Wijziging van de Pensioenwet in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel (36578) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D18766, datum: 2025-04-23, bijgewerkt: 2025-04-24 09:17, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-04-23 10:45: Wijziging van de Pensioenwet in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel (36578) (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Voorzitter: Martin Bosma
Verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel (36578).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de Wijziging van de
Pensioenwet in verband met de verlenging van de transitieperiode naar
het nieuwe pensioenstelsel (36578). Een hartelijk woord van welkom aan
de minister. Fijn dat u bij ons bent. We hebben elf deelnemers van de
zijde van de Kamer, onder wie één maidenspeecher. Daar zien we met heel
veel plezier naar uit. Dat is mevrouw Haage van de fractie
GroenLinks-Partij van de Arbeid.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de eerste spreker van de zijde van de Kamer.
Dat is mevrouw Joseph van de fractie NSC. Het woord is aan haar.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag wil ik het hebben over vertrouwen,
bestaanszekerheid en zeggenschap. Ik doe dat niet in abstracte termen.
Het gaat over iets dat miljoenen mensen direct raakt: hun pensioen, hun
inkomen voor later, hun zekerheid van vandaag en morgen. De
pensioensector staat aan de vooravond van de grootste financiële
stelselwijziging ooit. Het is een stelsel waarbij we trots mogen zijn op
de solidariteit, collectiviteit en verplichtstelling, maar ook een
stelsel dat toe is aan vernieuwing; dat erken ik zeker ook. Ik snap dat
het nieuwe stelsel kansen biedt. Jongeren kunnen op termijn wat meer
flexibiliteit krijgen. Pensioenuitkeringen kunnen in betere economische
tijden wat sneller stijgen, doordat er minder buffers worden
aangehouden. De Wet toekomst pensioenen voorziet hierin en is vandaag
het uitgangspunt, ook voor mijn partij Nieuw Sociaal Contract.
Maar, voorzitter, ik kan niet duidelijk genoeg stellen dat die
vernieuwing in de praktijk alleen maar kan slagen als je de mensen van
wie het pensioen is, serieus neemt, als je mensen zeggenschap geeft, als
je mensen inspraak geeft wanneer hun bestaande pensioenen en rechten
worden aangepast. Dat is namelijk wat hier op tafel ligt: een omzetting
van al toegezegde vaste uitkeringen naar persoonlijke pensioenvermogens
waar straks variabele uitkeringen uit volgen die directer mee gaan
bewegen met de beurs. De risico's worden meer bij het individu gelegd,
ook voor mensen die al met pensioen zijn, voor mensen die jarenlang
dachten dat hun pensioen veilig stond. Dat is geen kleine aanpassing.
Dat is fundamenteel. Dat raakt direct de bestaanszekerheid van mensen.
Als je zulke ingrijpende stappen zet zonder mensen goed mee te nemen,
tast je het vertrouwen en het draagvlak aan. Dat is een risico voor het
hele pensioenstelsel.
Daarom hebben wij een amendement ingediend om mensen alsnog een vorm van
inspraak te geven. Wat zie ik gebeuren? Tegenstanders van ons amendement
om inspraak te herstellen, waarschuwen nu voortdurend voor chaos. Maar
ik draai dat argument om. Juist door het afschaffen van de inspraak, wat
gebeurd is, en het verlies van vertrouwen dat we daardoor nu al zien
ontstaan, dreigt chaos. Dan komen de incidenten, wanhopige mensen,
rechtszaken. Voor we het weten zitten we met een nieuw schandaal of
nieuwe affaire, maar dan dit keer over het pensioenstelsel, dat nu nog
geroemd is als het beste ter wereld.
De voorzitter:
Ik houd acht interrupties aan in de termijn van de Kamer. Het woord is
aan de heer Flach, SGP.
De heer Flach (SGP):
Voordat we aan die inhoud toekomen, heb ik even een vraag over de vorm
waarin dit voorstel wordt gepresenteerd. Mevrouw Joseph had er ook voor
kunnen kiezen om een initiatiefwet in te dienen die de bestaande wet
wijzigt. Wat ze nu doet, is bij een kleine wet die de transitieperiode
verlengt een amendement gebruiken om best een hele stelselwijziging door
te voeren. In de Tweede Kamer lukt het misschien nog om een meerderheid
te halen, maar daarmee wordt de Eerste Kamer de mogelijkheid ontnomen om
daar goed over te praten en rest niets anders dan voor of tegen die hele
wet te stemmen. Is dat nou bestuurlijk of politiek gezien een zuivere
route geweest? Waarom heeft mevrouw Joseph voor de route van een
amendement gekozen?
Mevrouw Joseph (NSC):
Allereerst wil ik beginnen met zeggen dat ik dit niet zie als een grote
wijziging. Het is gewoon het inspraak geven aan mensen als je de
bestaande pensioenen wil aanpassen. We hebben het inderdaad in de vorm
van een amendement ingediend. Ik had gehoopt dat wij eerder de
mogelijkheid hadden gekregen om de pensioenwet te wijzigen, maar de
pensioenwet werd gewoon steeds maar niet besproken en ik wist dat een
initiatiefwet jaren duurt. Dan zijn de pensioenen al aangepast en dan is
er niks meer te repareren, behalve dat je nog heel veel rechtszaken en
ellende hebt. Als de pensioenen eenmaal zijn aangepast, dan is dat een
onomkeerbaar proces, dus we hebben het in deze wet gedaan. Ik denk dat
dat ook goed past bij deze wet, want deze wet verlengt de
transitieperiode. Hij gaat over het proces. Ons voorstel is eigenlijk
een extra processtapje. Nu mogen eerst werkgevers beslissen of
pensioenen ingevaren worden. Dan mogen de pensioenfondsen daarover
beslissen. Wij zeggen: geef ook de deelnemers een stem hierin.
De heer Flach (SGP):
Mevrouw Joseph zegt dat dit geen hele grote stelselwijziging is. Volgens
mij is dit het bijna compleet terugdraaien van de Wet toekomst
pensioenen zoals die eerder is behandeld. Ik vraag aan mevrouw Joseph of
ze het nou wel goed bestuur vindt om dat op deze manier te doen. Er is
in de vorige periode bijna 100 uur vergaderd over deze wet. Van de
uitkomst kun je vinden wat je vindt. Ik ga daar straks ook wat over
zeggen. Maar het lijkt er toch op alsof je dat eigenlijk op deze manier
met een amendement weer terugdraait. Dan kom je een beetje in
Amerikaanse toestanden terecht, waarbij wetten om de vier jaar gewijzigd
worden, waardoor een stelselwijziging eigenlijk bijna niet meer mogelijk
is. Vindt mevrouw Joseph dit dan goed bestuur?
