Beantwoording resterende vragen gesteld tijdens het commissiedebat klimaatakkoord gebouwde omgeving van 9 april 2025
Integrale visie op de woningmarkt
Brief regering
Nummer: 2025D18477, datum: 2025-04-23, bijgewerkt: 2025-04-24 15:50, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Ooit BBB kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 32847 -1324 Integrale visie op de woningmarkt.
Onderdeel van zaak 2025Z08122:
- Indiener: M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- Volgcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-04-24 12:25: Tweeminutendebat Klimaatakkoord gebouwde omgeving (CD 9/4) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
- 2025-04-24 14:29: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-05-20 16:30: Procedurevergadering commissie Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Preview document (🔗 origineel)
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
Nr. 1324 Brief van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2025
In het commissiedebat klimaatakkoord gebouwde omgeving van 9 april jl. ben ik niet in de gelegenheid geweest alle vragen van uw Kamer in eerste termijn te beantwoorden. Zoals toegezegd in het commissiedebat beantwoord ik deze vragen met deze brief schriftelijk.
Het gaat om de beantwoording van vragen over de volgende thema’s:
Duurzaamheidseisen in de bouw
Klimaatadaptatie
Overig
Duurzaamheidseisen in de bouw
Vraag:
Mevrouw Kostić (PvdD) stelde de vraag of aanscherping van de Milieuprestatie gebouwen (MPG)-eis niet juist belangrijk is met het oog op de inzet van circulaire materialen. Daarnaast vroeg zij of het voornemen om de eis niet aan te scherpen niet haaks staat op deze ambities ten aanzien van materiaalgebruik. Ten slotte vroeg zij waarom de minister ingaat tegen de wens van sectorpartijen die ook al hebben voorgesorteerd op de voorgenomen aanscherping.
Antwoord:
Ik zie het belang dat wordt geschetst, zowel het belang van beschikbaarheid van bouwmaterialen en als voor het milieu. Op dit moment voer ik echter niet de aanscherping van de milieuprestatie-eis voor woningen door. Die is dan ook niet opgenomen in de voorliggende wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving Bbl).
Besluitvorming hierover zal plaatsvinden in de loop van 2025 in het kader van het programma “Schrappen Tegenstrijdige en Overbodige Eisen en Regelgeving” – kortweg STOER. Dit doe ik omdat ik meer duidelijkheid wil over de effecten op de meerkosten daarvan en mogelijke belemmering voor de woningbouwopgave. Hiernaar loopt nog vervolgonderzoek. Ik streef ernaar om mijn inhoudelijke reactie op dat punt in het kader van STOER nog vóór deze zomer aan uw Kamer te sturen.
Wat ik al wel heb voorgesteld aan uw Kamer, is een aanscherping van de milieuprestatie-eis voor kantoren. Ook de eisen voor andere gebruiksfuncties in het Bbl en het aanwijzen van een herziene versie van de bepalingsmethode maken onderdeel uit van het voorstel.
Ik realiseer mij dat er koplopende partijen zijn die hebben geanticipeerd op een voorgenomen scherpere eis, die oorspronkelijk was gepland voor 2025. In algemene zin juich ik steeds verdergaande verduurzaming van de bouw toe, zolang de business cases geen belemmering vormen, waarbij de vraag goed is goed genoeg ook mag worden gesteld.
Vraag:
De heer Grinwis (CU) vroeg wat het uitstel van de wijziging van de MPG betekent voor het halen van de klimaatdoelen en hoe de minister aankijkt tegen het sturen op CO2.
Antwoord:
Het uitstel van de wijziging van de milieuprestatie gebouwen voor woningen heeft geen direct effect op het bereiken van de klimaatdoelen. Hoewel in een bouwwerk opgeteld de klimaateffecten samenkomen, die in klimaatsectoren industrie, landbouw en mobiliteit zijn veroorzaakt, waarvoor wel klimaatdoelen zijn gesteld, is voor bouwwerken geen klimaatdoel gesteld. De klimaatsector gebouwde omgeving ziet op de CO2-emissies van het operationele energiegebruik van bouwwerken (veelal aardgas voor verwarming).
