[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweeminutendebat Box 3 (CD 19/3) (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D18765, datum: 2025-04-23, bijgewerkt: 2025-04-24 09:16, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Box 3

Box 3

Aan de orde is het tweeminutendebat Box 3 (CD d.d. 19/03).

De voorzitter:
We beginnen vandaag met het tweeminutendebat Box 3. Ik heet van harte welkom de leden, de staatssecretaris van Financiën, meer specifiek de staatssecretairs Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, de kijkers thuis en de mensen op de publieke tribune.

Er hebben zich acht sprekers aangemeld. De eerste is de heer De Vree van de fractie van de PVV. Ga uw gang.

De heer De Vree (PVV):
Dank, voorzitter. Het mooie onderwerp Box 3, tevens mijn laatste optreden als invaller voor collega Elmar Vlottes. Ik heb één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om nader onderzoek te doen naar de juridische risico's van het hybride systeem van werkelijk rendement, waarbij gerealiseerde winsten worden belast door een vermogenswinstbelasting en ongerealiseerde waardestijgingen worden belast door een vermogensaanwasbelasting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Vree.

Zij krijgt nr. 240 (32140).

De heer De Vree (PVV):
Dat is mijn motie. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank. Dan gaan we naar de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Mevrouw Haage.

Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik sta hier namens mijn collega, de heer Stultiens, van onze fijne fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er brede steun in de Kamer is voor een wereldwijde minimumbelasting van zeer vermogende personen;

constaterende dat er bij de G20 in Brazilië een voorstel op tafel lag voor een wereldwijde minimumbelasting op vermogen van 2% voor vermogens boven 100 miljoen euro;

verzoekt de regering in kaart te brengen hoe deze variant juridisch, budgettair en qua uitvoerbaarheid in Nederland ingevoerd zou kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Haage en Stultiens.

Zij krijgt nr. 241 (32140).

Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Dan de tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet het voornemen heeft losgelaten om jaarlijks meer dan 200 miljoen euro op te halen met de aanpak van fiscale regelingen en belastingconstructies;

constaterende dat als gevolg hiervan de belastingen voor gewone werkenden nog verder worden verhoogd;

overwegende dat hiermee de rekening weer bij werkenden wordt gelegd en daarmee geen opvolging wordt gegeven aan de aangenomen motie-Maatoug (25087, nr. 336);

verzoekt de regering om vast te houden aan het oorspronkelijke voornemen om fiscale regelingen en belastingconstructies aan te pakken en de opbrengsten hiervan terug te sluizen naar lastenverlichting voor werkenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Haage en Stultiens.

Zij krijgt nr. 242 (32140).

Dank u wel. Dan gaan we naar de fractie van de ChristenUnie, de heer Grinwis. Gaat uw gang.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter. Box 3, dus drie moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de cumulatie van belastingverhogingen — zoals daar zijn box 3, overdrachtsbelasting, en stijgende lokale heffingen — particuliere woningverhuurders nadrukkelijk treft, waardoor hun belastingdruk in een paar jaar tijd van zeer laag naar zeer hoog is gegaan;

overwegende dat de aanpassing per 1-1-2023 van de leegwaarderatio is gebaseerd op data uit de jaren 2015-2020;

overwegende dat daarmee geen rekening is gehouden met de sterk veranderde omstandigheden na 2020 en dat derhalve de aangepaste leegwaarderatio geen goede weergave is van de waarde in verhuurde staat per 1-1-2023 en daarna,

overwegende dat het kabinet bij de behandeling van het Belastingplan 2023 heeft toegezegd de tabel van de leegwaarderatio regelmatig te actualiseren;

verzoekt de regering onafhankelijk te onderzoeken op welke wijze de leegwaarderatio tijdelijk geactualiseerd kan worden en de resultaten hiervan met de Kamer te delen ...

Ik zie dat dit een andere versie is dan ik had bedoeld mee te nemen.

De voorzitter:
Kijk. Ik hoor een nader gewijzigde motie aankomen.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een vermogensbelasting zowel voor de belastingplichtige sector als de Belastingdienst eenvoudig uitvoerbaar is;

overwegende dat de invoering van het nieuwe box 3-stelsel om meerdere reden al meermaals is uitgesteld, en dat het door ...

Nee, sorry, voorzitter. Excuus, ik heb verkeerde versies bij me. Mag ik heel even zo meteen terugkomen?

De voorzitter:
Ik stel voor dat we u even achteraan de sprekerslijst plaatsen. Dan beschouw ik de zojuist ingediende motie als niet-ingediend. Bent u daarmee akkoord? Ja? Dan is die niet ingediend en krijgen we nog een drietal moties van de ChristenUnie op het laatst.

