Nota van wijziging
Voorstel van wet van het lid De Hoop tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de Woningwet in verband met de bevriezing van de huren in 2025
Nota van wijziging (initiatiefvoorstel)
Nummer: 2025D18034, datum: 2025-04-18, bijgewerkt: 2025-05-27 15:41, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H.E. de Hoop, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
Onderdeel van kamerstukdossier 36698 -8 Voorstel van wet van het lid De Hoop tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de Woningwet in verband met de bevriezing van de huren in 2025 en van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en andere fiscale wetten in verband met het vervallen van de vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties en dekkingsmaatregelen daarvoor.
Onderdeel van zaak 2025Z02966:
- Indiener: H.E. de Hoop, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Onderdeel van zaak 2025Z07942:
- Indiener: H.E. de Hoop, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-03-11 16:30: Procedurevergadering commissie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-04-09 10:00: Voorstel van wet van het lid De Hoop tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de Woningwet in verband met de bevriezing van de huren in 2025 (TK 36 698) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-04-10 09:30: Procedurevergadering tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing (Procedurevergadering), tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing
- 2025-04-10 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-23 20:15: Voorstel van wet van het lid De Hoop tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de Woningwet in verband met de bevriezing van de huren in 2025 en van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en andere fiscale wetten in verband met het vervallen van de vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties en dekkingsmaatregelen daarvoor (36 698) (Plenair debat (initiatiefwetgeving)), TK
- 2025-04-24 09:30: Procedurevergadering tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing (Procedurevergadering), tijdelijke commissie Grondrechten en constitutionele toetsing
- 2025-04-24 14:15: Aanvang middagvergadering: STEMMINGEN (over het Voorstel van wet van het lid De Hoop tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de Woningwet in verband met de bevriezing van de huren in 2025 en van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en andere fiscale wetten in verband met het vervallen van de vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties en dekkingsmaatregelen daarvoor (36 698) en over moties ingediend bij het Tweeminutendebat Behandelvoorbehoud EU-voorstel SAFE en Defensie-witboek en het Tweeminutendebat Energieraad (informeel) d.d. 12-13 mei 2025) (Stemmingen), TK
- 2025-05-20 16:30: Procedurevergadering commissie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (đ origineel)
36 698 | Voorstel van wet van het lid De Hoop tot wijziging van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en de Woningwet in verband met de bevriezing van de huren in 2025 |
Nr. 8 | NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 18 april 2025 |
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift wordt toegevoegd âen van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en andere wetten in verband met de dekking doorvoeren van wijziging in fiscale wetgevingâ.
B
In de beweegreden wordt toegevoegd âen dat het tevens wenselijk is de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en andere wetten te wijzigen in verband met dekkingsmaatregelenâ.
C
Artikel I komt te luiden:
ARTIKEL I
De Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. In afwijking van het tweede, derde en vierde lid is het maximale huurverhogingspercentage voor huurovereenkomsten als bedoeld in die leden in 2025 gelijk aan nul procent en het maximale bedrag gelijk aan nul euro.
B
In artikel 12a, eerste lid, wordt âhet krachtens artikel 10, derde of vierde lid, geldende maximale huurverhogingspercentageâ vervangen door âartikel 10, vijfde lid,â.
C
In artikel 13, derde lid, wordt âhet krachtens artikel 10, tweede lid, geldende maximale huurverhogingspercentageâ vervangen door âartikel 10, vijfde lid,â.
D
Artikel II komt te luiden:
ARTIKEL II
De Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10, vijfde lid, vervalt.
B
In artikel 12a wordt âartikel 10, vijfde lid,â vervangen door âhet krachtens artikel 10, derde of vierde lid, geldende maximale huurverhogingspercentageâ.
C
In artikel 13, derde lid, wordt âartikel 10, vijfde lid,â vervangen door âhet krachtens artikel 10, tweede lid, geldende maximale huurverhogingspercentageâ.
