd met 0,9 miljoen euro t.b.v. het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord. 

Maatschappelijk middenveld (Kamerbrief Ontwikkelingshulp)

Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp worden de budgetten voor het maatschappelijk middenveld (artikel 3.3) structureel met 94 miljoen euro neerwaarts bijgesteld.

Onderwijs (Kamerbrief Ontwikkelingshulp)

Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp worden de budgetten voor beroeps- en hoger onderwijs (artikel 3.4) volledig afgebouwd.

Overig armoedebeleid (Kamerbrief Ontwikkelingshulp)

Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp worden de budgetten voor overig armoedebeleid (artikel 5.2) structureel met 4 miljoen euro neerwaarts bijgesteld.

Vrouwenrechten (Kamerbrief Ontwikkelingshulp)

Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp worden de budgetten voor vrouwenrechten en gendergelijkheid (artikel 3.2) volledig afgebouwd.

Klimaat (Kamerbrief Ontwikkelingshulp)

Conform de Kamerbrief Ontwikkelingshulp worden de budgetten voor klimaat (artikel 2.3) vanaf 2029 structureel met 214 miljoen euro neerwaarts bijgesteld.

Amendement UNRWA

Met amendement Stoffer en Eerdmans wordt de bijdrage aan United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA) voor 2025 en latere jaren verlaagd naar structureel 1 miljoen euro in 2029.

Rijksbrede taakstelling prijsbijstelling

Er wordt rijksbreed 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek. Voor HGIS ODA betekent dit dat een deel van de reservering voor prijscompensatie op bufferartikel 5.4. wordt afgeboekt.

Overige ombuigingen en herschikkingen

Vanaf artikel 5.4 (het bufferartikel) worden de middelen ter compensatie van wisselkoersverschillen overgeheveld naar artikel 5.2 (overig armoedebeleid). Ook wordt vanaf artikel 5.4 de meevaller door de lagere asieltoerekening overgeheveld naar verschillende artikelen en wordt de intensivering op migratie partnerschappen gedekt. Verder betreft deze post met name een aantal herschikkingen op artikel 4.1 (humanitaire hulp) ter dekking van onder andere de bijdrage aan DRSS van in totaal 4 miljoen euro; van amendement Dobbe, waarmee 5 miljoen euro in 2025 extra wordt bijgedragen aan humanitaire hulp in Soedan; en van amendement van Baarle, waarmee 1 miljoen euro in 2025 vrij wordt gemaakt voor hulp aan de Rohingya.

Generaal dossier

Actualisatie ODA-toerekening EU-afdrachten

De EU-afdrachten zijn voor een deel ODA-toerekenbaar. Na actualisatie aan de hand van het huidige Nederlandse bni-aandeel zou het ODA-budget stijgen met 61 miljoen euro. Om het ODA-budget en de ODA-prestatie gelijk te houden, wordt dit in mindering gebracht op artikel 5.4 (het bufferartikel).

Bijstelling ODA-budget n.a.v. CEP-Raming

Naar aanleiding van de raming van het CEP van het CPB wordt het ODA-budget bijgesteld op basis van de verwachting van de volumeontwikkeling van het bruto nationaal inkomen (bni).

Overboekingen met andere begrotingen

ODA-toerekening asiel

Een deel van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden wordt betaald vanuit het ODA-budget. Er is sprake van lagere bezettingsaantallen. De ODA-middelen die daarom te veel zijn overgeboekt naar de begroting van AenM worden nu teruggeboekt naar de begroting van BHO.

HGIS-besluitvorming

Als gevolg van de HGIS-besluitvorming vindt er een aantal overboekingen met andere begrotingen plaats, wat een effect heeft op de BHO-begroting van ‒ 52 miljoen euro in 2025. De grootste mutatie voor 2025 is een verrekening van 36 miljoen euro van de BHO- naar de BZ-begroting voor de overschrijding van het ODA-budget in 2024. Ook wordt er vanuit ODA structureel 13 miljoen euro aan loon- en prijsbijstelling overgeboekt aan BZ, ten behoeve van het ODA-deel van de apparaatsuitgaven. Daarnaast wordt er vanaf 2026 met 2,1 miljoen euro jaarlijks bijgedragen aan de Mondiale Gezondheidsstrategie (MGS) van VWS. Het overige deel is een saldo van verschillende kleinere mutaties, waaronder verdere overhevelingen van loon- en prijsbijstelling.

IDA22

Binnen het ODA-budget wordt er additioneel geld beschikbaar gesteld voor de Nederlandse bijdrage aan de 22e middelenaanvulling van de International Development Association (IDA), dat onderdeel is van de Wereldbank.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er vindt een aantal overboekingen plaats tussen de begroting van BHO en de begroting van BZ. Zo komt er in 2026 41,5 miljoen euro aan ODA-budget terug vanuit de begroting van BZ, naar verwachting zal de Nederlandse bijdrage aan het Europese Ontwikkelingsfonds (EOF) met 41,5 miljoen euro lager uitvallen. Daarom vloeien deze middelen terug naar artikel 5.4 (het bufferartikel) op de BHO-begroting. Het overige deel is een saldo van verschillende kleinere mutaties.

Kadercorrecties

Bijstelling ODA-budget n.a.v. CEP-Raming

Naar aanleiding van de raming van het CEP van het CPB wordt het ODA-budget bijgesteld op basis van de verwachting van de prijsontwikkeling van het bruto nationaal inkomen (bni).

Kasschuiven

Kasschuif asiel

De lagere bezetting in de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit ontwikkelingslanden leidt tot een meevaller binnen het ODA-budget. Deze middelen worden met deze kasschuif in een ander ritme gezet.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.

Niet-kaderrelevant

Ukraine Partnership Facility

De Ukraine Partnership Facility (UPF) 2 is in 2024 ingericht. Tot en met 30 januari 2025 konden bedrijven een aanvraag indienen. De hiervoor beschikbare middelen stonden in 2024 op de begroting. Bij Slotwet zijn deze afgeboekt en nu worden de middelen weer beschikbaar gesteld in het juiste ritme vanaf 2025.

Niet-militaire steunpakket Oekraïne 2025

Het kabinet stelt 252 miljoen euro in 2026 generaal beschikbaar voor niet-militaire steun aan Oekraïne. Deze middelen worden aan de BHO-begroting toegevoegd.

Ontvangsten

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.    

Justitie en Veiligheid

VI Justitie en Veiligheid: Uitgaven
VI Justitie en Veiligheid: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 18.325 18.353 18.329 18.248 18.251 0
Meevallers ‒ 238 ‒ 73 ‒ 63 ‒ 58 ‒ 48 ‒ 48
Ramingsbijstellingen n.a.v. onderuitputting ‒ 78 ‒ 73 ‒ 63 ‒ 58 ‒ 48 ‒ 48
Inzet eindejaarsmarge ‒ 160
Tegenvallers 221 66 127 146 129 105
Arbeidsvoorwaardenmiddelen 95
Beroep eindejaarsmarge (EJM) 49
Ramingsbijstelling Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) 46 87 85 86 86 86
Ramingsbijstelling inburgering ‒ 68 3 41 24 0
Overige tegenvallers 31 48 39 19 19 19
Intensiveringen 107 92 217 217 217 217
Middelen Politie en de veiligheidsketen 50 75 100 100 100 100
Garantieregeling forensische zorg 24
Amendement Ellian extra plekken licht beveiligde inrichting 20
Amendement Mutluer c.s. aanpak Stop Femicide 10
Overige amendementen begrotingsbehandeling JenV 3
Middelen sociale advocatuur 30 30 30 30
Weerbaarheid 70 70 70 70
Overige intensiveringen 17 17 17 17 17
Ombuigingen ‒ 47 ‒ 18 ‒ 41 ‒ 41 ‒ 46 ‒ 51
Verlaging middelen artikel 92 voor amendementen begrotingsbehandeling ‒ 3
Verlaging middelen artikel 92 voor dekking problematiek ‒ 7 ‒ 10 ‒ 34 ‒ 34 ‒ 39 ‒ 43
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8
Verlaging middelen artikel 33 voor amendement Mutluer c.s. ‒ 10
Verlaging middelen Wetboek van Strafvordering voor amendement Ellian ‒ 20
Generaal dossier ‒ 20 ‒ 24 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25
Reservering boetes en transacties op artikel 92 voor generale beeld ‒ 20 ‒ 24 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25
Kasschuiven ‒ 53 9 27 13 2 1
Kasschuif ondermijning ‒ 31 28 3
Overige kasschuiven ‒ 23 9 0 10 2 1
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 50 ‒ 35 ‒ 87 ‒ 119 ‒ 120 ‒ 120
Middelen HLA Nationale veiligheid versterken ‒ 8 ‒ 42 ‒ 103 ‒ 103 ‒ 103 ‒ 103
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 41 7 17 ‒ 15 ‒ 17 ‒ 17
Kadercorrecties 0 0 0 0
Kadercorrecties 0 0 0 0
Loonbijstelling 680 683 687 686 687 678
Loonbijstelling 680 683 687 686 687 678
Prijsbijstelling 65 65 64 63 63 62
Prijsbijstelling 65 65 64 63 63 62
Eindejaarsmarge 160
Eindejaarsmarge 160
Extrapolatie 18.027
Extrapolatie 18.027
Technisch ‒ 48 ‒ 113 ‒ 110 ‒ 101 ‒ 101 ‒ 101
Herverkaveling middelen apparaat van JenV naar AenM-begroting ‒ 121 ‒ 112 ‒ 104 ‒ 104 ‒ 103 ‒ 103
Overig technisch 72 ‒ 1 ‒ 6 2 3 3
Niet-kaderrelevant 0 0 0 0 0
Niet-kaderrelevant 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 19.102 19.006 19.124 19.028 19.008 18.746
VI Justitie en Veiligheid: Ontvangsten
VI Justitie en Veiligheid: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 1.650 1.751 1.781 1.806 1.837 0
Meevallers 54 31 31 31 31 31
Afroming eigen vermogen DJI 23
Ramingsbijstelling Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) 18 25 25 25 25 25
Afroming eigen vermogen Justis 7
Ontvangsten Dienstencentrum Justitie en Veiligheid 6 6 6 6 6 6
Generaal dossier 62 64 66 71 77 113
Ramingsbijstelling boetes en transacties 62 64 66 71 77 113
Extrapolatie 1.837
Extrapolatie 1.837
Technisch 72 ‒ 1 ‒ 6 2 3 3
Technisch 72 ‒ 1 ‒ 6 2 3 3
Stand Voorjaarsnota 1.838 1.845 1.873 1.911 1.948 1.984

Uitgaven

Meevallers

Ramingsbijstellingen n.a.v onderuitputting

Op basis van een analyse van onderuitputting op de budgetten in voorgaande jaren wordt een structurele ramingsbijstelling van circa 48 miljoen euro op de JenV-begroting verwerkt om problematiek te dekken.

Inzet eindejaarsmarge

JenV zet circa 160 miljoen euro aan eindejaarsmarge in om overlopende verplichtingen te dekken.

Tegenvallers

Arbeidsvoorwaardenmiddelen

In 2024 is incidenteel circa 95 miljoen euro op de jaarlijkse loonontwikkelingsbijstelling voor arbeidsvoorwaardenmiddelen niet tot besteding gekomen. Hiervoor is aanvullende eindejaarsmarge beschikbaar gesteld.

Beroep eindejaarsmarge (EJM)

Dit betreft diverse posten waarvoor beroep wordt gedaan op de eindejaarsmarge. Dit betreft onder andere de kosten voor de cao Rechterlijke Macht (circa 11 miljoen euro). Daarnaast wordt eindejaarsmarge ingezet voor middelen die in 2024 voor het project Justicelink niet tot besteding zijn gekomen (circa 9 miljoen euro) en voor vertraging bij de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (WvSv) (circa 5,8 miljoen euro).

Ramingsbijstelling Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ)

Het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ) raamt de capaciteitsbehoefte voor de organisaties binnen de justitiële keten. Door onzekerheid in de ramingen is een afslag op de capaciteitsbehoefte genomen, waarbij het beeld op stand 2027 is gestabiliseerd. De grootste tegenvallers doen zich voor binnen de Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI’s) en bij de klinische plaatsen binnen de forensische zorg. De tariefsverhoging vanuit de Nederlandse Zorg Autoriteit (NZA) ten behoeve van forensische zorg is meerjarig verwerkt. Ook is sprake van aanvullende capaciteitsbehoefte bij de Raad voor de rechtspraak (Rvdr).

Ramingsbijstelling inburgering

De ramingsbijstelling inburgering bestaat uit twee wijzigingen. Ten eerste is het inburgeringsbudget bijgesteld op basis van het aantal verwachte inburgeraars. Daarnaast is gekozen om de 10% korting op de SPUK Inburgeringsvoorzieningen voor de jaren 2026 en 2027 niet door te voeren, wat leidt tot een tegenvaller. Mede op basis van evaluatie van de Wet Inburgering 2021 werkt JenV de komende tijd aan wetsaanpassingen om tot een structurele invulling van de korting te komen.

Overige tegenvallers

Dit betreft het saldo van diverse tegenvallers. Er is onder andere sprake van een tegenvaller bij Domeinen door een stijging van kosten zoals huisvesting, ICT en voor de vernietiging van inbeslaggenomen vuurwerk (circa 9 miljoen euro).

Intensiveringen

Middelen Politie en de Veiligheidsketen

Bij de Nota van Wijziging op de JenV-begroting van 14 november 2024 zijn middelen voor de Politie en de veiligheidsketen overgeboekt van de Aanvullende Post naar de JenV-begroting. Hiervan is 42 miljoen euro in 2025 voor de NAVO-top, waarmee het totaal voor JenV voor de NAVO-top op dit moment op 81,7 miljoen euro uitkomt.

Garantieregeling forensische zorg

Om meer tbs-bedden te kunnen realiseren zal JenV de garantieregeling forensische zorg openstellen. Hiervoor wordt een bedrag van 24 miljoen euro uit de eindejaarsmarge beschikbaar gesteld en afgestort in een begrotingsreserve.

Amendement Ellian extra plekken licht beveiligde inrichting

Bij de begrotingsbehandeling 2025 van JenV is het amendement Ellian door de Tweede Kamer aangenomen. Het amendement beoogt het realiseren van een licht beveiligde afdeling van 50 tot 100 plekken in of bij een penitentiaire inrichting. Met deze mutatie (20 miljoen euro) wordt hier incidenteel budget voor vrijgemaakt.

Amendement Mutluer c.s. aanpak Stop Femicide

Bij de begrotingsbehandeling 2025 van JenV is het amendement Mutluer c.s. door de Tweede Kamer aangenomen. Met dit amendement wordt incidenteel 10 miljoen euro vrijgemaakt zodat er o.a. binnen de justitiële keten een start kan worden gemaakt met het vergroten van de capaciteit en kennis van professionals en de gewenste laagdrempelige 24/7 hulplijn kan worden opgericht.

Overige amendementen begrotingsbehandeling JenV

Dit betreft het saldo van de overige amendementen die bij de begrotingshandeling 2025 door de Tweede Kamer zijn aangenomen. Dit betreft bijvoorbeeld een amendement voor het versterken van meldpunt 144 bij de politie en het in stand houden van de subsidie voor de Geschillencommissie Consumentenzaken.

Middelen sociale advocatuur

Er komt 30 miljoen euro beschikbaar vanaf 2027 om opvolging te geven aan de aanbevelingen van Commissie van der Meer II voor het versterken van de sociale advocatuur.

Weerbaarheid

Om de maatschappelijke weerbaarheid te vergroten wordt vanaf 2027 een bedrag van 70 miljoen euro beschikbaar gesteld op de JenV-begroting.

Overige intensiveringen

Dit betreft de overige intensiveringen die binnen de JenV-begroting zijn gedekt.

Ombuigingen

Verlaging middelen artikel 92 voor amendementen begrotingsbehandeling

Deze mutatie betreft de dekking voor een aantal amendementen uit de begrotingsbehandeling JenV binnen artikel 92 (Nog onverdeeld).

Verlaging middelen artikel 92 voor dekking problematiek

Op artikel 92 (Nog onverdeeld) wordt voor circa 43 miljoen euro omgebogen voor het dekken van de problematiek op de JenV-begroting.

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

Dekking voor het amendement Bontenbal c.s. is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van Justitie en Veiligheid is structureel verlaagd met circa 8 miljoen euro ten behoeve van het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het HLA.

Verlaging middelen artikel 33 voor amendement Mutluer c.s.

Deze mutatie betreft de dekking voor het amendement Mutluer c.s., dekking wordt gevonden op artikel 33 (Veiligheid en criminaliteitsbestrijding) op middelen die niet juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden zijn.

Verlaging middelen Wetboek van Strafvordering voor amendement Ellian

Deze mutatie betreft de dekking voor het amendement Ellian, door het eenmalig verlagen van de begrote uitgaven voor de implementatie van het Wetboek van Strafvordering (WvSv).

Generaal dossier

Reservering boetes en transacties op artikel 92 voor generale beeld

Ter compensatie voor de derving van de boete-ontvangsten, als gevolg van een lagere indexering in 2024 dan benodigd voor dekking van rijksbrede problematiek, wordt een bedrag oplopend tot circa 25 miljoen euro afgeboekt ten behoeve van het generale beeld.

Kasschuiven

Kasschuif ondermijning

Er is sprake van een aanpassing van het kasritme bij middelen voor ondermijning door o.a. vertraging bij een project bij het realiseren van het Beslaginformatiesysteem (BIS), de implementatie van een confiscatierichtlijn door de komst van een Europese richtlijn en voor de incidentele kosten als gevolg van de wetswijziging Nieuwe psychoactieve stoffen (NPS).

Overige kasschuiven

Deze post bestaat uit een aantal mutaties. De grootste mutaties worden toegelicht. Zo is sprake van een kasschuif voor de Wet regulering sekswerk (Wrs) omdat door uitstel van de wet de middelen niet in 2025 maar in 2026 benodigd zijn. Daarnaast is het kasritme van het project Justicelink aangepast. Ook worden middelen voor Urban Search and Rescue NL (USAR NL), die de wettelijke taak heeft om in Nederland en in het buitenland integrale hulp te verlenen, bijgesteld naar een meer realistisch kasritme. Tenslotte is door vertraging bij projecten een kasschuif bij de middelen voor de JenV-brede Werkagenda benodigd.

Overboekingen met andere begrotingen

Middelen HLA Nationale veiligheid versterken

De HLA-middelen voor het versterken van Nationale veiligheid worden overgeboekt naar de begroting van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties t.b.v. de veiligheidsdiensten. De verdeling hiervan is in overleg tussen de verschillende departementen tot stand gekomen.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het saldo van verschillende overboekingen. De grootste mutaties worden toegelicht. Ten eerste is er sprake van een bijdrage vanuit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het recherche samenwerkingsteam (incidenteel 14,4 miljoen euro). Ten tweede is bij de overheveling van middelen voor inburgering naar de JenV-begroting afgesproken dat de afrekening over 2024 ten gunste of ten laste van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid komt. Het afgelopen jaar was sprake van een meevaller bij de ontvangsten waardoor incidenteel 31,2 miljoen euro naar de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt overgeheveld. Ten derde, worden er structureel middelen (16,8 miljoen euro) overgeheveld naar het ministerie van Asiel en Migratie voor de nieuw opgerichte Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA) voor werkzaamheden die eerst door de Nationale Politie werden uitgevoerd.

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling wordt overgeboekt naar de JenV-begroting.

Prijsbijstelling

Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge voor JenV over 2024 bedraagt 160 miljoen euro.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de JenV-begroting.

Technisch

Herverkaveling middelen apparaat van JenV naar AenM-begroting

Dit betreft de herverkaveling van middelen voor apparaatsuitgaven van de JenV-begroting naar de AenM-begroting als gevolg van de oprichting van een nieuw ministerie.

Overig technisch

Dit betreft een totaal van meerdere beperkte desalderingen en daarnaast enkele technische mutaties die per saldo op nul sluiten.

Niet-kaderrelevant

Dit betreft enkele technische mutaties die per saldo op nul sluiten.

Ontvangsten

Meevallers

Afroming eigen vermogen DJI

In 2025 wordt het surplus op het eigen vermogen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) afgeroomd door JenV. Het gaat om circa 23 miljoen euro.

Ramingsbijstelling Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ)

Uit het Prognosemodel Justitiële Ketens volgt per saldo een meevaller. Ten eerste is sprake van een meevaller op de griffierechtenontvangsten van circa 32 miljoen euro. Ten tweede is er een tegenvaller op de ontvangsten voor de administratiekosten van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) van circa 7 miljoen euro.

Afroming eigen vermogen Justis

In 2025 wordt het surplus op het eigen vermogen bij Justis afgeroomd door JenV. Het gaat om circa 7 miljoen euro.

Ontvangsten Dienstencentrum Justitie en Veiligheid

Er is sprake van hogere ontvangsten (structureel 6,1 miljoen euro) dan eerder geraamd bij het Dienstencentrum Justitie en Veiligheid.

Generaal dossier

Ramingsbijstelling boetes en transacties

De raming voor ontvangsten uit boetes en transacties laat een meerjarige meevaller zien van 113 miljoen euro. Dit wordt o.a. veroorzaakt doordat er relatief meer boetes worden uitgedeeld waarvoor een hoger boetebedrag geldt en een correctie op de ontvangsten uit transacties.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de JenV-begroting

Technisch

Dit betreft een totaal van o.a. de doorverdeling van de taakstelling op het apparaat, meerdere beperkte desalderingen en daarnaast enkele technische mutaties die per saldo op nul sluiten.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inclusief Staten-Generaal, Hoge Colleges van Staat, Koninkrijksrelaties en BES-fonds

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 5.084 4.545 3.294 3.052 2.174 0
Tegenvallers ‒ 127 ‒ 27 737 435 576 285
Hogere bouwkosten Batch 1588 en Big Five 8 74 2 1
Versterken, schade en overige bijstellingen Groningen ‒ 145 ‒ 110 727 432 575 285
Overige tegenvallers 9 10 8 2 1
Intensiveringen 67 198 248 295 244 231
Overboekingen PEGA 38 123 175 206 139 146
Overboeking Nationaal Programma Groningen 16 33 29 36 45 27
Inrichting nieuw departement VRO 3 3 3 3 3 3
Bestendigen organisatie apparaat VRO 1 8 9 9 13 13
I-strategie 2025-2030 1 3 3 2 2 2
Budgettaire invulling apparaatstaakstelling Hoofdlijnenakkoord 18 23 29 32 32
Overige intensiveringen 8 11 7 10 11 10
Ombuigingen ‒ 18 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 27 ‒ 30 ‒ 30
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9
Budgettaire invulling apparaatstaakstelling Hoofdlijnenakkoord ‒ 9 ‒ 12 ‒ 15 ‒ 17 ‒ 17
Overige ombuigingen ‒ 8 ‒ 8 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Kasschuiven ‒ 67 31 8 ‒ 21 1 49
Nationaal programma Groningen (NPG) 66 13 0 ‒ 7 ‒ 45 ‒ 27
Economische agenda 46 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 33
Groningen overig ‒ 137 5 5 9 43 75
Overige kasschuiven ‒ 41 18 9 10 3 1
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 14 14 61 81 89 103
Middelen hoofdlijnenakkoord 2024 Nationale Veiligheid 8 32 78 78 78 78
Eindejaarsmarge slavernijverleden JenV 1
Eindejaarsmarge VRO ‒ 27
Overige overboekingen met andere begrotingen 5 ‒ 18 ‒ 16 3 12 25
Loonbijstelling 52 51 51 51 50 49
Loonbijstelling 52 51 51 51 50 49
Prijsbijstelling 27 23 18 15 12 12
Prijsbijstelling 27 23 18 15 12 12
Eindejaarsmarge 320
Eindejaarsmarge Groningen 261
EU Open data Richtlijn 15
Overige eindejaarsmarge 44
Extrapolatie 2.146
Extrapolatie 2.146
Technisch 115 3 4 5 6 6
Tariefgefinancierde dienstverlening 100
Budgettaire invulling apparaatstaakstelling Hoofdlijnenakkoord 18
Desaldering Herstelboeking ontvangsten/knelpunten IMG ‒ 36
Overig technisch 32 3 4 5 6 6
Stand Voorjaarsnota 5.438 4.813 4.398 3.885 3.122 2.851
VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 1.772 2.176 1.919 946 822 0
Meevallers ‒ 129 ‒ 152 ‒ 100 665 402 697
Versterken, schade en overige bijstellingen Groningen ‒ 129 ‒ 152 ‒ 100 665 402 697
Extrapolatie 265
Extrapolatie 265
Technisch 115 3 4 5 6 6
Tariefgefinancierde dienstverlening 100
Budgettaire invulling apparaatstaakstelling Hoofdlijnenakkoord 18
Herstelboeking ontvangsten/knelpunten IMG ‒ 36
Overig technisch 32 3 4 5 6 6
Stand Voorjaarsnota 1.757 2.027 1.823 1.616 1.230 967

Uitgaven

Tegenvallers

Hogere bouwkosten Batch 1588 en Big Five

De versterking buiten de reguliere versterkingsoperatie van Batch 1588 en in Appingedam en Ten Post zijn onderdeel van de bestuurlijke afspraken met de regio. Door met name gestegen bouwkosten en indexatie vallen de kosten hoger uit.

Versterken, schade en overige bijstellingen Groningen

De reguliere schade- en versterkingsraming wordt jaarlijks geactualiseerd bij de Voorjaarsnota. Deze bijstelling is verwerkt ten laste van het rijksbrede beeld en wordt onder meer veroorzaakt door hogere kosten voor schade, versterking en uitvoering. Ook loopt de versterkingsoperatie naar verwachting langer door. Naast de bijstelling voor schade en versterken worden kleinere bijstellingen gedaan voor een aantal specifieke onderdelen zoals juridische bijstand. Tegenover deze uitgaven staan (gedeeltelijke) ontvangsten geraamd. Dit wordt verder toegelicht bij ontvangsten.

Overige tegenvallers

Dit betreft tegenvallers bij de Oorlogsgravenstichting en de Rijksdienst voor de Identiteitsgegevens (RvIG).

Intensiveringen

Overboekingen PEGA

Er wordt voor circa 828 miljoen euro tot en met 2030 overgeheveld naar de BZK-begroting voor het uitvoeren van maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd naar aanleiding van het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA). Dit zijn voornamelijk maatregelen in het kader van schade en versterken, maar ook voor de economische en sociale agenda en verduurzaming bij versterken.

Overboeking Nationaal Programma Groningen

Het Nationaal Programma Groningen (NPG) is onderdeel van de Bestuurlijke Afspraken uit 2018. Vanuit de regio is een aanvraag ontvangen waarvoor middelen vanaf de Aanvullende Post worden overgeboekt naar de BZK-begroting.

Inrichting nieuw departement VRO

Er worden aanvullende structurele middelen beschikbaar gesteld voor de meerkosten voor de oprichting van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, vanwege de aanstelling en ondersteuning van een nieuwe secretaris-generaal en directeur Financieel-Economische Zaken VRO. Dit betreft een overheveling van 2,5 miljoen euro van de Aanvullende Post naar de BZK-begroting.

Bestendigen organisatie apparaat VRO

In 2024 is het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) als zelfstandig departement opgericht met structurele taken. De apparaatsbudgetten van VRO zijn echter voor een groot deel incidenteel en nemen op termijn af. De afname komt doordat recente kabinetten incidenteel geld beschikbaar hebben gesteld. Ten behoeve van de structurele taken van VRO worden er middelen vrijgemaakt voor de bestendiging van het apparaat. De apparaatsuitgaven van VRO worden verantwoord op het centraal apparaat artikel van de begroting van BZK.

I-strategie 2025-2030

De i-Strategie BZK-VRO bevat maatregelen voor de digitale transformatie van BZK-VRO om de weerbaarheid tegen nieuwe en/ of toenemende dreigingen te verhogen, een inhaalslag in de adoptie van nieuwe technologie te maken en om de executiekracht van de organisatie te vergroten.

Budgettaire invulling apparaatstaakstelling HLA

De apparaatstaakstelling voor BZK en VRO uit het HLA bedraagt structureel 121 miljoen euro. Bij de Voorjaarsnota is 64 miljoen euro hiervan ingevuld, het resterende deel (ingeboekt op SSO’s) volgt na het voorjaar. Van het ingevulde deel van de taakstelling blijft 33 miljoen euro structureel op het apparaatsartikel, waarvan 23 miljoen euro voor FTE reductie. De overige 32 miljoen euro structureel wordt ingevuld op beleidsartikelen. Dit betreft het deel van taakstelling dat gedekt wordt vanuit beleidsartikelen op de begrotingen van BZK, VRO en KR.

Overige intensiveringen

Dit betreft verschillende intensiveringen, zoals de uitvoering CAO-Rijk en de incidentele intensivering voor vier arbitragezaken voor Groningen.

Ombuigingen

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

Dekking voor amendement Bontenbal c.s. is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van BZK is structureel verlaagd met 9 miljoen euro ten behoeve van het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuini­gingen uit het HLA. BZK dekt dit voornamelijk uit de loon- en prijsbijstelling.

Budgettaire invulling apparaatstaakstelling HLA

De apparaatstaakstelling voor BZK en VRO uit het HLA bedraagt structureel 121 miljoen euro. Bij de Voorjaarsnota is 64 miljoen euro hiervan ingevuld, het resterende deel (ingeboekt op SSO’s) volgt na het voorjaar. Van het ingevulde deel van de taakstelling blijft 33 miljoen euro structureel op het apparaatsartikel, waarvan 23 miljoen euro voor FTE reductie. De overige 32 miljoen euro structureel wordt ingevuld op beleidsartikelen. Dit betreft de alternatieve invulling op de beleidsartikelen van BZK.

Overige ombuigingen

Dit betreft een aantal kleinere incidentele ombuigingen, waaronder op het opdrachtenbudget verbinding inwoner en overheid (1 miljoen euro).

Kasschuiven

Nationaal programma Groningen (NPG)

Naar aanleiding van een opvraag van de regio worden de middelen van het Nationaal Programma Groningen middels een kasschuif in een passend ritme gezet.

Economische agenda

Om in 2025 een start te kunnen maken met de economische agenda voor Groningen en Noord-Drenthe wordt geld uit latere jaren naar voren geschoven.

Groningen overig

Er wordt een aantal kasschuiven gedaan op de budgetten voor de schade­ afhandeling, de versterkingsoperatie en perspectief in Groningen. Hiermee staan de beschikbare middelen in een realistischer ritme dat beter aansluit bij het tempo van de uitvoering.

Overige kasschuiven

Dit betreft verschillende kasschuiven van in totaal circa 10 miljoen euro of minder. In de meeste gevallen worden middelen die in 2025 staan in een realistischer kasritme gezet. Voorbeelden zijn versterking ondersteuning Tweede Kamer en decentrale politieke partijen.

Overboekingen met andere begrotingen

Middelen hoofdlijnenakkoord 2024 Nationale Veiligheid

De HLA-middelen voor het versterken van Nationale veiligheid worden overgeboekt naar de begroting van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties ten behoeve van de veiligheidsdiensten. De verdeling hiervan is in overleg tussen de verschillende departementen tot stand gekomen.

Eindejaarsmarge slavernijverleden JenV

Op de JenV begroting is in 2024 circa 0,5 miljoen euro niet besteed. Deze middelen worden doorgeschoven naar 2025 en toegevoegd aan artikel 14 (Slavernijverledenfonds: fonds en herdenkingscomité). Op deze wijze blijven de middelen voor het slavernijverledenfonds behouden.

Eindejaarsmarge VRO

Dit betreft de overboeking naar de begroting van VRO voor de dekking van de overlopende verplichtingen. Het ministerie van VRO is per 2025 opgericht en de bijbehorende beleidsbudgetten zijn per 2025 overgeheveld van de begroting van BZK naar de begroting van VRO. Dit betekent dat de overlopende verplichtingen op de beleidsbudgetten in 2024 nog werd gerealiseerd op de begroting van BZK en dat deze budgetten ook meelopen in de grondslag van BZK voor de eindejaarsmarge. De eindejaarsmarge wordt daarom toegevoegd aan de begroting van BZK en vervolgens naar VRO overgeboekt.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft tientallen kleinere overboekingen van en naar andere begrotingen, waaronder de overboeking naar Justitie en Veiligheid voor de EU verordening politieke advertenties.

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling wordt overgemaakt naar BZK.

Prijsbijstelling

Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

Eindejaarsmarge Groningen

In 2024 stonden de middelen voor Herstel Groningen op de begroting van EZK. Vanaf 2025 staan de middelen voor Herstel Groningen op de BZK-begroting. Daarom wordt de eindejaarsmarge voor Groningen nu toegevoegd aan de BZK-begroting. Dit betreft zowel de reguliere eindejaarsmarge op de Groningenmiddelen als de additionele eindejaarsmarge die betrekking heeft op onderuitputting in 2024.

EU Open data Richtlijn

Bij de tweede suppletoire 2024 zijn middelen gereserveerd in het geval het Europese Hof van Justitie over zou gaan tot vaststelling van een forfaitaire som vanwege de te late omzetting van de Europese Open Data Richtlijn in Nederlandse wetgeving. De uitspraak werd verwacht in 2024, maar heeft toen niet plaatsgevonden. De uitspraak volgt in 2025. Daarom worden de gereserveerde middelen meegenomen naar 2025.

Overige eindejaarsmarge

Dit betreft (voornamelijk) de reguliere eindejaarsmarge van ruim 44 miljoen euro. De maximale (reguliere) eindejaarsmarge is 1% van de totale begroting.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Technisch

Tariefgefinancierde dienstverlening

Jaarlijks worden bij voorjaar op basis van de jaarplanraming de uitgaven- en ontvangstenbudgetten van tariefgefinancierde uitvoeringsor­ganisaties vastgesteld en verwerkt. Hier staan voor eenzelfde bedrag aan ontvangsten tegenover.

Budgettaire invulling apparaatstaakstelling HLA

De apparaatstaakstelling voor BZK en VRO uit het HLA bedraagt structureel 121 miljoen euro. De invulling van de taakstelling valt uiteen in drie delen: invulling door de beleidskern en staf (fte-reductie) van 23 miljoen euro structureel, besparingen op (beleids)budgetten van 41 miljoen euro structureel en daarnaast besparingen op de bedrijfsvoering uitgevoerd door de Shared Services Organisaties (57 miljoen euro). Incidenteel voor 2025 wordt de taakstelling grotendeels gedekt uit loon- en prijsbijstelling en een desaldering van een vordering op personeelsgerelateerde kosten.

Desaldering Herstelboeking ontvangsten/knelpunten IMG

Dit betreft een correctie van een foutieve boeking in 2024. Zowel de uitgaven op de knelpuntenbudget als de ontvangsten zijn hierdoor te hoog begroot en dat wordt met een desaldering hersteld.

Overig technisch

Dit betreft technische reallocaties van middelen en desalderingen, waar hetzelfde bedrag aan ontvangsten tegenover staan.

Ontvangsten

Meevallers

Versterken, schade en overige bijstellingen Groningen

De reguliere schade- en versterkingsraming wordt jaarlijks geactualiseerd. Doordat de uitgavenraming, met name in latere jaren, hoger is dan eerder verwacht, wordt ook de ontvangstenraming naar boven bijgesteld.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Technisch

Tariefgefinancierde dienstverlening

Jaarlijks worden bij voorjaar op basis van de jaarplanraming de uitgaven- en ontvangstenbudgetten van tariefgefinancierde uitvoeringsor­ganisaties vastgesteld en verwerkt. Hier staan voor eenzelfde bedrag aan uitgaven tegenover.

Budgettaire invulling apparaatstaakstelling HLA

De apparaatstaakstelling voor BZK en VRO uit het HLA bedraagt structureel 121 miljoen euro. De invulling van de taakstelling valt uiteen in drie delen: invulling door de beleidskern en staf (fte-reductie) van 23 miljoen structureel, besparingen op (beleids)budgetten van 41 miljoen euro structureel en daarnaast besparingen op de bedrijfsvoering uitgevoerd door de Shared Services Organisaties (57 miljoen euro). Incidenteel voor 2025 wordt de taakstelling grotendeels gedekt uit loon- en prijsbijstelling en een desaldering van een vordering op personeelsgerelateerde kosten.

Herstelboeking ontvangsten/knelpunten IMG

Dit betreft een correctie van een foutieve boeking in 2024. Zowel de uitgaven op de knelpuntenbudget als de ontvangsten zijn hierdoor te hoog begroot en dat wordt met een desaldering hersteld.

Overig technisch

Dit betreft technische reallocaties van middelen en desalderingen, waar hetzelfde bedrag aan uitgaven tegenover staan.

Staten-Generaal

IIA Staten-Generaal: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 267 261 254 266 250 0
Meevallers ‒ 2
Tweede Kamer - Pensioenen en wachtgelden ‒ 2
Tegenvallers 2 6 5 4 2 3
Tweede Kamer - Schadeloosstelling 2 2 2 2 2 2
Tweede Kamer - Fractiekosten 1
Tweede Kamer - Renovatie en tijdelijke huisvesting 4 3 2
Intensiveringen 14 10 4 4 4 4
Tweede Kamer - Bedrijfsvoering 4 1 1 1 1 1
Tweede Kamer - Integrale Veiligheid 3 1 1 1 1 1
Eerste Kamer - Parlementair systeem 2 2 0 0 0 0
Tweede Kamer - Interparlementaire betrekkingen 1 3
Overige intensiveringen 3 3 2 2 1 1
Loonbijstelling 9 8 8 9 8 8
Loonbijstelling 9 8 8 9 8 8
Prijsbijstelling 2 2 2 2 2 2
Prijsbijstelling 2 2 2 2 2 2
Eindejaarsmarge 2
Eindejaarsmarge 2
Extrapolatie 248
Extrapolatie 248
Technisch 0
Technisch 0
Stand Voorjaarsnota 294 287 274 285 266 265
IIA Staten-Generaal: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 4 4 4 4 4 0
Extrapolatie 4
Extrapolatie 4
Stand Voorjaarsnota 4 4 4 4 4 4

Uitgaven

Meevallers

Tweede Kamer - Pensioenen en wachtgelden

Het budget voor de wachtgeldregeling wordt minder sterk aangesproken door voormalige Kamerleden dan aanvankelijk ingeschat. Daarom is de raming voor de wachtgelden in 2025 met 1,8 miljoen euro incidenteel naar beneden bijgesteld. In de jaren daarna is al rekening gehouden met een afname van het budget.

Tegenvallers

Tweede Kamer - Schadeloosstelling

Het budget voor de schadeloosstelling wordt structureel opgehoogd met 2 miljoen euro, doordat de bezoldigingen en vergoedingen van politieke ambtsdragers in juli 2024 aangepast zijn op basis van de CAO Rijk 2024-2025. Deze aanpassingen zorgen voor extra kosten, die de Tweede Kamer niet volledig kan dekken uit de loonbijstelling. Daarnaast moet de Werkkostenregeling met 0,5 miljoen euro structureel worden opgehoogd.

Tweede Kamer - Fractiekosten

Het budget voor de fractiekosten 2030 was nog gebaseerd op oudere zetelbedragen en niet eerder aan te passen. In deze raming wordt de jaarschijf 2030 zichtbaar en kan zo worden bijgesteld naar nieuwere zetelbedragen. Een ophoging van 1,0 miljoen euro in 2030 is benodigd voor deze aanpassing.

Tweede Kamer - Renovatie en tijdelijke huisvesting

De Tweede Kamer zal langer verblijven in de tijdelijke huisvesting van Bezuidenhoutseweg 67. Dat zorgt ervoor dat noodzakelijke (vervangings)investeringen gedaan moeten worden in verschillende installaties, zoals in de Beveiligingsinstal­laties en de installaties rondom audio-visueel (AV).

Intensiveringen

Tweede Kamer - Bedrijfsvoering

De Tweede Kamer heeft op het gebied van bedrijfsvoering aanvullende budget nodig voor de overstap naar een moderne werkplek, wijzigingen in formatie, archiefbewerking en reisbudgetten.

Tweede Kamer - Integrale Veiligheid

De veiligheidssituatie van het pand, de systemen en de leden van de Tweede Kamer vragen om investeringen in personeel en materieel.

Eerste Kamer - Parlementair systeem

In 2023 is de griffie het project voor een nieuw parlementair systeem gestart. Doel van het project is te komen tot een toekomstbestendig informatiesysteem dat het huidige parlementaire systeem moet vervangen. Het huidige systeem is aan het einde van zijn levensduur. In de jaren 2025 en 2026 is er budget nodig voor de implementatie van het systeem. Vanaf 2027 is er budget nodig voor onderhoud en doorontwikkeling.

Tweede Kamer - Interparlementaire betrekkingen

De Staten-Generaal organiseert in juli 2026 de jaarlijkse vergadering (Annual Session) in Nederland van de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) Parlementaire Assemblee. Het betreft een vijfdaags vergadercongres voor ongeveer 700 deelnemers. Hiervoor is incidenteel 4 miljoen nodig.

Overige intensiveringen

Dit betreft met name incidentele kosten voor het uitvoeren van moties en projecten, en structurele kosten voor het instellen van drie nieuwe vaste commissies voor de drie nieuwe departementen.

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling wordt overgemaakt naar de Staten-Generaal.

Prijsbijstelling

De tranche 2025 van de prijsbijstelling wordt overgemaakt naar de Staten­-Generaal.

Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge (maximaal 1% van de begroting) die niet tot uitputting is gekomen in 2024 wordt toegevoegd aan de begroting.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van de Staten-Generaal.

Ontvangsten

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van de Staten-Generaal.

Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

IIB Overige Hoge Colleges van Staat: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 192 180 187 179 176 0
Tegenvallers 1
Begrotingskoersproblematiek 1
Raad van State - Vreemdelingenkamer 11
Overige tegenvallers 0
Intensiveringen 6 9 11 12 12 12
Raad van State - Herijking normtijden Algemene - en Omgevingskamer 6 9 11 12 12 12
Kasschuiven ‒ 2 2
Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer ‒ 2 2
Overboekingen met andere begrotingen 3
Transitie Kiesraad 2
Staatscommissie Rechtstaat 1
Loonbijstelling 7 7 7 7 7 7
Loonbijstelling 7 7 7 7 7 7
Prijsbijstelling 1 1 1 1 1 1
Prijsbijstelling 1 1 1 1 1 1
Eindejaarsmarge 1
Eindejaarsmarge 1
Extrapolatie 178
Extrapolatie 178
Technisch 1 1 1 1 1 1
Technisch 1 1 1 1 1 1
Stand Voorjaarsnota 211 209 207 199 196 199
IIB Overige Hoge Colleges van Staat: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 6 6 6 6 6 0
Extrapolatie 6
Extrapolatie 6
Technisch 1 1 1 1 1 1
Technisch 1 1 1 1 1 1
Stand Voorjaarsnota 7 7 7 7 7 7

Uitgaven

Tegenvallers

Begrotingskoersproblematiek

Met deze reeks worden de posten op de begroting van de kabinetten van de Gouverneurs van Sint-Maarten en Aruba aangepast naar de nieuwe begrotingskoers.

Raad van State - Vreemdelingenkamer

De Vreemdelingenkamer binnen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RvS) is sinds 2001 belast met de behandeling van Hoger Beroep Vreemdelingen (HBV)-zaken. Deze kamer wordt gefinancierd door middel van outputfinanciering. Het budget is tot en met 2025 vastgesteld. Voor 2026 is de Raming bijgesteld en wordt het budget met circa 11 miljoen euro verhoogd gezien het aantal zaken dat de RvS naar verwachting zal afdoen.

Overige tegenvallers

Dit betreft detacheringskosten bij het kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten.

Intensiveringen

RvS - Herijking normtijden Algemene - en Omgevingskamer

De RvS heeft een normtijdonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek toont aan dat een aantal ontwikkelingen, zoals Europeanisering van het recht, toegenomen complexiteit van zaken en beroepsschriften die uitgebreider gemotiveerd moeten worden, leiden tot meer werk. Daarnaast verwacht de RvS de komende jaren een hogere instroom van zaken. Met deze middelen kan de RvS stapsgewijs de hogere instroom van zaken verwerken.

Kasschuiven

Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer

Het pand van de Algemene Rekenkamer aan het Lange Voorhout wordt de komende jaren gerenoveerd. Daartoe is het nodig dat de Algemene Rekenkamer tijdelijk andere huisvesting betrekt. Op basis van de technische gebouwinformatie van de tijdelijke locatie met bijbehorende planning is besloten te koersen op verhuizing vóór de zomer van 2026 (na het verant­woordingsonderzoek). Deze kasschuif zet de middelen in het juiste ritme.

Overboekingen met andere begrotingen

Transitie Kiesraad

In overleg tussen het ministerie van BZK en Kiesraad zijn afspraken gemaakt over de benodigde middelen voor de transitie van de Kiesraad naar verkie­zingsautoriteit. De afspraak is dat vanaf 2023 eerst incidenteel per jaar 2 miljoen aan de begroting van de Kiesraad wordt toegevoegd en op het moment dat het tweede wetsvoorstel, kwaliteitsbevordering uitvoering verkiezingsproces, in werking treedt dit structureel wordt toegevoegd.

Staatscommissie Rechtstaat

Dit betreft een overboeking van de HLA-middelen voor de staatscommissie rechtstaat om een dialoog tussen de staatsmachten te organiseren.

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling wordt overgemaakt naar De Hoge Colleges van Staat.

Prijsbijstelling

De tranche 2025 van de prijsbijstelling wordt overgemaakt naar De Hoge Colleges van Staat.

Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge (maximaal 1% van de begroting) die niet tot uitputting is gekomen in 2024 wordt toegevoegd aan de begroting.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Overige Hoge Colleges van Staat.

Technisch

Dit betreft diverse desalderingen, bijvoorbeeld voor de Nationale Ombudsman en voor de taakoefening medeoverheden.

Ontvangsten

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Overige Hoge Colleges van Staat.

Technisch

Dit betreft diverse desalderingen, bijvoorbeeld voor de Nationale Ombudsman en voor de taakoefening medeoverheden.

Koninkrijksrelaties

IV Koninkrijksrelaties: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 263 214 206 178 149 0
Meevallers ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4
Ramingsbijstelling toeslagen op pensioenen NA ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4
Intensiveringen 2
Budgettaire invulling apparaatstaakstelling Hoofdlijnenakkoord 1
Intensivering Artikel 1 n.a.v. amendement Eerdmans c.s. 1
Ombuigingen ‒ 1 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Budgettaire invulling apparaatstaakstelling Hoofdlijnenakkoord ‒ 1 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Overige ombuigingen ‒ 1
Generaal dossier 1 1 0 0 0 0
Wisselkoersactualisatie 1 1 0 0 0 0
Kasschuiven ‒ 36 4 30 2
Kasschuif middelen slavernijverleden ‒ 19 12 7
Kasschuif middelen voedselzekerheid ‒ 5 2 2 2
Kasschuif subsidies Tijdelijke Werkorganisatie ‒ 12 ‒ 10 22
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 45 0 2 1 1 1
Actieagenda Goed bestuur - Caribisch Nederland 1 1 1 1 1 1
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 45 0 1 0 0 0
Loonbijstelling 5 5 5 5 5 5
Loonbijstelling 5 5 5 5 5 5
Prijsbijstelling 2 1 1 1 0 0
Prijsbijstelling 2 1 1 1 0 0
Eindejaarsmarge 1
Eindejaarsmarge 1
Extrapolatie 140
Extrapolatie 140
Technisch 2 0 0 0 0 0
Technisch 2 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 190 219 238 180 149 139
IV Koninkrijksrelaties: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 205 224 148 239 303 0
Extrapolatie 303
Extrapolatie 303
Technisch 2 0 0 0 0 0
Desalderingen 2 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 207 224 148 239 303 303

Uitgaven

Meevallers

Ramingsbijstelling toeslagen op pensioenen NA

Er vindt een ramingsbijstelling plaats op het budget 'Toeslagen op pensioenen NA'. Het budget is bedoeld voor de pensioenen van voormalig Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse pensioengerechtigden. Omdat het aantal pensioengerechtigden steeds kleiner wordt, wordt de raming verlaagd met 4 miljoen euro structureel.

Intensiveringen

Intensivering Artikel 1 n.a.v. amendement Eerdmans c.s.

Dit betreft de invulling van het amendement Eerdmans c.s.15 waarbij er in 2025 middelen worden gerealloceerd van uitvoeringskosten slavernijverleden naar de KMar.

Budgettaire invulling apparaatstaakstelling

De apparaatstaakstelling uit het HLA wordt deels budgettair ingevuld op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ombuigingen

Budgettaire invulling apparaatstaakstelling Hoofdlijnenakkoord

Een deel van de apparaatstaakstelling uit het Hoofdlijnenakkoord wordt alternatief ingevuld en gedekt uit artikel 7 'Onvoorzien', artikel 4 ‘Bevorderen sociaaleconomische structuur’ en de uitgekeerde prijsbijstelling op de begroting van Koninkrijksrelaties.

Overige ombuigingen

Dit betreft de invulling van het amendement Eerdmans c.s. waarbij er in 2025 middelen worden gerealloceerd van uitvoeringskosten slavernijverleden naar de KMar.

Generaal dossier

Wisselkoersactualisatie

Met deze reeks worden de posten op de begroting aangepast naar de nieuwe begrotingskoers.

Kasschuiven

Kasschuif middelen slavernijverleden

Voor de actieagenda's wordt nog gewerkt aan de uitwerking van concrete programma-en projectplannen. Het zwaartepunt van de uitgaven wordt pas in 2026 verwacht. Voor de subsidieregeling geldt dat deze naar alle waarschijnlijkheid per 1 juli 2025 wordt opengesteld, waardoor er geen volledige uitputting van het voor 2025 gereserveerde bedrag zal plaatsvinden. Daarom worden deze middelen naar 2026 en 2027 geschoven.

Kasschuif middelen voedselzekerheid

In 2025 wordt een kwartiermaker aangesteld die uitwerkt hoe de gelden van het project voedselzekerheid besteed gaan worden. Hierdoor zal het grootste gedeelte van het beschikbare budget niet in 2025 tot besteding komen maar in latere jaren. Daarom worden de middelen naar 2026 tot en met 2028 geschoven.

Kasschuif subsidies Tijdelijke Werkorganisatie

De besteding van de middelen voor de ondersteuning bij de uitvoering van de Landspakketten verloopt minder snel dan verwacht. Om gedegen planvorming en besluitvorming te faciliteren, wordt het budget van 2025 en 2026 naar 2027 doorgeschoven.

Overboekingen met andere begrotingen

Actieagenda Goed bestuur - Caribisch Nederland

Betreft een overboeking voor de actieagenda Goed Bestuur Caribisch Nederland zoals is opgenomen in het HLA.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft onder andere een overboeking van circa 21 miljoen euro naar Defensie voor de inzet van de Koninklijke Marechaussee voor grenstoezicht, en circa 23 miljoen euro naar Justitie en Veiligheid voor het Recherchesamenwerkingsteam (RST), het Openbaar Ministerie op de Landen en het gemeenschappelijk Hof van Justitie. Ook wordt 2,9 miljoen euro overgeheveld naar het apparaatsartikel van BZK.

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling wordt overgemaakt naar de begroting van Koninkrijksrelaties.

Prijsbijstelling

Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge wordt toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties.

Technisch

Dit betreft met name een desaldering voor de te ontvangen middelen voor de basisdienstverlening SSO-CN van de verschillende opdrachtgevende departementen.

Ontvangsten

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties.

Technisch

Desalderingen

Dit betreft voornamelijk een desaldering voor de te ontvangen middelen voor de basisdienstverlening SSO-CN van de verschillende opdrachtgevende departementen. Daarnaast betreft het de raming van de ontvangsten voor de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB).

BES-fonds

BES-fonds: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 89 89 90 91 93 0
Generaal dossier 1 2 3 3 4 7
BBP-indexatiesystematiek volume 1 1 2 2 3 6
Wisselkoersactualisatie 1 1 1 1 1 1
Overboekingen met andere begrotingen 1 1 1 1 1 1
Overboekingen met andere begrotingen 1 1 1 1 1 1
Prijsbijstelling 3 3 3 3 3 3
Prijsbijstelling (volgens BBP-indexatiesystematiek) 3 3 3 3 3 3
Eindejaarsmarge 3
Eindejaarsmarge 3
Extrapolatie 93
Extrapolatie 93
Stand Voorjaarsnota 97 96 97 99 101 104

Uitgaven

Generaal dossier

BBP-indexatie volume

Het BES-fonds wordt geïndexeerd op basis van de BBP-indexatiesystematiek. De reservering en uitkering van het prijsdeel van deze indexatie loopt via de prijsbijstelling. De reservering en de uitkering van het volumedeel van deze systematiek loopt via de begroting van het BES-fonds. Deze reeks betreft de mutatie van tranche 2025 en van de reservering voor toekomstige tranches.

Wisselkoersactualisatie

Met deze reeks worden de posten op de begroting aangepast naar de nieuwe begrotingskoers.

Overboekingen met andere begrotingen

De overboekingen naar het BES-fonds bestaan uit middelen van KR ten behoeve van het openbaar vervoer op Caribisch Nederland en uit een bijdrage van VWS voor de afdeling Community Development op Saba. 

Prijsbijstelling (volgens bbp-indexatiesystematiek)

De tranche 2025 van de prijsbijstelling wordt overgemaakt naar het BES-fonds. Dit is het prijsdeel van de nieuwe bbp-indexatiesystematiek.

Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge wordt toegevoegd aan het BES-fonds.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van het BES-fonds.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Uitgaven
VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 57.597 56.094 56.963 54.936 54.606 0
Meevallers ‒ 11 ‒ 29 ‒ 36 ‒ 32 ‒ 54 ‒ 36
Studiefinancieringsraming 94 ‒ 24 ‒ 33 ‒ 30 ‒ 53 ‒ 36
School en Omgeving ‒ 54
Eerste tegemoetkoming leenstelselstudenten ‒ 40 ‒ 5 ‒ 3 ‒ 2 ‒ 1 ‒ 1
Overige meevallers ‒ 11 0 0
Tegenvallers 21 28 49 66 86 125
Referentieraming 5 16 35 59 83 125
Nieuwkomersonderwijs 15 9 12 5 1 ‒ 2
Overige tegenvallers 2 2 2 2 2 2
Intensiveringen 318 550 806 862 874 916
Amendement 141 terugdraaien onderwijsbezuinigingen 126 352 647 700 725 745
Amendement 147 vier keer 25 miljoen voor wetenschap 25 25 25 25
Alternatieve invulling apk-taakstelling 22 38 38 38 38 38
Basisvaardigheden mbo 11 24 12
DUO 10 25 31 33 32 36
Niet afschaffen OV-vergoeding buitenland studerenden (Hoofdlijnenakkoord) 3 6 10 10 13
Nationaal versterkingsplan microchip-talent 31 43 13 11 18 27
Controle uitwonendenbeurs herzieningen 62 14
Overige intensiveringen 32 27 33 46 52 57
Ombuigingen ‒ 204 ‒ 210 ‒ 385 ‒ 491 ‒ 463 ‒ 540
Opheffen onderwijskansenregeling ‒ 90 ‒ 177 ‒ 177 ‒ 177
Dekking amend. 141 t.b.v. terugdraaien onderwijsbezuinigingen ‒ 22 ‒ 82 ‒ 132 ‒ 132 ‒ 132 ‒ 132
Dekking amend. 147 t.b.v. 25 miljoen voor wetenschap ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25
Basisvaardigheden funderend onderwijs ‒ 9 ‒ 21 ‒ 48 ‒ 48
Inzet loon- en prijsbijstelling ‒ 70 ‒ 47 ‒ 47 ‒ 55 ‒ 21 ‒ 52
Inzet eindejaarsmarge ‒ 76
Verlagen ho-bekostiging ‒ 2 ‒ 24 ‒ 33 ‒ 41 ‒ 42 ‒ 59
Verlagen mbo-bekostiging ‒ 9 ‒ 11 ‒ 15 ‒ 14 ‒ 21
Praktijkleren ‒ 20
Overige ombuigingen ‒ 9 ‒ 24 ‒ 37 ‒ 24 ‒ 28 ‒ 30
Kasschuiven 679 ‒ 958 127 100 39 12
OV-bedrijven 970 ‒ 970
School en Omgeving ‒ 88 34 26 28
NGF ‒ 51 26 7 12 ‒ 1 7
Controle uitwonendenbeurs herzieningen ‒ 47 21 18 9
Loon- en prijsbijstelling ‒ 53 0 24 12 7 10
Doorstroom beroepskolom ‒ 26 13 13
Overige kasschuiven ‒ 51 ‒ 43 40 26 34 ‒ 5
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 12 ‒ 123 ‒ 114 ‒ 123 1 1
Nationaal versterkingsplan microchip-talent ‒ 30 ‒ 42 ‒ 9
SPUK Uitkering Kansrijke Wijk ‒ 92 ‒ 117 ‒ 117
NGF LLO Collectief 14 14 14
Overige overboekingen met andere begrotingen 4 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 6 1 1
Kadercorrecties 0 0
Kadercorrecties 0 0
Loonbijstelling 2.068 2.027 2.021 1.997 1.985 1.974
Loonbijstelling 2.068 2.027 2.021 1.997 1.985 1.974
Prijsbijstelling 192 178 197 174 172 172
Prijsbijstelling 192 178 197 174 172 172
Eindejaarsmarge 373
Eindejaarsmarge 373
Extrapolatie 54.328
Extrapolatie 54.328
Desalderingen 4
Desalderingen 4
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-kaderrelevant ‒ 701 ‒ 621 ‒ 633 ‒ 609 ‒ 598 ‒ 624
Niet-kaderrelevant ‒ 701 ‒ 621 ‒ 633 ‒ 609 ‒ 598 ‒ 624
Stand Voorjaarsnota 60.323 56.936 58.994 56.878 56.650 56.328
VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Ontvangsten
VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 2.274 2.354 2.451 2.552 2.647 0
Meevallers 7
Ontvangstenbudget GOAB 7
Tegenvallers ‒ 13 ‒ 13 ‒ 12 ‒ 10 ‒ 5 2
Studiefinancieringsraming ‒ 13 ‒ 13 ‒ 12 ‒ 10 ‒ 5 2
Intensiveringen ‒ 1 ‒ 1
Wettelijke rente SF ‒ 1 ‒ 1
Generaal dossier ‒ 22 ‒ 73 147 ‒ 7 ‒ 24 ‒ 47
Rente op SF ‒ 22 ‒ 73 147 ‒ 7 ‒ 24 ‒ 47
Extrapolatie 2.720
Extrapolatie 2.720
Desalderingen 4
Desalderingen 4
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-kaderrelevant 1.064 202 713 145 112 85
Oekraïne: overig 19
Overig niet-kaderrelevant 1.045 202 713 145 112 85
Stand Voorjaarsnota 3.314 2.470 3.297 2.679 2.730 2.760

Uitgaven

Meevallers

Studiefinancieringsraming

In 2025 volgt uit de raming een tegenvaller van 93,8 miljoen euro die twee hoofdoorzaken heeft. Ten eerste studeren hbo-studenten relatief sneller af dan eerder is geraamd waardoor de omzetting van prestatiebeurs naar gift voor de nieuwe basisbeurs eerder plaatsvindt. Ten tweede wordt wanneer een student een wo bachelordiploma behaalt, er direct een tegemoetkoming voor het leenstelsel uitgekeerd. De huidige raming was gebaseerd op de aanname dat de student voor het bachelordiploma pas een tegemoetkoming kreeg na behalen van een masterdiploma. Hierdoor schuiven uitgaven op naar voren en is er een tegenvaller in 2025. Het totale budget van de tegemoetkoming verandert hiermee niet. Structureel is er een per saldo meevaller van 36,3 miljoen euro die onder andere wordt veroorzaakt door een lagere fractie gebruikers in het hbo en wo, een minder hoge gemiddelde aanvullende beurs dan eerder geraamd en een lagere prijs voor de ov-studentenkaart.

School en Omgeving

Aanvragen voor de subsidieregeling School en Omgeving 2023-2025 waren in de eerste ronde van 2023 lager dan verwacht. Door het meerjarige karakter van de subsidie leidt dit ook in 2025 tot een meevaller van 53,9 miljoen euro.

Eerste tegemoetkoming leenstelselstudenten

Er is een meevaller van 40,0 miljoen euro in 2025 aflopend tot 0,2 miljoen euro in 2032 op de tegemoetkoming leenstelsel. Uit nieuwe cijfers van DUO blijkt dat de groep die geen studiefinanciering heeft aangevraagd en in aanmerking komt voor een tegemoetkoming kleiner is dan geraamd.

Overige meevallers

In 2025 is er voor 10,8 miljoen euro aan overige meevallers. Dit bestaat uit een meevaller op de subsidie basisvaardigheden voor prioriteitsscholen in het funderend onderwijs (6,3 miljoen euro), op de reservering voor het IKB-budget DUO voor 2024 die niet volledig benodigd is (2,9 miljoen euro), op de regeling internationalisering funderend onderwijs (1,0 miljoen euro) en het werkkapitaal beleidsportfolio van DUO (0,5 miljoen euro).

Tegenvallers

Referentieraming

Er is een tegenvaller van 5 miljoen euro in 2025 oplopend tot structureel 125,2 miljoen euro door de bijstelling op de leerling- en studentenraming (Referentieraming). In het hoger beroepsonderwijs is er een structurele tegenvaller van 96,8 miljoen euro omdat de verwachte studentenaantallen in het hbo hoger zijn dan de vorige raming. In het mbo is er een structurele tegenvaller van 86,7 miljoen euro vanwege een hoger aandeel studenten dat kiest voor de beroepsopleidende leerweg (bol), die hogere kosten heeft dan de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) vanwege meer contacturen.

In het wetenschappelijk onderwijs zijn de verwachte studentenaantallen lager ten opzichte van de vorige referentieraming waardoor er een meevaller is van 40,2 miljoen euro structureel. Daarnaast is het aantal internationale (EER-)studenten gedaald. Deze daling wordt verrekend met de taakstelling op internationale studenten (124,9 miljoen euro structureel), die al bij Ontwerpbegroting 2025 op de OCW-begroting is verwerkt, en leidt dus niet tot een daadwerkelijke meevaller nu. Tot slot is er in het funderend onderwijs een kleine meevaller van 18,0 miljoen euro structureel doordat er minder leerlingen worden verwacht ten opzichte van de vorige raming.

Nieuwkomersonderwijs

Er volgen de komende jaren meer leerlingen nieuwkomersonderwijs in het funderend onderwijs dan vooraf gedacht. Hierdoor ontstaat er naar verwachting in 2025 een tegenvaller van 15 miljoen euro. Structureel is er vanaf 2029 een kleine meevaller op het nieuwkomersonderwijs van 2,3 miljoen euro omdat het verwachte aantal nieuwkomers op de langere termijn afneemt.

Overige tegenvallers

Er zijn overige tegenvallers van 2,2 miljoen euro structureel, waarvan 1,3 miljoen euro op de wisselkoers Caribisch Nederland en 0,8 miljoen euro als gevolg van de rechterlijke uitspraak over een aanpassing van het vreemdelingenbesluit 2000 (Chavez-jurisprudentie), wat leidt tot de noodzaak van het afnemen van extra Staatsexamens NT2 doordat de taaleisen zijn aangescherpt.

Intensiveringen

Amendement 141 Terugdraaien onderwijsbezuinigingen

Met amendement 141 (Bontenbal c.s.) zijn verschillende onderwijsbezuinigingen uit het HLA teruggedraaid of verlaagd. Structureel zijn er de volgende bezuinigingen teruggedraaid of verlaagd: de langstudeermaatregel (282,0 miljoen euro), maatschappelijke diensttijd (130,0 miljoen euro), internationale studenten (125,0 miljoen euro), functiemix Randstad (75,0 miljoen euro), startersbeurzen (40,0 miljoen euro), School en Omgeving (40,0 miljoen euro), doorstroming beroepskolom en techniek havo (20,0 miljoen euro), bezuiniging godsdienstig vormingsonderwijs (18,6 miljoen euro), regeling praktijkleren (11,9 miljoen euro) en religieus cultureel erfgoed (5 miljoen euro).

Amendement 147 vier keer 25 miljoen voor wetenschap

Amendement 147 (Eerdmans c.s.) voegt de komende vier jaar 25 miljoen euro per jaar toe aan het Fonds Onderzoek en Wetenschap. Dit wordt ingezet voor maatregelen die de werkdruk voor wetenschappers helpen verlichten.

Alternatieve invulling apk-taakstelling

Met het HLA en het amendement-Bontenbal c.s. is in totaal 108,5 miljoen euro structureel bezuinigd op het apparaat van OCW. Deze bezuiniging is voor 70,3 miljoen euro gerealiseerd op het apparaatsartikel en wordt voor 38,2 miljoen euro vervangen door alternatieve dekking.