Mevrouw Joseph (NSC):
De Wet toekomst pensioenen accepteren wij gewoon. Die blijft ook gewoon
helemaal staan. De enige vraag is de volgende. Je kan de bestaande
rechten van mensen aanpassen en omzetten naar het nieuwe stelsel. De
inspraak die er was, is nu verwijderd uit de wet. Mensen hadden vroeger
individueel bezwaarrecht. Dat is uit de wet gehaald. We hebben gezien
dat daar een versterkt collectief medezeggenschap tegenover komen te
staan. We hebben een juridische analyse gemaakt om te zien of dat wel
voldoende is, want wat gebeurt hier? Je gaat echt het eigendom van
mensen aanpassen, zonder dat ze inspraak hebben. Uit de juridische
analyse kwam bijvoorbeeld dat dat versterkte collectieve medezeggenschap
geen adequate vervanging is voor het individueel bezwaarrecht dat is
afgeschaft. We hebben afgelopen jaar ook gekeken wat er gebeurde.
Gepensioneerdenverengingen en slapersverenigingen mochten hoorrecht
krijgen, maar dat is niet goed verlopen. We zien dus gewoon allemaal
nieuwe signalen dat mensen te weinig inspraak hebben gehad. Dit gaat
gewoon leiden tot heel veel juridische procedures, maar ook tot veel
wantrouwen. Als het nieuwe stelsel zo goed is, waarom geef je mensen dan
niet zelf inspraak in de vraag of ook hun bestaande pensioenen worden
aangepast naar het nieuwe stelsel? De Wet toekomst pensioenen gaat
verder gewoon compleet door. Ik denk dat het juist heel goed bestuur is
om mensen zelf inspraak te geven. Dat is wat mij betreft een nieuw
sociaal contract tussen burgers en pensioenfondsen en tussen burgers en
overheid.
De heer Aartsen (VVD):
Een verhelderend betoog van mevrouw Joseph. Volgens mij zit daar
namelijk de kern van het probleem waar we het hier over hebben. Mevrouw
Joseph zegt: voor ons is dit maar een heel klein wijzigingspuntje. Maar
is het probleem niet juist dat mevrouw Joseph zo vastzit in haar eigen
beeld dat dit maar een klein wijzigingspuntje is? De minister zegt zelf:
dit raakt de kern van de wet. De Raad van State, een belangrijke
adviseur van ons, zegt: dit amendement draait de hele wet om; het raakt
de basisbeginselen van de wet. Mevrouw Joseph zegt: we willen gewoon
netjes doorgaan; dit heeft geen enkel effect op de transitie. De Raad
van State zegt: dit zorgt voor ernstige verstoringen van het
transitieproces. Mevrouw Joseph zegt net zelf: collectiviteit en
solidariteit zijn belangrijke uitgangspunten. De Raad van State zegt:
dit ondermijnt en ondergraaft de collectiviteit en solidariteit van het
stelsel. Zit hier niet de kern van het probleem? Mevrouw Joseph heeft
een beeld bedacht, maar de hele buitenwereld zegt dat dat niet klopt. Is
het niet juist ook goed bestuur dat we goed luisteren naar dit soort
adviseurs en naar de brieven van de minister, om te laten zien dat het
misschien niet zo is zoals u het voorstelt?
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik heb heel goed geluisterd naar de Raad van State en de andere
adviseurs. Wij hebben het amendement ook aangepast op die adviezen. Maar
het is echt geen grote wijziging. Onder de Wet toekomst pensioenen gaat
nieuwe pensioenopbouw plaatsvinden in persoonlijke pensioenvermogens.
Dat gaat gewoon door met dit amendement. Maar wat ook gebeurt en wat
juist ontzettend bijzonder is, is dat Nederland met de Wet toekomst
pensioenen heeft bedacht dat ook de bestaande pensioenen worden omgezet
in variabele uitkeringen die meer gaan meebewegen met de beurskoersen,
zonder dat mensen inspraak hebben. Dat is internationaal nooit vertoond.
Dat is een enorm experiment, een gevaarlijk experiment dat we in
Nederland aangaan. Ik weet niet eens zeker of we dit amendement wel
zouden hebben ingediend als ik in het afgelopen jaar gezien had dat
mensen via de versterkte collectieve zeggenschap wél voldoende inspraak
hadden gehad. Maar wij zien gewoon dat mensen niet genoeg inspraak
hebben gehad. Wat is het enige wat wij toevoegen? De nieuwe opbouw in
persoonlijke pensioenvermogens gaat sowieso plaatsvinden. De sociale
partners, de werkgevers en de vakbonden mogen nu bedenken of ze ook de
bestaande pensioenen gaan omzetten naar het nieuwe stelsel of niet. Ze
kunnen dus zeggen dat ze niet gaan invaren of dat ze wel gaan invaren.
Vervolgens gaan de pensioenfondsen nog na of zij het ook evenwichtig
vinden om in te varen en of ze het kunnen uitvoeren. Maar wij zeggen
gewoon: waarom krijgen de deelnemers, van wie het pensioen is, hierin
niet ook zélf een stem? Dat is alles.
De heer Aartsen (VVD):
Mevrouw Joseph zegt het nog een keer: het is een
ieniemieniewijzigingetje; wat wij doen is slechts een rimpeling. Hoe
verklaart zij dan dat de Raad van State, De Nederlandsche Bank, de AFM,
de Stichting van de Arbeid, de Pensioenfederatie — dat zijn toch niet de
willekeurige biljartclubs op de hoek — en haar eigen minister pagina's
na pagina's met zeer zorgelijke waarschuwingen naar ons toesturen? Hoe
kan het dat mevrouw Joseph zegt dat het een kleine wijziging is, terwijl
al die andere mensen zeggen dat dit ernstige, zorgwekkende gevolgen
heeft voor het hele stelsel? Die twee dingen kan ik niet bij elkaar
brengen.
Mevrouw Joseph (NSC):
Wat ik niet bij elkaar kan brengen, is dat ik iedereen thuis uit kan
leggen dat dit een eenvoudige stap is. Mensen moeten sowieso een brief
thuiskrijgen waarin staat wat het nieuwe pensioen voor hen betekent, wat
het oude pensioen voor hen betekende en wat het verschil is. Daar kun je
gewoon een ja/nee-vakje bij zetten waarmee mensen kunnen aangeven of zij
mee willen of niet. Wat mij ontzettend verbaast, is dat in alle adviezen
die wij hebben gekregen, bijvoorbeeld van de Raad van State, geen woord
wordt besteed aan de vraag of de burgers wel voldoende inspraak krijgen,
of zij wel voldoende rechtsbescherming krijgen. Wie komt hier op voor de
mensen thuis?
