Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. Antwoorden op vragen commissie over o.a. de Reactie op verzoek commissie over de Kabinetsinzet t.a.v. de ministeriële vergadering van de Raad van Europa van 16-17 mei in Straatsburg en terugblik op het afgelopen jaar (Kamerstuk 20043-142) (Kamerstuk 20043-143)
Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D18687, datum: 2025-04-23, bijgewerkt: 2025-04-24 11:34, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: S.L. Dekker, adjunct-griffier
- Beslisnota bij het verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de reactie op verzoek commissie over de Kabinetsinzet t.a.v. de ministeriële vergadering van de Raad van Europa van 16-17 mei in Straatsburg en terugblik op het afgelopen jaar (Kamerstuk 20043-142)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 20043 -153 Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.
Onderdeel van zaak 2025Z08175:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-05-15 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld, .. xxxx 2025
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Buitenlandse Zaken over de brief met de Antwoorden op vragen van de commissie over o.a. de Reactie op het verzoek van de commissie over de Kabinetsinzet t.a.v. de ministeriële vergadering van de Raad van Europa van 16-17 mei 2024 in Straatsburg en de terugblik op het afgelopen jaar (Kamerstuk 20043, nr.142) en de brief over de Kabinetsinzet Ministeriële Vergadering Raad van Europa (Kamerstuk 20043, nr 150).
De op 15 april 2025 aan de minister toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van … toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Klaver
De adjunct-griffier van de commissie,
Dekker
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de SGP-fractie
II Antwoord / Reactie van de minister
III Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie volgen met veel interesse de onderhandelingen over de erkenning van het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu in het Europese Verdrag voor de Rechten voor de Mens (EVRM). Deze leden vinden dat de erkenning van dit mensenrecht van cruciaal belang is om burgers een adequaat beschermingsniveau te bieden. De leden vragen de minister waarom het Comité van Ministers nog geen besluit zal nemen over erkenning van het recht en de discussie nog verder moet voortzetten.
Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in de beantwoording1 van de minister van Buitenlandse Zaken van 18 februari jl. op vragen van de leden Gabriëls en Piri over de erkenning van het recht op een gezonde leefomgeving in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), bestaat op dit moment geen eenduidige uitleg of interpretatie van het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu of een eenduidige toepassing van het recht door de verschillende lidstaten van de Raad van Europa (RvE). Ook is het recht nog niet erkend in RvE-verband. Dit maakt de opvolging van het rapport over de noodzaak en haalbaarheid van een eventueel nader bindend of niet-bindend instrument op het gebied van mensenrechten en milieu van het Stuurcomité mensenrechten (CDDH) van de RvE complex. Het is lastig gebleken voor verschillende lidstaten om op korte termijn met een positie te komen op dit punt. Momenteel wordt in de RvE bezien op welke termijn een besluit kan worden genomen over het rapport.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de handhaving en effectieve bescherming van het leefmilieu vaak tekortschieten door gefragmenteerde regelgeving. Het erkennen van het recht op een gezond leefmilieu in het EVRM zal bijdragen aan een meer coherent milieubeleid in zowel Nederland als Europa als geheel. Daarnaast zorgt het naar het oordeel van deze leden voor juridische duidelijkheid voor iedereen (burgers, overheden én bedrijven) op het Europese continent en zorgt het voor een gelijk speelveld voor bedrijven. Deelt de minister deze opvattingen? En zo nee, waarom niet?
Deelt de minister ook de visie dat een juridisch bindende erkenning van dit recht ook rechtszekerheid kan bieden aan overheden, met name in het licht van arbitragezaken waarin bedrijven aanzienlijke compensatie eisen voor milieubeschermende maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in bovengenoemde beantwoording van 18 februari jl. bestudeert Nederland de erkenning van dit recht nader in de context van de RvE. Momenteel wordt een Kamerbrief voorbereid met een appreciatie van het rapport van het Stuurcomité mensenrechten (CDDH) van de RvE over mogelijke juridisch bindende en niet-juridisch bindende instrumenten op het gebied van mensenrechten en milieu. Deze Kamerbrief zal ook een korte analyse bevatten van de verschillende opties en welke implicaties die opties hebben voor Nederland, alsook een voorgestelde nationale positie. Uw Kamer wordt, naar verwachting, voor het zomerreces over de kabinetsinzet geïnformeerd per Kamerbrief conform motie Brekelmans.2
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn tevreden met de toezegging van de minister om de naleving van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) ten aanzien van de zaak van de Turkse mensenrechtenverdediger Osman Kavala bilateraal op hoog niveau aan de orde te blijven stellen. De leden vragen of de minister ook, in lijn met de motie- Paternotte en Piri (Kamerstuk 36410-V, nr. 55), de zaak van Selahattin Demirtaş aan de kaak stelt. De leden vragen of de minister ook bij deze bijeenkomst van het Comité van Ministers voornemens is plenair aandacht te vragen voor beide zaken.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet hecht eraan dat alle lidstaten die zich hebben gecommitteerd aan het EVRM, uitvoering geven aan de vonnissen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), ook die in de zaken van Kavala en Demirtaş. Nederland volgt de zaak tegen voormalig HDP-leider Demirtaş op de voet, zowel in de context van de RvE als in Turkije. Het kabinet blijft binnen de RvE, maar ook bilateraal, wijzen op het belang van opvolging van de uitspraak in deze zaak. Ook blijft het kabinet deze zaak opbrengen tijdens bilaterale gesprekken met Turkije. Tot slot neemt Nederland via de EU en samen met andere gelijkgezinde landen deel aan monitoring van belangrijke rechtszittingen in zijn zaak. Tijdens de aankomende ministeriële vergadering zullen geen landensituaties besproken worden, met uitzondering van Oekraïne. Bij gelegenheid zal het kabinet aandacht blijven vragen voor beide zaken, waaronder in het kader van het reguliere Comité van Ministers (CM) en het Mensenrechtenrechtenoverleg van het CM (CMDH), dat toezicht houdt op naleving van uitspraken van het EHRM door lidstaten, waaraan de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging (PV) deelneemt.