E
Na artikel IV worden vijf artikelen ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IVa
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.14bis wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt âonderdelen a, b, c, e, f of gâ vervangen door âonderdelen a, b, c, d, e en fâ.
2. In het vijfde lid wordt âonderdelen c, e of gâ vervangen door âonderdelen c, d of fâ.
B
In artikel 4.5b, onderdelen a en b, wordt âonderdeel hâ vervangen door âonderdeel gâ.
C
In artikel 4.6 wordt âonderdeel hâ vervangen door âonderdeel gâ.
ARTIKEL IVb
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel d, onder verlettering van onderdelen e tot en met h tot onderdelen d tot en met g.
2. In het eerste lid, onderdeel f (nieuw), wordt âonderdelen a, b, c, d of eâ vervangen door âonderdelen a, b, c of dâ.
3. In het eerste lid, onderdeel g (nieuw) wordt âe, f of gâ vervangen door âd, e of fâ.
4. In het zesde lid wordt â, d en hâ vervangen door âen gâ.
5. In het achtste lid wordt âonderdelen e en gâ vervangen door âonderdelen d en fâ.
6. In het tiende lid wordt âonderdeel eâ vervangen door âonderdeel dâ.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt âonderdelen a, b, c, e, f of gâ vervangen door âonderdelen a, b, c, d, e en fâ.
2. In het tweede lid wordt âonderdelen a, b, c, e, f of gâ vervangen door âonderdelen a, b, c, d, e en fâ.
C
In artikel 4, onderdeel a, wordt âonderdelen a, b, c, en dâ vervangen door âonderdelen a, b en câ.
D
In artikel 6 wordt âeerste lid, onderdeel eâ vervangen door âeerste lid, onderdeel dâ.
E
In artikel 6b, tweede lid, wordt âeerste lid, onderdelen a, b en eâ vervangen door âeerste lid, onderdelen a, b en dâ.
F
Artikel 8e, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt âeerste lid, onderdeel gâ vervangen door âeerste lid, onderdeel fâ.
2. In onderdeel b wordt âeerste lid, onderdelen a, b, c, d en eâ vervangen door âeerste lid, onderdelen a, b, c en dâ.
G
In artikel 8f, eerste lid, onderdeel b, wordt âeerste lid, onderdelen a, b, c, d en eâ vervangen door âeerste lid, onderdelen a, b, c, en dâ.
H
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel d, wordt âeerste lid, onderdeel hâ vervangen door âeerste lid, onderdeel gâ.
2. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt âeerste lid, onderdeel hâ vervangen door âeerste lid, onderdeel gâ.
3. In het veertiende lid, onderdeel c, wordt âeerste lid, onderdeel hâ vervangen door âeerste lid, onderdeel gâ.
I
In artikel 13a, derde lid, wordt âeerste lid, onderdeel hâ vervangen door âeerste lid, onderdeel gâ.
J
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1.In het vierde lid, onderdeel d, wordt â, een onderlinge waarborgmaatschappij of een belastingplichtige als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel d,â vervangen door âof een onderlinge waarborgmaatschappijâ.
2. In het zeventiende lid vervalt de derde zin.
K
Artikel 15ab wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt âhet daaraan voorafgaande jaar enâ en wordt â50%â vervangen door â30%â.
2. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt âzesdeâ vervangen door âvijfdeâ.
L
In artikel 15ae, eerste lid, vervallen onderdelen b en d, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b (nieuw) door een punt.
M
In artikel 15b, eerste lid, onderdeel a, wordt â24,5%â vervangen door â10%â.
N
In artikel 15ba, tweede lid, wordt âtiende lid, onderdelen a, b en c, en elfde lidâ vervangen door ânegende lid, onderdelen a, b en c, en tiende lidâ en wordt âzevende en elfde lidâ vervangen door âzevende en tiende lidâ.
O
Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, wordt âvan het voorafgaande jaar en de volgende jarenâ vervangen door âvan de zes volgende jarenâ en wordt â50%â vervangen door â30%â.