De heer Aartsen (VVD):
Mevrouw Joseph draait handig weg van mijn vraag. De vraag blijft nog
steeds: hoe kan het dat mevrouw Joseph stelt dat het slechts een kleine
wijziging is, zo van "er gebeurt niks geks; ach, het is bijna een
hamerstuk", en dat al die adviseurs — Raad van State, DNB, AFM,
Pensioenfederatie, Stichting van de Arbeid en de minister zelf — zeggen
dat het majeure gevolgen heeft? Pagina's na pagina's. De minister
schrijft twintig kantjes vol over dit amendement. Nogmaals mijn vraag:
hoe kan het dat u vol blijft houden dat het slechts een kleine wijziging
is, terwijl de hele wereld zegt dat het majeure gevolgen heeft? Dat kan
toch niet bij elkaar worden gebracht? Geef daar eens antwoord op.
Mevrouw Joseph (NSC):
De mensen die betrokken waren bij het maken van de Wet toekomst
pensioenen, zeggen dat dit majeure wijzigingen zijn. Ik heb als Kamerlid
het geluk dat ik uit de pensioensector kom. Ik heb zelf die inspraak
geregeld. Als pensioenfondsen de bestaande rechten wilden aanpassen naar
nieuwe rechten, dan stuurden we mensen een brief en dan kregen zij
individueel bezwaarrecht. Ik heb dat allemaal zelf uitgevoerd, dus ik
weet dat het kan. Ik weet dat het niet moeilijk is. Ik weet dat het niet
complex is en dat mensen het ook gewoon begrijpen. En dat is misschien
wel de kracht van Kamerleden die uit het veld komen.
De heer Vijlbrief (D66):
Er lag een amendement. Dat kreeg een vernietigend oordeel. Toen kwam er
een nieuw amendement. Ik noem ze op: De Nederlandsche Bank, de AFM, de
Pensioenfederatie, de werkgeversorganisaties, de vakbonden, de Raad van
State. Zij zijn allemaal met een stoomwals over dat amendement gereden.
Dan komt de minister. De minister stapt in zijn bulldozer en brengt
vervolgens het amendement met een vernietigende appreciatie naar de
schroothoop. In wat voor een dimensie leeft mevrouw Joseph eigenlijk dat
zij denkt dat zij de enige is die gelijk heeft en de rest van de wereld
gek is? Hoe kan dat eigenlijk? Ik begrijp het gewoon echt niet. Ik heb
het echt geprobeerd te begrijpen. Ik ga toch een voorbeeldje geven.
Mevrouw Joseph vertegenwoordigt een partij die bijvoorbeeld zegt
"wetgeving moet zorgvuldig behandeld worden", "we moeten goed naar de
uitvoering luisteren" en "de Raad van State is een cruciale adviseur".
Ik citeer dit allemaal uit stukken van Nieuw Sociaal Contract. U rijdt
daaroverheen. U trekt zich er niks van aan. U gaat gewoon door en u
gijzelt het hele voorstel. Terwijl het pensioenstelsel allang ingevoerd
is, komt u na twee jaar met dit amendement. Ik begrijp er helemaal niets
van. Kan mevrouw Joseph nog eens uitleggen hoe haar wereld er nou
uitziet? Ik begrijp het gewoon niet.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik begrijp de heer Vijlbrief af en toe ook niet. Ik heb gezorgd voor
zorgvuldige wetgeving. Ik heb niet iets nieuws gedaan. De Wet toekomst
pensioenen is ingevoerd en daarbij is de inspraak van mensen afgepakt.
De inspraak stond in artikel 83 van de Pensioenwet. Dat artikel heb ik
gewoon hersteld. Het artikel bestond altijd al. Mensen kregen altijd
individueel bezwaarrecht als hun bestaande pensioen werd aangepast. Bij
het invaren is het individuele bezwaarrecht even uitgeschakeld en mogen
mensen ineens niks meer zeggen, terwijl hun pensioen wordt omgezet in
variabele uitkeringen die meer meebewegen met de beurskoersen. Mensen
worden daar nu al zenuwachtig van en dat snap ik, gegeven wat er gebeurt
op de beurzen. Als het invaren voorbij is, geldt artikel 83 weer. Als
een pensioenfonds geen gebruik heeft gemaakt van het invaren en het
pensioenfonds wil daarna alsnog de vaste uitkeringen omzetten naar
variabele uitkeringen, dan moeten zij iedereen individueel bezwaarrecht
geven. Dat staat in de wet, of de wet was niet goed en is niet goed, ten
aanzien van artikel 83. Maar ik heb gewoon een kopie gemaakt. Het is
eenvoudig.
De heer Vijlbrief (D66):
Het minimaliseren van dit amendement, alsof het een kleine wijziging is
en dat alles is wat het doet, is in flagrante tegenspraak met wat al
onze adviseurs zeggen. Hoe kunnen Kamerleden nu nog wetgeving maken als
al onze adviseurs zeggen: "Doe dit niet. Het is levensgevaarlijk. Je
ondergraaft het nieuwe systeem." Hoe kun je dan daarna nog zeggen dat
het een kleine wijziging is en dat je slechts een artikel, inspraak,
herstelt? Het zal allemaal wel, maar de essentie is dat u ontkent dat
dit amendement een groot effect kan hebben op de nieuwe Pensioenwet. Dat
ontkent u, terwijl alle adviseurs zeggen dat dat wel zo is. Hoe kan dat?
Dat blijft mijn vraag.
Mevrouw Joseph (NSC):
Misschien kan ik ook wat voorbeelden aanhalen. Niet invaren
bijvoorbeeld, het niet omzetten van de bestaande pensioenen, is niet zo
bijzonder. 23% van de pensioenfondsen wil de bestaande pensioenen al
niet aanpassen. Een aantal van die pensioenfondsen zegt zelfs dat het
beter is voor hun deelnemers, omdat ze minder risico lopen en beter de
koopkracht bij kunnen houden in slechte tijden. Er is ook al een
pensioenfonds dat de mensen individueel bezwaarrecht wil aanbieden. Voor
de pensioenpraktijk en voor de wetgeving zoals die is, is het een kleine
wijziging. Maar ik zal niet ontkennen dat het voor de mensen thuis een
enorme wijziging is. Het is ontzettend belangrijk dat er niet zomaar aan
jouw pensioen gezeten wordt zonder inspraak. Dus in die zin is het
inderdaad een grote, ontzettend belangrijke wijziging voor de mensen van
wie het pensioen is.