Dat betekent dat we nu overgaan naar de heer Koops van de fractie van Nieuw Sociaal Contact. Excuus, ik zie nu dat u voor nul minuten staat ingeschreven. Mijn fout.

Dan gaan we naar mevrouw Van Eijk van de fractie van de VVD.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik heb geen twee minuten nodig, maar misschien helpt het de heer Grinwis als ik ze wel volpraat. Ik ga eens kijken hoever ik kan komen.

Ik heb twee vragen aan de staatssecretaris naar aanleiding van het debat en de huidige stand van zaken. Ik heb de ramingstoelichting en het certificeringsdocument nog niet gezien. Daar werd wel naar verwezen in de nota's bij de Voorjaarsnota. Wanneer kan de Kamer deze ontvangen?

De tweede vraag gaat over de Wet werkelijk rendement box 3. Er is onze fractie veel aan gelegen om echt te komen tot invoering per 1 januari 2028. De staatssecretaris heeft al een aantal keren aangekondigd deze wet binnen afzienbare termijn naar de Kamer te sturen. De vraag is wanneer de wet naar de Kamer toe gaat, zodat wij de behandeling kunnen starten.

Ten slotte heb ik één motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat spaarders pas op 7 maart 2025 duidelijkheid hebben gekregen over de definitieve forfaitaire rendementspercentages in box 3 die gelden voor het jaar 2024;

constaterende dat de aangifteperiode inkomstenbelasting 2024 al eerder, namelijk op 1 maart 2025, was geopend en dat de peildatum voor box 3 is gelegen op 1 januari 2024;

overwegende dat het legaliteitsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel zich kunnen verzetten tegen een dergelijk late publicatiedatum;

verzoekt de regering om, zolang de Wet werkelijk rendement niet is ingevoerd, de jaarlijkse regeling voor 15 februari te publiceren, zodat spaarders eerder duidelijkheid hebben over het definitieve forfaitaire rendement waarover zij belasting betalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijk, Grinwis, Vijlbrief en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 243 (32140).

Kijk. De eerste motie-Grinwis is in ieder geval al ingediend in dit debat. Ik stel voor dat we gaan naar de spreker van de fractie van BBB, de heer Vermeer.

De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Twee moties.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er circa 11 miljard euro gereserveerd is voor rechtsherstel box 3;

overwegende dat in de technische briefing van 22 januari 2025 hoogleraar fiscale economie Peter Kavelaars aangaf dat alleen 2022 heeft laten zien dat er een lager rendement is;

overwegende dat over alle andere jaren hoogstwaarschijnlijk geen tegenbewijs zal worden geleverd;

overwegende dat dit tot gevolg heeft dat mogelijk minder geld voor rechtsherstel nodig is;

verzoekt het kabinet te onderzoeken welk bedrag uit de gereserveerde 11 miljard euro nodig is om in de jaren 2026 en 2027 het tarief op 5,88% te houden, en hierover de Kamer uiterlijk 1 juni te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Vermeer.

Zij krijgt nr. 244 (32140).

De heer Vermeer (BBB):
Sorry, ik ben een beetje buiten adem.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verhuurders van woningen in box 3 in toenemende mate onder druk staan door regulering van de woningmarkt, een (in te voeren) vermogensaanwasbelasting in box 3 en het ontbreken van de mogelijkheid tot kostenaftrek in de Wet tegenbewijsregeling box 3;

overwegende dat dit zorgt voor een uitpondingsgolf, waardoor eigenaren van huurwoningen gedwongen worden hun bezit te verkopen, wat catastrofale gevolgen heeft voor het huuraanbod in de vrije sector;

overwegende dat bij de heffing van vennootschapsbelasting kostenaftrek wel mogelijk is en daadwerkelijk gerealiseerd rendement belast wordt;

verzoekt het kabinet te onderzoeken wat de budgettaire aspecten en uitvoeringsaspecten zijn van een eenmalige overgangsfaciliteit voor vastgoedbeleggers waarmee hun bezit van box 3 naar box 2 kan worden overgedragen tegen een overdrachtsbelasting van 2%, en de Kamer hier voor het zomerreces over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Vermeer.

Zij krijgt nr. 245 (32140).

Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Van Dijk van de fractie van het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Dank aan de collega's voor het debat en de staatssecretaris voor de antwoorden. Je pand moeten verkopen omdat de belasting zo hard gestegen is dat het rendement zo ongeveer verdwenen is, terwijl dat pandje je pensioenvoorziening was, kan tot grote problemen leiden. Een stukje uitponden is niet erg en fijn voor starters op de woningmarkt, maar de trend zet wel hard door en onderzoeken laten zien dat dit vooral door box 3 komt. Ook uit het rondetafelgesprek met wetenschappers werd duidelijk dat we niet op de goede route zitten, maar in de Voorjaarsnota zit geen budget voor aanpassingen van de overbruggingswet.