Basisvaardigheden mbo

OCW stelt, naast het Masterplan basisvaardigheden in het funderend onderwijs, in het mbo cumulatief 47,2 miljoen euro beschikbaar in de studiejaren 2025-2026 en 2026-2027 voor het verbeteren van de basisvaardigheden door middel van intensiever onderwijs en meer begeleiding.

DUO

Bij DUO wordt geïntensiveerd om ICT-achterstanden weg te werken (27,1 miljoen euro in 2030 en 10,9 miljoen structureel), te voldoen aan nieuwe Rijksbrede wet- en regelgeving (7,5 miljoen euro in 20230 en 6,5 miljoen structureel) en gestegen kosten op het apparaat te compenseren (1,4 miljoen structureel).

Niet afschaffen OV-vergoeding buitenland studerenden

Uit een juridische analyse van de Landsadvocaat is gebleken dat de maatregel uit het HLA die de OV-vergoeding voor studenten die in het buitenland studeren afschaft een aanmerkelijk juridisch risico vormt omdat dit mogelijk in strijd zou zijn met het EU-recht. OCW heeft daarom besloten de vergoeding niet af te schaffen. Hiervoor is 21 miljoen structureel geïntensiveerd, met een oploop vanaf 2,8 miljoen in 2026. Een resterend besparingsverlies van 9 miljoen euro op de maatregel, door een lager aantal studenten en lager bedrag per student, is verwerkt in de studiefinancieringsraming.

Nationaal versterkingsplan microchip-talent

Per Nota van Wijziging zijn middelen voor het versterkingsplan microchip talent overgeboekt vanaf de AP naar de OCW-begroting (en vervolgens weer naar EZ overgeheveld). Dit betreft cumulatief 82,5 miljoen euro in de jaren 2025 tot en met 2027, met name voor de incidentele kosten voor capaciteitsvergroting en de inzet op het aantrekken van internationaal talent. In de Voorjaarsnota wordt additioneel tot oplopend 43,1 miljoen euro structureel in 2031 overgeheveld naar de OCW-begroting, met name voor de bekostiging en studiefinanciering van de extra (EER-)studenten die met dit plan geworven worden.

Controleproces uitwonendenbeurs

Er is 60,8 miljoen euro in 2025 per Nota van Wijziging vanaf de AP aan de OCW-begroting toegevoegd voor het herzien van financiële maatregelen bij de uitwonendenbeurs, die tussen 2012 en 2023 door DUO zijn genomen. In de Voorjaarsnota is er 0,4 miljoen euro in 2025 en 13,6 miljoen euro in 2026 aan additionele middelen overgeheveld in voor het uitbetalen van hieraan gekoppelde wettelijke rente. Deze middelen worden overgeheveld vanaf de Aanvullende Post-reservering voor herinvoering van de basisbeurs.

Overige intensiveringen

Overige intensiveringen zijn onder andere 11,9 miljoen in 2030 (structureel 2 miljoen euro) voor continue screening van VOG’s in het funderend onderwijs, 6,5 miljoen euro voor de functiemix Randstadregio’s en 4 miljoen euro ten behoeve van het wetsvoorstel screening kennisveiligheid.

Ombuigingen

Opheffen onderwijskansenregeling

Met deze maatregel wordt de onderwijskansenregeling in het voortgezet onderwijs opgeheven. Met de onderwijskansenregeling krijgt een school meer budget op basis van een achterstandsscore op schoolvestigingsniveau van het CBS. Met deze maatregel wordt bekostiging voor scholen die in aanmerking komen voor de onderwijskansenregeling verlaagd. Deze maatregel levert 90 miljoen euro op in 2027 en vanaf 2028 structureel 177 miljoen euro.

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

Dekking voor het amendement Bontenbal c.s. vindt plaats op verschillende posten op verschillende begrotingen. De begroting van OCW is hiervoor structureel verlaagd met 132,3 miljoen euro. Op de OCW- begroting is er vanaf 2025 22,3 structureel miljoen gekort op apparaatskosten. Daarnaast is de compensatie voor scholen in verband met de verhoging van de btw op leermiddelen teruggedraaid (60,0 miljoen structureel). Ook is de bekostiging van de landelijke publieke omroep structureel gekort met 50,0 miljoen euro, met de inzet om deze korting (deels) in te vullen met extra Ster-inkomsten.

Dekking amendement t.b.v. 25 miljoen voor wetenschap

Amendement 147 voegt de komende vier jaar 25,0 miljoen euro per jaar toe aan het Fonds Onderzoek en Wetenschap. Dit wordt onder andere gedekt uit het uitstel van de curriculumherziening in het funderend onderwijs (cumulatief 60 miljoen euro) en nog niet toegekende 10% studievoorschotmiddelen (cumulatief 21 miljoen euro).

Basisvaardigheden funderend onderwijs

Een deel van de middelen die bedoeld zijn voor de gerichte bekostiging basisvaardigheden wordt door OCW niet uitgekeerd. Het gaat om loon- en prijsbijstelling. Het bedrag dat niet wordt uitgekeerd loopt op tot structureel 48,1 miljoen euro vanaf 2030. Het in 2024 gecommuniceerde nominale bedrag van minimaal 182 euro per leerling dat scholen ontvangen blijft gelijk, evenals de doelgroep van scholen die aanspraak kan maken op de middelen.

Inzet eindejaarsmarge

Een deel van de onderuitputting van 2024 wordt als eindejaarsmarge toegevoegd aan de OCW begroting van 2025 OCW zet 75,8 miljoen euro van de eindejaarsmarge in voor de tegenvallers op de referentie- en studiefinancieringsraming en voor intensiveringen bij DUO. De resterende 276,8 miljoen euro wordt ingezet voor openstaande verplichtingen (waarvan 156,8 miljoen euro voor NGF-projecten), compensatie van de korting op de prijsbijstelling en overige tegenvallers en intensiveringen. Zie hieronder onder ‘Eindejaarsmarge’.

Inzet loon- en prijsbijstelling

Dit jaar is een deel van de middelen voor de indexatie van loon- en prijsontwikkelingen (lpo) ingezet voor problematiek of opgaven op de begroting van OCW. Deze inzet bedraagt 69,7 miljoen euro incidenteel in 2025 en 51,6 miljoen euro structureel.

Verlaging ho-bekostiging

Er wordt een korting toegepast op de bekostiging van het hoger onderwijs van structureel 58,8 miljoen euro onder andere ten behoeve van het terugdraaien van de maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord die de OV-vergoeding voor studenten die in het buitenland studeren afschaft en de implementatie van de NIS2-richtlijn omtrent cyberveiligheid.

Verlaging mbo-bekostiging

Er wordt een korting toegepast op de bekostiging van het mbo van structureel 21,5 miljoen euro ten behoeve van het alternatief invullen van de RBS-maatregel, NIS-2 en OCW-brede problematiek.

Praktijkleren

OCW buigt vanaf 2030 20 miljoen euro om op het budget van de regeling praktijkleren ten behoeve van OCW-brede problematiek.

Overige ombuigingen

Overige ombuigingen worden onder andere gedaan op de regeling Professionalisering en Begeleiding Starters en Schoolleiders (2,8 miljoen euro structureel), de Regeling aanvullende bekostiging strategisch personeelsbeleid (2,8 miljoen euro structureel) ten behoeve van intensiveringen voor de beroepsgroep leraren en continue screening van VOG’s in het funderend onderwijs. Daarnaast is er een ombuiging op de Regeling Regionaal Investeringsfonds (incidenteel 18,0 miljoen euro verspreid over de nog niet verplichte middelen van de tranches 2025, 2026 en 2027). Ook is er een ombuiging op de Regeling doorstroom beroepskolom (incidenteel 19,8 miljoen euro verspreid over de nog niet verplichte middelen van de tranches 2026 tot en met 2029). Tenslotte is er op meerdere budgetten van het voortgezet onderwijs omgebogen ten behoeve van compensatie voor de korting op de prijsbijstelling voor het voortgezet onderwijs.

Kasschuiven

OV bedrijven

Er vindt een kasschuif plaats op de reisvoorziening van de studiefinanciering om het kasritme van de Staat te optimaliseren. Dit betekent dat er 970 miljoen euro in het najaar van 2025 wordt betaald aan de vervoersbedrijven als voorlopige vergoeding, in plaats van in januari 2026.

School en omgeving

Door de ombuiging uit het HLA op dit budget is een kasschuif nodig om de resterende middelen in het juiste betaalritme te zetten. Dit betreft een verschuiving van 87,9 miljoen euro uit 2025 naar 2026, 2027 en 2028.

NGF

Er zijn kasschuiven naar achteren gedaan op diverse NGF-projecten om deze in het juiste ritme te zetten. Zo is 15 miljoen euro van het project Nationale Aanpak Professionalisering van Leraren geschoven naar 2026 en 2027 omdat de betreffende subsidieregelingen pas later in de tijd van start zullen gaan. Daarnaast is de tweede tranche van in totaal 42,9 miljoen euro voor het LLO-collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden akkoord bevonden door de NGF-commissie en in het juiste ritme gezet in 2026 tot en met 2028.

Controleproces Uitwonendenbeurs herzieningen

Dit gaat om middelen die aan de OCW-begroting zijn toegevoegd voor het herzien van financiële maatregelen bij de uitwonendenbeurs, die tussen 2012 en 2023 door DUO zijn genomen. Met deze kasschuif worden de middelen nu in een passend kasritme geplaatst.

Loon- en prijsbijstelling

In verband met de Rijksbrede korting op de prijsbijstelling wordt er een kasschuif gedaan naar latere jaren op de middelen voor de loon- en prijsbijstelling om deze middelen doelgericht in te zetten.

Doorstroom beroepskolom

Dit betreft een kasschuif om de beschikbare middelen voor de tranche 2026 na de extensivering voor de Regeling doorstroom beroepskolom in het juiste kasritme te plaatsen.

Overige kasschuiven

Overige kasschuiven bestaan uit meerdere kleinere kasschuiven. Zo wordt 14 miljoen euro uit 2025 naar verwachting pas uitgegeven in 2026 en 2028 omdat de invoer van het nieuwe curriculum in het funderend onderwijs is uitgesteld. Daarnaast verschuift OCW 17,7 miljoen euro aan LPO uit 2025 naar 2026, 2027, en 2028 en 2030 om dit in het juiste ritme uit te kunnen keren aan agentschappen en ZBO’s.

Overboekingen met andere begrotingen

Nationaal versterkingsplan microchip talent

Er is cumulatief voor de jaren 2025 tot en met 2027 81 miljoen euro overgeheveld naar de EZ-begroting om de instroom van studenten en het aantal afgestudeerden in techniekopleidingen te vergroten, de participatiegraad van onbenut potentieel te vergroten en talent voor de techniek te behouden.

SPUK Uitkering Kansrijke Wijk

Een deel van de subsidie School en Omgeving loopt via gemeenten. Daarom wordt er vanuit het budget voor School en Omgeving in de periode 2026-2028 een bijdrage gedaan aan de specifieke uitkering Kansrijke Wijk van cumulatief 233 miljoen euro. Daarnaast draagt OCW in diezelfde periode ook nog 93 miljoen euro bij aan Kansrijke Wijk voor de specifieke uitkering Jonge Kind.

NGF LLO Collectief

Voor het NGF-project LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden is er een voorwaardelijk bedrag van 42,9 miljoen euro toegekend na goedkeuring van de NGF-commissie en de beide fondsbeheerders.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Overige overboekingen bestaan onder andere uit middelen voor een decentralisatie-uitkering overgeheveld aan BZK voor basisvaardigheden voor volwassenen (21,5 miljoen euro cumulatief), de bijdrage van VWS aan OCW voor de subsidie onderwijsconsulenten (5,9 miljoen euro cumulatief) en de overheveling van de lpo op de middelen voor officiële ontwikkelingshulp naar de OCW-begroting (4,3 miljoen euro structureel).

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling is overgemaakt naar de begroting van OCW.

Prijsbijstelling

Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

Een deel van de onderuitputting van 2024 wordt als eindejaarsmarge toegevoegd aan de OCW begroting van 2025. Deze Voorjaarsnota is conform besluit bij Miljoenennota 2025 een deel van de maximale 1 % eindejaarsmarge op regulier budget ingehouden ter dekking van hogere uitgaven voor de Hersteloperatie Toeslagen. Het OCW aandeel betreft 305,2 miljoen euro. De 100% eindejaarsmarge op NGF-projecten is volledig toegevoegd. De resterende eindejaarsmarge inclusief NGF bedroeg voor OCW 352,8 miljoen euro. Hiervan is 156,8 miljoen euro ingezet voor openstaande verplichtingen bij projecten van het Nationaal Groeifonds. 75,8 miljoen euro wordt ingezet als ombuiging, zie hierboven onder ‘inzet eindejaarsmarge. Daarnaast is er 61,7 miljoen euro ingezet ter compensatie van de korting op de prijsbijstelling in 2025. De overige 58,4 miljoen euro wordt ingezet voor openstaande verplichtingen en intensiveringen, waaronder 16,7 miljoen euro voor weerbaarheid kennisinstellingen.

Tot slot is 19,7 miljoen euro van de middelen die bestemd waren voor het kwijtschelden van DUO-schulden bij gedupeerden, partners en ex-partners als gevolg van de kinderopvangtoeslagenaffaire (KOT) in 2024 niet tot besteding gekomen. Omdat deze middelen naar verwachting nog steeds nodig zijn voor de hersteloperatie is dit bedrag opnieuw toegevoegd aan de begroting van OCW.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van OCW.

Desalderingen

Desalderingen

Er zijn meerdere desalderingen gedaan.

Technisch

Er zijn meerdere technische correcties doorgevoerd en technische herschikkingen tussen budgetten die geen budgettaire effecten hebben. Een voorbeeld zijn herschikkingen binnen het apparaatsartikel na verdere concretisering van de invulling van de apparaatstaakstelling.

Niet-kaderrelevant

Niet-kaderrelevant

De tranche 2025 van de niet-kaderrelevante prijsbijstelling is overgemaakt naar de begroting van OCW. Daarnaast is er een meevaller op de niet-kaderrelevante uitgaven aan studiefinanciering die voornamelijk wordt veroorzaakt doordat voor alle niveaus het percentage van de studenten dat gebruik maakt van leningen is gedaald. Ook is er bij hbo en wo sinds 2023 een flinke daling in het gemiddelde leenbedrag. Daarbij daalt de fractie gebruikers van de basisbeurs en de hoogte van de aanvullende beurs. Tenslotte draagt ook het lagere aantal studenten uit de Referentieraming bij aan de meevaller.

Ontvangsten

Meevallers

Ontvangstenbudget GOAB (gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid)

OCW ontvangt in 2025 incidenteel 7 miljoen euro door terugvorderingen op de specifieke uitkering voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid over de periode 2019-2022.

Studiefinancieringsraming

Er is een incidentele tegenvaller bij de SF-ontvangsten, met name doordat er sprake is van lagere mbo-studentenaantallen ten opzichte van de vorige referentieraming. Daardoor vallen de lesgeldontvangsten met name in de eerste jaren lager uit. In latere jaren valt dit effect grotendeels weg omdat het aantal bol-studenten volgens de Referentieraming toeneemt. De structurele meevaller van 2 miljoen euro ontstaat met name door hoger geraamde ontvangsten via opbrengsten uit OV-boetes.

Intensiveringen

Wettelijke rente SF

DUO heft sinds augustus 2024 geen wettelijke rente bij debiteuren waarmee een betalingsregeling is getroffen. Met deze intensivering, van twee maal 1,4 miljoen euro, wordt deze regeling voortgezet in 2027 en 2028.

Generaal dossier

Rente op SF

In 2025 en 2026 zijn de renteontvangsten naar beneden bijgesteld, wat zorgt voor een tegenvaller. Op basis van realisatiegegevens over 2024 blijkt dat de renteontvangsten langzamer ingroeien dan gedacht. Op de lange termijn is er ook een tegenvaller. Dit komt doordat de totale uitstaande hoofdsom afneemt doordat oud-studenten versneld aflossen en studenten minder lenen. Tenslotte worden de tegemoetkomingen voor de leenstelselstudenten in 2025 en 2027 voor een deel verrekend met uitstaande studieschulden. Hierdoor komen er in die jaren extra renteontvangsten binnen wat leidt tot een meevaller in 2027.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Desalderingen

Er zijn meerdere desalderingen gedaan, waaronder een desaldering van 7,3 miljoen euro op de Ster-inkomsten wegens lagere Ster-inkomsten dan verwacht. Ook is er een meevaller bij DUO doordat er meer IKB-dagen zijn opgenomen dan gedacht (2,9 miljoen euro).

Technisch

Er is een technische correctie doorgevoerd waarbij een deel van het niet-kaderrelevante studiefinancieringsbudget als tevens niet-EMU relevant is gemarkeerd. Dit heeft geen budgettaire consequentie.

Niet-kaderrelevant

Studiefinanciering NR

In 2024 zijn de ontvangsten hoger uitgevallen dan geraamd, omdat oud-studenten meer aflossen dan noodzakelijk. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door stijgende rentelasten. In 2025 en 2027 ontstaat een extra grote meevaller door de verrekening van de tegemoetkomingen met de uitstaande studieschulden. Studenten zijn tenslotte ook minder gaan lenen dan eerder geraamd. Hierdoor neemt de totale hoofdsom van uitstaande schulden de komende jaren flink af (met circa 3,5 miljard euro in 2030).

Ontvangsten Oekraïne

Er is eenmalig 19 miljoen euro teruggevorderd op het gebied van voorschoolse educatie en noodhuisvesting voor Oekraïense leerlingen na afhandeling van de verantwoording over de specifieke uitkering voor deze middelen bij gemeenten.

Financiën

Financiën

IXB Financiën: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 27.662 28.809 11.046 10.026 10.073 0
Meevallers ‒ 35 ‒ 34
Herverzekering leverancierskredieten 7
Vrijval middelen ‒ 42 ‒ 34
Tegenvallers 37 18 1 2 2 2
Tegenvaller EIB-EGF 34 17 ‒ 2
Overige tegenvallers 3 2 3 2 2 2
Intensiveringen 90 540 33 18 11 11
Aanvullende Post opvraag Box 3 45 50
Inzage Fiscaal Dossier (amendement Omtzigt) 16 9
Uitvoeringskosten CBAM 6 5 2
Fiscale uitvoeringskosten 5 16
ICT uitgaven 5 5 5 5 5 5
Amendement Belangenbehartiger 2 2 2 2 2 2
Aanvullende Post opvraag Toeslagen Herstel 445 20 8
Overige intensiveringen 11 9 4 3 3 3
Ombuigingen ‒ 81 ‒ 84 ‒ 53 ‒ 48 ‒ 48 ‒ 48
Ombuiging nog onverdeeld ‒ 10 ‒ 15 ‒ 14 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9
Ombuiging Belastingdienst ‒ 25 ‒ 29
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting ‒ 38 ‒ 38 ‒ 38 ‒ 38 ‒ 38 ‒ 38
Overige ombuigingen ‒ 9 ‒ 3 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Kasschuiven ‒ 590 ‒ 371 591 371
Kasschuif Wereldbank 329 ‒ 329
Kasschuiven scan en detectie ‒ 20 12 8
Kasschuiven Toeslagen Herstel ‒ 892 ‒ 60 591 362
Overige kasschuiven ‒ 7 7
Overboekingen met andere begrotingen 35 10 35 35 127 197
Overboekingen BCF 16 6 6 5 4 4
Naleving sancties 4 3 27 27 27 27
Wereldbank 95 165
Overige overboekingen met andere begrotingen 15 0 3 3 2 2
Kadercorrecties 1 0 0 0 0
Afschaffen criterium samengestelde gezinnen 1 0 0 0 0
Loonbijstelling 188 183 179 177 176 176
Loonbijstelling 188 183 179 177 176 176
Prijsbijstelling 47 32 27 20 19 19
Prijsbijstelling 47 32 27 20 19 19
Eindejaarsmarge 309
Doorgeschoven middelen Toeslagen Herstel 2024 289
Eindejaarsmarge 19
Extrapolatie 9.882
Extrapolatie 9.882
Technisch 22 24 24 18 12 12
Desalderingen 22 24 24 18 12 12
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-kaderrelevant 3.092 73 70 77 76 71
Reservering kapitaalstorting TenneT Duitsland 3.000
Belasting- en invorderingsrente 92 73 70 77 76 71
Overig niet-kaderrelevant 0 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 30.776 29.201 11.952 10.695 10.448 10.322
IXB Financiën: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 3.658 4.426 4.665 4.582 4.561 0
Meevallers 23 15
Meevaller niet-belastingontvangsten 15 15
Herverzekering leverancierskredieten 8
Generaal dossier 55 10 50 15 20 20
Dividenden staatsdeelnemingen 55 10 50 15 20 20
Extrapolatie 4.565
Extrapolatie 4.565
Technisch 22 24 24 18 12 12
Desalderingen 22 24 24 18 12 12
Niet-kaderrelevant 154 ‒ 438 ‒ 219 ‒ 151 69 97
Verkoop aandelen ABN AMRO 410
Belasting- en invorderingsrente 125 95 116 123 137 135
Premieontvangsten garantie TenneT Nederland 3 33 75 115 157 188
Schaderestituties ekv ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
Renteontvangsten lening Griekenland ‒ 9 ‒ 10 ‒ 5 ‒ 2 1 1
Renteontvangsten lening TenneT ‒ 115 ‒ 159 ‒ 13
Dividenden financiële staatsdeelnemingen ‒ 254 ‒ 232 ‒ 227 ‒ 222 ‒ 222 ‒ 222
Aflossing lening Griekenland ‒ 160 ‒ 160 ‒ 160
Overig niet-kaderrelevant 0 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 3.913 4.037 4.520 4.464 4.662 4.695

Uitgaven

Meevallers

Herverzekering leverancierskredieten

De uitgaven (uitvoeringskosten en schade-uitkeringen) en ontvangsten (premie en schaderestitutie) van de herverzekering leverancierskredieten vallen hoger uit. Per saldo is er sprake van een meevaller van circa 1 miljoen euro (door 8 miljoen euro hogere ontvangsten tegenover 7 miljoen hogere uitgaven).

Vrijval middelen

Een deel (circa 75 miljoen euro in totaal) van het budget op artikel 10 (nog onverdeeld) en 1 (Belastingen) in 2025 en 2026 wordt naar verwachting niet besteed en valt daarom vrij voor het generale beeld.

Tegenvallers

Tegenvaller EIB-EGF

Dit betreft een corona gerelateerde tegenvaller van 49 miljoen euro bij het pan-Europees garantiefonds (EGF) van de European Investment Bank (EIB). De allocatieperiode voor de producten in het fonds is afgelopen, waardoor het EGF nu in een fase zit waarin de garanties ingeroepen kunnen worden. Omdat de investeringen onder het garantiefonds een hoog risicoprofiel hebben, is een verliesraming opgenomen. De betalingen voor 2025 en 2026 vallen naar schatting hoger uit dan eerder verondersteld.

Overige tegenvallers

Dit betreft meerdere beperkte tegenvallers waaronder hogere kosten voor multibanking.

Intensiveringen

Aanvullende Post opvraag box 3

Voor de uitvoering van rechtsherstel en overbruggingswetgeving van box 3 zijn er middelen gereserveerd op de Aanvullende Post (AP). Deze worden dit voorjaar gedeeltelijk (95 miljoen euro in totaal) overgeheveld naar artikel 1 (Belastingen).

Inzage Fiscaal Dossier (amendement Omtzigt)

Het amendement Omtzigt voorziet in een recht op inzage in het eigen fiscale dossier. Ten behoeve van de uitvoering hiervan wordt 25 miljoen euro gereserveerd.  Het amendement is gericht op voldoen aan artikel 66a van het Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), dat op 31 december 2025 van kracht wordt.

Uitvoeringskosten CBAM

Het Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) treedt vanaf 1 januari 2026 in werking, dit is een Europese verordening die de EU inzet om de CO2-uitstoot die is vrijgekomen bij de productie van bepaalde goederen buiten de EU, aan de grens te corrigeren. De CBAM brengt uitvoeringskosten mee voor de Douane en de Nederlandse Emissieautoriteit (circa 13 miljoen euro in totaal). In afwachting van de uitwerking van Europese uitvoeringswetgeving worden er voor nu incidentele middelen geboekt.

Fiscale uitvoeringskosten

Betreft extra middelen voor de Belastingdienst voor uitvoeringskosten van diverse fiscale wet- en regelgeving (circa 21 miljoen euro in totaal).

ICT uitgaven

Vanwege diverse ontwikkelingen op ICT-gebied, marktwerking en bijdrage aan Shared service organisaties (SSO’s) zijn er hogere ICT-uitgaven (structureel 5 miljoen euro).

Amendement Belangenbehartiger

Om invulling te geven aan het amendement van Dijk en Grinwis wordt structureel 2 miljoen euro extra beschikbaar gesteld aan de Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden. De dekking voor dit amendement komt vanaf de reservering hiervoor op de Aanvullende Post.

Aanvullende Post opvraag Toeslagen Herstel

Ten behoeve van verschillende onderdelen van de hersteloperatie Toeslagen wordt er een beroep gedaan op de reservering op de AP van 473 miljoen euro in totaal. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om middelen voor de compensatie van aanvullende schade. Het gaat om onderdelen waarvoor eerder al een reservering is gemaakt in afwachting van definitieve besluitvorming. Op basis van de actuele inzichten inzake aantallen, bedragen, nu adequaat geachte aannames en gekozen richting is de verwachting dat op dit moment niet meer budget benodigd is dan het huidige totaalbudget van 11,7 miljard euro dat meerjarig voor de hersteloperatie beschikbaar is.

Overige intensiveringen

Betreft meerdere kleinere intensiveringen waaronder een hogere bijdrage aan het Nationale Cybersecurity Centrum en hogere kosten voor schatkistbankieren. Daarnaast betreft dit middelen voor de Belastingdienst, Toeslagen en het kerndepartement in het kader van Informatiehuishouding op orde (IOO).

Ombuigingen

Ombuiging nog onverdeeld

Dit betreft de inzet van middelen vanuit artikel 10 (nog onverdeeld) ter dekking van diverse tegenvallers en intensiveringen.

Ombuiging Belastingdienst

De beschikbare ruimte van circa 54 miljoen euro binnen de Belastingdienst wordt onder andere ingezet voor de noodzakelijke intensiveringen voor inzage fiscaal dossier en fiscale uitvoeringskosten.

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

De dekking voor het amendement Bontenbal c.s. is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van Financiën is structureel verlaagd met 38 miljoen euro ten behoeve van het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het HLA. Dit wordt gedekt binnen artikel 1.

Overige ombuigingen

Diverse beperkte knelpunten op de Financiën begroting worden binnen de bestaande budgetten ingepast door om te buigen op voornamelijk eigen personeel. Verder betreft dit de overheveling van bestaande budgetten vanuit artikel 10 in het kader van IOO naar de directoraten-generaal.

Kasschuiven

Kasschuif Wereldbank

Dit betreft een aanpassing van het kasritme van de International Development Association (IDA) bijdragen aan de Wereldbank. De geplande betalingen van circa 330 miljoen euro in 2026 worden al bijgedragen in 2025.

Kasschuiven scan en detectie

Dit betreft twee kasschuiven t.b.v. de aanschaf van scan-en detectiematerialen door de Douane. Een onderdeel hiervan is de vervangingsopgave van scan-en-detectiemateriaal voor het realiseren van afbouw van het gebruik van elektronica uit landen met een offensief cyberprogramma.

Kasschuiven Toeslagen Herstel

In het kader van realistisch ramen worden middelen voor Toeslagen Herstel geschoven naar 2027 en 2028. Dit betreft 892 miljoen euro uit 2025 en 60 miljoen euro uit 2026. Het moment van uitvoering van onder andere de compensatie van aanvullende schade valt later dan eerder verondersteld.

Overige kasschuiven

Dit betreft de kasschuiven voor vernieuwing van het Treasury Management System (TMS) en voor Informatiehuishouding op orde (IOO).

Overboekingen met andere begrotingen

Overboekingen BCF

Dit betreft verschillende overboekingen van andere begrotingen naar het Btw-compensatiefonds (BCF).

Naleving sancties

Er wordt structureel 36,5 miljoen euro vrijgemaakt voor versterken van de sanctie naleving in Nederland. Deze middelen zijn toegevoegd aan de begroting van BZ, als coördinerend departement. Met deze middelen wordt onder andere een Centraal Meldpunt Sancties opgericht, waarbij BZ, Financiën, JenV en EZ bij zijn betrokken. Ook wordt hieruit structureel 27 miljoen euro overgeboekt naar Financiën voor het continueren van de inzet van de Douane en de FIOD.

Wereldbank

Dit betreft extra middelen ten gunste van de IDA-bijdrage aan de Wereldbank, overgeheveld vanuit de begroting van BHO. De IDA-bijdrage valt onder het ODA-budget.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft verschillende beperkte overboekingen met andere begrotingen.

Kadercorrecties

Afschaffen criterium samengestelde gezinnen

De vereenvoudiging in het toeslagpartnerschap door het afschaffen van het criterium samengestelde gezinnen per 2027 leidt tot incidentele uitvoeringskosten in 2026 (1 miljoen euro). Structureel leidt de maatregel tot een beperkte besparing (0,4 miljoen euro).

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling wordt toegevoegd aan de begroting van Financiën.

Prijsbijstelling

Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

Doorgeschoven middelen Toeslagen Herstel 2024

De programmamiddelen voor Toeslagen Herstel in 2024 zijn niet volledig besteed. De uitvoering van enkele regelingen verloopt minder snel dan eerder verondersteld. Deze middelen (289 miljoen euro) worden toegevoegd aan het budget in 2025. De verwachting is dat deze middelen in latere jaren nodig zijn om mensen die gedupeerd zijn door de problemen met toeslagen te kunnen compenseren.

Eindejaarsmarge

De eindejaarsmarge 2024 van 19 miljoen euro wordt toegevoegd aan de begroting van Financiën.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Financiën.

Technisch

Desalderingen

Dit betreft een totaal van meerdere desalderingen waaronder voor apparaat en geleverde diensten aan het ODC (Overheids Data Centrum). Hiertegenover staan evenredige ontvangsten.

Overig technisch

Dit betreft enkele technische mutaties die per saldo op nul sluiten.

Niet-kaderrelevant

Reservering kapitaalstorting TenneT Duitsland

In totaal is een reservering van 7,3 miljard euro voor kapitaalstortingen in TenneT Duitsland opgenomen. Hiervan is 3,0 miljard euro opgenomen op de Financiënbegroting en is de overige 4,3 miljard euro op de Aanvullende Post gereserveerd. De gehele reservering moet worden gezien als een last resort maatregel, die zal worden gebruikt in het onverwachte geval dat de deelname van private investeerders niet voldoende is om de gehele kapitaalbehoefte in te vullen of indien de schuldherstructurering tot onaanvaardbare kosten leidt. Het kabinet acht een deelname van private investeerders in TenneT Duitsland de beste structurele oplossing voor het invullen van de kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland.

Belasting- en invorderingsrente

De raming van de belasting- en invorderingsrente wordt geactualiseerd naar aanleiding van de nieuwe raming van de korte rente uit het CEP van CPB en de realisatiecijfers uit 2024. Verder wordt er in 2025 23 miljoen euro aan rentevergoedingen geraamd in verband met het dossier Sondervermögen (oordeel van de Hoge Raad dat een groot Duits vastgoedfonds niet belastingplichtig is in Nederland en daarom geen winstbelasting hoefde te betalen).

Overig niet-kaderrelevant

Dit betreft enkele niet-kaderrelevante mutaties die per saldo op nul sluiten.

Ontvangsten

Meevallers

Meevaller niet-belastingontvangsten

Dit betreft een meevaller (30 miljoen euro in totaal) die voortkomt uit de bijstelling van de raming van de niet-belastingontvangsten (boetes en schikkingen), deze meevaller wordt afgedragen aan het generale beeld.

Herverzekering leverancierskredieten

De uitgaven (uitvoeringskosten en schade-uitkeringen) en ontvangsten (premie en schaderestitutie) van de herverzekering leverancierskredieten vallen hoger uit. Per saldo is er sprake van een meevaller van circa 1 miljoen euro (door 8 miljoen euro hogere ontvangsten tegenover 7 miljoen euro hogere uitgaven).

Generaal dossier

Dividenden staatsdeelnemingen

De dividendraming van de niet-financiële staatsdeelnemingen wordt aangepast als gevolg van de huidige marktomstandigheden. Er worden per saldo hogere autonome ontvangsten verwacht. Onder meer de winst van Schiphol valt de komende jaren hoger uit dan was geraamd in de begroting. Wel is het dividenduitkeringspercentage van Schiphol verlaagd om Schiphol, gegeven haar grote investeringsagenda, een gezonde financiële positie te laten behouden.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Financiën.

Technisch

Desalderingen

Dit betreft een totaal van meerdere desalderingen waaronder voor apparaat en geleverde diensten aan het ODC (Overheids Data Centrum). Hiertegenover staan evenredige uitgaven.

Niet-kaderrelevant

Verkoop aandelen ABN AMRO

De Staat bouwt, via NL Financial Investments (NLFI), haar belang in ABN AMRO af. De verwachte ontvangsten nemen met 410 miljoen euro toe als gevolg van de verkoop van aandelen ABN AMRO door de Staat.

Belasting- en invorderingsrente

De raming van de belasting- en invorderingsrente wordt geactualiseerd naar aanleiding van de nieuwe raming van de korte rente uit het CEP van het CPB en de realisatiecijfers uit 2024. Daarnaast betreft dit een beleidsmatige aanpassing met betrekking tot de belastingrente bij de erfbelasting.

Premieontvangsten garantie TenneT Nederland

De Staat ontvangt als garantieverstrekker een garantiepremie voor het verstrekken van de garantie aan TenneT Nederland. De premie wordt betaald over alle schuld die TenneT nieuw heeft aangetrokken onder de garantie en is gelijkgesteld aan het verwachte financieringsvoordeel dat TenneT krijgt door het verstrekken van de garantie.

Schaderestituties ekv

De raming voor de schaderestituties exportkredietverzekeringen (ekv) wordt structureel met 5 miljoen euro naar beneden bijgesteld. Dit komt doordat de ekv een vraaggestuurd instrument is. Op basis van daadwerkelijk opgelopen (niet-definitieve) schades en de inzet op het verhalen van de schade bij tegenpartijen kan de uiteindelijke stand van de recuperaties afwijken van de ramingen.

Renteontvangsten lening Griekenland

Op basis van de meest recente renteramingen van het CPB en de bijstelling van de aflossing van de lening worden de verwachte renteontvangsten van de lening aan Griekenland bijgesteld.

Renteontvangsten lening TenneT

De raming van de renteontvangsten op de lening aan TenneT wordt bijgesteld aan de hand van de meest recente inzichten ten aanzien van het betaalritme waarmee TenneT de rente op leningsfaciliteit voldoet en de hoogte van de rente.

Dividenden financiële staatsdeelnemingen

De dividendraming wordt aangepast naar de meest recente informatie over het verwachte dividend van de financiële staatsdeelnemingen. De realisatie valt lager uit dan geraamd door de afbouw van het belang in ABN AMRO16, hierdoor wordt over minder aandelen dividend ontvangen.

Aflossing lening Griekenland

De raming voor de aflossing van de lening Griekenland wordt bijgesteld. In 2024 heeft Griekenland een deel van de uitstaande leningen onder de Greek Loan Facility vervroegd afgelost. Het afgeloste bedrag staat gelijk aan de voorziene aflossing voor 2026, 2027 en 2028, waardoor in deze jaren niet zal worden afgelost.

Overig niet-kaderrelevant

Dit betreft enkele niet-kaderrelevante mutaties die per saldo op nul sluiten.

Nationale Schuld (Transactiebasis)

IXA Nationale Schuld: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 33.282 44.295 51.197 51.622 49.812 0
Intensiveringen 2 1
Treasury Management Systeem 2 1
Extrapolatie 48.776
Extrapolatie 48.776
Niet-kaderrelevant ‒ 1.039 ‒ 1.059 ‒ 1.333 ‒ 625 1.919 2.193
Rente vlottende schuld 81 467 571 615 684 683
Aflossing vaste schuld 2 ‒ 123 ‒ 626 2 2.444 2.451
Rentelasten kasbeheer ‒ 485 ‒ 337 ‒ 202 ‒ 159 12 412
Rente vaste schuld ‒ 637 ‒ 1.066 ‒ 1.076 ‒ 1.083 ‒ 1.221 ‒ 1.353
Overig niet-kaderrelevant 0 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 32.243 43.238 49.864 50.997 51.732 50.969
IXA Nationale Schuld: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 84.308 109.782 83.197 82.524 80.316 0
Extrapolatie 77.895
Extrapolatie 77.895
Niet-kaderrelevant ‒ 2.793 ‒ 12.047 2.559 ‒ 1.080 ‒ 3.753 1.110
Mutatie vlottende schuld 28.203
Ontvangen aflossingen ‒ 1 ‒ 3 ‒ 5 ‒ 26 ‒ 48 286
Rentebaten kasbeheer ‒ 30 ‒ 30 ‒ 28 ‒ 27 ‒ 25 17
Mutatie in rekening courant en deposito ‒ 1.881 ‒ 1.842 82 716 1.649 2.522
Uitgifte vaste schuld ‒ 29.084 ‒ 10.172 2.511 ‒ 1.743 ‒ 5.329 ‒ 1.716
Overig niet-kaderrelevant 0 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 81.515 97.735 85.756 81.444 76.563 79.005

Uitgaven

Intensiveringen

Treasury Management Systeem

Dit betreft extra middelen voor de implementatie van een nieuwe versie van het Treasury Management Systeem. De middelen worden gedekt via de Financiën begroting (9B).

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van de Nationale Schuld.

Niet-kaderrelevant

Rente vlottende schuld

De raming van de rentelasten vlottende schuld valt per saldo hoger uit als gevolg van wijzigingen in de omvang van de kortlopende schuld en de hoogte van de korte rente. De korte rente is door het CPB lager geraamd in het CEP dan de rente waarmee in de ontwerpbegroting 2025 rekening is gehouden. Echter, doordat de omvang van de kortlopende schuld naar verwachting toeneemt, ontstaat een structurele tegenvaller van 81 miljoen euro in 2025 oplopend tot 683 miljoen euro in 2030.

Aflossing vaste schuld

Door de vervroegde aflossing van obligaties in 2024 zal in 2026 en 2027 minder afgelost worden (in totaal 749 miljoen euro). In 2029 en 2030 neemt de aflossing van de vaste schuld met in totaal 4,9 miljard euro toe als gevolg van de uitgifte van nieuwe staatsobligaties.

Rentelasten kasbeheer

De raming van de rentelasten kasbeheer daalt in 2025 met 485 miljoen euro ten opzichte van de ontwerpbegroting 2025 met name als gevolg van de nieuwe raming sociale fondsen. In 2030 stijgt de raming van de rentelasten kasbeheer met 412 miljoen euro onder andere door de verwachting dat sociale fondsen meer middelen zullen aanhouden in de schatkist.

Rente vaste schuld

De rentelasten vaste schuld vallen naar verwachting lager uit met name als gevolg van het financieringsplan 2025 waarin is opgenomen dat er minder schuld wordt uitgegeven op de kapitaalmarkt. Daarentegen is er gerekend met hogere rentepercentages zoals die door het CPB zijn geraamd in het CEP. Hierdoor ontstaat per saldo een structurele meevaller van 637 miljoen euro in 2025 oplopend tot 1,4 miljard euro in 2030.

Overig niet-kaderrelevant

Deze post bestaat uit diverse niet-kaderrelevante mutaties die onder de ondergrens vallen.

Ontvangsten

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van de Nationale Schuld.

Niet-kaderrelevant

Mutatie vlottende schuld

De vlottende schuld neemt in 2025 naar verwachting toe met 28,2 miljard euro als gevolg van het financieringsplan 2025 waarin is opgenomen dat er meer financiering wordt aangetrokken op de geldmarkt. Schommelingen in de financieringsbehoefte in een lopend begrotingsjaar worden zo veel mogelijk opgevangen op de geldmarkt.

Ontvangen aflossingen

Op basis van de actuele inzichten wordt verwacht dat de aflossingen op de leningen, die door de agentschappen en rechtspersonen met een wettelijke taak in het kader van schatkistbankieren worden afgesloten, in de periode van 2025 tot en met 2029 per saldo lager uitvallen dan eerder geraamd. Voor 2030 is de verwachting dat er per saldo meer afgelost zal worden.

Rentebaten kasbeheer

De raming van de rentebaten kasbeheer is in de periode van 2025 t/m 2029 lager dan geraamd bij de ontwerpbegroting 2025. Dit is het gevolg van het bijwerken van de realisatie van verstrekte leningen en de nieuwe rentestanden in de CEP-raming van het CPB. In 2030 worden hogere rentebaten verwacht.

Mutatie in rekening courant en deposito

Uit de actualisatie van de raming van uitgaven en ontvangsten van sociale fondsen blijkt dat deze fondsen in 2025 en 2026 naar verwachting minder overtollige middelen zullen storten in de schatkist. Dit betekent dat de geraamde mutatie in het saldo op de rekeningen-courant en deposito’s daalt ten opzichte van de ontwerpbegroting 2025. Voor de periode van 2027 t/m 2030 is de verwachting dat de sociale fondsen meer middelen aanhouden in de schatkist.

Uitgifte vaste schuld

De raming van de uitgifte vaste schuld is voor het lopende jaar met 29,1 miljard euro naar beneden bijgesteld als gevolg van het financieringsplan 2025. Daarin is opgenomen dat de Nederlandse staat 40 miljard euro aan staatsobligaties zal uitgegeven. Het financieringsplan geeft een beschrijving van de geschatte omvang en de totstandkoming van de financieringsbehoefte van de Nederlandse staat voor 2025 en een overzicht van de manier waarop het Agentschap van plan is deze in te vullen. Daarnaast is de raming van de uitgifte vaste schuld voor 2026 en voor de periode van 2028 tot en met 2030 naar beneden bijgesteld als gevolg van een lager geraamd kastekort. In 2027 wordt naar verwachting per saldo meer schuld uitgegeven door hogere uitgaven van de Rijksoverheid.

Overig niet-kaderrelevant

Deze post bestaat uit diverse niet-kaderrelevante mutaties die onder de ondergrens vallen.

Defensie (inclusief Defensiematerieelbegrotingsfonds)

Defensie

X Defensie: Uitgaven
X Defensie: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 12.244 12.391 10.737 10.949 11.092 0
Intensiveringen 14 251 324 289 221 86
Invulling bestedingsplannen 2% augustusbesluitvorming 223 290 221 139 0
Grensbewaking Koninklijke Marechaussee 14 28 34 67 83 86
Amendement Van der Wal Veteranenplatform 0
Ombuigingen 0
Amendement Van der Wal Veteranenplatform 0
Kasschuiven ‒ 14 ‒ 24 ‒ 4 18 16 8
Kasschuiven ‒ 14 ‒ 24 ‒ 4 18 16 8
Overboekingen met andere begrotingen 545 511 560 585 608 645
Overboeking aandeel loonontwikkeling Defensiebegroting 414 425 443 449 455 458
Overboeking aandeel prijsontwikkeling Defensiebegroting 54 54 56 56 55 56
Overboekingen met Defensiematerieelbegrotingsfonds 17 27 42 60 78 104
Middelen HLA Nationale veiligheid versterken 1 8 21 21 21 21
Overige overboekingen met andere begrotingen 59 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 6
Eindejaarsmarge 36
Eindejaarsmarge 36
Extrapolatie 11.313
Extrapolatie 11.313
Technisch 4 4 4 4 4 4
Technisch 4 4 4 4 4 4
Niet-kaderrelevant 2.326 138 1.000
Continuering militaire steun Oekraïne 1.990 138 1.000
Kasschuif Oekraïne Nota van Wijziging 703
Oekraïnesteun uit eigen voorraad ‒ 250
Oekraïne - overig ‒ 117
Stand Voorjaarsnota 15.155 13.271 12.620 11.845 11.941 12.055
X Defensie: Ontvangsten
X Defensie: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 245 275 384 144 144 0
Extrapolatie 144
Extrapolatie 144
Technisch 4 4 4 4 4 4
Technisch 4 4 4 4 4 4
Niet-kaderrelevant 48
Oekraïne 48
Stand Voorjaarsnota 297 279 388 148 148 148

Uitgaven

Intensiveringen

Invulling bestedingsplannen 2% augustusbesluitvorming

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. In augustus 2024 zijn aanvullende middelen vrijgemaakt om tot 2% te komen. Deze middelen zijn middels een Nota van Wijziging op de Ontwerpbegroting 2025 overgeheveld naar de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds. De middelen zijn bestemd voor de verdere versterking van Defensie in lijn met de Defensienota 2024 (DN24), zoals meer aanvullende investeringen in lucht- en raketverdediging, innovatie en versnelde inwerkingtreding van DN24 plannen.

Grensbewaking Koninklijke Marechaussee

Voor het intensiveren van de grensbewaking door de Koninklijke Marechaussee (KMar) is extra geld beschikbaar gesteld. Deze middelen worden nu overgeheveld naar de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Amendement Van der Wal Veteranenplatform

Bij de begrotingsbehandeling is 0,1 miljoen euro in 2025 beschikbaar gesteld voor de ondersteuning van het Veteranen Platform en zijn activiteiten.

Ombuigingen

Amendement Van der Wal Veteranenplatform

De materiële uitgaven worden verlaagd met 0,1 miljoen euro voor de dekking van dit amendement.

Kasschuiven

Dit betreft drie kasschuiven: Nationaal Fonds Ereschuld, Defensie open op orde en Airtraffic management. De uitgavenritmes worden aangepast naar aanleiding van geactualiseerde uitvoeringsinformatie.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking aandeel loonontwikkeling Defensiebegroting

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Hierdoor worden de defensie-uitgaven bijgesteld op basis van prijs- en volumeontwikkelingen van het bbp. Deze bijstellingen zijn geboekt op het DMF en het aandeel dat wordt besteed om de loonontwikkeling op de Defensiebegroting te ondervangen wordt daar naartoe overgeheveld.

Overboeking aandeel prijsontwikkeling Defensiebegroting

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Hierdoor worden de defensie-uitgaven bijgesteld op basis van prijs- en volumeontwikkelingen van het bbp. Deze bijstellingen zijn geboekt op het DMF en het aandeel dat wordt besteed om de prijsontwikkeling op de Defensiebegroting te ondervangen wordt daar naartoe overgeheveld.

Overboekingen met Defensiematerieelbegrotingsfonds

Er zijn diverse overboekingen gedaan tussen de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF). Zo worden er exploitatiemiddelen van investeringsprojecten overgeheveld naar de Defensiebegroting omdat de projecten in een dermate gevorderd stadium zijn dat personele bezetting versterkt kan worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Defensie Cyber Commando en voor vuursteun bij de Koninklijke Landmacht.

Middelen HLA Nationale veiligheid versterken

De HLA-middelen voor het versterken van Nationale veiligheid worden overgeboekt naar de begroting van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties t.b.v. de veiligheidsdiensten. De verdeling hiervan is in overleg tussen de verschillende departementen tot stand gekomen.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Deze post bestaat uit overboekingen met andere begrotingen. Dit betreft onder andere bijdrages van Buitenlandse Zaken van 25 miljoen euro aan de Koninklijke Marechaussee ten behoeve van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB), de toevoeging van 18 miljoen euro HGIS-eindejaarsmarge aan de begroting van Defensie, en 21 miljoen euro van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor versterking van het grenstoezicht van de Caribische landen in het Koninkrijk.

Eindejaarsmarge

Dit betreft de toevoeging van de eindejaarsmarge 2024 van 36 miljoen euro aan de begroting van Defensie.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Defensie.

Technisch

Defensie declareert zorgkosten van militairen bij de zorgverzekeraar Stichting ZiektekostenVerzekering Krijgsmacht (SZVK), waaraan militairen ziektekostenpremies afdragen. De ontvangsten gerelateerd aan deze declaratiestromen zijn met 4 miljoen euro verhoogd.

Niet-kaderrelevant

Continuering militaire steun Oekraïne

Bovenop de circa 10 miljard euro die sinds het uitbreken van de oorlog reeds beschikbaar is gesteld aan militaire steun, heeft het kabinet besloten om de militaire steun te continueren met 3,1 miljard euro op de defensiebegroting. De militaire en geopolitieke ontwikkelingen rondom Oekraïne leiden ertoe dat 2 miljard euro van dit pakket versneld in 2025 wordt geplaatst. Hier worden onder meer drones van gekocht, in samenwerking met de Oekraïense industrie.

Kasschuif Oekraïne Nota van Wijziging

Het budget voor militaire steun aan Oekraïne in 2025 is via een Nota van Wijziging op de Ontwerpbegroting 2025 met 750 miljoen euro verhoogd. Dit budget is middels een verlaging van het budget in 2024 in de tweede suppletoire begroting verschoven, omdat deze uitgaven niet meer werden verwacht in 2024. Echter, enkele steunleveringen (met name munitie) zijn alsnog versneld tot realisatie gekomen (47 miljoen euro) in 2024. De kasschuif zoals doorgevoerd bij Najaarsnota en Nota van wijziging komt daarmee uit op een bedrag van 703 miljoen euro in plaats van de eerder verwachte 750 miljoen euro.

Oekraïnesteun uit eigen voorraad

Ter compensatie van geleverd materieel uit eigen voorraad aan Oekraïne is 250 miljoen euro overgeheveld naar het DMF. Door deze compensatie kan het geleverde materieel worden vervangen.

Oekraïne - overig

Een steunlevering aan Oekraïne die middels cofinanciering met een ander land zou plaatsvinden is komen te vervallen. De uitgaven en ontvangsten zijn eerder uit 2024 weggeschoven naar 2025 via de kasschuif van 750 miljoen euro. Met het wegvallen van de ontvangsten worden de uitgaven met hetzelfde bedrag van 117 miljoen euro verlaagd.

Ontvangsten

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Defensie.

Technisch

Defensie declareert zorgkosten van militairen bij de zorgverzekeraar Stichting ZiektekostenVerzekering Krijgsmacht (SZVK), waaraan militairen ziektekostenpremies afdragen. De ontvangsten gerelateerd aan deze declaratiestromen zijn met 4 miljoen euro verhoogd.

Niet-kaderrelevant - Oekraïne

Nederland schaft materieel aan voor steun aan Oekraïne samen met andere landen, die een deel van de lasten dragen. Deze ontvangsten zijn niet gerealiseerd in 2024 en schuiven door naar 2025.

Defensiematerieelbegrotingsfonds

K Defensiematerieelbegrotingsfonds: Uitgaven (2025-2030)
K Defensiematerieelbegrotingsfonds: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 9.775 12.323 12.690 13.073 12.708 11.795
Intensiveringen 31 565 522 891 1.151 1.232
Intensivering Defensie Voorjaarsnota 2025 90 507 657 737
Invulling bestedingsplannen 2% augustusbesluitvorming 537 383 313 426 430
Grensbewaking Koninklijke Marechaussee 31 28 48 72 68 65
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 561 ‒ 504 ‒ 536 ‒ 562 ‒ 584 ‒ 613
Overboeking aandeel loonontwikkeling Defensiebegroting ‒ 414 ‒ 425 ‒ 443 ‒ 449 ‒ 455 ‒ 458
Overboeking aandeel prijsontwikkeling Defensiebegroting ‒ 54 ‒ 54 ‒ 56 ‒ 56 ‒ 55 ‒ 56
Overboekingen met Defensiebegroting ‒ 17 ‒ 27 ‒ 42 ‒ 60 ‒ 78 ‒ 104
Security Fund ‒ 75
Middelen HLA Nationale veiligheid versterken 1 4 4 4 4
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 1 0 0 0 0 0
Kadercorrecties 190
Compensatie valutaschommelingen 190
Eindejaarsmarge 196
Eindejaarsmarge 196
Extrapolatie
Extrapolatie
Technisch 812 1.043 1.084 1.204 1.254 1.256
Prijstranche 2025 defensie-uitgaven 735 841 841 841 841 841
Volumebijstelling 2% bbp Voorjaar 2025 208 250 370 420 420
Bijstelling programmering Defensie-investeringen 152 733 708 585 2.102 2.208
Aanpassing over-/onderprogrammering ‒ 152 ‒ 733 ‒ 708 ‒ 585 ‒ 2.102 ‒ 2.208
Overig technisch 76 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 4
Niet-kaderrelevant 174 97 73 40 40
Kasschuif Oekraïnesteun uit eigen voorraad ‒ 250 97 73 40 40
Oekraïnesteun uit eigen voorraad 250
Oekraïne - overig 174
Stand Voorjaarsnota 10.617 13.427 13.857 14.681 14.570 13.709
K Defensiematerieelbegrotingsfonds: Uitgaven (2031-2040)
K Defensiematerieelbegrotingsfonds: Uitgaven
In miljoenen euro 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039 2040
Stand Basisstand Miljoenennota 11.792 11.737 11.769 11.331 11.380 11.405 11.379 11.276 11.262 0
Intensiveringen 1.218 1.231 1.246 1.246 1.246 1.246 1.246 1.246 1.246 802
Intensivering Defensie Voorjaarsnota 2025 737 737 737 737 737 737 737 737 737 737
Invulling bestedingsplannen 2% augustusbesluitvorming 415 428 443 443 443 443 443 443 443
Grensbewaking Koninklijke Marechaussee 65 65 65 65 65 65 65 65 65 65
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 575 ‒ 578 ‒ 609 ‒ 609 ‒ 575 ‒ 576 ‒ 576 ‒ 575 ‒ 575 ‒ 575
Overboeking aandeel loonontwikkeling Defensiebegroting ‒ 458 ‒ 458 ‒ 458 ‒ 458 ‒ 458 ‒ 458 ‒ 458 ‒ 458 ‒ 458 ‒ 458
Overboeking aandeel prijsontwikkeling Defensiebegroting ‒ 56 ‒ 56 ‒ 56 ‒ 56 ‒ 56 ‒ 56 ‒ 56 ‒ 56 ‒ 56 ‒ 56
Overboekingen met Defensiebegroting ‒ 65 ‒ 68 ‒ 99 ‒ 99 ‒ 66 ‒ 66 ‒ 66 ‒ 66 ‒ 65 ‒ 65
Security Fund
Middelen HLA Nationale veiligheid versterken 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4
Overige overboekingen met andere begrotingen 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Kadercorrecties
Compensatie valutaschommelingen
Eindejaarsmarge
Eindejaarsmarge
Extrapolatie 11.705
Extrapolatie 11.705
Technisch 1.254 1.254 1.254 1.254 1.254 1.254 1.254 1.254 1.254 1.254
Prijstranche 2025 defensie-uitgaven 841 841 841 841 841 841 841 841 841 841
Volumebijstelling 2% bbp Voorjaar 2025 420 420 420 420 420 420 420 420 420 420
Bijstelling programmering Defensie-investeringen 1.604 283 ‒ 233 ‒ 348 ‒ 161 ‒ 83 ‒ 355 ‒ 1.477 ‒ 1.880 2.014
Aanpassing over-/onderprogrammering ‒ 1.604 ‒ 283 233 348 161 83 355 1.477 1.880 ‒ 2.014
Overig technisch ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6
Niet-kaderrelevant
Kasschuif Oekraïnesteun uit eigen voorraad
Oekraïnesteun uit eigen voorraad
Oekraïne - overig
Stand Voorjaarsnota 13.688 13.644 13.660 13.222 13.304 13.329 13.303 13.200 13.186 13.186
K Defensiematerieelbegrotingsfonds: Ontvangsten (2025-2030)
K Defensiematerieelbegrotingsfonds: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 97 151 153 172 160 157
Extrapolatie
Extrapolatie
Technisch 76 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 4
Technisch 76 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 4
Stand Voorjaarsnota 173 145 146 166 154 153
K Defensiematerieelbegrotingsfonds: Ontvangsten (2031-2040)
K Defensiematerieelbegrotingsfonds: Ontvangsten
In miljoenen euro 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039 2040
Stand Basisstand Miljoenennota 151 151 144 144 144 144 144 144 144 0
Extrapolatie 144
Extrapolatie 144
Technisch ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6
Technisch ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6
Stand Voorjaarsnota 144 145 137 138 138 138 138 137 137 137

Uitgaven

Intensiveringen

Intensivering Defensie Voorjaarsnota 2025

Het kabinet investeert structureel 737 miljoen euro extra in Defensie. Deze intensivering komt bovenop de structurele volumebijstelling van 420 miljoen euro die beschikbaar wordt gesteld aan de Defensiebegroting middels de koppeling tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp.

Invulling bestedingsplannen 2% augustusbesluitvorming

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. In augustus 2024 zijn aanvullende middelen vrijgemaakt om tot 2% te komen. Deze middelen zijn middels een Nota van Wijziging op de Ontwerpbegroting 2025 overgeheveld naar de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds. De middelen zijn bestemd voor de verdere versterking van Defensie in lijn met de Defensienota 2024 (DN24), zoals meer aanvullende investeringen in lucht- en raketverdediging, innovatie en versnelde inwerkingtreding van DN24 plannen.

Grensbewaking Koninklijke Marechaussee

Voor het intensiveren van de grensbewaking door de Koninklijke Marechaussee (KMar) is extra geld beschikbaar gesteld. Deze middelen worden nu overgeheveld naar de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking aandeel loonontwikkeling Defensiebegroting

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Hierdoor worden de defensie-uitgaven bijgesteld op basis van prijs- en volumeontwikkelingen van het bbp. Deze bijstellingen zijn geboekt op het DMF en het aandeel wat wordt besteed om de loonontwikkeling op de Defensiebegroting te ondervangen wordt daar naartoe overgeheveld.

Overboeking aandeel prijsontwikkeling Defensiebegroting

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Hierdoor worden de defensie-uitgaven bijgesteld op basis van prijs- en volumeontwikkelingen van het bbp. Deze bijstellingen zijn geboekt op het DMF en het aandeel wat wordt besteed om de prijsontwikkeling op de Defensiebegroting te ondervangen wordt daar naartoe overgeheveld.

Overboekingen met Defensiebegroting

Er zijn diverse overboekingen gedaan tussen de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF). Zo worden er exploitatiemiddelen van investeringsprojecten overgeheveld naar de Defensiebegroting omdat de projecten in een dermate gevorderd stadium zijn dat personele bezetting versterkt kan worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Defensie Cyber Commando en voor vuursteun bij de Koninklijke Landmacht.

Security Fund

Defensie boekt 75 miljoen euro over naar het Ministerie van Economische Zaken voor de uitbreiding van het SecFund. Dit fonds focust op de financiering van innovatieve dual-use technologieën bij voor Defensie interessante start-ups en MKB om zo de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis (NLDTIB) te versterken. Het fondsvermogen wordt via Economische Zaken verschaft aan de Brabantse Ontwikkelmaatschappij (BOM), de fondsbeheerder.

Middelen HLA Nationale veiligheid versterken

De HLA-middelen voor het versterken van Nationale veiligheid worden overgeboekt naar de begroting van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties t.b.v. de veiligheidsdiensten. De verdeling hiervan is in overleg tussen de verschillende departementen tot stand gekomen.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Deze post bestaat uit overboekingen met andere begrotingen. Dit betreft onder andere een bijdrage van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat van 10 miljoen euro voor uitvoering van beschermingstaken voor Noordzee infrastructuur en een bijdrage aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 miljoen euro voor bedrijfsvoeringskosten.

Kadercorrecties

Compensatie valutaschommelingen

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. In de vormgeving van de koppeling komt de compensatie-afspraak voor valutaschommelingen te vervallen vanaf 2026. Voor 2025 is Defensie incidenteel gecompenseerd voor de ontwikkelingen in de wisselkoersen van US Dollars en Zweedse Kronen gebaseerd op het CEP van het CPB. Defensie is gevoelig voor schommelingen in wisselkoersen bij met name de aanschaf en in mindere mate bij instandhouding van materieel. De vormgeving van de wettelijke 2%-koppeling wordt nader uitgelegd in bijlage 5.

Eindejaarsmarge

Dit betreft de toevoeging van de eindejaarsmarge 2024 van 196 miljoen euro aan de begroting van het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2040 (t+15) toegevoegd aan het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Technisch

Volumebijstelling 2% bbp Voorjaar 2025

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Deze geldt voor prijs- en volumeontwikkeling bbp. Vanwege de hogere volumeontwikkeling van het bbp dan eerder geraamd zijn aanvullende middelen vrijgemaakt om de defensie-uitgaven op 2% te houden. Bij de besteding van deze extra middelen wordt in principe eerst voldaan aan het mitigeren van valutaschommelingen en het reserveren van loonruimte. Daarna wordt gekeken naar het op sterkte brengen/houden van bestaande investeringsprojecten binnen de Defensie Lifecycle Plan (DLP) systematiek, alvorens extra budget wordt gebruikt om nieuwe investeringen te doen. De vormgeving van de wettelijke 2%-koppeling wordt nader uitgelegd in bijlage 5.

Prijstranche 2025 defensie-uitgaven

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Deze geldt voor prijs- en volumeontwikkeling bbp. De prijsreservering is geplaatst op de Aanvullende Post en wordt in tranches uitgekeerd aan de Defensiebegroting. Dit betreft de overboeking van de tranche 2025.

Bijstelling programmering Defensie-investeringen

In deze begroting zijn de ramingen aangepast op de programmering die Defensie aanhoudt in de Defensie lifecycle periode van 2025-2040. Vanwege de verslechterde veiligheidssituatie worden investeringsprojecten waar mogelijk versneld. Er wordt gebruik gemaakt van het begrotingsinstrument overprogrammering met een limiet van 30% in ieder begrotingsjaar. Dit betekent dat er meer plannen in de eerste jaren staan dan past binnen het beschikbare budget die jaren. Door met deze overprogrammering te werken wordt zoveel als mogelijk getracht te voorkomen dat vertragingen bij individuele projecten leiden tot onderrealisatie van het totale beschikbare budget. De investeringsplannen die niet tot realisatie komen, worden doorgeschoven naar een later begrotingsjaar. Over de gehele planperiode van 15 jaar sluit de programmering aan op het totaal beschikbare budget. Middels het Defensieprojectenoverzicht (DPO) biedt Defensie de voortgang op investeringsprojecten.

Aanpassing over-/onderprogrammering

Met de actualisatie van de projecten en toevoegingen van additioneel budget in relatie tot de 2%-koppeling zijn de uitgaven aangepast aan de verwachte programmering. Door deze technische tegenboeking wordt het kaseffect van de overprogrammering gemitigeerd.

Overig technisch

Dit betreft meerdere technische mutaties gerelateerd aan ontvangstenmutaties. De grootste heeft betrekking op zorgverzekeraar Stichting ZiektekostenVerzekering Krijgsmacht (SZVK). Defensie declareert zorgkosten van militairen bij SZVK, waaraan militairen ziektekostenpremies afdragen. Bij het SZVK is in de loop der jaren een overschot aan uit te keren zorgomzet ontstaan. In overleg met het SZVK is afgesproken dit overschot af te bouwen waardoor zowel het ontvangstenbudget als het uitgavenbudget in 2025 is verhoogd met 40 miljoen euro.

Niet-kaderrelevant

Kasschuif Oekraïnesteun uit eigen voorraad

Dit betreft de toevoeging van 250 miljoen euro aan het Defensiematerieelbegrotingsfonds voor de vervanging van aan Oekraïne geleverde eigen voorraad. Het verwachte ritme van de vervanging vergt een kasschuif.

Oekraïnesteun uit eigen voorraad

Ter compensatie van geleverd materieel uit eigen voorraad aan Oekraïne is 250 miljoen euro overgeheveld naar het DMF. Door deze compensatie kan het geleverde materieel worden vervangen.

Oekraïne - overig

Dit betreft de verwachte vervanging van uit eigen voorraad geleverd materieel aan Oekraïne. De start van de vervanging van enkele leveringen (174 miljoen euro) is verschoven van 2024 naar 2025.

Ontvangsten

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2040 (t+15) toegevoegd aan het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Technisch

Dit betreft meerdere technische mutaties gerelateerd aan ontvangstenmutaties. De grootste heeft betrekking op zorgverzekeraar Stichting ZiektekostenVerzekering Krijgsmacht (SZVK). Defensie declareert zorgkosten van militairen bij SZVK, waaraan militairen ziektekostenpremies afdragen. Bij het SZVK is in de loop der jaren een overschot aan uit te keren zorgomzet ontstaan. In overleg met het SZVK is afgesproken dit overschot af te bouwen waardoor zowel het ontvangstenbudget als het uitgavenbudget in 2025 is verhoogd met 40 miljoen euro.

Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds)

Infrastructuur en Waterstaat

XII Infrastructuur en Waterstaat: Uitgaven
XII Infrastructuur en Waterstaat: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 14.111 15.839 15.863 15.119 15.133 11.836
Tegenvallers 7 1
Bijstelling BVOV 3
Overige tegenvallers 4 1
Intensiveringen 9 13 23 42 58 71
Apparaat DGLM 5 12 13 8 8 8
Sociale stations 2
Subsidie Drinkwater 2 2
Overboeking Aanvullende Post: Elektrisch taxiën 10
Overboeking Aanvullende post: Nedersaksenlijn en 3 infraprojecten 10 34 40 63
Overige intensiveringen 0
Ombuigingen ‒ 26 ‒ 32 ‒ 31 ‒ 27 ‒ 27 ‒ 26
Amendement t.b.v. OCW-begroting ‒ 19 ‒ 19 ‒ 19 ‒ 19 ‒ 19 ‒ 19
Overige ombuigingen ‒ 7 ‒ 13 ‒ 12 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 7
Kasschuiven ‒ 297 ‒ 51 135 103 17 92
Kasschuiven Klimaatfonds ‒ 91 ‒ 81 44 48 49 32
Kasschuiven Nationaal Groeifonds ‒ 91 ‒ 9 33 25 ‒ 16 58
Kasschuif Elektrisch Taxiën 4 4 ‒ 8
Overige kasschuiven ‒ 114 39 54 26 ‒ 7 2
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 5 3 24 1 0 3
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 5 3 24 1 0 3
Loonbijstelling 118 114 112 112 112 111
Loonbijstelling Infrastructuur en Waterstaat 70 66 64 63 63 63
Loonbijstelling Mobiliteitsfonds 41 41 41 41 41 41
Loonbijstelling Deltafonds 12 12 12 12 12 12
Overige loonbijstelling ‒ 6 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
Prijsbijstelling 191 214 212 202 204 205
Prijsbijstelling Mobiliteitsfonds 138 159 158 154 161 160
Prijsbijstelling Infrastructuur en Waterstaat 31 26 26 24 21 22
Prijsbijstelling Deltafonds 22 29 28 24 21 23
Eindejaarsmarge 46
Eindejaarsmarge Nationaal Groeifonds 35
Eindejaarsmarge Infrastructuur en Waterstaat 11
Eindejaarsmarge Klimaatfonds 0
Extrapolatie 3.382
Extrapolatie 3.382
Technisch 44 ‒ 1.681 1.263 269 174 84
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting 19 19 19 19 19 19
Mutaties met Deltafonds 1 ‒ 259 87 45 ‒ 5 ‒ 65
Mutaties met Mobiliteitsfonds ‒ 45 ‒ 455 147 192 140 111
Fasering infrastructuur ‒ 1.000 1.000
Overig technisch 70 15 10 13 20 19
Niet-kaderrelevant 0
Niet-kaderrelevant 0
Stand Voorjaarsnota 14.196 14.420 17.602 15.820 15.671 15.758
XII Infrastructuur en Waterstaat: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 41 580 1.115 1.116 1.110 0
Meevallers 65
Bijstelling BVOV 65
Extrapolatie 1.110
Extrapolatie 1.110
Technisch 5 1 1 1 1 1
Technisch 5 1 1 1 1 1
Stand Voorjaarsnota 111 581 1.116 1.117 1.112 1.112

Uitgaven

Tegenvallers

Bijstelling BVOV

Dit is een bijstelling van het te ontvangen budget aan Beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV). De subsidieregeling BVOV is op voorschotbasis. De eindafrekening en de checks door de accountant vinden later plaatst, waardoor er verschillen zijn tussen de voorschotten en eindafrekening. IenW krijgt enerzijds circa 65 miljoen euro terug van de ontvangers van de BVOV-bijdragen en moet anderzijds circa 3,2 miljoen euro afstaan aan de ontvangers van de BVOV-bijdragen op basis van de definitieve vaststelling.

Overige tegenvallers

Dit is een bedrag van 3 miljoen euro voor de COVID-directie. Het betreft middelen die nodig zijn om overlopende opdrachten te voldoen in 2025. Daarnaast is er een tegenvaller van totaal 1,2 miljoen euro (verdeeld over 2025 en 2026) voor het Herstel- en Veerkrachtplan. Voor de inzet van externe medewerkers zijn er extra middelen benodigd.

Intensivering

Apparaat DGLM

Binnen het Directoraat Generaal Luchtvaart en Maritieme zaken (DGLM) liep door het aflopen van incidentele budgetten het beschikbare budget op apparaat af. IenW heeft gekozen om deze taken te continueren, en hebben dit binnen de eigen begroting ingepast. Voor de dekking van deze aflopende incidentele budgetten binnen DGLM is een verdeelsleutel toegepast over de overige DG’s om aan de wettelijke en juridische verplichtingen te voldoen. Dit is bij de overige directies bijvoorbeeld uit opdrachtenbudgetten opgehaald. 

Sociale stations

Dit betreft een overboeking van de dekkingsopgave OVS (Openbaar Vervoer en Spoor) waarbij 2,3 miljoen euro gedekt wordt ten gunste van sociale stations conform de voorjaarsbesluitvorming. Deze middelen zijn ten behoeve van de verbetering van de sociale veiligheid op stations door de NS.

Subsidie drinkwater

Dit betreft het opvragen van middelen voor de jaren 2025 en 2026 ter dekking van de drinkwaterkosten op Caribisch Nederland. Het gaat om in totaal 3 miljoen euro. Deze middelen komen van de Aanvullende Post van SZW (artikel 9. Koopkracht Caribisch Nederland).

Overboeking Aanvullende post: Elektrisch taxiën

In het coalitieakkoord zijn middelen op de Aanvullende Post gereserveerd voor het verminderen van stikstofuitstoot. Destijds is afgesproken dat IenW ook op een gedeelte van deze middelen aanspraak zou maken. IenW heeft dit voorjaar een bestedingsplan ingediend voor elektrisch taxiën (10 miljoen euro), en dit bedrag zal worden overgeheveld naar de IenW-begroting. Met de middelen wordt ingezet op het stimuleren van elektrisch taxiën op de luchthaven Schiphol. Dit draagt bij aan het verlagen van de stikstofuitstoot.

Overboeking Aanvullende post: Nedersaksenlijn en 3 infraprojecten

Het kabinet heeft besloten om de gereserveerde middelen voor de Lelylijn op de Aanvullende Post in te zetten voor andere doelen. Deze middelen worden bestemd voor de Nedersaksenlijn (1,9 miljard euro) en drie andere projecten in noordelijk Nederland: het project N36 tussen Almelo en Ommen (115 miljoen euro), het project Sluis Kornwerderzand in Friesland (375 miljoen euro) en het oplossen van de flessenhals tussen Zwolle en Meppel (100 miljoen euro).

Ombuigingen

Amendement t.b.v. OCW-begroting

Het amendement Bontenbal c.s. wordt gedekt met middelen van meerdere begrotingen. De begroting van IenW is structureel verlaagd met 19 miljoen euro ten behoeve van het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord zoals verzocht in het amendement. 

Overige ombuigingen

IenW heeft bij verschillende directies ombuigingen gedaan om bij te kunnen dragen aan de IenW-brede problematiek. Deze ombuigingen zijn de dekking voor bijvoorbeeld de aflopende budgetten op het apparaat bij DGLM.

Kasschuiven

Kasschuiven Klimaatfonds

Het betreft hier kasschuiven van de Klimaatfondsmiddelen binnen hoofdstuk 12. Enkele voorbeelden hiervan zijn de kasschuif voor de Subsidie Schoon en Emissieloos Bouwen. Hiervoor wordt 31,5 miljoen euro naar achter geschoven van 2025 en 2026 naar 2027 en 2028, omdat de verplichtingen die zijn aangegaan in 2025 en 2026 in die jaren niet volledig tot kasbetaling zullen komen. Een deel van de middelen wordt hierdoor pas in latere jaren uitbetaald. Verder wordt op de subsidie Waterstof in Mobiliteit 53 miljoen euro vanuit 2025 en 2026 naar 2029 en 2030  geschoven zodat de middelen beter aansluiten bij de planning van de subsidie. Om de kasbudgetten in overeenstemming te brengen met de programmering wordt voor de subsidie laadinfrastructuur wegverkeer 2,5 miljoen euro naar voren gehaald van 2027 en 2028 naar 2025 en 2026. Per saldo leiden de kasschuiven tot een schuif van middelen naar latere jaren.

Kasschuiven Nationaal Groeifonds

Het betreft hier kasschuiven en toegekende projecten binnen het Nationaal Groeifonds. Er vindt onder andere een kasschuif plaats om de middelen voor het project Luchtvaart in Transitie in het goede ritme te zetten. Hierbij wordt er circa 60 miljoen euro uit 2025 en 2026 geschoven naar latere jaren. Daarnaast wordt er kas naar achteren geschoven (48 miljoen euro) voor het Maritiem Masterplan (MMP). In 2024 is intensief aandacht besteed aan de juiste wijze waarop de regelingen voor het MMP opgezet moeten worden en de opdracht- en subsidieverstrekking moeten plaatsvinden. Er was ook aanvullend onderzoek nodig vanwege staatssteunregelgeving. Dit heeft geleid tot vertragingen en noodzakelijke schuiven in kas- en verplichtingbudget voor zowel opdrachten- subsidie- als agentschapsbijdragebudget. Voor de personele uitgaven op het Nationaal Groeifondsproject Maritiem Masterplan wordt een kas- en verplichtingenschuif voorgesteld om de budgetten beter in lijn te brengen met de verwachte uitgaven in de komende jaren.

Kasschuif Elektrisch taxiën

In het coalitieakkoord zijn middelen op de Aanvullende Post gereserveerd voor het verminderen van stikstofuitstoot, zoals hierboven benoemd worden dit voorjaar middelen hiervan naar IenW overgeheveld voor Elektrisch Taxiën. Deze middelen stonden in een ander ritme op de Aanvullende Post dan dat IenW ze wil uitgeven. Met deze kasschuif worden de middelen voor elektrisch taxiën in het juiste ritme gezet.

Overige kasschuiven

Vanuit de Geluidsisolatieregeling Schiphol (GIS) wordt circa 17 miljoen uit 2025 naar latere jaren geschoven. Nieuwe ramingen van deze regeling voorspellen dat de uitgaven in latere jaren tot uitbetaling komen. Hier wordt het betreffende ritme op aangepast. 

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft onder andere een overboeking naar het ministerie van Defensie voor de aankoop van een patrouilleschip van 10 miljoen euro en een overboeking naar het ministerie van Economische Zaken voor TNO. TNO voert namelijk voor IenW een onderzoek uit op het gebied van programmatische samenwerking voertuigemissies en duurzame mobiliteit. De overheveling betreft 2,2 miljoen euro. Daarnaast doet IenW een overboeking van in totaal 36 miljoen euro (2025 t/m 2029) voor het openstellen van het IenW-deel in de DEI+-openstelling (Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie) voor het thema Circulaire Economie in 2025. Op basis van de regeling kan subsidie worden verstrekt voor projecten voor recycling en hergebruik van reststromen, vermindering van gebruik van grondstoffen, waarbij het productieproces geschikt wordt voor het gebruik van gerecyclede grondstoffen en voor vervanging van fossiele grondstoffen door biobased grondstoffen. Ook zijn er een aantal overboekingen naar de begroting van IenW. IenW ontvangt circa 17 miljoen euro voor het versterken van faciliteiten voor toegepast onderzoek bij het KNMI. Het KNMI ontvangt de bijdrage voor FTO (Faciliteiten Toegepast Onderzoek) programma's via de agentschapsbijdrage IenW. Het betreft over de periode 2025-2029 de programma's FTO Duurzaamheid en FTO DigiLab die in consortiumverband zullen worden uitgevoerd. Ook ontvangt IenW een toevoeging van de NGF middelen (circa 34 miljoen euro) voor het NGF programma Luchtvaar in Transitie. Deze middelen stonden nog op de NGF-begroting en zouden onder voorwaarde worden toegekend. Aan deze voorwaarde is nu voldaan. De middelen worden ingezet voor de subisidie Hydrogen Aircraft Powertrain and Storage Systems (HAPPS).

Loonbijstelling

Met deze overboeking wordt de loonbijstelling toegevoegd aan de begroting van IenW. Ook de loonbijstelling van de fondsen wordt eerst toegevoegd aan de begroting van IenW. De loonbijstelling van de fondsen wordt later verdeeld over de fondsen.

Prijsbijstelling

Met deze overboeking wordt de prijsbijstelling toegevoegd aan de begroting van IenW. Ook de prijsbijstelling van de fondsen wordt eerst toegevoegd aan de IenW begroting. De prijsbijstelling van de fondsen wordt later verdeeld over de fondsen. Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels wordt de eindejaarsmarge (circa 46 miljoen euro) toegevoegd aan de begroting van IenW. De niet uitgegeven middelen van 2024 van het Nationaal Groeifonds worden volledig toegevoegd.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Infrastructuur en Waterstaat.

Technisch

Dekking Amendement t.b.v. OCW-begroting

Het amendement Bontenbal c.s. wordt gedekt met middelen van meerdere begrotingen. De begroting van IenW is structureel verlaagd met 19 miljoen euro ten behoeve van het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het HLA zoals verzocht in het amendement. 

Mutaties met Deltafonds

Conform de Comptabiliteitswet worden de financiële middelen van de beleidsbegroting overgeheveld naar het Deltafonds. De aanpassingen van deze middelen worden verder toegelicht in de Verticale Toelichting van het Deltafonds.

Mutaties met Mobiliteitsfonds

Conform de Comptabiliteitswet worden de financiële middelen van de beleidsbegroting overgeheveld naar het Mobiliteitsfonds. De aanpassingen van deze middelen worden verder toegelicht in de Verticale Toelichting van het Mobiliteitsfonds.

Fasering Infrastructuur

Het kabinet heeft besloten tot fasering van de infrastructuur. In deze hoedanigheid wordt er kasbudget van 2026 naar 2027 geschoven.

Overig technisch

Deze post bevat overige herschikkingen.

Ontvangsten

Meevallers

Bijstelling BVOV

Dit is een bijstelling van het te ontvangen budget aan Beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV). De subsidieregeling BVOV is op voorschotbasis. De eindafrekening en de checks door de accountant vinden later plaatst, waardoor er verschillen zijn tussen de voorschotten en eindafrekening. IenW krijgt enerzijds circa 65 miljoen euro terug van de ontvangers van de BVOV-bijdragen en moet anderzijds circa 3,2 miljoen euro afstaan aan de ontvangers van de BVOV-bijdragen op basis van de definitieve vaststelling.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Infrastructuur en Waterstaat.

Technisch

Deze post bevat overige herschikkingen.

Mobiliteitsfonds

Mobiliteitsfonds: Uitgaven (2025-2030)
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 9.429 10.634 10.605 10.318 10.686 10.595
Intensiveringen 17 150 500 500 500 500
Overboeking AP: WoMo II middelen 150 500 500 500 500
Overige intensiveringen 17
Ombuigingen ‒ 17
Ombuigingen ‒ 17
Kasschuiven investeringsplafond 220 ‒ 575 ‒ 330 ‒ 285 ‒ 330 ‒ 350
Kasschuif WoMo II middelen ‒ 125 ‒ 400 ‒ 350 ‒ 200 ‒ 50
Overige kasschuiven investeringsplafond 220 ‒ 450 70 65 ‒ 130 ‒ 300
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 30 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 30 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
Eindejaarsmarge 86
Eindejaarsmarge 86
Extrapolatie
Extrapolatie
Technisch 63 ‒ 17 ‒ 19 ‒ 10 ‒ 94 ‒ 21
Technisch 63 ‒ 17 ‒ 19 ‒ 10 ‒ 94 ‒ 21
Stand Voorjaarsnota 9.768 10.186 10.750 10.518 10.757 10.718
Mobiliteitsfonds: Uitgaven (2031-2039)
In miljoenen euro 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039
Stand Basisstand Miljoenennota 9.080 9.015 8.929 8.780 8.810 8.756 8.690 8.647 0
Intensiveringen 350
Overboeking AP: WoMo II middelen 350
Overige intensiveringen
Ombuigingen
Ombuigingen
Kasschuiven investeringsplafond 200 625 400 250 175
Kasschuif WoMo II middelen 200 475 250 150 50
Overige kasschuiven investeringsplafond 150 150 100 125
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 3
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 3
Eindejaarsmarge
Eindejaarsmarge
Extrapolatie 8.661
Extrapolatie 8.661
Technisch ‒ 39 ‒ 39 ‒ 33 ‒ 26 ‒ 28 ‒ 3 ‒ 28 ‒ 26 ‒ 29
Technisch ‒ 39 ‒ 39 ‒ 33 ‒ 26 ‒ 28 ‒ 3 ‒ 28 ‒ 26 ‒ 29
Stand Voorjaarsnota 9.589 9.601 9.296 9.004 8.957 8.753 8.662 8.621 8.632
Mobiliteitsfonds: Ontvangsten (2025-2030)
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 9.429 10.634 10.605 10.318 10.686 10.595
Eindejaarsmarge 239
Eindejaarsmarge 239
Extrapolatie
Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat
Technisch 100 ‒ 448 146 200 71 124
Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat ‒ 45 ‒ 455 147 192 140 111
Overig technisch 145 7 ‒ 1 8 ‒ 69 13
Stand Voorjaarsnota 9.768 10.186 10.750 10.518 10.757 10.718
Mobiliteitsfonds: Ontvangsten (2031-2039)
In miljoenen euro 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039
Stand Basisstand Miljoenennota 9.080 9.015 8.929 8.780 8.810 8.756 8.690 8.647 0
Eindejaarsmarge
Eindejaarsmarge
Extrapolatie 284
Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat 284
Technisch 508 586 367 224 147 ‒ 3 ‒ 28 ‒ 26 8.348
Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat 509 580 366 221 146 ‒ 29 ‒ 29 ‒ 29 8.348
Overig technisch 0 6 0 3 2 27 2 3
Stand Voorjaarsnota 9.589 9.601 9.296 9.004 8.957 8.753 8.662 8.621 8.632

Uitgaven

Intensiveringen

Overboeking Aanvullende Post: WoMo (middelen voor ontsluiting nieuwe woningbouwlocaties)

Het kabinet heeft besloten om de middelen van de Aanvullende Post voor de ontsluiting van nieuwe woningen uit het Hoofdlijnenakkoord (2,5 miljard euro) over te hevelen naar de begroting van IenW. Vervolgens wordt het ritme op de begroting van IenW via een kasschuif in een realistisch ritme geplaatst (zie toelichting bij kasschuif).

Overige intensiveringen

Tijdens de begrotingsbehandelingen zijn twee amendementen aangenomen die tot een wijziging van de begroting 2025 hebben geleid. Ten eerste is besloten om 6,5 miljoen euro uit de post Overige reserveringen over te hevelen naar de post Toegangsweg Groningen Airport Eelde, om hiermee investeringen te kunnen doen in de infrastructuur en faciliteiten van de luchthaven Groningen Airport Eelde. Hiernaast is een amendement aangenomen om 10 miljoen euro toe te voegen aan artikel 13 Spoorwegen, om in te zetten voor het veilig maken van de spoorwegovergangen in Ermelo en Nijkerk op het traject Harderwijk-Amersfoort. Hiermee wordt het weer mogelijk om op dit traject spitstreinen in te zetten.

Kasschuiven investeringsplafond

Kasschuif middelen voor ontsluiting nieuwe woningbouw (WoMo)

Het huidige ritme op de Aanvullende Post is niet realistisch. Het nieuwe kasritme is gebaseerd op de ervaringen van de eerdere middelen voor de ontsluiting van de woningbouw (7,5 miljard euro van het vorige kabinet) en de adviezen van het IBO Woningbouw en Grond. Daarnaast heeft de expertgroep realistisch ramen dit voorjaar geadviseerd om plannen in een realistisch ritme te plaatsen zodat de begroting realistischer wordt. Met dit nieuwe ritme volgen we het advies van de expertgroep op. Op basis van de definitieve verdeling en gemaakte afspraken met de regio tijdens het BOL en BO MIRT dit jaar, wordt in voorjaar 2026 bezien of het ritme nog realistisch is of verdere aanpassingen behoeft. Alle voorstellen worden onder andere getoetst op maakbaarheid (door RWS en ProRail, dan wel externe deskundigen), degelijke ramingen (inclusief realistisch kasritme), planningen van vergunningen, netcongestie en stikstofruimte. 

Kasschuif Mobiliteitsfonds

Binnen het Mobiliteitsfonds wordt in 2026 circa 450 miljoen euro geschoven naar latere jaren (2031 en verder). In de jaren 2027 ‒ 2030 wordt 295 miljoen euro per saldo weggeschoven naar latere jaren. Er wordt circa 220 miljoen euro naar het jaar 2025 geschoven, om het beschikbare budget aan te laten sluiten bij de programmering. In totaal wordt in de periode 2025 tot en met 2030 per saldo 525 miljoen euro kasbudget geschoven naar de jaren 2031 en verder. De schuiven op de programmering vinden plaats op verschillende projecten binnen het Mobiliteitsfonds, het gaat hierbij onder andere om (geen volledige opsomming – zie daarvoor de eerste suppletoire begroting van het Mobiliteitsfonds): A50 Bankhoef Paalgraven, de OV Verbinding Amsterdam – Haarlemmermeer en de Oude Lijn. In de eerste suppletoire begroting van het Mobiliteitsfonds wordt dit verder toegelicht. Met de kasschuiven zijn kasbudgetten in deze jaren in een zo’n realistisch mogelijk ritme gezet. Hiermee wordt het advies van de expertgroep realistisch ramen (commissie de Jong) opgevolgd.

Overboekingen met andere begrotingen

Deze post bevat diverse overboekingen van en naar andere departementen in het kader van het Mobiliteitsfonds.

Eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels voor fondsen worden alle niet uitgegeven middelen van 2024 toegevoegd aan de begroting van 2025.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2039 (t+14 jaar) toegevoegd aan het Mobiliteitsfonds.

Technisch

Doorverdeling saldo 2024

Dit is een technische bijstelling zodat de ontvangsten- en de uitgaven van de eindejaarsmarge binnen het fonds op elkaar aansluiten.

Overig technisch

Dit betreft overige herschikkingen.

Ontvangsten

Eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels voor fondsen worden alle niet uitgegeven middelen van 2024 toegevoegd aan de begroting van 2025.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2039 (t+14) toegevoegd aan het Mobiliteitsfonds.

Technisch

Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat

Deze mutaties zijn technisch nodig om het fonds in evenwicht te houden. De inhoudelijke mutaties zijn toegelicht bij de uitgaven.

Overig technisch

Dit betreft overige herschikkingen.

Deltafonds

Deltafonds: Uitgaven (2025-2030)
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 1.723 2.132 2.108 1.851 1.736 1.829
Kasschuiven investeringsplafond 20 ‒ 255 90 50 ‒ 60
Kasschuiven investeringsplafond 20 ‒ 255 90 50 ‒ 60
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 2 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 0
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 2 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 0
Eindejaarsmarge 11
Eindejaarsmarge 11
Extrapolatie
Extrapolatie
Technisch ‒ 8 ‒ 2 ‒ 1 ‒ 3 ‒ 14 9
Technisch ‒ 8 ‒ 2 ‒ 1 ‒ 3 ‒ 14 9
Stand Voorjaarsnota 1.745 1.875 2.196 1.897 1.722 1.778
Deltafonds: Uitgaven (2031-2039)
In miljoenen euro 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039
Stand Basisstand Miljoenennota 1.827 1.843 1.868 1.870 1.934 1.988 1.976 1.967 0
Kasschuiven investeringsplafond 70 55 15 15
Kasschuiven investeringsplafond 70 55 15 15
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0
Eindejaarsmarge
Eindejaarsmarge
Extrapolatie 1.931
Extrapolatie 1.931
Technisch ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
Technisch ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
Stand Voorjaarsnota 1.892 1.893 1.878 1.880 1.930 1.984 1.971 1.962 1.927
Deltafonds: Ontvangsten (2025-2030)
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 1.723 2.132 2.108 1.851 1.736 1.829
Eindejaarsmarge 28
Eindejaarsmarge 28
Extrapolatie
Extrapolatie
Technisch ‒ 6 ‒ 258 88 46 ‒ 14 ‒ 51
Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat 1 ‒ 259 87 45 ‒ 5 ‒ 65
Overig technisch ‒ 7 2 0 1 ‒ 9 14
Stand Voorjaarsnota 1.745 1.875 2.196 1.897 1.722 1.778
Deltafonds: Ontvangsten (2031-2039)
In miljoenen euro 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039
Stand Basisstand Miljoenennota 1.827 1.843 1.868 1.870 1.934 1.988 1.976 1.967 0
Eindejaarsmarge
Eindejaarsmarge
Extrapolatie 1.931
Extrapolatie 1.931
Technisch 65 50 10 10 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat 65 50 10 10 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
Overig technisch
Stand Voorjaarsnota 1.892 1.893 1.878 1.880 1.930 1.984 1.971 1.962 1.927

Uitgaven

Kasschuif investeringsplafonds

Binnen het Deltafonds wordt in 2026 circa 255 miljoen euro geschoven naar latere jaren (2031 en verder). In de jaren 2027 ‒ 2030 wordt 80 miljoen euro per saldo naar deze periode geschoven. Er wordt circa 20 miljoen euro naar het jaar 2025 geschoven. De kasschuif naar het jaar 2025 is om het beschikbare budget aan te laten sluiten bij de programmering. In totaal wordt in de periode 2025 tot en met 2030 per saldo 155 miljoen euro kasbudget geschoven naar de jaren 2031 en verder. De schuiven op de programmering vinden plaats op verschillende projecten binnen het Deltafonds. De budgetten ten behoeve van o.a waterkwaliteit worden op basis van actuele prognoses naar voren gehaald en programmering voor onder andere het Hoogwaterbeschermingsprogramma en de Afsluitdijk wordt naar latere jaren geschoven. In de eerste suppletoire begroting van het Deltafonds wordt dit verder toegelicht. Met de kasschuiven zijn kasbudgetten in deze jaren in een zo’n realistisch mogelijk ritme gezet. Hiermee wordt het advies van de expertgroep realistisch ramen (commissie de Jong) opgevolgd.

Overboekingen met andere begroting

Deze post bevat diverse overboekingen van en naar andere departementen in het kader van het Deltafonds. Onder ander een overboeking van circa 0,3 miljoen euro (2025 t/m 2028) naar KGG voor een bijdrage aan de Technical Support Unit (TSU) van Werkgroep II van het Intergouvernemental Panel on Climate Change (IPCC). En daarnaast een 4-jaarlijkse bijdrage van circa 0,2 miljoen euro aan SIA voor programma Praktijkkennis Water en Bodem.

Eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels voor fondsen worden alle niet uitgegeven middelen van 2024 toegevoegd aan de begroting van 2025.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2039 (t+14 jaar) toegevoegd aan het Deltafonds.

Technisch

Dit betreft overige herschikkingen.

Ontvangsten

Eindejaarsmarge

Conform de begrotingsregels voor fondsen worden alle niet uitgegeven middelen van 2024 toegevoegd aan de begroting van 2025.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2039 (t+14 jaar) toegevoegd aan het Deltafonds.

Technisch

Mutaties met Infrastructuur en Waterstaat

Deze mutaties zijn technisch nodig om het fonds in evenwicht te houden. De inhoudelijke mutaties zijn toegelicht bij de uitgaven.

Overig technisch

Dit betreft overige herschikkingen.

Economische Zaken (inclusief Nationaal Groeifonds)

Economische Zaken

XIII Economische Zaken: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 3.252 2.933 2.616 2.397 2.237 23
Meevallers ‒ 81
Onderuitputting Brexit Adjustment Reserve ‒ 81
Tegenvallers 12
Corona 12
Intensiveringen 9 42 12 1 ‒ 9 5
Overhevelingen met de Aanvullende Post 7 18 12 1 ‒ 9 5
Weerbaarheid 2 23
Overige intensiveringen 0 1 0 0 0 0
Ombuigingen ‒ 10 ‒ 30 ‒ 32 ‒ 32 ‒ 32 ‒ 32
Inzet Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid ‒ 2 ‒ 23
Subsidietaakstelling ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25
Overige ombuigingen ‒ 8 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7
Kasschuiven ‒ 359 ‒ 71 29 118 133 166
Kasschuiven ‒ 45 ‒ 1 8 9 23 21
Kasschuiven NGF ‒ 314 ‒ 70 21 110 110 144
Overboekingen met andere begrotingen 187 84 55 16 3 5
Security Fund 75
Nationaal Versterkingsplan Microchip-talent 30 42 9
Nij Begun 28 28 28 10 9
Overige overboekingen met andere begrotingen 54 15 19 5 ‒ 6 5
Loonbijstelling 66 66 64 64 63 62
Prijsbijstelling 13 13 12 12 11 11
Eindejaarsmarge 249
Extrapolatie 2.052
Technisch 57 2 1 1 1 0
Desalderingen 57 2 1 1 1 0
Niet-kaderrelevant 10 0 0
Overlopende verplichtingen ETCI 1.0 10
Stand Voorjaarsnota 3.405 3.038 2.757 2.577 2.407 2.291
XIII Economische Zaken: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 497 491 235 241 437 0
Tegenvallers ‒ 145 ‒ 22 3 11
Energiecrisis: Tegemoetkoming Energiekosten ‒ 24 ‒ 22 3 11
Ontvangsten Brexit Adjustment Reserve ‒ 121
Extrapolatie 230
Technisch 57 2 1 1 1 0
Desalderingen 57 2 1 1 1 0
Stand Voorjaarsnota 410 471 240 253 438 230

Uitgaven

Meevallers

Onderuitputting Brexit Adjustment Reserve (BAR)

Niet alle middelen voor de BAR bleken nodig voor de uitvoering van de projecten. Deze meevaller wordt ingezet om de tegenvaller op de BAR-ontvangsten te dekken (zie ontvangsten).

Tegenvallers

Corona

Voor de uitfinanciering van aflopende coronaregelingen (subsidieregeling evenementengarantie en aanvullende tegemoetkoming evenementen) worden nog kosten verwacht in 2025. Dit ziet met name op de afwikkeling van beroep- en bezwaarzaken en de bijbehorende uitvoeringskosten.

Intensiveringen

Overboekingen Aanvullende Post

Hieronder vallen verschillende overboekingen van de Aanvullende Post. Het gaat onder andere om middelen die bijdragen aan het Nationaal Versterkingsplan Microchip-talent.

Weerbaarheid

In het kader van de weerbaarheidsaanpak van het kabinet wordt de inzet op economische veiligheid en kritieke grondstoffen tot en met 2026 verlengd. Dit gaat om het beschermen van economische belangen, onder meer door de wet Veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (Vifo). Voor kritieke grondstoffen wordt ingezet op kennisopbouw en positionering van Nederland om de risicovolle afhankelijkheden terug te brengen. Dit wordt vanuit de Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid (BEV) gedekt.

Overige intensiveringen

Hieronder vallen de kosten voor de voortzetting van de werkzaamheden aan het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP).

Ombuigingen

Inzet Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid

De bijdrage aan de Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid wordt verlaagd om de inzet op weerbaarheid in 2025 en 2026 te dekken.

Subsidietaakstelling

Ter dekking van de integrale problematiek wordt er vanaf 2027 een ombuiging van 25 miljoen euro per jaar gedaan op subsidies op de begroting van Economische Zaken.

Overige ombuigingen

Deze post bestaat grotendeels uit het amendement, ingediend bij de begrotingsbehandeling van OCW, dat toeziet op dekking van het maatregelenpakket voor de OCW-begroting. De taakstelling wordt primair bereikt door een aanvullende, proportionele korting op het apparaat van de Rijksoverheid, met name op personeelskosten

Kasschuiven

Kasschuiven

Er hebben meerdere kasschuiven op de EZ-begroting plaatsgevonden. Hieronder valt onder meer een kasschuif uit 2025 naar achter voor de Maritieme Maakindustrie (15 miljoen euro) en een schuif van 12 miljoen euro van 2025 naar 2029 voor het Dutch Venture Initiative. 

Kasschuiven NGF

De middelen voor de NGF-projecten die op de EZ-begroting staan worden naar achter geschoven zodat ze beter aansluiten bij het verwachte uitbetalingsritme aan de consortia. Deze projecten lopen veelal vertraging op in de opstartfase waardoor de middelen op een later moment tot besteding komen. 

Overboekingen met andere begrotingen

Security Fund

Defensie boekt 75 miljoen euro over voor de uitbreiding van het SecFund. Dit fonds focust op de financiering van innovatieve dual-use technologieën bij voor Defensie interessante start-ups om zo de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis (NLDTIB) te versterken. Het fondsvermogen wordt via Economische Zaken verschaft aan de Brabantse Ontwikkelmaatschappij (BOM), de fondsbeheerder.

Nationaal Versterkingsplan Microchip-talent

Er is cumulatief voor de jaren 2025 tot en met 2027 81 miljoen euro overgeheveld van de OCW-begroting om de instroom van studenten en het aantal afgestudeerden in techniekopleidingen te vergroten, de participatiegraad van onbenut potentieel te vergroten en talent voor de techniek te behouden.

Nij Begun

Er is cumulatief voor de jaren 2025 tot en met 2029 101 miljoen euro overgeheveld van de BZK-begroting voor het aantrekken van strategische internationale bedrijvigheid en het verbeteren van het ondernemings- en vestigingsklimaat in de regio Groningen.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Onder deze post vallen diverse kleinere overboekingen met andere begrotingshoofdstukken. Zo wordt er bijvoorbeeld 30 miljoen euro van de begroting van KGG overgeheveld voor de rijksbijdrage aan TNO en hevelt EZ 9 miljoen euro over naar OCW ten behoeve van een subsidiebeschikking aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

Loonbijstelling

Jaarlijks worden de middelen op de EZ-begroting gecorrigeerd voor de stijging in lonen.

Prijsbijstelling

Jaarlijks worden de middelen op de EZ-begroting gecorrigeerd voor de stijging in prijzen. Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

Op basis van onderuitputting in 2024 wordt op de EZ-begroting de eindejaarsmarge toegevoegd voor de Nationaal Groeifonds projecten, Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), het Toekomstfonds en voor de reguliere EZ-begroting.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Economische Zaken.

Technisch

Desalderingen

Onder deze post vallen gelijktijdige aanpassingen van ontvangsten en uitgaven binnen de begroting van EZ. Zo wordt er bijvoorbeeld 24 miljoen euro gestort in de begrotingsreserve ten behoeve van een maatwerkgarantie.

Niet-kaderrelevant

Overlopende verplichtingen ETCI 1.0

In 2024 is 10 miljoen euro niet gestort aan het European Investment Fund (EIF), de uitvoerder van European Tech Champions Initiative (ETCI). Deze middelen zijn wel juridisch verplicht. Daarom worden deze middelen naar 2025 geschoven. De middelen voor ETCI zijn niet EMU-saldorelevant.

Ontvangsten

Tegenvallers

Energiecrisis: Tegemoetkoming Energiekosten

Het vorige kabinet heeft vanwege de hogere energieprijzen besloten tot een Tegemoetkoming Energiekosten. Deze regeling is inmiddels gesloten, maar er is nog wel sprake van terugontvangsten. In 2024 zijn hogere ontvangsten binnengekomen dan eerder verwacht. De raming van ontvangsten voor komende jaren is geactualiseerd op basis van onder andere de realisatie over 2024.

Ontvangsten Brexit Adjustment Reserve (BAR)

In 2024 is het Meerjarig Financieel Kader (MFK) van de Europese Unie tussentijds herzien, om extra middelen aan Oekraïne, defensie en migratie te alloceren. Dit leidde tot een korting op de BAR-enveloppe voor Nederland. Hierdoor keert de Europese Commissie het laatste deel van de Nederlandse middelen niet uit. Deze tegenvaller wordt deels gedekt door een meevaller op de uitgaven op aan de BAR.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van EZ.

Technisch

Desalderingen

Onder deze post vallen gelijktijdige aanpassingen van ontvangsten en uitgaven binnen de begroting van EZ. Zo wordt er bijvoorbeeld 24 miljoen euro onttrokken uit de begrotingsreserve ten behoeve van een maatwerkgarantie.

Nationaal Groeifonds

Nationaal Groeifonds: Uitgaven (2025-2030)
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 393 734 617 913 950 563
Kasschuiven ‒ 328 ‒ 221 289 395 ‒ 523 207
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 137 ‒ 30 ‒ 59 ‒ 16
Loonbijstelling 0 1 2 3 0 3
Prijsbijstelling 0 0 1 1 0 2
Eindejaarsmarge 71
Stand Voorjaarsnota 0 483 851 1.296 428 775
Nationaal Groeifonds: Uitgaven (2031-2034)
In miljoenen euro 2031 2032 2033 2034
Stand Basisstand Miljoenennota 465 217 14 12
Kasschuiven 218 ‒ 39 2
Overboekingen met andere begrotingen
Loonbijstelling 3 2
Prijsbijstelling 2 1
Eindejaarsmarge
Stand Voorjaarsnota 688 180 16 12
Nationaal Groeifonds: Ontvangsten (2025-2030)
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 0 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 0 0 0 0 0 0
Nationaal Groeifonds: Ontvangsten (2031-2034)
In miljoenen euro 2031 2032 2033 2034
Stand Basisstand Miljoenennota 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 0 0 0 0

Uitgaven

Kasschuiven

Op de Nationaal Groeifonds (NGF)-begroting worden met name middelen voor projecten met een voorwaardelijke toekenning naar achter geschoven zodat ze beter aansluiten bij het verwachte moment van omzetting. De omzettingen worden gedaan na het uitbrengen van een positief advies over een project door de adviescommissie.

Overboekingen met andere begrotingen

Naar aanleiding van een nieuw uitgebracht advies van de Adviescommissie van het NGF worden voor vier projecten middelen overgeheveld naar de begrotingen van de uitvoerende departementen. Dit zijn het EZ-project PhotonDelta (54 miljoen euro), het OCW-project ‘LLO Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden’ (43 miljoen euro), het IenW-project ‘Luchtvaart in Transitie’ (34 miljoen euro) en het KGG-project ‘GroenvermogenNL’ (105 miljoen euro). Daarnaast worden uitvoeringskosten overgeheveld naar de begroting van EZ.

Loonbijstelling

Jaarlijks worden de middelen op de NGF-begroting gecorrigeerd voor de stijging in lonen.

Prijsbijstelling

Jaarlijks worden de middelen op de NGF-begroting gecorrigeerd voor de stijging in prijzen. Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

Op basis van onderuitputting in 2024 wordt op de NGF-begroting de eindejaarsmarge toegevoegd.

Ontvangsten

Er zijn geen ontvangsten geraamd.

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur

XIV Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur: Uitgaven
XIV Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 4.731 2.995 2.324 1.828 1.607 0
Meevallers ‒ 44
Meevaller Sbv ‒ 44
Tegenvallers 16 42 40 30 18 17
Tekort in beslag genomen goederen 6 6 5 5
Tegenvaller bedrijfsvoeringskosten 5 6 5 5 2 1
Tegenvaller beheerkosten AERIUS 10 10 10 10 10
Tegenvaller uitvoeringskosten GLB 10 10
Overige tegenvallers 5 10 10 11 6 6
Intensiveringen 422 673 282 254 279 172
Stikstof 200 400
Indexatie uitvoeringskosten en regelingen 56 51 49 47 46 46
Verhoging Subsidie Behoud grasland bij afbouw derogatie 52
Verwerking amendement Grinwis agrarisch natuur- en landschapsbeheer 50
Demping NVWA-tarieven voor roodvleesslachthuizen 11
Mestaanwending en RENURE 10 30 30 40 15
Mestbeleid 2026-2029 59 64 64 63
Nationale financiering subsidie brede weersverzekering 12 12
Robotisering en digitalisering 5 13 18 20 20
Verhoging budget Ecoregeling 50
Vervanging high containment unit 2 3 30
Voorkomen afloop apparaatsbudget 30 30 30 30
Overige intensiveringen 53 87 82 63 50 61
Ombuigingen ‒ 102 ‒ 100 ‒ 94 ‒ 97 ‒ 88 ‒ 86
Inzetten loon-en prijsbijstelling voor intensiveringen ‒ 5 ‒ 22 ‒ 18 ‒ 18 ‒ 17 ‒ 10
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7
Ombuiging maatwerksubsidie voor CO2-levering aan de glastuinbouw ‒ 9 ‒ 9 ‒ 4
Inzetten loon-en prijsbijstelling voor indexeringen ‒ 56 ‒ 51 ‒ 49 ‒ 47 ‒ 46 ‒ 46
Inzet reserveringen voor intensiveringen ‒ 3 ‒ 2 ‒ 12 ‒ 4 ‒ 7
Ombuiging Beleidsprogramma Nationale Parken 2024-2030 ‒ 1 ‒ 5 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4
Overige ombuigingen ‒ 24 ‒ 8 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 12
Kasschuiven ‒ 532 241 117 28 64 82
Kasschuif Maatregel Gebiedsgerichte Beëindiging 30 ‒ 30
Kasschuif Subsidie Warmte-infrastructuur Glastuinbouw (SWiG) ‒ 16 ‒ 43 ‒ 37 ‒ 7 35 67
Kasschuif beëindigingsregeling maatwerk ‒ 18 8 9 2
Kasschuif verplaatsingsregeling ‒ 20 10 10
Kasschuif loon-en prijsbijstelling ‒ 49 ‒ 4 11 16 19 8
Kasschuif beëindigingsregelingen ‒ 360 275 85
Overige kasschuiven ‒ 100 25 39 18 10 8
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 31 ‒ 11 ‒ 5 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 5
Overboeking BTW-compensatiefonds ‒ 12 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4
Overboeking Gemeente- en Provinciefonds ‒ 20 ‒ 7 ‒ 3 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Overige overboekingen met andere begrotingen 1 ‒ 1 1 0 0 0
Loonbijstelling 57 49 45 41 40 39
Loonbijstelling 57 49 45 41 40 39
Prijsbijstelling 54 29 20 13 11 11
Prijsbijstelling 54 29 20 13 11 11
Eindejaarsmarge 189
Eindejaarsmarge 189
Extrapolatie 1.564
Extrapolatie 1.564
Technisch 4 1 2 2 2 0
Technisch 4 1 2 2 2 0
Stand Voorjaarsnota 4.764 3.920 2.730 2.096 1.928 1.795
XIV Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur: Ontvangsten
XIV Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 74 92 134 146 64 0
Meevallers 6
Meevallers 6
Tegenvallers ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
Tegenvallers ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5
Intensiveringen 2
Intensiveringen 2
Ombuigingen 106 25
Terugbetalingen MGA 82
Afromen surplus eigen vermogen NVWA 14
Afrekening NVWA 10
Verlaging borgstellingsfaciliteit 25
Overige ombuigingen 1
Extrapolatie 63
Extrapolatie 63
Technisch 4 1 2 2 2 0
Technisch 4 1 2 2 2 0
Stand Voorjaarsnota 193 113 130 143 60 58

Uitgaven

Meevallers

Meevaller Sbv

Er was 60 miljoen euro beschikbaar voor de Subsidie voor investeringen in verduurzaming voor veehouderijlocaties met piekbelasting (Sbv). Omdat er slechts voor 16 miljoen euro aanvragen gedaan zijn, is er een meevaller van 44 miljoen euro gerealiseerd.

Tegenvallers

Tekort in beslag genomen goederen

In het kader van het uitvoeren van de Wet dieren, waarvoor moet worden gehandhaafd op dierenwelzijn, worden er door LVVN dieren in bewaring of in beslag genomen. Als opslaghouder maakt LVVN kosten voor zaken zoals voer, dierenarts en vervoer. Deze kosten worden in beginsel verhaald op de partij waarvan de dieren in beslag of in bewaring worden genomen. Omdat dit minder vaak lukt dan verwacht is hier een tekort ontstaan van circa 5 miljoen euro per jaar tot en met 2028. Momenteel wordt onderzocht hoe de kosten beter dan nu het geval is verhaald kunnen worden op de partij waarvan de dieren in beslag of bewaring worden genomen. Er wordt vanuit gegaan dat hier verbetering in zal optreden zodat hier na 2028 geen extra overheidskosten voor gemaakt hoeven te worden.

Tegenvaller bedrijfsvoeringskosten

Er is een tegenvaller ontstaan op het vernieuwen van software en het inrichten van staatsgeheime werkplekken. Hierdoor is een tegenvaller ontstaan van circa 5 miljoen euro in 2025 en 6 miljoen euro in 2026. Vanaf 2030 lopen de kosten hiervoor terug naar circa 1 miljoen euro per jaar.

Tegenvaller beheerkosten AERIUS

Na 2025 is geen budget begroot voor beheerkosten voor AERIUS, terwijl hier wel kosten voor gemaakt moeten worden. Hierdoor is sprake van een tegenvaller van circa 10 miljoen euro van 2026 tot en met 2030. Voor de periode na 2030 wordt bekeken hoe het beheer van AERIUS meer doelmatig geregeld kan worden. Als er meer duidelijkheid is over hoe de kosten zich na dit jaar zullen ontwikkelen, zal daar dekking voor worden gevonden binnen de LVVN begroting.

Tegenvaller uitvoeringskosten GLB

De uitvoeringskosten die aan RVO betaald moeten worden voor het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) vallen hoger uit dan begroot. Daardoor is er sprake van een tegenvaller van circa 10 miljoen euro in 2026 en 2027. Vanaf 2028 is er sprake van een nieuw GLB, dat door de Europese Commissie wordt vastgesteld. Dan worden ook de uitvoeringskosten herbezien.

Overige tegenvallers

Dit betreft een aantal kleine tegenvallers.

Intensiveringen

Stikstof

In totaal wordt 600 miljoen euro vrijgemaakt voor de stikstofaanpak in de landbouwsector.

Indexatie uitvoeringskosten en regelingen

De loon-en prijsbijstelling wordt ingezet voor de indexatie van verschillende budgetten op de LVVN begroting. De grootste posten zijn indexatie van de opdracht aan de NVWA (11 miljoen euro structureel), de opdracht aan RVO (10 miljoen euro in 2025 en 7 miljoen euro structureel), en het apparaatsbudget (10 miljoen euro in 2025 en 9 miljoen euro structureel).

Verhoging Subsidie Behoud grasland bij afbouw derogatie

In 2025 wordt de Subsidie Behoud grasland bij afbouw derogatie opengesteld, zoals ook in 2023 en 2024. Door een ophoging van de Europese deminimisgrens, wordt het bedrag per aanvrager verhoogd. Voor deze ophoging wordt 52 miljoen euro beschikbaar gesteld in 2025. Dit budget is afkomstig uit de HLA middelen die zijn gereserveerd voor Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer op de aanvullende post bij Financiën.

Verwerking amendement Grinwis agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Conform amendement Grinwis (Kamerstukken II, 2024/25, 36 600 XIV nr. 4) is 50 miljoen euro toegevoegd aan de LVVN begroting voor 2025 voor uitbreiding van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Dit budget is afkomstig uit de middelen die bij het Hoofdlijnenakkoord zijn gereserveerd voor LVVN op de aanvullende post bij Financiën.

Demping NVWA-tarieven voor roodvleesslachthuizen

Door het inhuizen van de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS), onderdeel van het programma Herziening Stelsel Keuren en Toezicht, worden roodvleesslachthuizen met een tariefstijging geconfronteerd. Het kabinet heeft besloten deze tariefstijging in 2025 eenjarig deels te compenseren. Hierdoor stijgen de kosten voor het roodvleesslachthuizen meer stapsgewijs. Hiervoor is 11 miljoen euro begroot.

Mestaanwending en RENURE

Dit betreft middelen voor de subsidieregeling emissiearme mestaanwending op het boerenbedrijf (in anticipatie op goedkeuring van de Europese Commissie voor het gebruik hiervan) het stimuleren van RENURE, een kunstmestvervanger die gemaakt is van dierlijke mest (REcovered Nitrogen from manURE). Hiervoor wordt 125 miljoen euro begroot tot en met 2030. Dit budget is afkomstig uit de middelen die bij het Hoofdlijnenakkoord zijn gereserveerd voor LVVN op de aanvullende post bij Financiën.

Mestbeleid 2026-2029

Met deze intensivering wordt een aantal maatregelen mogelijk gemaakt die een oplossing moeten bieden voor de problematiek op de mestmarkt. Dit betreft het achtste Actieprogramma Nitraatrichtlijn (circa 20 miljoen euro per jaar), het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) (20 miljoen euro per jaar), uitvoering, toezicht en handhaving op maatregelen uit het zevende en achtste Actieprogramma Nitraatrichtlijn (17 miljoen euro per jaar) en (nood)maatregelen om de problematiek op de mestmarkt het hoofd te bieden (7 miljoen euro per jaar). Dit budget is afkomstig uit de middelen die bij het HLA zijn gereserveerd voor LVVN op de aanvullende post bij Financiën.

Nationale financiering subsidie brede weersverzekering

Door een herziening van de subsidie op de brede weersverzekering, waarmee deze doeltreffender wordt ingericht, wordt niet langer voldaan aan Europese voorwaarden. Omdat deze subsidie Europese cofinanciering ontvangt, is het verlies van deze cofinanciering opgevangen met 12 miljoen euro aan nationale financiering vanaf 2026 tot het einde van het huidige GLB in 2027. Daarna kan bezien worden hoe de subsidie op de brede weersverzekering ingepast kan worden in het nieuwe GLB.

Robotisering en digitalisering

Om arbeidskrachten in de land-en tuinbouwsector te besparen maakt het kabinet 75 miljoen euro vrij voor het innovatieprogramma robotisering. Dit budget is afkomstig uit de middelen die bij het Hoofdlijnenakkoord zijn gereserveerd voor LVVN op de aanvullende post bij Financiën.

Verhoging budget Ecoregeling

Er blijkt meer animo te zijn voor de Ecoregeling dan vooraf gedacht. Daardoor zou er een tekort aan budget ontstaan voor deze regeling. Om dit te voorkomen heeft het kabinet besloten het budget voor de Ecoregeling met 50 miljoen euro te verhogen in 2026. Dit budget is afkomstig uit de middelen die bij het HLA zijn gereserveerd voor LVVN op de aanvullende post bij Financiën.

Vervanging high containment unit

De huidige high containment unit (HCU) van Wageningen University & Research zit aan het einde van de technische levensduur en moet op termijn vervangen worden. Een HCU is noodzakelijk voor uitvoering van de wettelijke taken ten behoeve van de preventie en bestrijding van dierziekten en zoönosen. Het kabinet heeft besloten om 35 miljoen euro te reserveren voor de voorbereidende werkzaamheden ter vervanging van de HCU.

Voorkomen afloop apparaatsbudget

Het apparaatsbudget voor LVVN loopt vanaf 2027 sterk af, terwijl de opgave waar het departement voor staat niet kleiner wordt. Om hiervoor te corrigeren wordt vanaf 2027 structureel 30 miljoen euro aan het apparaatsbudget van LVVN toegevoegd.

Overige intensiveringen

Dit betreft een groot aantal kleine intensiveringen, waaronder maatregelen in het kader van dierwaardigheid (51 miljoen euro), onderzoek naar innovaties in de visserij (50 miljoen euro), experimenteerlocaties en pilots voor het verduurzamen van landbouwbedrijven (40 miljoen euro), de aanpak wolf (28 miljoen euro), een ophoging van de regeling Energie-efficiëntie glastuinbouw (22 miljoen euro) en de aanpak PAS-melders (20 miljoen euro).

Ombuigingen

Inzetten loon-en prijsbijstelling voor intensiveringen

Voor de dekking van verschillende intensiveringen wordt een deel van de loon-en prijsbijstelling ingezet. Het betreft 22 miljoen euro in 2026 en structureel 10 miljoen euro.

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

Dekking voor het amendement Bontenbal c.s. is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van LVVN is structureel verlaagd met 7 miljoen euro t.b.v. het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het HLA. 

Ombuiging maatwerksubsidie voor CO2-levering aan de glastuinbouw

De oorspronkelijk beoogde maatwerksubsidie voor CO2-levering aan de glastuinbouw kon om juridische redenen geen doorgang vinden daarom wordt 22 miljoen euro, dat gereserveerd stond voor deze regeling, nu omgebogen. De beoogde CO2-reductie van deze regeling blijft wel als doelstelling behouden.

Inzetten loon-en prijsbijstelling voor indexeringen

De loon-en prijsbijstelling wordt ingezet voor de indexatie van verschillende budgetten op de LVVN begroting. De grootste posten zijn indexatie van de opdracht aan de NVWA (11 miljoen euro structureel), de opdracht aan RVO (10 miljoen euro in 2025 en 7 miljoen euro structureel), en het apparaatsbudget (10 miljoen euro in 2025 en 9 miljoen euro structureel).

Inzet reserveringen voor intensiveringen

LVVN heeft budget op de begroting gereserveerd voor onvoorziene risico's. Er is gebleken dat er meer gereserveerd werd dan nodig, daarom is besloten om een deel van de reservering in te zetten voor intensiveringen.

Ombuiging Beleidsprogramma Nationale Parken 2024-2030

Het kabinet heeft besloten om 18 miljoen euro van het budget dat begroot stond voor het Beleidsprogramma Nationale Parken 2024-2030 om te buigen en in te zetten voor intensiveringen.

Overige ombuigingen

Dit betreft een aantal kleine ombuigingen.

Kasschuiven

Kasschuif Maatregel Gebiedsgerichte Beëindiging

Vanwege de urgentie van vermindering van de stikstofemmissie wordt de 2e Batch van de Maatregel Gerichte Beëindiging (MGB) vervroegd naar het najaar van 2025 in plaats van het najaar van 2026. Daarvoor wordt 30 miljoen euro uit 2026 naar 2025 geschoven. Met de gebiedsgerichte MGB kunnen provincies veehouderijondernemingen financieel schadeloosstellen als zij een veehouderijlocaties gedeeltelijk of geheel sluiten en als die in prioritaire gebieden liggen.

Kasschuif Subsidie Warmte-infrastructuur Glastuinbouw (SWiG)

Met de Subsidie Warmte-infrastructuur Glastuinbouw (SWiG) biedt het kabinet financiële ondersteuning bij de aanleg van warmtenetten voor de glastuinbouw. De regeling is in 2024 voor het eerst opengezet, en op basis van de ervaringen die hiermee zijn opgedaan wordt de openstelling voor 2025 aangepast. Dat heeft er ook toe geleid dat budgetten naar achteren zijn geschoven, omdat dit beter aansluit bij het verwachte ritme waarin het budget wordt uitgegeven.

Kasschuif beëindigingsregeling maatwerk

Voor veehouderijlocaties die zich niet goed lenen voor andere beëindigingsregelingen is er een maatwerkregeling in het leven geroepen. Maatwerkcasussen blijken echter een langere doorlooptijd te kennen dan voorzien, onder andere vanwege juridische complexiteit. Ook maken de recente uitspraken van de RvS, waarmee intern salderen per saldo vergunningsplichtig wordt17, deze regeling lastiger uitvoerbaar. Daarom wordt budget uit 2025 naar achteren geschoven.

Kasschuif verplaatsingsregeling

Het blijkt meer tijd te kosten om veehouderijlocaties te verplaatsen dan vooraf gedacht. Daardoor wordt budget uit 2025 voor deze regeling met 20 miljoen euro verlaagd, en budget in 2026 en 2027 beide met 10 miljoen euro verhoogd, zodat het budget beter aansluit op het verwachte uitgaveritme.

Kasschuif loon-en prijsbijstelling

De prijsbijstelling is in een ander kastempo uitgekeerd dan waarin LVVN deze nodig heeft. Daarom is met een kasschuif budget in het gewenste kasritme gezet. Per saldo wordt 49 miljoen euro uit 2025 geschoven en in 2027 tot en met 2030 gezet.

Kasschuif beëindigingsregelingen

Het blijkt meer tijd te kosten voordat deelnemers aan de beëindigingsregelingen Lbv en Lbv-plus aan de mijlpaalbepalingen voldoen, waarna zij aanspraak kunnen doen op het subsidiebudget. Daarom is 360 miljoen euro die begroot stond voor 2025 naar 2026 en 2027 geschoven.

Overige kasschuiven

Dit betreft een aantal kleine kasschuiven, waarondereen kasschuif op het programma Natuurversterking Noordzee (13 miljoen euro uit 2025 naar 2027 en 2028), voor maatregelen in veenweidegebieden (25 miljoen euro uit 2025 voornamelijk naar 2026 en 2029), voor vestigingssteun voor jonge boeren (10 miljoen euro uit 2025 naar 2026 en 2027), voor Natuurcompensatie Voordelta (10 miljoen euro uit 2025 voornamelijk naar 2027, en voor de inhuur van zaakbegeleiders (10 miljoen euro uit 2025 naar 2026 en 2027).

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking BTW-compensatiefonds

Dit betreft de bijdrage van LVVN aan het BTW-compensatiefonds voor werkzaamheden van medeoverheden voor het Programma Natuur (3,5 miljoen euro), de Regeling provinciale maatregelen landelijk gebied (circa 6,7 miljoen euro), en nog een aantal kleinere regelingen.

Overboeking Gemeente- en Provinciefonds

Dit betreft een bijdrage aan de medeoverheden voor uitvoering van de uitkoopregelingen Lbv- en Lbv-plus (circa 11 miljoen euro), natuurbrandpreventie (3 miljoen euro per jaar tot en met 2030), nationale parken (2 miljoen euro), en nog een aantal kleinere regelingen.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft een aantal kleinere overboekingen.

Loonbijstelling

Dit betreft budget dat aan LVVN is toegekend ter compensatie van de macroeconomische loonontwikkeling.

Prijsbijstelling

Dit betreft budget dat aan LVVN is toegekend ter compensatie van de macroeconomische prijsontwikkeling. Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

Dit betreft budget dat aan LVVN is toegekend voor betalingen die over de jaargrens heen lopen. Voor LVVN wordt onder andere eindejaarsmarge toegekend voor de beëindigingsregelingen Lbv- en Lbv-plus, zodat hiermee de overlopende verplichtingen op deze regelingen voldaan kunnen worden. Anders zou LVVN geen budget hebben om alle aanmeldingen voor de beëindigingsregelingen te betalen.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de LVVN begroting.

Technisch

Dit betreft een aantal verschillende technische mutaties.

Ontvangsten

Terugbetalingen MGA

In 2022 is de Maatregel gerichte aankoop en beëindiging veehouderijen nabij natuurgebieden (MGA) opengezet als specifieke uitkering aan provincies. Kort na de deadline van deze regeling zijn de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) en Landelijke beëindigingsregeling-plus veehouderijlocaties (Lbv-plus) aangekondigd, die financieel aantrekkelijker zouden zijn. Veel veehouders hebben daarom besloten af te zien van hun aanbod voor de MGA, waardoor provincies relatief weinig gebruik hebben kunnen maken van deze specifieke uitkering. Hierdoor wordt 82 miljoen euro door provincies teruggestort naar LVVN.

Afromen surplus eigen vermogen NVWA

De NVWA laat in zijn prognose van het resultaat over 2024 een fors positief resultaat zien (circa 40 miljoen euro). De Regeling Agentschappen schrijft voor dat het eigen vermogen gebonden is aan een bandbreedte van maximaal 5% van de omzet in de afgelopen 3 jaar. Voor NVWA betreft dit 26 miljoen euro. Daarom wordt het surplus van circa 14 miljoen euro overgemaakt naar LVVN, dat de eigenaar is van de NVWA.

Afrekening NVWA

Over 2024 heeft de NVWA onderuitputting gerealiseerd op twee posten die door LVVN zijn gefinancierd. Dat zijn de terugbetalingen als gevolg van de CBb-uitspraak van 26 september 2023 en het programma Herziening stelsel keuren en toezicht. Deze onderuitputting wordt teruggegeven aan LVVN.

Verlagen borgstellingsfaciliteit

Uit de evaluatie van de BL kwam naar boven dat een lager bedrag in de begrotingsreserve opgenomen kan worden als gevolg van de structureel lagere deelname en het aantal verliesdeclaraties. Dit betreft een eenmalige verlaging van de reserve van 25 miljoen euro.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van LVVN.

Technisch

Dit betreft een aantal verschillende technische mutaties.

Diergezondheidsfonds

Diergezondheidsfonds: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 36 37 37 38 38 0
Extrapolatie 38
Extrapolatie 38
Stand Voorjaarsnota 36 37 37 38 38 38
Diergezondheidsfonds: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 54 36 37 38 38 0
Extrapolatie 38
Extrapolatie 38
Niet-kaderrelevant 23 0
Toevoeging eindsaldo DGF 2024 23
Stand Voorjaarsnota 78 36 37 38 38 38

Uitgaven

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van het Diergezondheidsfonds (DGF).

Ontvangsten

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van het Diergezondheidsfonds.

Toevoeging eindsaldo DGF 2024

Conform de begrotingssystematiek van het Diergezondheidsfonds (DGF) wordt het eindsaldo DGF 2024 aan de begroting 2025 toegevoegd (23,1 miljoen euro).

