Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de internationale inzet van Nederlandse militairen, civiele experts en politiefunctionarissen 2025 - 2028 (Kamerstuk 29521-493)
Nederlandse deelname aan vredesmissies
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D18623, datum: 2025-04-23, bijgewerkt: 2025-04-23 15:37, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: L.B. Blom, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z06576:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Medeindiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Medeindiener: R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- Medeindiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Volgcommissie: vaste commissie voor Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-04-08 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-10 15:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-04-23 14:00: Internationale inzet van Nederlandse militairen, civiele experts en politiefunctionarissen 2025 - 2028 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (š origineel)
29521 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld, ... 2025 Nr. 493 Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 4 april 2025 over Internationale inzet van Nederlandse militairen, civiele experts en politiefunctionarissen 2025 ā 2028 (Kamerstuk 29521, nr. 493). De op 23 april 2025 aan de minister toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van ⦠toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt. De voorzitter van de commissie, Klaver De adjunct-griffier van de commissie, Blom Inhoudsopgave I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie II Antwoord / Reactie van de minister III Volledige agenda I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet inzake de internationale inzet van Nederlandse militairen, civiele experts en politiefunctionarissen 2025-2028. Zij stellen daar graag enkele vragen aan de minister over. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet anders om wil gaan met de Nederlandse bijdragen aan missies en operaties vanwege de focus op hoofdtaak 1 van de krijgsmacht en dat het kabinet hierbij stelt dat deze eerst en vooral moeten bijdragen aan de Nederlandse veiligheidsbelangen. Kan het kabinet zo gedetailleerd mogelijk het nieuwe toetsingskader van deze veiligheidsbelangen toelichten? Hoe zal dit kader verschillen t.o.v. het beleid vóór de wijziging? Wat is het kabinet concreet van plan om anders te doen met de inzet van de krijgsmacht? Wat valt er bijvoorbeeld weg en wat gaat de krijgsmacht juist meer doen in het kader van de Nederlandse veiligheidsbelangen? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet zes Nederlandse belangen onderscheidt bij de beoordeling van missies en operaties. Het kabinet schrijft dat het āzich sterk maakt om migratie en grensbeheer, waar relevant, in toekomstige mandaten op te nemen.ā Kan het kabinet zo gedetailleerd mogelijk toelichten welke rol zij weggelegd ziet voor missies onder de vlag van het Europees gemeenschappelijk veiligheid- en defensiebeleid (GVDB) om irreguliere migratie tegen te gaan? Heeft het kabinet hier al voorstellen over rondgestuurd in Brussel of in Europese hoofdsteden? Zo ja, kan het kabinet deze met de Kamer delen? Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie De leden van de VVD-fractie vinden het van belang dat Nederland en Europese landen zelfstandig (kleinschalige) missies kunnen uitvoeren. Voor het uitvoeren van bepaalde competenties binnen missies is op het moment steun uit de Verenigde Staten (VS) vereist. Deze leden vragen het kabinet in hoeverre Nederland en Europese landen afhankelijk zijn van de VS voor het opzetten van missies. Concreet willen zij weten op welke competenties Europese landen nog niet zelfstandig zijn. Deze leden vragen het kabinet of er recente voorbeelden zijn van missies waarbij Europese landen zelfstandig hebben kunnen opereren. Wat voor missies kunnen wel of niet zelfstandig uitgevoerd worden? Deze leden vragen of het kabinet dezelfde inzet deelt om kleinschalige missies en operatie volledig zelfstandig uit te voeren. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de inzet om dit te bewerkstelligen en wat zijn de mogelijke hindernissen hiertoe? De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of de veranderende rol van de VS wereldwijd leidt tot een veranderende houding van Nederland en Europese landen bij het opzetten van missies en operaties. Deze leden vragen het kabinet of zij een veranderende rol van de VS verwacht bij missies in Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO)-verband, welke scenarioās ziet het kabinet voor zich? Ook vragen deze leden hoe het kabinet erop inzet om blijvend goed samen te werken met de Amerikanen bij missies en operaties. De leden van de VVD-fractie zien de geopolitieke verhoudingen wereldwijd veranderen, hierdoor vragen zij zich af of het niet tijd is voor hernieuwde partnerschappen. Bij missies en operaties bestaat veel samenwerking met de VS, deze leden vragen het kabinet of er geen aanvullende partners buiten de Europese Unie (EU) zijn om militaire samenwerking bij missies en operaties verder mee uit te breiden. Hierom vragen deze leden het kabinet of zij nog kansen ziet om militaire samenwerking bij missies en operaties uit te breiden. De leden van de VVD-fractie kijken daarnaast met grote zorg naar de ontwikkelingen in de Westelijke Balkan. In hoeverre staan Nederland en andere Europese landen paraat om ook daar een grotere bijdrage te leveren aan stabiliteit en vrede, indien de onrust in ServiĆ« en BosniĆ« en Herzegovina groter blijft worden? Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken bijgaand dit schriftelijk overleg. Deze leden verwelkomen de inzet van het kabinet om zich bij deelname aan missies te laten leiden door Nederlandse (veiligheids-)belangen. Zij kunnen zich dan ook goed in de uiteengezette beleidskeuzes vinden. Deze leden verwelkomen vooral ook dat het kabinet voor civiele, politieke en militaire inzet in de directe ring om Europa kiest, om instabiliteit aan de grenzen van Europa te voorkomen. Op basis van de uiteengezette kaders hebben de leden van de NSC-fractie nog enkele vragen. Europa (Westelijke Balkan, MoldaviĆ« en Zuidelijke Kaukasus) Het kabinet verkent de mogelijkheid om een infanteriecompagnie aan de militaire operatie EUFOR Althea te leveren, zo lezen de leden van de NSC-fractie. Zij vragen welke concrete taken een dergelijke compagnie binnen EUFOR op zich zou moeten nemen. Midden-Oosten De leden van de NSC-fractie vragen of er ook nagedacht wordt over een toekomstige bijdrage van Nederland aan het transitieproces in SyriĆ« in de vorm van bijvoorbeeld het sturen van adviseurs, trainers en liaisons, zoals in Irak gebeurd is om de veiligheidssector te ondersteunen. Deze leden zijn van mening dat er waardevolle kennis is opgedaan gedurende diverse missies in Irak, die in SyriĆ« benut zouden kunnen worden. Rode Zee De inzet van de Nederlandse Marine voor het bevorderen en waarborgen van maritieme veiligheid lijkt de leden van de NSC-fractie uitstekend bij de expertise van de Nederlandse Marine te passen. Kan de minister delen van welke factoren het zou afhangen of Nederland in 2025 met luchttankercapaciteit zal bijdragen? Kleinschalige bijdragen: IsraĆ«l-Palestijnse gebieden-Libanon Gezien de actuele situatie in de regio zouden de leden van de NSC-fractie graag meer willen weten over het mandaat en de omvang van het Office of Security Coordination for Israel and the Palestinian Authority (OSC), European Union Police Coordinating Office for Palestinian Police Support (EUPOL COPPS) en United Nations Truce Supervision Organization (UNTSO) en de specifiek Nederlandse rol hierin. Ook zouden deze leden graag de inzichten van de minister over de rol van Nederland bij toekomstige missies rond vredeshandhaving en -monitoring in de regio willen kennen. Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie De leden van de D66-fractie lezen dat de NAVO een grotere militaire bijdrage vraagt van bondgenoten vanwege toenemende veiligheidsdreigingen voor Nederland en de rest van Europa. In het licht daarvan vragen deze leden waarom het kabinet in de Voorjaarsnota niet heeft gekozen voor een serieuze stap richting een hogere NAVO-norm. Staat het kabinet niet meer achter de uitspraak van de minister van Buitenlandse Zaken, dat wachten op de NAVO-top wegens urgente veiligheidsdreigingen niet wenselijk is, zo vragen zij. Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of de minister een update kan delen over de gesprekken binnen de āCoalition of the Willingā over eventuele inzet in OekraĆÆne na een vredesbestand. Is het kabinet bereid Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk te steunen in hun opbouw van een afschrikkingsmacht die primair gestoeld is op Europese inzet? Voorts lezen de leden van de D66-fractie dat het kabinet ākiest voor minder grootschalige en langdurige bijdragen ver weg.