Voorzitter. Ik had ook veel vragen over toch overgaan op vermogenswinst, omdat ook de Raad van State zegt: zorg dat je de brede afweging voldoende hebt gemaakt. De antwoorden lieten wat ons betreft nog wat te wensen over, daarom deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat veel tegenargumenten tegen een volledige vermogenswinstbelasting worden genoemd, maar dat ook alle mogelijkheden en voordelen van een dergelijk systeem goed moeten worden afgewogen, voordat een keuze kan worden gemaakt;

overwegende dat een vermogenswinstbelasting in de meeste landen ter wereld de standaard is, en dat qua systematiek en handhaving geleerd kan worden van het buitenland;

verzoekt het kabinet in kaart te brengen:

  • hoeveel sneller de vermogenswinstbelasting kan worden ingevoerd bij het initieel loslaten van de VIA;

  • wat het effect is van maatregelen tegen lock-in, zoals meerdere tarieven of een forfaitaire voorheffing, ook voor budgettaire derving in de ingroeifase;

  • daarbij relevante onderzoeken naar vermogenswinstbelasting in andere landen te gebruiken;

en hierover in het nog te ontvangen voorstel voor de Wet werkelijk rendement aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 246 (32140).

U heeft een vraag van mevrouw Van Eijk van de VVD.

Mevrouw Van Eijk (VVD):
Ik begrijp alle vragen die mevrouw Inge van Dijk stelt. Dat zijn ook heel veel vragen die al eerder in het proces aan de orde zijn geweest tijdens briefings, in schriftelijke overleggen et cetera. Ik ben zo ontzettend bang dat als wij dingen blijven vragen, voorafgaand aan het indienen van die wet werkelijk rendement, we zomaar weer een jaar doorschieten. Ik zou graag van mevrouw Inge van Dijk willen weten hoe zij die afweging maakt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Die afweging? Ik heb geprobeerd om dat uit te leggen. De Raad van State heeft een advies gegeven over het wetsvoorstel en ze zeggen: we kunnen ons bij heel veel dingen iets voorstellen, maar gooi het niet meteen weg; overweeg alles goed voordat je een daadwerkelijke keuze maakt. Deze vraag hebben wij al meerdere keren gesteld. Wij zijn van mening dat de antwoorden beter kunnen, vandaar deze vragen. De staatssecretaris zal zo wel reageren en aangeven wat voor hem wel of niet haalbaar is. Ik hoop dat hij zo veel mogelijk van die antwoorden wel kan geven voor indiening van het wetsvoorstel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu de hamvraag — ik kijk even naar de heer Grinwis — in hoeverre de administratie op orde is. Anders bestaat nog steeds de optie om de motie in te dienen en later te wijzigen. Er zit nog een heel reces tussen nu en de stemmingen. Er is dus nog een mogelijkheid. Houd ons niet langer in spanning.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank voor deze coulance. Ik lees één motie voor vanaf mijn telefoon. Dan komt de print onderwijl binnen via de bode, als het goed is. Die motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de cumulatie van belastingverhogingen — zoals daar zijn box 3, overdrachtsbelasting en stijgende lokale heffingen — particuliere woningverhuurders nadrukkelijk treft, waardoor hun belastingdruk in een paar jaar tijd van zeer laag naar zeer hoog is gegaan;

overwegende dat de aanpassing per 1-1-2023 van de leegwaarderatio is gebaseerd op data uit de jaren 2015-2020;

overwegende dat het kabinet bij de behandeling van het Belastingplan 2023 heeft toegezegd de tabel van de leegwaarderatio regelmatig te actualiseren;

verzoekt de regering onafhankelijk te onderzoeken op welke wijze de leegwaarderatio tijdelijk — tot het nieuwe stelsel op basis van werkelijk rendement van kracht wordt — geactualiseerd kan worden, en de resultaten hiervan voor de behandeling van het Belastingplan 2026 met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Stoffer en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 247 (32140).

Dat gaat behoorlijk langs het randje van het Reglement van Orde, maar ik kreeg zojuist een signaaltje van de bodes. Grote dank aan hen dat de papieren motie uiteindelijk geregeld wordt.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het wordt geregeld en die komt eraan.