De heer Vijlbrief (D66):
Maar dit is een draai op mijn vraag. Het is niet alleen een wijziging
voor mensen van wie het pensioen is. De pensioenuitvoerders zeggen zelf
dat dit onuitvoerbaar is. Mijn probleem is dus als volgt. Hoe kan het
zijn dat mevrouw Joseph, die zegt "ik heb zelf in die sector gewerkt",
als enige zegt dat het uitvoerbaar is? Ik krijg alleen maar stukken van
de pensioensector aangeleverd waarin wordt gezegd dat dit onuitvoerbaar
is. Dan is het toch onbehoorlijk bestuur als ik vervolgens gewoon meedoe
met een gezellig amendement om de inspraak te herstellen? Die mensen
zeggen dat het niet kan. Het betekent gewoon dat u de stenen onder het
nieuwe pensioenstelsel wegtrekt. Doe dan niet net alsof dit een kleine
wijziging is; dat is niet oké. Zeg dan gewoon eerlijk dat dit een grote
wijziging is, dat u die eigenlijk beoogt en dat u eigenlijk altijd tegen
het nieuwe pensioenstelsel was. Wees dan eerlijk. Maar ga niet zeggen
dat het kleine wijziging is, die voor mensen wel heel belangrijk is. Dat
is niet eerlijk.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik was inderdaad niet enthousiast over het nieuwe pensioenstelsel. De
heer Omtzigt was dat ook niet. Maar wij hebben ons er bij de oprichting
van Nieuw Sociaal Contract al bij neergelegd dat het nieuwe
pensioenstelsel gewoon doorgevoerd is. Wij zijn alleen maar op pad
gegaan om, in de transitie naar het nieuwe stelsel en in het nieuwe
stelsel zelf, dingen te verbeteren in het belang van de deelnemers. Als
je zo'n complexe wet neerzet, snapt iedereen dat er ook foutjes
insluipen, die verbeterd moeten worden. Het foutje waar we het vandaag
over hebben, is wel echt een hele fundamentele, namelijk dat mensen geen
inspraak krijgen als hun bestaande pensioenen worden aangepast. Wat
betreft de pensioenfondsen snap ik dat zij niet zitten te wachten op nog
wat extra werk, maar ik denk dat het ook voor de pensioenfondsen
fundamenteel is om hun mensen, hun deelnemers, degenen voor wie ze het
doen, degenen van wie het pensioen is, heel goed mee te nemen. Ik heb
gezien dat dat niet langer gaat door nog een foldertje te sturen en te
zeggen: "U heeft niks te kiezen. Dit is beter voor u. U krijgt een
maandje van tevoren wel te horen wat uw variabele uitkering wordt dit
jaar. Volgend jaar heeft u weer een kans op een nieuwe uitkering." Dat
is gewoon riskant.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voordat we op de inhoud van het amendement ingaan, moet me van het hart
dat ik me zorgen maak. Collega Joseph stelt namelijk aan de ene kant dat
het een kleine wijziging is, wat gewoon niet waar is. Dat vindt uw eigen
minister niet. Dat vindt de Raad van State niet. Dat vindt De
Nederlandsche Bank niet. Dat vindt de AFM niet. Dat vinden de
pensioenfondsen niet. Die vinden het een gigantische wijziging. Net hoor
ik mevrouw Joseph zeggen dat deze wijziging ook een fundamentele
wijziging is, wat ook waar is, want collega Joseph gebruikt deze
technische wet, eentje die is toegezegd aan de Eerste Kamer, om de wet
te torpederen. Mijn vraag is: als het een fundamentele wijziging is, wat
het volgens mij ook is, hoe kunt u dan blijven volhouden dat het een
kleine wijziging is? Het kan niet beide waar zijn.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik ben hier niet om de wet te torpederen. Ik ben hier om de wet en de
transitie naar het nieuwe stelsel te redden en om te zorgen dat er
draagvlak voor en vertrouwen in dat nieuwe stelsel blijft. Deze
wetswijziging is heel klein. Ik heb in het amendement gewoon artikel 83
hersteld, een artikel dat altijd bestond en dat straks ook weer in de
wet staat na het invaren. Dus in de wet is het heel klein, maar voor de
mensen thuis is het ongelofelijk belangrijk. Dat is zeker zo in een
democratie als Nederland. Voor veel mensen is dit het grootste eigendom,
het grootste bezit dat ze hebben. Je kan niet zomaar iemands grootste
eigendom afpakken en omzetten in iets nieuws omdat een paar economen
dachten dat een variabele uitkering beter was voor mensen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Wat mevrouw Joseph hier doet — nogmaals, we hebben het nog niet eens
over de inhoud van het amendement — is niet eerlijk. Het is inderdaad
één artikel en het is een gigantische wet. Maar dat ene artikel, met het
aantal woorden dat u erin zet, is een fundamentele wijziging. U heeft
net zelf gezegd dat het fundamenteel is. U kunt niet volhouden dat het
klein is, want het doorsnijdt de collectiviteit; het heeft gevolgen. Dat
heeft de minister ook aangegeven. Er is net een betoog gekomen, maar
mijn vraag is niet beantwoord. Ik ga mijn vraag herhalen, want die is
belangrijk, ook voor de geloofwaardigheid van de indieners van dit
amendement. Hoe kan het een kleine wijziging zijn en tegelijkertijd een
fundamenteel herstel zijn? Of zoals mevrouw Joseph zegt: het redden van
de wet. Hoe kan dit klein zijn en tegelijkertijd de wet willen redden?
Daarmee impliceert u dat als het amendement niet aangenomen wordt, de
wet niet te redden valt. Dat lijkt me niet iets kleins.
Mevrouw Joseph (NSC):
Zeker. Ik heb het een paar keer geprobeerd uit te leggen. Misschien komt
het aan als ik nu iets andere woorden gebruik, maar dat kan ik niet
garanderen. De wetswijziging is dus heel erg klein, want ik herstel
gewoon artikel 83. Voor pensioenfondsen is het ook relatief klein, want
zij zijn gewend om bij waardeoverdrachten mensen individueel
bezwaarrecht te geven. Ik spreek heel veel pensioenadviseurs die hopen
dat mijn amendement het haalt, dat de pensioenfondsbesturen hun
oogkleppen afdoen en weer gaan besturen en kijken naar de deelnemers
voor wie het is. Het is een kleine wetswijziging, namelijk iets
herstellen dat er al was, maar voor mensen thuis is het fundamenteel dat
je niet zomaar hun pensioen aanpast zonder dat zij inspraak krijgen. Ik
spreek mensen die zeggen: als ze nu mijn grootste bezit al zomaar kunnen
aanpassen zonder dat ik daar iets over kan zeggen, wat is dan het
volgende dat de overheid mij afneemt? Daar gaat het over, over het
vertrouwen van mensen. Dat zit heel diep. Dat is fundamenteel.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, vertrouwen zit inderdaad diep. De vraag is of juist niet het
wantrouwen aangewakkerd en aangejaagd wordt door mevrouw Joseph. U zegt
dat hun hun pensioen wordt afgepakt. Ik erken dat u met uw ervaring in
de pensioensector waarschijnlijk meer weet van de berekeningen dan wie
dan ook in deze Kamer. Maar u bent ook wetgever. We hebben een
democratisch proces met elkaar doorlopen, in de Tweede Kamer en in de
Eerste Kamer. U weet dat, want u was erbij, niet als Kamerlid, maar wel
als adviseur. U heeft het hele traject doorlopen. U weet dat het
individueel bezwaarrecht is besproken. We hebben dit eindeloos met
elkaar besproken. Er is een belangenafweging gemaakt — dat weet u ook
heel goed — waarin hele moeilijke keuzes zijn gemaakt. Maar er is wel
een keuze gemaakt waarvan wij denken: dit is het beste voor een
toekomstbestendig pensioen voor iedereen. Dat weet u. Als u zegt dat
pensioenen afgepakt worden en dat dit een kleine wetswijziging is, dan
doet u toch geen recht aan het bestaansrecht van NSC? Ik neem aan dat u
ook voor goed bestuur staat. Mijn vraag is: hoe kunt u, na een traject
waarin het individueel bezwaarrecht eindeloos is besproken in de Tweede
Kamer en de Eerste Kamer, nu opnieuw een amendement met die strekking
indienen, na kritiek van niet alleen de pensioenfondsen, maar ook de
Raad van State, de AFM, DNB, uw eigen NSC-minister en de ambtenarij die
erachter zit? Hoe kunt u dan nog volhouden dat dit een kleine wijziging
is, die niet zo veel doet?