De sturing op CO2-emissies (inclusief de CO2-equivalenten) in de bouwsector verloopt via Europees en nationale wetgeving. Gelijktijdig is het beleidsmatige onderscheid tussen sturing op CO2-emissies van bouwproducten en bouwwerken van belang.
Op Europees niveau speelt de herziene Bouwproductenverordening (CPR), die thans wordt geïmplementeerd. Deze verordening geldt voor de meeste bouwproducten die in de interne markt worden verhandeld. Vooralsnog leidt deze verordening tot de verplichting aan leveranciers van bouwproducten om een milieuverklaring op te stellen, waaruit ook blijkt hoeveel CO2-emissies gepaard gaan met hun bouwproduct. Deze verplichting gaat materieel in op het moment dat voor de eerste bouwproductgroep de bepalingsmethode is geharmoniseerd.
Daarnaast is vorig jaar op Europees niveau de EPBDIV vastgesteld, waarin de opdracht is opgenomen om op gebouwniveau voor alle nieuwe bouwwerken de zogenaamde Whole Life Cycle Global Warming Potential te berekenen. Hieruit volgt het aantal kilogrammen CO2(equivalenten), die tijdens de levensduur van een bouwwerk worden uitgestoten. Hierbij gaat het allereerst om de CO2-emissies vanaf de winning van de grondstoffen tot aan de CO2-emissies bij eindelevensduur van een bouwwerk en eventueel hergebruik van de grondstoffen. Daarnaast wordt in die WLC GWP ook meegenomen hoeveel CO2-emissies zich voordoen vanwege energiegebruik in een bouwwerk in 50 jaar. De wijze waarop ik dit wil vormgegeven in Nederland, is thans onderwerp van onderzoek. Hierbij zal te doen gebruikelijk de bouwsector worden betrokken.
Bovendien zijn in de Europese regelgeving ondersteunende prikkels van kracht om te verduurzamen. Dit raakt grote CO2-emiterende leveranciers van bouwproducten. Daarbij valt te denken aan Emission Trade System (ETS) en Carbon Border Adjustment Mechanisme (CBAM).
Op nationaal niveau is daarnaast sinds 2018 de milieuprestatie gebouwen van kracht. Met dit wettelijke instrument wordt gestuurd op de brede milieueffecten die gepaard gaan met de toepassing van materialen in een nieuwe woning of kantoor. Het belangrijkste milieueffect hierin is CO2-emissie. Met het wijzigingsvoorstel van het BBL, zoals ik dat aan uw Kamer heb gestuurd, wil ik de milieuprestatie-eis gebouwen verbreden naar de meeste andere type gebouwen (i.c. utiliteitsgebouwen).
Vraag:
De heer Mooiman (PVV) vroeg wat de minister vindt van het voorstel van de adviescommissie STOER om de MPG-eis niet aan te scherpen.
Antwoord:
Ik heb besloten om de aanscherping van de milieuprestatie-eis voor woningen een plek te geven in STOER zoals ik in voorgaande vragen heb aangegeven. Dit doe ik omdat ik meer duidelijkheid wil over de effecten op de meerkosten en de woningbouwopgave. Hiernaar loopt nog vervolgonderzoek.
Ik kan nog niet ingaan op het onlangs gepubliceerde concept-advies van STOER. Zodra het definitieve advies van STOER aan mij is aangeboden, zal ik de adviezen wegen en daar inhoudelijk op reageren. Ik streef ernaar om mijn inhoudelijke reactie betreffende de milieuprestatie-eis voor woningen nog vóór deze zomer aan uw Kamer sturen.
Vraag:
De heer Mooiman (PVV) vroeg naar de gevolgen voor de bouwsector van voorstellen van de Europese Commissie (EC) voor de Whole Live Carbon eisen (WLC). Mevrouw Kröger (GL/PvdA) vroeg of een systeem waar we sturen op CO2 niet versneld kan worden ingevoerd.