De voorzitter:
Ik ontving een knikje, dus het komt goed.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank u wel voor uw coulance. Dan gaan we naar mijn tweede motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een vermogensbelasting zowel voor de belastingplichtige als de Belastingdienst eenvoudig uitvoerbaar is;

overwegende dat de invoering van het nieuwe box 3-stelsel om meerdere redenen al meermaals is uitgesteld, en dat het door de complexiteit van dit stelsel niet uit te sluiten is dat verdere vertraging zal optreden;

overwegende dat het van belang is een weloverwogen keuze te maken voor een nieuw stelsel inclusief alle voors en tegens;

verzoekt de regering om met medewerking van onafhankelijke deskundigen te verkennen welke mogelijkheden er nog zijn na de jurisprudentie inzake box 3 voor een redelijke vermogensbelasting — niet zijnde inkomstenbelasting — inclusief een variant waarbij aan spaarders tegemoet wordt gekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Vijlbrief.

Zij krijgt nr. 248 (32140).

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ook van deze motie over de vermogensbelasting— ik kijk naar de achterste bank — komt een nieuwe print. Excuus.

Dan de laatste.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Kamer en kabinet terecht grote waarde hechten aan realistisch ramen;

constaterende het door het kabinet gecommuniceerde box 3-forfait voor de categorie overige beleggingen in 2026 vermogensinkomsten van 7,78% veronderstelt;

overwegende dat er momenteel sprake is van forse, vooral neerwaartse, bewegingen op de aandelenbeurzen, wat het mogelijk aantrekkelijk maakt om succesvol gebruik te maken van de tegenbewijsregeling;

overwegende dat de inschattingen over de uiteindelijke omvang van de uitpondgolf van verhuurde woningen in box 3 uiteenlopen;

verzoekt de regering aan de raming ten minste een gevoeligheidsanalyse toe te voegen die inzichtelijk maakt wat de turbulentie op zowel de aandelenmarkt als op de verhuurdersmarkt kan betekenen voor de budgettaire omvang van de tegenbewijsregeling en voor de belastingopbrengsten in box 3,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Vijlbrief, Stoffer, Van Eijk en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 249 (32140).

Ik kreeg zojuist een knikje dat de administratie op orde is, met grote dank aan de bodes en de ambtelijke ondersteuning. Maar dit gaat u wel een doosje bonbons kosten, meneer Grinwis. Dat snapt u. Een doos Merci voor de bodes en de ambtelijke ondersteuning.

Ik kijk even naar de staatssecretaris. Vijf minuten? Tien minuten? U wilt direct door? Dan geef ik direct het woord aan de staatss… We gaan even vijf minuten schorsen. Dan kan iedereen de moties ontvangen en kan de staatssecretaris zich nog beter voorbereiden op de beantwoording. Ik schors tot 10.35 uur.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:
Ik begrijp dat de administratie inmiddels gereed is. Dan gaan we naar de appreciaties van de staatssecretaris van het tiental moties dat is ingediend. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Voorzitter. Dank voor het debat dat wij in drie etappes hebben gevoerd met elkaar. We hebben volgens mij goed met elkaar gesproken over alles wat te maken heeft met box 3. Er is ook flink out of the box 3 gedacht. Uiteindelijk leidt dat tot dit tweeminutendebat.

Er zijn nog twee vragen, waar ik snel op antwoord. Die zijn van mevrouw Van Eijk. Mevrouw Van Eijk vraagt: wanneer komt de raming/certificering? Deze week. Ik kreeg net door dat die vanochtend in de mail zat bij ons. We gaan netjes een briefje maken naar de Kamer toe en dan krijgt u hem ook, dus deze week. Die is hard.

De tweede vraag is: wanneer komt de wet naar de Kamer? Die staat nu gepland voor midden mei; ik geloof 15 mei, maar laten we het even op midden mei houden.

Dan is er een tiental moties ingediend. De eerste is de motie op stuk nr. 240 van de heer De Vree, waarin de regering wordt verzocht om zich bij de Wet werkelijk rendement box 3 uitsluitend te richten op een vermogenswinstbelasting. Die optie gaat dan uit van reële winsten in plaats van fictieve rendementen en ongerealiseerde winsten. Deze motie moet ik helaas ontraden. De afgelopen jaren zijn in vele Kamerbrieven, en vele debatten, door mij en mijn voorgangers de voor- en nadelen van verschillende opties voor de vormgeving van een stelsel op basis van werkelijk rendement uiteengezet. Alle denkbare opties hebben naast voordelen ook nadelen op het vlak van juridische houdbaarheid, maatschappelijk draagvlak, budgettaire gevolgen, effecten op de economie, uitvoeringsvermogen en doenvermogen. Dit is allemaal met elkaar gewogen. Bij de keuze van het nieuwe stelsel is steeds sprake van een uitruil tussen deze verschillende invalshoeken. Alles afwegende heeft het kabinet gekozen voor een hybride vorm, waarbij het uitgangspunt een vermogensaanwasbelasting is. Samenvattend is er sprake van een forse budgettaire derving als alle vermogensbestanddelen worden belast op basis van een vermogenswinstbelasting, en kunnen bij een volledige vermogenswinstbelasting minder gegevens vooraf ingevuld worden, waardoor een groter beroep wordt gedaan op het doenvermogen van belastingplichtigen. Belastingplichtigen moeten namelijk meer gegevens invullen en bijhouden, en dat jarenlang.