In het verslag van de NAVO Ministeriële Vergadering op 3 en 4 april lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie tevens dat de minister en marge van die vergadering zijn Turkse ambtsgenoot heeft aangesproken over de arrestatie van burgemeester İmamoğlu van Istanbul, conform de motie-Piri en Paternotte (Kamerstuk 28676, nr. 493). Deze leden vragen de minister hoe zijn Turkse ambtsgenoot deze zorgen beantwoordde. Ook vragen zij de minister of hij zich aansluit bij de oproep van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa voor de onmiddellijke vrijlating van burgemeester İmamoğlu.
Antwoord van het kabinet:
Conform de motie Piri/Paternotte3 heb ik en marge van de NAVO Ministeriële Vergadering aan mijn Turkse collega nogmaals de afkeuring van het kabinet over de arrestatie van burgemeester İmamoğlu overgebracht en daarbij gepleit voor zijn onmiddellijke vrijlating. Daarnaast heb ik het belang van de vrijheid van meningsuiting en het waarborgen van persvrijheid onderstreept. De rechtsstaat blijft een cruciaal onderdeel van de relatie tussen Turkije en Europese partners. Mijn Turkse ambtsgenoot heeft hiertoe het staande standpunt van de Turkse regering toegelicht, wijzend op het belang het gerechtelijk proces te volgen, de complexiteit van de situatie, de zorgen over dubbele standaarden en ten aanzien van de vrijheid van meningsuiting gewezen op de verplichting van een vergunning om te mogen demonstreren.
Ook vragen de leden welke stappen de minister in de Raad van Europa voornemens is te zetten, zolang Turkije uitspraken van het EHRM blijft negeren en fundamentele vrijheden uit het EVRM op systematische wijze schendt.
Antwoord van het kabinet:
Het standpunt van het kabinet in de zaken betreffende Osman Kavala en Selahattin Demirtas is ongewijzigd: er liggen uitspraken van het EHRM, die nageleefd dienen te worden. Nederland hecht eraan dat alle lidstaten die zich hebben gecommitteerd aan het EVRM, waaronder Turkije, uitvoering geven aan de uitspraken van het EHRM. Nederland blijft deze zaken bilateraal en multilateraal aankaarten, waaronder ook in de RvE.
De leden vragen de minister of hij de zorgen van de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa deelt over ‘democratic backsliding’ in Turkije.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet maakt zich al langer grote zorgen over de rechtsstaat en de mensenrechtensituatie in Turkije en onderschrijft de zorgen geuit door Secretaris-Generaal van de RvE, Alain Berset, ten aanzien van de recente arrestatie van de burgemeester van Istanbul, İmamoğlu. Het kabinet ondersteunt de verklaring van Eurocommissaris Kos en Hoge Vertegenwoordiger Kallas welke stelt dat deze arrestatie en de arrestaties en aanklachten tegen onder andere gekozen bestuurders, politieke activisten, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, bedrijven en journalisten sinds het begin van het jaar, vragen oproepen over de mate waarin Turkije vasthoudt aan zijn lange democratische traditie. Deze zorgen draagt Nederland internationaal uit in multilaterale fora, waaronder in RvE en in EU-verband. Ook kaart het kabinet de mensenrechtensituatie aan in bilaterale gesprekken met Turkije en zal dit blijven doen. Daarnaast steunen de Nederlandse ambassade en de EU-vertegenwoordiging in Turkije het maatschappelijk middenveld middels diverse projecten om de mensenrechtensituatie in Turkije te verbeteren.
In navolging hierop vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie bovendien waarom de systematische en ernstige mensenrechtenschendingen in lidstaat Georgië niet aan bod komen in de geannoteerde agenda. Zij vragen de minister om Georgië in het Comité van Ministers aan te spreken, het liefst samen met zo veel mogelijk gelijkgezinde landen, op de arrestatie van demonstranten, journalisten en politici, het hardhandige geweld tegen pro-democratie protesten, en de vele wetten bedoeld om het maatschappelijk middenveld de nek om te draaien.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet veroordeelt het geweld tegen demonstranten, journalisten en politici en maakt zich zorgen over de in snel tempo aangenomen repressieve wetgeving door regeringspartij Georgian Dream. Tijdens de ministeriële vergadering zullen geen landensituaties besproken worden, met uitzondering van Oekraïne. Bij gelegenheid, waaronder in het kader van het reguliere Comité van Ministers van de RvE, waaraan de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger deelneemt, zal het kabinet aandacht blijven vragen voor de situatie in Georgië, evenals in bilaterale contacten en via de EU en OVSE.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken ten slotte op dat de mensenrechtenschendingen in Gaza en de Westelijke Jordaanoever niet aan bod komen in de geannoteerde agenda, terwijl Israël wel een waarnemende status heeft in de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. De leden vragen of de minister voornemens om de mensenrechtenschendingen ter tafel te brengen en, zo nee, waarom niet.
Antwoord van het kabinet:
Nee. Tijdens de ministeriële vergadering zullen geen landensituaties worden besproken, met uitzondering van Oekraïne. Daarnaast heeft de gespannen situatie in het Midden-Oosten in andere multilaterale gremia de volle aandacht.
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de kabinetsinzet voor de Ministeriële Vergadering van de Raad van Europa. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie zijn positief over de inzet op de inrichting van een speciaal agressietribunaal om misdaden te vervolgen ten behoeve van de Russische agressie in Oekraïne. Deze leden vragen of de minister nog knelpunten ziet voor de oprichting van dit tribunaal.