2. Het vijfde en zesde lid vervallen.
P
Artikel 20a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede zin, vervalt telkens âna giftenaftrekâ.
2. Het negende lid vervalt, onder vernummering van het tiende tot en met twaalfde lid tot negende tot en met elfde lid.
3. In het negende lid (nieuw) vervallen de onderdelen d en e, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.
Q
Artikel 21 vervalt.
R
In artikel 34i wordt â50%â vervangen door â30%â.
ARTIKEL IVc
De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt âonderdelen a, b, c, e, f of gâ vervangen door âonderdelen a, b, c, d, e en fâ.
2. In het dertiende lid, onderdelen a en b, wordt âonderdelen a, b, c, e, f, of gâ vervangen door âonderdelen a, b, c, d, e en fâ.
3. In het vijftiende lid wordt âonderdelen a, b, c, e, f, of gâ vervangen door âonderdelen a, b, c, d, e en fâ.
ARTIKEL IVd
In artikel IXa, onderdeel a, van de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling wordt âeerste lid, onderdeel fâ vervangen door âeerste lid, onderdeel eâ.
ARTIKEL IVe
Artikel 1.2 van de Wet bronbelasting 2021 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt âeerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of gâ vervangen door âeerste lid, onderdelen a, b, c, d, e of fâ.
b. In onderdeel b wordt âeerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of gâ vervangen door âeerste lid, onderdelen a, b, c, d, e of fâ.
2. Het zevende lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt âeerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of gâ vervangen door âeerste lid, onderdelen a, b, c, d, e of fâ.
b. In onderdeel b wordt âeerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of gâ vervangen door âeerste lid, onderdelen a, b, c, d, e of fâ.
3. In het tiende lid wordt âeerste lid, onderdelen a, b, c, e, f of gâ vervangen door âeerste lid, onderdelen a, b, c, d, e of fâ.
F
In artikel V wordt onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. De artikelen IVa, IVb en IVc treden in werking op 1 juli 2025, met dien verstande dat artikel IVb, onderdelen J, onder 2, K, L, M, N, O, P, Q, R voor het eerst toepassing vinden met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na die datum.
Toelichting
Deze Nota van Wijziging verankert de compensatie voor woningcorporaties in het wetsvoorstel. Daarmee is verzekerd dat de noodzakelijke investeringen in nieuwbouw, onderhoud, verduurzaming en renovatie doorgang kunnen vinden. Daarmee kiest initiatiefnemer voor een fatsoenlijke huurbevriezing.
Initiatiefnemer merkt op dat er veel maatschappelijke onrust is ontstaan over de tweejarige huurbevriezing die het kabinet voorstelt.1 De voorzitter van Aedes, de branchevereniging van woningcorporaties stelt dat dit kabinet "huurders in de kou zet" en dat het "een schoffering voor huurders die geen lagere energierekening krijgen en voor iedereen die wacht op een betaalbare sociale huurwoning" is. De woonbond stelt dat "Alle goede voornemens op losse schroeven staanâ en dat âDit kabinet de sociale huursector verkleint." Het kabinet biedt immers onvoldoende structurele compensatie voor woningcorporaties. Dan betalen huurders de rekening. Het voorstel van het kabinet leidt immers tot minder nieuwbouw en langere wachtlijsten, tot minder onderhoud en meer schimmel, en minder verduurzaming en dus een hogere energierekening. Aedes, waarschuwt dat het plan van het kabinet ertoe leidt dat 170.000 betaalbare woningen niet gebouwd zullen worden, of dat 1,4 miljoen woningen niet kunnen worden verduurzaamd. Bovendien bevat de voorjaarsnota een structurele bezuiniging op de huurtoeslag. Het kabinet misbruikt de huurbevriezing om begrotingsproblemen op te lossen.