De heer De Vree (PVV):
De staatssecretaris heeft het niet echt over de juridische risico's, en dat is ook de inzet van mijn motie. We hebben eerdere situaties gezien waarin het behoorlijk fout ging. Is de staatssecretaris van mening dat dat nu niet gaat gebeuren?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Volgens mij is het een uitspraak van u dat garantie alleen op stofzuigers gegeven wordt. Daarbij kan ik zeker zeggen dat wij het risico zien, maar dat zien wij ook bij alle andere varianten. Alles afwegende moeten we uiteindelijk koers kiezen, en de koers die wij kiezen is dus een afruil tussen alle verschillende risico's. Wij denken dat dit op het vlak van juridische houdbaarheid, waar we nu op aankoersen, minder risicovol is dan een eventuele andere route.

De voorzitter:
We gaan niet het hele debat overdoen, dus ik stel voor dat de staatssecretaris doorgaat naar de volgende motie.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dat is de motie op stuk nr. 241 van mevrouw Haage en de heer Stultiens, met het verzoek om in kaart te brengen hoe een wereldwijde minimumbelasting op vermogen van 2% voor vermogens boven de 100 miljoen juridisch, budgettair en qua uitvoerbaarheid in Nederland ingevoerd zou kunnen worden. De belastingheffing van de rijksten stopt helaas niet bij de landsgrens, zeker voor de mensen met een vermogen boven de 100 miljoen, want als verschillende landen inkomen uit vermogen anders belasten of juist met fiscale voordelen deze groep proberen aan te trekken, geeft dat mogelijkheden tot belastingontwijking. Ook hebben vermogenden vaak vermogen in meerdere landen.

Internationale samenwerking is nu van belang, ook door tussen de landen meer gegevens over vermogensbezit uit te wisselen en schadelijke belastingregimes te adresseren. Zo kunnen we ervoor zorgen dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Hiervoor is geen nader onderzoek nodig. Het is van belang om hier internationaal stap voor stap te werk te gaan en dat betekent nu eerst het inzetten op het vergroten van internationale transparantie over vermogensbezit, specifiek als het gaat over vastgoed en UBO's, ultimate beneficial owners. Dat is cruciaal om internationaal grip te krijgen op deze vermogens. Het nut van een nationaal onderzoek naar zo'n internationaal onderwerp zie ik niet en daarom moet ik deze motie ontraden.

De volgende motie, op stuk nr. 242, is ook van mevrouw Haage en de heer Stultiens. De regering wordt verzocht vast te houden aan het voornemen om fiscale regelingen en belastingconstructies aan te pakken en de opbrengsten hiervan terug te sluizen naar lastenverlichting voor werkenden. Het gaat mevrouw Haage erom dat de stelpost fiscale regelingen en constructies niet is ingevuld. Zij wil dat in plaats daarvan de noodremafspraak uit het hoofdlijnenakkoord over de tabelcorrectiefactor uitgevoerd gaat worden. Wat mij betreft past deze motie bij het debat over de Voorjaarsnota. Ik hoop ook dat de heer Stultiens, waarschijnlijk, zijn motie daar zou willen indienen. De voorjaarsbesluitvorming is afgerond. Dit besluit is daaruit voortgekomen. Omwille van wat ik net zei, vind ik het een ontijdige motie. Bovendien heeft de motie niks met box 3 te maken.