Antwoord van het kabinet:
Zoals gesteld in de brief inzake de kabinetsinzet ten aanzien van de ministeriële vergadering van de RvE van 11 april jl., is op 21 maart jl. in de kerngroep van landen die meewerken aan de oprichting van een agressietribunaal overeenstemming bereikt over de drie oprichtingsdocumenten. Een ministeriële conferentie dient dit nog te bevestigen, evenals het Comité van Ministers van de RvE. Het streven is dit de komende maanden te doen. Vervolgens dient er een minimum aantal landen toe te treden. Dit aantal zal liggen rond de vijftien. Hierin worden op voorhand geen knelpunten gezien.
Verder zijn zij geïnteresseerd in de totstandkoming van het compensatiemechanisme voor oorlogsschade als gevolg van de Russische agressie. De leden vragen in hoeverre de gesprekken over de claimscommissie, als onderdeel van het compensatiemechanisme, afgerond zijn. Ook vragen voornoemde leden wanneer een definitief besluit volgt over zowel het tribunaal als de claimscommissie.
Antwoord van het kabinet:
De eerste onderhandelingsronde tot oprichting van een claimscommissie heeft plaatsgevonden van 24 t/m 26 maart jl. Verdere onderhandelingsronden zijn a.s. mei en juli voorzien, alsmede een diplomatieke conferentie voor eind 2025. Beoogd wordt dat de claimscommissie in 2026 operationeel zal zijn. Voor het agressietribunaal verwijs ik naar het bovengenoemde antwoord.
Als laatst, vragen deze leden of het kabinet nog andere kansen of knelpunten ziet voor het bijdragen aan de accountability voor Russische agressie in Oekraïne.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet zich in voor de coördinatie van de initiatieven gericht op accountability voor Oekraïne in de Dialogue Group. In dat kader organiseert Nederland met Oekraïne begin mei een Ministeriële Dialogue Group / United for Justice conferentie, gericht op het realiseren van effectievere samenwerking en synergiën. Nederland levert bovendien bilaterale steun voor de capaciteitsversterking van de nationale opsporing, vervolging en berechting door Oekraïne. Structureel zijn middelen voor accountability voor Oekraïne beschikbaar gesteld bij Kamerbrief d.d. 17 november 2023, waaronder voor bilaterale steun aan accountability. Over de invulling van de middelen van 2026 voor niet-militaire inzet, en eventuele verhoging voor onder meer accountability moet nog besluitvorming plaatsvinden.
De leden van de VVD-fractie maken zich er hard voor om Oekraïense kinderen die gedeporteerd of illegaal verplaatst zijn uit Oekraïne, weer terug te brengen. Het kabinet geeft aan dat het hiertoe onderzoekscommissies ondersteunt die de kinderen identificeren, herenigen en rehabiliteren. De voornoemde leden vragen het kabinet of zij dit voldoende acht om bij te dragen aan dit urgente probleem. Wat zou Nederland samen met bondgenoten aanvullend kunnen doen om deze kinderen terug te krijgen uit Rusland? Ook willen deze leden weten wat de grootste knelpunten zijn voor het terugkrijgen van gedeporteerde Oekraïense kinderen. Tot slot willen deze leden weten of de misdadigers achter dit soort daden ook berecht zullen worden in het op te richten agressietribunaal.
Antwoord van het kabinet:
Nederland zet zich krachtig in voor de bestrijding van de illegale verplaatsing en deportatie van Oekraïense kinderen door Rusland. Deze inzet verloopt via meerdere sporen. Zo ondersteunt Nederland een project van de United Nations Development Organisation (UNDP) waarbij DNA-kits worden geleverd aan de nationale politie van Oekraïne om de identificatie en hereniging van gedeporteerde kinderen met hun families te versnellen. Daarnaast biedt Nederland steun aan onafhankelijke internationale organisaties, die een cruciale rol spelen bij de ondersteuning van forensisch onderzoek en data-analyse, het verzamelen van bewijsmateriaal en het vergroten van de internationale bekendheid van deze misdrijven. Ook zet Nederland zich actief in voor het sanctioneren van individuen en entiteiten die betrokken zijn bij kinderontvoeringen. Terugkeer van de kinderen kent helaas grote obstakels, waaronder het gebrek aan toegang tot de bezette gebieden en het feit dat identiteitsdocumenten van kinderen door Rusland in sommige gevallen worden afgenomen, of kinderen gedwongen ter adoptie worden afgestaan. Nederland blijft zich als lid van de International Coalition for the Return of Children inzetten voor aanvullende maatregelen ten aanzien van bestrijding van kinderontvoering en rehabilitatie van teruggekeerde burgers.
Het is niet de bedoeling van het op te richten speciaal tribunaal ter vervolging van het misdrijf agressie, om andere internationale misdrijven te vervolgen dan het misdrijf agressie. Dat geldt dus ook voor kinderontvoering. Het is ook niet nodig daarvoor een nieuw tribunaal op te richten, aangezien kinderontvoering kan worden vervolgd door hetzij Oekraïne zelf, hetzij het Internationaal Strafhof, dat ook daadwerkelijk aanhoudingsbevelen heeft uitgevaardigd in verband met dit misdrijf.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Kabinetsinzet voor de Ministeriële Vergadering van de Raad van Europa (RvE) van 13–14 mei 2025. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen over de inzet van het kabinet.
De leden van de NSC-fractie zijn tevreden dat Nederland de rol van voortrekker vervult op het thema Restoring Justice for Ukraine en dat het kabinet inzet op herbevestiging van de voortdurende steun aan Oekraïne via de Raad van Europa. Deze leden vragen of de minister ook zal aandringen op versnelling van de totstandkoming van een claimscommissie, als essentiële vervolgstap naast het reeds operationele Schaderegister voor Oekraïne.