Sociale Zekerheid

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Uitgaven
XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 59.997 64.414 67.273 69.328 71.745 0
Meevallers ‒ 269 ‒ 192 ‒ 111 ‒ 93 ‒ 55 ‒ 16
Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) 6 ‒ 6 ‒ 16 ‒ 21 ‒ 28 ‒ 35
Wet Kindgebonden budget (WKB) ‒ 220 ‒ 156 ‒ 65 ‒ 45 ‒ 2 39
Overige meevallers ‒ 55 ‒ 29 ‒ 30 ‒ 27 ‒ 24 ‒ 19
Tegenvallers 188 ‒ 166 465 308 209 200
Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) 134
Kinderopvangtoeslag (KOT) 34 ‒ 200 420 268 173 164
Algemene Kinderbijslagwet (AKW) 8 15 20 22 23 22
Overige tegenvallers 13 19 25 17 13 14
Intensiveringen 244 459 1.048 1.369 851 585
Ingroeipad nieuw kinderopvangstelsel 19 296 851 1.079 446 148
Borgen toegankelijkheid kinderopvang 24 24
Uitvoeringskosten ontwerp en inrichting nieuwe financiering KO 46 65
WIA: SMC-uitvoeringskosten 36 36 36
Reservering OCTAS 1 3 8 15
GIDK: financiering sociaal ontwikkelbedrijven 34 37 39 42 44 47
GIDK: ontwikkelen arbeidsvermogen voor afgewezen wajongeren in de Pwet 4 8 13 17
GIDK: verhoging jeugd-WML 39 40 42 43
GIDK: overige maatregelen 4 25 32 37 27 27
Actie-agenda integratie 5 11 16 22 27 22
Participatiewet in balans 32 14 9 7 5 10
Besparingsverlies banenafspraak overheid 35
Besparingsverlies banenafspraak markt 22
Overige intensiveringen 92 76 57 95 134 130
Ombuigingen ‒ 424 ‒ 799 ‒ 2.614 ‒ 2.165 ‒ 634 ‒ 599
Invoering nieuwe financiering kinderopvang per 2029 ‒ 38 ‒ 612 ‒ 2.169 ‒ 1.743 ‒ 156 ‒ 47
Steilere afbouw WKB vanaf een inkomen van 60.000 euro ‒ 25 ‒ 304 ‒ 291 ‒ 296 ‒ 300
Afromen Groepen in de knel ‒ 130 ‒ 130
Hervorming Werkloosheidswet (WW): duurverkorting naar 18 maanden 17 104 75
Hervorming Werkloosheidswet (WW): koppeling LGU-WGA 2 6 6
Inzet re-integratiebudget UWV ‒ 20
Uitstel Participatiewet in balans ‒ 24 ‒ 8 0 0 0 0
AOV-AOW Hiaat ‒ 25
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting ‒ 34 ‒ 34 ‒ 34 ‒ 34 ‒ 34 ‒ 34
Lage-inkomensvoordeel ‒ 182
Gedeeltelijk afboeken LPO-tranche 2025 ‒ 17 ‒ 13 ‒ 4 ‒ 5 ‒ 5
Overige ombuigingen ‒ 102 ‒ 103 ‒ 93 ‒ 112 ‒ 123 ‒ 163
Kasschuiven ‒ 193 ‒ 235 162 153 56 85
Kasschuif ingroeipad kinderopvangstelsel 38 ‒ 217 141 65 2 0
Kasschuif MDIEU ‒ 40 40
Kasschuif Groepen in de knel (GIDK) ‒ 146 ‒ 32 4 31 66 76
Overige kasschuiven ‒ 46 14 18 17 ‒ 12 9
Overboekingen Aanvullende Post 201 114 156 141 67 48
Overheveling middelen Groepen in de knel (GIDK) 193 104 147 134 108 108
Uitvoeringskosten ontwerp en inrichting nieuwe financiering KO ‒ 46 ‒ 65
Overige overboekingen Aanvullende Post 8 9 9 7 5 5
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 117 ‒ 109 ‒ 128 ‒ 86 ‒ 4 ‒ 7
Overboeking invullen apparaatstaakstelling OCW 24 24 25 25 25 25
Overboeking invullen apparaatstaakstelling HLA 11 22 33 45 45
Overboeking rijksbijdrage sociale infrastructuur ‒ 20 ‒ 21 ‒ 23 ‒ 25 ‒ 26 ‒ 28
Overboeking IBO problematische schulden ‒ 22 ‒ 18 ‒ 34
Overboeking alleenverdienersproblematiek ‒ 26
Overboeking impulsbudget arbeidsmarktregio's ‒ 35 ‒ 29 ‒ 39 ‒ 45
Overboeking impulsbudget sociale infrastructuur ‒ 35 ‒ 32 ‒ 32 ‒ 32 ‒ 32 ‒ 32
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 3 ‒ 44 ‒ 47 ‒ 43 ‒ 15 ‒ 17
Kadercorrecties ‒ 218 ‒ 210 ‒ 192 ‒ 238 ‒ 250 ‒ 194
Niet-beleidsmatige mutaties bijstand ‒ 218 ‒ 215 ‒ 249 ‒ 293 ‒ 290 ‒ 244
Afschaffen criterium samengestelde gezinnen 8 92 93 93 93
Verlagen vermogensgrenzen in kindgebonden budget (WKB) ‒ 3 ‒ 36 ‒ 38 ‒ 52 ‒ 43
Loonbijstelling 69 77 68 58 57 57
Loonbijstelling 69 77 68 58 57 57
Prijsbijstelling 10 10 10 9 8 8
Prijsbijstelling 10 10 10 9 8 8
Eindejaarsmarge 15
Eindejaarsmarge 15
Extrapolatie 71.825
Extrapolatie 71.825
Desalderingen 20
Desaldering re-integratie UWV 20
Technisch ‒ 45 ‒ 69 ‒ 138 ‒ 150 ‒ 156 ‒ 164
GIDK: doorverdeling middelen ‒ 45 ‒ 69 ‒ 138 ‒ 150 ‒ 156 ‒ 164
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-kaderrelevant 628 950 452 ‒ 796 ‒ 609 1.906
Niet-kaderrelevant 628 950 452 ‒ 796 ‒ 609 1.906
Stand Voorjaarsnota 60.106 64.244 66.451 67.838 71.286 73.734
XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Ontvangsten
XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 2.502 2.498 2.466 2.374 2.304 0
Meevallers 31 26 23 13 3 ‒ 4
Kinderopvangtoeslag (KOT) 16 26 23 13 3 ‒ 4
Overige meevallers 15 0
Tegenvallers ‒ 31 ‒ 21 ‒ 18 ‒ 21 ‒ 22 ‒ 22
Wet Kindgebonden budget (WKB) ‒ 30 ‒ 20 ‒ 17 ‒ 20 ‒ 21 ‒ 21
Overige tegenvallers ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Intensiveringen ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 5 ‒ 5
Intensiveringen ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 5 ‒ 5
Ombuigingen ‒ 1 45 159 213 144
Ingroeipad nieuw kinderopvangstelsel 4 18 42 52 36
Invoering nieuwe financiering kinderopvang per 2029 ‒ 4 27 117 161 108
Kasschuiven 4 10 9 4 2
Kasschuiven 4 10 9 4 2
Extrapolatie 2.277
Extrapolatie 2.277
Desalderingen 20
Desaldering re-integratie UWV 20
Niet-kaderrelevant 3 ‒ 1 ‒ 1 0
Niet-kaderrelevant 3 ‒ 1 ‒ 1 0
Stand Voorjaarsnota 2.525 2.497 2.517 2.525 2.496 2.391

Uitgaven

Meevallers

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

In 2025 worden de uitkeringslasten van de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) opwaarts bijgesteld door onder andere een nieuwe voorziening voor oninbare vorderingen. Vanaf 2026 worden de AIO-uitkeringslasten op basis van de realisatiecijfers van de SVB meerjarig neerwaarts bijgesteld, voornamelijk doordat het aantal AIO-huishoudens in de toekomst minder hard zal stijgen dan eerder verwacht. Dit wordt met name verklaard doordat de raming voor het eerst volledig aansluit bij de nieuwe ramingssystematiek van de SVB. 

Wet Kindgebonden budget (WKB)

De uitgaven aan de WKB zijn meerjarig naar beneden bijgesteld. Dit wordt verklaard doordat Dienst Toeslagen bij het inschatten van de inkomens uit gaat van een sterkere inkomensstijging dan de daadwerkelijke loonontwikkeling. Hierdoor komen de voorschotten die ouders tijdens het jaar ontvangen lager uit. In latere jaren leidt dit tot meer nabetalingen en minder terugvorderingen. Hierdoor neemt de meevaller na 2025 in omvang af. Omdat het totale recht op basis van realisatiecijfers meerjarig naar beneden is bijgesteld vanwege hogere inkomensinschattingen, zijn er ook structureel lagere WKB-uitgaven. Op basis van het CEP van het CPB, nemen de WKB-uitgaven structureel wel toe. Dit wordt verklaard doordat het CPB de inkomensontwikkeling van huishoudens met kinderen in de voorjaarsraming vanaf 2027 structureel lager inschat dan eerder, met als gevolg een hoger recht op toeslagen.

Overige meevallers

Onder deze post vallen meerdere meevallers van beperkte budgettaire omvang. De grootste meevaller onder deze post is een meevaller van circa 40 miljoen euro cumulatief op de Tegemoetkomingsregeling Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB). Deze bijstelling wordt onder andere veroorzaakt door een lager aantal aanvragen voor de regeling dan eerder verwacht en vertraging bij het toevoegen van nieuwe ziekten.

Tegenvallers

Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW)

Op basis van de realisatiegegevens van UWV zijn de verwachtte uitgaven aan de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) naar boven bijgesteld. Dit komt voornamelijk doordat de hoogte van de oninbare vorderingen naar boven is bijgesteld. Ook verwacht het UWV op basis van realisatiegegevens het UWV dat de uitkomsten van bezwaar of beroep leiden tot hogere definitieve vaststellingen dan eerder verwacht.

Kinderopvangtoeslag (KOT)

De uitgaven aan de KOT zijn meerjarig naar boven bijgesteld. Dit komt hoofdzakelijk doordat het aantal kinderen dat gebruikmaakt van kinderopvang in 2025 sterker toeneemt dan eerder verwacht. Ook is naar aanleiding van de meest recent CPB-raming de werkloze beroepsbevolking meerjarig naar beneden bijgesteld, met een hoger gebruik van KOT als gevolg. Daarnaast is er een technisch effect. De eerste ingroeistap richting het nieuwe kinderopvangstelsel leidt vanwege gedragsreacties ook in 2027 en 2028 nog tot een hoger gebruik. De meerkosten daarvan worden gefinancierd vanuit de beschikbare ingroeipadmiddelen in 2026. Daardoor ontstaat een incidentele meevaller in 2026 en een hogere tegenvaller in 2027 en 2028.

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De uitgaven aan de AKW zijn naar boven bijgesteld. De bijstelling is het gevolg van hogere realisatiecijfers, een opwaarts bijgestelde bevolkingsprognose en een toename in het aantal kinderen met intensieve zorg, waarvoor recht bestaat op een hoger bedrag aan kinderbijslag.

Overige tegenvallers

Onder deze post vallen meerdere tegenvallers van beperkte budgettaire omvang. Hieronder valt een bijstelling van de uitgaven aan de kinderbijslagvoorziening (KBV) Caribisch Nederland met circa 10 miljoen euro cumulatief. Deze hogere uitgaven hebben te maken met een verhoging van de KBV per 1 januari 2024, waarvan de eerder geraamde extra kosten een onderschatting blijken van de werkelijke kosten. Ook bestaat deze post uit een aantal nabetalingen in 2025 naar aanleiding van hogere gerealiseerde uitgaven aan regelingen in 2024. Hieronder valt een afrekening van de Wet op het Kindgebonden Budget (WKB).

Intensiveringen

Ingroeipad nieuw kinderopvangstelsel

Met 2029 als invoeringsjaar van de nieuwe financiering van kinderopvang is een langer en geleidelijker ingroeipad nodig. In 2026, 2027 en 2028 wordt de kinderopvangtoeslag stapsgewijs verhoogd. Het doel van dit ingroeipad is de vraag naar kinderopvang geleidelijk te laten stijgen en de sector tijd te geven om het aanbod mee te laten groeien. De reeks betreft dit ingroeipad.

Borgen toegankelijkheid kinderopvang

Deze reeks betreft een reservering voor maatregelen die de toegankelijkheid van kinderopvang borgen en zorgen voor een soepele transitie naar het nieuwe financieringsstelsel. Met deze reservering kunnen op een later moment mitigerende maatregelen worden uitgewerkt.

Uitvoeringskosten ontwerp en inrichting nieuwe financiering kinderopvang

Deze reeks betreft een reservering voor incidentele middelen die nodig zijn voor het opbouwen en inrichten van de uitvoering van de nieuwe financiering van kinderopvang.

WIA: SMC-uitvoeringskosten

De vraag naar sociaal-medische beoordelingen is al tijden groter dan het aantal beoordelingen dat UWV kan verrichten. Er wordt aanvullende financiering beschikbaar gesteld voor het UWV, zodat taakdelegatie bij sociaal-medische centra kan worden uitgebreid. Door taakdelegatie worden delen van de sociaal-medische beoordelingen uitgevoerd door sociaal-medisch verpleegkundigen en arbeidsdeskundigen, waardoor de verzekeringsarts efficiënter wordt ingezet. Deze reeks betreft structurele middelen vanaf 2028. Daarnaast zijn er incidenteel middelen gereserveerd op artikel 11 van de SZW-begroting. 

Reservering OCTAS

Dit betreft een reservering van middelen om opvolging te geven aan het advies de aanbevelingen van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS).

Groepen in de knel: financiering sociaal ontwikkelbedrijven

Vanaf 2025 worden er middelen beschikbaar gesteld om de werking van loonkostensubsidie (LKS) bij beschut werk te verbeteren. Het voornemen is om voor beschut werk een forfaitaire LKS in te voeren. Dit betekent dat de loonwaardemetingen bij beschut werk worden afgeschaft en er standaard een vaste vergoeding voor de gemiste loonwaarde wordt uitgekeerd. Dit zorgt voor een versimpeling in de uitvoering van de LKS bij beschut werk. Ook krijgen de werknemers niet meer te maken met het onzekere jaarlijkse traject van de loonwaardemeting. Deze maatregel vergt een wetswijziging. Tot het moment dat de wetswijziging is gerealiseerd worden de middelen toegevoegd aan de Rijksbijdrage beschut werk in het Gemeentefonds.

Groepen in de knel: ontwikkelen arbeidsvermogen voor afgewezen wajongeren in de Pwet

Jaarlijks zijn er circa 1.350 personen bij wie de Wajong-aanvraag wordt afgewezen omdat UWV niet kan vaststellen dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Bij deze doelgroep is het arbeidsvermogen dus mogelijk ontwikkelbaar. Het huidige instrumentarium van gemeenten is vaak niet passend voor deze groep, waardoor zij een groter risico lopen op levenslange uitkeringsafhankelijkheid van een bijstandsuitkering of uiteindelijk alsnog de Wajong instromen. Gemeenten ontvangen middelen voor jeugdbegeleiders en -coaches en voor het opzetten van arbeidsontwikkelplekken voor deze doelgroep.

Groepen in de knel: verhoging minimumjeugdloon

Met deze maatregel wordt het minimumjeugdloon voor 16-20-jarigen met gemiddeld 20% verhoogd. De verhoging brengt het minimumjeugdloon voor 16-jarigen gelijk aan 40% van het volwassenminimumloon, voor 17-jarigen aan 50%, 18-jarigen aan 62,5%, 19-jarigen aan 75% en voor 20-jarigen aan 87,5%. De verhoging verbetert de toereikendheid van het loon van jongeren en ondersteunt voltijds werkende jongeren om rond te komen. De verhoging gaat in per 1 januari 2027.

Groepen in de knel: overige maatregelen

Dit betreft een aantal maatregelen uit het pakket voor groepen in de knel. Hieronder valt een maatregel om de opvang van dakloze EU-arbeidsmigranten te verbreden voor 2026 t/m 2028. Deze maatregel kost 8 miljoen euro per jaar. Ook wordt met een maatregel Individuele Plaatsing en Steun (IPS) structureel mogelijk gemaakt voor de gemeentelijke doelgroep. Middels IPS worden mensen met een psychische aandoening aan betaald werk geholpen. Deze maatregel kost structureel circa 12 miljoen euro. Daarnaast wordt in aanloop naar de invoering van de Wet toelating terbeschikking­ stelling van arbeidskrachten het toezicht op de uitzendsector uitgebreid en worden middelen voor de NLA en het kerndepartement vrijgemaakt voor het uitvoeren van de Wet gegevensverwerking door samenwerkings­ verbanden (WGS).

Actie-agenda integratie

Deze reeks omvat maatregelen in het kader van de actie-agenda integratie. Ten eerste wordt een maatregel genomen in het kader van de taaleis. Bijstandsgerechtigden moeten voldoen aan de taaleis, zoals in de Participatiewet is opgenomen. Gemeenten ontvangen vanaf 2027 meer middelen via het Gemeentefonds, zodat zij meer bijstandsgerechtigden een formele taalcursus kunnen aanbieden. Daarbij ligt de focus op de nieuwe instroom en op bestaande bijstandsgerechtigden die baat kunnen hebben bij een taalaanbod. Structureel gaat het om een bedrag van 17,4 miljoen euro. Ten tweede wordt een pakket aan maatregelen genomen ter bevordering van de integratie en een open samenleving in Nederland. Het pakket bevat onder andere de volgende maatregelen: het opzetten van een Imanopleiding, het verlengen van de werkgeverssubsidie statushouders, het werken aan een inclusieve arbeidsmarkt en de verlenging van de specifieke uitkering (SPUK) kansrijke wijken. Ook worden er pilots opgezet voor het voorkomen van discriminatie, polarisatie en extremisme.

Participatiewet in balans

Om de maatregelen uit het wetsvoorstel Participatiewet in balans uit te voeren zijn middelen nodig voor implementatie- en uitvoeringskosten. Het gaat hierbij onder andere om kosten die gemeenten maken voor de training van medewerkers, het informeren van burgers en het aanpassen van werkprocessen. Ook bij het Inlichtingenbureau (IB), de SVB, Divosa en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is er sprake van implementatiekosten. Cumulatief gaat het om een bedrag van 73 miljoen euro. Dit wordt gedekt vanuit de middelen op de aanvullende post en de vrijval door uitstel van het wetsvoorstel. De overige middelen die zijn vrijgevallen als gevolg van het uitstel (4 miljoen euro) worden elders binnen de SZW-begroting ingezet voor knelpunten.

Besparingsverlies banenafspraak overheid

Door het niet halen van de banenafspraak door overheidswerkgevers treedt in 2025 een besparingsverlies van 35 miljoen euro op. Doordat de quotumregeling nog niet in werking is getreden, kan dit besparingsverlies niet gedekt worden uit heffingsopbrengsten. Zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2024 is een verdeelsleutel opgesteld om het besparingsverlies banenafspraak overheid te dekken op de verschillende departementale begrotingen, zolang de quotumregeling nog niet van kracht is. Het aantal niet behaalde banen bij departementen en overheidssectoren is betrokken bij deze verdeling.

Besparingsverlies banenafspraak markt

Marktwerkgevers hebben de banenafspraak in 2025 niet gehaald. Dit zorgt voor een besparingsverlies van 22 miljoen euro op de bijstand. Doordat de quotumregeling nog niet in werking is getreden, kan dit besparingsverlies niet gedekt worden uit heffingsopbrengsten.

Overige intensiveringen

Onder deze post vallen meerdere intensiveringen van beperkte budgettaire omvang. Hieronder valt een intensivering van cumulatief circa 15 miljoen euro voor in een verbeterprogramma van de ICT-infrastructuur van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN). Met dit verbeterprogramma wordt de uitvoering van de RCN versterkt, waarmee de kwaliteit van de dienstverlening verbetert. Ook bevat deze post een intensivering voor koopkrachtmaatregelen in Caribisch Nederland. Deze middelen, cumulatief 8 miljoen euro, worden ingezet voor een tijdelijke energietoelage. Verder valt onder deze post een intensivering van circa 10 miljoen euro in 2025 in het kader van het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid. Voor dit wetsvoorstel zijn extra implementatiekosten en uitvoeringskosten nodig.

Ombuigingen

Invoering nieuwe financiering kinderopvang per 2029

In het HLA is afgesproken om per 2027 een nieuwe financiering van kinderopvang in te voeren. Het betreft een ingrijpende wijziging zowel voor de uitvoering als de kinderopvangorganisaties. Om een goede overgang te borgen, is besloten meer tijd te nemen voor de implementatie van en overgang naar de nieuwe financiering. In 2029 gaat de nieuwe financiering in. Deze reeks betreft de besparing als gevolg van het nieuwe invoeringsjaar.

Steilere afbouw WKB vanaf een inkomen van 60.000 euro

Met deze maatregel wordt een extra knikpunt ingericht voor het kindgebonden budget (WKB) voor ouders met een gezamenlijk inkomen vanaf 60.000 euro (prijspeil 2024). Het afbouwpercentage wordt vanaf het (nieuwe) tweede knikpunt met 4,3%-punt structureel verhoogd van 8,5% tot 12,8%. Dit levert een besparing op van 300 miljoen euro structureel.

Afromen Groepen in de knel

Bij Miljoenennota 2025 zijn middelen overgeheveld naar de SZW-begroting ten behoeve van een maatregelenpakket voor het aanpakken van problematische schulden en een maatregel om netto in plaats van bruto terug te vorderen. De middelen voor problematische schulden waren voornamelijk beoogd voor gemeentelijk schuldenbeleid (vroegsignalering), beleid van SZW (integraal schuldenoverzicht voor huishoudens) en beleid van JenV (één overheidsincasso en het voorkomen van kostenoploop boetes). Vanaf 2029 worden deze middelen ingezet ter dekking van de budgettaire problematiek op de SZW-begroting. Ook wordt een deel van de reservering voor Groepen in de knel op de Aanvullende Post ingehouden. Dit telt samen op tot cumulatief 404 miljoen euro in de meerjarenperiode.

Hervorming WW: duurverkorting WW naar 18 maanden

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat er een besparing plaats zal vinden op de Werkloosheidswet van 200 miljoen euro per jaar vanaf 2027. Er is voor gekozen om deze besparing in te vullen met een verkorting van de maximale WW-duur van 24 naar 18 maanden per 1 januari 2027. Een duurverkorting heeft met vertraging een budgettair effect, waardoor er ten opzichte van de besparing in het HLA in 2027 en 2028 minder wordt bespaard dan afgesproken in het HLA en vanaf 2029 meer. Het effect van duurverkorting op de uitgaven aan de Werkloosheidswet en de uitvoeringskosten UWV zijn verwerkt op Hoofdstuk 40, Sociale Verzekeringen. Het effect van de duurverkorting (een hogere instroom in de Participatiewet, lager gebruik van de Toeslagenwet, hoger gebruik IOW en hogere uitvoeringskosten van gemeenten) zijn verwerkt op Hoofdstuk 15, Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Hervorming WW: koppeling LGU-WGA

Voor de loongerelateerde uitkering (LGU) van de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en de Werkloosheidswet is omwille van vereenvoudiging ervoor gekozen om de hoogte en duur van de twee uitkeringen te harmoniseren. In het Hoofdlijnenakkoord is gekozen voor een besparing op de Werkloosheidswet. Hier wordt invulling aan gegeven met een inkorting van de maximale WW-uitkeringsduur, wat ook leidt tot een inkorting van de maximale uitkeringsduur van de loongerelateerde WGA-uitkering. WGA-gerechtigden ontvangen daardoor eerder een loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering. Daar tegenover staat dat de uitgaven aan de Toeslagenwet voor mensen met een WGA-uitkering na de LGU naar verwachting hoger uitvallen. Per saldo in 2030 bespaart dit 55 miljoen euro aan uitgaven op de SZW begroting.

Inzet re-integratiebudget UWV

In 2025 wordt circa 20 miljoen euro van het UWV re-integratiebudget Wajong ingezet ter dekking. Deze middelen zijn via een desaldering van een terugontvangst beschikbaar gekomen aan de uitgavenkant.

Uitstel Participatiewet in balans

Als het gevolg van de vertraging van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Participatiewet in Balans, spoor 1, van 1 juli 2025 naar 1 januari 2026 vallen middelen vrij die ter dekking ingezet worden voor de implementatiekosten van het wetsvoorstel. De beoogde inwerkingtreding van het onderdeel bufferbudget en het onderdeel verrekenen is uitgesteld tot 1 juli 2026, waardoor het daarvoor beoogde budget in 2026 vrijvalt.

AOV-AOW Hiaat

Een mogelijke tegemoetkoming voor arbeidsongeschikte zzp’ers die een inkomenshiaat hebben tussen het einde van hun private AOV op 65 jaar en de AOW-leeftijd, wordt niet doorgezet. Bij de uitwerking van de regeling is gebleken dat er geen objectief criterium bestaat om arbeidsongeschikte zzp’ers gunstiger te behandelen dan andere groepen die ook in de (inmiddels beëindigde) Tijdelijke Overbruggingsuitkering (OBR) zaten. Deze groep kan daardoor niet met een eenmalige passende regeling tegemoetgekomen worden zonder precedentwerking. De reservering van middelen voor een mogelijke tegemoetkoming vervalt.

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

Dekking voor het amendement Bontenbal c.s. is verspreid over meerdere begrotingen. De begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is structureel verlaagd met 34 miljoen euro t.b.v. het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het Hoofdlijnenakkoord. Binnen de begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt de taakstelling ingevuld aan de hand van de grondslagen waarop deze is gebaseerd. Dit betekent dat zowel het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) als de Sociale Verzekeringsbank (SVB) worden gekort op het budget voor uitvoeringskosten. Voor het overige deel wordt er gekort op de middelen van het kerndepartement. Dit gaat om middelen ter compensatie voor de loon- en prijsontwikkeling (LPO) in 2025 en een centrale reservepost voor apparaatsuitgaven voor latere jaren.

Lage-inkomensvoordeel

Het lage-inkomensvoordeel (LIV) is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers die werknemers met een laag loon in dienst hebben, en wordt uitbetaald in het jaar volgend op het jaar waarop het LIV betrekking heeft. Het LIV kent een uurloongrens. Dat is het bedrag dat iemand gemiddeld per uur mag verdienen om in aanmerking te komen voor het LIV. Als anticipatie op het verhogen van het WML is in 2024 de uurloongrens verlaagd van 125% naar 104%. Dit is gedaan omdat het LIV enkel voor de laagste inkomens beschikbaar moet zijn. Als gevolg hiervan kwamen minder werknemers in aanmerking voor het LIV, dit effect bleek echter groter dan initieel verwacht. Het lage inkomensvoordeel (LIV) wordt na 2025 afgeschaft.

Gedeeltelijk afboeken LPO-tranche 2025

Een deel van de indexatiemiddelen voor de loon- en prijsontwikkeling (LPO) van de SZW-begroting wordt ingezet ter dekking.

Overige ombuigingen

Onder deze post vallen meerdere ombuigingen van beperkte budgettaire omvang. Zo wordt de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) afgesloten voor nieuwe instroom per 2028. Hiermee wordt cumulatief 27 miljoen euro omgebogen. Ook worden diverse reserveringen op de SZW-begroting alternatief ingezet. Dit gaat bijvoorbeeld om cumulatief circa 22 miljoen euro voor de uitvoering van de aanbevelingen van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten die niet tot besteding komen. Tot slot bevat deze post de bijdragen van andere departementen ter dekking van het besparingsverlies banenafspraak overheid (17 miljoen euro).

Kasschuiven

Kasschuif ingroeipad kinderopvangstelsel

In 2026 volgt een verdere verhoging van de vergoedingspercentages in de kinderopvang. Dit is onderdeel van de ingroeimiddelen om alle werkende ouders bijna gratis kinderopvang aan te bieden. Door onder andere gedragseffecten, nabetalingen en terugontvangsten leiden de ingroeimiddelen in 2026 tot een aangepast kasritme op de uitgaven en ontvangsten. Deze kasschuif zet de beschikbare middelen in het juiste kasritme.

Kasschuif MDIEU

Het betreft een kasschuif voor Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en eerder Uittreden (MDIEU) van 2025 naar 2028. Met deze schuif wordt het kasbudget voor 2025 realistisch begroot op basis van de verwachte besteding aan MDIEU subsidieprojecten. Momenteel verkent het kabinet naar aanleiding van het onderhandelakkoord ‘gezond naar pensioen’ hoe resterende middelen van MDIEU kunnen worden ingezet voor een duurzame inzetbaarheidsagenda. Het budget wordt doorgeschoven naar 2028 ten behoeve van de uitwerking van deze beleidsagenda.

Kasschuif Groepen in de knel

Deze kasschuif is ten behoeve van het maatregelenpakket voor Groepen in de knel. Door de middelen van 2025 en 2026 naar latere jaren te schuiven wordt beter rekening gehouden met de ingroei en invoeringstermijn van de onderliggende maatregelen.

Overige kasschuiven

Onder deze post vallen meerdere kasschuiven van beperkte budgettaire omvang. Hieronder valt een kasschuif van middelen voor de Stimuleringsregeling LLO in MKB (SLIM). Circa 23 miljoen euro wordt vanuit 2025 en 2026 naar latere jaren geschoven, om het kasritme in overeenstemming te brengen met de bevoorschottingssystematiek en daarmee te kunnen voldoen aan verplichtingen. Ook omvat deze post een kasschuif van middelen die op de begroting staan gereserveerd voor de expeditieregeling duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkeling. Hierbij wordt circa 5 miljoen euro vanuit 2025 naar latere jaren geschoven zodat het kasritme aansluit bij de beschikkingen van de toegekende subsidies.

Overboekingen Aanvullende Post

Overheveling middelen Groepen in de Knel (GIDK)

Deze overheveling is ten behoeve van het maatregelenpakket voor Groepen in de knel. Deze overheveling wordt verder doorverdeeld op de SZW-begroting.

Uitvoeringskosten ontwerp en inrichting nieuwe financiering KO

De reservering van incidentele middelen voor het opbouwen en inrichten van de uitvoering van de nieuwe financiering van kinderopvang, wordt overgeboekt naar de Aanvullende Post.

Overige overboekingen Aanvullende Post

Deze post betreft meerdere overboekingen met de Aanvullende Post, onder meer voor de implementatiekosten van het wetsvoorstel Participatiewet in balans en voor de uitvoering van het opheffen van het handhavingsmoratorium rond arbeidsrelaties door de Belastingdienst. Daarnaast wordt de loon- en prijsbijstelling die eerder is uitgekeerd over middelen die gereserveerd staan op de Aanvullende Post, overgeboekt. Deze overboeking bedraagt circa 8 miljoen euro in 2025 en loopt af tot circa 5 miljoen euro in 2030.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking invullen apparaatstaakstelling OCW

Een deel van de taakstelling naar aanleiding van de besluitvorming over de OCW-begroting (amendement Bontenbal c.s) wordt ingevuld met hulp van een bijdrage van het UWV en de SVB. Deze invulling bedraagt jaarlijks totaal 31 miljoen euro, waarvan 24 miljoen euro op hoofdstuk 40. Deze bijdrage wordt overgeboekt van hoofdstuk 40 naar hoofdstuk 15 van de SZW-begroting, waar de totale taakstelling wordt ingevuld.

Overboeking invullen apparaatstaakstelling HLA

Een deel van de apparaatstaakstelling uit het Hoofdlijnenakkoord (HLA) wordt ingevuld met hulp van een bijdrage van het UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Deze invulling bedraagt 10 miljoen euro in 2026 oplopend tot 45 miljoen euro in 2029. Deze bijdrage wordt overgeboekt van hoofdstuk 40 naar hoofdstuk 15 van de SZW-begroting, waar de totale taakstelling wordt ingevuld.

Overboeking rijksbijdrage sociale infrastructuur

Er wordt 20 miljoen euro in 2025 oplopend tot 28 miljoen euro in 2030 overgeboekt naar het Gemeentefonds. Bij Voorjaarsnota van 2024 is besloten tot een versterking van het stelsel van sociaal ontwikkelbedrijven. Met de infrastructurele opslag krijgen gemeenten de ruimte om 10.000 extra banen te creëren voor mensen die tijdelijk of langdurig moeten terugvallen op de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven.

Overboeking IBO problematische schulden

Het kabinet voert een pakket aan maatregelen in om problematische schulden fundamenteel aan te pakken. Dit pakket is gebaseerd op het basispakket uit het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Problematische schulden. Hiervoor wordt in 2025 19 miljoen euro overgemaakt naar het Gemeentefonds om in te zetten op vroegsignalering van schulden. Ook worden middelen overgemaakt naar het ministerie van Justitie en Veiligheid voor de jaren 2025 t/m 2027 voor enkele onderdelen van het pakket, waaronder het uitwerken en instellen van een zorgplicht voor gerechtsdeurwaarders.

Overboeking alleenverdienersproblematiek

Bij Miljoenennota 2024 zijn er middelen gereserveerd op de SZW-begroting voor de uitwerking van een tijdelijke regeling via gemeenten, voor de groep alleenverdienende huishoudens in de bijstand die te maken heeft met een nadelige samenloop van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen (oplossing voor de alleenverdienersproblematiek). De wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek is ingegaan per 1 januari 2025. Deze overboeking zorgt dat de middelen voor 2025 voor de uitvoering van deze regeling naar het Gemeentefonds overgeheveld worden.

Overboeking impulsbudget arbeidsmarktregio's

Er wordt 35 miljoen euro in 2025 oplopend tot 28 miljoen euro in 2030 overgeboekt naar het Gemeentefonds. De 35 arbeidsmarktregio’s ontvangen vanaf 2025 een tijdelijk impulsbudget. Deze middelen zijn bedoeld om gezamenlijke dienstverlening op het gebied van werk en ontwikkeling uit te werken met de partners in de arbeidsmarktregio.

Overboeking impulsbudget sociale infrastructuur

Bij Voorjaarsnota 2024 is besloten tot een versterking van het stelsel van sociaal ontwikkelbedrijven. Met deze overboeking naar het Gemeentefonds van circa 180 miljoen euro cumulatief, worden sociaal ontwikkelbedrijven ondersteund om hun infrastructuur toekomstbestendig te maken.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Deze post bevat verschillende overboekingen met andere begrotingen. Hieronder valt een overboeking van 8,9 miljoen euro naar het Gemeentefonds om gemeenten in staat te stellen om hun regiefunctie binnen de verschillende arbeidsmarktregio’s te vervullen. Ook vindt er een overboeking van circa 11 miljoen euro plaats naar de begroting van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kader van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Vanaf de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt hieraan onder andere bijgedragen voor re-integratie op de arbeidsmarkt en armoede en schulden.

Kadercorrecties

Niet-beleidsmatige mutaties bijstand

De uitgaven aan de bijstand worden neerwaarts bijgesteld. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de verwerking van de laatste CPB-raming en de voorlopige realisaties van 2024. Doordat het CPB een lagere werkloze beroepsbevolking verwacht in de komende jaren, worden de bijstandsuitgaven neerwaarts bijgesteld. De verwerking van de voorlopige volumerealisaties van 2024 zorgt daarnaast voor een neerwaartse bijstelling. De verwerking van de prijsrealisaties zorgt daarentegen voor een (kleine) opwaartse bijstelling.

Afschaffen criterium samengestelde gezinnen

Dit is een vereenvoudiging in het toeslagpartnerschap door het afschaffen van het criterium samengestelde gezinnen. Door deze maatregel zijn mensen niet langer toeslagpartner als zij samenwonen met één andere volwassene en er daarnaast een minderjarig kind van één van beiden op het adres is ingeschreven. Door deze maatregel nemen de uitgaven aan de Wet Kindgebonden Budget (WKB) structureel met 93 miljoen euro toe. Omdat deze maatregel deel uitmaakt van een pakket waarin ook maatregelen aan de inkomstenkant van de Rijksbegroting worden genomen, wordt er een kadercorrectie toegepast.

Verlagen vermogensgrenzen in kindgebonden budget (WKB)

De vermogensgrenzen in het kindgebonden budget en zorgtoeslag worden in de periode 2027 tot en met 2029 tijdelijk met circa 28.750 euro verlaagd en structureel vanaf 2030 met circa 27.250 euro verlaagd (mutaties in prijzen ’24). Dit levert voor het kindgebonden budget een besparing op van 43 miljoen euro structureel. Omdat deze maatregel deel uitmaakt van een pakket waarin ook maatregelen aan de inkomstenkant van de Rijksbegroting worden genomen, wordt er een kadercorrectie toegepast.

Loonbijstelling

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling wordt toegevoegd aan de begroting SZW.

Prijsbijstelling

Prijsbijstelling

De tranche 2025 van de prijsbijstelling wordt toegevoegd aan de begroting SZW.

Eindejaarsmarge

Eindejaarsmarge

Op deze wijze regelt SZW de overheveling van middelen uit 2024 naar 2025, deze eindejaarsmarge bedraagt maximaal 1% van het (gecorrigeerde) begrotingstotaal uit het voorgaande jaar.

Extrapolatie

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Desalderingen

Desaldering re-integratie UWV

Dit betreft een desaldering van terugontvangsten van het re-integratiebudget UWV. Hierbij worden uitgaven en niet-belastingontvangsten gelijktijdig verhoogd, waarmee er geen effect is op het begrotingssaldo.

Technisch

GIDK: doorverdeling middelen

Deze post bevat de technische doorverdeling van de middelen van Groepen in de knel (GIDK) binnen de SZW-begroting. De intensiveringen die voortvloeien uit deze doorverdeling, zijn toegelicht onder Intensiveringen.

Technisch

Deze post bevat meerdere budgetneutrale technische mutaties binnen de begroting. Hieronder vallen herschikkingen waarbij middelen voor arbeidsmarktinfrastructuur naar een ander begrotingsartikel worden overgeheveld.

Niet-kaderrelevant

Niet-kaderrelevant

Deze post bevat niet-kaderrelevante mutaties van Rijksbijdragen. Zo wordt de Rijksbijdrage Ouderdomsfonds bijgesteld naar aanleiding van de nieuwste raming van het CPB.

Ontvangsten

Meevallers

Kinderopvangtoeslag (KOT)

In de meeste jaren zijn de KOT-ontvangsten naar boven bijgesteld. Dit houdt met name verband met de hogere uitgaven en ontvangsten als gevolg van een opwaartse bijstelling van het aantal kinderen dat gebruikmaakt van kinderopvang.

Overige meevallers

Onder deze post vallen meerdere meevallers van beperkte budgettaire omvang. Dit betreft onder andere een bijstelling van de terugontvangsten van de inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW). Uit realisaties blijkt dat aan UWV meer is overgemaakt voor IOW-uitgaven in 2024 dan UWV daadwerkelijk heeft uitgegeven. Hierdoor ontvangt SZW in 2025 een bedrag terug van UWV. 

Tegenvallers

Wet Kindgebonden budget (WKB)

De Wet Kindgebonden budget (WKB)-ontvangsten zijn meerjarig naar beneden bijgesteld. Dit houdt met name verband met de lagere voorschotten gedurende het jaar. Bij het inschatten van de inkomens wordt namelijk door Dienst Toeslagen uitgegaan van een sterkere inkomensstijging dan de daadwerkelijk verwachte loonontwikkeling. Hierdoor komen de voorschotten die ouders tijdens het jaar ontvangen lager uit. In latere jaren leidt dit tot meer nabetalingen en dus minder terugontvangsten. Naar aanleiding van CEP wordt dit effect iets beperkt als gevolg van de inkomensontwikkeling van huishoudens met kinderen die door het CPB in de CEP-raming vanaf 2027 structureel lager wordt ingeschat dan eerder ten tijde van de cMEV 2024. Dit leidt tot hogere beschikkingen en per saldo hogere ontvangsten (lees: een grondslageffect).

Overige tegenvallers

Onder deze post vallen meerdere tegenvallers van beperkte budgettaire omvang. Onder andere de boete-ontvangsten van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) vallen op basis van de realisatiecijfers lager uit dan meerjarig werd voorzien.

Intensiveringen

Intensiveringen

Deze post bevat meerdere intensiveringen die lagere ontvangsten tot gevolg hebben. Deze intensiveringen betreffen voornamelijk de effecten van het afschaffen van de belastingrente en het bevriezen van de invorderingsrente in de toeslagen. Dit heeft een effect op de Kinderopvangtoeslag (KOT) en het Kindgebonden budget (WKB), waar deze maatregelen leiden tot lagere terugontvangsten (4,8 miljoen euro in 2030).

Ombuigingen

Ingroeipad nieuw kinderopvangstelsel

Met 2029 als invoeringsjaar van de nieuwe financiering van kinderopvang is een langer en geleidelijker ingroeipad nodig. In 2026, 2027 en 2028 wordt de kinderopvangtoeslag stapsgewijs verhoogd. Het doel van dit ingroeipad is de vraag naar kinderopvang geleidelijk te laten stijgen en de sector tijd te geven om het aanbod mee te laten groeien. Deze reeks betreft de hogere ontvangsten die deze maatregel veroorzaakt.

Invoering nieuwe financiering kinderopvang per 2029

In het HLA is afgesproken om per 2027 een nieuwe financiering van kinderopvang in te voeren. Het betreft een ingrijpende wijziging zowel voor de uitvoering als de kinderopvangorganisaties. Om een goede overgang te borgen, is besloten meer tijd te nemen voor de implementatie van en overgang naar de nieuwe financiering. In 2029 gaat de nieuwe financiering in. Dit leidt naast een besparing op de uitgaven ook tot hogere ontvangsten. De ontvangsten komen tijdelijk hoger uit doordat er in het huidig stelsel meer verrekeningen zijn dan in het nieuwe stelsel.

Kasschuiven

Kasschuiven

In 2026 volgt een verdere verhoging van de vergoedingspercentages in de kinderopvang. Dit is onderdeel van de ingroeimiddelen om alle werkende ouders bijna gratis kinderopvang aan te bieden. Door onder andere gedragseffecten, nabetalingen en terugontvangsten leiden de ingroeimiddelen in 2026 tot een aangepast kasritme op de uitgaven en ontvangsten. Deze kasschuif zet de beschikbare middelen in het juiste kasritme.

Extrapolatie

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van SZW.

Desalderingen

Re-integratie UWV

Dit betreft een desaldering van terugontvangsten van het re-integratiebudget UWV. Hierbij worden uitgaven en niet-belastingontvangsten gelijktijdig verhoogd, waarmee er geen effect is op het begrotingssaldo.

Niet-kaderrelevant

Niet-kaderrelevant

Deze post betreft de aflossingen van gemeenten op de kapitaalverstrekkingen voor de Tozo vanuit het Rijk.

Sociale Verzekeringen

Sociale Verzekeringen: Uitgaven
Sociale Verzekeringen: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 83.108 88.106 92.565 97.348 102.772 0
Meevallers 5 ‒ 83 ‒ 213 ‒ 420 ‒ 513 ‒ 670
Herziening ramingsmethodiek WIA 24 ‒ 39 ‒ 146 ‒ 336 ‒ 418 ‒ 574
Algemene Ouderdomswet (AOW) ‒ 12 ‒ 34 ‒ 56 ‒ 72 ‒ 82 ‒ 83
Overige meevallers ‒ 7 ‒ 10 ‒ 11 ‒ 12 ‒ 13 ‒ 13
Tegenvallers 483 746 860 965 1.092 1.162
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) 281 468 610 733 820 875
Ziektewet (ZW) 99 79 96 120 137 141
Verlofregelingen 46 47 51 58 63 69
WIA: herstelactie dagloon 28 62 39 0 0 0
Compensatieregeling transitievergoeding - LAO 24 30 13 17 21 25
Uitvoeringskosten UWV en SVB 53 45 35 47 47
Overige tegenvallers 5 7 6 4 4 4
Intensiveringen 19 206 231 180 218 237
WIA: SMC-uitvoeringskosten 30 34 36 0 0 0
WIA: 60+ maatregel 2 9 25 50 67 60
WIA: loonloze tijdvakken ‒ 39 103 113 65 69 73
WIA: kwijtschelden voorschotten 30 33 49 69 91
Overige intensiveringen 26 29 25 16 13 13
Ombuigingen ‒ 5 ‒ 3 188 50 ‒ 343 ‒ 357
Hervorming Werkloosheidswet (WW): duurverkorting naar 18 maanden 5 200 83 ‒ 247 ‒ 262
Hervorming Werkloosheidswet (WW): koppeling LGU-WGA ‒ 16 ‒ 62 ‒ 61
Overige ombuigingen ‒ 5 ‒ 8 ‒ 12 ‒ 17 ‒ 35 ‒ 34
Kasschuiven ‒ 15 ‒ 1 9 1 4 3
Kasschuiven ‒ 15 ‒ 1 9 1 4 3
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 28 ‒ 32 ‒ 43 ‒ 54 ‒ 65 ‒ 66
Overboeking invullen apparaatstaakstelling OCW ‒ 24 ‒ 24 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25
Overboeking invullen apparaatstaakstelling HLA ‒ 11 ‒ 22 ‒ 33 ‒ 45 ‒ 45
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 4 4 4 4 4 4
Kadercorrecties ‒ 63 ‒ 38 57 ‒ 78 ‒ 171 ‒ 465
Nominale ontwikkeling 130 234 399 296 146 ‒ 218
Werkloosheidswet (WW) ‒ 193 ‒ 272 ‒ 341 ‒ 374 ‒ 317 ‒ 247
Overige kadercorrecties 0 0 0 0 0 0
Extrapolatie 108.315
Extrapolatie 108.315
Stand Voorjaarsnota 83.503 88.901 93.655 97.993 102.994 108.158
Sociale Verzekeringen: Ontvangsten
Sociale Verzekeringen: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 245 282 306 337 349 0
Kadercorrecties 13 9 ‒ 3 9 15 0
Nominale ontwikkeling 1 2 1 2 3 ‒ 1
Overige kadercorrecties 12 7 ‒ 4 6 12 0
Extrapolatie 364
Extrapolatie 364
Stand Voorjaarsnota 259 290 302 346 364 363

Uitgaven

Meevallers

Herziening ramingsmethodiek WIA

Het afgelopen najaar heeft SZW het ramingsmodel van de wet WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) herzien om het model te vereenvoudigen en de uitlegbaarheid te vergroten. Voorheen werden voor de raming van de toekomstige WIA-uitgaven de inschattingen van het UWV gebruikt als basis. In het nieuwe ramingsmodel wordt gebruik gemaakt van de eigen langetermijnraming van SZW, waarin realisatiecijfers uit het verleden de basis vormen. Dit maakt de SZW-raming beter uitlegbaar omdat SZW meer inzicht heeft in de eigen langetermijnraming dan in de meerjarige inschattingen van het UWV.

Deze (eenmalige) mutatie geeft alleen het effect weer dat ontstaat wanneer de realisatiecijfers die de basis vormen voor de SZW-begroting 2025 worden ingevoerd in het nieuwe ramingsmodel. Aanvullende informatie over de mate waarin trends uit de realisatiecijfers zich ook in de toekomst zullen voordoen is hierbij niet meegenomen, wat bij een normale ramingsronde wel gebeurt. Daarmee is deze mutatiereeks niet te zien als het verschil dat ontstaat door de vorige ramingsronde opnieuw door te rekenen met een nieuw model.

Deze mutatie moet in samenhang bezien worden met de mutatie als gevolg van uitvoeringsinformatie. De meerjarige doorrekening van de realisaties van 2024 uit de Januarinota van het UWV is immers uitgevoerd met het aangepaste ramingsmodel. Per saldo leiden deze mutaties (een meevaller door de herziene methodiek, een tegenvaller door de uitvoeringsinformatie) tot een structurele tegenvaller van 301 miljoen euro op de WIA, waarvan 112 miljoen euro op de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en 189 miljoen euro op de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA, inclusief eigenrisicodragers).

Algemene Ouderdomswet (AOW)

De raming van de AOW-uitkeringslasten wordt meerjarig neerwaarts bijgesteld. Dit wordt verklaard door een neerwaartse bijstelling van het aantal personen met een AOW-uitkering. Het CBS verwacht namelijk dat het aantal personen met een AOW-gerechtigde leeftijd de komende jaren zal blijven groeien, maar minder hard dan vorig jaar werd geraamd. Daarnaast wordt ook het gemiddelde opbouwpercentage voor de groep die een gekorte AOW ontvangt, neerwaarts bijgesteld. Tegenover de neerwaartse bijstelling door het aantal gerechtigden en het opbouwpercentage, staat een opwaartse bijstelling door een groter aandeel alleenstaanden AOW-gerechtigden.

Overige meevallers

Onder deze post vallen meerdere meevallers van beperkte budgettaire omvang. De voornaamste bijstelling binnen deze post is op de Algemene Nabestaandewet (Anw). De uitgaven aan deze regeling vallen meerjarig lager uit, door een lager aantal Anw-gerechtigden dan eerder verwacht. Deze lagere uitgaven bedragen 7 miljoen euro in 2025 en lopen op tot 12 miljoen euro in 2030.

Tegenvallers

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

Dit betreft de meerjarige doorrekening van de realisaties van 2024 uit de Januarinota van het UWV op zowel de IVA (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) als de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten, inclusief eigenrisicodragers). Deze tegenvaller wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er in 2024 meer mensen de WIA zijn ingestroomd dan eerder werd verwacht. Deze hogere instroom wordt voornamelijk verklaard door long-covid en psychische aandoeningen en werkt door in de raming van de toekomstige uitgaven.

Deze mutatie moet in samenhang bezien worden met de mutatie als gevolg van de herziening van de ramingsmethodiek. De meerjarige doorrekening van de realisaties van 2024 uit de Januarinota van het UWV is immers uitgevoerd met het aangepaste ramingsmodel. Per saldo leiden deze mutaties (een meevaller door de herziene methodiek, een tegenvaller door de uitvoeringsinformatie) tot een structurele tegenvaller van 301 miljoen euro op de WIA, waarvan 112 miljoen euro op de IVA en 189 miljoen euro op de WGA.

Ziektewet (ZW)

De ZW-uitkeringslasten zijn in 2030 met circa 140 miljoen euro opwaarts bijgesteld. Dit komt voornamelijk door de bijstelling van het ZW-volume en in mindere mate door de bijstelling van de gemiddelde ZW-uitkeringshoogte. Het ZW-volume is met name voor de groep ziekte bij zwangerschap fors opwaarts bijgesteld. Uit de CEP-raming blijkt namelijk dat de werkzame beroepsbevolking de komende jaren sterk toeneemt. Hierdoor wordt met name een hoger beroep op de ZW door zieke zwangeren verwacht. Ook heeft er een wijziging plaatsgevonden van het ramingsmodel van de zieke uitzendkrachten. Door deze aanpassing wordt richting het einde van de begrotingshorizon een hogere instroom voor de groep uitzendkrachten in de ZW geraamd ten opzichte van de vorige raming.

Verlofregelingen

De uitgaven voor de verlofregelingen worden opwaarts bijgesteld met circa 46 miljoen euro in 2025 tot circa 69 miljoen euro in 2030. De opwaartse bijstelling komt voort uit de bevolkingsprognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), die verwacht dat het aantal geboorten komende jaren toeneemt. Hierdoor is de verwachting dat er meer mensen van de regelingen gebruik zullen maken, en/of dat zij langer verlof opnemen dan voorheen voorzien. Dit geldt voor de regelingen voor zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptieverlof en pleegzorgverlof (WAZO), aanvullend geboorteverlof voor partners (WIEG) en de wet betaald ouderschapsverlof (WBO). De raming voor de uitkeringslasten voor de zelfstandige-en-zwanger-regeling (ZEZ) wordt daarentegen naar beneden bijgesteld, de verwachting is dat de gemiddelde uitkering lager uitvalt dan eerder voorzien. 

WIA: herstelactie dagloon

UWV heeft in de periode 2020 ‒ 2024 een substantieel aantal fouten gemaakt bij het vaststellen van het dagloon in de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Dit heeft gevolgen voor de uitkeringen van WIA-gerechtigden die te veel of te weinig hebben ontvangen. UWV brengt momenteel de precieze omvang en de impact voor uitkeringsgerechtigden in kaart. Deze fouten worden de komende jaren hersteld, wat extra WIA-uitgaven tot gevolg heeft. Voor het herstel zet UWV een correctieorganisatie op. Ook voor de Toeslagenwet (TW) is er een klein effect.

Compensatieregeling transitievergoeding – LAO

Op basis van uitvoeringsinformatie van UWV is de raming van de compensatieregeling transitievergoeding voor langdurige arbeidsongeschiktheid (CRTV LAO) opwaarts bijgesteld. Dit wordt veroorzaakt door een hogere gemiddelde uitkering. Daarnaast worden vanaf 2027 meer uitbetalingen verwacht door een toename in het aantal langdurig arbeidsongeschikten, in lijn met de realisatiecijfers in de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen). In 2025 en 2026 wordt een lager aantal uitbetalingen verwacht. Het prijseffect is echter groter, waardoor er ook in deze jaren sprake van een per saldo tegenvaller.

Uitvoeringskosten UWV en SVB

Op basis van de macro-economische verwachtingen van het CPB in de CEP-raming en de januarinota van het UWV en SVB worden de uitvoeringskosten naar boven bijgesteld. De uitvoeringskosten nemen per saldo toe doordat de raming van het aantal aanvragen en continueringen van uitkeringsregelingen naar boven is bijgesteld.

Overige tegenvallers

Onder deze post vallen meerdere tegenvallers van beperkte budgettaire omvang. Zo worden de uitgaven aan de Compensatieregeling Transitievergoeding MKB (CRTV MKB) meerjarig hoger geraamd dan eerder verwacht. Uit realisatiegegevens blijkt dat de hoogte van de uitgekeerde compensatiebedragen hoger is dan eerder verwacht. Deze tegenvaller bedraagt 24 miljoen euro in 2025 en loopt op tot 25 miljoen euro in 2030.

Intensiveringen

WIA: SMC-uitvoeringskosten

De vraag naar sociaal-medische beoordelingen is al tijden groter dan het aantal beoordelingen dat UWV kan verrichten. Er wordt aanvullende financiering beschikbaar gesteld voor het UWV, zodat taakdelegatie bij sociaal-medische centra kan worden uitgebreid. Door taakdelegatie worden delen van de sociaal-medische beoordelingen uitgevoerd door sociaal-medisch verpleegkundigen en arbeidsdeskundigen, waardoor de verzekeringsarts efficiënter wordt ingezet.

WIA: 60+ maatregel

Om de achterstanden bij sociaal medisch beoordelen te verkleinen wordt vanaf september 2025 de vereenvoudigde claimbeoordeling voor 60-plussers voort te zetten voor een periode van twee jaar. De maatregel zorgt ervoor dat 60-plussers die wachten op hun Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)-claimbeoordeling tijdelijk vereenvoudigd worden beoordeeld. Dit heeft als gevolg dat er tijdelijk meer en hogere WIA-uitkeringen worden verstrekt, waardoor de WIA uitgaven toenemen. Tegenover de extra WIA-uitgaven staat een inverdieneffect op de Werkloosheidswet (WW) en Inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW).

WIA: loonloze tijdvakken

De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft medio 2024 bepaald dat alle loonloze tijdvakken buiten beschouwing gelaten moeten worden bij de dagloonvaststelling in de WIA. Loonloze tijdvakken zijn periodes waarin geen inkomen is ontvangen, met als gevolg dat het dagloon en daarmee de WIA-uitkering lager uitvalt. Deze rechterlijke uitspraak leidt tot extra structurele lasten in de WIA (en een inverdieneffect op de Toeslagenwet).

WIA: kwijtschelden voorschotten

Als gevolg van de lange wachttijden bij de WIA-claimbeoordelingen verstrekt UWV aan mensen een voorschot op de WIA-uitkering. Werknemers kunnen in financiële problemen komen als deze voorschotten terugbetaald moeten worden indien er geen recht blijkt op een uitkering. Daarom wordt sinds medio 2021 buitenwettelijk beleid gevoerd en het voorschot kwijtgescholden. Het voeren van tijdelijk buitenwettelijke beleid is onwenselijk, omdat dit rechtsonzekerheid geeft aan burgers. Daarom wordt dit beleid structureel en binnenwettelijk gemaakt, zodat het beleid voorspelbaar wordt voor langdurig zieke werknemers. De maatregel zorgt voor extra WIA-uitgaven en in mindere mate voor extra Toeslagenwet-uitgaven.

Overige intensiveringen

Onder deze post vallen verschillende intensiveringen. Vanuit de envelop loondoorbetaling bij ziekte op de Aanvullende Post wordt voor verbeterde re-integratie twee maatregelen uitgevoerd. Voor pilots voor betere re-integratiedienstverlening aan vangnetters (zieke werknemers zonderwerkgever) komt cumulatief 27 miljoen euro beschikbaar en voor re-integratie aan werklozen met een kwetsbare arbeidsmarktpositie komt cumulatief 18 miljoen euro beschikbaar. Ook wordt er voor cumulatief 30 miljoen euro geïntensiveerd op het extra bevallingsverlof, in het kader van vereenvoudiging. 

Ombuigingen

Afromen Groepen in de knel

Bij Miljoenennota 2025 zijn middelen overgeheveld naar de SZW-begroting ten behoeve van een maatregelenpakket voor het aanpakken van problematische schulden en een maatregel om netto in plaats van bruto terug te vorderen. De middelen voor problematische schulden waren voornamelijk beoogd voor gemeentelijk schuldenbeleid (vroegsignalering), beleid van SZW (integraal schuldenoverzicht voor huishoudens) en beleid van JenV (één overheidsincasso en het voorkomen van kostenoploop boetes). Vanaf 2029 worden deze middelen ingezet ter dekking van de budgettaire problematiek op de SZW-begroting. Ook wordt een deel van de reservering voor Groepen in de knel op de Aanvullende Post ingehouden.

Hervorming Werkloosheidswet (WW): duurverkorting naar 18 maanden

In het HLA is afgesproken dat er een besparing plaats zal vinden op de Werkloosheidswet van 200 miljoen euro per jaar vanaf 2027. Er is voor gekozen om deze besparing in te vullen met een verkorting van de maximale WW-duur van 24 naar 18 maanden, waarbij de maximale duur vanaf 1 januari 2028 geleidelijk wordt verlaagd. Een duurverkorting heeft met vertraging een budgettair effect, waardoor er ten opzichte van de besparing in het HLA in 2027, 2028 en 2029 minder wordt bespaard dan afgesproken in het HLA en vanaf 2030 meer. Het effect van duurverkorting op de uitgaven aan de Werkloosheidswet en de uitvoeringskosten UWV zijn verwerkt op Hoofdstuk 40, Sociale Verzekeringen. Het effect van de duurverkorting (een hogere instroom in de Participatiewet, lager gebruik van de Toeslagenwet, hoger gebruik IOW en hogere uitvoeringskosten van gemeenten) zijn verwerkt op Hoofdstuk 15, Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Hervorming WW: koppeling LGU-WGA

Voor de loongerelateerde uitkering (LGU) van de Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en de Werkloosheidswet is omwille van vereenvoudiging ervoor gekozen om de hoogte en duur van de twee uitkeringen te harmoniseren. In het Hoofdlijnenakkoord is gekozen voor een besparing op de Werkloosheidswet. Hier wordt invulling aan gegeven met een inkorting van de maximale WW-uitkeringsduur, wat ook leidt tot een inkorting van de maximale uitkeringsduur van de loongerelateerde WGA-uitkering. WGA-gerechtigden ontvangen daardoor eerder een loonaanvullingsuitkering of vervolguitkering. Daar tegenover staat dat de uitgaven aan de Toeslagenwet voor mensen met een WGA-uitkering na de LGU naar verwachting hoger uitvallen. Per saldo in 2030 bespaart dit 54 miljoen euro aan uitgaven op de SZW-begroting.                                                    

Overige ombuigingen

Onder deze post vallen verschillende ombuigingen van beperkte omvang, zoals het afschaffen van het urencriterium in de zwangerschaps- en bevallingsuitkering voor zelfstandigen (ZEZ) in het kader van vereenvoudiging van het verlofstelsel, voor cumulatief 49 miljoen euro. Verder zijn er ook meerdere kleinere ombuigingen op artikel 11: uitvoeringskosten, voor in totaal 5 miljoen euro in 2025 tot 3 miljoen euro in 2030.

Kasschuiven

Kasschuiven

Deze post betreft meerdere kasschuiven, zoals een kasschuif voor maatregelen om kwetsbare mensen in de WW te ondersteunen. Hierbij wordt er 6 miljoen euro geschoven uit 2025 naar 2029 en 2030. Ook is er een kasschuif voor de Wet beperkte verbreding banenafspraak. Vanwege één jaar uitstel wordt er 5 miljoen euro geschoven van 2026 naar 2027.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking invullen apparaatstaakstelling OCW

Een deel van de taakstelling naar aanleiding van de besluitvorming over de OCW-begroting (amendement Bontenbal c.s) wordt ingevuld met hulp van een bijdrage van het UWV en de SVB. Deze invulling bedraagt jaarlijks totaal 31 miljoen euro, waarvan 24 miljoen euro op hoofdstuk 40. Deze bijdrage wordt overgeboekt van hoofdstuk 40 naar hoofdstuk 15 van de SZW-begroting, waar de totale taakstelling wordt ingevuld.

Overboeking invullen apparaatstaakstelling HLA

Een deel van de apparaatstaakstelling uit het HLA wordt ingevuld met hulp van een bijdrage van het UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Deze invulling bedraagt 10 miljoen euro in 2026 oplopend tot 45 miljoen euro in 2029. Deze bijdrage wordt overgeboekt van hoofdstuk 40 naar hoofdstuk 15 van de SZW-begroting, waar de totale taakstelling wordt ingevuld.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Deze post bevat verschillende overboekingen met andere begrotingen. Hieronder valt een overboeking naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) voor het gebruik van de Basisregistratie Personen (BRP) van 6,4 miljoen euro.

Kadercorrecties

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. Dit leidt per saldo tot een opwaartse bijstelling van de nominale ontwikkeling ten opzichte van de Miljoenennota 2025.

Werkloosheidswet (WW)

Het uitgavenplafond wordt gecorrigeerd voor conjuncturele mutaties in de WW. Op basis van uitvoeringsinformatie van UWV en op basis van de CEP-raming van het CPB is de raming van de WW-uitgaven meerjarig neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2024. De bijstelling wordt met name verklaard door een lager aantal WW-uitkeringen dan eerder verwacht, onder andere door de neerwaartse bijstelling van de werkloze beroepsbevolking.

Overige kadercorrecties

Deze post bevat de kadercorrectie voor het Eigenrisicodragerschap (ERD) binnen de Ziektewet (ZW). Deze kadercorrectie komt voort uit de per saldo uittreding van werkgevers naar eigenrisicodragers, waardoor ZW-lasten afnemen en er dus een kleine (afgerond op 0) neerwaartse kadercorrectie plaatsvindt.

Extrapolatie

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting Sociale Verzekeringen.

Ontvangsten

Kadercorrecties

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. Dit leidt per saldo tot een opwaartse bijstelling van de nominale ontwikkeling ten opzichte van de Miljoenennota 2025.

Overige kadercorrecties

Deze post bevat de kadercorrectie voor de Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) -ontvangsten binnen de Werkloosheidswet (WW). Op basis van de voorlopige realisaties van het UWV vallen de Ufo-ontvangsten (UWV verhaalt de WW-uitkeringen op de overheidswerkgever) hoger uit dan eerder verwacht. Hiervoor wordt het kader gecorrigeerd.

Extrapolatie

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting Sociale Verzekeringen.

Koppeling Uitkeringen

Koppeling Uitkeringen: Uitgaven
Koppeling Uitkeringen: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 1.311 2.286 3.437 4.539 5.658 0
Tegenvallers 16 16 16 16 16 15
Algemene Kinderbijslagwet (AKW) 16 16 16 16 16 15
Intensiveringen 10 125 214 245 254 254
Schrappen bezuiniging kinderopvang 10 125 214 245 254 254
Kadercorrecties ‒ 81 ‒ 72 ‒ 100 ‒ 113 ‒ 102 ‒ 219
Nominale ontwikkeling ‒ 81 ‒ 72 ‒ 100 ‒ 113 ‒ 102 ‒ 219
Extrapolatie 6.809
Extrapolatie 6.809
Stand Voorjaarsnota 1.256 2.354 3.567 4.687 5.825 6.859
Koppeling Uitkeringen: Ontvangsten
Koppeling Uitkeringen: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 4 18 29 38 47 0
Kadercorrecties 0 ‒ 6 ‒ 7 ‒ 9 ‒ 10 ‒ 11
Nominale ontwikkeling 0 ‒ 6 ‒ 7 ‒ 9 ‒ 10 ‒ 11
Extrapolatie 55
Extrapolatie 55
Stand Voorjaarsnota 4 12 22 29 36 44

Uitgaven

Tegenvallers

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De raming voor de indexatie van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) sloot niet aan bij de werkelijke indexatiesystematiek. Daarom is de ramingssystematiek aangepast om beter aan te sluiten bij de werkelijkheid

Intensiveringen

Schrappen bezuiniging kinderopvang

In het HLA is de maatregel genomen om de kinderopvangtoeslag (KOT) niet te indexeren in 2026. Deze bezuiniging wordt teruggedraaid.

Kadercorrecties

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. Dit leidt per saldo tot een neerwaartse bijstelling van de nominale ontwikkeling ten opzichte van de Miljoenennota 2025.

Extrapolatie

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting Koppeling Uitkeringen.

Ontvangsten

Kadercorrecties

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. Dit leidt per saldo tot een neerwaartse bijstelling van de nominale ontwikkeling ten opzichte van de Miljoenennota 2025.

Extrapolatie

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting Koppeling Uitkeringen.