De voorzitter:
Ik kijk even naar de indiener: wordt de motie aangehouden? Dat is niet het geval. Dan is het oordeel: ontijdig.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 243 van mevrouw Van Eijk, de heer Grinwis, de heer Vijlbrief en mevrouw Van Dijk met het verzoek aan de regering om de regeling jaarlijks voor 15 februari te publiceren met definitieve forfaits voor banktegoeden en schulden. De definitieve forfaits komen jaarlijks medio januari beschikbaar. Dit jaar zijn de gegevens op 22 januari aan de Belastingdienst doorgegeven. De Belastingdienst heeft die vervolgens gebruikt voor de communicatie naar belastingplichtigen bij de aangiftecampagne. Daarmee hebben de belastingplichtigen de in de motie gevraagde duidelijkheid. Als ik de motie zo mag opvatten dat de definitieve forfaits jaarlijks voor 15 februari op de website van de Belastingdienst worden gepubliceerd, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De functie van een ministeriële regeling is dat de percentages ook in de regelgeving worden opgenomen. De manier waarop de forfaits worden vastgesteld, is in de wet opgenomen en op basis van de wettelijke regeling is dus al duidelijk wat de forfaits gaan worden. De definitieve vaststelling gebeurt jaarlijks met terugwerkende kracht. Publicatie van een ministeriële regeling voor 15 februari heeft geen meerwaarde ten opzichte van publicatie op de website van de Belastingdienst. Het opstellen van de regeling, de uitvoeringstoets en het publiceren in de Staatscourant kost helaas enige tijd. Daarom kan ik niet garanderen dat voor de Staatscourant 15 februari jaarlijks haalbaar is. Ik heb wel toegezegd om te streven naar publicatie volgend jaar voor 1 maart. Maar nogmaals, als ik de motie zo mag opvatten dat de definitieve forfaits jaarlijks voor 15 februari op de website van de Belastingdienst worden gepubliceerd, kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:
Helder. Ik wil vragen aan de staatssecretaris of hij iets compacter kan antwoorden. U zei net twee keer hetzelfde. Graag bij de volgende vijf moties een poging om iets compacter te antwoorden. Ga uw gang.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Het is complexe materie en het gebeurt in dit debat wel vaker dat er dingen herhaald worden, niet alleen van de zijde van de regering.

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 244, van de heer Vermeer. Hij spreekt over de heer Kavelaars, die tijdens de technische briefing heeft gezegd dat alleen 2022 een laag rendement heeft en er voor de andere jaren waarschijnlijk geen tegenbewijs is. De motie stelt dat er mogelijk minder geld nodig is voor rechtsherstel en vraagt welk bedrag uit de gereserveerde 11 miljard nodig is om het forfait op 5,88% te stellen in de jaren '26 en '27. De derving voor het verleden is al ingeboekt en gecertificeerd. De budgettaire gevolgen van de Wet tegenbewijsregeling box 3 zijn inmiddels ook gecertificeerd en komen dus deze week naar uw Kamer. Het is goed om te noemen dat alles tot 2024 per definitie in het saldo loopt en dus niet gedekt is. Wij laten het geld over het verleden dus sowieso in het saldo lopen. In die zin is dat dus ook geen dekkingsbron voor latere jaren. Een tweede punt dat ik daarbij nog graag even wil benoemen, is dat '22 weliswaar een lager rendement heeft, maar voor zowel positieve als negatieve jaren geldt dat in het verleden behaalde winsten of verliezen geen garantie bieden voor de toekomst. Op basis daarvan kan ik niet anders dan mij houden aan de ramingen. Om die reden moet ik de motie ontraden.

Ik vervolg met de motie op stuk nr. 245, ook van de heer Vermeer. Het kabinet wordt verzocht om te onderzoeken wat de budgettaire aspecten en de uitvoeringsaspecten zijn van een eenmalige overgangsfaciliteit voor vastgoedbeleggers, waarmee hun bezit van box 3 naar box 2 kan worden overdragen tegen een overdrachtsbelasting van 2%. En de motie verzoekt de Kamer hierover voor het zomerreces te informeren. Deze motie moet ik helaas ontraden. De faciliteit waar de BBB om vraagt, zet aan tot boxhoppen, waarmee belastingontwijking zou worden gefaciliteerd. Dit is in mijn ogen ongewenst fiscaal beleid. De introductie van deze faciliteit binnen de overdrachtsbelasting vergt bovendien een structuurwijziging, waardoor de maatregel pas effect heeft in 2027, terwijl in 2028 het nieuwe stelsel op basis van werkelijk rendement ingaat. Tot slot is een eerste inschatting dat hier sprake kan zijn van staatssteun. Dat komt doordat er aan een specifieke groep bedrijven of beleggers een voordeel wordt gegeven. Dat is dus iets wat wij moeten ontraden.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 246. Dat is de motie van mevrouw Van Dijk. Ik geef een korte omschrijving van de motie. Er zijn veel argumenten tegen de vermogenswinstbelasting, maar ook de mogelijkheden en voordelen moeten worden afgewogen voordat we een keuze maken. De motie roept om te leren van het buitenland, omdat vermogenswinstbelasting daar de standaard is en vraagt hoeveel sneller de vermogenswinstbelasting kan worden ingevoerd bij het loslaten van de voorlopig ingevulde aangifte. Hoe zit het met budgettaire werving en relevante onderzoeken, en kan dit meegestuurd worden bij het indienen van de wet, vraagt deze motie verder nog. Deze motie ontraad ik. De afgelopen jaren zijn in vele Kamerbrieven en debatten de voor- en nadelen van verschillende opties voor de vormgeving van een stelsel op basis van werkelijk rendement uiteengezet, door mij en door mijn voorganger, Marnix van Rij. Alle denkbare opties hebben naast voordelen ook nadelen. Dit is ook wat ik bij de motie op stuk nr. 240, van de PVV, zei. Ik denk dat we de afweging gemaakt hebben. We moeten uiteindelijk het gesprek met elkaar aan over de Wet werkelijk rendement box 3 bij de indiening daarvan.