Antwoord van het kabinet:
De onderhandelingen om te komen tot een claimscommissie liggen op schema. Het spreekt voor zich dat Oekraïne snel resultaat wenst te boeken. Nederland is voorzitter van de onderhandelingen en streeft in die rol naar snelle voortgang, met oog voor kwaliteit en proces.
Welke mogelijkheden ziet de minister, gezien de huidige ontwikkelingen rondom een eventuele vrede in Oekraïne, om dit proces via de Raad van Europa te versnellen en te ondersteunen?
Antwoord van het kabinet:
Nederland roept in de RvE op tot blijvende steun aan Oekraïne, veroordeelt de voortdurende Russische aanvallen, waaronder die op burgers, en spreekt zich uit voor de mensenrechten die Rusland, met name in de bezette gebieden in Oekraïne schendt. Daarnaast werkt Nederland met de RvE toe naar het bewerkstelligen van een rechtvaardige en duurzame vrede voor Oekraïne. Een vrede waarbij geen ruimte is voor straffeloosheid. Nederland neemt een leidende rol op het gebied van accountability. Als voortrekker op accountability voor Oekraïne werkt Nederland, met Oekraïne en de RvE, in een kerngroep van landen aan oprichting van een agressietribunaal. Daarnaast is Nederland voorzitter van de onderhandelingen over de totstandkoming van een claimscommissie voor compensatie van schade. Ten aanzien van beide ontwikkelingen is betrokkenheid van de RvE instrumenteel.
Met betrekking tot de situatie van Oekraïense kinderen vragen de leden van de NSC-fractie of de minister meer inzicht kan geven in de Nederlandse bijdrage aan de Consultation Group on the Children of Ukraine. Wat zijn sinds 2023 de concrete resultaten van deze inzet, bijvoorbeeld op het gebied van hereniging van kinderen met hun familie?
Antwoord van het kabinet:
De Consultation Group on the Children of Ukraine is een multilateraal platform binnen de RvE dat zich richt op de bescherming van Oekraïense kinderen in andere lidstaten. De groep faciliteert informatie-uitwisseling en beleidsafstemming over onderwerpen zoals grensoverschrijdende procedures, voogdij, psychosociale zorg, toegang tot onderwijs en bescherming tegen mensenhandel. Daarnaast coördineert zij inspanningen om de illegale verplaatsing en deportatie van Oekraïense kinderen door Rusland tegen te gaan. De Nederlandse inzet ten aanzien van bestrijding van kinderontvoering wordt binnen deze groep regelmatig voor het voetlicht gebracht. Wat betreft de hereniging van Oekraïense gedeporteerde kinderen met hun families, zijn er - volgens Oekraïense cijfers - van de duizenden vermiste kinderen, slechts enkele honderden gedeporteerde kinderen teruggekeerd uit bezet gebied of Rusland. Nederland zet zich via verschillende projecten in voor het lokaliseren en herenigen van Oekraïense kinderen met hun families.
De leden van de NSC-fractie verwelkomen de inzet van Nederland voor de vrijlating van mensenrechtenverdediger Osman Kavala. Deze leden merken echter op dat in de kabinetsinzet geen expliciete aandacht wordt besteed aan de veroordeling van de burgemeester van Istanbul, Ekrem İmamoğlu, en daarmee zijn uitsluiting van deelname aan de presidentsverkiezingen in 2028. Zij wijzen op de eerdere krachtige verklaring van de voorzitter en rapporteurs van het Congres van Lokale en Regionale Overheden van de Raad van Europa hierover. In hoeverre zal tijdens de Ministeriële Vergadering aandacht besteed worden aan deze zorgwekkende gebeurtenis?
Antwoord van het kabinet:
Tijdens de ministeriële vergadering zullen geen landensituaties worden besproken, met uitzondering van Oekraïne. Bij gelegenheid, zowel in bilateraal als in multilateraal verband, waaronder in het kader van het reguliere Comité van Ministers, waaraan de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiger deelneemt, zal het kabinet aandacht vragen voor de arrestatie van de burgemeester van Istanbul, Ekrem İmamoğlu, de negatieve effecten van diens arrestatie en die van anderen, als ook diens ontheffing uit zijn functie, en de gevolgen hiervan op de democratie, mensenrechten en rechtsstaat in Turkije. Tevens zal Nederland de Turkse autoriteiten blijven oproepen volledige transparantie te geven over het proces en erop aandringen een snel en adequaat onderzoek in te stellen naar de aanklachten in overeenstemming met de internationale normen van de rechtsstaat. Bovendien steunt het kabinet het voorstel rondom een onderzoeksmissie van leden van het Congres van Lokale en Regionale Overheden naar Turkije, waarvan het kabinet de bevindingen nauwlettend zal volgen.
De leden van de NSC-fractie merken op dat de toetreding van Kosovo tot de Raad van Europa momenteel nog gevoelig ligt. Eerdere verslagen meldden dat Servië zich actief verzette tegen Kosovaars lidmaatschap. Deze leden vragen de minister hoe de relatie tussen Kosovo en Servië zich sindsdien heeft ontwikkeld en hoe realistisch hij het acht dat er dit jaar een besluit wordt genomen over de toetreding van Kosovo.
Antwoord van het kabinet:
De relatie tussen Kosovo en Servië is sindsdien niet verbeterd en blijft daarmee het kabinet zorgen baren. Tegelijkertijd hebben beide landen hun hernieuwde committering uitgesproken voor de EU-geleide Belgrado-Pristina dialoog sinds het aantreden van de nieuwe Speciaal Vertegenwoordiger Peter Sørensen begin dit jaar. Het is onduidelijk of, maar wel mogelijk dat, het lidmaatschap van Kosovo van de RvE later dit jaar nog op de agenda komt. Het kabinet steunt de ambities van Kosovo in het kader van toetreding tot de RvE, met inachtneming van de aanbevelingen van Dora Bakoyannis, rapporteur van de Parlementaire Assemblée van de RvE (PACE).