Antwoord:
Zoals ik hiervoor aangaf, werk ik aan de implementatie van de WLC-GWP. Ik volg hierbij het tijdpad dat in de EPBD-IV is gegeven en zie weinig mogelijkheden daarin te versnellen. In het kort komt dat op het volgende neer. Voor de zomer wil ik uw Kamer informeren over de wijze waarop we de EPBD-IV, inclusief de WLC-GWP zullen implementeren. In 2025 maken we de opzet van de bepalingsmethode en werken we de grenswaarden (eis) uit. Uiterlijk in januari 2027 moet een zogeheten routekaart bij de Europese Commissie worden ingediend waarin wordt aangegeven welke grenswaarden WLC-GWP bij nieuwbouw vanaf 2030 per gebouwtype gaan gelden. Die grenswaarden die in 2030 gaan gelden worden dan dus openbaar. Vanaf 1 januari 2028 volgt de verplichting bij nieuwe gebouwen met een gebruiksoppervlakte groter dan 1.000m2 een WLC-GWP berekening te maken en de score daarvan te vermelden op het energielabel. Er geldt dan nog geen grenswaarde voor die gebouwen. Vanaf 1 januari 2030 volgt de verplichting om voor alle nieuwe gebouwen een WLC-GWP berekening te maken, het resultaat hiervan te vermelden op het energielabel, en vanaf die datum geldt ook de verplichting voor alle nieuwe gebouwen om aan een grenswaarde te voldoen. Wat de introductie van een nieuwe duurzaamheidseis in de bouw betekent voor de bouwpraktijk zal zoals gebruikelijk onderdeel zijn van dit implementatieproces.
Vraag:
De heer Mooiman (PVV) vroeg of de minister een toelichting kan geven op de CSRD-regelgeving die verplichte duurzaamheidsrapportages en extra kosten met zich meebrengen. Hoe verhoudt zich dat tot het voornemen de regeldruk vanuit Europa te verlagen?
Antwoord:
De Europese Commissie is bezig met een aantal voorstellen om de concurrentiekracht van het Europees bedrijfsleven te verbeteren. Onderdeel hiervan is het versimpelen van regelgeving via de Omnibus voorstellen. Er wordt in het eerste Omnibus voorstel, dat op 25 februari is gepresenteerd, onder andere gekeken naar de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), de richtlijn waarin is vastgelegd welke bedrijven verplicht moeten rapporteren over de impact van hun bedrijfsactiviteiten. De Commissie wil de lidstaten twee jaar uitstel bieden voor het implementeren van de CSRD.
De Commissie stelt voor de reikwijdte van de rapporteringsverplichting in de CSRD te beperken tot alle grote ondernemingen en grote groepen van ondernemingen met meer dan 1.000 werknemers, die hetzij een netto omzet van meer dan EUR 50 miljoen, hetzij een balanstotaal van meer dan EUR 25 miljoen hebben. Die grens van 1.000 werknemers is nieuw ten opzichte van de eerdere CSRD en geldt ook voor onder meer beursvennootschappen. De CSRD zal aldus niet langer van toepassing zijn op grote ondernemingen met minder dan 1000 werknemers en beursgenoteerde MKB-ondernemingen. Verder zal de Commissie op het gebied van de standaarden afzien van het opstellen van sectorspecifieke standaarden. Zij heeft ook toegezegd de eerste set European Sustainability Reporting Standards (ESRS) te zullen herzien door deze te vereenvoudigen en te stroomlijnen om ook daar de lasten te verminderen.
Over dit voorstel is een BNC-fiche opgesteld. Minister Veldkamp heeft dit fiche op 24 maart aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 22 112, nr. 4012). Minister Klever heeft uw Kamer op 7 april verder geïnformeerd. Het kabinet staat positief tegenover het voorstel uitstel tot uitstel van CSRD. Dit biedt zo snel mogelijk duidelijkheid en voorkomt dat bedrijven voorbereidingen moeten treffen en daardoor kosten moeten maken, die achteraf mogelijk overbodig zijn, omdat zij buiten de gewijzigde reikwijdte van de CSRD komen te vallen of omdat de verplichtingen worden verminderd.