De motie op stuk nr. 247 is van de heren Grinwis en Stoffer en van mevrouw Van Dijk. De motie verzoekt de regering onafhankelijk te onderzoeken op welke wijze de leegwaarderatio tijdelijk geactualiseerd kan worden en de resultaten hiervan met de Kamer te delen. De leegwaarderatio betreft een objectieve waardebepaling en is geen beleidsmatige knop waaraan kan worden gedraaid. Onderzoek is niet vrijblijvend. Bij een nieuw onderzoek zullen we de uitkomsten moeten volgen. Dit kan twee kanten op gaan. Optie één is dat de leegwaarderatio daalt. Dit zou een groot risico opleveren voor de korting op het Herstel- en Veerkrachtplan vanwege het feit dat dit een reeds afgerond mijlpaal is. Tussentijdse aanpassing van de afspraken die in het HVP zijn gemaakt over de leegwaarderatio, leiden naar grote waarschijnlijkheid tot een korting van maximaal 600 miljoen euro. Optie twee is dat de leegwaarderatio toeneemt. Dan nemen de lasten voor verhuurders ook toe. Op mijn verzoek heeft de Belastingdienst recentelijk verkend of het actualiseren van de tabel met leegwaarderatiopercentages zinvol is. Deze verkenning is gebaseerd op iets meer dan 12.000 transacties in het jaar 2024. Uit deze verkenning volgt dat optie twee, de verhoging van de leegwaarderatio, meer waarschijnlijk is dan een verlaging. Het waardedrukkend effect van de verhuurde staat lijkt namelijk licht te zijn afgenomen, wat zou leiden tot een hogere leegwaarderatio.

De voorzitter:
Wat is uw oordeel over de motie?

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ja, sorry. Ik ben nog niet helemaal klaar met de toelichting.

De voorzitter:
Het mag iets compacter. We lopen al uit de tijd.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Dat weet ik. Dat heeft u net ook gezegd.

Gegeven deze uitkomst raad ik nadrukkelijk af om nader onderzoek in te stellen. Dit zou bij een verhoging van de leegwaarderatio risicovol zijn en in het geval van optie één zou het een risico voor de schatkist zijn. Om die reden moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:
Dank. Dat lokt nog een vraag uit van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit is een herhaling van zetten. Dit hebben we ook gewisseld tijdens de debatten. De risico's die de staatssecretaris schat, zijn helder. Maar dan kan hij toch het oordeel aan de Kamer laten en dan kan de Kamer toch de afweging maken? De risico's zijn namelijk diverse keren helder geschat, maar dat is toch geen argument om de motie te ontraden? Dan kun je die toch gewoon aan het oordeel van de Kamer laten? Dat lijkt mij een zuivere conclusie na deze waarschuwing over de risico's.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik denk dat beide opties negatief kunnen uitpakken, enerzijds voor de schatkist, anderzijds voor de verhuurders. Het staat u geheel vrij om als Kamer deze motie toch aan te nemen en ik zal die uitvoeren als dat gebeurt. Maar nogmaals, ik ontraad de motie omdat ik zie dat beide richtingen negatief kunnen uitpakken, hetzij voor de schatkist, hetzij voor de verhuurders.