ā Zij vragen de minister deze keuze toe te lichten en aan te geven wat dat betekent voor lopende bijdragen wereldwijd. Midden-Oosten Kan de minister toelichten waarom niet wordt gekozen voor hernieuwde grootschalige Nederlandse militaire presentie in Irak, zo vragen de leden van de D66-fractie. Zeker in het licht van de ontwikkelingen in de regio, bijvoorbeeld in SyriĆ«, IsraĆ«l en Gaza, zouden deze leden nut zien in het voortzetten van de aanwezigheid van Nederland. Rode Zee De leden van de D66-fractie vragen de minister wanneer hij het onderzoek over de vraag of het kabinet in 2025 met luchttankercapaciteit kan bijdragen aan operaties in de Rode Zee verwacht af te ronden. Indo-Pacific De leden van de D66-fractie zijn verheugd over de inzet van het kabinet in de Indo-Pacific. De toegenomen dreiging van China en zijn constante escalatie baart deze leden tot zorgen. Zij begrijpen dat niet alles in de openbaarheid kan worden gedeeld, maar ze vragen de minister om ā eventueel vertrouwelijk ā meer informatie over de inzet in deze regio. Kleinschalige bijdragen Middellandse Zee regio - LibiĆ« De leden van de D66-fractie delen met het kabinet dat samenwerking met landen buiten de EU belangrijk is in het tegengaan van irreguliere migratie. Tegelijkertijd hebben zij grote zorgen over de samenwerking met LibiĆ«, gezien de manier waarop het Libische regime met migranten omgaat. Deze leden hebben ook vernomen dat het kabinet voornemens is de ambassade in LibiĆ« te sluiten als gevolg van de grote bezuinigingen die moeten worden doorgevoerd op het postennet. Kan de minister toelichten hoe hij denkt effectief te kunnen toezien op de naleving van mensenrechten, als Nederland geen diplomatieke aanwezigheid meer heeft in het land, zo vragen zij. Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief āInternationale inzet Nederlandse militairen, civiele experts en politiefunctionarissen 2025-2028ā. Hieruit komt naar voren dat er weloverwogen keuzes zijn gemaakt omtrent de Nederlandse strategische inzet, waar deze te doen, met welk doel en daarbij rekening houdend met de nabije toekomst. Uit rondetafelgesprekken bij de vaste commissie voor Defensie begrepen de leden van de BBB-fractie dat er wellicht nog meer dan verwacht grote keuzes gemaakt moeten worden. Er is niet genoeg materieel en personeel om overal alle Nederlandse belangen en die van de bondgenoten te behartigen. Deze leden vragen naar aanleiding daarvan hoe het kabinet deze keuzes gaat maken als er (al dan niet plotseling en onverwacht) enerzijds gekozen moet worden voor bijvoorbeeld de NAVO of anderzijds de verdediging van de overzeese delen van het Koninkrijk. Is er rekening gehouden met een reserve of marge in zoān geval? De leden van de BBB-fractie vragen of de minister voorbeelden kan geven wanneer het Nederlandse belang bij dergelijke afwegingen omtrent inzet en opschaling van materieel zwaarder weegt dan de NAVO-verzoeken of verzoeken van andere bondgenoten. Deze leden zouden graag meer inzicht willen in de afwegingen waartoe de herprioritering van de militaire capaciteiten op dit moment leidt en met welke minder voor de hand liggende scenarioās daarbij rekening wordt gehouden. De leden van de BBB-fractie begrijpen het belang van een weloverwogen deelname aan missies en inzet binnen en buiten Europa. Dat is binnen de coalitie ook zo afgesproken en daar houden deze leden zich uiteraard ook aan. Gezien de schaarse middelen is het daarbij voor deze leden wel van belang om de Nederlandse belangen centraal te houden en versnippering van inzet te voorkomen. Is er volgens de minister een verdere optimalisatie mogelijk van onze inzet aan de hand van de huidige dynamiek in de geopolitiek en kunnen daarbij ook andere bondgenoten worden gevonden om mee samen te werken, buiten de vertrouwde bondgenoten? Deze leden willen daarbij graag benadrukken dat de samenwerking met traditionele bondgenoten uiteraard moet worden behouden. Hoe kijkt de minister hier tegenaan, hoe wordt de VS binnenboord gehouden, zonder daarbij de realiteitszin te verliezen? Is er een Plan B, dat parallel kan lopen met toenadering? De leden van de BBB-fractie stellen dat solidariteit en āburden sharingā nobele