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Steun aan Oekraïne
De leden van de D66-fractie steunen de voortrekkersrol van Nederland op het gebied van accountability van Rusland voor zijn agressie tegen Oekraïne. Wat is de verwachting van de minister met betrekking tot de politieke besluitvorming omtrent het oprichten van een speciaal tribunaal, zo vragen deze leden. Zij vragen de minister welke landen dwarsliggen en op welke termijn hij denkt dat het tribunaal gerealiseerd kan worden.
Antwoord van het kabinet:
Graag verwijs ik allereerst naar het antwoord op vraag 9. Er kan niet worden gesproken van ‘dwarsliggen’ van landen. Van de 27 EU-lidstaten hebben 25 deelgenomen aan de onderhandelingen (alleen Hongarije en Slowakije niet). De VS heeft zich in maart jl. uit de kerngroep teruggetrokken. Overige leden van de kerngroep zijn: Oekraïne, Verenigd Koninkrijk, Canada, Australië, Japan, Zwitserland, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland, Costa Rica en Guatemala. Daarnaast nemen ook de RvE en EU-instellingen (de Europese Commissie en de Europese Dienst voor Extern Optreden) deel. Het streven is dat het tribunaal in 2026 kan opstarten.
Daarnaast steunen de aan het woord zijnde leden de inzet gericht op de totstandkoming van een compensatiemechanisme voor oorlogsschade als gevolg van de Russische agressie. Is de minister bereid tijdens de Ministeriële Vergadering ervoor te pleiten dat de Raad van Europa zich uitspreekt als voorstander van het confisqueren van Russische tegoeden met als doel dit geld in te zetten voor steun aan en wederopbouw van Oekraïne, zo vragen zij.
Antwoord van het kabinet:
Tegoeden van de Russische Centrale Bank in de EU en G7-landen zijn geïmmobiliseerd in het kader van de sancties tegen Rusland. Eventuele aanvullende maatregelen, zoals confiscatie van de tegoeden, moeten in EU- en G7-verband worden genomen. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheden voor het gebruik van de bevroren Russische Centrale-banktegoeden voor steun aan Oekraïne. Gedegen onderzoek naar de juridische, en financieel-economische risico’s is hierbij van belang. Het kabinet spreekt zich hier in multilateraal en bilateraal verband voor uit. Het kabinet is bereid dit ook in RvE-verband te doen.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de Amerikaanse inzet met betrekking tot ontvoerde Oekraïense kinderen en vragen de minister of Nederland haar inzet om deze kinderen thuis te krijgen, kan opschroeven.
Antwoord van het kabinet:
Bestrijding van kinderontvoering blijft een prioriteit voor Nederland binnen het Oekraïne dossier. Ook in het lopende jaar worden diverse in voorgaande jaren gefinancierde projecten die zien op het verzamelen van DNA materiaal van vermiste kinderen, o.a. via United Nations Development Organisation (UNDP) en de International Commission for Missing Persons (ICMP) voortgezet en geïmplementeerd. Daarnaast zal Nederland de komende periode blijven inzetten op steun aan internationale organisaties die onderzoek doen naar deze misdrijven, evenals op het sanctioneren van personen die bij kinderontvoering betrokken zijn.
Een ‘Nieuw Democratisch Pact voor Europa’
De leden van de D66-fractie steunen de ‘Reykjavik Principles for Democracy’, maar zien dat lidstaat Hongarije zich steeds verder van deze principes verwijdert. Hoewel Hongarije regelmatig onderwerp is van kritische rapporten, resoluties en debatten, is het land niet onder toezicht geplaatst. Is de minister bereid ervoor te pleiten dat Hongarije onder toezicht wordt geplaatst en daarmee een volledig monitoringproces te starten, zo vragen zij.
Antwoord van het kabinet:
De situatie in Hongarije wordt regelmatig opgebracht in RvE-verband, ook door Nederland, en doorgaans in gezamenlijkheid met gelijkgezinde lidstaten, bijvoorbeeld in het Comité van Ministers (CM). Daarnaast staan in het Mensenrechtenrechtenoverleg van het CM (CMDH) verschillende zaken ten aanzien van Hongarije onder toezicht, waarin Nederland regelmatig intervenieert. Het volledig monitoringsproces is één van de vele instrumenten van de RvE en is momenteel, ook gezien het krachtenveld, niet aan de orde. Nederland blijft zijn zorgen over de ontwikkelingen in Hongarije uitdragen.
Daarnaast maken de leden van de D66-fractie zich zorgen over de ontwikkelingen in Turkije na de arrestatie van de burgemeester van Istanboel en de reactie van de Turkse regering op de protesten die daarna ontstonden. Is de minister bereid dit op te brengen tijdens de Ministeriële Vergadering en het handelen van de Turkse overheid te veroordelen, zo vragen zij.
Antwoord van het kabinet:
Graag verwijs ik naar bovenstaande beantwoording van vragen 4, 6 en 16.
Implementatie Verklaring van Reykjavik
Tot slot lezen de leden van de D66-fractie dat Nederland heeft gepleit tegen verplichtingen voortvloeiend uit het actieplan met betrekking tot mensenrechten en milieu. Deze leden maken zich grote zorgen over de gezondheidsschade die mensen door heel Europa oplopen als gevolg van milieuvervuiling en vragen de minister hoe hij voornemens is zich binnen de Raad van Europa in te zetten voor het beperken van dergelijke gezondheidsschade.