Het kabinet laat zien dat er verschillende varianten bestaan om een huurbevriezing vorm te geven. De initiatiefnemer kiest voor een fatsoenlijke huurbevriezing, waarbij huurders daadwerkelijk profiteren en investeringen in nieuwbouw, onderhoud, verduurzaming en renovatie doorgang kunnen vinden. Het is wat initiatiefnemer onverantwoord dat het kabinet de bouw van tienduizenden betaalbare woningen in gevaar brengt.
De initiatiefnemer stelt daarom voor om de compensatie die hij in de memorie van toelichting aangaande deze initiatiefwet voor de bevriezing van de huren in 2025 heeft voorgesteld, ook wettelijk vast te leggen. De Kamer kan dan een keuze maken tussen de fatsoenlijke huurbevriezing die initiatiefnemer voorstelt, en het kabinetsvoorstel dat de wooncrisis zal verergeren.
Om te waarborgen dat woningcorporaties de woningbouwdoelen uit de NPA kunnen blijven realiseren, is het van groot belang dat voldoende compensatie wordt geboden. Vanwege staatssteunregels mag een overheid niet zomaar geld geven aan woningcorporaties. Daarom stelt de initiatiefnemer voor om woningcorporaties te vrijwaren van hun plicht tot het betalen van de vennootschapsbelasting (vpb), zoals dat voor 2008 ook het geval was. Dat levert woningcorporaties in 2025 ongeveer âŹ700 miljoen op. Dit loopt de komende jaren structureel op tot ongeveer âŹ1,5 miljard. De effecten op de inkomsten van woningcorporaties als gevolg van de huurbevriezing, ongeveer âŹ700 miljoen, worden daarmee volledig gecompenseerd. De vrijwaring van de vpb voor woningcorporaties gaat in per 1 juli 2025, omdat woningcorporaties in hun bedrijfsvoering geen rekening hebben gehouden met een huurbevriezing, en ongemak kunnen ondervinden wanneer ze langer op compensatie moeten wachten. Deze maatregel is door het CPB economisch en juridisch getoetst.
Om de gederfde belastinginkomsten te dekken, stelt de initiatiefnemer voor om binnen de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 twee aanpassingen te doen die eveneens te vinden zijn in de CPB-doorrekeningen van meerdere partijprogrammaâs, onder meer van de VVD.
Als eerste wordt de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting aangescherpt tot 30% van de jaarwinst boven de âŹ1 miljoen euro, de âcarry forwardâ wordt beperkt naar zes jaar en de âcarry backâ wordt afgeschaft. Dit is een lastenverzwaring voor bedrijven van âŹ800 miljoen.
Als tweede wordt de renteaftrek boven âŹ1 miljoen euro beperkt tot 10% van de gecorrigeerde winst. Dit is een lastenverzwaring voor bedrijven van âŹ700 miljoen.
Omdat woningcorporaties middels onderhavige Nota van Wijziging worden gevrijwaard van het betalen van vennootschapsbelasting, gelden deze lastenverzwaringen niet voor hen. De combinatie van de voorgestelde twee maatregelen leidt tot een structurele baat van âŹ1.5 miljard voor de Rijksbegroting, waarmee de afschaffing van de vpb voor woningcorporaties op termijn in zijn geheel gedekt kan worden.
Tot slot bevat deze Nota van Wijziging een kleine aanpassing die nodig is om de huurcommissie de mogelijkheid te geven de âhuurbevriezingâ waarin het wetsvoorstel voorstel goed uit te voeren van 1 juli 2025 tot en met 30 juni 2026.
Onderdeelsgewijze toelichting:
Onderdelen A en B
Deze wijzigingen in het opschrift en de beweegreden zijn noodzakelijk geworden in verband met de dekkingsmaatregelen die liggen op fiscaal terrein.
Onderdeel C
Artikel 13, derde lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte bepaalt dat de huurcommissie huurverhogingsvoorstellen toetst aan het maximale huurverhogingspercentage dat krachtens artikel 10, tweede lid, van die wet is vastgesteld.