Het kabinet staat ook positief tegenover het doel van het voorstel tot aanpassing van de CSRD. Het doel om investeerders te laten beschikken over de informatie die zij nodig hebben om de klimaatrisico’s en de risico’s ten aanzien van de andere duurzaamheidsfactoren in te schatten van de bedrijven waarin zij willen investeren, blijft volgens de Commissie gehandhaafd voor de bedrijven waarop de CSRD van toepassing is. Het kabinet hecht eraan dat die doelstellingen niet uit het oog worden verloren en dat er tegelijkertijd een ambitieus voorstel ligt dat rekening houdt met de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Het voorstel doet recht aan de oproep uit het rapport van Mario Draghi “The Future of European Competitiveness” om het concurrentievermogen van de EU te versterken, waarbij hij aandacht vraagt voor de administratieve lasten en nalevingskosten van de CSRD. Het kabinet zal het door de Commissie gevonden evenwicht tussen het handhaven van de uitgangspunten van de CSRD en het verlichten van de lasten in de onderhandelingen nauwlettend in de gaten houden en bewaken, waarbij zij streeft naar een significante reductie van de administratieve lasten voor ondernemingen.
Vraag:
De heer Grinwis (CU) vroeg hoe de minister boeren gaat uitleggen dat ze nog moeten wachten op een aantrekkende markt voor biobased bouwen.
Antwoord:
Laat ik vooropstellen dat het grootste deel van de normering doorgaat: een scherpere milieuprestatie-eis voor kantoren en een verbreding van de eis naar andere gebruiksfuncties. Ook ben ik de implementatie van de WLC-GWP vanuit de EPBD-IV gestart zoals hierboven beschreven. Dit bevordert ook de vraag naar biobased bouwproducten.
Daarnaast blijf ik via de Nationale Aanpak Biobased Bouwen (NABB) inzetten op stimulering. Zo zetten we overal in het land ketens van boeren, verwerkers en bouwers op, zodat boeren ook afzet hebben voor hun geteelde gewassen.
Verder stimuleer ik de toepassing van biobased bouwproducten op de volgende manieren:
sinds vorig jaar geldt een hogere subsidie voor milieuvriendelijk biobased isolatiemateriaal in de subsidieregelingen voor woningeigenaren (ISDE/SVVE);
via de regeling Milieu-investeringsaftrek (MIA) is er een fiscale stimulans voor bouwen met een lage milieu-impact met onder meer biobased bouwproducten.
Vraag:
De heer De Groot (VVD) geeft aan dat gemeenten geen extra eisen mogen stellen boven op het Bbl maar geeft aan dat er nog steeds gemeenten zijn die extra eisen hebben. De heer De Groot vraagt hoe de minister hier mee omgaat.
Antwoord
Het Bbl regelt landelijk en uniform dat bouwwerken veilig, gezond, bruikbaar en duurzaam zijn. Strengere lokale regels zijn inderdaad niet toegestaan. Dat is in de Woontop-afspraken nog eens bevestigd. Ontwikkelaars en bouwers hoeven dus geen zwaardere eisen dan landelijk geldende regelgeving te accepteren van gemeenten als het gaat om gebouwen. Zij zijn uitgenodigd om dit aan de orde te stellen aan de lokale/regionale versnellingstafels Woningbouw. Er kan vervolgens worden geëscaleerd naar de landelijke versnellingstafel als de extra eisen een belemmering vormen voor onder andere sluitende business cases op woningbouwprojectniveau. Op basis van die escalatie kan ik zo nodig passende maatregelen nemen.
Vraag
De heer Van Houwelingen (FvD) vroeg of de minister de kostenstijging van
€ 100.000,- voor nieuwe woningen herkent door verduurzamingsmaatregelen zoals een warmtepomp.
Antwoord:
Kostenstijging van nieuwbouw door extra verduurzamingsmaatregelen is een feit. Echter, €100.000,- herken ik niet. De kern bij alle verduurzamingsmaatregelen is de mogelijkheid deze terug te verdienen in de tijd. In de regelgeving voor nieuwbouw volgend uit Europese regelgeving wordt bij iedere aanscherping goed gekeken naar de kostenoptimaliteit daarvan. Betere isolatie en of een warmtepomp in de nieuwbouw leidt uiteindelijk tot een lagere energierekening en dus lagere woonlasten.