Mevrouw Joseph (NSC):
Op het punt van de kleine wijziging ben ik al een paar keer ingegaan. Ik
wil nog even zeggen dat het goed bestuur is om mensen inspraak te geven
als je hun eigendommen, en zeker deze grote eigendommen, aanpast. Het is
ook goed bestuur om hier goed naar te kijken. We hebben inderdaad een
wetstraject doorlopen. Er is een enorme wijziging aangekondigd. Wij
hebben dat geaccepteerd, maar je moet ook kijken of het goed loopt. Het
gaat op meerdere punten verkeerd. Daar heb ik het nog niet eens over
gehad, maar ik zie bijvoorbeeld dat de pensioenfondsen in de overstap
naar het nieuwe stelsel veel te veel beloven. Ze zeggen dat iedereen
erop vooruitgaat, terwijl er gewoon evenveel geld in het stelsel is en
er nog belegd wordt in dezelfde economie. Ze wijzen niet echt op de
risico's; daar wijst de AFM ook op. Ik zie ook dat de pensioenfondsen
niet goed kunnen sturen op koopkracht. Verschillende adviseurs zeggen
dat de wet zelfs het sturen op koopkracht ontmoedigt, terwijl dat een
van de belangrijkste doelen van deze wetswijziging betreft. Daarnaast
zie ik dat mensen niet voldoende inspraak hebben gekregen. Er was iets
geregeld, een soort collectieve medezeggenschap, maar die werkte niet.
Goed bestuur is bijsturen als het nodig is, bijsturen als het nog
kan.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Joseph heeft het veel over vertrouwen, maar ik denk dat ze met
dit amendement het vertrouwen juist beschaamt, onder andere door zaken
soms wat verkeerd voor te stellen. Goed kunnen rekenen aan pensioenen
maakt namelijk nog niet dat je een goede wetgever bent. U heeft het
telkens over bezit. Als ik bijvoorbeeld een huis of een hond heb en als
ik kom te overlijden, gaat dat bezit naar mijn nabestaanden,
bijvoorbeeld naar mijn zoon. Maar bij pensioenen is dat echt anders.
Daar is ook onderzoek naar gedaan. Iemand van de Radboud Universiteit is
daar na vier jaar op gepromoveerd en heeft gezegd dat je het geen
eigendom kunt noemen. Door te zeggen dat de pensioenen van mensen worden
afgepakt en dat hun eigendom wordt aangetast, dus door er zo over te
spreken, creëert u juist wantrouwen bij mensen. Graag een reactie.
Mevrouw Joseph (NSC):
Het was vanaf het begin, toen deze Wet toekomst pensioenen tot stand
kwam, al duidelijk dat je het individueel bezwaarrecht niet zomaar kunt
afpakken en dat je wel degelijk aan het eigendom van mensen zit. Mensen
hebben nu een vaste uitkering toegezegd gekregen. Die kun je niet zomaar
wijzigen. Dat kon ook nooit. Mensen hadden altijd individueel
bezwaarrecht, en dat is ook logisch, want mensen hebben hun leefpatroon
ingericht op basis van de uitkering die zij verwachten. Het is
toegezegd. Het is uitgesteld loon. Het is nooit zo geweest dat sociale
partners daar zomaar aan konden zitten zonder inspraak van de mensen
zelf. Deze discussie was bij de start al duidelijk. Bij de start was al
duidelijk dat dit een riskante operatie was. Wat heeft de wetgever
gedaan? Die heeft gezegd: we halen het individueel bezwaarrecht uit de
wet, zetten daar een versterkte collectieve medezeggenschap tegenover en
laten de landsadvocaat ernaar kijken. Die zegt: nu kan het er wel door;
we verwachten mogelijk veel rechtszaken, maar goed, juridisch kan het
misschien net. De stukken van de landsadvocaat zijn nog geheim, wat ook
niet helpt voor het vertrouwen. We wisten dus al dat dit superkwetsbaar
is. Er zijn juristen die zeggen: oké, je kunt die aanpassing doen zonder
extra inspraak. Maar er zijn ook juristen die zeggen: je kunt de
aanpassing van de pensioenen niet doen zonder extra inspraak. Dus als we
dit doorzetten zonder mensen inspraak te geven, komen er zo meteen,
behalve veel wantrouwen, heel veel juridische procedures. Dan is er een
kans dat juridische procedures gewonnen worden. Als die juridische
procedures gewonnen worden, wat hebben we dan gedaan? Dan hebben we
1.500 miljard verbouwd. Hoe gaan we dat in godsnaam herstellen voor 10
miljoen mensen? Daar zitten de grote risico's. Soms heb je inderdaad een
kleine kans op een risico, maar als het risico zo groot is dat je dat
echt niet moet willen, dan moet je dat niet nemen. Ik zie mevrouw heel
verbaasd kijken. Maar u zou toch bijvoorbeeld ook niet zomaar een
openhartoperatie ondergaan omdat u denkt dat u dan sneller kunt
hardlopen of zo? Want het is riskant. Misschien is er maar een klein
risico, maar u kunt wel overlijden, bij wijze van spreken. Dat zie ik
eigenlijk ook bij de Wet toekomst pensioenen.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Een heel lang antwoord op eigenlijk een hele simpele vraag. In mijn
eigen inbreng zal ik nog iets zeggen over de risico's. Wat mij
irriteert, is dat u het hebt over eigendom en bezit, terwijl mijn
pensioen nota bene niet naar mijn nabestaanden gaat als ik overlijd,
maar het gaat naar u. Het gaat naar je oud-collega's of je collega's.
Hoe kunt u nou op die manier daarover spreken? Dat wekt juist
wantrouwen.