Zorg

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

XVI Volksgezondheid, Welzijn en Sport: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 36.502 38.502 40.224 42.636 44.801 0
Meevallers ‒ 64 ‒ 10 ‒ 4 ‒ 6 ‒ 7 ‒ 7
Zorgkosten onverzekerbare vreemdelingen (OVV) ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4
Uitkomstgerichte zorg ‒ 5
Uitstel vervanging abonnementstarief Wmo uitvoering ‒ 5 ‒ 1 0 0 0
Landelijk dekkend netwerk ‒ 6 ‒ 4
Zorgbonus pgb Zvw ‒ 8
Vermogensverschaffing Intravacc ‒ 13
Passende zorg ‒ 20
Overige meevallers ‒ 2 ‒ 1 0 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3
Tegenvallers 181 140 227 182 209 170
Pallas 76 0 97 94 126 105
RSV-immunisatieprogramma 29 26 25 25 24 24
Subsidie verwarde onverzekerbare personen (SOV) 26 27 27 26 25 25
Wisselkoerseffect Caribisch Nederland 17 19 19 17 13 ‒ 5
Uitkeringen oorlogswetten 6 6 5 4 3 3
Abortuszorg 5 9 9 9 9 9
PGB 2.0 34 33
Volumegroei zorguitgaven BES-eilanden 11 9 8 9 11
Overige tegenvallers 22 9 4
Intensiveringen 126 494 114 84 91 85
Backpay weduwen KNIL-militairen en ambtenaren 50
Invulling dekking amendement t.b.v. OCW-begroting 15 15 15 15 15 15
Amendementen op ontwerpbegroting 2025 14
Kosten kinderopvang pleegouders 13 13 13 3 3 3
Fundament onder Informatievoorziening en Toezicht (FIT) 4 11 6
Informatievoorziening en inhuur ICT-expertise CCMO 4 3 3 3 3 3
Intensiveringen zorg BES-eilanden 4 5 5 5 5 5
Overheadkosten tariefstijging SSO's 4 4 4 4 3 3
AP-middelen werk aan uitvoering 0 1 3 10 11 5
Nieuwe directie Open Overheid 0 18 19 9 9 9
COVID-19 vaccinatiecampagne 2026 140
Inzet vrijwilligers in de palliatieve terminale zorg 6 8 10 17 17
Prijscompensatie zorguitgaven BES-eilanden 11 9 8 9 11
Structurele versterking infrastructuur WOII 6 6 6 6 6
Uitstel vervanging abonnementstarief Wmo 225
Vernieuwingsplan Westerbork 8 8
Overige intensiveringen 18 28 16 11 9 7
Ombuigingen ‒ 87 ‒ 156 ‒ 137 ‒ 97 ‒ 100 ‒ 104
Amendementen op ontwerpbegroting 2025 ‒ 14
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting ‒ 15 ‒ 15 ‒ 15 ‒ 15 ‒ 15 ‒ 15
Inzet loonbijstelling ‒ 55 ‒ 139 ‒ 119 ‒ 78 ‒ 82 ‒ 86
Overige ombuigingen ‒ 3 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 4 ‒ 3 ‒ 3
Kasschuiven ‒ 167 ‒ 70 81 11 11 135
NGF project DUTCH 8 2 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
RIVM Asset ‒ 2 ‒ 7 7 2
Gespecialiseerde cliëntondersteuning (GCO) ‒ 4 ‒ 5 4 5
Arbeidsmarktregelingen ‒ 14 9 4 1
Passende zorg ‒ 39 0 0 0 13 27
Pallas ‒ 44 ‒ 63 0 0 0 107
Werkgeverskosten opleiden wijkverpleging (WOW) ‒ 60 60
Overige kasschuiven ‒ 13 ‒ 6 8 7 1 1
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 37 ‒ 223 9 12 12 8
SPUK Transformatiemiddelen IZA 11 11 11
Budget verwarde personen 6 4 6 6 6 6
Uitzonderen AMR-middelen GVS-limiet ‒ 3 ‒ 6 ‒ 3
Kosten kinderopvang pleegouders ‒ 13 ‒ 13 ‒ 13 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Stimuleringsregeling wonen en zorg ‒ 25
Kenniscentra LVHC 5 5 5 5 5
Uitstel vervanging abonnementstarief Wmo ‒ 225
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 13 2 3 5 4 0
Loonbijstelling 236 209 190 180 170 168
Loonbijstelling 236 209 190 180 170 168
Prijsbijstelling 28 27 25 22 20 17
Prijsbijstelling 28 27 25 22 20 17
Eindejaarsmarge 52
Stimuleringsregeling wonen en zorg 25
Overige eindejaarsmarge 27
Extrapolatie 44.579
Extrapolatie 44.579
Technisch 47 61 1 2 2 0
Technisch 47 61 1 2 2 0
Niet-kaderrelevant ‒ 37 1.069 960 54 346 3.248
Zorgtoeslag 729 592 819 891 958 1.435
BIKK Wlz 32 ‒ 52 ‒ 21 ‒ 25 20 205
Oekraïne 2 36 12
Rijksbijdrage Wlz ‒ 800 550 200 ‒ 750 ‒ 600 1.500
Criterium samengestelde gezinnen ‒ 4 ‒ 44 ‒ 52 ‒ 56 ‒ 52
Rijksbijdrage 18- ‒ 53 ‒ 6 ‒ 11 23 159
Stand Voorjaarsnota 36.781 40.042 41.690 43.080 45.554 48.298
XVI Volksgezondheid, Welzijn en Sport: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 285 201 180 183 183 0
Meevallers 62 24
SPUK MEOZ 30
Surplus eigen vermogen agentschappen 21
Bevolkingsonderzoeken borstkanker 2024 11
Brede SPUK 24
Extrapolatie 185
Extrapolatie 185
Technisch 47 61 1 2 2
Technisch 47 61 1 2 2
Niet-kaderrelevant 659 638 662 707 747 786
Zorgtoeslag 659 638 662 707 747 786
Stand Voorjaarsnota 1.053 900 868 892 932 971

Uitgaven

Meevallers

Zorgkosten onverzekerbare vreemdelingen (OVV)

Het CAK vergoedt zorgkosten aan zorgaanbieders die medisch noodzakelijke zorg verlenen aan in betalingsonmacht verkerende vreemdelingen die vanwege hun verblijfsstatus zijn uitgesloten van toegang tot de sociale zorgverzekeringen. Op basis van de uitgavenrealisatie in 2024 verwacht het CAK dat deze uitgaven vanaf 2025 lager uitvallen dan het beschikbare budget. Dit leidt tot een meevaller van structureel 4,0 miljoen euro. 

Uitkomstgerichte zorg

Het beschikbare budget voor het programma uitkomstgerichte zorg in 2025 is niet volledig benodigd. Er valt 5,0 miljoen euro vrij. 

Uitstel vervanging abonnementstarief Wmo uitvoering

Vanwege de vertraging van de invoering van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage Wmo 2015 van 1 januari 2026 naar 1 januari 2027 ontstaat er een per saldo meevaller op de desbetreffende uitvoeringskosten. De eerder geraamde structurele beheerskosten schuiven een jaar op. Dit zorgt voor een meevaller (5,2 miljoen euro in 2025 en 1,2 miljoen euro in 2026).  

Landelijk dekkend netwerk

Voor het landelijk dekkend netwerk voor gegevensuitwisseling en databeschikbaarheid in de zorg komt 6,0 miljoen euro in 2025 en 4,0 miljoen euro in 2026 niet tot besteding.  

Zorgbonus pgb Zvw

Voor de Zvw-pgb-zorgbonus zijn minder aanvragen gedaan dan verwacht, daarom valt er 8,1 miljoen euro vrij. 

Vermogensverschaffing Intravacc

Bij de verkoop van Intravacc aan FDI is overeengekomen dat een bedrag aan Intravacc B.V. als vermogensverschaffing wordt overgemaakt. Deze uitgaven zijn deels al in 2024 gedaan en bij de najaarsnota verwerkt, waardoor de uitgaven in 2025 13,3 miljoen euro lager uitvallen dan begroot. 

Passende zorg

Uit de nieuwe liquiditeitsprognose van ZonMw blijkt dat er 59,0 miljoen euro van het programma passende zorg in 2025 niet tot besteding komt. Een deel daarvan wordt kasgeschoven naar latere jaren (39,0 miljoen euro) en een deel valt vrij (20,0 miljoen euro). 

Overige meevallers

Er resteert nog 2,7 miljoen euro aan overige meevallers. Dit betreft onder andere 2,0 miljoen euro aan structureel vrijvallende middelen vanaf 2028 voor Goed Gebruik Geneesmiddelen en een incidentele vrijval van middelen voor de frictiekosten LCH (3,1 miljoen euro van 2025 t/m 2027). 

Tegenvallers

Pallas

De kosten van de Pallas-reactor vallen 421,0 miljoen euro hoger uit in de nieuwe raming (verspreid over 2027 tot en met 2030). De stijging komt met name door hogere kosten die volgen uit het detailontwerp, langere doorlooptijd, hogere indirecte kosten en prijsstijgingen van materialen en arbeid. Hiernaast wordt 76,3 miljoen euro in 2025 ingezet om de liquiditeitspositie van NRG-Pallas te versterken. 

RSV-immunisatieprogramma

Het streven is om in het najaar 2025 te starten met het vaccineren van baby’s in hun eerste levensjaar. De kosten voor uitvoering en de vaccins zijn hoger uitgevallen dan van tevoren geraamd. De meerkosten hiervoor bedragen in 2025 29,1 miljoen euro, aflopend naar 24,0 miljoen euro in 2030 en 21,9 miljoen euro structureel. 

Subsidie verwarde onverzekerbare personen (SOV)

Het CAK vergoedt zorgkosten aan zorgaanbieders die medisch noodzakelijke zorg verlenen aan onverzekerde personen. Op basis van de uitgavenrealisatie in 2024 verwacht het CAK dat deze uitgaven vanaf 2025 hoger uitvallen dan het beschikbare budget. Het budget voor 2025 wordt met 26,0 miljoen euro verhoogd. Structureel wordt het budget met 25,0 miljoen euro verhoogd. 

Wisselkoerseffect Caribisch Nederland

De begroting voor de zorg op Caribisch Nederland wordt in dollars gemaakt en vervolgens met de dan geldende wisselkoers naar euro’s omgerekend. De begroting wordt nu bijgesteld aan de hand van de nieuwe wisselkoersprognoses van het CPB. De correcties verschillen per jaar door verschillen in de begrote bedragen en de prognose van de wisselkoersen. In 2025 betreft het een tegenvaller van 16,9 miljoen euro. Vanaf 2030 is er een meevaller van structureel 5,1 miljoen euro.

Uitkeringen oorlogswetten

Het aantal uitkeringsgerechtigden is hoger dan verwacht. Hierop is de totale uitgavenraming voor de uitkeringen van oorlogswetten geactualiseerd waarbij het budget is verhoogd (2,7 miljoen euro structureel).   

Abortuszorg

Door een stijging in het aantal uitgevoerde zwangerschapsafbrekingen in abortusklinieken nemen de totale kosten van de subsidieregeling abortusklinieken toe. Omdat er de komende jaren rekening gehouden moet worden met een verhoogd aantal zwangerschapsafbrekingen, wordt het budget opgehoogd met structureel 8,6 miljoen euro. 

PGB 2.0

Het platform PGB 2.0 blijft in ieder geval tot en met 2027 in het beheer van VWS. Om dit platform te onderhouden en ontwikkelen is budget voor personeel, het aanhouden van contracten en licenties benodigd. Om de huidige werkzaamheden te continueren is respectievelijk 33,5 miljoen euro in 2026 en 32,5 miljoen euro in 2027 benodigd. 

Volumegroei zorguitgaven BES-eilanden

Op de BES-eilanden groeit het aantal mensen dat gebruik maakt van de zorg. Dit zorgt dan ook voor een stijging in de kosten van die zorg. Het gaat om een toename van structureel 10,5 miljoen euro. 

Overige tegenvallers

Er treden nog diverse andere incidentele tegenvallers op. Dit betreft onder andere een tegenvaller op de ontwikkelingskosten van Digitale Identificatie en Authenticatie in de Zorg (DIAZ) (5,6 miljoen euro in 2025 en 4,3 miljoen euro in 2026), een tegenvaller van 5,2 miljoen euro in 2025 op het ZonMw-programma Kwaliteitsgelden 2024-2026 en een tegenvaller van cumulatief 5,4 miljoen euro over 2025 t/m 2027 op de Landelijke Commissie Sociale Hygiëne (LCSH).  

Intensiveringen

Backpay weduwen KNIL-militairen en ambtenaren

Er wordt een eenmalige reservering van 50,0 miljoen euro getroffen ten behoeve van de backpay voor weduwen van voormalig KNIL-militairen en ambtenaren in Nederlands-Indië.

Invulling dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

De ombuiging op apparaat in het amendement Bontenbal c.s. wordt alternatief ingevuld met de inzet van LPO over de VWS-begroting (15,1 miljoen euro structureel).  

Amendementen op ontwerpbegroting 2025

Diverse amendementen van de ontwerpbegroting 2025 zijn budgettair verwerkt, dit betreft de bijbehorende intensiveringen van in totaal 13,8 miljoen euro in 2025. 

Kosten kinderopvang pleegouders

Een recente gerechtelijke uitspraak heeft bepaald dat pleegzorgaanbieders kosten voor kinderopvang als bijzondere kosten van pleegouders moeten vergoeden. Daarnaast hebben pleegouders in het vrijwillig kader op dit moment nog geen recht op vergoeding van kinderopvangkosten als bijzondere kosten van pleegouders. Dit wordt gelijkgetrokken. In totaal wordt er in de jaren 2025 tot en met 2027 13,2 miljoen euro per jaar toegevoegd aan het Gemeentefonds. Structureel wordt vanaf 2028 3,1 miljoen euro per jaar toegevoegd aan het Gemeentefonds. 

Fundament onder Informatievoorziening en Toezicht (FIT)

De registratiesystemen voor ondersteuning en toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zijn verouderd en worden vervangen. De kosten voor onder andere licenties, migratie en integratie van systemen, het programmateam, externe inhuur en beheer en onderhoud betreffen cumulatief 20,7 miljoen euro van 2025 tot en met 2028.  

Informatievoorziening en inhuur ICT-expertise CCMO

Om aan Europese regels te kunnen voldoen, wordt de infrastructuur van de informatievoorziening en informatietechnologie die bij medisch-ethische toetsing wordt gebruikt verbeterd. Het gaat om een investering in IT-systemen van structureel 3,0 miljoen euro. 

Intensiveringen zorg BES-eilanden

Op de BES-eilanden wordt gewerkt aan een verbetering van de zorg. De hier begrote middelen zijn bestemd voor de renovatie van het zorgcentrum op Sint Eustatius (2,1 miljoen euro in 2025), het versterken van de residentiële jeugdzorg op Bonaire (0,4 miljoen euro structureel), het verbeteren van het aanbod van screeningsprogramma’s (3,9 miljoen euro structureel), en het versterken van de huisartsenzorg (0,6 miljoen euro structureel). 

Overheadkosten tariefstijging SSO's

Als gevolg van hogere tarieven stijgen de kosten voor dienstverlening van Shared Service Organisaties met 3,5 miljoen euro structureel. Het gaat dan om bijvoorbeeld kosten voor ICT en kantoren. 

AP-middelen werk aan uitvoering

Vanaf de aanvullende post worden middelen toegevoegd aan de VWS-begroting voor intensiveringen in het kader van het programma Werk aan Uitvoering. Het gaat om cumulatief 31,2 miljoen euro binnen de meerjarenperiode. De middelen zijn niet structureel.  

Nieuwe directie Open Overheid

Om te kunnen voldoen aan het groeiend aantal WOO-verzoeken richt VWS hiervoor een nieuwe directie in. Het gaat om 9,0 miljoen euro structureel. 

COVID-19 vaccinatiecampagne 2026

Er worden middelen vrijgemaakt voor het COVID-19 vaccinatieprogramma in 2026. Dit kost incidenteel 140,0 miljoen euro. 

Inzet vrijwilligers in de palliatieve terminale zorg

Er wordt structureel 17,0 miljoen euro toegevoegd aan de subsidieregeling palliatieve terminale zorg en geestelijke verzorging thuis om de tegemoetkoming voor de inzet, opleiding en coördinatie van de vrijwilligers in organisaties voor palliatieve terminale zorg te kunnen voortzetten. 

Prijscompensatie zorguitgaven BES-eilanden

Naast dat het aantal mensen dat gebruik maakt van de zorg groeit, wordt de geleverde zorg ook duurder op de BES-eilanden. Dit komt bijvoorbeeld door toegenomen prijzen van medicatie en medische uitzendingen. Het gaat hierbij om ongeveer 10,5 miljoen euro structureel. 

Structurele versterking infrastructuur WOII

Om het verhaal van de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust op een kwalitatief hoogwaardige manier te blijven vertellen en de plekken waar de verschrikkingen hebben plaatsgevonden levend te houden, komt er structureel 6,3 miljoen euro aan extra financiering beschikbaar. 

Uitstel vervanging abonnementstarief Wmo

De invoering van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage Wmo 2015 kan niet eerder dan per 1 januari 2027 plaatsvinden. Dit leidt tot een besparingsverlies in het Gemeentefonds van 225,0 miljoen euro. Dit wordt vanaf de VWS-begroting overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Vernieuwingsplan Westerbork

Er wordt in totaal 15,0 miljoen euro aan middelen vrijgemaakt op de VWS-begroting (7,5 miljoen euro in 2026 en in 2027) om te werken aan de realisatie van het vernieuwingstraject Kamp Westerbork.

Overige intensiveringen

Er zijn nog diverse overige intensiveringen op de VWS-begroting. Dit betreft onder andere een intensivering van 3,2 miljoen euro structureel voor de gevolgen van de rechterlijke uitspraak over de regeling dienstverlening aan huis (waarvan 1,8 miljoen euro structureel wordt overgeheveld naar het gemeentefonds), structureel 2,0 miljoen euro vanaf 2026 voor het programma ontregel de zorg en structureel 1,1 miljoen euro voor de IHSI medical devices pilot. Enkele grote incidentele intensiveringen zijn 10,0 miljoen euro van 2027 tot en met 2029 voor de STOZ ronde 2025, 7,7 miljoen euro in 2026 voor het programma ‘Geef bewegen de ruimte’, 4,1 miljoen euro in 2025 voor Babyconnect en 1,6 miljoen euro in 2026 voor vervolgaanpak Racisme en Discriminatie.

Ombuigingen

Amendementen op de ontwerpbegroting 2025

Diverse amendementen van de ontwerpbegroting 2025 zijn budgettair verwerkt, dit betreft de bijbehorende ombuigingen van in totaal 13,8 miljoen euro in 2025. 

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

Dekking voor amendement Bontenbal c.s. is verspreid over meerdere begrotingen. Het apparaatsbudget op de VWS-begroting is structureel verlaagd met 15,1 miljoen euro t.b.v. het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord. 

Inzet loonbijstelling

Om de intensiveringen op de VWS-begroting te dekken wordt geëxtensiveerd op de beschikbare loonbijstelling. Dit betreft een extensivering van cumulatief 558,7 miljoen euro en structureel 86,1 miljoen euro. 

Overige ombuigingen

De overige ombuigingen betreffen voornamelijk inzet van structureel 1,6 miljoen euro aan niet benodigde Loon- en prijsbijstelling voor Geneesmiddelen en Medische Technologie (GMT) en een extensivering van structureel 1,0 miljoen euro op het programma FAST.  

Kasschuiven

NGF project DUTCH

Met het subsidiëren van het Nationaal Groeifonds (NGF) project DUTCH stimuleert VWS innovatieve vormen van zorgonderwijs door de ontwikkeling van simulatiemodules. Op basis van het definitieve projectplan wordt cumulatief 9,9 miljoen euro vanuit 2027 tot en met 2029 naar 2025 en 2026 geschoven. 

RIVM Asset

Vanuit het ministerie van EZ zijn middelen beschikbaar gesteld voor het ontwikkelen van een ASSET-faciliteit, om te voldoen aan de toenemende vraag naar analyses van complexe gegevens. Deze middelen worden nu in een juist kasritme geplaatst. Er wordt cumulatief 8,8 miljoen euro van 2025 en 2026 naar 2027 en 2028 geschoven. 

Gespecialiseerde cliëntondersteuning (GCO)

Voor de subsidieregeling Gespecialiseerde Cliëntondersteuning (GCO) worden middelen uit 2025 en 2026 (9,0 miljoen euro cumulatief) verschoven naar 2027 en 2028 om beter aan te sluiten bij de verwachte benutting van de regeling. 

Arbeidsmarktregelingen

Verschillende aflopende arbeidsmarktregelingen (de Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteuning en Zorg, Sectorplanplus en de subsidieregeling Veerkracht en Zeggenschap) hebben nog lopende verplichtingen of uitvoeringskosten die tot uitgaven leiden in 2026 t/m 2028. Om daaraan te kunnen voldoen wordt in totaal 14,2 miljoen euro vanuit 2025 verschoven naar deze latere jaren. 

Passende zorg

Uit de nieuwe liquiditeitsprognose van ZonMw blijkt dat er 59,0 miljoen euro van het programma passende zorg in 2025 niet tot besteding komt. Een deel daarvan wordt geschoven vanuit 2025 naar 2029 en 2030 (39,0 miljoen euro) en een deel valt vrij (20,0 miljoen euro). 

Pallas

Als gevolg van een aangepaste liquiditeitsprognose voor het Pallas project zijn de middelen in een nieuw kasritme gezet. Hierbij is 106,7 miljoen euro uit 2025 en 2026 doorgeschoven naar 2030.  

Werkgeverskosten opleiden wijkverpleging (WOW)

De subsidieregeling werkgeverskosten opleiden wijkverpleging wordt de komende twee jaar bij vaststelling (achteraf) uitgekeerd. Om de mogelijkheid te behouden om over twee jaar de subsidie anders vorm te geven, worden de middelen uit 2025 verschoven naar 2027 (60,0 miljoen euro). 

Overige kasschuiven

De grootste overige kasschuiven betreffen een kasschuif van 6,2 miljoen euro uit 2026 t/m 2027 naar 2028 tot en met 2029 voor de IPCEI (important project of common European interest) Health, een kasschuif van 6,1 miljoen euro uit 2025 naar 2028 voor het programma Medicatieoverdracht, een kasschuif van 6,0 miljoen euro uit 2025 naar 2027 voor de projectsubsidie Medisch-generalistische zorg (MGZ) in de regio en een kasschuif van cumulatief 4,0 miljoen euro uit 2028 t/m 2030 naar 2027 voor intergenerationeel wonen.

Overboekingen met andere begrotingen

SPUK-Transformatiemiddelen IZA

Een deel van de IZA-transformatiemid­delen wordt overgeheveld van de premiegefinancierde zorguitgaven naar de begrotingsgefinancierde uitgaven om het budgetplafond van de SPUK-transformatiemiddelen (cumulatief 33,5 miljoen euro over 2025 t/m 2027) te verhogen ten behoeve van de transformatieplannen van gemeenten.

Budget verwarde personen

Een beperkt deel van het programmabudget voor het dossier verwarde personen stond gereserveerd binnen de premiegefinancierde uitgaven. Aangezien de afgelopen jaren de uitgaven voor dit programma voornamelijk op de VWS-begroting zijn geweest en dit ook de verwachting is voor toekomstige jaren, wordt 5,9 miljoen euro structureel overgeheveld naar de begrotingsgefinancierde uitgaven. 

Uitzonderen AMR-middelen GVS-limiet

Er komt een pilot van twee jaar waarbij antimicrobiële resistentie (AMR)-middelen worden uitgezonderd van de Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS)-limiet. Om deze pilot te bekostigen wordt cumulatief 12,0 miljoen euro in 2025 tot en met 2027 overgeboekt van de VWS-begroting naar de premiegefinancierde zorguitgaven.  

Kosten kinderopvang pleegouders

Een recente gerechtelijke uitspraak heeft bepaald dat pleegzorgaanbieders kosten voor kinderopvang als bijzondere kosten van pleegouders moeten vergoeden. Daarnaast hebben pleegouders in het vrijwillig kader op dit moment nog geen recht op vergoeding van kinderopvangkosten als bijzondere kosten van pleegouders. Dit wordt gelijkgetrokken. In totaal wordt er in de jaren 2025 tot en met 2027 13,2 miljoen euro per jaar toegevoegd aan het Gemeentefonds. Structureel wordt vanaf 2028 3,1 miljoen euro per jaar toegevoegd aan het Gemeentefonds. 

Stimuleringsregeling wonen en zorg

Aangesloten wordt bij de regeling van het ministerie van VRO voor de financiering van wooncorporaties voor het opzetten van wooninitiatieven van sociale ondernemers en bewoners met betrekking tot ouderenhuisvesting (zoals hiervoor werd vormgegeven door de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase van de Stimuleringsregeling Wonen en Zorg). Hiervoor boekt VWS 25,0 miljoen euro over naar de VRO-begroting. Hier staat tegenover dat de middelen op de begrotingsreserve voor de stimuleringsregeling Wonen en Zorg komen te vervallen.

Kenniscentra LVHC

De structurele middelen voor kenniscentra Laag Volume Hoog Complexe (LVHC) doelgroepen stonden op H41, terwijl de financiering van deze kenniscentra loopt via een subsidie op H16. Middels deze mutatie worden de middelen op het juiste hoofdstuk gezet (4,7 miljoen euro structureel).  

Uitstel vervanging abonnementstarief Wmo

De invoering van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage Wmo 2015 kan niet eerder dan per 1 januari 2027 plaatsvinden. Dit leidt tot een besparingsverlies in 2026 in het Gemeentefonds van 225,0 miljoen euro. Dit wordt vanaf de VWS-begroting overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er zijn diverse overige overboekingen met andere begrotingen geweest. Enkele grote posten hiervan zijn de structurele overheveling als gevolg van de aanpassing regeling dienstverlening aan huis naar het gemeentefonds van 1,8 miljoen euro vanaf 2026, HGIS-budgetten die worden overgeboekt naar de VWS-begroting (4,3 miljoen euro in 2026 t/m 2029 en 2,3 miljoen euro structureel) en een overheveling van 2 miljoen euro in 2025 en in 2026 naar de EZ-begroting voor het FAST programma van TNO.

Loonbijstelling

De jaarlijkse loonbijstelling wordt overgeboekt naar de VWS-begroting. Het betreft 236,4 miljoen euro in 2025 en 167,6 miljoen euro structureel.

Prijsbijstelling

De jaarlijkse prijsbijstelling wordt overgeboekt naar de VWS-begroting. Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van Rijksbrede problematiek. Het betreft 28,0 miljoen euro in 2025 en 17,3 miljoen euro structureel.

Eindejaarsmarge

Stimuleringsregeling wonen en zorg

Aangesloten wordt bij de regeling van het ministerie van VRO voor de financiering van wooncorporaties voor het opzetten van wooninitiatieven van sociale ondernemers en bewoners met betrekking tot ouderenhuisvesting (zoals hiervoor werd vormgegeven door de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase van de Stimuleringsregeling Wonen en Zorg). Hiervoor wordt eenmalig de eindejaarsmarge verhoogd met 25,0 miljoen euro. Hier staat tegenover dat de middelen op de begrotingsreserve voor de stimuleringsregeling Wonen en Zorg komen te vervallen.

Overige eindejaarsmarge

VWS ontvangt de reguliere eindejaarsmarge (26,7 miljoen euro).

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 

Technisch

Er zijn verschillende technische mutaties binnen de VWS-begroting uitgevoerd, die budgettair op nul sluiten. De reeks bij uitgaven sluit per saldo op nul met de reeks bij ontvangsten. Deze mutaties betreffen voornamelijk ophogingen van het kasbudget als gevolg van aanpassingen aan de ontvangstenramingen.  

Niet-kaderrelevant

Zorgtoeslag

Op basis van actuele ramingen in het CEP van het CPB wordt de uitgavenraming zorgtoeslag meerjarig bijgesteld. Daarnaast is besloten de uitgavenramingen voortaan bruto te presenteren, waarbij ook de ontvangsten als gevolg van terugbetalingen in beeld worden gebracht. Dit leidt per saldo tot een stijging van de uitgavenraming voor 2025 met 729,7 miljoen euro. Daarnaast heeft er een wijziging in het toeslagenstelsel zich voorgedaan; het toeslagpartnerbegrip is aangepast.

BIKK Wlz

De raming voor de bijdragen in kosten en kortingen is structureel bijgesteld met 204,6 miljoen euro naar aanleiding van de nieuwe raming in het CEP. 

Oekraïne

De ramingen van de Oekraïneregelingen zijn bijgesteld en verlengd tot en met Q1 2027. Het gaat hierbij om een ophoging van de meerkostenregeling sociaal domein voor gemeenten (cumulatief 47,3 miljoen euro), de SOV-regeling voor Oekraïners (cumulatief 1,5 miljoen euro) en de uitvoeringskosten van het CAK (0,6 miljoen euro).

Rijksbijdrage Wlz

De raming voor de Rijksbijdrage Wlz is structureel bijgesteld met 1500,0 miljoen euro naar aanleiding van de nieuwe raming in het Centraal Economisch Plan. 

Criterium samengestelde gezinnen

Deze maatregel betreft een vereenvoudiging van het toeslagpartnerschap door het afschaffen van het criterium samengestelde gezinnen per 1 januari 2027. De maatregel behelst het afschaffen van de regel dat mensen toeslagpartner worden als zij samenwonen met één andere volwassene en er daarnaast een minderjarig kind van één van beiden op het adres is ingeschreven. Hierdoor ontstaan nu veel onterechte partnerschappen (o.a. bij mantelzorgers en woningdelers) waardoor toeslaggerechtigden mogelijk duizenden euro’s aan ondersteuning mislopen in voornamelijk de zorgtoeslag en het kindgebonden budget. Met de maatregel worden ruim 10.000 toeslaggerechtigden geholpen. Dekking is gevonden door het verlagen van de vermogensgrenzen in de zorgtoeslag en het kindgebonden budget.

Rijksbijdrage 18-

De raming voor de Rijksbijdrage 18- is structureel bijgesteld met 159,3 miljoen euro naar aanleiding van de nieuwe raming in het CEP. 

Ontvangsten

Meevallers

SPUK MEOZ

De ontvangstenraming voor 2025 is opgehoogd met 30,1 miljoen euro in verband met ontvangsten uit de SPUK Meerkosten Openbare Zwembaden (MEOZ). De voornaamste verklaring hiervoor is dat gasprijzen gedurende de regeling lager uitvielen dan de op voorhand geschatte gasprijzen.

Surplus eigen vermogen agentschappen

Het eigen vermogen van agentschappen vloeit terug naar het departement als deze hoger is dan 5% van de gemiddelde omzet in de afgelopen drie jaar. Dit leidt tot een ontvangst vanuit het CIBG (10,8 miljoen euro) en het RIVM (9,8 miljoen euro).

Bevolkingsonderzoeken borstkanker 2024

In 2024 zijn minder bevolkingsonderzoeken naar borstkanker verricht dan waar in de raming mee rekening was gehouden. Het aantal bevolkingsonderzoeken naar baarmoederhalskanker en darmkanker was hoger dan geraamd. Per saldo leidt dit tot een incidentele ontvangst in 2025 van 11,0 miljoen euro. 

Brede SPUK

Uit de verantwoording van gemeenten over 2023 blijkt dat een deel van de beschikbare brede SPUK-middelen niet tot besteding is gekomen. Dit leidt tot een verwachte ontvangst in 2027 van 23,7 miljoen euro. 

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 

Technisch

Er zijn verschillende technische mutaties binnen de VWS-begroting uitgevoerd, die budgettair op nul sluiten. De reeks bij ontvangsten sluit per saldo op nul met de reeks bij uitgaven. Het betreft onder andere een ophoging van de ontvangstenraming in 2026 met 39,8 miljoen euro i.v.m. een ontvangst uit de overlooppost van ZonMw, een desaldering i.v.m. de SPUK-stimuleringsregeling sport van 33,0 miljoen euro in 2025 en een ophoging van de ontvangsten i.v.m. sectorplan plus met 20,0 miljoen euro in 2026. 

Niet-kaderrelevant

Zorgtoeslag

Er is besloten de uitgavenramingen zorgtoeslag voortaan bruto te presenteren, waarbij ook de ontvangsten als gevolg van terugbetalingen in beeld worden gebracht. Dit leidt tot een ontvangstenraming van 659,2 miljoen euro in 2025, oplopend tot 786,0 miljoen euro in 2030.

Zorg

Zorg: Uitgaven
Premiegefinancierd Budgettair Kader Zorg: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 106.611 112.582 119.816 125.985 133.408 0
Meevallers ‒ 368 ‒ 902 ‒ 829 ‒ 816 ‒ 796 ‒ 796
Actualisatie niet-IZA sectoren 7 ‒ 142 ‒ 112 ‒ 82 ‒ 62 ‒ 62
Actualisatie MSZ 0 ‒ 75 ‒ 75 ‒ 75 ‒ 75 ‒ 75
Actualisatie Wlz beheerskosten zorgkantoren ‒ 15 ‒ 15 ‒ 15 ‒ 15 ‒ 15 ‒ 15
Actualisatie Wlz ‒ 360 ‒ 317 ‒ 230 ‒ 250 ‒ 230 ‒ 230
Actualisatie wijkverpleging ‒ 312 ‒ 397 ‒ 394 ‒ 414 ‒ 414
Meevaller Wmo ‒ 33
PGB op maat ‒ 8
Tegenvallers 19 7 215 215 215 215
RS-vaccinatie 12
Actualisatie Wlz buiten kader 7 7 7 7 7 7
Actualisatie GGZ 202 202 202 202
Actualisatie MDZ 7 7 7 7
Intensiveringen 333 180 181 181 181
Alternatieve invulling bij- en nascholing MSZ-personeel 165 165 165 165
Besparingsverlies Trancheren eigen risico 318
Overige intensiveringen 15 15 16 16 16
Ombuigingen ‒ 108 ‒ 405 ‒ 415 ‒ 428 ‒ 394
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting ‒ 315 ‒ 315 ‒ 315 ‒ 315
Meer tijd voor de Patiënt ‒ 3 ‒ 20 ‒ 30 ‒ 43 ‒ 9
Pakketmaatregel geneesmiddelen ‒ 70 ‒ 70 ‒ 70 ‒ 70
Transformatiemiddelen IZA ‒ 105
Kasschuiven 0 ‒ 190 10 180 0 0
Transformatiemiddelen IZA 0 ‒ 180 0 180 0 0
PGB op maat ‒ 10 10
Overige kasschuiven 0 0 0 0
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 101 ‒ 113 ‒ 109 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 98
Schuif Wmo-Wlz ‒ 10
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 101 ‒ 103 ‒ 109 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 98
Kadercorrecties 2 197 218 128 ‒ 137 ‒ 481
Actualisatie loon- en prijsbijstelling o.b.v. CEP 2 197 218 128 ‒ 137 ‒ 481
Extrapolatie 141.445
Extrapolatie 141.445
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 106.164 111.806 119.098 125.357 132.343 140.073
Zorg: Ontvangsten
Premiegefinancierd Budgettair Kader Zorg: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 5.930 6.058 4.437 4.575 4.712 0
Meevallers 9 26 20 21 22 23
Actualisatie eigen bijdrage Wlz 9 10 10 10 11 11
Actualisatie eigen risico 16 10 11 11 12
Tegenvallers ‒ 4 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 1
Actualisatie eigen risico ‒ 4 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 1
Intensiveringen ‒ 9 113 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Herstel box 3 ‒ 9 ‒ 2
Besparingsverlies Trancheren eigen risico 118
Eerste inkomensgenieters ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Kasschuiven 5 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Doorwerking herstel box 3 5 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Kadercorrecties 0 3 18 21 19
Actualisatie eigen betalingen Wlz o.b.v. CEP 4 18 22 21
Actualisatie eigen risico o.b.v. CEP 0 0 0 ‒ 1 ‒ 2
Extrapolatie 4.904
Extrapolatie 4.904
Stand Voorjaarsnota 5.935 6.193 4.454 4.608 4.748 4.940

Uitgaven

Meevallers

Actualisatie niet-IZA-sectoren

Op basis van uitvoeringsinformatie van het Zorginstituut zijn de Zvw-uitgaven geactualiseerd. De niet-IZA-sectoren laten in totaal een meevaller zien (62 miljoen euro structureel). Er is een meevaller van 150 miljoen euro in 2024 op de uitgaven voor de grensoverschrijdende zorg, doordat er minder declaraties verwerkt konden worden dan verwacht. De declaraties worden naar verwachting in 2025 wél verwerkt, waardoor er in dat jaar een tegenvaller van gelijke hoogte ontstaat.  Daarnaast is er een incidentele meevaller in de beschikbaarheidsbijdrage voor opleidingen in de Zvw, met name door lagere instroom (80 miljoen euro in 2025 en 2026, aflopend tot 50 en 20 miljoen euro in 2027 en 2028). De grootste structurele meevallers vinden plaats in de apotheekzorg (95,7 miljoen euro), de kraamzorg (12,7 miljoen euro) en de overige curatieve zorg (27,1 miljoen euro).

Actualisatie MSZ

Op basis van uitvoeringsinformatie van het Zorginstituut zijn de Zvw-uitgaven geactualiseerd. De uitgaven aan de medisch-specialistische zorg vallen op basis van de huidige inzichten structureel 75 miljoen euro lager uit dan eerder geraamd.

Actualisatie Wlz beheerskosten zorgkantoor

Op het budget voor de beheerskosten Wlz is gedurende 2024 een meevaller ontstaan van 14,8 miljoen euro. Deze meevaller wordt structureel verondersteld.

Uitvoeringsinformatie Wlz

Op basis van de februaribrief van de NZa is de raming voor het Wlz-kader bijgesteld. Dit betreft een neerwaartse bijstelling van 360 miljoen euro in 2025 en 230 miljoen euro structureel.

Actualisatie wijkverpleging

Op basis van uitvoeringsinformatie van het Zorginstituut zijn de Zvw-uitgaven geactualiseerd. De uitgaven aan wijkverpleging vallen structureel 414 miljoen euro lager uit dan eerder geraamd. Dit betreft een aanvulling op de actualisatie bij Ontwerpbegroting 2025.

Meevaller Wmo

Vanwege de vertraging van de invoering van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage Wmo ontstaat er per saldo een meevaller op de desbetreffende uitvoeringskosten.

PGB op maat

Voor de maatregel PGB op maat vindt de besparing plaats in een ander kasritme dan eerder verwerkt. In totaal zal de maatregel in 2026 8 miljoen euro extra aan besparing opleveren op het Wlz-kader.

Tegenvallers

RS-vaccinatie

De raming van de besparing was gebaseerd op invoering van de RS-vaccinatiecampagne per januari 2025. De RS-vaccinatiecampagne start echter in oktober 2025. Daar is de raming op aangepast (12 miljoen euro).

Actualisatie Wlz buiten kader

Op basis van de actualisatiecijfers van het vierde kwartaal 2024 van het Zorginstituut over de verwachte Wlz-uitgaven buiten de contracteerruimte is er een tekort van 6,7 miljoen euro bij de tandheelkundige zorg.

Actualisatie GGZ

Op basis van uitvoeringsinformatie van het Zorginstituut zijn de Zvw-uitgaven geactualiseerd. De uitgaven aan geestelijke gezondheidszorg vallen structureel 202 miljoen euro hoger uit dan eerder geraamd. In de Ontwerpbegroting 2025 is de actualisatie tot en met 2026 reeds verwerkt.

Actualisatie MDZ

Op basis van uitvoeringsinformatie van het Zorginstituut zijn de Zvw-uitgaven geactualiseerd. De uitgaven aan multidisciplinaire zorg vallen structureel 7 miljoen euro hoger uit dan eerder geraamd. In de Ontwerpbegroting 2025 is de actualisatie tot en met 2026 reeds verwerkt.

Intensiveringen

Alternatieve invulling bij- en nascholing MSZ-personeel

Middels amendement Bontenbal c.s. is een aantal maatregelen op de OCW-begroting teruggedraaid. Vanuit de VWS-begroting worden deze gedekt onder andere gedekt met de maatregel bij- en nascholing medisch-specialisten (165 miljoen euro structureel). Er is gekozen om deze maatregel te vervangen door andere dekking. Deze dekking vindt plaats vanuit een deel van de onderuitputting op de wijkverpleging.

Besparingsverlies Trancheren eigen risico

Er wordt gekozen om de maatregel Trancheren eigen risico per 2027 in te laten gaan. In het HLA staat dat het eigen risico per 2027 wordt getrancheerd op maximaal 50 euro per behandeling in de medisch-specialistische zorg. Deze maatregel zou in 2026 al ingaan met een tranchering op maximaal 150 euro per behandeling. Het uitstel naar 2027 resulteert in een netto besparingsverlies van 200 miljoen euro in 2026. Dit besparingsverlies ontstaat door hogere zorguitgaven dan geraamd (318 miljoen euro). Daarnaast wordt de raming aan ontvangsten eigen risico naar boven bijgesteld (118 miljoen euro).

Overige intensiveringen

Vanaf 1 januari 2026 valt het pgb niet meer onder de Regeling Dienstverlening Aan Huis (RDAH) Dit zal een stijging veroorzaken in het benodigde pgb-budget van 10,8 miljoen euro structureel waarvoor het Wlz-kader moet worden aangepast en extra uitvoeringskosten van 3,3 miljoen euro per jaar. Daarnaast wordt per 2026 langdurige persoonsgerichte actieve oefentherapie voor volwassenen met axiale spondyloartritis (axSpA) met erstige functionele beperkingen vergoed vanuit het basispakket. Dit kost structureel 1,7 miljoen euro.

Ombuigingen

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

Middels amendement Bontenbal c.s. is een aantal maatregelen op de OCW-begroting teruggedraaid. Vanuit de VWS-begroting worden deze gedekt met de maatregelen bij- en nascholing medisch-specialisten (165 miljoen euro structureel) en het aanpakken van de beloningen voor medisch-specialisten in maatschappen (150 miljoen euro structureel). De maatregel bij- en nascholing medisch-specialisten wordt alternatief ingevuld door het inzetten van een deel van de onderuitputting in de wijkverpleging.

Meer tijd voor de Patiënt

Niet benodigde middelen voor Meer Tijd voor de Patiënt worden ingezet voor andere doeleinden. Het betreft structureel 9,5 miljoen euro en cumulatief 96 miljoen euro in de jaren 2026 t/m 2029.

Pakketmaatregel geneesmiddelen

Het kabinet beperkt de aanspraak op zelfzorggeneesmiddelen in de Zorgverzekeringswet. Dit zijn betaalbare geneesmiddelen die beschikbaar zijn in de vrije verkoop. Het bedrag is een taakstellende opbrengst, die wordt ingevuld met de verder uit te werken aanpassing van de aanspraak.

Transformatiemiddelen IZA

Ter dekking van het besparingsverlies van het later invoeren van het Trancheren van het eigen risico wordt een deel van de IZA transformatiemiddelen ingezet (105 miljoen euro in 2025). Tegenover deze verlaging wordt over de jaren 2025 tot en met 2027 loon- en prijsbijstelling gealloceerd naar de transformatiemiddelen.

Kasschuiven

Transformatiemiddelen IZA

Om de transformatie van het Integraal Zorgakkoord (IZA) teweeg te brengen zijn transformatiemiddelen beschikbaar. Een deel van de middelen (180 miljoen euro) komt pas later tot besteding en wordt geschoven van 2026 naar 2028.

PGB op maat

Het kasritme van de reeds ingeboekte besparing voor pgb op maat zal zich anders voordoen dan eerder ingeboekt. In het jaar 2026 zal de besparing groter zijn dan eerder verwacht en in 2027 zal de besparing lager zijn dan eerder verwacht. Om dit verschil in het kader te verwerken zal er een kasschuif plaatsvinden van 10 miljoen euro van het jaar 2026 naar 2027.

Overboekingen met andere begrotingen

Schuif Wmo-Wlz

Het scheiden van wonen en zorg in de Wlz leidt bij gemeenten tot meerkosten. Bepaalde hulpmiddelen die bij zorg met verblijf vanuit de Wlz worden gefinancierd, worden bij andere leveringsvormen vanuit de Wmo gefinancierd. De meerkosten van gemeenten worden gedekt middels een overheveling vanuit de Wlz naar het gemeentefonds. In 2026 betreft dit 10 miljoen euro.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft onder meer de overboeking naar het Gemeentefonds van de loon- en prijsbijstelling Wmo Beschermd Wonen (-87,2 miljoen euro structureel). Daarnaast zijn er meerdere overhevelingen tussen de premie- en begrotingsgefinancierde uitgaven op de VWS-begroting, waaronder middelen voor verwarde personen (-5,9 miljoen euro structureel) en kenniscentra LVHC (-4,7 miljoen euro structureel).

Kadercorrecties

Actualisatie loon- en prijsbijstelling o.b.v. CEP

De raming van de loon-en prijsontwikkeling in de zorg is aangepast op basis van actuele macro-economische inzichten van het CEP.

Extrapolatie

Extrapolatie

Ter invoeging van een nieuw begrotingsjaar in de meerjarige begrotingsperiode zijn de begrotingstanden 2029 geëxtrapoleerd naar 2030.

Technisch

Technisch

Er zijn enkele budget neutrale schuiven verwerkt, waaronder de uitdeling van de loon- en prijs indexatie.

Ontvangsten

Meevallers

Actualisatie eigen bijdrage Wlz

De nieuwe kwartaalcijfers van het Zorginstituut leiden per saldo tot een meevaller op de eigen bijdrage Wlz.

Actualisatie eigen risico

Jaarlijks levert de Erasmus School of Health & Policy Management de nieuwste kostenverdeling van de zorguitgaven over kostenklassen. De kostenverdelingen beschrijven per sector hoe de kosten verdeeld zijn over de populatie. Op basis daarvan herijkt VWS het eigen risico model en de raming.

Tegenvallers

Actualisatie eigen risico

De ontvangstenraming voor het eigen risico wordt geactualiseerd met de doorwerking van de wijzigingen in de Zvw-uitgaven bij de voorjaarsbesluitvorming.

Intensiveringen

Herstel box 3

Burgers met een box 3 vermogen kunnen in bepaalde gevallen in bezwaar tegen hun belastingaangifte, met terugwerkende kracht vanaf 2017, tot aan de invoering van de wet werkelijk rendement, naar verwachting in 2028. Dit leidt tot lagere verzamelinkomens in de betreffende jaren, waardoor Wlz-cliënten ook lagere eigen bijdrages verschuldigd zijn. Hiervoor is de eigen bijdrage met  9,2 miljoen euro in 2025 en 1,7 miljoen euro in 2026 verlaagd.

Besparingsverlies Trancheren eigen risico

Er wordt gekozen om de maatregel Trancheren eigen risico per 2027 in te laten gaan. In het HLA staat dat het eigen risico per 2027 wordt getrancheerd op maximaal 50 euro per behandeling in de medisch-specialistische zorg. Deze maatregel zou in 2026 al ingaan met een tranchering op maximaal 150 euro per behandeling. Het uitstel naar 2027 resulteert in een netto besparingsverlies van 200 miljoen euro in 2026. Dit besparingsverlies ontstaat door hogere zorguitgaven dan geraamd (318 miljoen euro). Daarnaast wordt de raming aan ontvangsten eigen risico naar boven bijgesteld (118 miljoen euro).

Eerste inkomensgenieters

Wegens een wettelijke onrechtmatigheid en problematiek in de uitvoering is het ministerie van VWS voornemens de eigenbijdragesystematiek te wijzigen zodat bij iedereen de hoogte van de eigen bijdrage berekend zal worden op inkomen jaar t-2. Voorheen werd bij de groep «eerste inkomens­genieters» het jaar t of t-1 gehanteerd. In de praktijk bleek dit echter niet uitvoerbaar en heeft het geleid tot ongelijke behandeling van verschillende leeftijdsgroepen, vele correctiefacturen en navorderingen en schuldenproblematiek bij Wlz-cliënten. Deze onbedoelde negatieve effecten worden weggenomen door de systematiek aan te passen, wat zal leiden tot lagere eigenbijdrage-inkomsten.

Kasschuiven

Doorwerking herstel box 3

De eigen bijdrages maken gebruik van inkomensgegevens van twee jaar eerder. Daarom loopt het effect op de eigen bijdrage Wlz en beschermd wonen Wmo in ieder geval door t/m 2029. Voor de jaren 2026, 2027, 2028 en 2029 zijn de kosten geraamd op respectievelijk 1,7 miljoen euro, 1,5 miljoen euro, 1,6 miljoen euro en 1,7 miljoen euro. Hiervoor is een kasschuif verwerkt.

Kadercorrecties

Actualisatie eigen betalingen Wlz o.b.v. CEP

De raming van de eigen bijdrage Wlz is aangepast op basis van actuele macro-economische inzichten van het CEP.

Actualisatie eigen risico o.b.v. CEP

De raming van het eigen risico is aangepast op basis van actuele macro-economische inzichten van het CEP.

Extrapolatie

Extrapolatie

Ter invoeging van een nieuw begrotingsjaar in de meerjarige begrotingsperiode zijn de begrotingstanden 2029 geëxtrapoleerd naar 2030.

Asiel en Migratie

XX Asiel en Migratie: Uitgaven
XX Asiel en Migratie: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 9.481 9.769 2.854 1.219 1.219 0
Tegenvallers 51 50
Bonus spreidingwet 31
Dwangsommen IND 20 50
Intensiveringen 118 118 118 118 118 118
Wetsvoorstellen 115 115 115 115 115 115
Middelen voor oprichting nieuw ministerie 3 3 3 3 3 3
Generaal dossier 821 491 454 590 374 374
MPP: COA Crisisnoodopvang 815 758
MPP: IND 34 88 454 590 374 374
MPP: overig 8 2
MPP: COA ‒ 36 ‒ 356
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 568 ‒ 707 11 9 8 8
Overheveling asiel ODA ‒ 571 ‒ 712
Overige overboekingen met andere begrotingen 4 6 11 9 8 8
Loonbijstelling 97 92 35 26 26 26
Loonbijstelling 97 92 35 26 26 26
Prijsbijstelling 27 25 7 5 5 5
Prijsbijstelling 27 25 7 5 5 5
Extrapolatie 1.219
Extrapolatie 1.219
Technisch 121 112 104 104 103 103
Herverkaveling middelen apparaat van JenV naar AenM-begroting 121 112 104 104 103 103
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-kaderrelevant ‒ 1.181 ‒ 1.039 0
Oekraïne - Regeling Medische zorg Oekraïense Ontheemden (RMO) + overig 32 54
Oekraïne - opvang ontheemden ‒ 1.213 ‒ 1.093
Overig niet-kaderrelevant 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 8.967 8.912 3.583 2.070 1.853 1.853
XX Asiel en Migratie: Ontvangsten
XX Asiel en Migratie: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 13 14 14 14 14 0
Generaal dossier 9
Afboeken asielreserve 9
Extrapolatie 14
Extrapolatie 14
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 22 14 14 14 14 14

Uitgaven

Tegenvallers

Bonus spreidingwet

In het kader van de spreidingswet zijn in 2024 bonussen voor gemeenten niet tot uitbetaling gekomen. Deze worden in 2025 uitbetaald.

Dwangsommen IND

De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) moet naar verwachting in 2025 en 2026 dwangsommen betalen aan asielzoekers waarvan de asielaanvraag niet binnen de wettelijke beslistermijn wordt afgehandeld. Op basis van de realisatie in 2024 wordt de voorziening op dit moment opgehoogd met 20 miljoen euro in 2025 en 50 miljoen euro in 2026.

Intensiveringen

Wetsvoorstellen

Er volgen vanuit de asielwetgeving, waaronder het tweestatusstelsel, budgettaire consequenties van in totaal 115 miljoen euro voor onder andere de IND en de rechtspraak. Deze worden deels gedekt uit de reservering van 50 miljoen euro op de Aanvullende Post. Er is aanvullend 65 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de uitvoeringsgevolgen.

Middelen voor oprichting nieuw ministerie

Er worden aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor de meerkosten voor de oprichting van het ministerie van Asiel en Migratie. Dit betreft een overheveling van 2,5 miljoen euro van de Aanvullende Post naar de AenM-begroting.

Generaal dossier

MPP: COA Crisisnoodopvang

Omdat er onvoldoende reguliere opvangplekken zijn is (crisis)noodopvang nodig. Voor de meerkosten wordt in 2025 en 2026 extra budget beschikbaar gesteld aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA).

MPP: IND

Dit betreft budget voor de IND om personeel te behouden om de asielaanvragen die volgen uit de Meerjaren Productie Prognose (MPP) en de bestaande voorraad te verwerken. Het gaat structureel om 374 miljoen euro.

MPP: overig

Dit betreft het saldo van de effecten van de MPP voor de rechtspraak, de rechtsbijstand, Stichting NIDOS (voor de opvang van alleenstaande minderjarige vluchtelingen), Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA) en de Dienst Terugkeer en Vertrek (DTenV).

MPP: COA

Uit de meest recente MPP en de realisatiecijfers volgt een lagere asielinstroom en bezetting dan waar in de huidige begroting rekening mee is gehouden. Dit leidt tot een bijstelling van het budget van het COA voor 2025 en 2026.

Overboekingen met andere begrotingen

Overheveling asiel ODA

Conform de reguliere systematiek wordt een deel van de kosten van eerstejaarsasielopvang gefinancierd uit het Official Development Assistance (ODA) budget. Er wordt minder uitgegeven aan eerstejaarsasielopvang dan eerder verwacht. Daardoor wordt circa 571 miljoen euro in 2025 en circa 712 miljoen euro in 2026 overgeboekt naar de BHO-begroting.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het saldo van verschillende overboekingen. De grootste mutaties worden toegelicht. Ten eerste is er sprake van een structurele bijdrage (16,8 miljoen euro) van het ministerie van Justitie en Veiligheid voor de nieuwe opgerichte Dienst Identificatie en Screening Asielzoekers (DISA) voor taken die niet langer door de Nationale Politie worden uitgevoerd. Ten tweede wordt er incidenteel 11 miljoen euro overgeheveld naar het gemeentefonds voor de bijdrage aan gemeenten voor de opvang van asielzoekers. Ten derde is er sprake van een incidentele bijdrage van circa 3 miljoen euro aan het ministerie van Justitie en Veiligheid voor de bijdrage van de politie aan het Frontex Standing Corps. Het Frontex Standing Corps betreft een Europees samenwerkingsverband voor Europese grensbewaking.

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling wordt overgeboekt naar de AenM-begroting.

Prijsbijstelling

Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de AenM-begroting.

Technisch

Herverkaveling middelen apparaat van de JenV naar de AenM-begroting

Dit betreft de herverkaveling van middelen voor apparaatsuitgaven van de JenV-begroting naar de AenM-begroting als gevolg van de oprichting van een nieuw ministerie.

Overig technisch

Dit betreft een totaal van enkele technische mutaties die per saldo op nul sluiten.

Niet-kaderrelevant

Oekraïne - Regeling Medische zorg Oekraïense Ontheemden (RMO) + overig

Deze verzamelpost bestaat uit budget voor de RMO en subsidies. De tegenvaller wordt vooral veroorzaakt door de RMO, doordat de gemiddelde zorgkosten per ontheemde hoger zijn dan eerder werd ingeschat.

Oekraïne - opvang ontheemden

In 2025 en 2026 zijn er meevallers. Op basis van de prognose is de wekelijkse netto-instroom van Oekraïense ontheemden verlaagd van 540 naar 350. Daarnaast is op basis van het kostprijsonderzoek de normvergoeding voor opvangplekken verlaagd. Gemeenten blijven aanspraak maken op de uitzonderingsbepaling voor het declareren van werkelijke kosten indien zij niet uitkomen met de verlaagde normvergoeding.

Overig niet-kaderrelevant

Dit betreft enkele technische mutaties die per saldo op nul sluiten.

Ontvangsten

Generaal dossier

Afboeken asielreserve

In 2024 is besloten het restant van de asielreserve (9 miljoen euro) in te zetten ter dekking van de asieltegenvallers. Deze middelen zijn niet in 2024 afgeboekt, waardoor dit nu in 2025 plaatsvindt.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de AenM-begroting.

Technisch

Dit betreft een totaal van enkele technische mutaties die per saldo op nul sluiten.

Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

XXII Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening: Uitgaven
XXII Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 9.387 9.275 9.490 9.294 9.384 0
Meevallers ‒ 236 ‒ 318 ‒ 255 ‒ 272 ‒ 252 ‒ 287
Huurtoeslagraming ‒ 236 ‒ 318 ‒ 255 ‒ 272 ‒ 252 ‒ 287
Tegenvallers 38 26 25 31 23 23
Vennootschapsbelasting RVB 24
Huurcommissie 8 12 10 10 10 10
Nationale Geo-Informatie Infrastructuur (NGII) 5 7 7 7 7 7
Beheerskosten Omgevingswet 4 4 4 4 4 4
Overige tegenvallers ‒ 4 3 4 10 2 2
Intensiveringen 500 1.453 688 616 233 225
Verduurzamingsaanpak in Groningen en Noord-Drenthe 179 185 195 118 117 116
Amendementen doorbouwfaciliteit 150
Boodschappenbonus 83 917
Diverse Rijksvastgoedbedrijf 32 10 10 10 4 0
Indexatie VRO 15 15 15 15 15 15
Diverse omgevingswet 14 20 21 20 13 13
Prestatie-eisen kwaliteit bouwwerken 3 4 7 7 4 4
Bestendiging programmabudgetten 1 2 3 5 8 8
Herhuisvesting AZ 0 3 3 3 3 3
Huurregister 2 4 4 4 4
Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie 11 11 11 11 11
Nationale Geo-Informatie Infrastructuur (NGII) 3 3 4 6 6
Programma's Ruimtelijke Ordening 7 7 7 7 7
Renovatie Binnenhof 3 37 37
Reservering investering sociale huur 270 405 405
Overige intensiveringen 23 5 4 5 2 1
Ombuigingen ‒ 385 ‒ 475 ‒ 594 ‒ 563 ‒ 551 ‒ 555
Dekking bestendiging VRO ‒ 1 ‒ 35 ‒ 49 ‒ 25 ‒ 15 ‒ 25
Wet Regie op de Volkshuisvesting ‒ 37
Prijsbijstelling ‒ 45 ‒ 30 ‒ 34 ‒ 33 ‒ 31 ‒ 26
Huurbevriezing ‒ 135 ‒ 381 ‒ 492 ‒ 492 ‒ 492 ‒ 492
Amendementen doorbouwfaciliteit ‒ 150
Alternatieve invulling apparaatstaakstelling Hoofdlijnenakkoord ‒ 8 ‒ 9 ‒ 11 ‒ 11 ‒ 11
Overige ombuigingen ‒ 16 ‒ 20 ‒ 10 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Kasschuiven ‒ 288 ‒ 55 389 ‒ 70 9 15
Diverse klimaat ‒ 19 3 1 4 11
Duurzaam maatschappelijk vastgoed ‒ 33 ‒ 1 25 9
Stimuleringsregeling Flex- en transformatiewoningen ‒ 44 ‒ 11 55
Grootschalige woningbouw ‒ 180 ‒ 36 304 ‒ 88
Overige kasschuiven ‒ 12 ‒ 10 4 5 ‒ 2 15
Overboekingen Aanvullende Post 0
Overboekingen Aanvullende Post 0
Overboekingen met andere begrotingen 66 122 129 127 ‒ 14 ‒ 16
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid 0 92 117 117
Overige overboekingen met andere begrotingen 65 30 12 10 ‒ 14 ‒ 16
Loonbijstelling 11 8 8 8 8 8
Loonbijstelling 11 8 8 8 8 8
Prijsbijstelling 54 41 41 33 31 26
Prijsbijstelling 54 41 41 33 31 26
Eindejaarsmarge 3
Eindejaarsmarge 3
Extrapolatie 9.340
Extrapolatie 9.340
Desalderingen 30
Desalderingen 30
Technisch 2 0 0 0 0 0
Technisch 2 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 9.181 10.077 9.920 9.204 8.871 8.778
XXII Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 484 479 467 468 464 0
Meevallers 61 31 41 54 53 52
Flexwoningen RVB 31
Huurtoeslagraming 31 28 38 50 49 48
Zuiderhage 3 1 1 2 2 2
Overige meevallers ‒ 3 2 2 2 2 2
Intensiveringen 19
Aankoop compensatiegronden 10
Afrekening RVB 9
Ombuigingen 27 8 8 8
Afrekening RVB 24
meerontvangsten RVB verhuur 3 8 8 8
Extrapolatie 464
Extrapolatie 464
Desalderingen 30
Desalderingen 30
Technisch 2
Technisch 2
Stand Voorjaarsnota 623 517 516 530 517 516

Uitgaven

Meevallers

Huurtoeslagraming

De huurtoeslagraming is mede bijgesteld op basis van de raming van het CEP. Vanaf 2025 wordt de raming structureel verlaagd onder andere omdat de inkomens meer zijn gestegen dan eerder verwacht en minder mensen in de huurtoeslag instromen dan eerder geraamd.

Tegenvallers

Vennootschapsbelasting Rijksvastgoedbedrijf (RVB)

Over de opbrengsten van de benzineveilingen en bodemwinning moet het RVB jaarlijks vennootschapsbelasting afdragen. Dit betreft een generaal dossier.

Huurcommissie

De huurcommissie wordt geconfronteerd met een hogere zaaklast en een hoger aantal zaken dat inhoudelijk moet worden afgedaan dan voorheen. Om te kunnen voldoen aan deze toenemende zaaklast wordt de bijdrage van VRO aan de huurcommissie verhoogd met structureel 10 miljoen euro. Hiermee wordt de organisatie van de huurcommissie toekomstbestendig gemaakt.

Nationale Geo-Informatie Infrastructuur (NGII)

De NGII bestaat uit geobasisregistraties met geografische gegevens over de fysieke leefomgeving. Om de basis van bestaande systemen op orde te houden en te kunnen voldoen aan de wettelijke eisen is 6,9 miljoen euro vrijgemaakt.

Beheerskosten Omgevingswet

Er worden structureel middelen toegekend voor het beheer van de Landelijke Voorziening Bekendmaken en Beschikbaarstellen (LVBB). Deze middelen zijn nodig omdat de belasting van het systeem groter is dan bij aanvang ingeschat. Het gaat dan bijvoorbeeld om grotere en complexere bestanden.

Overige tegenvallers

Dit bevat verschillende tegenvallers zoals een herijking van het uitgavenritme voor het Woningbouwproject Zuiderhage en het herstel van de schade aan de fundering van de Grafelijke Zalen.

Intensiveringen

Verduurzamingsaanpak in Groningen en Noord-Drenthe

Een van de maatregelen uit de kabinetsreactie op de parlementaire enquê­ tecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA) ziet op het isoleren van woningen tot de standaard voor isolatie in de provincie Groningen en de gemeenten in Noord-Drenthe. Deze maatregel voor verduurzaming wordt van de Aanvullende Post (AP) overgeboekt naar de begroting van VRO.

Amendement doorbouwfacilteit

Bij de behandeling van de ontwerpbegroting van BZK in 2024 zijn per amendement de middelen voor de doorbouwgarantie alternatief ingezet voor de bevordering van de woningbouw. Het budget voor Woningbouwimpuls wordt verhoogd met 60 miljoen euro in 2025. Het budget voor het Fonds betaalbare koopwoningen wordt verhoogd met 30 miljoen euro. Het budget voor Regeling huisvesting aandachtsgroepen (RHA) wordt met 30 miljoen euro verhoogd. Daarnaast wordt 30 miljoen euro toegevoegd aan de RHA specifiek voor studentenhuisvesting.

Boodschappenbonus

De huurtoeslag wordt in 2026 incidenteel verhoogd met 1 miljard euro.

Diverse Rijksvastgoedbedrijf

Dit bevat diverse intensiveringen van het RVB zoals aankoop van compensatiegronden (zowel aan de uitgaven- als de ontvangstenkant 10 miljoen euro) en meer FTE voor wettelijke verhuurtaken. Ook reserveert het RVB middelen voor het informatie­centrum, het tijdelijk uitzichtspunt van het Binnenhof en voor de opslag van kunst uit de stijlkamers. Daarnaast worden middelen vrijgemaakt voor de tijdelijke huisvesting van AZ en de Tweede Kamer.

Indexatie VRO

Er wordt tot en met 2030 15 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld om (wettelijke) indexering mogelijk te maken.

Diverse omgevingswet

Deze post bevat diverse intensiveringen voor de omgevingswet. Er zijn middelen vrijgemaakt voor een inhaalslag bij de Landelijke Voorziening Bekendmaken en Beschikbaarstellen (LVBB) vanwege een vertraging in de ontwikkeling. Hierdoor wordt het basisniveau later opgeleverd dan verwacht, waardoor er meerkosten worden gemaakt. Daarnaast heeft het Service Team Rijk (STR) langer werkzaamheden dan eerder geraamd. Er worden structurele beleidsmiddelen toegevoegd voor Omgevingswet ter het verbeteren van de dienstverlening door bevoegd gezagen, complexiteitsreductie van het stelsel en de gebruikersvriendelijkheid van het Omgevingsloket. Ook worden er incidenteel extra middelen beschikbaar gesteld om het Digitaal Stelsel Omgevingswet landelijke voorziening (DSO-LV) uit te bouwen. Tevens worden er structurele beleidsmiddelen toegevoegd voor de Omgevingswet voor het verbeteren van de dienstverlening door bevoegd gezagen, complexiteitsreductie van het stelsel en de gebruikersvriendelijkheid van het Omgevingsloket.

Prestatie-eisen kwaliteit bouwwerken

In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) worden prestatie-eisen gesteld aan de kwaliteit van bouwwerken aan de hand van bepalingsmethoden van het Nederlands Normalisatie-Instituut (NEN) en de Nationale Milieudatabase (NMD). Hiervoor worden middelen beschikbaar gesteld.

Bestendigen programmamiddelen

De apparaat- en opdrachtenbudgetten van VRO zijn voor een groot deel incidenteel en nemen op termijn af. Omdat VRO echter wel structurele taken heeft, wordt er 8 miljoen euro beschikbaar gemaakt voor de structurele bestendiging van de programmamiddelen.

Herhuisvesting AZ

Een commissie bij AZ krijgt nieuwe huisvesting. Er is wettelijk vastgelegd dat dit organisatieonderdeel meegroeit met de instanties waar het toezicht op houdt.

Huurregister

In het HLA is aangegeven dat er een voorstel komt voor een huurregister. Hier worden nu structureel 4 miljoen euro voor beschikbaar gemaakt.

Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie

Dit betreft de aanvraag voor de middelen op de Aanvullende Post «Uitvoeringskosten Klimaat» ten behoeve van de voortzetting van het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie. Het NPLW ondersteunt gemeenten bij de lokale warmtetransitie door kennis te delen en het monitoren van de uitvoering. De middelen worden opgevraagd van 2026 tot en met 2030.

Nationale Geo-Informatie Infrastructuur (NGII)

Voor de verbetering en doorontwikkeling van de NGII wordt structureel 6 miljoen euro beschikbaar gemaakt.

Programma's Ruimtelijke Ordening

Er worden middelen beschikbaar gesteld voor de programma's NOVEX, Mooi NL en de Nota Ruimte. Deze programma's zien op de kaders en de uitvoering van de inrichting van de fysieke leefomgeving.