Klimaatadaptatie
Vraag:
Mevrouw Kostić (PvdD) gaven aan dat gemeenten en bouwende partijen een meer natuurinclusieve gebouwde omgeving bepleiten. Mevrouw Kostić vroeg hoe de minister groen gaat omarmen. Mevrouw Welzijn (NSC) vroeg wat de minister gaat doen voor de versteende wijken waar hittestress een probleem is en hoe wordt voorkomen dat hittestress bij nieuwe wijken ontstaat.
Antwoord
Groen is een goed middel om een prettige leefomgeving te realiseren. De groenopgave in en om bebouwd gebied is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Vanuit het Rijk ondersteunen we hierin door het beschikbaar stellen van kennis via onder andere de handreiking groen in en om de stad en via het platform KAN (Klimaatadaptief bouwen met de natuur) van de bouwsector.
Daarnaast werk ik aan de implementatie van de EU-natuurherstelverordening waar het gaat over stedelijke ecosysteemgebieden. Ik zal in de hitte-aanpak nader toelichten wat het Rijk en andere partijen al doen. Ik ben voornemens om de hitte-aanpak samen met de minister van I en W en de staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport vóór deze zomer naar uw Kamer te sturen. Daarnaast is voor nieuwbouw in de bouwregelgeving opgenomen dat alle nieuwe woningen en appartementen rekening moeten houden met het risico op oververhitting (de ‘TO-juli’ eis).
Vraag:
Mevrouw Kostić (PvdD) vroeg of de minister kan toezeggen dat er een Kamerbrief komt met een uitleg over de Agenda Natuurinclusief.
Antwoord
De staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), is primair verantwoordelijk vanuit het Rijk voor de Agenda Natuurinclusief en kan u daarover informeren. Uitvoering van de Agenda vindt plaats in een Publiek-private samenwerking (PPS)-constructie van overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven verdeeld over tien domeinen, waaronder domein bouw. Natuurinclusieve bouw en gebiedsinrichting stimuleer ik via bijvoorbeeld ‘Groen in en om de stad’, de ondersteuning van het platform KAN (Klimaatadaptief bouwen met de Natuur) van de bouwsector en via de inzet op natuurinclusief isoleren en eDNA.
Vraag:
Mevrouw Welzijn (NSC) vroeg hoe de minister aankijkt tegen een landelijke instructieregel voor gemeenten om te verplichten dat zij het aanbrengen van gevelgroen vergunningsvrij maken.
Antwoord:
Gevelgroen kan bijdragen aan vermindering van hittestress, een groen straatbeeld en zorgen voor gelijk blijven of toename van stedelijk groen. Ik laat het aan gemeenten om hier zelf een afweging in te maken.
3. Overig
Vraag:
Mevrouw Wijen-Nass (BBB) en de heer Grinwis (CU) vroegen hoe de minister aankijkt tegen gemeenten die zelf nog geen energielabel C gebouw hebben maar vervolgens wel de taak hebben om te handhaven.
Antwoord:
Op dit moment voldoet gemiddeld 81% van het kantooroppervlak aan de energielabel C verplichting. Het gaat goed met de naleving van de energielabel C verplichting. Uiteraard is het belangrijk dat ook het vastgoed van gemeenten wordt verduurzaamd. Het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) is bevoegd gezag voor het handhaven van de label C verplichting voor kantoren. In sommige gevallen hebben zij dit gemandateerd aan Omgevingsdiensten. Alle gemeenten hebben bij de invoering van de verplichting extra middelen gekregen voor handhaving op label C. Ik heb er vertrouwen in dat gemeenten zichzelf ook kritisch bekijken en dat zij hun uiterste best doen om hun vastgoed te verduurzamen. Bij een handhavingsverzoek heeft het college van B&W een beginselplicht tot handhaving. De tweedelijnstoezichthouder (Gedeputeerde Staten van de Provincie) kan bij taakverwaarlozing optreden. Ook hebben we vanuit VRO via een brief gemeenten aangespoord om aandacht te geven aan de voorbeeldrol die zij hebben.