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 248. Die is ook van de heer Grinwis. De heer Grinwis verzoekt om, eventueel in samenspraak met onafhankelijke deskundigen, te verkennen welke mogelijkheden er nog zijn na de jurisprudentie in zake box 3 voor een redelijke vermogensbelasting en te kijken of er een variant bedacht kan worden om spaarders tegemoet te komen. De afgelopen jaren zijn door mij, collega's en mijn voorgangers vele brieven en onderzoeken naar de Kamer gestuurd, is er gedebatteerd en gefilosofeerd en zijn er rondetafelgesprekken gevoerd. Ik ben van mening dat het voorstel zoals dat er nu ligt een zeer weloverwogen keuze is. Nieuw onderzoek voegt hier naar mijn mening niets aan toe, ook niet als dat met onafhankelijke deskundigen is. Overigens was er vorige week nog een rondetafelgesprek in uw Kamer, waarbij er ook experts aanwezig waren die geen voorstander zijn van een vermogensbelasting. Om die reden moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:
Dank. Ook hier een interruptie van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
Mijn excuses voor de problemen met de Word-documenten en het printen van vanochtend. Maar ik zal zorgen dat de door mij ingediende versie, althans de door mij voorgedragen versie, ook daadwerkelijk in de stukken belandt. Die wordt dus nagezonden.

Helder, staatssecretaris. Bij diezelfde bijeenkomst waar de staatssecretaris naar verwijst, was ook een hoogleraar die het wél opnam voor de vermogensbelasting. Dus: zoveel mensen, zoveel meningen, zoveel zinnen.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Ik kan niets anders zeggen dan dat ik me daarbij aansluit. Het is een dossier dat qua meningen helaas veel voor- en tegenstanders kent voor alle varianten die voorliggen. Er is er niet eentje waar mensen unaniem tegen zijn, of voor.

De voorzitter:
De laatste motie.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Tot die realiteit hebben we ons te verhouden.

Dan gaan we door naar de laatste motie, op stuk nr. 249. Die is van de heer Grinwis, de heer Stoffer en mevrouw Van Dijk en verzoekt de budgettaire effecten van de tegenbewijsregeling realistisch te ramen en een gevoeligheidsanalyse toe te voegen om de gevolgen van een sterk stijgende of sterk dalende aandelen- en verhuurdersmarkt in kaart te brengen. Ik acht deze motie overbodig. Budgettaire effecten worden namelijk altijd realistisch geraamd, zo ook in dit geval. De raming is ter beoordeling op redelijkheid en neutraliteit aan het CPB voorgelegd. Het CPB heeft aangegeven de raming, zoals die bij de indiening van de Wet tegenbewijsregeling gepresenteerd is, te certificeren. In het certificeringsdocument gaat het CPB ook altijd in op de mate van onzekerheid. Voor de raming van de Wet tegenbewijs geldt dat bij een goed beursjaar en een sterke waardeontwikkeling van vastgoed de derving lager kan uitvallen en bij een slecht beursjaar en dalende huizenprijzen juist hoger. Ramingen worden definitief vastgesteld bij indiening van het wetsvoorstel. Als een effect in werkelijkheid anders uitpakt, heeft dat effect op het saldo. Die afwijking is niet lastenrelevant en zal bij een derving niet gedekt hoeven te worden. Dat geldt bij alle ramingen en hoort bij ons trendmatig begrotingsbeleid. Om die reden moet ik zeggen dat deze motie overbodig is.

De voorzitter:
Dank u wel. Een laatste interruptie van de heer Grinwis.

De heer Grinwis (ChristenUnie):
In de ingediende versie, die de staatssecretaris ook heeft, wordt niet gevraagd om een realistische raming, maar wordt slechts gevraagd om een gevoeligheidsanalyse. Wij weten hoe de systematiek werkt wat betreft het moment van ramen. Maar gezien de turbulentie vraagt deze motie om een gevoeligheidsanalyse, en die is niet overbodig. Ik snap dat de staatssecretaris zegt dat voor het trendmatig begrotingsbeleid het punt in de tijd waarop de raming wordt gemaakt, bepalend is en dat het daarna mee- of tegenvallers zijn. Maar het is toch voor een zorgvuldige wetsbehandeling in de Kamer volstrekt logisch dat wij, gezien de turbulentie op de aandelenmarkt en de huurmarkt, een nadere gevoeligheidsanalyse willen hebben? Ik vind "overbodig" een wonderlijk oordeel.

De voorzitter:
De staatssecretaris, tot slot.

Staatssecretaris Van Oostenbruggen:
Zoals ik net aangaf, is in het certificeringsdocument van het CPB het inschatten van de mate van onzekerheid altijd een onderwerp. In die zin wordt er wel degelijk ingegaan op hoe on point de certificering is. Sowieso kijkt de certificering, zeker bij deze wetgeving, over een vrij lange periode en is het moeilijk te zeggen dat de aandelenkoersen en het vastgoed zich extreem bewegen over een relatief lange periode.

De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor zijn appreciatie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
We gaan op 13 mei stemmen over deze moties. Ik schors de vergadering tot 11.00 uur. Dan gaan wij door met het volgende debat.

De vergadering wordt van 10.54 uur tot 11.04 uur geschorst.