Renovatie Binnenhof

Ter dekking van verwachte uitgaven voor de Renovatie van het Binnenhof is bij de Voorjaarsnota 2024 37 miljoen euro structureel op de Aanvullende Post gereserveerd. Dit bedrag, dat onderdeel is van de circa 2 miljard euro die geraamd is voor de renovatie, wordt nu overgeboekt naar de VRO-begroting.

Reservering investering sociale huur

Ter compensatie van de terugvallende huurinkomsten door de huurbevriezing wordt er 270 miljoen euro in 2026 en 405 miljoen euro in 2027 en 2028 gereserveerd voor investeringen in de sociale huur.

Overige intensiveringen

Dit betreft overige kleine intensiveringen zoals het amendement aanpak van energiearmoede waarmee er 10 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de aanpak van energiearmoede in 2025.

Ombuigingen

Dekking bestendiging VRO

Om langjarig te voorzien in kerntaken die de realisatie van de woningbouwopgave ondersteunen worden incidenteel 150 miljoen euro woningbouwmiddelen ingezet in de jaren 2026-2030. Er wordt 75 miljoen euro minder uitgegeven aan de realisatiestimulans, 25 miljoen euro minder aan grootschalige woningbouw, 15 miljoen euro minder aan de Woningbouwimpuls en de overige middelen komen uit diverse reeksen.

Wet Regie op de Volkshuisvesting

De wet Regie op de Volkshuisvesting zou ingaan per 1 januari 2025. Deze wet is echter nog niet behandeld in de Tweede Kamer waardoor er vertraging in de invoering is opgetreden. Dit resulteert in een incidentele lagere uitgave van 37 miljoen euro.

Prijsbijstellingen

Ten behoeve van de dekking van de intensiveringen van VRO is er omgebogen op de resterende prijsbijstelling.

Huurbevriezing

De huren voor sociale huurwoningen worden in 2025 en 2026 bevroren. Dit betekent dat er geen huurverhogingen mogen worden doorgevoerd per 1 juli 2025 tot 1 juli 2027. Deze huurbevriezing werkt ook door in lagere uitgaven voor de huurtoeslag. Structureel wordt er 492 miljoen euro minder uitgegeven. Aanvullend hierop geldt dat het kabinet:

  • ⁠Minder huurwoningen onder Wet betaalbare huur wil laten vallen: door een lager puntenaantal te hanteren, wordt de groep woningen die onder de regulering valt kleiner, maar blijven we wel de onderkant van de huurmarkt voor lage en lage middeninkomens reguleren.

  • De ⁠WOZ-waarde meer gewicht in de huurprijs wil geven: dit zorgt ervoor dat voor woningen in grotere steden (Amsterdam en Utrecht) een hogere en meer marktconforme huurprijs gevraagd kan worden. Dit is eerlijk omdat op deze woningen ook minder rendement behaald lijkt te worden.

  • Verkent of het mogelijk is dat regulering niet van toepassing kan zijn op kleine verhuurders: bijvoorbeeld voor eigenaren die hun tweede woning verhuren.

Amendementen Doorbouwfaciliteit

Uit vervolgonderzoek naar de doorbouwfaciliteit is gebleken dat deze moeilijk uitvoerbaar is en daarnaast beperkt doeltreffend en doelmatig zou zijn. Bij de behandeling van de ontwerpbegroting van VRO in 2024 zijn de middelen per amendement herbestemd voor alternatieve instrumenten ter bevordering van de woningbouw.

Alternatieve invulling taakstelling hoofdlijnenakkoord

Dit is een overboeking van VRO naar BZK waar de apparaatsbudgetten van VRO op de begroting staan. VRO vult de apparaatstaakstelling gedeeltelijk nader in met beleidsinhoudelijke keuzes. De posten waarop VRO het meeste ombuigt zijn verduurzaming maatschappelijk vastgoed, diverse subsidies voor de energietransitie gebouwde omgeving en projecten ruimtelijke kwaliteit (respectievelijk 3, 2,5 en 4,5 miljoen euro).

Overige ombuigingen

Dit bevat onder andere ruimte die volgt uit ongebruikte indexatieruimte van de Regio Deals en incidentele ruimte binnen de Omgevingswet. Daarnaast wordt er ook omgebogen op de externe inhuur.

Kasschuiven

Emissieloos bouwen

In het kader van het stikstofbeleid is er budget beschikbaar gesteld zodat aanbestedende rijksdiensten uitstoot-verminderende criteria kunnen stellen bij aanbestedingen. De geplande projecten voor 2025 zijn vertraagd omwille van complexiteit en de uitspraak van de Raad van State omtrent het Europese natuurbeschermingsrecht. Om de middelen in het juiste kasritme te zetten wordt er circa 13 miljoen euro naar de jaren 2026 tot en met 2028 doorgeschoven.

Duurzaam maatschappelijk vastgoed

De projecten voor het verduurzamen van rijksgebouwen (DUMAVA) zijn vertraagd en schuiven door naar latere jaren. Tevens wordt op basis van de uitvoering en prognose het budget van de subsidieregeling DUMAVA in het juiste ritme gezet.

Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen

De regeling voor stimulering van Flex- en Transformatiewoningen is verruimd. Daarmee is de termijn voor startbouw verlengd van 12 naar 18 maanden. Dit zorgt ervoor dat het kasritme aangepast dient te worden.

Grootschalige woningbouw

Tijdens het BO Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) van eind 2025 worden naar verwachting afspraken gemaakt (met de grootschalige woningbouwgebieden) over de concrete inzet van de middelen. Door verplichtingen aan te gaan biedt VRO zekerheid over ondersteuning aan gemeenten. De gerelateerde kasuitgaven worden in 2026 en 2027 geraamd.

Overige kasschuiven

Dit betreft verschillende kleinere kasschuiven. In de meeste gevallen worden middelen die in 2025 staan in een realistischer kasritme gezet.

Overboekingen met andere begrotingen

Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV)

De regeling Kansrijke Wijk is een interdepartementale regeling die gericht is op de 20 focusgebieden binnen het NPLV. De SPUK wordt doorgezet in de jaren 2026 ‒ 2028. Hiervoor ontvangt VRO als coördinerend ministerie van verschillende departementen een bijdrage.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreffen enkele kleinere overboekingen van en naar andere begrotingen en de overboeking van de eindejaarsmarge van BZK naar VRO.

Loonbijstelling

De 2025 tranche van de loonbijstelling wordt overgemaakt naar VRO.

Prijsbijstelling

De 2025 tranche van de prijsbijstelling wordt overgemaakt naar VRO.

Eindejaarsmarge

Het Nationaal groeifonds heeft een 100% eindejaarsmarge, waardoor 2,9 miljoen euro aan niet-bestede middelen in 2024 wordt toegevoegd aan de begroting.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van VRO.

Technisch

Overig technisch

Dit betreft technische reallocaties van middelen en desalderingen, waar hetzelfde bedrag aan ontvangsten tegenover staan.

Ontvangsten

Meevallers

RVB Flexwoningen

Door een latere matching van flexwoningen die ingekocht zijn door het RVB komen bijbehorende ontvangsten later binnen dan geraamd. De ontvangstenraming voor 2024 is daarom in totaal met 31 miljoen euro verlaagd. Deze ontvangsten worden in 2025 toegevoegd aan de begroting.

Raming huurtoeslag

Ook aan de ontvangstenkant kent de raming van de huurtoeslag een substantiële meevaller.

Overige meevallers

Dit betreft de diverse overige hogere ontvangsten.

Intensiveringen

Aankoop compensatiegronden

Met de aankoop van extra compensatiegronden zullen ook de ontvangsten van het RVB toenemen.

Afrekening RVB

De meevaller bij het RVB is ontstaan door een combinatie van factoren. Enerzijds zijn er meer ontvangsten gerealiseerd dan geraamd op met name de ingebruikgeving. Anderzijds zijn er minder kosten gemaakt dan waar middelen voor zijn verstrekt in 2024.

Ombuigingen

Afrekening RVB

De ombuiging ontstaat bij het RVB door meer ontvangsten die anders worden ingezet.

Meerontvangsten RVB

Dit bevat diverse intensiveringen van het Rijksvastgoedbedrijf zoals aankoop van compensatiegronden (zowel aan de uitgaven- als de ontvangstenkant 10 miljoen euro) en meer FTE voor wettelijke verhuurtaken.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Binnenlandse Zaken.

Technisch

Woningbouwproject Zuiderhage

Dit betreft de hogere verwachte ontvansten door het grootschalige woningbouwtraject Zuiderhage in Lelystad.

Overig technisch

Dit betreft technische reallocaties van middelen en desalderingen, waar hetzelfde bedrag aan uitgaven tegenover staan.

Klimaat en Groene Groei (inclusief Klimaatfonds)

Klimaat en Groene Groei

XXIII Klimaat en Groene Groei: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 4.509 5.550 5.589 5.646 5.326 2.140
Meevallers ‒ 375 ‒ 456 225 131 201
Bijdrage EBN: Groningen schade en versterken ‒ 294 ‒ 456 225 131 201
Vultaak EBN gasopslag vulseizoen 2025-2026 ‒ 82
Tegenvallers 2.524 761 512 518 148
Tegenvaller SDE-regelingen 2.517 761 512 518 148
Aardwarmte 7
Intensiveringen 12 10 193 42 42 567
Inzet reservering SDE++ 525
Noodvoorraad gas EBN 37 37 37 37
Vultaak EBN gasopslag vulseizoen 2026-2027 152
Overige intensiveringen 12 10 5 5 5 5
Ombuigingen ‒ 14 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Amendementen begrotingsbehandeling 2025 ‒ 14 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
Kasschuiven ‒ 383 60 144 32 408 ‒ 362
SDE 307 ‒ 408
Overige kasschuiven ‒ 383 60 144 32 101 46
Overboekingen met andere begrotingen 38 ‒ 13 11 14 9 ‒ 1
Toekenning NGF-project GroenvermogenNL 105
Herverkaveling met EZ ‒ 29 2 6 13 10 5
Eindejaarsmarge HGIS 0
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 38 ‒ 15 5 1 ‒ 2 ‒ 6
Loonbijstelling 52 63 51 49 48 52
Loonbijstelling 52 63 51 49 48 52
Prijsbijstelling 27 31 27 27 18 33
Prijsbijstelling 27 31 27 27 18 33
Eindejaarsmarge 213
Eindejaarsmarge 213
Extrapolatie 4.431
Extrapolatie 4.431
Technisch 23 1 64 12 5 1
Desalderingen 23 1 64 12 5 1
Niet-kaderrelevant ‒ 168
Oekraïne 1
Vultaak EBN gasopslag vulseizoen 2024-2025 ‒ 168
Stand Voorjaarsnota 6.833 6.084 6.132 6.562 6.132 7.059
XXIII Klimaat en Groene Groei: Ontvangsten
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 2.418 2.419 6.120 4.901 3.887 0
Tegenvallers ‒ 20 ‒ 20 ‒ 20 ‒ 20
Verlagen heffing vultaak EBN gasopslag vulseizoen 2025-2026 ‒ 20 ‒ 20 ‒ 20 ‒ 20
Ombuigingen 9 74 74 74 74
Terugbetalingen Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen 9
Heffing noodvoorraad gas EBN 37 37 37 37
Heffing vultaak EBN gasopslag vulseizoen 2026-2027 38 38 38 38
Generaal dossier ‒ 559 ‒ 7 ‒ 389 ‒ 333 ‒ 247 ‒ 182
Gasbaten ‒ 559 ‒ 7 ‒ 389 ‒ 333 ‒ 247 ‒ 182
Kasschuiven ‒ 38 38
Kasschuiven ‒ 38 38
Extrapolatie 3.275
Extrapolatie 3.275
Technisch 2.547 762 576 530 153 1
Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie 2.517 761 512 518 148
Onttrekking begrotingsreserve geothermie 7
Desalderingen 23 1 64 12 5 1
Niet-kaderrelevant 0 ‒ 88 84 84 34 122
Oekraïne 0
Bijstelling heffing vultaken EBN gasopslag ‒ 88 ‒ 66 ‒ 66 ‒ 66 22
ETS-ontvangsten 150 150 100 100
Stand Voorjaarsnota 4.416 3.027 6.444 5.235 3.881 3.329

Uitgaven

Meevallers

Bijdrage Energie Beheer Nederland: Groningen schade en versterken

In lijn met de economische verhoudingen binnen de Maatschap Groningen komt 40% van de doorbelasting voor schade en versterken in Groningen voor rekening van Energie Beheer Nederland (EBN). De voorziening bij EBN was eind 2024 hoger dan eerder geraamd. Daarnaast worden de kosten voor schade en versterken op de BZK-begroting over een langere periode uitgesmeerd. Samen leidt dit ertoe dat de bijdrage aan EBN voor de kosten van schade en versterken Groningen met cumulatief 193 miljoen euro neerwaarts wordt bijgesteld.

Vultaak EBN gasopslag vulseizoen 2025-2026

De kosten voor het vullen van de gasopslag in Bergermeer worden met 82 miljoen euro naar beneden bijgesteld door een verbeterde ramingsmethodiek op basis van eerdere ervaringen en nieuwe inzichten. De heffing op het gastransport om de vultaak te bekostigen is eveneens naar beneden bijgesteld (zie ontvangsten).

Tegenvallers

Tegenvaller SDE-regelingen

De lagere energieprijzen uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 ten opzichte van de Klimaat- en Energieverkenning 2023 leiden tot hogere uitgaven aan subsidieregelingen Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE), doordat het verschil (de onrendabele top) tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktvergoeding groter wordt. Deze ramingsbijstelling wordt gefinancierd door een onttrekking aan de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie. Daarnaast zijn er in 2025 middelen benodigd voor de nadeelcompensatie kolencentrales (497 miljoen euro). Ook deze middelen worden gefinancierd door een onttrekking uit de begrotingsreserve. Onttrekkingen uit begrotingsreserves leiden tot een belasting van het EMU-saldo.

Aardwarmte

Vanuit de garantieregeling aardwarmte dient een nog openstaande beschikking te worden betaald voor een aardwarmteproject. Hierdoor ontstaat er een mismatch tussen inkomsten (premies) en uitgaven (verliesdeclaraties) die wordt gefinancierd door een onttrekking uit de begrotingsreserve geothermie.

Intensiveringen

Inzet reservering SDE++

Ter dekking van de tegenvaller op de SDE en de openstelling van de SDE in 2025 wordt 525 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post.

Noodvoorraad gas EBN

Voor het aanhouden van een noodvoorraad gas door EBN wordt vanaf 2027 37 miljoen euro vrijgemaakt. Dit wordt gedekt middels een heffing op het gastransport (zie ontvangsten).

Vultaak EBN gasopslag vulseizoen 2026-2027

Voor het verlengen van de vultaak gas voor EBN naar het vulseizoen 2026-2027 is 152 miljoen euro gereserveerd. Dit wordt intertemporeel gedekt middels een heffing op het gastransport (zie ontvangsten).

Overige intensiveringen

Voor de uitvoeringskosten van bestaand beleid worden middelen gereserveerd op de KGG-begroting. Het gaat hierbij onder andere om het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (cumulatief 32 miljoen euro in 2025 t/m 2030), de afhandeling van de aardbevingsschade en versterkingsoperatie in Groningen (cumulatief 5 miljoen euro in 2025 en 2026) en uitvoeringskosten van de Belastingdienst voor de Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen (2 miljoen euro in 2025).

Ombuigingen

Amendementen begrotingsbehandeling 2025

Twee aangenomen amendementen bij de begrotingsbehandeling 2025 leiden tot een ombuiging van 11 miljoen euro op de KGG-begroting in 2025. Daarnaast is de KGG-begroting structureel verlaagd met 3 miljoen euro ten behoeve van het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het HLA.

Kasschuiven

SDE

Vanwege de tegenvaller op de reeds beschikte SDE-uitgaven en de openstelling van de SDE++ in 2025 en 2026 wordt een kasschuif op de SDE-middelen in 2029 en 2030 gedaan. De openstelling van de SDE++ in 2025 en 2026 leidt vanaf respectievelijk 2028 en 2029 tot uitgaven op de KGG-begroting.

Overige kasschuiven

Er zijn kasschuiven gedaan om de middelen op de KGG-begroting in een realistisch ritme te zetten. Dit betreft onder andere een kasschuif op de NGF-middelen uit 2025 naar latere jaren. Daarnaast wordt een kasschuif gedaan op de Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) uit 2025 t/m 2027 naar 2028 t/m 2030. Ook worden de uitgaven voor de maatwerkafspraak met Nobian vervroegd van 2028 naar 2026.

Overboekingen met andere begrotingen

Toekenning NGF-project GroenvermogenNL

De adviescommissie van het Nationaal Groeifonds (NGF) heeft geadviseerd om 105 miljoen euro om te zetten in een definitieve toekenning voor het project GroenvermogenNL en daarmee over te hevelen naar de KGG-begroting. Het doel van GroenvermogenNL is om de transitie naar grootschalig gebruik van groene waterstof in de Nederlandse industrie te ondersteunen en te versnellen.

Herverkaveling met EZ

Vanwege de splitsing van de begroting van Economische Zaken en Klimaat in een begroting van Economische Zaken en een begroting van Klimaat en Groene Groei zijn er diverse overboekingen tussen beide begrotingen. Dit gaat om correcties ten opzichte van de eerdere herverkaveling.

Eindejaarsmarge HGIS

De eindejaarsmarge op de HGIS-middelen wordt overboekt van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp naar de begroting van KGG.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Vanaf de KGG-begroting worden diverse overboekingen met andere begrotingen gedaan, waaronder een bijdrage aan het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening voor de isolatieaanpak voor woningen in Groningen en Noord-Drenthe (cumulatief 40 miljoen euro) en een bijdrage van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie circulaire economie (41 miljoen euro).

Loonbijstelling

Jaarlijks worden de middelen op de KGG-begroting gecorrigeerd voor de loonstijgingen.

Prijsbijstelling

Jaarlijks worden de middelen op de KGG-begroting gecorrigeerd voor de prijsstijgingen. Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

Op basis van de onderuitputting op de EZK-begroting in 2024 wordt de eindejaarsmarge aan de KGG-begroting toegevoegd. De hoogte van de eindejaarsmarge 2024 voor KGG is gebaseerd op de middelen die vanaf 2025 op de KGG-begroting staan.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Klimaat en Groene Groei.

Technisch

Desalderingen

Verschillende hogere ontvangsten worden toegevoegd aan de uitgaven op de KGG-begroting. Het gaat hierbij onder andere om een desaldering van de ontvangsten Mijnbouwwet. Verliesverrekening in de ontvangsten Mijnbouwwet leidt tot negatieve ontvangsten in 2027 en 2028, daarom worden deze negatieve ontvangsten verplaatst naar de uitgavenzijde van de KGG-begroting.

Niet-kaderrelevant

Oekraïne

De in-kind-hulp voor Oekraïne vanuit het ministerie van KGG liep tot 1 januari 2025. Door vertragingen is er echter nog een aantal facturen die in 2025 moet worden betaald. Hiervoor is budget beschikbaar gesteld op de KGG-begroting.

Vultaak EBN gasopslag vulseizoen 2024-2025

De vultaak gas in het seizoen 2024-2025 is 168 miljoen euro goedkoper uitgevallen dan geraamd. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat het verschil tussen de zomer- en winterprijs van aardgas positiever uitviel dan geraamd. De subsidie aan EBN is daarom naar beneden bijgesteld. De heffing op het gastransport om de vultaak te bekostigen is eveneens naar beneden bijgesteld (zie ontvangsten).

Ontvangsten

Tegenvallers

Verlagen heffing vultaak Energie Beheer Nederland vulseizoen 2025-2026

Omdat de kosten van de vultaak gas van Energie Beheer Nederland (EBN) voor het vulseizoen 2025-2026 lager uitvallen dan geraamd worden ook de geraamde ontvangsten van de heffing naar beneden bijgesteld.

Ombuigingen

Heffing noodvoorraad gas EBN

Voor het aanhouden van een noodvoorraad gas door EBN in de Piekgasinstallatie Alkmaar wordt vanaf 2027 37 miljoen euro vrijgemaakt. Deze kosten worden gedekt door een opslag op de transporttarieven van Gasunie Transport Services (GTS).

Heffing vultaak EBN gasopslag vulseizoen 2026-2027

Voor het verlengen van de vultaak voor EBN naar het vulseizoen 2026-2027 is 152 miljoen euro gereserveerd. Deze kosten worden intertemporeel gedekt met een opslag op de transporttarieven van GTS.

Terugbetalingen Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen

Op basis van een nieuwe raming worden er hogere terugbetalingen verwacht van verleende voorschotten voor de Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen.

Generaal dossier

Gasbaten

De gasbaten bestaan uit dividenden EBN en ontvangsten uit hoofde van de Mijnbouwwet. Ten opzichte van de vorige raming is het dividend EBN neerwaarts bijgesteld. Dit is onder andere het gevolg van veranderde zomer-winter spreads in de gasmarkt waardoor de inkomsten van EBN als participant in gasopslagen dalen.

De ontwikkeling van het dividend EBN werkt door in de raming voor de ontvangsten Mijnbouwwet. Daardoor dalen de geraamde ontvangsten uit de Mijnbouwwet. Daarnaast is er sprake van een lichte afname van de verwachte gaswinning en een verslechtering van de toekomstige financiële resultaten uit olie- en gasactiviteiten door hogere kosten.

Kasschuiven

De heffing op gastransport wordt verschoven van 2026 t/m 2029 naar 2027 t/m 2030, omdat de cumulatieve ontvangsten voor de vulmaatregelen tot nu toe groter zijn dan de cumulatieve kosten.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Klimaat en Groene Groei.

Technisch

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie

De lagere energieprijzen uit de Klimaat- en Energieverkenning 2024 ten opzichte van Klimaat- en Energieverkenning 2023 leiden tot hogere uitgaven aan de subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE). Deze ramingsbijstelling wordt gefinancierd uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie. Onttrekkingen aan begrotingsreserves leiden tot een belasting van het EMU-saldo.

Onttrekking begrotingsreserve geothermie

Vanuit de garantieregeling aardwarmte dient een nog openstaande beschikking te worden betaald voor een aardwarmteproject. Hierdoor ontstaat er een mismatch tussen inkomsten (premies) en uitgaven (verliesdeclaraties) die wordt gefinancierd door een onttrekking uit de begrotingsreserve geothermie.

Desalderingen

Verschillende hogere ontvangsten worden toegevoegd aan de uitgaven op de KGG-begroting. Het gaat hierbij onder andere om een desaldering van de ontvangsten Mijnbouwwet. Verliesverrekening in de ontvangsten Mijnbouwwet leidt tot negatieve ontvangsten in 2027 en 2028, daarom worden deze negatieve ontvangsten verplaatst naar de uitgavenzijde van de KGG-begroting.

Niet-kaderrelevant

Oekraïne

De in-kind-hulp voor Oekraïne vanuit het ministerie van Klimaat en Groene Groei liep tot 1 januari 2025. Hiervoor krijgt het ministerie nog retributie vanuit de Europese Commissie, die als ontvangst op de begroting worden geboekt.

Bijstelling heffing vultaken EBN gasopslag

Deze bijstelling bestaat uit drie posten. EBN heeft handelsresultaten gerealiseerd vanuit haar vultaak. Deze zijn als interim-dividend uitgekeerd en worden daarom afgetrokken van de door gasverbruikers te betalen heffing. Ook is de raming voor de kosten van de vultaak 2024-2025 naar beneden bijgesteld. Ten slotte wordt de heffing op gastransport verschoven van 2026 t/m 2029 naar 2027 t/m 2030, omdat de cumulatieve ontvangsten voor de vulmaatregelen tot nu toe groter zijn dan de cumulatieve kosten.

ETS-ontvangsten

ETS is het emissiehandelsysteem binnen de Europese Unie. De overheid verkoopt emissie rechten voor dit systeem, waardoor er ontvangsten zijn op de begroting. De verwachte ETS-prijs is hoger dan voorheen, waardoor de ontvangsten toenemen.

Klimaatfonds

Klimaatfonds: Uitgaven (2025-2030)
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 758 2.783 2.440 2.936 2.488 4.259
Ombuigingen ‒ 200 ‒ 200 ‒ 200
Ombuiging Klimaatfonds ‒ 200 ‒ 200 ‒ 200
Kasschuiven ‒ 560 ‒ 1.456 1.003 210 286 ‒ 2.179
Kasschuiven ‒ 560 ‒ 1.456 1.003 210 286 ‒ 2.179
Loonbijstelling 5 20 13 13 8 23
Loonbijstelling 5 20 13 13 8 23
Prijsbijstelling 11 39 36 44 38 63
Prijsbijstelling 11 39 36 44 38 63
Stand Voorjaarsnota 214 1.185 3.292 3.003 2.820 2.165
Klimaatfonds: Uitgaven (2031-2035)
In miljoenen euro 2031 2032 2033 2034 2035
Stand Basisstand Miljoenennota 1.542 2.042 2.192 2.292 2.292
Ombuigingen
Ombuiging Klimaatfonds
Kasschuiven 504 454 392 329 1.017
Kasschuiven 504 454 392 329 1.017
Loonbijstelling
Loonbijstelling
Prijsbijstelling 30 40 43 45 45
Prijsbijstelling 30 40 43 45 45
Stand Voorjaarsnota 2.077 2.536 2.627 2.667 3.354
Klimaatfonds: Ontvangsten (2025-2030)
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 0 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 0 0 0 0 0 0
Klimaatfonds: Ontvangsten (2031-2035)
In miljoenen euro 2031 2032 2033 2034 2035
Stand Basisstand Miljoenennota 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 0 0 0 0 0

Uitgaven

Ombuigingen

Ombuiging Klimaatfonds

Ter dekking van de integrale problematiek wordt er een ombuiging van cumulatief 600 miljoen euro gedaan op het Klimaatfonds.

Kasschuiven

Op het Klimaatfonds worden kasschuiven gedaan om de middelen in het juiste kasritme te zetten. Hierbij worden ook middelen uit de periode t/m 2030 verschoven naar 2031 t/m 2035. Dit betreft onder andere kasschuiven op het perceel CO2-vrije gascentrales (768 miljoen euro uit 2030 naar 2031 t/m 2035), het perceel vroege fase opschaling (1,7 miljard euro uit 2025 en 2026 naar latere jaren) en het perceel verduurzaming industrie (964 miljoen euro uit 2025 t/m 2030 naar 2031 t/m 2035). Op deze manier worden de middelen in kasritmes gezet die zo goed mogelijk aansluiten bij de maatregelen waarvoor middelen vooralsnog in het fonds zijn gereserveerd.

Loonbijstelling

Jaarlijks worden de middelen op het Klimaatfonds gecorrigeerd voor de loonstijgingen.

Prijsbijstelling

Jaarlijks worden de middelen op het Klimaatfonds gecorrigeerd voor de prijsstijgingen. Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 uitgekeerd. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Ontvangsten

Er zijn geen ontvangsten geraamd.

Gemeentefonds en Provinciefonds (inclusief accres)

Gemeentefonds

Gemeentefonds: Uitgaven
B Gemeentefonds: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 44.896 42.236 42.006 41.788 41.707 0
Tegenvallers 414 1.312 1.283 ‒ 9 ‒ 7 3
Extra middelen gemeenten en Jeugd 414 1.312 1.283 ‒ 9 ‒ 7 3
Intensiveringen 81 356 274 313 342 342
Uitvoeringskosten Omgevingswet 81
Hervormingsagenda Jeugd 0 356 274 313 342 342
Overboekingen met andere begrotingen 627 839 607 600 542 541
Bijstelling accrestranche 2025 Gemeentefonds 423 396 394 392 392 389
LPO 2025 beschermd wonen 87 87 87 87 87 87
Sociale infrastructuur 55 53 55 56 58 60
Arbeidsmarktregio's 44 38 48 54
Alleenverdienersproblematiek 25
IBO problematische schulden 19
Begeleiding jongeren naar werk 15
Kinderopvang pleegouders 13 13 13 3 3 3
Faciliteitenbesluit opvangcentra 11
Afrekening ruimte onder plafond BCF 2024 ‒ 115
Hulpmiddelen Wmo 10
Uitstel vervanging abonnementstarief Wmo 225
Overige overboekingen met andere begrotingen 50 17 9 7 2 2
Loonbijstelling 102 99 95 92 88 85
Loonbijstelling 102 99 95 92 88 85
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0
Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0
Eindejaarsmarge 135
Eindejaarsmarge 135
Extrapolatie 41.589
Extrapolatie 41.589
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Voorjaarsnota 46.256 44.842 44.265 42.784 42.673 42.560

Uitgaven

Tegenvallers

Extra middelen gemeenten en Jeugd

Voor 2025 tot en met 2027 komt circa 3 miljard euro cumulatief voor gemeenten beschikbaar voor jeugdzorg en voor de terugval in 2026 in het Gemeentefonds. Voor 2028 en verder worden de beheersmaatregelen uit de Hervormingsagenda Jeugd versterkt en worden aanvullende maatregelen uitgewerkt. Dit is nader beschreven in paragraaf 3.6 van de Voorjaarsnota.

Intensiveringen

Uitvoeringskosten omgevingswet

Dit betreft het overboeken van de op de Aanvullende Post gereserveerde middelen in 2025 voor de uitvoeringskosten Omgevingswet. Het gaat om een incidentele tegemoetkoming van 81 miljoen euro in de transitiekosten die gemeenten maken bij de invoering van de Omgevingswet.

Hervormingsagenda Jeugd

Deze post betreft het overboeken van op de Aanvullende Post gereserveerde middelen voor de Hervormingsagenda Jeugd. Het gaat om een bedrag van 356 miljoen euro in 2026 variërend tot 342 miljoen euro in 2030.

Overboekingen met andere begrotingen

Bijstelling accrestranche 2025 gemeentefonds

Op basis van de geactualiseerde bbp-ontwikkeling voor 2025 wordt de bijstelling van de accrestranche 2025 overgeheveld naar het Gemeentefonds. Het betreft een bedrag van 423 miljoen euro in 2025 aflopend tot 389 miljoen euro in 2030.

LPO 2025 Integratie-uitkering beschermd wonen

Dit betreft de toedeling van de loon-en prijsontwikkeling (LPO) tranche 2025 van 87 miljoen euro voor de integratie-uitkering beschermd wonen.

Sociale infrastructuur

Dit betreft een overboeking van 55 miljoen euro in 2025 oplopend tot 60 miljoen euro in 2030 van het ministerie van SZW, waarvan 28 miljoen euro structureel. Dit geeft een impuls aan het vormgeven en versnellen van het toekomstbestendig maken van de sociale infrastructuur.

Arbeidsmarktregio's

Dit betreft een overboeking van 44 miljoen euro in 2025 oplopend tot 54 miljoen euro in 2028. Deze bijdrage is bedoeld om slagkracht te maken en gezamenlijke dienstverlening te ontwikkelen met de partners in de arbeidsmarktregio.

Alleenverdienersproblematiek

Dit betreft een overboeking via decentralisatie-uitkering van 25 miljoen euro in 2025 van het ministerie van SZW. Gemeenten kunnen huishoudens die getroffen zijn door de alleenverdienersproblematiek individuele bijzondere bijstand bieden. Deze uitkering dient ter financiering daarvan.

IBO problematische schulden

Dit betreft een overboeking van 19 miljoen euro in 2025 van het ministerie van SZW voor het verbeteren van de vroegsignalering van schulden door gemeenten.

Begeleiding jongeren naar werk

Dit betreft een overboeking via decentralisatie-uitkering van 15 miljoen euro incidenteel in 2025 van het ministerie van SZW. Met deze aanpak zetten gemeenten, scholen en hun partners zich in om kwetsbare jongeren te ondersteunen naar vervolgonderwijs of werk.

Kinderopvang pleegouders

Dit betreft een overboeking van 13 miljoen euro in 2025 tot en met 2027 en 3 miljoen euro structureel vanaf 2028 van het ministerie van VWS voor de kinderopvang voor pleegouders.

Faciliteitenbesluit opvangcentra

Dit betreft een overboeking van 11 miljoen euro incidenteel in 2025 vanuit het ministerie van AenM voor het faciliteitenbesluit opvang. In het faciliteitenbesluit is geregeld dat de gemeenten die een opvangcentrum voor asielzoekers hebben, uitkeringen krijgen via een decentralisatie-uitkering.

Afrekening ruimte onder plafond BCF 2024

Het BCF kent jaarlijks een plafond. Wanneer er aan het eind van het jaar minder gedeclareerd is dan het vastgestelde plafond, dan wordt het restant naar rato toegevoegd (dan wel onttrokken in het geval van een overschrijding) aan het provinciefonds en gemeentefonds. Dit betreft de definitieve afrekening van de ruimte onder het plafond. Bij Miljoenennota 2025 heeft er reeds een voorlopige afrekening plaatsgevonden. Ten opzichte hiervan wordt het bedrag met ‒ 115 miljoen euro gecorrigeerd.

Hulpmiddelen Wmo

Dit betreft een overboeking van 10 miljoen euro in 2026 van het ministerie van VWS. Het scheiden van wonen en zorg in de Wlz leidt bij gemeenten tot meerkosten. Bepaalde hulpmiddelen die bij zorg met verblijf vanuit de Wlz worden gefinancierd, worden bij andere leveringsvormen vanuit de Wmo gefinancierd. De meerkosten van gemeenten worden gedekt middels een budgetneutrale schuif vanuit de Wlz.

Uitstel vervanging Wmo abonnementstarief

De invoering van de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage Wmo 2015 kan niet eerder dan per 1 januari 2027 plaatsvinden. Dit leidt tot een besparingsverlies in het Gemeentefonds van 225 miljoen euro in 2026. Dit wordt vanaf de VWS-begroting overgeheveld naar het Gemeentefonds

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het totaal van diverse overboekingen vanuit andere begrotingshoofdstukken naar de begroting van het Gemeentefonds van in totaal 50 miljoen euro in 2025 aflopend tot 2 miljoen euro in 2030. De overboekingen hadden allen een waarde van minder dan 10 miljoen euro per jaar. Dit betreft onder andere: een overboeking van het ministerie van LVVN van 9,7 miljoen euro in 2025 voor de landelijke beëindigingsregeling veehouderij, een overboeking van het ministerie van OCW van 6,5 miljoen euro in 2025 voor de aanpak laaggeletterdheid volwassenen en een overboeking van 7,8 miljoen euro van het ministerie van KGG ter versterking van ecologie en biodiversiteit rond hernieuwbare energieprojecten op land.

Loonbijstelling

Loonbijstelling Participatie

Dit betreft de toedeling van de loonbijstelling 2025 voor de integratie-uitkering Participatie. Het betreft een bedrag van 102 miljoen euro in 2025 aflopend naar 85 miljoen euro in 2030 structureel.

Prijsbijstelling

Prijsbijstelling Participatie

Dit betreft de toedeling van de prijsbijstelling 2025 voor de integratie-uitkering Participatie. Dit betreft een bedrag van 80.000 euro oplopend tot 111.000 euro structureel in 2030.

Eindejaarsmarge

In 2024 zijn niet alle middelen overgeheveld aan gemeenten. Deze bedragen worden in 2025 gestort in het Gemeentefonds. Het Gemeentefonds kent een ongelimiteerde eindejaarsmarge. Het gaat om een bedrag van 135 miljoen euro in 2025.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van het Gemeentefonds.

Technisch

Enkele technische mutaties die per saldo op nul sluiten.

Provinciefonds

Provinciefonds: Uitgaven
C Provinciefonds: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 3.552 3.338 3.298 3.295 3.294 0
Overboekingen met andere begrotingen 227 45 41 39 37 34
Afrekening ruimte onder plafond BCF 2024 173
Bijstelling accrestranche 2025 Provinciefonds 36 34 34 34 34 33
Overige overboekingen met andere begrotingen 17 11 7 5 3 1
Eindejaarsmarge 0
Eindejaarsmarge 0
Extrapolatie 3.277
Extrapolatie 3.277
Stand Voorjaarsnota 3.779 3.382 3.338 3.334 3.331 3.310

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

Afrekening ruimte onder plafond BCF 2024

Het BCF kent jaarlijks een plafond. Wanneer er aan het eind van het jaar minder gedeclareerd is dan het vastgestelde plafond, dan wordt het restant naar rato toegevoegd (dan wel onttrokken in het geval van een overschrijding) aan het provinciefonds en gemeentefonds. Dit betreft de definitieve afrekening van de ruimte onder het plafond. Bij Miljoenennota 2025 heeft er reeds een voorlopige afrekening plaatsgevonden. Ten opzichte hiervan wordt het bedrag met 173 miljoen euro gecorrigeerd.

Bijstelling accrestranche 2025

Op basis van de geactualiseerde bbp-ontwikkeling voor 2025 wordt de bijstelling van de accrestranche 2025 overgeheveld naar het Provinciefonds. Het betreft een bedrag van 36 miljoen euro in 2025 aflopend naar 33 miljoen euro in 2030.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het totaal van diverse overboekingen van in totaal 17 miljoen euro in 2025 aflopend tot 1 miljoen euro in 2030 vanuit andere begrotingshoofdstukken naar de begroting van het Provinciefonds. De grootste boeking betreft de decentralisatie-uitkering ''Nationale parken'' van het ministerie van LVVN, hierbij gaat het om 2,2 miljoen euro in 2025 en 3,6 miljoen euro in 2026.

Eindejaarsmarge

In 2024 zijn niet alle middelen overgeheveld aan de provincies. Deze bedragen worden in 2025 gestort in het Provinciefonds. Het Provinciefonds kent een ongelimiteerde eindejaarsmarge. Het gaat om een bedrag van 3000 euro in 2025.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van het Provinciefonds.

Accres Gemeentefonds

Accres Gemeentefonds: Uitgaven
Accres Gemeentefonds: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 608 2.620 4.614 6.531 8.489 0
Ombuigingen ‒ 115
Afrekening BCF ‒ 115
Generaal dossier 0 48 104 94 133 238
Bijstelling bbp-ontwikkeling volume 0 48 104 94 133 238
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 308 ‒ 396 ‒ 394 ‒ 392 ‒ 392 ‒ 389
Overboeking bijstelling tranche 2025 ‒ 423 ‒ 396 ‒ 394 ‒ 392 ‒ 392 ‒ 389
Overboeking afrekening BCF 115
Kadercorrecties 468 599 650 768 891 1.006
Bijstelling bbp-ontwikkeling prijs en revisie 468 599 650 768 891 1.006
Extrapolatie 10.919
Extrapolatie 10.919
Stand Voorjaarsnota 653 2.870 4.973 7.000 9.121 11.774

Uitgaven

Ombuigingen

Afrekening BCF

Het BCF kent jaarlijks een plafond. Wanneer er aan het eind van het jaar minder gedeclareerd is dan het vastgestelde plafond, dan wordt het restant naar rato toegevoegd (dan wel onttrokken in het geval van een overschrijding) aan het provinciefonds en gemeentefonds. Dit betreft de definitieve afrekening van de ruimte onder het plafond. Bij Miljoenennota 2025 heeft er reeds een voorlopige afrekening plaatsgevonden. Ten opzichte hiervan wordt het bedrag met ‒ 115 miljoen euro gecorrigeerd.

Generaal dossier

Bijstelling bbp- ontwikkeling volume

Het accres is bijgesteld op basis van de bbp-cijfers uit de CEP-ramingen van het CPB. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds en betreffen het volume deel. Zie bijlage 6: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling.

Overboekingen met andere begrotingen

Accrestranche 2025 gemeentefonds

Op basis van de geactualiseerde bbp-ontwikkeling voor 2025 wordt de bijstelling van de accrestranche 2025 overgeheveld naar het Gemeentefonds. Het betreft een bedrag van 423 miljoen euro in 2025.

Afrekening ruimte onder plafond BCF 2024

Het BCF kent jaarlijks een plafond. Wanneer er aan het eind van het jaar minder gedeclareerd is dan het vastgestelde plafond, dan wordt het restant naar rato toegevoegd (dan wel onttrokken in het geval van een overschrijding) aan het provinciefonds en gemeentefonds. Dit betreft de definitieve afrekening van de ruimte onder het plafond. Bij Miljoenennota 2025 heeft er reeds een voorlopige afrekening plaatsgevonden. Ten opzichte hiervan wordt het bedrag met ‒ 115 miljoen euro gecorrigeerd.

Kadercorrecties

Bijstelling bbp- ontwikkeling prijs en revisie

Het accres is bijgesteld op basis van de bbp-cijfers uit de CEP-ramingen van het CPB. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds en betreffen het prijs deel en de CBS-revisie. Zie bijlage 6: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van het Accres Gemeentefonds.

Accres Provinciefonds

Accres Provinciefonds: Uitgaven
Accres Provinciefonds: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 116 312 484 652 823 0
Intensiveringen 173
Afrekening ruimte onder plafond BCF 2024 173
Generaal dossier 0 2 5 8 11 18
Bijstelling bbp-ontwikkeling volume 0 2 5 8 11 18
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 209 ‒ 34 ‒ 34 ‒ 34 ‒ 34 ‒ 33
Overboeking bijstelling tranche 2025 ‒ 36 ‒ 34 ‒ 34 ‒ 34 ‒ 34 ‒ 33
Overboeking afrekening BCF ‒ 173
Kadercorrecties 42 50 51 67 77 88
Bijstelling bbp-ontwikkeling prijs en revisie 42 50 51 67 77 88
Extrapolatie 1.042
Extrapolatie 1.042
Stand Voorjaarsnota 122 329 506 692 877 1.115

Uitgaven

Intensivering

Afrekening BCF

Het BCF kent jaarlijks een plafond. Wanneer er aan het eind van het jaar minder gedeclareerd is dan het vastgestelde plafond, dan wordt het restant naar rato toegevoegd (dan wel onttrokken in het geval van een overschrijding) aan het provinciefonds en gemeentefonds. Dit betreft de definitieve afrekening van de ruimte onder het plafond. Bij Miljoenennota 2025 heeft er reeds een voorlopige afrekening plaatsgevonden. Ten opzichte hiervan wordt het bedrag met 173 miljoen euro gecorrigeerd.

Generaal dossier

Bijstelling bbp- ontwikkeling volume

Het accres is bijgesteld op basis van de bbp-cijfers uit de CEP-ramingen van het CPB. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds en betreffen het volume deel. Zie bijlage 6: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling.

Overboekingen met andere begrotingen

Accrestranche 2025

Op basis van de geactualiseerde bbp-ontwikkeling voor 2025 wordt de bijstelling van de accrestranche 2025 overgeheveld naar het Provinciefonds. Het betreft een bedrag van 36 miljoen euro in 2025.

Afrekening ruimte onder plafond BCF 2024

Het BCF kent jaarlijks een plafond. Wanneer er aan het eind van het jaar minder gedeclareerd is dan het vastgestelde plafond, dan wordt het restant naar rato toegevoegd (dan wel onttrokken in het geval van een overschrijding) aan het provinciefonds en gemeentefonds. Dit betreft de definitieve afrekening van de ruimte onder het plafond. Bij Miljoenennota 2025 heeft er reeds een voorlopige afrekening plaatsgevonden. Ten opzichte hiervan wordt het bedrag met 173 miljoen euro gecorrigeerd.

Kadercorrectie

Bijstelling bbp- ontwikkeling prijs en revisie

Het accres is bijgesteld op basis van de bbp-cijfers uit de CEP-ramingen van het CPB. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds en betreffen het prijs deel en de CBS-revisie. Zie bijlage 6: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van het Accres Provinciefonds.

Prijsbijstelling

Prijsbijstelling: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 1.502 2.912 4.436 6.094 7.667 0
Ombuigingen ‒ 508 ‒ 379 ‒ 515 ‒ 700 ‒ 669 ‒ 698
Gedeeltelijk inhouden prijsbijstelling tranche 2025 ‒ 508 ‒ 379 ‒ 515 ‒ 700 ‒ 669 ‒ 698
Kadercorrecties 282 764 1.092 1.054 861 1.028
Grondslagmutatie ‒ 104 51 260 17 ‒ 288 ‒ 309
Prijsontwikkeling 385 713 832 1.037 1.149 1.337
Prijsbijstelling ‒ 904 ‒ 924 ‒ 909 ‒ 843 ‒ 813 ‒ 842
Uitkeren prijsbijstelling tranche 2025 ‒ 904 ‒ 924 ‒ 909 ‒ 843 ‒ 813 ‒ 842
Extrapolatie 9.318
Extrapolatie 9.318
Technisch ‒ 372 ‒ 902 ‒ 1.303 ‒ 1.752 ‒ 2.118 ‒ 2.383
Verwerking aanpassing indexatiesystematiek Defensie ‒ 372 ‒ 902 ‒ 1.303 ‒ 1.752 ‒ 2.118 ‒ 2.383
Stand Voorjaarsnota 0 1.471 2.801 3.853 4.928 6.423

Uitgaven

Ombuigingen

Gedeeltelijk inhouden prijsbijstelling tranche 2025
Dit deel van de prijsbijstelling tranche 2025 wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Kadercorrecties

Grondslagmutatie

Als gevolg van de nieuwe begrotingsgrondslagen zoals vastgesteld in Miljoenennota 2025, zijn de prijsgrondslagen aangepast en vastgesteld. Op basis van deze nieuwe grondslagen wijzigt de bestaande reservering voor de prijsbijstelling.

Prijsontwikkeling

De prijsontwikkeling is volgens reguliere systematiek bijgesteld. Deze bijstelling volgt uit de raming van het CEP van het CPB.

Prijsbijstelling

Uitkeren prijsbijstelling 2025

Deze post betreft de gedeeltelijke uitkeringen van de prijsbijstelling tranche 2025 aan de departementale begrotingen. Dit jaar wordt 50% van de prijsbijstelling uitgekeerd aan departementen.

Extrapolatie

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van de Prijsbijstelling.

Technisch

Verwerking aanpassing indexatiesystematiek Defensie
In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Deze geldt voor prijs en volume. De prijsreservering op basis van de Loon- en Prijsontwikkelingsystematiek (LPO) vervalt hierdoor. De vormgeving van de wettelijke 2%-koppeling wordt nader uitgelegd in bijlage 5.

Arbeidsvoorwaarden

Arbeidsvoorwaarden: Uitgaven
Arbeidsvoorwaarden: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota 4.018 6.997 10.519 14.175 17.804 0
Ombuigingen ‒ 128 ‒ 200 ‒ 181 ‒ 171 ‒ 264 ‒ 271
Inhouden loonbijstelling externe inhuur tranche 2025 en 2026 ‒ 128 ‒ 200 ‒ 181 ‒ 171 ‒ 164 ‒ 171
Inhouden incidentele loonontwikkeling ‒ 100 ‒ 100
Kadercorrecties 374 599 559 219 ‒ 264 ‒ 572
Grondslagmutatie 1.558 2.171 2.103 2.083 1.959 2.026
Loonontwikkeling ‒ 1.184 ‒ 1.572 ‒ 1.544 ‒ 1.864 ‒ 2.223 ‒ 2.597
Loonbijstelling ‒ 3.850 ‒ 3.839 ‒ 3.728 ‒ 3.661 ‒ 3.599 ‒ 3.590
Loonbijstelling ‒ 3.850 ‒ 3.839 ‒ 3.728 ‒ 3.661 ‒ 3.599 ‒ 3.590
Extrapolatie 21.529
Extrapolatie 21.529
Technisch ‒ 414 ‒ 792 ‒ 1.209 ‒ 1.603 ‒ 1.998 ‒ 2.396
Verwerking aanpassing indexatiesystematiek Defensie ‒ 414 ‒ 792 ‒ 1.209 ‒ 1.603 ‒ 1.998 ‒ 2.396
Stand Voorjaarsnota 0 2.765 5.961 8.959 11.678 14.701

Uitgaven

Ombuigingen

Inhouden loonbijstelling externe inhuur tranche 2025 en 2026

Het kabinet houdt de loonbijstelling voor externe inhuur in tranche 2025 en 2026 in. Dit levert een besparing op van circa 128 miljoen euro in 2025 oplopend naar 171 miljoen euro in 2030 en verder. Dit wordt ingezet ter dekking van Rijksbrede problematiek.

Inhouden incidentele loonontwikkeling

Het kabinet verlaagt de reservering voor arbeidsvoorwaarden vanaf 2029 met 100 miljoen euro door het inhouden van de kabinetsbijdrage voor incidentele loonontwikkeling. Dit wordt ingezet ter dekking van Rijksbrede problematiek.

Kadercorrecties

Grondslagmutatie

Als gevolg van de nieuwe begrotingsgrondslagen zoals vastgesteld in Miljoenennota 2025, zijn de loongrondslagen aangepast en vastgesteld. Op basis van deze nieuwe grondslagen wijzigt de bestaande reservering voor de loonbijstelling.

Loonontwikkeling

De loonontwikkeling voor de komende jaren is structureel neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2025. Deze bijstelling volgt uit het CEP. De ramingen in de CEP worden door het CPB opgesteld en zien op de ontwikkeling in de lonen en de sociale werkgeverslasten.

Loonbijstelling

Dit betreft de loonbijstelling tranche 2025 die is overgemaakt naar de departementale begrotingen.

Extrapolatie

Met de extrapolatie wordt de begrotingsstand in het extrapolatiejaar 2030 (t+5) toegevoegd aan de begroting van Arbeidsvoorwaarden.

Technisch

Verwerking aanpassing indexatiesystematiek Defensie

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. De koppeling geldt voor prijs- en volumeontwikkeling bbp. De loonreservering op basis van de Loon- en Prijsontwikkelingsystematiek (LPO) vervalt hierdoor. De vormgeving van de wettelijke 2%-koppeling wordt nader uitgelegd in bijlage 5.

Aanvullende Post

Aanvullende Post: Uitgaven
Aanvullende Post: Uitgaven
In miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Stand Basisstand Miljoenennota ‒ 2.283 11.896 7.966 7.280 5.952 2.520
Intensiveringen 0 50 34 26 28 24
Risicoreservering schade en versterken 0 50 34 26 28 24
Ombuigingen ‒ 112 ‒ 189 ‒ 67 ‒ 106 ‒ 300 ‒ 323
Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting ‒ 25 ‒ 40 ‒ 55 ‒ 70 ‒ 75 ‒ 75
Aanloopkosten MRB+ ‒ 35
TEM-reservering ‒ 50 ‒ 97
Agrarisch Natuurbeheer ‒ 50
Anders inzetten reservering Lelylijn ‒ 10 ‒ 34 ‒ 223 ‒ 246
Overige ombuigingen ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Kasschuiven ‒ 101 ‒ 744 ‒ 637 70 733 679
Agrarisch natuurbeheer en agrarische sector 68 ‒ 550 ‒ 212 44 325 325
Vredespaleis ‒ 12 ‒ 31 43
Box 3 ‒ 13 13
Groningen PEGA ‒ 39 ‒ 197 ‒ 245 ‒ 222 391 312
Toeslagen Herstel ‒ 100 ‒ 183 ‒ 24 307
Envelop ouderenzorg 281 ‒ 171 ‒ 92 ‒ 18
Gegevensuitwisseling ‒ 45 10 15 20
Passende zorg ‒ 20 5 5 10
Overige kasschuiven ‒ 5 5 0
Overboekingen Aanvullende Post ‒ 1.683 ‒ 3.573 ‒ 3.376 ‒ 3.237 ‒ 3.229 ‒ 3.492
Agrarische sector ‒ 6 ‒ 165 ‒ 163 ‒ 164 ‒ 198 ‒ 95
Apparaatskosten nieuw ministerie ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8
Nationaal Programma Groningen ‒ 16 ‒ 33 ‒ 29 ‒ 36 ‒ 45 ‒ 27
Nationaal versterkingsplan microchip-talent ‒ 31 ‒ 43 ‒ 13 ‒ 11 ‒ 18 ‒ 27
Grensbewaking Kmar ‒ 45 ‒ 56 ‒ 82 ‒ 139 ‒ 151 ‒ 151
Inzet stelpost asiel ‒ 50 ‒ 50 ‒ 50 ‒ 50 ‒ 50 ‒ 50
Reservering politie ‒ 50 ‒ 75 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100 ‒ 100
Compensatie controle uitwonende beurs ‒ 61
Agrarisch natuurbeheer ‒ 62 ‒ 22 ‒ 22 ‒ 13 ‒ 4
Box 3 ‒ 62 ‒ 53
Uitvoeringskosten omgevingswet ‒ 81
Groepen in de knel ‒ 193 ‒ 104 ‒ 147 ‒ 134 ‒ 108 ‒ 108
PEGA ‒ 217 ‒ 308 ‒ 370 ‒ 325 ‒ 256 ‒ 262
Prijsontwikkeling Defensie ‒ 735 ‒ 841 ‒ 841 ‒ 841 ‒ 841 ‒ 841
Hervormingsagenda Jeugd ‒ 341 ‒ 263 ‒ 300 ‒ 328 ‒ 328
Hervormingsagenda Jeugd LPO ‒ 15 ‒ 12 ‒ 13 ‒ 15 ‒ 15
Invulling bestedingsplannen 2% augustusbesluitvorming ‒ 761 ‒ 674 ‒ 534 ‒ 565 ‒ 430
Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie ‒ 11 ‒ 11 ‒ 11 ‒ 11 ‒ 11
Renovatie Binnenhof ‒ 3 ‒ 37 ‒ 37
Structureel maken Jettengelden ‒ 2 ‒ 4 ‒ 4
Tegenvaller SDE en SDE-openstelling 2025 ‒ 525
Toeslagen Herstel ‒ 445 ‒ 20 ‒ 8
Uitvoeringskosten ontwerp en inrichting financiering KO 46 65
Woningbouw ‒ 150 ‒ 500 ‒ 500 ‒ 500 ‒ 500
Overige overboekingen Aanvullende Post ‒ 67 ‒ 93 ‒ 73 ‒ 47 ‒ 38 ‒ 41
Kadercorrecties 42 56 28 28
Nominale indexatie VWS 42 56 28 28
Loonbijstelling 23 73 83 80 58 56
Loonbijstelling 23 73 83 80 58 56
Prijsbijstelling 11 51 66 60 54 51
Prijsbijstelling 11 51 66 60 54 51
Eindejaarsmarge 45
PEGA Eindejaarsmarge 2024 45
Extrapolatie 4.355
Extrapolatie 4.355
In=uittaakstelling ‒ 3.285 ‒ 1.450 ‒ 1.450 ‒ 700
Invulling taakstelling Eindejaarsmarge 1.400
Aanvullende onderuitputting ‒ 650 ‒ 1.450 ‒ 1.450 ‒ 700
In=uittaakstelling ‒ 4.035
Technisch 735 1.102 2.136 2.850 3.699 4.373
Reservering prijsontwikkeling bbp Defensie 735 1.502 2.136 2.820 3.499 4.203
Schuif AP middelen stikstof ‒ 400 200 200
Overig technisch 0 0 0 30 0 ‒ 30
Niet-kaderrelevant ‒ 350 3.787 3.171
Actualisatie Defensiepensioenen ‒ 350
Reservering kapitaalstorting TenneT Duitsland 2.150 2.150
Reservering Oekraïne - opvang ontheemden 1.440 876
Reservering Oekraïne - Regeling Medische Zorg Oekraïense Ontheemden 196 146
Stand Voorjaarsnota ‒ 6.650 6.865 8.585 9.551 7.023 8.272

Uitgaven

Intensiveringen

Risicoreservering schade en versterken

Bij de Voorjaarsnota 2025 zijn de ramingen voor schade en versterken Groningen bijgesteld op basis van de laatste inzichten van de uitvoerders Instituut Mijnbouw Groningen en Nationaal Coördinator Groningen. Bij Miljoenennota 2026 wordt nog een beperkte bijstelling verwacht. Hiervoor worden middelen gereserveerd.

Ombuigingen

Dekking amendement t.b.v. OCW-begroting

De dekking voor het amendement Bontenbal c.s. vindt plaats op verschillende posten op verschillende begrotingen. De reservering voor de herijking OV-contract (75 miljoen euro structureel) is ingezet voor het terugdraaien of verlagen van verschillende onderwijsbezuinigingen uit het HLA. Uit de herijking van het OV-contract bleek dat het contract niet aangepast hoeft te worden en de reservering niet nodig was.

Aanloopkosten MRB+

De middelen die nodig zijn voor het hervormen van toekomstbestendige autobelastingen voor 2025 (35 miljoen euro) zijn naar verwachting niet nodig en vallen daarom vrij.

TEM-reservering

Op de Aanvullende Post is een voorziening gecreëerd ter dekking van de verschuldigde TEM-bedragen (Traditionele Eigen Middelen) en de hiermee samenhangende vertragingsrente (VR) aan de Europese Unie. De Douane heeft in de constructieve dialoog met de Europese Commissie een aantal dossiers afgerond. De reservering op de AP wordt daarom voor 2025 en 2026 naar beneden bijgesteld, vanwege het verwachte lagere niveau van nabetalingen en vertragingsrente.

Agrarisch Natuurbeheer

Deze middelen zijn onderdeel van de enveloppe van 0,5 miljard euro structureel voor het Agrarisch natuurbeheer (ANB). Hiervan is 50 miljoen overgeheveld naar de begroting van LVVN naar aanleiding van Amendement Grinwis om in 2025 te starten met de voorbereidingen van de uitbreiding van het ANB.

Anders inzetten reservering Lelylijn

Het kabinet heeft besloten om gereserveerde middelen voor de Lelylijn in te zetten voor andere doelen.

Overige ombuigingen

Deze post bestaat uit twee kleinere ombuigingen.

Kasschuiven

Agrarisch natuurbeheer en agrarische sector

Voor meerdere bestedingsplannen wordt budget van de enveloppen voor de agrarische sector en voor agrarisch natuurbeheer naar LVVN overgeheveld. Met deze mutatie wordt het ritme van het resterende budget in een kasritme gezet dat beter aansluit op de verwachte kasuitgaven.

Vredespaleis

Er is in totaal 43 miljoen euro aan middelen op de AP gereserveerd voor noodzakelijke veiligheidsmaatregelen op het gebied van onderhoud, asbestsanering en brandveiligheid van het Vredespaleis. In afwachting van een besluit over de renovatie van het Vredespaleis worden de middelen die bestemd zijn voor noodzakelijke veiligheidsmaatregelen doorgeschoven naar 2030.

Box 3

De beschikbare middelen zijn naar verwachting niet volledig benodigd in 2025. Om deze reden wordt niet het volledige bedrag overgeboekt naar de Belastingdienst. Om flexibiliteit te behouden wordt 13 miljoen euro naar 2028 geschoven. Mogelijk blijkt op basis van realisatiecijfers dat deze middelen later toch benodigd zijn.

Groningen PEGA

De resterende middelen voor PEGA worden in een ritme gezet dat aansluit bij de verwachte opvragen voor de komende jaren.

Toeslagen Herstel

In het kader van realistisch ramen worden middelen voor Toeslagen Herstel geschoven naar 2028. Dit betreft 100 miljoen euro uit 2025,183 miljoen euro uit 2026 en 24 miljoen euro uit 2027. Het moment van uitvoering van onder andere de compensatie van aanvullende schade valt later dan eerder verondersteld.

Envelop ouderenzorg

Om de envelop ouderenzorg per 2026 in te laten gaan worden vanuit 2027 tot en met 2029 middelen naar 2026 geschoven.

Gegevensuitwisseling

In het kader van realistisch ramen is het kasritme van de envelop gegevensuitwisseling aangepast.

Passende Zorg

In het kader van realistisch ramen is het kasritme van de envelop passende zorg aangepast.

Overige kasschuiven

Deze post bestaat uit een relatief kleine kasschuif.

Overboekingen Aanvullende Post

Agrarische sector

Voor meerdere bestedingsplannen wordt budget van de enveloppen naar LVVN overgeheveld. Deze mutatie boekt een deel van de 5 miljard euro envelop over naar LVVN.

Apparaatskosten nieuw ministerie

Er worden aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor de meerkosten voor de oprichting van het ministerie voor Asiel en Migratie, Klimaat en Groene Groei en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Nationaal Programma Groningen

Het Nationaal Programma Groningen (NPG) is onderdeel van de Bestuurlijke Afspraken uit 2018. Vanuit de regio is een aanvraag ontvangen. Hiervoor worden middelen overgeboekt naar de BZK-begroting.

Nationaal Versterkingsplan microchip-talent

Per Nota van Wijziging zijn middelen voor het versterkingsplan microchip talent overgeboekt naar de OCW-begroting (en vervolgens weer naar EZ overgeheveld). Dit betreft cumulatief 83 miljoen euro in de jaren 2025 tot en met 2027, met name voor de incidentele kosten voor capaciteitsvergroting en de inzet op het aantrekken van internationaal talent. In de Voorjaarsnota wordt additioneel tot oplopend 43 miljoen euro structureel in 2031 overgeheveld naar de OCW-begroting, met name voor de bekostiging en studiefinanciering van de extra (EER-)studenten die met dit plan geworven worden.

Grensbewaking Kmar

De middelen voor het intensiveren van de grensbewaking door de Koninklijke Marechaussee (KMar) worden overgeheveld naar de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Inzet stelpost asiel

De stelpost van 50 miljoen euro voor asielwetgeving is overgeheveld naar de begroting van Asiel en Migratie.

Reservering politie

Bij de Nota van Wijziging op de JenV-begroting van 14 november 2024 zijn middelen voor de Politie en de veiligheidsketen overgeboekt naar de JenV-begroting.

Compensatie controle uitwonende beurs

Er is 61 miljoen euro in 2025 per Nota van Wijziging aan de OCW-begroting toegevoegd voor het herzien van financiële maatregelen bij de uitwonendenbeurs, die tussen 2012 en 2023 door DUO zijn genomen. In de Voorjaarsnota is er 0,4 miljoen euro in 2025 en 14 miljoen euro in 2026 aan additionele middelen overgeheveld in voor het uitbetalen van hieraan gekoppelde wettelijke rente.

Agrarisch natuurbeheer

Er wordt budget overgeheveld vanuit de envelop agrarisch natuurbeheer naar LVVN.

Box 3

Voor de uitvoering van rechtsherstel en overbruggingswetgeving van Box 3 zijn middelen gereserveerd. Deze worden dit voorjaar gedeeltelijk (95 miljoen euro) overgeheveld naar de Financiënbegroting. Daarnaast worden vanwege de doorwerking naar andere departementen nog middelen van deze post overgeboekt naar SZW en VWS (20 miljoen euro).

Uitvoeringskosten omgevingswet

De incidentele tegemoetkoming van 81 miljoen euro voor de transitiekosten die gemeenten maken bij de invoering van de Omgevingswet wordt overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Groepen in de knel

Het maatregelenpakket wordt overgeboekt en verder doorverdeeld op de SZW-begroting.

PEGA

Voor het uitvoeren van maatregelen die het kabinet heeft aangekondigd naar aanleiding van het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA) wordt circa 827 miljoen euro overgeboekt naar de begroting van BZK. Dit zijn maatregelen in het kader van schade en versterken, de economische en sociale agenda en voor verduurzaming bij versterken. Daarnaast wordt er circa 910 miljoen euro overgeboekt naar de begroting van VRO voor de maatregel voor verduurzaming van de provincie Groningen en Noord-Drenthe.

Prijsontwikkeling Defensie

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Deze geldt voor prijs- en volumeontwikkeling bbp. De prijsreservering is geplaatst op de AP en wordt in tranches uitgekeerd aan de Defensiebegroting. Dit betreft de overboeking van de tranche 2025.

Hervormingagenda Jeugd

De aanvullende reeks voor de Hervormingsagenda Jeugd wordt overgeboekt.

Hervormingsagenda Jeugd LPO

De loon-en prijsbijstelling over de reeks hervormingsagenda jeugd wordt overgeboekt.

Invulling bestedingsplannen 2% augustusbesluitvorming

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. In augustus 2024 zijn aanvullende middelen vrijgemaakt om tot 2% te komen. Deze middelen zijn middels een Nota van Wijziging op de Ontwerpbegroting 2025 overgeheveld naar de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds. De middelen zijn bestemd voor de verdere versterking van Defensie in lijn met de Defensienota 2024 (DN24), zoals meer aanvullende investeringen in lucht- en raketverdediging, innovatie en versnelde inwerkingtreding van DN24 plannen.

Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie

De middelen voor de uitvoeringskosten klimaat voor de voorzetting van het Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie (NPLW) worden overgeheveld. Het NPLW ondersteunt gemeenten bij de lokale warmtetransitie door kennis te delen en het monitoren van de uitvoering.

Renovatie Binnenhof

Ter dekking van verwachte uitgaven voor de renovatie van het Binnenhof is 37 miljoen euro structureel gereserveerd. Dit bedrag, dat onderdeel is van de 2 miljard euro dat geraamd is voor de renovatie, wordt nu overgeboekt naar de VRO-begroting.