Vraag
Mevrouw Kröger (GL/PvdA) vroeg of er extra geld komt voor de verduurzaming van schoolgebouwen.
Antwoord:
Het dossier van onderwijshuisvesting valt onder de staatssecretaris voor Funderend Onderwijs. Het verduurzamen van de gebouwenportefeuille van de gebouwen voor primair, voortgezet en gespecialiseerd onderwijs hoort hierbij.
VRO ondersteunt het maatschappelijk vastgoed bij het realiseren van verduurzaming met de DUMAVA-subsidie. Schoolbesturen en gemeenten kunnen gebruik maken van de DUMAVA voor het verduurzamen van bestaande schoolgebouwen. We zien een toename in het gebruik door primair onderwijs. Van 2 juni tot en met 31 oktober 2025 wordt de DUMAVA opengesteld voor nieuwe aanvragen. Daarnaast werk ik aan voordelige en toegankelijke leningen voor het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed, waaronder ook scholen.
Vraag:
Mevrouw Beckerman (SP) en mevrouw Kröger (GL/PVDA) vroegen wanneer er een oplossing komt voor huurders als gevolg van het afschaffen van de salderingsregeling.
Antwoord
Ik begrijp de zorgen van mevrouw Beckerman over de gevolgen voor huurders van de afschaffing van de salderingsregeling. De salderingsregeling valt binnen het beleidsterrein van KGG. Mijn beleid richt zich op de huursector in het algemeen. Met de Nationale Prestatieafspraken is onder andere afgesproken dat isolatie niet leidt tot een hogere huur. Daarnaast worden de energielabels EFG uitgefaseerd en is de huurtoeslag verhoogd. In Q3 van 2025 laat ik wel de EPV-bedragen herijken, die gebaseerd zullen zijn op geactualiseerde gegevens, zoals de terugleverkosten en energieprijzen. Over eventuele andere vervolgstappen wordt u geïnformeerd bij het publiceren van het onderzoek naar de gevolgen van de afschaffing voor huurders. Dat zal ik binnenkort, mede namens de minister van KGG, naar uw Kamer zal sturen.
Vraag
Mevrouw Rooderkerk (D66) vroeg de minister of ze het beeld deelt dat het eigen gebruik van zonnepanelen van belang is. Ze vroeg of er in de ISDE niet een “flex” bonus kan worden opgenomen om het zelfgebruik te stimuleren.
Antwoord:
Bevorderen van eigen gebruik van stroom van zonnepanelen is zeker van belang.
De overheid zet in op algemene bewustwording van efficiënt gebruik via de overheidscampagne ‘Zet ook de knop om’. Verder heeft de minister van KGG toegezegd om met Milieu Centraal in gesprek te gaan om hun voorlichting op dit specifieke onderwerp uit te breiden. De toename van terugleverkosten en aflopen van de salderingsregeling bieden ook financiële prikkels voor eigen verbruik.
De ISDE is niet een logisch instrument om dit (verder) te stimuleren. In de ISDE past het niet om financiële prikkels te geven voor het gebruik van de soort energie (wat de ISDE wel doet is stimuleren van het plaatsen van duurzame warmteapparaten en isolatie). Om een warmtepomp af te stemmen op de beschikbaarheid van eigen zonnestroom is slimme aansturing nodig. Op dit moment is er geen adequate norm voor slimme warmtepompen die binnen de ISDE gehanteerd kan worden. Dit onderzoeken we wel.
Vraag:
Mevrouw Rooderkerk (D66) vroeg of er iets gedaan kan worden aan de agressieve marketingaanpak bij de verkoop van thuisbatterijen.
Antwoord
De ACM beoordeelt als onafhankelijk toezichthouder of handelspraktijken onrechtmatig zijn. Wanneer hier sprake van blijkt te zijn, dan kan de ACM optreden. Bij het bepalen van vervolgstappen staat het effect van optreden centraal: naast het bestraffen van eventuele overtredingen wordt daarbij meegewogen hoe de onderliggende oorzaken kunnen worden aangepakt en herhaling kan worden voorkomen. De minister KGG gaat in gesprek met de ACM om te vragen naar deze praktijken en de aanpak ervan waar mogelijk te faciliteren.