Antwoord van het kabinet:
Tijdens de Reykjavik Top in 2023 is besloten dat de RvE het werk met betrekking tot mensenrechten en het milieu zal gaan intensiveren, gebaseerd op de politieke erkenning van het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu, overeenkomstig AVVN Resolutie 76/300 (appendix V politieke eindverklaring). In de Verklaring van Reykjavik wordt de RvE aangemoedigd een intergouvernementeel comité (Reykjavik Committee) op te zetten ter coördinatie van alle werkzaamheden ten aanzien van milieu. Hiermee zou het milieu een zichtbare prioriteit moeten worden voor de RvE. De RvE heeft voor de milieustrategie en het bijbehorende actieplan de intentie geuit om milieu als prioriteit voor de RvE als organisatie te beschouwen.
Nederland heeft deelgenomen aan de Ad Hoc Multidisciplinary Group on the Environment (GME) die de milieustrategie voor de RvE en het bijbehorende actieplan heeft opgesteld. In deze groep was Nederland, net als vrijwel alle andere deelnemende staten, geen voorstander van mogelijke extra juridisch bindende verplichtingen die kunnen voortvloeien uit de RvE milieustrategie en het bijbehorende actieplan. Graag verwijs ik tevens naar beantwoording van vragen 1 en 2.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie zijn verheugd dat vorig jaar aangestipte punten over onder andere het confisqueren van Russische tegoeden dichterbij zijn gekomen. Het gaat deze leden op dit vlak echter nog niet snel genoeg. Kan de minister aangeven of en hoe de Raad van Europa hierin een versnellende rol zou kunnen spelen?
Antwoord van het kabinet:
Graag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 19.
De leden van de BBB-fractie maken zich verder nog steeds zorgen over een vorig jaar ook reeds besproken onderwerp, namelijk het lot van politieke gevangenen. Waar dit destijds over met name Rusland en Wit-Rusland ging, zouden deze leden in deze context ook de situatie in Turkije willen toevoegen, waar onlangs de populaire burgemeester van Istanbul werd gearresteerd, samen met andere politieke tegenstanders van Erdogan. Wat kan de Raad van Europa volgens de minister doen om het lot van deze politieke gevangenen te verbeteren en hen tegelijkertijd uitzicht te geven op een mogelijke vrijlating? Zijn er stappen die Nederland in die richting zou kunnen zetten?
Antwoord van het kabinet:
Graag verwijs ik naar de beantwoording van vraag 6.
De leden van de BBB-fractie maken zich ook zorgen over de ontvoering van duizenden Oekraïense kinderen en het lot van krijgsgevangen genomen Oekraïense en Russische soldaten. Dit tegen het licht van verontrustende berichten in de media hierover. Kan de minister in de Raad van Europa pleiten voor extra aandacht voor deze kwetsbare doelgroepen?
Antwoord van het kabinet:
Nederland maakt zich grote zorgen over de situatie van Oekraïners in de tijdelijk bezette gebieden. De VN heeft in meerdere officiële rapporten geconcludeerd dat het Russische leger zich schuldig heeft gemaakt aan onder meer ontvoeringen, marteling, willekeurige executies, seksueel geweld, de deportatie van kinderen en gedwongen russificatie in de door Rusland tijdelijk bezette Oekraïense gebieden. De United Nations Human Rights Monitoring Mission in Ukraine (HRMMU) heeft de afgelopen maanden een toename waargenomen van executies van krijgsgevangenen door Rusland. De Commission of Inquiry on Ukraine stelde in haar meest recente rapport vast dat de Russische autoriteiten zich schuldig hebben gemaakt aan marteling en gedwongen verdwijningen van burgers en krijgsgevangenen als misdaden tegen de menselijkheid. Nederland pleit daarom voor extra aandacht voor deze kwetsbare groepen en zal dat blijven doen.
Hongarije gedraagt zich onder Orban dusdanig afwijkend van onze normen en waarden omtrent mensenrechten dat de leden van de BBB-fractie met zorgen de ontwikkelingen volgen rond het Hongaarse opzeggen van het lidmaatschap van het Internationaal Strafhof en het aannemen van een amendement dat de rechten van de LGBTQ+ gemeenschap ondermijnt. Kan de minister aangeven wat hij in de Ministeriële Vergadering van plan is hieraan te doen en wat de mogelijkheden zijn om Hongarije op dit vlak te waarschuwen dat dit tegen mensenrechten afspraken ingaat, waar ook de Europese Unie voor staat?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet betreurt de aangekondigde terugtrekking van Hongarije uit het Internationaal Strafhof en heeft zich hier zowel bilateraal als in EU-verband over uitgesproken. Het kabinet vindt de anti-LHBTIQ+ wetswijzigingen die in Hongarije zijn aangenomen zeer zorgelijk en heeft de zorgen en afkeuring reeds op verschillende manieren overgebracht. Zo heb ikzelf mijn zorgen meermaals publiekelijk uitgesproken via X en ik heb deze zorgen ook gedeeld met de Hongaarse ambassadeur.4 De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de RvE heeft op 19 maart jl. in het Comité van Ministers (CM) een Benelux-verklaring uitgebracht met ernstige zorgen over de recente Hongaarse anti-LHBTIQ+ wetswijzingen en heeft met een grote groep landen een tweede verklaring hierover gesteund op 16 april jl., nadat er op 14 april jl. aanvullende anti-LHBTIQ+ wetswijzigingen in Hongarije zijn aangenomen.5 De Nederlandse ambassade in Boedapest heeft eveneens in een gezamenlijke verklaring met 21 andere ambassades zorgen uitgesproken en de inzet voor gelijke rechten voor iedereen, inclusief de LHBTIQ+ gemeenschap, herbevestigd. 6 Nederland zal ook in EU-verband zorgen uiten (zie ook beantwoording van hierover gestelde Kamervragen).7
Met de Hongaarse situatie in gedachten vragen de leden van de BBB-fractie hoe de minister aankijkt tegen landen die willen toetreden tot de Raad van Europa en/of de EU. Welke van deze kandidaatlanden zijn goed op weg voor een of beide van deze lidmaatschappen en welke gaan juist de verkeerde weg in? Kan de minister daar een overzicht van geven met daarbij de meest recente stand van zaken, ook aangaande incidenten die dit vertragen?