Structureel maken Jettengelden

Door de subsidietaakstelling uit het HLA was de subsidie politieke partijen met circa 3,6 miljoen euro structureel gekort. Met deze overboeking wordt de ingeboekte taakstelling vanaf 2028 gecompenseerd waardoor de Jettengelden weer structureel doorlopen. De dekking komt uit de reservering voor goed bestuur en sterke rechtsstaat.

Tegenvaller SDE en SDE-openstelling 2025

Ter dekking van de tegenvaller op de SDE en de openstelling van de SDE in 2025 wordt 525 miljoen euro overgeheveld.

Toeslagen Herstel

Ten behoeve van verschillende onderdelen van de hersteloperatie Toeslagen wordt in totaal 473 miljoen euro overgeheveld naar de Financiënbegroting. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om middelen voor de compensatie van aanvullende schade.

Uitvoeringskosten ontwerp en inrichting financiering kinderopvang

De incidentele middelen voor het opbouwen en inrichten van de uitvoering van de nieuwe financiering van kinderopvang wordt overgeboekt naar de Aanvullende Post vanaf de SZW-begroting.

Woningbouw

De middelen voor de ontsluiting van nieuwe woningen uit het HLA (2,5 miljard euro) worden overgeheveld naar de begroting van IenW.  Vervolgens wordt het ritme op de begroting van IenW via een kasschuif in een realistisch ritme geplaatst.

Overige overboekingen Aanvullende Post

Deze post bestaat uit enkele kleinere overboekingen.

Kadercorrecties

Nominale indexatie VWS

De gereserveerde middelen voor ouderenzorg en transformatiemiddelen IZA zijn geindexeerd op basis van de Macro Economische Verkenning 2025.

Loonbijstelling

De tranche 2025 van de loonbijstelling is overgeboekt.

Prijsbijstelling

Er wordt 50% van de prijsbijstelling tranche 2025 toegevoegd aan de reserveringen. Het restant wordt ingezet ter dekking van rijksbrede problematiek.

Eindejaarsmarge

PEGA Eindejaarsmarge 2024

De eindejaarsmarge voor PEGA van 45 miljoen wordt toegevoegd voor 2025.

Extrapolatie

Extrapolatie betekent dat een nieuw begrotingsjaar (t+5) wordt toegevoegd aan de Aanvullende Post.

In=uittaakstelling

Invulling taakstelling Eindejaarsmarge

In de Miljoenennota is een taakstelling opgenomen van 1,4 miljard euro in 2025 voor de dekking van Toeslagen. Deze taakstelling is ingevuld door een deel van de eindejaarsmarge niet uit te keren.

Aanvullende onderuitputting

In de komende jaren blijft de onderuitputting naar verwachting hoog. Daarom is er voor 2025 0,7 miljard euro aan aanvullende onderuitputting ingeboekt. Voor 2026 en 2027 is 1,5 miljard euro en voor 2028 is 0,7 miljard euro ingeboekt. Bij Voorjaarsnota 2026 wordt bezien of deze verwachting van aanvullende onderuitputting nog actueel is. Indien dit niet het geval is wordt gekeken naar het inhouden van de prijsbijstelling tranche 2026 als alternatieve invulling.

In=uittaakstelling

De in=uittaakstelling is de boekhoudkundige tegenhanger van de eindejaarsmarge. Zo wordt voorkomen dat het toevoegen van de eindejaarsmarge de ruimte onder het uitgavenplafond verkleind. De in=uittaakstelling wordt gedurende het jaar gevuld vanuit de onderuitputting op de departementale begrotingen. Mocht onvoldoende onderuitputting optreden, dan wordt het uitgavenkader overschreden en verslechtert het EMU-saldo. De omvang van de in=uittaakstelling is gelijk aan de eindejaarsmarge 2025 en de invulling van de taakstelling eindejaarsmarge.

Technisch

Reservering prijsontwikkeling BBP Defensie

In het HLA is een wettelijke koppeling afgesproken tussen de defensie-uitgaven en 2% van het bbp. Deze geldt voor prijs en volume. De reservering voor prijsstijgingen van de defensie-uitgaven wordt gebaseerd op de prijsontwikkeling van het bbp en geboekt op de AP. Defensie maakt niet langer deel uit van de LPO systematiek. De vormgeving van de wettelijke 2%-koppeling wordt nader uitgelegd in bijlage 5.

Schuif AP middelen stikstof

Er wordt 400 miljoen euro van de stikstof middelen op de Aanvullende Post uit 2026 geschoven naar 2029 en 2030.

Overig technisch

Deze post bestaat uit enkele technische correcties, waaronder een technisch bijstelling op de risicoreservering domeinoverstijgende risico's.

Niet-kaderrelevant

Actualisatie Defensiepensioenen

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een reservering getroffen voor het affinancieren van de begrotingsgefinancierde militaire pensioenen. Het invaren van deze pensioenen in het nieuwe pensioenstelsel conform de Wet toekomst pensioenen (Wtp) is namelijk alleen mogelijk als de pensioenen kapitaalgedekt worden gemaakt. De omvang van de reservering is bepaald aan de hand van de actuariële berekeningssystematiek die het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) hanteert om de inkoopsom vast te stellen voor kapitaaldekking van de begrotingsgefinancierde pensioenen. De reservering is bijgewerkt op basis van de meest recente informatie over de ingangsdatum van de nieuwe ABP-pensioenregeling (die is uitgesteld van 1 januari 2026 naar 1 januari 2027), de marktrente en ABP-dekkingsgraad. Uiteindelijk zijn de marktrente en ABP-dekkingsgraad op 31 december 2026 leidend voor het definitieve af te financieren bedrag.

Reservering kapitaalstorting TenneT Duitsland

In totaal is een reservering van 7,3 miljard euro opgenomen voor kapitaalstortingen in TenneT Duitsland. Hiervan is 3,0 miljard euro opgenomen op de Financiënbegroting en is de overige 4,3 miljard euro op de Aanvullende Post gereserveerd. De gehele reservering moet worden gezien als een last resort maatregel, die zal worden gebruikt in het onverwachte geval dat de deelname van private investeerders niet voldoende is om de gehele kapitaalbehoefte in te vullen of indien de schuldherstructurering tot onaanvaardbare kosten leidt. Het kabinet acht een deelname van private investeerders in TenneT Duitsland de beste structurele oplossing voor het invullen van de kapitaalbehoefte van TenneT Duitsland.

Reservering Oekraïne - opvang ontheemden (RTB)

In 2027 en 2028 wordt budget voor opvang gereserveerd, in afwachting van Europese besluitvorming over de verlenging van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB).

Reservering Oekraïne - Regeling Medische Zorg Oekraïense Ontheemden (RMO)

Deze verzamelpost bestaat voornamelijk uit budget voor de Regeling Medische zorg ontheemden uit Oekraïne (RMO) en subsidies. In 2027 en 2028 wordt hier net als voor opvang in afwachting van Europese besluitvorming over de verlenging van de RTB budget op de Aanvullende Post gereserveerd.

Bijlage 3 - Groningen

Deze bijlage geeft een toelichting op de raming voor de uitgaven aan schade en versterken in Groningen. Jaarlijks worden de schade- en versterkingsramingen bijgesteld bij de Voorjaarsnota. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de budgetten voor de maatregelen uit de kabinetsreactie Nij Begun op de Parlementaire Enquêtecommissie Groningen Aardgaswinning Groningen (PEGA) die worden opgevraagd van de Aanvullende Post (AP). Als gevolg van het besluit om de hersteloperatie voor Groningen onder te brengen bij BZK, zijn bij de ontwerpbegrotingen 2025 de budgetten voor schade en versterken van de EZK begroting naar de BZK begroting overgeheveld. De bijdrage van de Staat aan EBN voor de kosten voor schade en versterken zijn ondergebracht bij het nieuw opgerichte ministerie Klimaat en Groene Groei (KGG).

Bij de Voorjaarsnota 2025 wordt het begrotingsjaar 2030 aan de begroting toegevoegd. Tabel 24 toont de raming van de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie t/m 2030 en laat zien dat er circa 8 miljard euro aan uitgaven wordt geraamd. Hiervan gaat circa 2,2 miljard euro naar de uitvoering van de maatregelen.

Tabel 24 Totale raming schadeafhandeling en versterkingsoperatie t/m 2030 (bedragen in mln. euro, - = saldoverbeterend)
# Omschrijving 2025 2026 2027 2028 2029 2030 Cumulatief
1 Totale raming schade 1.223 1.048 794 617 330 218 4.229
2 Waarvan excl. btw 1.204 1.029 775 599 318 212 4.136
3 Waarvan btw 19 19 19 18 12 6 93
4 Totale raming versterking 889 790 853 644 431 240 3.847
5 Waarvan excl. btw 761 674 728 549 368 205 3.286
6 Waarvan btw 128 116 125 95 63 35 562
7 Totale raming (1+4) 2.112 1.838 1.647 1.261 761 458 8.077
8 Totale raming excl. btw (2+5) 1.965 1.703 1.503 1.148 686 417 7.422
9 Totale btw (3+6) 147 135 144 113 75 41 655

De raming voor de schadeafhandeling is door de uitvoerder, het Instituut Mijnbouw Groningen (IMG), op basis van de geactualiseerde verwachtingen bijgesteld. De raming van het IMG is gebruikt voor de bijstelling van de begroting van BZK. De schadeafhandeling zal naar verwachting ook na 2030 nog doorlopen. Bij de volgende herijking zal daarom het begrotingsjaar 2031 worden toegevoegd.

De raming voor de versterkingsoperatie is opgesteld door de uitvoerder Nationaal coördinator Groningen (NCG). De raming volgt 11 mijlpalen van het versterkingsproces, gebruikt concrete projectramingen en waar dat niet mogelijk is, de gemiddelde kosten per type huis. In september 2024 is de diepteanalyse van de NCG over de haalbaarheid 2028 (Kamerstukken II, 2023-2024, 33529 nr. 1246) met uw Kamer gedeeld. De analyse laat zien dat het merendeel van de versterkingsopgave voor eind 2028 is afgerond. Echter, de analyse laat ook zien dat de beoogde einddatum voor de afronding van de versterking in 2028 niet voor alle gebouwen behaald kan worden. Om deze reden worden bij Voorjaarsnota 2025 ook voor de jaren 2029 en 2030 versterkingskosten geraamd. De diepteanalyse wordt jaarlijks geactualiseerd en de huidige versterkingsraming is gebaseerd op de laatste actualisatie van maart 2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 33529 nr. 1282).

Tabel 25 toont de mutatie van de geraamde de geraamde uitgaven voor schade en versterken ten opzichte van de Voorjaarsnota 2024. T/m 2030 stijgen de kosten cumulatief met circa 1,7 miljard euro, waarvan 1 miljard euro voor uitvoeringskosten. Voor schade is het jaar 2030 toegevoegd en zijn de eerste ervaringscijfers uit 2024 bekend voor de verschillende wijzen van schadeafhandeling. Voornamelijk de uitvoeringskosten en de raming voor de regeling maatwerk vallen hoger uit dan vorig jaar. Voor versterken is zowel begrotingsjaar 2029 als 2030 toegevoegd vanwege de verwerking van de diepteanalyse. Op basis van de diepteanalyse zullen de versterkingskosten naar verwachting dalen in de eerste jaren en stijgen in latere jaren ten opzichte van de Voorjaarsnota 2024. De versterking zal dus langer duren en op een hoger uitvoeringsniveau dan vorig jaar werd verwacht. Hierdoor lopen de uitvoeringskosten van het NCG ook langer door dan eerder verwacht.

Tabel 25 Actualisatie raming uitgaven schadeafhandeling en versterkingsoperatie t/m 2030 (bedragen in mln. euro, - = saldoverbeterend)
# Omschrijving 2025 2026 2027 2028 2029 2030 Cumulatief
1 Actualisatie raming schade 231 8 415 389 133 34 1.210
2 Actualisatie raming versterking ‒ 378 ‒ 119 312 43 431 240 529
3 Actualisatie raming ‒ 147 ‒ 111 727 432 565 274 1.740

De hoogte van de ontvangstenraming is gelijk aan de uitgavenraming t+1, verminderd met de btw uitgaven die niet bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) in rekening worden gebracht. De totale ontvangstenraming is dit voorjaar naar boven bijgesteld, zoals te zien is in tabel 26. Dit wordt veroorzaakt door de hogere uitgavenraming voor de schadeafhandeling. De ontvangsten voor de versterkingsoperatie zijn in de jaren 2025 t/m 2027 lager dan eerder geraamd. Dit komt omdat de uitgavenraming voor de versterkingsoperatie is aangepast, waardoor er minder uitgaven zijn in de eerste jaren waar ook minder ontvangsten tegenover staan.

Tabel 26 Actualisatie raming ontvangsten schadeafhandeling en versterkingsoperatie t/m 2030 (bedragen in mln. euro, - = saldoverbeterend)
# Omschrijving 2025 2026 2027 2028 2029 2030 Cumulatief
1 Actualisatie ontvangsten schade ‒ 84 ‒ 226 ‒ 1 ‒ 399 ‒ 373 ‒ 318 ‒ 1.399
2 Actualisatie ontvangsten versterking 207 383 106 ‒ 262 ‒ 26 ‒ 369 39
3 Totale mutatie bij VJN 2025 123 157 105 ‒ 660 ‒ 398 ‒ 686 ‒ 1.360

Tabel 25 toont de financiering van de ramingsbijstelling voor de Staat. De kosten voor schade en versterken worden (exclusief btw) doorbelast aan de NAM, die namens de Maatschap (NAM en beleidsdeelneming EBN) verantwoordelijk is voor het betalen van de kosten voor schade en versterken. In lijn met de economische verhoudingen binnen de Maatschap komt 40% van de kosten voor rekening van EBN. Op basis van de actualisatie van de ramingen voor schade en versterken is de bij EBN aanwezige voorziening niet toereikend om het EBN-deel van de geraamde uitgaven voor schade en versterken te voldoen. Daarom wordt vanaf 2027 in de Rijksbegroting een bijdrage aan EBN opgenomen voor de kosten van schade en versterken Groningen.

De bijdrage die in de begroting is opgenomen betreft het verschil tussen de kostenvoorziening en de jaarlijkse kosten die EBN raamt enerzijds en de kosten die de Staat in rekening raamt te brengen anderzijds. EBN gaat uit van lagere kosten doordat de voorziening bij EBN op de inschatting van NAM is gebaseerd. Sinds ontwerpbegroting 2025 staan deze kosten op de begroting van KGG.

Bij Voorjaarsnota 2024 betrof de cumulatieve geraamde bijdrage circa 1,6 miljard euro. Bij Voorjaarsnota 2025 is deze afgenomen tot circa 1,5 miljard euro, een neerwaartse bijstelling van circa 100 miljoen. Deze bijstelling wordt verklaard door een hogere voorziening bij EBN eind 2024 dan eerder geraamd en doordat de kosten van versterken over een langere periode worden uitgesmeerd.

Tabel 27 Bijdrage aan EBN voor de kosten van schade en versterken Groningen t/m 2030 (bedragen in mln. euro, - = saldoverbeterend)
# Omschrijving 2025 2026 2027 2028 2029 2030 Cumulatief
1a Ontvangstenraming schade excl. btw 902 1.204 1.029 775 599 318 4.826
1b Ontvangstenraming versterken excl. btw 645 711 682 730 545 369 3.683
1c Ontvangstenraming overige posten excl. btw 4 13 13 12 12 12 65
2 40% van 1a t/m 1c is aandeel EBN 620 771 689 607 462 279 3.429
3 EBN-deel uit resultaat lopend jaar (niet over voorziening lopend) 100 80 70 60 50 0 360
4a Stand voorziening 31/12 t-1 1.574 1.054 363 0 0 0 2.990
4b Aanspreken voorziening 520 691 363 0 0 0 1.574
5 Nieuwe reeks voor bijdrage aan EBN (VJN 2025) 0 0 257 547 412 279 1.495
6 Stand bijdrage EBN (VJN 2024) 0 294 713 322 281 1.610
7 Mutatie (5-6) 0 ‒ 294 ‒ 456 225 131 279 ‒ 115

Naast de bestaande middelen voor schade en versterken, heeft het kabinet in april 2023 haar kabinetsreactie ‘Nij Begun’ gestuurd op het eindrapport van de Parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen. Hierin neemt het kabinet maatregelen om de schadeafhandeling en de versterkingsoperatie milder, makkelijker en menselijker te maken (Kamerstukken II, 2022-2023, 35561 nr. 17). Hiervoor is bij de Voorjaarsnota 2023 een reeks op de AP gereserveerd die in totaal optelt tot 11,5 miljard euro. Deze reeks bestaat voor 4 miljard euro uit incidentele middelen, waarvan 3 miljard euro voor schade en versterken. Daarnaast is er 7,5 miljard euro gereserveerd t/m 2055 voor de generatielange betrokkenheid, wat is bestemd voor sociaal en economisch perspectief en verduurzaaming. Bij de Voorjaarsnota 2025 wordt voor 10 maatregelen cumulatief 1,7 miljard euro overgeheveld van de AP naar de departementale begrotingen van BZK en, in het kader van verduurzaming, VRO. In tabel 27 staan deze maatregelen incl. de bedragen genoemd. Naast maatregelen voor schade en versterken worden er in het kader van de generatielange betrokkenheid middelen opgevraagd voor de sociale agenda, de economische agenda en verduurzaming.

Tabel 28 Overheveling PEGA-maatregelen van de Aanvullende Post bij VJN 2025 (bedragen in mln. euro, - = saldoverbeterend)
Maatregel 2025 2026 2027 2028 2029 2030 Cumulatief
Vergoeding eigen tijd 10 5 5 0 0 0 20
Indexering en meerkosten Batch 1588 0 34 0 0 0 0 34
Stut en Steun 0 2,2 2,2 2,2 0,0 0,0 6,6
Agenda voor herstel 0,3 0 0 0 0 0 0,3
MKB Programma (regionaal) 13 11 6 0 0 30
Drieborg 1 1 1 1 1 5
Economische agenda 25 56 56 56 0 0 193
Sociale agenda 0 0 79 117 138 146 479
Verduurzaming Groningen 179 198 215 142 120 116 970

Naast deze uitgaven voor schade en versterken en de middelen volgend uit de kabinetsreactie op de PEGA, zijn er ook middelen die aan de regio ten goede komen vanuit de Bestuurlijke Afspraken uit 2020 (1,5 miljard euro) en de 1,15 miljard euro voor het Nationaal Programma Groningen (NPG). Deze zijn respectievelijk bij de Voorjaarsnota 2021 en 2018 toegevoegd. Onderdeel van deze bestuurlijke afspraken zijn de aparte afspraken over versterking buiten de reguliere operatie voor o.a. Batch 1588 en in Appingedam en Ten Post. Voor deze projecten wordt bij de Voorjaarsnota 2025 118 miljoen euro extra beschikbaar gesteld met name om de gestegen bouwkosten te financieren. Hiervoor was reeds 33,5 miljoen euro gereserveerd bij de PEGA-kabinetsreactie zoals ook te zien is in tabel 28. Voor het NPG wordt 187 miljoen euro overgeboekt van de AP naar de begroting van BZK.

Bijlage 4 - Toeslagen Herstel

Het kabinet zet zich in voor mensen die gedupeerd zijn door de problemen met de kinderopvangtoeslag. Om deze gedupeerden door de problemen met toeslagen recht te doen is compensatie en emotioneel herstel cruciaal. Op basis van de actuele inzichten inzake aantallen, bedragen, nu adequaat geachte aannames en gekozen richting is de verwachting dat er op dit moment niet meer budget benodigd is dan het huidige totaalbudget van 11,7 miljard dat meerjarig voor de hersteloperatie beschikbaar is.

Deze Voorjaarsnota kent enkele mutaties:

  • De programmamiddelen (420 miljoen euro) zijn in 2024 niet volledig tot besteding gekomen. De uitvoering van enkele regelingen verloopt minder snel dan eerder verondersteld. Deze middelen zijn gedeeltelijk al eerder doorgeschoven naar latere jaren. Het resterende gedeelte van deze middelen (289 miljoen euro) wordt nu bij de 1e suppletoire begroting toegevoegd aan het budget in 2025. De verwachting is dat deze middelen in latere jaren nog nodig zijn om mensen die gedupeerd zijn door de problemen met de kinderopvangtoeslag te kunnen compenseren. Ook voor de kwijtschelding van publieke schulden worden middelen doorgeschoven naar 2025.

  • Ten behoeve van verschillende onderdelen van de hersteloperatie Toeslagen wordt er de komende jaren een beroep gedaan op de reservering op de AP van 473 miljoen euro in totaal. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om middelen voor de compensatie van aanvullende schade. Na deze opvraag resteert nog 977 miljoen euro op de AP.

  • In het kader van realistisch ramen worden middelen voor Toeslagen Herstel verschoven naar latere jaren. Het moment van uitvoering van onder andere de compensatie van aanvullende schade valt later dan eerder verondersteld.

  • Aan de begroting van de hersteloperatie wordt in totaal 108 miljoen euro (inclusief AP) loon- en prijsbijstelling toegevoegd.

In onderstaande tabel is een uitsplitsing opgenomen per regeling. In de 20e Voortgangsrapportage wordt uitgebreider ingegaan op de hierboven beschreven ontwikkelingen, deze zal voor de zomer naar de Kamer worden gestuurd.

Tabel 29 Stand Toeslagen Herstel Voorjaarsnota 2025
In miljoenen euro 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 Cumulatief
Stand na 1e sup 2025 93 1.271 1.025 1.519 1.595 2.013 1.553 1.246 370 10.685
Programma 47 1.136 780 1.182 1.114 1.445 1.163 1.099 370 8.336
w.v. 30k, IB, aanvullende compensatie (incl. uitvoering VSO-route) en overig 36 713 303 275 419 295 113 25 8 2.185
w.v. Kindregeling 74 494 136 114 35 5 857
w.v. Kwijtschelden publieke schulden (incl. uitvoering; rijksbreed) 369 162 224 257 97 21 16 0 1.146
w.v. Kwijtschelden private schulden (incl. uitvoering) 41 173 104 55 67 59 31 529
w.v. Andere toeslagen 17 11 0 29
w.v. Ex-partners (10k) 2 31 35 9 3 80
w.v. Ondersteuning door gemeenten 11 14 34 47 119 131 46 401
w.v. Reservering ondersteuning rechtsbijstand 1 3 7 39 25 3 3 80
w.v. Dwangsommen 19 23 61 77 42 222
w.v. Ouders in het buitenland (incl. uitvoering) 5 11 16 19 16 3 1 70
w.v. Uithuisplaatsingen kinderen (incl. uitvoering; JenV) 10 1 12 6 2 31
w.v. Schade-expert pool 1 1 1 1 4
w.v. Aanvullende compensatie 523 771 1.006 358 2.658
w.v. Onverdeeld 26 12 7 44
Apparaat Financiën 46 135 245 337 481 569 390 147 2.349
Reservering op aanvullende post 1 11 626 328 966
Totaal 93 1.271 1.025 1.519 1.595 2.015 1.564 1.872 698 11.652

Bijlage 5 - Defensie koppeling 2% bbp

De Initiatiefwet Financiële Defensieverplichtingen (hierna «de Wet») stelt dat Nederland jaarlijks minimaal 2% van het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp) aan Defensie uitgeeft, in lijn met de NAVO-norm (Vilnius, 2023). In lijn met het HLA en deze wet is een werkwijze voor verwerking van de 2% opgesteld door het ministerie van Defensie en het ministerie van Financiën. De werkwijze onder dit kabinet is hieronder beschreven.

Werkwijze op hoofdlijnen

  • In elk jaar wordt 2% van het Nederlandse bbp beschikbaar gesteld als input voor de Defensiebegroting. Dit gaat om de euro’s per jaar die het ministerie van Defensie kan uitgeven. Defensie beziet vervolgens waaraan het geld besteed kan worden en in welk tempo, bijvoorbeeld personeel, wapens, kazernes of transportcapaciteit.

  • Afhankelijk van de precieze bestedingsplannen kan het voorkomen dat Defensie verwacht dat in een jaar meer of minder dan 2% bbp uitgegeven wordt. De uitkomst van deze verwachting wordt de output genoemd en vormt de begrotingsstand die wordt opgenomen in de Defensiebegroting. Zo kan bijvoorbeeld de bestelling van een onderzeeboot, die langer duurt of juist versnelt, een grote invloed hebben op de output van dat jaar en daarmee ook hoe hoog het NAVO percentage dat jaar zal zijn. De werkwijze zorgt er dus voor dat er minimaal een input van 2% bbp is per jaar, maar de output per jaar wordt bepaald door het ritme waarin Defensie de uitgaven kan doen.

  • Om het uitgavenritme, ofwel de output, goed te kunnen inrichten, behoudt Defensie o.a. de mogelijkheid om kasschuiven (verschuiven van budgetten over jaren) toe te passen, alsook het recht op eindejaarsmarge (meenemen van niet-besteed budget van afgelopen jaar naar huidige jaar). Het al dan niet behalen van de 2% bbp output in enig jaar valt daarmee onder de verantwoordelijkheid van de minister van Defensie, passend binnen de kaders van de begrotingsregels en een realistisch uitgavenritme. In begrotingsstukken van Defensie wordt een tabel opgenomen die het onderscheid van 2%-input naar %-bbp output elk jaar toont.

Start kabinetsperiode – input 2% bbp

  • Aan het begin van een kabinetsperiode wordt bij de Startnota vastgesteld hoeveel geld nodig is om aan 2% bbp (input) te voldoen volgens de meest recente schatting van het bbp door het CPB. Het CPB maakt een inschatting welk deel bestaat uit veranderingen in de prijs of het volume die samen het (nominale) bbp opmaken.

  • Het geld dat voortkomt uit de ontwikkeling van het bbp-volume wordt voor de gehele meerjarenperiode beschikbaar gesteld op de Defensiebegroting. De meerjarenperiode die bij Startnota zichtbaar is, wordt aangeduid als de “Oorspronkelijke meerjarenperiode”. Het uitgavenniveau van het laatste jaar in de oorspronkelijke meerjarenperiode wordt plat doorgetrokken en is beschikbaar voor Defensie om te investeren (zie figuur 10). De voor 2% benodigde volumeoploop na de oorspronkelijke meerjarenperiode wordt apart gereserveerd op de Aanvullende Post. Op deze manier hebben toekomstige kabinetten de ruimte om keuzes te maken over welke defensiecapaciteiten te zijner tijd nodig zijn, terwijl het huidige kabinet wel de structurele effecten van de nu gemaakte keuzes kan verwerken.

  • Het geld voor de vergoeding van prijsontwikkelingen wordt bepaald op basis van de geschatte prijsontwikkeling van het bbp. Hiermee volgt het niet meer de loon- en prijsontwikkeling (LPO) systematiek. Het hanteren van de LPO systematiek zou immers kunnen leiden tot afwijkingen t.o.v. de 2% bbp. De reservering voor de prijsontwikkeling van het bbp wordt geplaatst op de Aanvullende Post (AP) bij Financiën. Jaarlijks wordt er bij de Voorjaarsnota een tranche uitgekeerd voor de prijsontwikkeling in het lopende jaar, dit kan worden gezien als een plak bovenop bestaande budgetten. Op deze manier blijft de begroting in prijzen van het uitvoeringsjaar waardoor de vergelijkbaarheid met andere begrotingen behouden blijft.

Figuur 9 Verdeling volumeontwikkeling defensie-uitgaven18

Jaarlijkse «input»-bijstelling (ofwel noemersturing)

  • Jaarlijks brengt het CPB een nieuw Centraal Economisch Plan (CEP) uit met daarin een schatting van de omvang van het bbp. Op basis van deze nieuwe schatting wordt bekeken hoeveel (extra) geld nodig is om 2% bbp aan input beschikbaar te stellen voor Defensie ten opzichte van wat beschikbaar is gesteld bij de Startnota. Zonder aanpassing van de Defensiebegroting zouden wijzigingen in het bbp (de noemer) ertoe leiden dat het NAVO-percentage zou veranderen. Als de economie (bbp) groeit ten opzichte van de verwachting bij de Startnota terwijl de Defensiebegroting gelijk blijft, zal het NAVO-percentage immers zakken. Om het percentage op 2% te houden, wordt de Defensiebegroting bijgesteld met 2% van de totale nominale bbp-verandering voor prijs en volumegroei. Dit heet “noemersturing”.19

  • Voor het volumedeel van het bbp op de Defensiebegroting wordt deze noemersturing “asymmetrisch” vormgegeven. Dit houdt in dat de Defensiebegroting nooit gekort wordt binnen de oorspronkelijke meerjarenperiode. Positieve afwijkingen in het volume van het bbp leiden tot een ophoging van de Defensiebegroting. In een symmetrische vormgeving zouden negatieve afwijkingen in het bbp tot een verlaging leiden. Echter, omdat het op korte termijn lastig is om minder geld uit te geven wordt er niet direct gekort op de Defensiebegroting. In plaats daarvan wordt er bij toekomstige positieve afwijkingen van het bbp rekening gehouden met het feit dat eerdere negatieve bijstellingen niet zijn verwerkt. Kortom, het gesaldeerde resultaat van alle positieve en negatieve bijstellingen op het volume van het bbp wordt meegenomen. Figuur 11 biedt een voorbeeld van drie opeenvolgende jaren waarin respectievelijk een verhoging, verlaging en verhoging van de volumeontwikkeling bbp verondersteld wordt. Ieder jaar wordt enkel de bijstelling op de Defensiebegroting verwerkt als deze per saldo positief is.

  • Voor de periode buiten de oorspronkelijke meerjarenperiode geldt dat het begrote budget (dat op de AP staat) zowel naar boven als naar beneden kan worden bijgesteld. Dit is mogelijk omdat er geen plannen zijn waarvan de uitvoering wordt belemmerd, aangezien de middelen nog niet op de Defensiebegroting staan.

  • Voor het prijsdeel van het bbp geldt dat Defensie jaarlijks bij Voorjaarsnota een tranche uitgekeerd krijgt gebaseerd op de prijsreservering die op de Aanvullende Post geplaatst is. Deze prijsreservering wordt symmetrisch (zowel naar boven als naar beneden) bijgesteld. Daarna wordt de tranche voor het lopende jaar uitgekeerd.

Figuur 10 Jaarlijkse (asymmetrische) noemersturing20

Overige bepalingen en werkafspraken

  • Conform de begrotingsregels worden bijstellingen als gevolg van volumeontwikkeling van het bbp gedekt binnen het uitgavenkader. Bijstellingen als gevolg van prijsontwikkeling leiden tot een nominale correctie van het uitgavenkader.

  • De generale compensatie van valutakoersontwikkelingen voor Defensie, zoals nu opgenomen in de begrotingsregels, komt te vervallen. Hierdoor worden zo min mogelijk afwijkingen gecreëerd t.a.v. de noemer (het bbp in euro’s).

  • Binnen de systematiek van “input”-sturing is het niet logisch om per saldo meevallers te laten vrijvallen ten gunste van het generale beeld, omdat daarmee de 2%-input wordt aangetast. Daarom is de afspraak gemaakt dat Defensie wordt uitgezonderd van deze begrotingsregel. Dit heet een “budgetteringsafspraak” (meevallers kunnen ingezet worden voor een intensivering). Deze budgetteringsafspraak wordt samen met de overige werkafspraken periodiek geëvalueerd om te bezien of deze naar behoren werkt.

  • Tenslotte zijn voorgenoemde werkafspraken ook van toepassing op budgetten op begrotingen van andere ministeries die worden meegerekend in de NAVO-norm. Daarnaast leidt dit er toe dat in beginsel alle onderdelen van de Defensiebegroting die nu nog onderdeel van de HGIS zijn (zoals het BIV) per 2026 uit de HGIS worden gehaald.

Bijlage 6 - Accres Gemeentefonds en Provinciefonds

Uitgangspunten en actualiteit

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven te financieren. Eén van de belangrijkste inkomstenbronnen hiervan is de algemene uitkering uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds (GF en PF). De jaarlijkse toe- en afname van het Gemeentefonds en het Provinciefonds wordt het accres genoemd.

Vanaf 2024 is het accres gekoppeld aan de bbp-normeringssystematiek. Uitgangspunt is dat de fondsen (GF en PF) meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bruto binnenlands product volgen. De normering wordt gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De volumeontwikkeling van de fondsen wordt gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt. Het prijsdeel volgt de prijsontwikkeling van het bbp van het lopende jaar, waardoor de fondsen reëel ‘op niveau’ blijven. Conform rijksbrede systematiek wordt de index in het voorjaar van het lopende jaar definitief. Het betreft een generieke normering die naar eigen inzicht van een individuele gemeenten of provincies kan worden ingezet.

In de Voorjaarsnota is het accres voor het jaar 2025 en verder geactualiseerd op basis van de ontwikkeling van het bbp van het CEP door het CPB. In onderstaande tabel zijn de actuele cijfers opgenomen:

Tabel 30 indices
Tabel Indices 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Indices CPB bbp CEP 25
Volume bbp (8-jaars gemiddelde) 2,16% 1,93% 1,82% 1,72% 1,61% 2,28%
Prijs bbp 3,63% 2,74% 2,52% 2,61% 2,50% 2,50%
Gecombineerde bbp index 5,87% 4,72% 4,39% 4,37% 4,15% 4,84%
Indices CPB bbp MN25
Volume bbp (8-jaars gemiddelde) 2,03% 1,82% 1,65% 1,53% 1,46%
Prijs bbp 2,71% 2,65% 2,64% 2,42% 2,42%
Gecombineerde bbp index 4,80% 4,52% 4,33% 3,99% 3,92%
Verschil inclusief CBS-revisie (nieuw-oud)
Volume bbp (8-jaars gemiddelde) 0,13% 0,11% 0,17% 0,19% 0,15%
Prijs bbp 0,92% 0,09% ‒ 0,12% 0,19% 0,08%
Gecombineerde bbp index 1,07% 0,20% 0,06% 0,38% 0,23%

Accres gemeentefonds

Onderstaande tabel 31 bevat de grondslag en de huidige accres raming zoals opgenomen in deze Voorjaarsnota op basis van de bbp cijfers uit het CEP 2025. Tabel 32 bevat het accres voor 2025 en verder zoals opgenomen in de Miljoenennota 2025. Tabel 33 bevat de mutaties in het accres tussen de stand Miljoenennota 2025 en de stand Voorjaarsnota 2025 inclusief revisie.

Tabel 31 Grondslag en accres Voorjaarsnota 2025 (inclusief revisie)
Bedragen in miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
Gemeentefonds (voor zover onderdeel van de accresgrondslag; grondslag tranche 2025) 39.307 36.831 36.675 36.530 36.515 36.460
Tranche 2025 volume 849 796 792 789 789 788
Tranche 2025 Prijs 1.458 1.366 1.360 1.355 1.354 1.352
Mutaties in grondslag VJN in prijspeil 2025 718 2.002 1.659 400 372 383
Gemeentefonds (voor zover onderdeel van de accresgrondslag; grondslag voor tranche 2026-2030) 40.995 40.487 39.073 39.030 38.983
tranche 2026 volume 791 781 754 753 752
tranche 2026 prijs 1.145 1.131 1.091 1.090 1.089
tranche 2027 volume 772 745 744 743
tranche 2027 prijs 1.088 1.050 1.049 1.047
tranche 2028 volume 735 734 733
tranche 2028 prijs 1.134 1.133 1.131
tranche 2029 volume 717 716
tranche 2029 prijs 1.131 1.130
tranche 2030 volume 1.056
tranche 2030 prijs 1.185
Cumulatief accres 2025-2030 2.307 4.098 5.924 7.652 9.494 11.722
Tabel 32 Accres Miljoenennota 2025
Tabel 11.3 Accres Miljoenennota 2025
Bedragen in miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029
tranche 2025 volume 798 747 744 741 741
tranche 2025 prijs 1.086 1.018 1.014 1.010 1.009
tranche 2026 volume 702 699 697 696
tranche 2026 prijs 1.041 1.037 1.033 1.032
tranche 2027 volume 663 660 660
tranche 2027 prijs 1.078 1.074 1.073
tranche 2028 volume 639 638
tranche 2028 prijs 1.025 1.025
tranche 2029 volume 633
tranche 2029 prijs 1.065
Totaal accres 1.884 3.508 5.234 6.878 8.574
Tabel 33 Mutatie in accres (inclusief CBS revisie)
Bedragen in miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029
tranche 2025 volume 51 48 48 48 48
tranche 2025 prijs 371 348 346 345 345
tranche 2026 volume 89 82 58 57
tranche 2026 prijs 104 94 59 58
tranche 2027 volume 109 85 84
tranche 2027 prijs 10 ‒ 24 ‒ 24
tranche 2028 volume 96 96
tranche 2028 prijs 109 108
tranche 2029 volume 84
tranche 2029 prijs 66
Totaal accres 423 589 690 774 919

Accres Provinciefonds

Onderstaande tabel 34 bevat de grondslag en de huidige accres raming zoals opgenomen in deze Voorjaarsnota op basis van de bbp cijfers uit het CEP 2025. Tabel 35 bevat het accres voor 2025 en verder zoals opgenomen in de Miljoenennota 2025. Tabel 36 bevat de mutaties in het accres tussen de stand Miljoenennota 2025 en de stand Voorjaarsnota 2025 inclusief revisie.

Tabel 34 Grondslag en accres Voorjaarsnota 2025 (inclusief revisie)
Bedragen in miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030
provinciefonds (voor zover onderdeel van de accresgrondslag; grondslag tranche 2025) 3.390 3.185 3.147 3.144 3.143 3.126
Tranche 2025 volume 73 69 68 68 68 68
Tranche 2025 Prijs 126 118 117 117 117 116
Mutaties in grondslag VJN in prijspeil 2025 190 11 7 5 3 1
Provinciefonds (voor zover onderdeel van de accresgrondslag; grondslag voor tranche 2026-2030) 3.779 3.382 3.338 3.334 3.331 3.310
tranche 2026 volume 65 64 64 64 64
tranche 2026 prijs 94 93 93 93 92
tranche 2027 volume 64 64 63 63
tranche 2027 prijs 90 90 89 89
tranche 2028 volume 63 63 62
tranche 2028 prijs 97 97 96
tranche 2029 volume 61 61
tranche 2029 prijs 97 96
tranche 2030 volume 90
tranche 2030 prijs 101
Cumulatief accres 2025-2030 199 347 496 654 812 997
Tabel 35 Accres Miljoenennota 2025
Bedragen in miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029
tranche 2025 volume 69 65 64 64 64
tranche 2025 prijs 94 88 87 87 87
tranche 2026 volume 61 60 60 60
tranche 2026 prijs 90 89 89 89
tranche 2027 volume 57 57 57
tranche 2027 prijs 92 92 92
tranche 2028 volume 55 55
tranche 2028 prijs 88 88
tranche 2029 volume 55
tranche 2029 prijs 92
Totaal accres 163 304 449 592 738
Tabel 36 Mutatie in accres (inclusief CBS revisie)
Bedragen in miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029
tranche 2025 volume 4 4 4 4 4
tranche 2025 prijs 32 30 30 30 30
tranche 2026 volume 5 4 4 4
tranche 2026 prijs 4 4 4 4
tranche 2027 volume 7 7 7
tranche 2027 prijs ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
tranche 2028 volume 8 8
tranche 2028 prijs 8 8
tranche 2029 volume 7
tranche 2029 prijs 5
Totaal accres 36 43 46 62 74

Doorwerking op plafond Btw-compensatiefonds

De bijdrage van het Rijk aan het Btw-compensatiefonds (hierna: BCF) kent een plafond. Dit plafond van het BCF is sinds 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals die volgen uit de normeringssystematiek voor het Gemeentefonds en Provinciefonds.

Het plafond van het BCF wordt daarnaast aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met toevoegingen of onttrekkingen aan het BCF. Hierdoor hebben decentralisaties geen effect op de ruimte onder het plafond van het BCF.

Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeente- en het Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond komt het verschil ten gunste van het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds communicerende vaten.

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van het BCF-plafond voor het aandeel gemeentes en provincies weer sinds Miljoenennota 2025.

Tabel 37 Ontwikkeling geraamd plafond BCF
(in miljoenen euro) 2025 2026 2027 2028 2029 2030
BCF Plafond totaal 5.041 5.282 5.502 5.743 5.972 6.157
Plafond aandeel gemeenten MN25 4.419 4.612 4.799 4.990 5.176 5.441
Taakmutaties 4 1 2 1
Toevoeging accres sinds voorjaarsnota 46 58 64 87 105 186
Plafond aandeel gemeenten VJN25 4.469 4.671 4.865 5.078 5.281 5.627
Uitputting gemeenten 3.815 3.812 3.813 3.812 3.811 3.811
Ruimte onder plafond gemeenten 654 859 1.052 1.266 1.470 1.816
Plafond aandeel provincies MN25 554 599 624 648 673 716
Taakmutaties 12 4 4 4 4 4
Toevoeging accres sinds voorjaarsnota 6 8 9 12 14 23
Plafond aandeel provincies VJN25 572 611 637 664 690 743
Uitputting provincies 450 442 442 442 442 442
Ruimte onder plafond provincies 122 169 195 222 249 301

Bijlage 7 - Belasting - en premieontvangsten

Tabel 38 Meerjarige raming belastingen en premies op EMU-basis (in miljoenen euro)
2025 2026 2027 2028 2029 2030
Indirecte belastingen 122.476 130.666 135.611 140.269 144.076 148.246
Invoerrechten 4.564 4.892 5.086 5.276 5.452 5.621
Omzetbelasting 83.017 88.502 92.376 95.778 98.834 102.007
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.855 1.867 1.797 1.671 1.499 1.345
Accijnzen 12.011 13.580 13.543 13.551 13.531 13.590
Overdrachtsbelasting 3.845 4.415 4.441 4.598 4.725 4.837
Assurantiebelasting 4.063 4.218 4.348 4.482 4.606 4.695
Motorrijtuigenbelasting 5.106 5.463 5.585 5.661 5.765 6.214
Belastingen op een milieugrondslag 6.586 6.406 7.157 7.961 8.305 8.570
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 623 641 677 688 757 766
Belasting op zware motorrijtuigen 204 79 0 0 0 0
Bankbelasting 601 601 601 601 601 601
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 203.655 215.696 223.764 234.215 245.468 254.733
Loon- en inkomensheffing 144.192 155.146 161.704 169.919 179.117 186.315
Dividendbelasting 7.745 8.037 8.476 9.028 9.447 9.825
Kansspelbelasting 1.234 1.357 1.426 1.488 1.531 1.596
Vennootschapsbelasting 46.834 47.349 48.322 49.922 51.497 53.091
Bronbelasting op rente en royalty's 23 26 0 ‒ 13 ‒ 24 ‒ 31
Schenk- en erfbelasting 3.627 3.782 3.836 3.872 3.901 3.936
Overige belastingontvangsten 321 330 328 325 322 321
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 326.452 346.692 359.703 374.809 389.865 403.300
Premies werknemersverzekeringen 102.224 106.278 115.855 120.979 125.990 131.557
waarvan zorgpremies 60.879 62.688 70.122 73.413 76.626 80.326
Totaal belasting- en premieontvangsten 428.675 452.970 475.558 495.788 515.855 534.856
Tabel 39 Detailraming belastingen en premies 2025 op EMU-basis (in miljoenen euro)
Miljoenennota 2025 Voorjaarsnota 2025 Verschil
Indirecte belastingen 121.619 122.476 857
Invoerrechten 4.101 4.564 463
Omzetbelasting 82.237 83.017 780
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.987 1.855 ‒ 131
Accijnzen 12.339 12.011 ‒ 328
- Accijns van lichte olie 4.547 4.557 10
- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie 3.201 3.234 33
- Tabaksaccijns 3.380 3.016 ‒ 363
- Alcoholaccijns 400 384 ‒ 16
- Bieraccijns 460 474 14
- Wijnaccijns 351 345 ‒ 6
Overdrachtsbelasting 3.938 3.845 ‒ 93
Assurantiebelasting 4.098 4.063 ‒ 35
Motorrijtuigenbelasting 5.047 5.106 60
Belastingen op een milieugrondslag 6.379 6.586 207
- CO2-heffing glastuinbouw 56 56 1
- Afvalstoffenbelasting 267 266 ‒ 1
- Energiebelasting 4.932 5.084 152
- Waterbelasting 340 341 1
- Brandstoffenheffingen 0 1 1
- Vliegbelasting 784 837 53
- Kolenbelasting 0 1 1
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 676 623 ‒ 53
Belasting op zware motorrijtuigen 208 204 ‒ 4
Bankbelasting 608 601 ‒ 7
Directe belastingen 155.380 159.042 3.662
Inkomstenbelasting 11.750 10.601 ‒ 1.149
Loonbelasting 85.568 88.978 3.409
Dividendbelasting 6.577 7.745 1.168
Kansspelbelasting 1.267 1.234 ‒ 33
Vennootschapsbelasting 46.582 46.834 252
Bronbelasting op rente en royalty's 55 23 ‒ 32
Schenk- en erfbelasting 3.580 3.627 46
Overige belastingontvangsten 354 321 ‒ 33
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland 260 260 0
Totaal belastingen 277.353 281.839 4.486
Premie volksverzekeringen 46.842 44.613 ‒ 2.229
Premies werknemersverzekeringen 100.861 102.224 1.363
waarvan zorgpremies 59.998 60.879 881
Totaal belasting- en premieontvangsten 425.055 428.675 3.620
Tabel 40 Detailraming belastingen en premies 2025 op kasbasis (in miljoenen euro)
Miljoenennota 2025 Voorjaarsnota 2025 Verschil
Indirecte belastingen 121.236 123.077 1.841
Invoerrechten 4.087 4.603 516
Omzetbelasting 81.896 83.472 1.577
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.874 1.798 ‒ 76
Accijnzen 12.369 12.021 ‒ 348
- Accijns van lichte olie 4.564 4.568 5
- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie 3.215 3.235 21
- Tabaksaccijns 3.378 3.031 ‒ 348
- Alcoholaccijns 399 383 ‒ 16
- Bieraccijns 462 466 4
- Wijnaccijns 351 337 ‒ 13
Overdrachtsbelasting 3.901 3.896 ‒ 5
Assurantiebelasting 4.084 4.072 ‒ 12
Motorrijtuigenbelasting 5.002 5.038 36
Belastingen op een milieugrondslag 6.353 6.564 211
- CO2-heffing glastuinbouw 0 ‒ 1 0
- Afvalstoffenbelasting 269 268 ‒ 2
- Energiebelasting 4.965 5.162 197
- Waterbelasting 339 344 5
- Brandstoffenheffingen 0 1 0
- Vliegbelasting 780 789 9
- Kolenbelasting 0 1 0
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 676 630 ‒ 45
Belasting op zware motorrijtuigen 208 203 ‒ 5
Bankbelasting 608 601 ‒ 7
Inframarginale heffing 179 179 0
Directe belastingen 152.243 155.660 3.417
Inkomstenbelasting 8.673 7.893 ‒ 780
Loonbelasting 85.616 88.754 3.138
Dividendbelasting 6.354 7.541 1.188
Kansspelbelasting 1.266 1.228 ‒ 38
Vennootschapsbelasting 46.693 46.555 ‒ 138
Bronbelasting op rente en royalty's 61 62 2
Schenk- en erfbelasting 3.580 3.627 46
Overige belastingontvangsten 354 333 ‒ 22
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland 260 260 0
Totaal belastingen op kasbasis 273.834 279.070 5.236
Premies volksverzekeringen op kasbasis 47.030 44.641 ‒ 2.389
Premies werknemersverzekeringen 101.281 102.589 1.308
Aansluiting naar EMU (KTV) 2.910 2.376 ‒ 535
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis 425.055 428.675 3.620

Bijlage 8 - Fiscale sleuteltabel

De sleutels geven het budgettaire effect weer als een maatregel in 2026 wordt ingevoerd. Aangegeven is het effect van het verhogen van een tarief/korting, tenzij anders aangegeven. Verlagen geeft ongeveer hetzelfde budgettaire effect maar met omgekeerd teken tenzij apart vermeld, (+ = opbrengst; - = derving). Sleutels zijn niet optelbaar en slechts een indicatie van de budgettaire opbrengsten / kosten. De sleutels houden daar waar relevant rekening met eerste-ordegedragseffecten. De sleutels gelden alleen voor 2026. Structurele effecten kunnen afwijken.

Tabel 41 Fiscale sleuteltabel
Niveau 2026 per eenheid Opbrengst per eenheid (€ mln)
Box 1
Tarief
Tarief eerste schijf (gecombineerd) 35,60% 1%-punt 3821
Tarief tweede schijf 37,51% 1%-punt 1025
Toptarief 49,50% 1%-punt 465
Aftrektarief tariefmaatregel 37,51% 1%-punt ‒ 167
Schijflengtes (eindpunt hogere schijfgrenzen blijven hetzelfde)
Verlengen grens premie volksverzekeringen (a) € 38.788 (€ 40.989) € 1.000 ‒ 242
Verlengen schijf basistarief € 78.880 € 1.000 ‒ 323
Heffingskortingen
Algemene heffingskorting € 3.105 € 100 ‒ 865
Afbouwpunt algemene heffingskorting € 29.697 € 1.000 ‒ 299
Arbeidskorting: maximum € 5.667 € 100 ‒ 492
Arbeidskorting: generiek € 992 / € 5.283 / € 5.667 € 100 ‒ 790
Afbouwpunt arbeidskorting € 45.565 € 1.000 ‒ 215
Afbouwpercentage arbeidskorting 6,51% 1%-punt 854
Ouderenkorting € 2.060 € 100 ‒ 179
Afbouwpunt ouderenkorting € 45.853 € 1.000 ‒ 42
Afbouwpercentage ouderenkorting 15% 1%-punt 17
Alleenstaande ouderenkorting € 538 € 100 ‒ 103
Inkomensafhankelijke combinatiekorting € 3.022 € 100 ‒ 36
Opbouw inkomensafhankelijke combinatiekorting 11,45% 1%-punt ‒ 9
Jonggehandicaptenkorting € 920 € 100 ‒ 29
Overig
Eigenwoningforfait tot € 1.340.000 0,30% 0,05%-punt 378
Eigenwoningforfait vanaf € 1.340.000 2,35% 0,05%-punt 6,4
Ondernemers
Zelfstandigenaftrek € 2.470 € 100 ‒ 32
Startersaftrek € 2.123 € 100 ‒ 6
MKB-winstvrijstelling 12,70% 1%-punt ‒ 163
Box 2
Schijfgrens op € 69.470
Tarief lage schijf 24,50% 1%-punt 126
Tarief hoge schijf 31,00% 1%-punt 113
Box 3
Tarief 36% 1%-punt 180
Heffingsvrij vermogen € 51.396 € 1.000 ‒ 21
Schenk- en erfbelasting
tarief
Schijfgrens op € 158.207
Tariefgroep 1 (partners en kinderen)
0 ‒ € 158.207 10% 1%-punt 114
€ 158.207 en meer 20% 1%-punt 58
Tariefgroep 1a ((achter)kleinkinderen)
0 ‒ € 158.207 18% 1%-punt 3,1
€ 158.207 en meer 36% 1%-punt 0,8
Tariefgroep 2 (overige verkrijgers)
0 ‒ € 158.207 30% 1%-punt 26
€ 158.207 en meer 40% 1%-punt 13
Schijflengte
Verlengen eerste schijf € 158.207 € 10.000 ‒ 29
VPB
Schijfgrens op € 200.000
Lage tarief 19% 1%-punt 543
Algemene tarief 25,8% 1%-punt 1.113
Innovatiebox 9% 1%-punt 136
WBSO
Tarief eerste schijf niet-starters 36% 1%-punt ‒ 19
Tarief eerste schijf starters 50% 1%-punt ‒ 1
Schijfgrens verhogen € 380.000 € 25.000 ‒ 11
Tarief tweede schijf 16% 1%-punt ‒ 50
Kansspelbelasting
Tarief verhogen 37,8% 1%-punt 19
Belastingen van rechtsverkeer
Overdrachtsbelasting verlaagd tarief woningen 2% 0,5%-punt 351
Overdrachtsbelasting algemeen tarief 10,4% 0,5%-punt 21
Overdrachtsbelasting algemeen tarief woningen 8,0% 0,5%-punt 31
Assurantiebelasting tarief 21% 1%-punt 201
BTW tarief
Algemeen tarief 21% 1%-punt 3591
Lage tarief 9% 1%-punt 1323
Belastingen op milieugrondslag eurocent
Belasting op leidingwater 43,60 1 cent 9
Afvalstoffenbelasting 40,73 1 euro 6
Vliegbelasting 30,16 1 euro 22
Energiebelasting (EB)
Aardgas in eurocenten per m3 eurocent
0 ‒ 1.000 59,89 1 cent 67
1.000-170.000 59,89 1 cent 31
170.000 ‒ 1 mln 32,99 1 cent 13
1 mln ‒ 10 mln 21,33 1 cent 22
> 10 mln 5,30 1 cent 30
Elektriciteit in eurocenten per kWh eurocent
0 ‒ 2.900 9,13 1 cent 181
2.900- 10.000 9,13 1 cent 39
10.000 ‒ 50.000 6,65 1 cent 78
50.000 ‒ 10 mln 3,72 1 cent 377
> 10 mln (zakelijk gebruik) 0,31 1 cent 297
Verhogen belastingvermindering EB per aansluiting 529,10 € 10 ‒ 108
Autobelastingen
Motorrijtuigenbelasting personenauto en bestelauto particulier divers 1%-punt 45
Motorrijtuigenbelasting bestelauto ondernemer divers 1%-punt 7
Belasting van personenauto's en motorrijwielen voor personenauto's divers 1%-punt 10
Brandstofaccijnzen per liter eurocent
Benzineaccijns (ongelood) 0,999 1 cent 52
Dieselaccijns (zwavelvrij) 0,653 1 cent 45
LPG-accijns (d = 0,54 kg/l) 0,236 1 cent 3
Alcoholaccijns per liter eurocent
Gedistilleerd (per liter ad 100%) divers 10% 38
Bier divers 10% 43
Wijn divers 10% 33
Tabaksaccijns (b) euro
Sigaretten (per pakje van 20 stuks) 7,81 € 0,10 p/p 0
Shag (per pakje van 50 gram) 17,35 € 0,10 p/p 0
Verbruiksbelasting alcoholvrije dranken (per hectoliter) euro
Sap, frisdrank en alcoholarme dranken (per hectoliter) 26,13 10% 58
Bankenbelasting
Tarief langlopende schulden (c) 0,029% 0,001%-punt 20
(a) Tussen haakjes staat het bedrag dat geldt voor personen geboren vóór 1-1-1946
(b) Deze sleutels gelden enkel voor een verhoging van de accijnzen. Een gelijke sleutel
voor een verlaging van de accijns op sigaretten kost € 8 miljoen en voor shag € 1 miljoen.
(c) Het tarief voor kortlopende schulden is twee keer zo hoog als het tarief voor
langlopende schulden. Bij een verhoging wordt aangenomen dat deze verhouding gelijk blijft.
Versie april 2025

Bijlage 9 - Opmerkelijke belastingconstructies

Het kabinet heeft in de kabinetsreactie op het IBO Vermogensverdeling die op Prinsjesdag 2022 naar de Kamer is gestuurd, toegezegd met een jaarlijkse lijst van opmerkelijke belastingconstructies te komen en deze als bijlage bij de Voorjaarsnota naar de Tweede kamer te sturen.21 Dit is voor het eerst gebeurd in de Voorjaarsnota 2023 op basis van een uitgebreide inventarisatie.22

De lijst bevat de negen constructies van de lijst van vorig jaar met daaraan vijf ‘nieuwe’ constructies toegevoegd. Van de negen bekende constructies is een actualisatie gemaakt van de stand van zaken van de aanpak. Van de vijf nieuwe constructies wordt een beschrijving gegeven hoe deze constructie werkt, wat het voordeel is voor de belastingplichtige en wat het handelsperspectief is voor de overheid om de constructie aan te pakken.23

De vijf ‘nieuwe’ constructies zijn:

  • Vruchtensappen met ‘een vleugje zuivel’;

  • Estate planning: in het zicht van het overlijden van een van de echtgenoten de gerechtigdheid tot het vermogen van de huwelijksgemeenschap wijzigen;

  • Onbelaste toegang tot lijfrentekapitaal;

  • Samenwerkingsverbanden IB-ondernemer met eigen bv en

  • Lucratiefbelangregeling.24

De negen constructies conform de lijst van vorig jaar zijn:

  • Belastingontwijking via de kavelruilvrijstelling in de OVB;

  • Kortdurende verhuurconstructies in de btw;

  • Belastingontwijking via de splitsingsvrijstelling in de OVB;

  • Ontwijking van btw & OVB via vastgoedaandelentransacties;

  • Belasting ontlopen via verhuurd vastgoed in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting en de doorschuifregeling (DSR) in de inkomstenbelasting;

  • Belastingontwijking via niet reguliere afwikkeling van pensioenaanspraken in de bv;

  • Ontwijking van heffing in box 3 via agiostortingen terugkopen van bezittingen;

  • Dividendstripping en

  • Opknipgedrag bij vastgoed-bv’s om maximaal te profiteren van renteaftrek.

Tabel 40 toont een overzichtstabel met de stand van zaken van de aanpak van deze vijftien constructies. Daarna volgt een beschrijving van elk van deze constructies.

Tabel 42 Stand van zaken aanpak belastingconstructies
1. Vruchtensappen met «een vleugje zuivel» Wordt aangepakt met een wetsvoorstel in Belastingplan 2026
2. Estate planning: in het zicht van het overlijden van een van de echtgenoten de gerechtigdheid tot het vermogen van de huwelijksgemeenschap wijzigen Wordt aangepakt met een wetsvoorstel maatregel in Belastingplan 2026
3. Onbelaste toegang tot lijfrentekapitaal Wordt aangepakt met een wetsvoorstel in Fiscale verzamelwet 2026
4. Samenwerkingsverbanden IB-ondernemer met eigen bv Openstaand: aanpak wordt onderzocht
5. Lucratiefbelangregeling1 Openstaand: Twee alternatieve maatregelen om lucratief belang gelijker te belasten met inkomen uit arbeid hebben ter consultatie voorgelegen. Dit voorjaar wordt mede nav de consultatie een voorstel naar de Kamer gestuurd.
Eerder in deze bijlage beschreven constructies Stand van zaken aanpak
6. Dividendstripping Openstaand: Deels met maatregelen aangepakt in Wet Overige Fiscale Maatregelen 2024. Onderzoek naar een verdere versterking van de aanpak dividendstripping wordt dit voorjaar afgerond.
7. Opknipgedrag bij vastgoed-bv’s om maximaal te profiteren van renteaftrek Openstaand: De antifragmentatiemaatregel in Belastingplan 2025 is bij amendement geschrapt. Naar aanleiding van de motie Van Eijk/Vermeer wordt op dit moment in kaart gebracht welke antimisbruikmaatregelen andere EU-landen hebben geïmplementeerd om belastingconstructies waarbij misbruik wordt gemaakt van de generieke renteaftrekbeperking te bestrijden (Kamerstukken II 2024/25 36 602, nr. 104). De Kamer wordt hier voor 1 juli over geïnformeerd.
8. Constructies in de kavelruilvrijstelling Aangepakt in Belastingplan 2025
9. Kortdurende verhuurconstructies in de btw Aangepakt in Belastingplan 2025 en Eindejaarsregeling 2024
10. Belastingontwijking via de splitsingsvrijstelling in de OVB Aangepakt in Eindejaarsregeling 2024
11. Ontwijking van btw & OVB via vastgoedaandelentransacties; Aangepakt in Belastingplan 2024
12. Belasting ontlopen via verhuurd vastgoed in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting en de doorschuifregeling (DSR) in de inkomstenbelasting; Aangepakt in Belastingplan 2024
13. Belastingontwijking via niet reguliere afwikkeling van pensioenaanspraken in de bv Aangepakt in Fiscale Verzamelwet 2025
14. Ontwijking van heffing in box 3 via agiostortingen terugkopen van bezittingen. Oplossing gevonden in de uitvoering
  1. De lucratiefbelangregeling is op zichzelf geen belastingconstructie, maar levert wel een ongelijke belastingdruk op inkomen uit arbeid.

  • Aanpak vruchtensappen «met een vleugje zuivel» (BP2026)

a) Basisregeling en fiscale context

De verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken kent van oudsher een uitzondering voor de belasting van zuivel- en sojadranken. Zuivel- en sojadranken bevatten namelijk belangrijke voedingsstoffen als eiwit, calcium en vitamines B2 en B12. Zowel (ongezoete, halfvolle en magere) zuivel als sojadrank met maximaal 6 gram suiker en verrijkt met calcium en vitamine B2 en B12 staan in de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum, dat de wetenschappelijke richtlijnen voor een gezond en duurzaam voedselpatroon vertaalt. De huidige vormgeving van de uitzondering sluit aan bij het melkvetgehalte van dranken.25

Deze uitzondering kent een aantal ongewenste effecten. Door de toevoeging van een zeer geringe hoeveelheid melkvet kunnen alcoholvrije dranken van de verbruiksbelasting worden uitgezonderd. Dit gebeurt in de praktijk bijvoorbeeld bij sappen die worden aangeboden «met een vleugje zuivel.»

Ook zijn op dit moment bijvoorbeeld chocolade- en frambozenmelk (die vaak veel suiker bevatten) van de verbruiksbelasting uitgezonderd.

b) Hoe werkt het?

Producenten voegen aan vruchten- en groentesappen of frisdranken een geringe hoeveelheid zuivel toe en als gevolg hiervan vallen deze dranken onder de uitzondering voor zuivel- en sojadranken in de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Over deze producten hoeft dientengevolge geen verbruiksbelasting te worden betaald.

c) wat is het uiteindelijke voordeel?

Over de vruchten- en groentesappen of frisdranken «met een vleugje zuivel» hoeft geen verbruiksbelasting van € 26,13 per 100 liter te worden betaald.

d) wat is het handelsperspectief voor de overheid?

Het voorstel is om de zuiveluitzondering zo aan te passen dat deze alleen komt te gelden voor de meest pure zuivel- en sojadranken, zoals magere-, halfvolle- en volle melk. De exacte vormgeving van de aanpassing wordt op dit moment onderzocht, waarbij wordt bekeken welke zuivel- en sojadranken vanwege gezondheidseffecten uitgezonderd moeten blijven en met Douane op welke manier dit zo uitvoerbaar mogelijk kan worden ingericht. Door de aanpassing zullen zowel producten «met een vleugje zuivel» als chocolade- en frambozenmelk (of soortgelijke zuiveldranken met veel suiker) worden belast met verbruiksbelasting.

2. Estate planning in relatie tot het huwelijksvermogenrecht in het zicht van overlijden

a) Basisregeling en fiscale context

De Belastingdienst signaleert toenemende aandacht voor estate planning in relatie tot het huwelijksvermogensrecht. Door een arrest van de Hoge Raad van 16 februari 202426is duidelijk geworden dat het mogelijk is om erfbelasting te ontwijken door in huwelijkse voorwaarden de gerechtigdheid tot de huwelijksgoederengemeenschap aan te passen. Daardoor daalt de verwachte nalatenschap van de echtgenoot die vermoedelijk als eerste overlijdt. Dit kan tot een zeer forse besparing van erfbelasting leiden, terwijl er evenmin schenkbelasting verschuldigd is. Dergelijke constructies zijn lastig te bestrijden door de Belastingdienst. In de zaak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad werd een gerechtigdheid van 90% voor de vermoedelijk langstlevende echtgenoot en slechts 10% voor de andere echtgenoot afgesproken. De nalatenschap van laatstgenoemde echtgenoot – waarover erfbelasting is verschuldigd – was daardoor veel kleiner dan bij een standaard 50/50 verdeling.

b) Hoe werkt het?

Voorbeeld:

A en B zijn gehuwd in gemeenschap van goederen (met gelijke breukdelen, dat is ieder 50%) en hebben geen kinderen. De huwelijksgemeenschap bedraagt € 10 miljoen. A en B wijzigen hun huwelijkse voorwaarden en bepalen daarin dat B nog maar voor 5% tot de huwelijksgemeenschap is gerechtigd en A voor 95%. Als B overlijdt, bedraagt diens nalatenschap 5% van € 10 miljoen (€ 500.000) in plaats van 50% (€ 5.000.000). Dit levert een besparing van erfbelasting op van circa € 900.000. Door de wijziging is A bij het overlijden van B immers op grond van het huwelijksvermogensrecht gerechtigd tot 95% van het gemeenschappelijke vermogen in plaats van tot 50%. De verkrijging krachtens huwelijksvermogensrecht is onbelast.