Als gevolg van artikel I, onderdeel A, van het wetsvoorstel wordt de huurprijs voor 2025 âbevrorenâ. De huurcommissie moet eventuele huurverhogingsvoorstellen voor 2025 derhalve toetsen aan die âbevriezingâ. De voorgestelde wijziging van artikel 13, derde lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte, voorziet daarin.
In onderdeel B van het onderdeel D van deze nota van wijziging is voorzien in het vervallen van de verplichte toetsing aan de âhuurbevriezingâ na het eindigen daarvan per 30 juni 2026.
Onderdeel E
Met dit onderdeel worden aan het wetsvoorstel vijf artikelen toegevoegd waarmee de vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties vervalt. Ter dekking daarvan wordt voorgesteld om het percentage voor het bepalen van de aftrekruimte in de generieke renteaftrekbeperking te verlagen en om de verliesverrekeningsregels in de vennootschapsbelasting aan te scherpen.
De afschaffing van de vennootschapsbelastingplicht voor woningcorporaties is een vorm van staatssteun. Omdat deze steun bedoeld is om de gederfde inkomsten als gevolg van de huurbevriezing te compenseren, meent de indiener dat deze maatregel binnen de kaders blijft die de Europese Commissie hanteert voor steun aan woningcorporaties. Het kabinet zal hierover in contact moeten treden met de Europese Commissie en de indiener heeft er vertrouwen in dat de Europese Commissie zal instemmen. De vennootschapsbelasting die de woningcorporaties niet hoeven te betalen, kunnen zij inzetten ten behoeve van de aan hen opgedragen Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB); nieuwbouw, verduurzaming en onderhoud. Die DAEB-werkzaamheden kunnen de woningcorporaties dan ondanks de gederfde inkomsten toch blijven uitvoeren.
Met betrekking tot de generieke renteaftrekbeperking heeft dit voorstel tot gevolg dat de aftrekbaarheid van het verschil tussen de rentelasten ter zake van geldleningen en de rentebaten ter zake van geldleningen (saldo aan renten) wordt beperkt voor zover dat saldo meer bedraagt dan het hoogste van 10% van de gecorrigeerde winst van de belastingplichtige en het drempelbedrag, genoemd in artikel 15b, eerste lid, onderdeel b, Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Het percentage bedraagt nu 24,5% van de gecorrigeerde winst.
Thans geldt dat verliezen in een jaar slechts verrekend kunnen worden met de belastbare winsten van het voorafgaande jaar en de volgende jaren tot een bedrag van âŹÂ 1.000.000 vermeerderd met 50% van de belastbare winst van dat jaar, nadat die winst is verminderd met een bedrag van âŹÂ 1.000.000. Met dit voorstel wordt voorgesteld om deze regels voor verliesverrekening in de vennootschapsbelasting aan te scherpen door het percentage van 50% te verlagen tot 30%. Daarnaast wordt voorgesteld om verliezen slechts verrekenbaar te laten zijn met belastbare winsten in de zes volgende jaren. Achterwaartse verliesverrekening komt met de voorgestelde maatregel geheel te vervallen.
In samenhang met de aanscherping van de verliesverrekeningsregels in de vennootschapsbelasting, komen bepalingen die betrekking hebben op de achterwaartse verliesverrekening te vervallen of worden deze aangepast, alsmede wordt het percentage van 50% in een overgangsbepaling vervangen door 30%.
Onderdeel F
De voorgestelde wijzigingen ten aanzien van de vennootschapsbelastingplicht moeten tegelijk met de huurbevriezing in werking treden aangezien ze gelden als tegemoetkoming voor de gederfde inkomsten. Omdat de huurbevriezing een structurele inkomstendaling ten gevolge heeft, is het zaak dat de vennootschapsbelastingplicht permanent wordt afgeschaft. Die wijzigingen worden daarom niet per 30 juni 2026 weer teruggedraaid.
H.E. De Hoop