uitgangspunten zijn, maar vragen of Nederland zich dat in deze tijden nog kan veroorloven. Of moet Nederland zich ook op dat vlak, net als veel andere landen, heroriĆ«nteren zonder daarbij haar eigen doelen uit het oog te verliezen? Hoe reflecteert de minister hierop en zou hij deze leden kunnen aangeven welke missies en deelnames van groot tot klein belang voor Nederland zijn, om aan de hand daarvan de juiste allocatiekeuzen te kunnen maken? Dit heeft immers grote invloed op inzet van middelen, materieel en personeel, waar het hier over gaat. De leden van de BBB-fractie zijn daarbij ook benieuwd naar de landen en regioās die bij die afweging de laatste tijd een steeds grotere of juist een steeds kleinere rol zijn gaan spelen. Zijn er landen en regioās die wellicht door alle focus op het Midden-Oosten en OekraĆÆne vs. Rusland minder worden gevolgd en nog niet voorkomen in de brief? Deze kunnen immers in de nabije toekomst relevant worden en dan is het goed om daarop voorbereid te zijn. Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie De leden van de SGP-fractie danken de minister voor het toezenden van de brief en hebben enkele vragen en opmerkingen hierbij. De leden van de SGP-fractie waarderen het overzicht van de missies en voorziene wijzigingen en de prioriteiten en keuzes die het kabinet daarbij maakt. Voorgenoemde leden hechten aan zowel het overzicht als het individueel beoordelen van de artikel-100 missies. Het uitzenden van militaire- en politiefunctionarissen en civiele experts naar conflictgebieden en instabiele regioās is een grote verantwoordelijkheid van de regering en Staten-Generaal. De leden van de SGP-fractie nemen die verantwoordelijkheid serieus en benadrukken het belang om dat zorgvuldig af te wegen. Ook bedanken de voorgenoemde leden alle militairen, politiefunctionarissen en civiele experts die in het buitenland ingezet zijn voor hun belangrijke werk en bijdrage. De leden van de SGP-fractie lezen in de brief een korte passage over de mogelijkheid dat Nederland in de nabije toekomst om een bijdrage gevraagd zal worden voor veiligheidsgaranties voor OekraĆÆne. Voorgenoemde leden zijn daar voorzichtig positief over, maar benadrukken wel dat er een helder mandaat moet zijn, een goede afweging van de omstandigheden waar Nederlandse troepen gestationeerd worden en of de taak en de middelen bij elkaar passen. Kan de minister toelichten door wie de bijdrage gevraagd zou worden en wie de echte mandaatverlener zou zijn? Gaat dit dan met een uitnodiging van de OekraĆÆense overheid als mandaat? De leden van de SGP-fractie lezen dat het kabinet kiest voor minder grootschalige en langdurige bijdragen ver weg. Deze leden kunnen zich hier iets bij voorstellen maar hebben toch nog enkele vragen bij deze keuze en vragen naar een nadere motivatie. Welk aandeel hiervan is een argument voor de prioriteiten van het kabinet en het meer in lijn brengen met het eigen belang waar Nederland op willen inzetten? Welk aandeel hiervan is een argument voor de capaciteit en het afwegen tussen waar ingezet kan worden? Ook deze leden zien een rol voor militaire en politiĆ«le bijdrages dichter bij Europa die meer bijdragen aan onze stabiliteit als een optie, en wegen nadrukkelijk hoeveel militaire capaciteit voor welke hoofdtaak kan worden ingezet, met toenemend belang van hoofdtaak 1. De leden van de SGP-fractie lezen met interesse de verschillende bijdragen die het kabinet handhaaft, afschaalt of waar een opschaling of nieuwe inzet wordt verkend. Daarbij valt de bijdrage aan EUFOR Althea op met onder andere een infanteriecompagnie en een Field Human intelligence (HUMINT)-team. Kan het kabinet toelichten wat deze inzetten betekenen voor de totale capaciteit aan Field HUMINT die Nederland heeft en hoeveel daarvan klaar moet staan voor het New Force Model (NFM) van de NAVO? Kan het kabinet voorts noemen of deze infanteriecompagnie naast de compagnieĆ«n in gereedheid voor het NFM zou zijn of dat er een afweging tussen beperkte capaciteiten plaatsvindt? Deze leden verzoeken het kabinet waar mogelijk deze afwegingen ook duidelijk in een artikel-100 brief te vermelden. II Antwoord/ Reactie van de minister III Volledige agenda - de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 4 april 2025 over de Internationale inzet van Nederlandse militairen, civiele experts en politiefunctionarissen 2025 ā 2028 (Kamerstuk 29521, nr. 493).