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

Door de wijziging van de huwelijkse voorwaarden is A bij het overlijden van B op grond van het huwelijksvermogensrecht gerechtigd tot 95% van het gemeenschappelijke vermogen in plaats van tot 50% daarvan. De verkrijging krachtens huwelijksvermogensrecht is onbelast.

d) Wat is het handelingsperspectief voor de overheid?

Door het arrest van de HR kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake zijn van belastbaarheid (namelijk in geval van fraus legis). Omdat deze en andere constructies via het huwelijksvermogensrecht als onwenselijk worden beschouwd en als gevolg van dit arrest vermoedelijk vaker zullen voorkomen, geeft dit arrest aanleiding tot wetswijziging. Deze wetswijziging loopt mee in het pakket Belastingplan 2026.

Als maatregel wordt voorgesteld dat wanneer sprake is van een gemeenschap van goederen waartoe beide echtgenoten voor ongelijke breukdelen zijn gerechtigd of een ‘ongelijk verrekenbeding’, schenk- of erfbelasting wordt geheven voor zover een belastingplichtige meer dan 50% verkrijgt bij ontbinding van die gemeenschap of op grond van het verrekenbedingbeding. De wetswijziging zal voor consultatie gepubliceerd worden op internetconsultatie.nl.

4. Samenwerkingsverbanden IB-ondernemer en eigen bv

a) Basisregeling en fiscale context

Twee basissituaties zijn in dit kader relevant om te benoemen. De winst uit onderneming van een ondernemer voor de inkomstenbelasting (IB-ondernemer) is belast in box 1, waarbij de IB-ondernemer aanspraak kan maken op de MKB-winstvrijstelling27en, onder voorwaarden, de ondernemersaftrek (bestaande uit zelfstandigenaftrek - inclusief startersaftrek - , aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, meewerkaftrek, startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, en stakingsaftrek). Winst van een lichaam (zoals een bv) wordt belast in de vennootschapsbelasting (tegen 19% of 25,8%),28gevolgd door heffing in box 2 bij (onder andere) uitkeringen vanuit de bv aan de directeur-grootaandeelhouder (dga).29Daarnaast zal de gebruikelijkloonregeling toepassing vinden: de dga wordt geacht een loon te krijgen dat normaal is voor het niveau en de duur van zijn arbeid waarover loonbelasting is verschuldigd (als voorheffing op belastingheffing in box 1). In deze situatie bestaat geen aanspraak op de MKB-winstvrijstelling en ondernemersaftrek. Deze faciliteiten zijn alleen beschikbaar voor IB-ondernemers in box 1 en gelden niet voor de vennootschapsbelasting en box 2.

b) Hoe werkt het?

Ingeval een dga onderneemt in een bv is, zoals hiervoor omschreven, vennootschapsbelasting verschuldigd over de winst van de bv, box 2-heffing verschuldigd over uitkeringen van de bv aan de dga en loonbelasting/box 1-heffing verschuldigd over het (gebruikelijk) loon van de dga.

De dga kan ervoor kiezen om een samenwerkingsverband (bijvoorbeeld een vennootschap onder firma) met zijn eigen bv aan te gaan. De bv brengt alle activa en passiva van de onderneming in het samenwerkingsverband in. De dga brengt arbeid in (de arbeid waarvoor hij hiervoor het (gebruikelijke) loon ontving). De onderneming van de bv wordt door het aangaan van het samenwerkingsverband ook gedreven voor rekening en risico van de belastingplichtige natuurlijk persoon. De belastingplichtige natuurlijk persoon kwalificeert hierdoor als ondernemer voor de inkomstenbelasting.

In deze aangepaste situatie wordt het winstaandeel dat de dga als IB-ondernemer geniet (voor zijn ingebrachte arbeid) belast in box 1 als winst uit onderneming, waarbij hij aanspraak maakt op onder andere de MKB-winstvrijstelling. Zijn arbeidsinkomen wordt hierdoor niet meer bepaald op grond van de regels rond het gebruikelijke loon en de belastingdruk over het arbeidsinkomen wordt zo lager.   

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

Het voordeel van het aangaan van het samenwerkingsverband met de eigen bv is dat de arbeid van de dga niet langer wordt belast als loon (eventueel met toepassing van de gebruikelijkloonregeling) (in box 1 tegen maximaal 49,5%), maar als winst uit onderneming (ook in box 1 tegen maximaal 49,5%) waarbij de MKB-winstvrijstelling en, onder voorwaarden, ondernemersfaciliteiten kunnen worden toegepast. Dit leidt voor het geheel tot een lagere belastingdruk. Het winstinkomen in de bv wordt belast tegen het Vpb-tarief van 19% of 25,8%30en pas belast in box 2 op het moment dat de winst daadwerkelijk wordt uitgekeerd.

d) Wat is het handelsperspectief voor de overheid?

Op dit moment wordt gewerkt aan het uitwerken van de aanpak van de constructie waarbij aanmerkelijkbelanghouders door middel van een samenwerkingsverband tussen de eigen bv en de eigen persoon als IB-ondernemer, gebruikmaken van fiscale ondernemersfaciliteiten in de IB die eigenlijk niet voor hen zijn bedoeld (de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling). Denk aan het ontwijken van de gebruikelijkloonregeling door arbeidsgerelateerde activiteiten buiten de bv te houden en daarvoor als IB-ondernemer ondernemersfaciliteiten te claimen. De beoogde aanpak ziet erop dat er geen gebruik meer kan worden gemaakt van deze fiscale faciliteiten ingeval winst uit een dergelijk samenwerkingsverband wordt genoten.

Een gerichte maar ook vrij drastische aanpak is het ontzeggen van de fiscale ondernemersfaciliteiten in de IB wanneer de bv van een aanmerkelijkbelanghouder een samenwerkingsverband aangaat met de eigen IB-onderneming. Het inkomen in box 1 wordt dan niet langer als «winst uit onderneming met ondernemersfaciliteiten» gezien. Hierdoor is het niet meer mogelijk om op gekunstelde wijze deze faciliteiten (beleidsmatig onbedoeld) op te zoeken. Onderzocht wordt welke ongewenste neveneffecten aan deze insteek kleven om overkill te voorkomen. Er wordt gekeken naar proportionaliteit, het gelijkheidsbeginsel, of het mogelijk is de beoogde aanpak voldoende duidelijk op de doelgroep af te bakenen en daarmee zowel overkill als underkill te voorkomen. Dit alles geschiedt ook met oog op de uitvoerbaarheid van de maatregel.

5. Lucratiefbelangregeling en mogelijke alternatieven

a) Basisregeling en fiscale context

Het maatschappelijk debat gaat al langer over beloningsstructuren die met name in de private equitysector gebruikelijk zijn. Managers in deze sector ontvangen als onderdeel van hun beloningsstructuur vermogensbestanddelen waarmee zij hoge rendementen kunnen behalen. Het gaat daarbij ook over de fiscale behandeling van deze beloningen. De rendementen op de op deze wijze verkregen vermogensbestandsdelen (‘carried interest’) staan in een geringe verhouding tot het geïnvesteerde kapitaal van de betreffende manager en/of het feitelijk op de investering gelopen risico en zijn daarom (deels) disproportioneel. Het disproportionele gedeelte van het rendement is dan in feite een beloning voor arbeid en niet voor het geïnvesteerde kapitaal. De maatschappelijke discussie gaat dan vervolgens over de vraag waarom het inkomen uit deze vermogensbestanddelen meestal in box 2 van de inkomstenbelasting tegen een tarief van maximaal 31% (2025) wordt belast en niet standaard in box 1 tegen een tarief van maximaal 49,5%. Met name als de nettorendementen op de als bonus uitgereikte aandelenpakketten (deels) disproportioneel zijn ten opzichte van het geïnvesteerde bedrag en/of het te lopen risico, wordt dit als een ongelijke behandeling van inkomen uit arbeid gezien.

Tijdens het debat over extreem rijken op 4 april 2024 is de motie Idsinga c.s. aangenomen. Deze motie verzoekt de regering de lucratiefbelangregeling zo aan te passen dat managers die actief zijn in de private equitysector over hun carried interest (voordelen uit lucratief belang) worden belast naar het progressieve tarief van box 1 van de inkomstenbelasting.31Naar aanleiding van deze motie heeft staatssecretaris Van Rij toegezegd nader onderzoek te doen naar de huidige lucratiefbelangregeling in de Wet inkomstenbelasting 2001. Het onderzoeksrapport op 13 februari 2025 naar de Tweede Kamer verzonden.32

b) Hoe werkt het?

Volgens de huidige wetgeving wordt de carried interest belast als inkomen in box 1. De belastingplichtige kan deze heffing in box 1 inruilen voor een heffing in box 2 onder de voorwaarde dat de belastingplichtige het lucratief belang inbrengt in een kapitaalvennootschap (dit heet de ‘aanmerkelijkbelangvariant’). Vervolgens dient de kapitaalvennootschap de voordelen uit lucratief belang voor minimaal 95% «door te stoten» naar de aanmerkelijkbelanghouder in privé. Anders gezegd, de kapitaalvennootschap moet de voordelen uit lucratief belang voor minstens 95% uitkeren aan de belastingplichtige private equitymanager. Als de belastingplichtige aan deze voorwaarde voldoet, behoren deze voordelen niet langer tot het box 1-inkomen van de belastingplichtige maar uitsluitend tot de box 2-voordelen. Deze verplichting zorgt ervoor dat de heffing in box 2 direct plaatsvindt en voorkomt daarmee uitstel van belastingheffing in box 2. De belastingplichtigen betalen dan over de voordelen uit lucratief belang maximaal 31% inkomstenbelasting in box 2 in 2025. Daarbij geldt dat er vaak geen sprake is van vennootschapsbelasting over de door de kapitaalvennootschap ontvangen voordelen uit lucratief belang vanwege de deelnemingsvrijstelling, zodat de voordelen uit lucratief belang alleen worden belast in box 2. Als de vennootschap het voordeel (rendement) niet of niet voldoende doorstoot naar de aanmerkelijkbelanghouder, zijn de voordelen uit lucratief belang dubbel belast, zowel in box 1 als in box 2 bij latere uitdeling van de voordelen naar privé.

Voor veel belastingplichtigen zal de aanmerkelijkbelangvariant doorgaans financieel voordeliger zijn dan belastingheffing in box 1, afgezien van de situaties waarin sprake is van een verlies. In de praktijk zullen dus de als arbeidsbeloning ontvangen vermogensbestandsdelen meestal worden ingebracht in een kapitaalvennootschap zodat het rendement op dit vermogen tegen de lagere tarieven in box 2 wordt belast. Het hoogste tarief in box 1 is 49,5% en in box 2 is het hoogste tarief 31% in 2025. Dat is een verschil van 18,5%-punt.

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

Het uiteindelijke voordeel kan voor de individuele belastingplichtige groot zijn. Zoals hiervóór is uiteengezet, bedraagt het verschil tussen het hoogste tarief in box 1 en het hoogste tarief in box 2 momenteel 18,5%-punt.

d) Wat is het handelsperspectief voor de overheid?

Vóór de invoering van de lucratiefbelangregeling nam de Belastingdienst het standpunt in dat het disproportionele gedeelte van het rendement in feite een beloning is voor arbeid en niet een opbrengst van het geïnvesteerde kapitaal, zoals belanghebbenden stelden. Mede vanwege het grote verschil in belastingdruk tussen box 1 en box 3 leidde dit destijds vaak tot discussie tussen de belastingplichtige en de Belastingdienst. Die discussie ging over de vraag of sprake is van een opbrengst van arbeid (box 1) dan wel een opbrengst van het geïnvesteerd kapitaal die belast is tegen een forfaitaire heffing van (toen nog) 4% vermenigvuldigd met het box 3-tarief van 30%. In box 3 leverde dat een effectieve heffing van 1,2% op over de waarde van de carried interestrechten of managementparticipaties. Omdat deze discussie complex en sterk feitelijk is, resulteerde deze discussie vaak in een compromis tussen de belastingplichtige en de Belastingdienst.33Daarbij werd met een heffing in box 2 inclusief een dooruitdelingsplicht het midden gevonden tussen box 1 en box 3. Dit compromis is in grote lijnen als uitgangspunt genomen bij de vormgeving van de lucratiefbelangregeling per 1 januari 2009. Met deze wetgeving kan de Belastingdienst zonder complexe discussies de werkelijk behaalde voordelen uit lucratief belang belasten op het moment van realisatie. In de huidige praktijk hanteert de Belastingdienst voor carried interestrechten en bepaalde managementparticipaties als hulpmiddel een rekenmodel waarmee bepaalbaar is wat de minimumprijs is voor de verwerving van lucratieve rechten/belangen. Daarmee kan de Belastingdienst de gevolgen voor de loonbelasting bij toekenning van de lucratieve rechten/belangen vaststellen.

Bij de parlementaire behandeling van de lucratiefbelangregeling is destijds onderkend dat in veel gevallen uitsluitend de box 2-heffing aan de orde zal zijn en geen box 1-heffing. Desondanks is destijds een amendement van het toenmalige Kamerlid Irrgang34verworpen om de aanmerkelijkbelangvariant te schrappen. De toenmalige staatssecretaris van Financiën noemde daarbij de volgende argumenten die op dit moment nog steeds gelden en relevant zijn:35

  • Beloningsinstrumenten zoals een carried interest bevatten ook elementen van een vergoeding op geïnvesteerd kapitaal, zodat de inkomstenbelastingheffing in box 2 met een uitkeringsverplichting evenwichtig is.

  • De belastingdruk via box 2 loopt internationaal in de pas.

  • Een eenduidige keuze voor een heffing in box 1 is niet goed voor het vestigingsklimaat.

  • In de praktijk sloot de Belastingdienst met belastingplichtigen al diverse vaststellingsovereenkomsten (vso’s) met belastingplichtigen waarbij de uitkomst was dat de carried interest in box 2 was belast. Deze uitkomst bleek effectief voor de discussie of de voordelen in box 1 of in box 3 belast moeten zijn.

In het onderzoeksrapport is aangegeven dat het schrappen van de aanmerkelijkbelangvariant leidt tot een verstoring van een goedlopende, op samenwerking gerichte uitvoeringspraktijk. De huidige lucratiefbelangregeling heeft immers voor duidelijkheid en rechtszekerheid gezorgd, zowel voor belastingplichtigen met een lucratief belang als voor de Belastingdienst. Het is nog maar de vraag of de afschaffing van de aanmerkelijkbelangvariant ertoe leidt dat de carried interest daadwerkelijk uitsluitend in box 1 kan worden belast, omdat belastingheffing van carried interest in box 1 kan worden betwist door de belastingplichtige en er diverse structuren zijn waarbij sprake is van een lucratief belang, die niet afzonderlijk worden geregistreerd in de aangiften inkomstenbelasting. Om die reden zijn geen gegevens beschikbaar uit de belastingaangiften of interne systemen van de Belastingdienst. Er zal tevens overgangsrecht nodig zijn voor lopende structuren waarbij de aanmerkelijkbelangvariant van toepassing is. Discussies over de vraag of sprake is van een lucratief belang zullen naar verwachting verscherpen. Daarnaast is het denkbaar dat belastingplichtigen structuren dusdanig inrichten dat er minder vaak sprake is van een lucratief belang. Dit betekent dat een nieuwe vormgeving druk op het reguliere toezicht van de Belastingdienst zal leggen die – vanwege de complexiteit – inzet vraagt van hooggekwalificeerd personeel. Daarnaast is van belang dat het toepasselijke tarief voor voordelen uit lucratief belang (in box 2) niet uit de pas loopt in vergelijking met de ons omringende landen.

In het onderzoeksrapport worden naar aanleiding van de motie Idsinga c.s. twee alternatieven (denkrichtingen) toegelicht. Daarbij geldt nog het voorbehoud dat bij de invoering van een box 3-stelsel naar werkelijk rendement, dus met een vermogenswinst- en/of vermogensaanwasbelasting de verhouding principieel ander komt te liggen als het belastingtarief in box 3 hoger zou zijn dan bijvoorbeeld 36%. In een dergelijk regime is het verschil tussen managers en investeerders kleiner dan ook bij de invoering van de lucratiefbelangregeling bestond. Om die reden ligt het voor de hand eventuele aanpassingen van de lucratiefbelangregeling gelijk met invoering van een toekomstig box 3-stelsel te laten plaatsvinden. Deze alternatieven zijn sinds 5 maart (tot en met 2 april) 2025 via internet voorgelegd ter consultatie. De praktijk kan hierop reageren waarna besluitvorming over het al dan niet aanpassen van de huidige lucratiefbelangregeling kan plaatsvinden.

Alternatief 1: Heffing lucratief belang als loon dan wel als resultaat uit overige werkzaamheden

Een denkrichting voor een eventuele aanpassing van de lucratiefbelangregeling is om deze in te bedden in de loonheffingen. Bij deze variant kan de opbrengst niet meer in box 2 worden belast. Voor zover sprake is van een dienstbetrekking vindt loonheffing plaats als het voordeel is genoten (pay-as-you-earn). Als geen sprake is van een dienstbetrekking zou de heffing – evenals nu – kunnen plaatsvinden in box 1 als resultaat uit overige werkzaamheden (row). Deze variant zou wel een fundamentele herziening van de huidige lucratiefbelangregeling betekenen en vraagt meer wetgevings- en uitvoeringscapaciteit dan alternatief 2 (zie hieronder).

Alternatief 2: Het invoeren van een multiplier voor de heffingsgrondslag van box 2

Een andere denkrichting is een (effectieve) tariefsverhoging in box 2 maar dan alleen voor belastingplichtigen met een lucratief belang. Een variant die gemakkelijker lijkt te realiseren is, is een grondslag verbredende maatregel voor belastingplichtigen die de aanmerkelijkbelangvariant toepassen. In het onderzoeksrapport is opgemerkt dat het effectieve tarief daarbij tussen het toptarief in box 1 (49,5%) en het toptarief in box 2 (2025: 31%) zou moeten liggen.

6. Dividendstripping

a) Basisregeling en fiscale context

Dividendbelasting wordt, kort gezegd, geheven van aandeelhouders over opbrengsten (waaronder dividenden) die zij behalen uit aandelen in een vennootschap die in Nederland is gevestigd. De dividendbelasting wordt ingehouden door de Nederlandse vennootschap tegen een tarief van 15% van de opbrengst. In binnenlandse situaties is de dividendbelasting een voorheffing op de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting.

Nederlandse aandeelhouders kunnen de dividendbelasting verrekenen met de door hen verschuldigde Nederlandse inkomstenbelasting of vennoot­ schapsbelasting. Buitenlandse aandeelhouders, daarentegen, zullen in de meeste gevallen niet onderworpen zijn aan Nederlandse inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. Voor buitenlandse aandeelhouders is in voorkomende gevallen het verdragstarief van toepassing en zal de dividendbelasting vaak een eindheffing zijn. Daarnaast kent de wet voor bepaalde situaties een inhoudingsvrijstelling of een mogelijkheid tot teruggave op verzoek. Zo kan bijvoorbeeld een aandeelhouder die vrijgesteld is van winstbelasting, zoals een pensioenfonds, een verzoek doen om teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting. Daarnaast kan bijvoorbeeld voor dividenduitkeringen binnen concernverband in deelnemingssituaties onder voorwaarden een inhoudingsvrijstelling van toepassing zijn.

Aandeelhouders (veelal in het buitenland) kunnen door het aangaan van een samenstel van transacties proberen de Nederlandse dividendbelasting te verminderen. In sommige gevallen is daarbij sprake van dividendstripping.

b) Hoe werkt het?

Bij dividendstripping wordt de economische en juridische gerechtigdheid tot dividenden opgesplitst om een dividendbelastingvoordeel te behalen. De economische gerechtigdheid bij de opbrengst van de aandelen (dividenden) blijft rusten bij de oorspronkelijke aandeelhouder waardoor de oorspronkelijke aandeelhouder het belang bij de inkomsten en waarde­ stijgingen van de aandelen blijft houden. Hiervoor wordt bijvoorbeeld het juridisch eigendom van de aandelen (tijdelijk) uitgeleend aan een andere partij die recht heeft op een gunstigere behandeling voor de dividendbelasting dan de oorspronkelijke aandeelhouder. Deze gunstigere positie kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een recht op verrekening, teruggaaf of vermindering van de Nederlandse dividendbelasting waartoe de oorspronkelijke (buitenlandse) aandeelhouder geen of een beperkter recht heeft.

Hierdoor wordt de heffing van dividendbelasting beperkt of voorkomen. De partijen die hierbij betrokken zijn, zullen over het algemeen het hieruit voorvloeiende voordeel (de dividendbelasting) delen. Hierbij is vaak ook een (professionele) tussenpersoon betrokken die beide partijen bij elkaar brengt en daarvoor wordt beloond. Hoewel de verschijningsvormen van dividendstripping in de praktijk heel divers en zeer complex kunnen zijn, werkt vrijwel elke vorm van de dividendstripping in de kern op de hiervoor beschreven wijze.

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

Vermindering (gedeeltelijk of geheel) van Nederlandse dividendbelasting.

d) Wat is het handelingsperspectief voor de overheid?

Met ingang van 1 januari 2024 is een aantal maatregelen ter versterking van de aanpak van dividendstripping in werking getreden. Deze maatregelen waren onderdeel van het Wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2024. Door deze maatregelen is de bewijslastverdeling aangepast ter verbetering van de bewijspositie van de inspecteur. Voorts is een nadere invulling gegeven aan het begrip «samenstel van transacties», teneinde opsplitsing van belangen binnen concernverband en verhulling over de landsgrenzen heen te voorkomen. Tot slot is de zogenaamde «registratiedatum» wettelijk vastgelegd. Aan de hand van deze registratiedatum wordt bepaald wie gerechtigd is tot de opbrengst van aandelen die publiekelijk worden verhandeld en – in het verlengde daarvan en afhankelijk van de overige voorwaarden – recht heeft op verrekening, vrijstelling, teruggaaf of vermindering van dividendbelasting.

In de memorie van toelichting bij deze maatregelen is door het vorige kabinet een onderzoek aangekondigd naar aanvullende maatregelen tegen dividendstripping. Ook dit kabinet onderschrijft dat verdere versterking van de aanpak van dividendstripping wenselijk is. Daarom is het onderzoek, dat is gestart door het voorgaande kabinet, voortgezet. Het onderzoek richt zich op de vraag welke (materiële) maatregelen kunnen worden genomen om de aanpak van dividendstripping verder te versterken. Daarbij wordt onderzocht hoe de zogenoemde nettorendementbenadering kan worden vormgegeven en of voor pensioenfondsen een specifieke maatregel vereist is. Daarnaast zal ook specifiek worden gekeken naar deelnemingsdividenden. Ook wordt, mede op verzoek van de Tweede Kamer, onderzocht welke maatregelen tegen dividendstripping andere EU-landen hebben genomen. Naar verwachting zal over het onderzoek in het voorjaar van 2025 aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd.

7. Opknipgedrag bij vastgoed-bv’s om maximaal te profiteren van renteaftrek

a) Basisregeling en fiscale context

De earningstrippingmaatregel is een algemene renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting. De earningstrippingmaatregel beperkt de aftrekbaarheid van het verschil tussen de rentelasten en de rentebaten van geldleningen (saldo aan renten) bij het bepalen van de winst. Het saldo komt niet in aftrek voor zover dat meer bedraagt dan het hoogste van 24,5% van de EBITDA36of 1 miljoen euro. De maatregel is afkomstig uit de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1) en is per 1 januari 2019 in de vennootschapsbelasting geïmplementeerd. Nederland heeft gekozen voor een robuuste implementatie die op onderdelen aanzienlijk verder gaat dan de in ATAD1 opgenomen minimumstandaard. Als gevolg van de keuze voor een robuuste implementatie wordt niet alleen opgetreden tegen grondslaguitholling, maar wordt vooral een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen bij alle belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting nagestreefd.

b) Hoe werkt het?

Bij het bepalen van de winst kunnen bedrijven het saldo aan renten niet in aftrek brengen voor zover dat meer bedraagt dan het hoogste van 20% van de EBITDA of de drempel van 1 miljoen euro. Deze drempel geeft bedrijven een prikkel om met vreemd vermogen gefinancierde investeringen op te knippen over verschillende vennootschappen en daarmee de rentelasten zodanig te alloceren dat het saldo van de rentelasten en rentebaten onder de drempelwaarde blijft. De Belastingdienst ziet dit in de praktijk inderdaad ook gebeuren ten aanzien van investeringen in door vastgoed bv’s met aan derden verhuurd vastgoed.

Bij de opzet van structuren wordt het vastgoed verspreid over Nederlandse vennootschappen. Dit vastgoed wordt gefinancierd met vreemd vermogen. De rente over de leningen ter financiering van het vastgoed is in beginsel aftrekbaar bij het bepalen van de winst. Omdat het vastgoed en de bijbehorende financiering is verdeeld over verschillende vennootschappen blijft het saldo aan rentelasten en rentebaten onder de grens van 1 miljoen euro.

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

De rente op de leningen kan tot aan de drempel volledig in aftrek worden gebracht, ongeacht de omvang van de EBITDA. Het is daarmee mogelijk het betalen van Vpb in zijn geheel te ontwijken.

d) Wat is het handelingsperspectief voor de overheid?

Het opknipgedrag kan worden bestreden door de drempel in de earningstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed te verlagen of geheel buiten toepassing te laten (oftewel de drempelwaarde wordt 0). In het Belastingplan 2025 zat een voorstel om de drempel van de earningsstrippingmaatregel voor dergelijke vastgoedlichamen buiten toepassing te laten. Deze antifragmentatiemaatregel is bij amendement geschrapt (Kamerstukken II 2024/25 36 602, nr. 55). Naar aanleiding van de motie Van Eijk/Vermeer wordt op dit moment in kaart gebracht welke antimisbruikmaatregelen andere EU-landen hebben geïmplementeerd om belastingconstructies waarbij misbruik wordt gemaakt van de generieke renteaftrekbeperking te bestrijden (Kamerstukken II 2024/25 36 602, nr. 104). De Kamer wordt hier voor 1 juli over geïnformeerd.

8. Belastingontwijking via de kavelruilvrijstelling

a) Basisregeling en fiscale context

De kavelruilvrijstelling is een vrijstelling in de overdrachtsbelasting. Door middel van de kavelruilvrijstelling kunnen gronden en opstallen in het landelijk gebied vrij van overdrachtsbelasting worden geruild. Het doel van de vrijstelling is om de overdrachtsbelasting geen belemmering te laten vormen voor de verbetering van landinrichting in het landelijk gebied.

b) Hoe werkt het?

De kavelruilvrijstelling wordt gebruikt om vrij van overdrachtsbelasting gronden en opstallen, waaronder woningen, te verkrijgen. Om gebruik te kunnen maken van de vrijstelling moeten minimaal 3 partijen betrokken zijn bij de kavelruil, minimaal 3 partijen moeten gronden en/of opstallen inbrengen en minimaal 2 partijen moeten gronden en/of opstallen verkrijgen. Daarnaast kan een geldbedrag verkregen worden. Uit de praktijk kwamen signalen naar voren dat koopovereenkomsten werden opgespaard en bij elkaar werden geveegd om aan de voorwaarden te voldoen. Ook bleek dat gronden en opstallen die werden geruild ver bij elkaar vandaan liggen (andere provincies).

Voorbeeld:

Partij A beoogt ter belegging een woning te verkrijgen van partij B. Die woning is gelegen in het landelijk gebied. Een rechtstreekse overdracht van partij B aan partij A leidt tot heffing van overdrachtsbelasting (10,4%). Verkrijger partij A wil dit als kavelruil vormgeven om een beroep op de kavelruilvrijstelling te kunnen doen. Partij A schakelt een adviseur in. Die brengt hen in contact met partij C. Deze stelt zich beschikbaar om enerzijds een strookje grond in te brengen en anderzijds voorafgaand aan de kavelruil een strookje grond aan partij A te verkopen dat partij A kan inbrengen. De kavelruil wordt als volgt vormgegeven:

  • Partij A brengt een strookje grond (dat A recent van C heeft gekocht) en een geldsom (koopsom voor de woning en voor het strookje grond dat door C wordt ingebracht) in.

  • Partij B brengt de woning en een geldsom (koopsom voor het strookje grond van A) in.

  • Partij C brengt een strookje grond in.

Vervolgens wordt er 'verkaveld'. De woning die B heeft ingebracht wordt toebedeeld aan partij A. Partij A verkrijgt ook het strookje grond van C. Partij B ontvangt de geldsom voor de woning en verkrijgt het strookje grond van A. Partij C ontvangt alleen een geldsom. De kavelruil voldoet aan het minimumaantal partijen dat de Omgevingswet als voorwaarde stelt. Er zijn immers (ten minste) drie partijen betrokken die onroerende zaken inbrengen, waarvan ten minste twee partijen onroerende zaken verkrijgen. De woningtransactie tussen A en B voldoet daar zelfstandig niet aan. Doordat partijen A en C een strookje grond inbrengen worden alle verkrijgingen vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Zo kan partij A door middel van kavelruil deze woning verkrijgen zonder heffing van overdrachtsbelasting terwijl hiervoor bij een reguliere verkoop 10,4% overdrachtsbelasting verschuldigd zou zijn. Partijen A en B kunnen op een later moment beslissen de strookjes grond (terug) over te dragen aan partij C. Daardoor kunnen dezelfde strookjes grond meermaals voor een kavelruilconstructie worden gebruikt. De adviseur kan partij C opnieuw inschakelen wanneer andere partijen zich melden die een onroerende zaak in het landelijk gebied vrij van overdrachtsbelasting wensen te verkrijgen.

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

Hiermee wordt een fiscaal voordeel behaald van 2% tot 10,4% overdrachtsbelasting. 2% wanneer de verkrijger van een woning er zelf in gaat wonen, 10,4% voor andere opstallen en woningen die niet bestemd zijn om zelf in te wonen (8% vanaf 1 januari 2026).

d) Wat is het handelingsperspectief voor de overheid?

De voorwaarden waaronder de kavelruilvrijstelling van toepassing is zijn aangepast. Deze aanpassing zat in het Belastingplan 2025 en de maatregel is op 1 januari 2025 in werking getreden. De aanpassing ziet op de volgende onderdelen:

  • De kavelruilvrijstelling is niet langer van toepassing op de verkrijging van woningen, de ondergrond en eventuele aanhorigheden daarbij begrepen. Agrarische bedrijfswoningen kunnen onder de kavelruilvrijstelling wel vrij van overdrachtsbelasting worden verkregen.

  • De kavelruilvrijstelling is niet langer van toepassing op de verkrijging van andere opstallen, en de ondergrond daarvan, tenzij die opstal ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerd wordt (de landbouweis).

  • Voor de opstallen die wel voldoen aan de landbouweis en daardoor in aanmerking komen voor de kavelruilvrijstelling, geldt dat de bedrijfsmatige agrarische exploitatie gedurende ten minste tien jaren als zodanig moet worden voortgezet (de voortzettingseis).

  • Als niet aan de voortzettingseis wordt voldaan is alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd, behalve indien niet aan de voortzettingseis wordt voldaan als gevolg van het feit dat een opstal door overheidsbeleid aan de landbouw wordt onttrokken ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van natuur en landschap.

  • De maatregel houdt voor onbebouwde grond geen beperking van de kavelruilvrijstelling in. Voor onbebouwde grond geldt de landbouweis en daarmee ook de voortzettingseis niet.

9. Kortdurende verhuurconstructies in de btw

a) Basisregeling en fiscale context

Het verhuren van onroerende zaken is in beginsel vrijgesteld van btw.37Dat wil zeggen: er wordt geen btw geheven op de verhuurprestatie die de verhuurder aan de huurder verricht. Dit heeft als logisch gevolg dat de verhuurder ook niet de btw kan aftrekken die aan hem in rekening is gebracht (bijvoorbeeld als gevolg van een verbouwing). De verhuur van onroerende zaken is in sommige situaties echter wél met btw belast. Het gaat daarbij onder andere om de verhuur in het kader van hotel,- pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijven. In die gevallen kan de verhuurder de btw op verbouwingskosten dus wél in aftrek brengen.

b) Hoe werkt het?

Stel, een vastgoedondernemer verbouwt zijn oude pand naar nieuwe woningen bestemd voor de verhuur. Over de verbouwingskosten wordt btw berekend. De vastgoedondernemer wil deze btw in aftrek brengen, maar dit is niet mogelijk als hij de woningen (direct) btw-vrijgesteld gaat verhuren. De vastgoedondernemer besluit daarom zijn pand eerst kortdurend te verhuren (bijvoorbeeld als studentenkamers). De verhuurder geeft daaraan een zodanige (juridische) vorm dat deze verhuur kwalificeert als btw-belaste verhuur en krijgt daardoor toch recht op aftrek van de btw op bouwkosten. In het volgende jaar stapt de ondernemer alsnog over op de beoogde (btw- vrijgestelde) langdurige verhuur van woningen. In dat geval voorziet de Wet op de omzetbelasting 1968 (wet OB) niet in de mogelijkheid om de in aftrek gebrachte btw gedeeltelijk te herzien. Op deze manier kan de ondernemer (uiteindelijk) btw-vrijgesteld verhuren en toch alle btw op bouwkosten in aftrek brengen. Dit kan op grond van de huidige regelgeving, maar is niet in de geest daarvan. Er wordt immers kunstmatig een btw-aftrekrecht gecreëerd voor een verbouwingsdienst die uiteindelijk hoofdzakelijk gebruikt wordt voor btw-vrijgestelde prestaties.

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

Er wordt btw ontlopen op de volledige verbouwingskosten.

d) Wat is het handelingsperspectief voor de overheid?

  • In de btw-regelgeving is een herziening op zogenoemde investeringsdiensten opgenomen , zijnde diensten aan één of meer onroerende zaken die deze meerjarig dienen en een drempelbedrag van € 30.000 te boven gaan.

  • Ondernemers dienen de hier bedoelde investeringsdiensten gedurende (effectief) vijf jaar te volgen.

  • Onder andere ondernemers die gebruik maken van de ‘short stay’ structuur, zullen vanaf 2026 worden geconfronteerd met herzienings-btw op de verbouwingskosten. Anderzijds biedt de gekozen maatregel in het omgekeerde geval ondernemers de gelegenheid tot teruggaaf van btw die eerder niet in aftrek gebracht kon worden.

  • De maatregel heeft daarmee een tweeledig doel:

    • de btw-aftrek van diensten die een onroerende zaak over meerdere jaren dienen, te laten aansluiten bij het daadwerkelijke gebruik van deze diensten (conform de btw-systematiek en het beginsel van fiscale neutraliteit) voor aftrekgerechtigde c.q. vrijgestelde prestaties en

    • het creëren van een gelijker speelveld tussen ondernemers.

  • De werking van de maatregel inclusief het drempelbedrag zal worden gemonitord en, indien nodig, bijgestuurd. Mede daarom wordt de maatregel ook specifiek op dit punt geëvalueerd.

  • De benoemde maatregelen zijn opgenomen in het Belastingplan 2025 en de Eindejaarsregeling 2024 en geldt per 1 januari 2026.

10. Belastingontwijking via de splitsingsvrijstelling in de OVB

a) Basisregeling en fiscale context

Elke verkrijging van een onroerende zaak is in principe belast met overdrachtsbelasting. Voor bepaalde situaties bestaan vrijstellingen. De splitsingsvrijstelling is een ondernemingsfaciliteit die beoogt dat de overdrachtsbelasting geen belemmering vormt bij herstructureren van ondernemingen.

b) Hoe werkt het?

Hoe belastingontwijking kan plaatsvinden wordt geïllustreerd aan de hand van een gesimplificeerd voorbeeld: bv A wordt gesplitst zodat een onroerende zaak wordt verkregen door een andere vennootschap (bv B). Bv A verkrijgt de aandelen in bv B. Deze bv B past de splitsingsvrijstelling toe op de verkrijging van de onroerende zaak. Bv A vervreemdt de aandelen in bv B aan een derde (bv C). In bepaalde gevallen is het mogelijk dat de verkrijging van die aandelen door bv C niet belast is met OVB. Eindstand is dat bv C (via de aandelen) eigenaar is geworden van de onroerende zaken zonder dat er OVB is geheven. Als bv A de onroerende zaak rechtstreeks aan bv C zou hebben verkocht was er wel OVB verschuldigd (in dit geval door bv B). Zo wordt belasting ontweken door toepassing van de splitsingsvrij­ stelling.

De splitsingsvrijstelling beoogt dat de overdrachtsbelasting geen belemmering vormt wanneer ondernemingen willen herstructureren. De wetgever heeft echter niet beoogd dat de vrijstelling toepassing vindt wanneer herstructurering van een onderneming alleen plaatsvindt met oog op het kunnen verkopen van vastgoed aan derden zonder dat er heffing van overdrachtsbelasting plaatsvindt.

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

Het voordeel is 10,4% overdrachtsbelasting over de waarde van het pand. Op de verkoop van aandelen drukt, in beginsel, geen overdrachtsbelasting. Dit is anders wanneer aandelen in een zogenoemde onroerende-zaakrechts­ persoon (rechtspersonen met daarin relatief veel vastgoed) worden overgedragen.

d) Wat is het handelingsperspectief voor de overheid?

De voorwaarden van de splitsingsvrijstelling worden aangepast om onbedoeld gebruik te voorkomen en de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid door de Belastingdienst te verbeteren. Tevens zorgen de aanpassingen ervoor dat de splitsingsvrijstelling meer in overeenstemming is met de andere ondernemingsvrijstellingen in de ovb.

De nieuwe voorwaarden zijn de volgende:

  • Een aanhoudingseis van 3 jaar;

  • Een ondernemingseis;

  • Een voortzettingseis van 3 jaar;

  • De vrijstelling is niet van toepassing als een opeenvolging van verschillende rechtshandelingen (fusie, splitsing, aandelenfusie, interne reorganisatie) in overwegende mate is gericht op belastingontwijking;

  • De vrijstelling ziet ook op zogenoemde ruziesplitsingen (waarbij aandeelhouders uit elkaar gaan), hierbij geldt de ondernemingseis niet.

De aanpassing van de voorwaarden waaronder de splitsingsvrijstelling van toepassing is liep mee in het Eindejaarsbesluit 2024 en treedt 1 juli 2025 in werking.

11. Ontwijking van BTW & OVB via vastgoedaandelentransacties

a) Basisregeling en fiscale context

Bij aankoop van nieuwe onroerende zaken is btw verschuldigd (21%). Over aankoop van bestaande onroerende zaken is overdrachtsbelasting (OVB) verschuldigd. Het is mogelijk om nieuwe onroerende zaken via een aandelentransactie in plaats van een directe levering van de onroerende zaak over te dragen waardoor er noch btw noch OVB wordt geheven. In de praktijk gebruiken belastingplichtigen deze mogelijkheid om de belastingdruk te verlagen bij de aankoop van nieuwe onroerende zaken. Deze structuur is interessant voor kopers van nieuwe onroerende zaken die de btw daarop niet in aftrek kunnen brengen, zoals voor verhuurders van woningen, onder­ wijsinstellingen, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en zorgaanbieders.

b) Hoe werkt het?

Een projectontwikkelaar ontwikkelt een nieuwe onroerende zaak in een vastgoed-bv. De koper verkrijgt vervolgens de onroerende zaak door alle aandelen van de vastgoed-bv te kopen. In dit geval wordt geen btw én geen OVB betaald.

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

De hoogte van de belastingbesparing voor de koper is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. Zo is van grote invloed of de verkoper zijn bouwpersoneel extern inhuurt (inhuur is belast met btw) of in dienst heeft (geen btw) en op welke wijze en voor welke grondprijs de verkoper aan de grond is gekomen (dat is: met of zonder btw of OVB). De besparing per transactie is dus sterk afhankelijk van de (niet-aftrekbare) btw bij de verkoper, die drukt op ingekochte goederen en diensten. De besparing zal wel minder dan 21% bedragen.

d) Wat is het handelingsperspectief voor de overheid?

Er bestaat geen doeltreffende en doelmatige mogelijkheid om de btw-druk van de genoemde aandelentransacties te verhogen via een aanpassing van de btw-wetgeving. Wel bestaat een werkbare mogelijkheid om de belastingontwijking aan te pakken door aanpassing van de OVB. Dat kan door aanpassing van de samenloopvrijstelling in de OVB. De samenloopvrijstelling zorgt er kort gezegd voor dat wanneer er op verkoop van vastgoed btw geheven wordt, er geen OVB verschuldigd is. De samenloopvrijstelling in de OVB kan zodanig worden gewijzigd dat in ieder geval OVB-­heffing (10,4%) plaatsvindt op de aankoop van nieuwe onroerende zaken via aandelen.

Hoewel deze maatregel geen volledig gelijk speelveld creëert tussen nieuwe onroerende zaken die via aandelen worden geleverd en nieuwe onroerende zaken die direct worden geleverd, blijkt dit de meest doelmatige en doeltreffende maatregel om de ongelijkheid tussen deze twee transacties te verminderen. De maatregel liep mee in het pakket Belastingplan 2024 en is op 1 januari 2025 in werking getreden.

12. Belasting ontlopen via verhuurd vastgoed in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de schenk- en erfbelasting en de doorschuifregeling (DSR) in de inkomstenbelasting

a) Basisregeling en fiscale context

De Successiewet 1956 schrijft voor dat schenk- of erfbelasting verschuldigd is over de waarde van schenkingen en erfenissen. Wanneer de schenking of erfenis ondernemingsvermogen betreft, kan de verkrijger gebruik maken van de bedrijfsopvolgingsregeling: de BOR. Op verzoek, en onder voorwaarden, kan (een deel van) het ondernemingsvermogen vrijgesteld worden van schenk- of erfbelasting. Doel van de BOR is te voorkomen dat de continuïteit van een onderneming in gevaar komt als gevolg van onvoldoende middelen om de schenk- en erfbelasting te voldoen. De eerste 1.205.871 euro (bedrag 2023) aan ondernemingsvermogen is sinds 2010 volledig vrijgesteld. Van de waarde van het ondernemingsvermogen daarboven is 83% vrijgesteld. De BOR wordt ook verleend aan de verkrijgers en erfgenamen voor wie de vrijstelling niet noodzakelijk is om een bedrijfs­ overdracht mogelijk te maken.

Daarnaast is bij bedrijfsoverdracht (hetzij als gevolg van verkoop hetzij als gevolg van schenken of overlijden) inkomstenbelasting verschuldigd over de stakingswinst (in geval van een IB-onderneming) respectievelijk de vervreemdingswinst (in geval van aanmerkelijk belang in een bv). De doorschuifregeling (DSR) regelt dat er onder voorwaarden geen inkomsten­ belasting verschuldigd is bij bedrijfsoverdracht dan wel vervreemding van ab-aandelen.

Doel van de BOR en de DSR is te voorkomen dat verschuldigde belasting reële bedrijfsopvolgingen in de weg staat. De BOR en DSR zijn daarom ook alleen van toepassing op het ondernemingsvermogen in een bedrijf. Beleggingsvermogen – zowel beleggingen aanwezig in de onderneming als een belang in een beleggingsmaatschappij – is uitgesloten. Onderscheid maken tussen ondernemingsvermogen en beleggingsvermogen is in veel gevallen bijzonder lastig, met name bij exploitatie van vastgoed. Er vinden structuren plaats met vastgoed om gebruik te kunnen maken van de BOR en de DSR.

b) Hoe werkt het?

Zoals beschreven komt alleen ondernemingsvermogen in aanmerking voor de BOR en de DSR. De BOR biedt een haast onbeperkte vrijstelling voor ondernemingsvermogen omdat er geen maximum geldt waarop het hoge vrijstellingspercentage van 83% van toepassing is. Vastgoed dat wordt geëxploiteerd wordt vaak als ondernemingsvermogen opgegeven, terwijl het veelal om beleggingsvermogen gaat. Gelet op het grote financiële belang van met name de BOR vinden relatief veel juridische procedures over vastgoed plaats. Dat legt ook een groot beslag legt op hoogwaardige capaciteit bij de Belastingdienst in de vorm van vooroverleg en juridische procedures.

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

Met name de BOR biedt belanghebbenden een prikkel om beleggingsvermogen zoveel mogelijk te doen voorkomen als ondernemingsvermogen. Over het verhuurde vastgoed zou dan geen schenk- en erfbelasting worden betaald bij overdrachten tot 1.205.871 euro (cijfers 2023). Over het meerdere is 83% vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Gezien de vrijwel onbeperkte vrijstelling kan een zeer groot gedeelte van de schenk- en erfbelasting worden ontweken. Het kan hier in gevallen gaan om zeer grote bedragen. Het gebruik van de BOR is dan ook zeer scheef verdeeld: 40% van het budgettaire belang van de BOR in de periode 2010-2016 komt op conto van 2% van de verkrijgers van ondernemingsvermogen. De gemiddelde waarde van het vrijgestelde vermogen van deze 2% in de genoemde periode bedraagt meer 19 miljoen euro.

d) Wat is het handelingsperspectief voor de overheid?

Zoals gezegd is het lastig om een zuiver onderscheid te maken tussen beleggingsvermogen en ondernemingsvermogen. Door vastgoed dat aan derden wordt verhuurd of ter beschikking wordt gesteld wettelijk aan te merken als beleggingsvermogen wordt de nodige duidelijkheid verschaft, wat leidt tot minder vooroverleg met de Belastingdienst en minder juridische procedures. Met deze vereenvoudigingsmaatregel wordt ook construerend gedrag binnen de BOR en DSR met dit vastgoed tegengegaan. Daarnaast wordt hiermee voorkomen dat de reikwijdte van de BOR en DSR onbedoeld toeneemt. Dit sluit bovendien goed aan bij het doel van de BOR en de DSR. Bij vastgoedportefeuilles is externe financiering voor het betalen van de verschuldigde belasting door de mogelijkheden tot onderpand/ hypotheek in de regel namelijk geen probleem. Daarnaast kan voor het betalen van de belasting ook een gedeelte van de vastgoedportefeuille worden verkocht, wat in het algemeen geen bezwaar voor de continuïteit van de bv vormt. Ten slotte zal het maatschappelijk belang van het bijeen houden van een vastgoedportefeuille veelal beperkt zijn.

Het kabinet heeft dan ook in de Miljoenennota 2023 ervoor gekozen boven­ staande maatregelen om te zetten in beleid. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de afspraak in het coalitieakkoord om reële bedrijfsopvolging eenvoudiger en eerlijker te maken. Deze maatregel zat in het aangenomen pakket Belastingplan 2024 en is per 1 januari 2024 ingevoerd.

13. Belastingontwijking via niet reguliere afwikkeling van pensioenaanspraken in de bv

a) Basisregeling en fiscale context

Een dga kon in het verleden fiscaal gefaciliteerd pensioen opbouwen in zijn bv, het zogeheten pensioen in eigen beheer (PEB). De aanspraak op pensioen in eigen beheer is onbelast en de uiteindelijke uitkering na pensionering is belast (omkeerregel), net zoals het geval is bij pensioenopbouw van werknemer via een pensioenfonds of verzekeraar. Het PEB voor dga’s is afgeschaft per 1 juli 2017. Het toenmalige kabinet heeft het standpunt ingenomen dat een echt pensioen beter buiten de onderneming bij een financiële instelling kan worden opgebouwd met een fiscale faciliteit, net zoals dat voor werknemers geldt. Bij afschaffing van de PEB gold een overgangsrecht. Een bestaande PEB kon tot 1 januari 2020 fiscaal voordelig worden afgekocht of worden omgezet in aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting (ODV). Indien geen gebruik werd gemaakt van deze mogelijkheden, dan bleef het opgebouwde pensioen in eigen beheer staan, maar de pensioenaanspraak bij de bv kan niet meer aangroeien. Op het moment dat pensioen wordt uitgekeerd aan de dga is hij loon- en inkomstenbelasting verschuldigd.

b) Hoe werkt het?

Een dga dient het opgebouwde PEB dan wel de ODV periodiek uit te keren vanaf de pensioengerechtigde leeftijd (onder voorwaarden kan een eerdere of latere ingangsdatum mogelijk zijn). Als echter op enig moment een oneigenlijke handeling (bijvoorbeeld een zekerheidsstelling of gedeeltelijke afkoop van het PEB dan wel ODV) wordt verricht, dan wordt de gehele pensioenaanspraak of ODV op dat moment onzuiver; dat wil zeggen dat niet langer aan de fiscale voorwaarden wordt voldaan. Die handeling is oneigenlijk omdat deze strijdig is met de fiscale voorwaarden voor een PEB of ODV. Er dient dan in beginsel belastingheffing plaats te vinden over de waarde in het economische verkeer van de totale aanspraak. Als er echter geen belastingheffing heeft plaatsgevonden en deze oneigenlijke handeling niet binnen de navorderingstermijn wordt opgemerkt door de belastinginspecteur, dan kan er ook geen belastingaanslag meer worden opgelegd, ook niet bij een volgende oneigenlijke handeling met het PEB of de ODV. Als het pensioen vervolgens niet regulier wordt uitgekeerd of verstrekt aan de gerechtigde, dan kan het pensioen geheel onbelast blijven. Er is de facto sprake van ontduiking. Dit is een onwenselijke situatie en kan constructies uitlokken.

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

Belastingafstel. Er kan geen heffing plaatsvinden over de onbelaste aanspraak, die achteraf bezien gewoon tot het belastbare loon had moeten worden gerekend.

d) Wat is het handelingsperspectief voor de overheid?

Met de Fiscale verzamelwet 2025 is de wet zodanig aangepast dat de sanctiebepaling opnieuw geldt bij een volgende oneigenlijke handeling. Hiermee wordt bevorderd dat ook na een eerste oneigenlijke handeling die op zichzelf niet meer valt onder de sanctiebepaling toch regulier wordt uitgekeerd zodat over deze uitkeringen regulier belasting kan worden geheven. Hiermee worden constructies om belastingheffing te omzeilen tegengegaan.

14. Ontwijking van box 3 via agiostorting en terugkopen van bezittingen

a) Basisregeling en fiscale context

  • In box 3 wordt het inkomen uit sparen- en beleggen belast.

  • In box 2 wordt het inkomen uit aanmerkelijk belang belast. Van een aanmerkelijk belang is sprake bij een direct of indirect bezit van tenminste 5% van de aandelen, winstbewijzen, genotsrechten of stemrechten in een vennootschap.

  • Een aanmerkelijkbelanghouder kan (een deel van) het spaar- en beleggingsvermogen vanuit box 3 als extra kapitaalstorting (agiostorting) overhevelen naar de eigen vennootschap.

b) Hoe werkt het?

Een natuurlijk persoon heeft spaar- en beleggingsvermogen in box 3. Daarnaast is de natuurlijk persoon aanmerkelijkbelanghouder van een vennootschap. De persoon in kwestie brengt vanuit box 3 (een deel van) het spaar- en beleggingsvermogen onder in de eigen vennootschap via een agiostorting. Daarmee daalt de rendementsgrondslag in box 3.

Vervolgens koopt de aanmerkelijkbelanghouder de eerder ingebrachte vermogensbestanddelen van de vennootschap. De betreffende vermogensbestanddelen behoren zodoende weer tot de rendementsgrondslag van box 3. De koopsom wordt echter schuldig gebleven, daarvoor gaat de aanmerkelijkbelanghouder een lening aan bij de vennootschap.

Over het geleende bedrag moet de aanmerkelijkbelanghouder een zakelijke rente betalen aan de vennootschap. Over de rentebaten is de vennootschap vennootschapsbelasting verschuldigd. Als het restant van de rentebaten als dividend wordt uitgekeerd is de aanmerkelijkbelanghouder hierover in box 2 belasting verschuldigd. Uiteindelijk blijft de natuurlijk persoon eigenaar van het spaar- en beleggingsvermogen, alleen is vanwege het niet betalen van de koopsom een lening aan de eigen vennootschap ontstaan in box 3.

c) Wat is het uiteindelijke voordeel?

De constructie heeft tot gevolg dat een schuld aan de eigen vennootschap ontstaat. Een schuld in box 3 vermindert de heffing van inkomstenbelasting bij de natuurlijk persoon. Daartegenover staat dat over de rentebaten vennootschapsbelasting is verschuldigd door de vennootschap en, bij uitdeling van het restant aan de aandeelhouder, heffing in box 2. Het uiteindelijke voordeel is sterk afhankelijk van de samenstelling en rendementen van het spaar- en beleggingsvermogen.

Per 2023 wordt het voordeel uit sparen en beleggen (box 3) berekend door het effectieve rendementspercentage te vermenigvuldigen met de grondslag sparen en beleggen. De grondslag sparen en beleggen bestaat uit de rendementsgrondslag (waarde van de bezittingen minus de schulden op 1 januari) verminderd met het heffingvrije vermogen). Het rendementspercentage van schulden bedraagt in 2023 2,57% en komt in mindering op het effectieve rendementspercentage. Daarnaast verlaagt de schuld de rendementsgrondslag. Als de ontstane schuld aan de eigen vennootschap de rendementsgrondslag tot nihil vermindert, is geen box 3­-heffing verschuldigd.

Het lenen van de eigen vennootschap wordt overigens per 2023 ontmoedigd. Als de totale som van schulden van de aanmerkelijkbelang houder aan zijn eigen vennootschap meer dan 700.000 euro bedraagt, wordt dat meerdere als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen.

Daartegenover staat dat de vennootschap over de rentebaten van de lening jaarlijks vennootschapsbelasting is verschuldigd. Het vennootschapsbelastingtarief in 2023 bedraagt 19% bij een belastbaar bedrag tot en met 200.000 euro en 25,8% over het meerdere. Als (het restant van) de rentebaten vervolgens als dividend wordt uitgekeerd, is de aanmerkelijkbelanghouder daarover 26,9% inkomstenbelasting verschuldigd in box 2 (cijfers 2023).

d) Wat is het handelingsperspectief voor de overheid?

Het afgelopen jaar is onderzocht welke mogelijkheden er zijn om deze constructie te bestrijden. De Belastingdienst heeft aangegeven dat alle dossiers die op het netvlies stonden inmiddels zijn opgelost doordat een compromis overeen is gekomen met de belastingplichtige om de constructie te ontmantelen. Zodra zich nieuwe signalen voordoen die niet met bestaande handhavings-instrumentarium tot een goed einde kunnen worden gebracht zal naar oplossingsrichtingen worden gekeken. Eén van de opties is het verder ontmoedigen van het lenen van de eigen vennootschap.

Bijlage 10 - Vermogensverdeling in beeld

De hier gepresenteerde cijfers geven een beeld van de vermogensopbouw, -verdeling en – ontwikkeling van huishoudens in Nederland, inclusief informatie over schenkingen en erfenissen.

De bron voor de vermogensgegevens is het Integraal Inkomens- en Vermogensonderzoek van het CBS. De cijfers over 2006 t/m 2022 zijn definitief en de cijfers over 2023 zijn voorlopig.

De bedragen in alle figuren zijn gemiddelde bedragen. De cijfers zijn tevens te vinden op de site van het CBS. Aanvullende cijfers zijn als interactieve grafieken beschikbaar in het dashboard Vermogen in vogelvlucht.

Bijlage 11 - Investeringen netbeheerders

In lijn met het advies van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte en het IBO Bekostiging elektriciteitsinfrastructuur zijn in deze bijlage de investeringsprognoses van de netbeheerders en de verwachte ontwikkeling in de netbeheerkosten weergeven.

De investeringen van de netbeheerders maken geen onderdeel uit van de Rijksbegroting, maar zijn voorgefinancierd met eigen vermogen, verstrekt door de aandeelhouders ((mede)overheden), en vreemd vermogen aangetrokken op de markt. Deze investeringen worden terugverdiend via de nettarieven, de maximale tarieven worden vastgesteld door de ACM. Ten behoeve van een integraal overzicht worden deze kosten nu ook gepresenteerd in de Voorjaarsnota.

De netbeheerkosten bestaan uit de kapitaalkosten en de operationele kosten die de netbeheerders moeten maken voor het beheren van het elektriciteitsnet. Samen met het tarifeerbare volume bepalen de netbeheerkosten de uiteindelijke netwerktarieven.

Tabel 43 Investeringsprognoses netbeheerders
Bedragen in miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039 2040
Investeringsopgave 7.723 9.451 10.548 11.729 10.445 11.182 11.553 12.340 12.548 12.543 12.342 12.378 12.591 13.208 13.469 13.893
Tabel 44 Netbeheerkosten netbeheerders
Bedragen in miljoenen euro 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039 2040
Totaal netbeheerkosten 6.770 6.830 8.209 9.233 9.038 10.099 11.114 12.536 13.504 13.912 15.331 16.379 17.289 18.328 19.111 20.036
Waarvan OPEX 3.425 3.087 3.444 3.683 3.379 3.523 3.765 4.001 4.133 4.146 4.529 4.811 5.198 5.558 5.582 5.771
Waarvan CAPEX 3.346 3.743 4.765 5.550 5.659 6.577 7.349 8.535 9.371 9.766 10.802 11.567 12.090 12.771 13.530 14.265

  1. __Kabinetsreactie rapport Expertgroep realistisch ramen | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  2. __De Europese begrotingsregels schrijven voor dat het EMU-saldo en de EMU-schuld binnen de referentiewaarden moeten blijven (respectievelijk ‒ 3% en 60% van het bbp).↩︎

  3. __Zie ook DNB (2025). Het effect van begrotingsbeleid op inflatie.↩︎

  4. __Zie Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2025 | Tweede Kamer der Staten-Generaal.↩︎

  5. __Zie IMF (2024). Regional economic outlook for Europe October 2024.↩︎

  6. __De uitgaven zijn inclusief de niet-belastingontvangsten. De reserveringen uit het Hoofdlijnenakkoord zijn toegerekend aan het beleidsverantwoordelijke departement. Voor een aantal incidentele posten is gecorrigeerd: bij Defensie voor de reservering ter overgang naar een nieuw pensioenstelsel en bij Financiën voor de lening aan TenneT. De begrotingen zijn exclusief de uitgaven aan Oekraïne. De begrotingen van VWS en SZW zijn exclusief de rijksbijdragen en de nominale ontwikkeling. De meeste begrotingen zijn geïndexeerd naar prijspeil 2025. De SZW-begroting wordt bij Miljoenennota geïndexeerd naar prijspeil 2025. De uitgaven voor het Gemeentefonds, het Provinciefonds, Homogene Groep Internationale Samenwerking en huurtoeslag zijn in lopende prijzen.↩︎

  7. __Nederlands Herstel- en Veerkrachtplan | Herstel- en Veerkrachtplan | Rijksoverheid.nl↩︎

  8. __Kamerstuk II 21 501-07 nr. 1970↩︎

  9. __Hierbij geldt als kanttekening dat deze nieuwe beleidsmaatregelen ook weer de groei van de economie, en daarmee van de belastingen zelf, kunnen beïnvloeden. Omdat geen nieuwe economische raming van het CPB beschikbaar is, is dit effect (de «ex post» doorwerking van beleid) geen onderdeel van deze raming. Het beleid is dus alleen «ex ante» meegenomen.↩︎

  10. __De gerapporteerde doorwerking 2024 komt in deze tabel niet exact overeen met het verschil tussen geraamde en gerealiseerde ontvangsten in 2024. Dit verschil is aanvullend gecorrigeerd voor de opwaartse effecten in 2024 als gevolg van anticipatie box 2 en de gewijzigde boekingswaijze van het box 3-arrest (in totaal 4,6 miljard euro). Deze effecten werken namelijk per definitie niet door in toekomstige jaren.↩︎

  11. __De loon- en inkomensheffing bestaat uit inkomsten uit zowel de loon- en inkomstenbelasting als de premies volksverzekeringen, die als één geheel worden geïnd.↩︎

  12. __Voor een uitgebreide toelichting op de laatste stand van zaken met betrekking tot coronabelastingschulden wordt verwezen naar Kamerstukken II 2024-2025 31066-1463.↩︎

  13. __De in=uittaakstelling is de jaarlijkse tegenhanger van de eindejaarsmarge. Om te voorkomen dat het uitgavenplafond wordt overschreden door de jaarlijkse uitkering van de eindejaarsmarge, wordt tegelijkertijd een even grote taakstelling ingeboekt, de zogenoemde in=uittaakstelling. Hierdoor levert het doorschuiven via de eindejaarsmarge dus geen extra middelen op in het jaar waarnaar wordt doorgeschoven. De in=uittaakstelling kent geen concrete invulling, maar moet gaandeweg het jaar ingevuld worden met onderuitputting en generale meevallers.↩︎

  14. __Kamerstuk 21501-03, nr. 190↩︎

  15. __Kamerstukken IV 2024, 36600, nr. 10↩︎

  16. __Kamerstuk 31789 nr. 118↩︎

  17. __ABRvS 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4923 en ABRvS 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4909↩︎

  18. __Figuur 1 toont enkel de volumeontwikkeling in de Defensiebegroting in prijzen van het uitvoeringsjaar. De prijsontwikkelingen in latere jaren worden verwerkt op de prijsreservering die geplaatst is op de Aanvullende Post bij Financiën.↩︎

  19. __Inzicht in wijzigingen die zich voordoen als gevolg van deze nieuwe werkwijze zullen worden opgenomen in bestaande delen van budgettaire nota's zoals de Verticale toelichtingen van Defensie of de Aanvullende Post en Kadertoets, dan wel in de nieuwe toelichting in de budgettaire stukken van Defensie.↩︎

  20. __Figuur 2 toont enkel de asymmetrische bijstelling op de volumeontwikkeling in de defensiebegroting. De bijstellingen op de volumeontwikkeling buiten de oorspronkelijke meerjarenperiode en bijstellingen op de prijsontwikkelingen in het algemeen worden verwerkt op de Aanvullende Post bij Financiën.↩︎

  21. __Kamerstukken II 2022-23, 36200, nr. IX-4.↩︎

  22. __Kamerstukken II 2023/2024, 32140, nr 175.↩︎

  23. __Naar aanleiding van de motie Idsinga (Kamerstukken II, 2023-24, 25087 nr. 335) is de lucratiefbelangregeling benoemd in de bijlage Opmerkelijke belastingconstructies van vorig jaar, maar verder niet beschreven. Dat is dit jaar voor het eerst.↩︎

  24. __Hoewel deze regeling op zichzelf geen belastingconstructie is, zorgt de regeling er wel voor dat het inkomen uit arbeid van werkende personen niet altijd gelijk wordt belast.↩︎

  25. __Zie artikel 9, derde lid, onderdeel a, Wet verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken, dat luidt: «Als limonade wordt niet aangemerkt: a) de uit melk of melkproducten bereide drank met een gehalte aan melkvetten van 0,02% mas of meer waarin zich melkeiwit en melksuiker bevinden, niet zijnde een uit wei of weiproducten vervaardigde drank.»↩︎

  26. __HR 16 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:239.↩︎

  27. __Een vermindering van de belastinggrondslag ten bedrage van 12,7% van het gezamenlijke bedrag van de winst die de belastingplichtige als ondernemer geniet uit een of meer ondernemingen nadat dit bedrag is verminderd met de ondernemersaftrek.↩︎

  28. __19% voor winsten tot en met € 200.000 en 25,8% voor het gedeelte van de winst daarboven.↩︎

  29. __Bij een aandelenbelang van 5% of meer is – globaal gezegd - sprake van een aanmerkelijk belang voor box 2. Hier gaan we ervan uit dat er een dga is die alle aandelen houdt.↩︎

  30. __Afhankelijk van het winstniveau kan de aangepaste situatie ertoe leiden dat de winst in de vpb volledig onder het opstaptarief van 19% valt en niet langer (deels) onder het reguliere tarief van 25,8%.↩︎

  31. __Kamerstukken II 2023/24, 25087, nr. 335.↩︎

  32. __Kamerstukken II 2024/25, 32140, nr. 225.↩︎

  33. __In het rapport wordt benoemd dat de huidige lucratiefbelangregeling – inclusief de vormgeving van de aanmerkelijkbelangvariant voor de heffing in box 2 – heeft geleid tot rechtszekerheid voor zowel belastingplichtigen met een lucratief belang als de Belastingdienst. Dat is vooral van belang omdat carried interest- en managementparticipatiestructuren divers en complex zijn. In veel gevallen voorkomt de huidige vormgeving van de lucratiefbelangregeling dan ook arbeidsintensieve discussies tussen de  belastingplichtige en de Belastingdienst over de vraag of sprake is van een lucratief belang, over de waardering bij de verkrijging van een lucratief belang en of er loonvoordelen zijn. Voor de Belastingdienst is deze goede afstemming gunstig omdat de Belastingdienst op die manier relatief eenvoudig toezicht kan houden.↩︎

  34. __Kamerstukken II, 2007/08, 31459, nr. 14.↩︎

  35. __Handelingen II 3 september 2008, 107, p . 7869-7871 en Handelingen I 9 december 2008, 13, p. 617.↩︎

  36. __Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization.↩︎

  37. __Artikel 11, eerste lid, onderdeel b, Wet OB 1968.↩︎