Antwoord van het kabinet:
In RvE-verband speelt momenteel een lidmaatschapsverzoek van Kosovo. Zie bovenstaande beantwoording van vraag 17. Voor een overzicht aangaande de voortgang van kandidaat-lidstaten bij hun toetreding tot de EU verwijst het kabinet naar de kabinetsappreciatie van het jaarlijkse uitbreidingspakket van de Europese Commissie.8
Tot slot maken de leden van de BBB-fractie zich grote zorgen over destabiliserende ontwikkelingen aan de grenzen van Europa zoals in Syrië en Gaza. Deze leden zien het toegenomen antisemitisme in Europa als onacceptabel en zouden de minister willen vragen hier in de Raad aandacht voor te vragen. Kan de minister dit toezeggen en ons over de vorderingen hierover berichten?
Antwoord van het kabinet:
Antisemitisme kent helaas een lange geschiedenis in Europa en komt in steeds verschillende gedaanten aan de oppervlakte. Het is onacceptabel dat joodse burgers te maken hebben met haat, intimidatie, uitsluiting en geweld. In de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024-2030 staat het kabinet daarom een brede en integrale aanpak voor. Het kabinet zet zich ook in internationale gremia, waaronder in RvE-verband, hiervoor in.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van de Ministeriele Vergadering ontvangen, danken de regering voor het toezenden daarvan en hebben nog enige vragen en opmerkingen.
De leden van de SGP-fractie waarderen de lange geschiedenis van de Raad van Europa als een gezaghebbend instituut op het gebied van mensenrechten en democratie. Daarbij biedt de Raad van Europa aanzienlijke meerwaarde, maar dreigt ook te veel verbreding aan onderwerpen en verschuiving van het taakgebied. Om gezaghebbend advies te blijven geven, samenwerking te faciliteren en recht te spreken met het EHRM hopen deze leden op complementariteit aan de andere internationale gremia met andere rollen, een focus op de kerntaken en goede samenwerking.
De leden van de SGP-fractie merken op dat ondanks het missen van een Defensiemandaat, de Raad van Europa wel werkt aan veiligheid, waaronder het tegengaan van terreurfinanciering , transnationale misdaad en witwassen. Deze leden vragen de minister toe te lichten hoe dit zich verhoudt tot de andere organisaties op dit gebied. Welke meerwaarde heeft dit ten opzichte van de EU die met minder lidstaten wel op Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) - en Economische en Financiële Zaken (ECOFIN)-terrein hier zeer actief tegen is en Europol die met meer en andere landen aan internationale justitiële samenwerking vorm geeft?
Antwoord van het kabinet:
Nationale defensie is expliciet uitgesloten van het mandaat van de RvE, maar de RvE werkt wel degelijk aan normen en samenwerking op veiligheid. Binnen onafhankelijke organen, zoals het Committee of Experts on the Evaluation of Anti-Money Laundering Measures and the Financing of terrorism (MONEYVAL), de Groep van Staten tegen Corruptie (GRECO), alsook in het Committee on Counter-Terrorism, worden thema's als terreurfinanciering, witwassen en anti-corruptie besproken. Deze organen monitoren de ontwikkelingen in de aangesloten staten. Op basis van overeengekomen aanbevelingen, internationale normen en verdragen (zoals het RvE Cybercrime- en Warschauverdrag) steunen deze organen de betrokken staten bij implementatie en door middel van technische samenwerkingsprojecten en toezichtmechanismes. Binnen de EU worden deze normen en aanbevelingen regelmatig betrokken bij het eigen toezicht en monitoring, zoals in de EU Rechtsstaatsrapporten welke worden besproken in de EU Rechtsstaatsdialoog.
Terrorisme, misdaad en corruptie vormen tevens een bedreiging voor de rechtsstaat, democratie en mensenrechten. Het kabinet acht het daarom van belang om ook in de context van de RvE te blijven inzetten op de bestrijding ervan om zo bij te dragen aan een gezamenlijke en effectievere aanpak van grensoverschrijdende problemen die onze veiligheid ondermijnen. RvE-organen zoals MONEYVAL en GRECO bieden niet-RvE-lidstaten ook de mogelijkheid om zich aan te sluiten bij deze organen, waarmee de RvE-normen een breder bereik hebben dan de EU en zelfs landen buiten Europa beslaan.
De leden van de SGP-fractie danken het kabinet voor deelname aan het sturingscomité voor de Reykjavik principes van democratie en vinden veel van deze principes cruciaal voor democratie en rechtstaat. Deze leden vragen echter wel hoe het kabinet zich dan opstelt en heeft opgesteld in het verleden als het in de principes ook over referenda gaat. Dit vragen de leden omdat Nederland momenteel geen referendumwet heeft en in het verleden deze heeft gehouden en daarna de wet heeft ingetrokken. Hoe ziet de sturing op internationale principes er dan uit, gegeven de situatie in Nederland zelf? De voornoemde leden merken wel op dat zij dit uit interesse vragen en zelf tegenstanders blijven van referenda.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de opvatting van de leden van de SGP-fractie dat veel van de Reykjavik principes van democratie cruciaal zijn voor de democratie en rechtsstaat, ook in Nederland. Bij de totstandkoming van wetgeving op dit specifieke onderwerp werd en wordt rekening gehouden met bestaande internationale standaarden en principes, waaronder de Reykjavik principes. In dit kader is het van belang om te vermelden dat de Reykjavik principes van democratie stammen uit mei 2023 en dat de referendumwetgeving in Nederland, waar de leden van de SGP-fractie naar verwijzen, van voor die tijd is. De Reykjavik principes voor referenda zijn uiteraard wel geïnspireerd door eerdere standaarden, waaronder de ‘Code of Good Practice on Referendums’ van de Venetiëcommissie. Dergelijke standaarden zijn door de regering betrokken bij de totstandbrenging van referendumwetgeving in het verleden. Uiteraard levert Nederland actief inbreng bij de verdere uitwerking van de Reykjavik principes, ook daar waar zij specifiek zien op referenda. Voor de inbreng kan mede worden geput uit de ervaringen en lessen met nationale referenda in Nederland uit het recente verleden.