Vraag:
Mevrouw Rooderkerk (D66) gaf aan dat met houtbouw makkelijk woonlagen kunnen worden toegevoegd. Aedes heeft de noodklok geluid over de kosten die hiermee gepaard gaan en de regelgeving. Mevrouw Rooderkerk vroeg welke acties de minister hierop onderneemt.
Antwoord:
Het toevoegen van woonlagen aan bestaande gebouwen begint bij
inzicht in de potentie die deze gebouwen hebben om beter benut te
worden. Ik werk nu een financiële ondersteuning uit waarmee ik gemeenten
help om samen met corporaties en marktpartijen potentiescans uit te
voeren. Deze scans geven gemeenten gedetailleerd inzicht in de ‘Beter
Benutten’-potentie in hun gebied.
Daarnaast geldt voor optoppen dat ik vijf gemeenten volg en ondersteun met het maken van een gebiedsgerichte aanpak. Deze groep wordt uitgebreid met meerdere gemeenten zodat ik ook kan leren hoe andere toevoegingen zoals splitsen, aanplakken en uitplinten ook meegenomen kunnen worden in een gebiedsgerichte aanpak. De gemeenten worden ondersteund bij de realisatie van de eerste locaties met financiële middelen, expertise en een kennisnetwerk De leringen die worden getrokken uit hun ervaringen worden landelijk toegepast. De eerste resultaten deel ik eind Q2 dit jaar met de Kamer.
Vraag:
De heer Flach (SGP) vroeg naar de mogelijkheden voor de inzet van baatbelasting om woningen te verduurzamen
Antwoord
Zoals ik in het debat al kort aangaf heb ik in het debat over de Klimaat- en Energieverkenning van 11 maart 2025 en ook eerder per Kamerbrief aangegeven waarom het gebruik van de baatbelasting juridisch kwetsbaar is1. De uitoefening van harde bevoegdheden, zoals het heffen van belastingen, is naar zijn aard beperkt tot de gemeentelijke huishouding of moet terug te leiden zijn tot expliciete wettelijke bevoegdheden. Die ontbreken hier. De heer Flach vroeg of ik in gesprek wil gaan met de twee gemeenten die deze constructie gebruiken. Vorig jaar hebben hierover gesprekken plaatsgevonden met deze gemeenten.
Vraag:
De heer de Groot (VVD) vroeg of de (complexe) vergunningverlening voor monumenten ook meegenomen kan worden in STOER.
Antwoord:
In STOER wordt verkend of vergunningverlening kan worden versneld. Het is aan de adviesgroep om monumenten hierin mee te nemen.
Vraag:
De heer Flach (SGP) vroeg naar een aanpassing van de waardering van warmtenetten in het energielabel.
Antwoord
Er wordt nu gerekend met vastgestelde (forfaitaire) waarde voor het warmtenet in het energielabel. Het energielabel dient namelijk om de energieprestatie van woningen met elkaar te kunnen vergelijken en niet om de energieprestatie van het (warmte)net te duiden. Een overstap op een warmtenet levert vaak geen lagere energierekening op voor de bewoner. Bij een aanpassing van deze waardering zoals door u voorgesteld wordt er een beter energielabel gehaald zonder dat er maatregelen zijn getroffen in of aan de woning zelf, zoals isolatie. De maximale huurprijs die gevraagd mag worden onder het woningwaarderingsstelsel zal stijgen, terwijl dat geen lagere energierekening oplevert. Een wijziging hiervan moet dus zorgvuldig gebeuren. Ik zal overwegen om de waardering van warmtenetten aan te passen bij de modernisering van de bepalingsmethode van het energielabel naar aanleiding van de EPBD IV. Voor de nieuwbouwnormen (BENG-normen) wordt overigens al reeds gerekend met de specifieke waarden voor het warmtenet.
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
M.C.G. Keijzer
Kamerstukken 2024 – 2025, 32 847, nr. 1288↩︎