Mevrouw Joseph (NSC):
Uw pensioen is toegezegd. U mag er normaal gesproken van uitgaan dat het
pensioen dat beloofd is, ook wordt waargemaakt. Daarnaast: als je
pensioen werd aangepast, had je individueel bezwaarrecht. Ook dat
individuele bezwaarrecht is afgepakt. Dat kun je ook al zien als een
soort eigendom.
De voorzitter:
Met het oog op de klok: u heeft al heel veel dingen aangestipt inmiddels
in interrupties. Misschien kunt u nog even kritisch naar uw tekst kijken
om te zien of u wat dingetjes kunt overslaan.
Mevrouw Joseph (NSC):
We gaan het zien.
De voorzitter:
Dat klinkt niet als een toezegging.
Mevrouw Joseph (NSC):
Laten we niet vergeten: we hebben het over een collectief vermogen van
ruim 1.500 miljard euro. Over het uitgesteld loon van 10 miljoen
Nederlanders. Dat zijn onvoorstelbaar grote bedragen en aantallen. Ik
weet uit ervaring dat de verleiding groot is om de discussie terug te
brengen tot cijfers, wiskundige modellen en technische exercities. Maar
dit gaat niet alleen over cijfers. Dit gaat met name over mensen. Over
gepensioneerden die zich afvragen of ze met variabele uitkeringen straks
nog wel kunnen rondkomen. Over mensen die nu al slapeloze nachten hebben
van de recente beurscrash en de gevolgen daarvan voor hun straks
variabele pensioenen. Over mensen die zich afvragen of ze hun hypotheek
nog wel kunnen verlengen als ze straks ineens een variabele
pensioenuitkering hebben. Over mensen die zien dat bij de omzetting van
hun pensioen naar het nieuwe stelsel hun recht op inhaalindexatie
verdwijnt, terwijl de indexatieachterstanden van pensioenfondsen zo'n
20% tot 30% zijn. Het gaat over mensen die zien dat in het nieuwe
stelsel naar verwachting de koopkracht helemaal niet bijgehouden kan
worden, zeker niet als de inflatie langer hoog blijft. En over jongeren,
die zien dat, zonder dat zij daar inspraak in hebben, straks ineens hun
bestaande pensioen belegd wordt met geleend geld, waardoor zij in een
slecht economisch scenario hun hele, volledige reeds opgebouwde
pensioenvermogen kunnen kwijtraken. Of over werknemers die van baan
gewisseld zijn of net hun baan hebben verloren en nu zien dat zij in de
pensioentransitie ineens tienduizenden euro's aan compensatie mislopen.
Dat zijn de mensen die ik nu al spreek, terwijl de transitie feitelijk
nog nauwelijks is begonnen.
Mijn inbreng vandaag is daarom eigenlijk één grote vraag: waarom doen we
dit buiten mensen om? Inspraak was tot nu toe heel normaal bij
pensioenfondsen, maar nu zetten we deze enorme stap, waardoor we alle
vaste uitkeringen omzetten in variabele uitkeringen, die meer meebewegen
met de beurskoersen en meer risico voor het individu inhouden.
Tegelijkertijd halen we expres het recht om daartegen bezwaar te maken
eventjes weg. Dat is nogal wat.
Dan komen er argumenten. Bijvoorbeeld dat mensen zelf geen inspraak
kunnen krijgen, omdat ze de gevolgen niet zouden kunnen overzien. Of
anders gezegd: dat ze er kennelijk te lui en te dom voor zijn. Ik vind
dat ronduit bizar: zeggen dat mensen te weinig kennis en inzicht hebben
om inspraak te kunnen krijgen als het gaat over hun eigen geld. Gelukkig
zegt de minister dat niet, maar ook hij maakt toch een opsomming van
allerlei bezwaren tegen ons amendement. Ik begrijp dat de minister een
verantwoordelijkheid draagt voor continuïteit, maar besturen is niet
alleen koers houden omdat die koers nu eenmaal was ingezet. Een goede
bestuurder is geen automatische piloot. Zo ken ik deze minister ook
niet. Een goede bestuurder staat open voor zorgen en tegenargumenten en
weegt voortdurend: is dit nog steeds de juiste richting en waar kunnen
we verbeteren? Ik heb er vertrouwen in dat deze minister goed kan
luisteren en dat hij ruimte zal bieden waar dit terecht is, juist nu we
in dit belangrijke, beslissende debat zitten.
Voorzitter. Voor de helderheid: ons amendement is niet tegen de minister
of tegen de Wet toekomst pensioenen, maar juist voor. Wij willen dat er
stevig draagvlak ontstaat, dat over tien jaar iedereen kan zeggen dat
zijn pensioen in goede handen was en dat alle nu betrokken bestuurders
over tien jaar kunnen zeggen dat het niet altijd eenvoudig was, maar dat
ze steeds goed hebben geluisterd en dat het daarom allemaal goed is
gekomen. Maar zo ver zijn we vandaag helaas nog niet. De werkgevers en
vakbonden, de Pensioenfederatie, De Nederlandsche Bank en de Autoriteit
Financiële Markten hebben niet de dialoog met ons opgezocht, maar zijn
voornamelijk tegen ons tekeer gegaan. Kennelijk is dat hun stijl om het
publieke debat te voeren. "Te duur, te laat, u creëert chaos": een
stortbui van onbewezen stellingen daalde op ons neer. Ze hebben flink
wat herrie gemaakt. Dat is me niet ontgaan. Maar vandaag gaat het niet
over luidruchtigheid, maar om inhoud en om argumenten. Daarom heb ik de
volgende vragen aan de minister.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik had eerst een andere vraag, maar ik wil toch hiermee beginnen. Ik
vraag me af of NSC hier staat of een of andere populistische partij die
de instituties gewoon ondermijnt en onderuit gooit, alsof daar
koekenbakkers zitten, alsof daar mensen zitten en instituties zitten die
niet het beste over hebben voor deze samenleving. Wat mevrouw Joseph
doet, vind ik heel spijtig. Ze spreekt niet namens mensen die wantrouwen
hebben. Dit is wantrouwen aanjagen richting DNB, richting de AFM, zelfs
richting haar eigen minister, richting de Raad van State. Er zijn
partijen hier in de Kamer waarvan ik dat misschien wel verwacht had,
maar ik had niet van NSC verwacht dat ze zo zou spreken over
instituties. U kunt van mening verschillen, maar uw voorstel heeft
dictum D gekregen bij de Raad van State. Ik ken weinig andere
wetsvoorstellen van de afgelopen jaren die zo'n vernietigend advies
hebben gekregen en waarbij de indiener vervolgens niet de hand in eigen
boezem steekt — ze voert wel een wijziging door, maar steekt niet de
hand in eigen boezem — maar een veeg uit de pan geeft aan die
institutie. Hoe rijmt u dit met het bestaansrecht van NSC en goed
bestuur, ook in het licht met alle andere wetsvoorstellen die eraan
komen, waar NSC wel kritisch is geweest en wel heeft gezegd dat we naar
de Raad van State moeten luisteren en die serieus moeten nemen?