Momenteel is bij de Eerste Kamer het voorstel van wet van het lid-Van Nispen houdende verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum aanhangig.9 Mocht dit grondwetsvoorstel met de vereiste tweederdemeerderheid worden aangenomen, dan dient er nog uitvoeringswetgeving tot stand te worden gebracht om het houden van correctieve referenda daadwerkelijk mogelijk te maken. Vanzelfsprekend geeft de regering bij het concipiëren van voorstellen voor die uitvoeringswetgeving ook rekenschap van de Reykjavik principes. De stemmingsprocedure in het geval van een referendum heeft veel weg van een reguliere verkiezing. Daarvoor dienen hoe dan ook vergelijkbare standaarden te gelden als bij verkiezingen.
De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen om de paragraaf over gendergelijkheid en LHBTIQ. Hier menen deze leden dat dit de kaders van het EVRM toch dreigt op te rekken en dat er tussen veel lidstaten verschillen bestaan hierover en dat er dan ook afspraken gemaakt worden die onnodig veel in landen afdwingen of waar men maar half zal naleven. Acht het kabinet de Raad voor Europa echt het geëigende platform om over LHBTIQ en seksuele en reproductieve gezondheid (SRGR), inclusief abortus te spreken, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Indien ja, kan het kabinet dan het krachtenveld schetsen rondom SRGR als dat in de strategie voor gendergelijkheid genoemd wordt, en met name welke accenten en duiding verschillende lidstaten daaraan geven en hoeveel daadwerkelijke opvolging er in lidstaten is naar aanleiding van deze strategie? De leden zijn kritisch op deze gang van zaken bij de Raad van Europa en kritisch op de inhoud van de strategie.
Antwoord van het kabinet:
De RvE is relevant voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten
(SRGR) en gelijke rechten voor LHBTIQ+ personen, omdat deze organisatie
zich inzet voor de bescherming van mensenrechten, rechtsstaat en
democratie in Europa, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen
zoals LHBTIQ+ personen. Het EVRM bevat hiervoor essentiële rechten,
waaronder het recht op respect voor privé- en familieleven (artikel 8),
het verbod op discriminatie (artikel 14) en het recht op vrijheid van
meningsuiting (artikel 10), die gezamenlijk de basis vormen voor gelijke
behandeling, bescherming van seksuele en genderdiversiteit én het recht
op zelfbeschikking. Door deze rechten te waarborgen en te ontwikkelen,
draagt de RvE direct bij aan de bevordering van gendergelijkheid, SRGR
en gelijke rechten voor LHBTIQ+ personen in de lidstaten. Bovendien,
zoals ook aangegeven in de gendergelijkheidsstrategie van de RvE, draagt
het verzekeren van het recht op toegang tot seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten niet alleen bij aan de mensenrechten,
empowerment en welzijn van vrouwen, maar ook aan het welzijn en
de gezonde ontwikkeling van de samenleving als geheel.
De RvE bewaakt de vooruitgang die lidstaten op deze terreinen boeken en doet aanbevelingen op basis van onderzoek van toezichtsorganen bestaande uit onafhankelijke deskundigen. Voor de mate waarin en wijze waarop RvE-lidstaten exact invulling geven aan RvE-wetgeving omtrent deze thema’s wijs ik op de relevante rapporten van het Comité van deskundigen inzake seksuele oriëntatie, genderidentiteit en -expressie en seksekenmerken (SOGIESC comité) en de Groep van deskundigen die toezicht houdt op de naleving van het Verdrag van de RvE inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (GREVIO).
II Antwoord/ Reactie van de minister
III Volledige agenda
Brief regering - minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot – 10 mei
2024, Antwoorden op vragen commissie over o.a. de Reactie op verzoek commissie
over de Kabinetsinzet t.a.v. de ministeriële vergadering van de Raad van
Europa van 16-17 mei in Straatsburg en terugblik op het afgelopen jaar
(Kamerstuk 20043-142)
Brief regering - minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp – 11 april
2025 Kabinetsinzet Ministeriële Vergadering Raad van Europa
Antwoord schriftelijke vragen 2025Z00512↩︎
Kamerstuk 32 735 nr. 373↩︎
Kamerstuk 28676, nr. 492↩︎
Caspar Veldkamp on X: "I am concerned about new anti-LGBTIQ+ legislation in Hungary, further restricting the rights of the #LGBTIQ+ community. The Netherlands stands for equal rights for all." / X en Caspar Veldkamp on X: "Hungary's adoption of additional anti-LGBTIQ+ legislation is a step in the wrong direction. The Netherlands urges the authorities to change course and will continue to support the LGBTIQ+ community. #loveislove 🌈" / X↩︎
Netherlands at the Council of Europe on X: "BENELUX statement of 19 March on the decision of the Hungarian Parliament infringing #equalrights 🏳️🌈 https://t.co/T2RQnne0RD" / X↩︎
Joint Embassy Statement on the Hungarian legislation restricting the right of peaceful assembly and the freedom of expression: https://www.facebook.com/photo/?fbid=1090740696427517&set=a.484722160362710↩︎
Antwoorden op Kamervragen over het artikel 'Hongarije neemt wet aan die Pride-mars verbiedt' | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎
Kamerstuk 23987, nr. 397↩︎
Kamerstuk 36468↩︎