Mevrouw Joseph (NSC):
Wij hebben de adviezen, ook die van de Raad van State, zeer serieus
genomen. We hebben zelfs een nota geschreven over het advies van de Raad
van State en ons amendement netjes aangepast. Wat mij verbaast — ik heb
het al eerder gezegd — is dat al die instituties, ook de Raad van State,
niet ingaan op de principiële vraag of mensen wel voldoende inspraak
hebben gehad als hun bestaande pensioen wordt aangepast en of mensen wel
voldoende rechtsbescherming hebben. Ik zie het als mijn taak als
volksvertegenwoordiger om op te komen voor die mensen. Wordt er wel
genoeg naar die mensen geluisterd? U heeft het ook gezien. We hebben
honderden mails ontvangen. We hebben brieven ontvangen van organisaties
waar honderdduizenden mensen achter staan. Er is al een claimstichting
waarbij al 300.000 burgers die zorgen hebben zijn aangesloten. Daar moet
ook naar geluisterd worden, want zij vormen het draagvlak voor ons
verplichte pensioenstelsel. Neem ook de mensen serieus, zou ik zeggen
tegen de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik zou mevrouw Joseph willen vragen om niet alleen de mensen zeer
serieus te nemen — dat hebben we gedaan door een zorgvuldig proces te
doorlopen — maar ook het wetgevingsproces serieus te nemen. Het
individueel bezwaarrecht is besproken. U was erbij. U zat hier op de
publieke tribune elke keer. U doet nu alsof dat niet gebeurd is. U was
erbij. We hebben het hier in een plenair debat gehad over de weging van
het individueel bezwaarrecht. Het feit dat u doet alsof dat niet
besproken is, alsof de Raad van State daar nooit iets over gezegd heeft
in dat democratische proces, ondermijnt de instituties. Ik vind het
jammer dat juist NSC, volgens mij opgericht om het bestuur te versterken
en te beschermen, juist nu misschien wel meer dan welke partij dan ook
in welk plenair debat dan ook, z'n bijl aan het vertrouwen in die
instituties legt. En ja, u hoeft het niet altijd eens te zijn met de
Raad van State. Dat ben ik ook niet. Maar het feit dat u hier vertelt
dat de Raad van State, de AFM, DNB, allemaal instituties zijn waarvan u
zegt "ja sorry, maar die zitten allemaal fout", getuigt volgens mij niet
van goed bestuur.
De voorzitter:
Ja.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Maar mijn vraag is de volgende. U gaf aan dat u de minister kent als
iemand die, even in mijn eigen woorden, niet alleen koers houdt maar ook
stappen zet wanneer die nodig zijn. Waarom vertrouwt mevrouw Joseph er
niet op dat de appreciatie die wij hier hebben gehad, de mening van de
minister is? Wat hoopt u hier vandaag te bereiken wat niet al in de
appreciatie naar voren is gekomen?
Mevrouw Joseph (NSC):
Wat me opvalt is dat het grootste deel van dit debat nu gaat over
processen. Processen leiden af van de principiële vraag of we de mensen
van wie het pensioen is wel voldoende inspraak geven. Ik hoop dat ook de
heer Ceder daar in zijn bijdrage wel op in zal gaan. Ik heb het net al
een paar keer uitgelegd. Het individueel bezwaarrecht is inderdaad
afgeschaft. Daar was iets tegenover gezet, maar wat ertegenover gezet
was, werkte niet. Dát is het probleem en daarom moeten we iets
herstellen in deze wet.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Als het individueel bezwaarrecht niet werkt, waarom betreft uw
amendement dan alleen het bestaande vermogen? Wat u eigenlijk doet …
Stel je voor dat al uw amendementen worden aangenomen, dan weet u ook
dat mensen voor een deel van het bestaand vermogen niet naar het nieuwe
stelsel gaan, maar voor de resterende opbouw wel. Als u zo kritisch
bent, waarom hebt u uw amendement dan niet verder doen strekken? Want de
risico's die u opsomt, zijn er dan toch ook? Waarom heeft u dan daarvoor
gekozen, is mijn vraag.
Mevrouw Joseph (NSC):
Zoals ik eerder heb aangegeven: onze partij staat achter de Wet toekomst
pensioenen an sich. We zien dat nieuwe opbouw gewoon plaats kan vinden
in persoonlijke pensioenvermogens waar variabele uitkeringen uit volgen.
Ons amendement gaat alleen over de vraag of je de bestaande pensioenen
die mensen nu al toegezegd hebben gekregen, zomaar kan aanpassen zonder
inspraak. Wij denken van niet en wij denken dat het ook belangrijk is om
mensen inspraak te geven. Het gaat dus niet over de Wet toekomst
pensioenen zelf. Het gaat over de bestaande rechten aanpassen, de
bestaande rechten van mensen omzetten naar variabele uitkeringen.
De voorzitter:
Ik ga veel herhaling horen, zowel vanuit de zaal als bij de spreker van
het ogenblik. De heer Aartsen.
De heer Aartsen (VVD):
Ik wil nog even door op die aanval van NSC van zonet op de instituten.
Ik heb er echt bezwaar tegen dat mevrouw Joseph hier belangrijke
wetgevingsadviseurs wegzet als een stelletje luidruchtige roeptoeters.
Dat kan toch niet? We zitten in een tijd waarin wereldwijd de ene na de
andere institutie wordt aangevallen. We zitten in een tijd waarin
complottheorieën wijdverspreid zijn. Dan vind ik dat we van een partij
als NSC toch moeten mogen verwachten … We kunnen van mening verschillen
en dat gaan we inhoudelijk zeker ook doen; geen enkel probleem. U kan
ook van mening verschillen met instituten; geen enkel probleem. Maar u
kunt toch niet de Raad van State, DNB, de AFM en dat soort partijen
wegzetten als een stelletje roeptoeters? Daar moet NSC toch afstand van
nemen, van dit soort teksten?
Mevrouw Joseph (NSC):
Wij hebben goed naar alle adviezen gekeken en we nemen de
toezichthouders en de Raad van State ook serieus. Daarom hebben we het
amendement ook aangepast. Zo hebben we ervoor gezorgd dat de compensatie
uit het vermogen kan waar DNB op wees en de Raad van State op wees. Zo
hebben we de keuzebegeleiding aangepast en duidelijker gemaakt hoe er
gecommuniceerd moet worden met de deelnemers als je ze individueel
bezwaarrecht geeft. Dat hebben we dus allemaal netjes aangepast. Maar
waar ik wel van ben geschrokken, is dit. Ik ben oprecht geschrokken van
wat onze instituties doen, maar vooral van wat ze niet doen. De Raad van
State gaat niet in op de rechtsstatelijkheid, op de rechtsbescherming
van burgers en of zij voldoende inspraak hebben. Ik dacht dat dat een
van de rollen van de Raad van State was. Ik ben er ook van geschrokken
dat de AFM, de toezichthouder op de communicatie, steeds zegt: "Mensen
krijgen zo meteen onrealistisch hoge verwachtingen van het nieuwe
pensioen. We weten allemaal dat het komt uit de berekeningen die in de
wetgeving staan." Maar het verbaast mij dat de AFM dan niet tegen de
wetgever zegt: pas die verplichte berekeningen aan, want mensen krijgen
nu onrealistisch hoge verwachtingen. Ik vraag me dus soms toch oprecht
af: wie komt er hier nog op voor de mensen thuis? Daar heb ik oprecht
zorgen over. Die zijn nu nog niet weg, maar ik hoop dat de instituties
die wel weg gaan nemen.
De heer Aartsen (VVD):
Mevrouw Joseph doet nu hetgeen ze ook al deed tijdens het vorige
pensioendebat, namelijk van die complotachtige theorieën aanwakkeren. Ze
heeft een bak met water. Daar gooit ze zelf een zak zand in en dan zegt
ze: kijk eens aan, het water is troebel. Dat is wat er steeds gebeurt
hier. Je mag van mening verschillen met de Raad van State. Ik ben zelf
ook bezig met een wetgevingstraject. Ik praat mezelf helemaal suf met
jan en alleman, met iedereen. Maar je kunt toch niet zeggen: omdat de
Raad van State een advies geeft en het bevalt me niet, zet ik die maar
weg als een stelletje roeptoeters? Dan kunnen we toch niet zeggen, als
DNB een advies met tabellen en berekeningen geeft: ja, ze zijn wel heel
erg luidruchtig; ze maken wel een hoop kabaal; dat moeten we niet te
serieus nemen? Zo kunnen we in dit land toch niet met instituties
omgaan? Daar moet NSC toch afstand van nemen als ze nog een beetje
geloofwaardig die banners met "goed bestuur" op hun vleugel willen laten
staan?
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik hoop dat de heer Aartsen straks ook nog op de inhoud ingaat, en niet
alleen op het proces en de instituties. Maar wat belangrijk is, is dat
die instituties hun werk doen. Ik heb alle adviezen goed bekeken en alle
adviezen verwerkt. Meer kon ik niet doen. Ik vind het belangrijk dat
mensen inspraak krijgen. Daarom heb ik een amendement ingediend.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Joseph gaat heel erg veel in op mensen inspraak geven. Ik ben
helemaal niet tegen inspraak, maar dan had dat gewoon aanvankelijk in
die wet al geregeld moet worden. Waar GroenLinks-Partij van de Arbeid
wel voor staat, is evenwichtigheid en solidariteit tussen de generaties.
De AFM, of ze dat nou geroeptoeterd hebben of niet, zegt in ieder geval
dat de representativiteit van alle belangen, van alle leeftijdsgroepen,
moet zijn geborgd. Wat mij dan heel erg heeft verbaasd, is dat u een
voorstel doet waarbij 30% van de deelnemers, slapers of gepensioneerden
al een verstrekkend besluit kan nemen. We weten dat vooral ouderen zich
bezighouden met hun pensioen. Dat betekent dat er grote
onevenwichtigheid kan bestaan in de belangen van de middengroepen en van
de jongeren in dit land. Waarom doet u dat? Dat is toch helemaal niet
solidair?
Mevrouw Joseph (NSC):
Met de Wet toekomst pensioenen is het individuele bezwaarrecht
afgeschaft. Daar is versterkte collectieve medezeggenschap voor in de
plaats gekomen. Maar we hebben afgelopen jaar gezien dat die zeggenschap
niet voldoende is en dat mensen niet voldoende inspraak hebben gekregen.
Als mevrouw Haage de nieuwste versie van het amendement leest, dan ziet
ze dat wij nu ook hebben opgeschreven dat individueel bezwaarrecht wat
ons betreft de standaard is. Want wij hebben gesproken met
jongerenorganisaties en ouderenorganisaties, die inderdaad zorgen hadden
dat er een bepaalde groep komt … Dat hoeven niet alleen gepensioneerden
te zijn. Ik heb ook mensen gesproken die bang waren dat vooral de
werknemers op zouden komen als er een collectief besluit zou worden
genomen, en dat dan de gepensioneerden juist weinig te zeggen hebben. We
hebben individueel bezwaarrecht dus de standaard gemaakt in ons
amendement, zodat iedereen zelf kan kiezen. Dit heb ik ook gedaan naar
aanleiding van gesprekken in de pensioensector, omdat veel adviseurs
zeiden: als wij mogen kiezen om mensen inspraak te geven, dan geven we
liever individueel bezwaarrecht dan collectief instemmingsrecht. Maar we
zeggen eigenlijk in het amendement: als je geen individueel bezwaarrecht
geeft, dan moet je toch op z'n minst mensen van wie het pensioen is
collectief instemmingsrecht geven.
Nu komen de vragen aan de minister. Kan de minister uitleggen waarom er
internationaal bij pensioenstelselwijzigingen altijd voor gekozen is om
bestaande rechten te laten staan en in ieder geval niet aan te passen
zonder inspraak van de mensen zelf? Waarom wijkt Nederland hiervan
af?
Verder kregen mensen altijd individueel bezwaarrecht bij een aanpassing
van hun bestaande vaste pensioenuitkering via artikel 83 van de
Pensioenwet. Waarom zou dit nu, bij invaren, ineens onuitvoerbaar zijn
of tot chaos leiden? Of zouden mensen thuis dat ineens niet meer kunnen
begrijpen? Kan de minister dat uitleggen?
Ik begrijp oprecht ook niet hoe het kan dat een recent pensioenfonds als
Aon nog individueel bezwaarrecht heeft gegeven aan mensen bij de
wisseling van de uitvoerder. En hoe kan het dat pensioenfonds
Groothandel individueel bezwaarrecht wil bieden bij de overgang naar het
nieuwe stelsel? Dat kan de minister toch niet verbieden? Dat doet de
minister toch ook niet? Verwacht de minister chaos bij pensioenfonds
Groothandel of uit de hand lopende kosten? Waarom is het dan niet gewoon
de regel om mensen inspraak te geven, ook voor alle andere
pensioenfondsen?
Hoe valt het te rijmen dat de Pensioenfederatie, de Raad van State en De
Nederlandsche Bank in hun commentaar op ons amendement feitelijk stellen
dat alle deelnemers erop vooruitgaan bij invaren, terwijl we ook weten
dat ongeveer 25% van de pensioenfondsen niet invaart en hun deelnemers
volgens die pensioenfondsen zelfs beter af zijn als ze niet invaren?
Garandeert de minister de uitkomst van de stelling dat alle deelnemers
erop vooruitgaan bij het invaren van hun pensioenfonds? En gaat de
minister toch ook niet enigszins twijfelen aan de overige luidruchtige
argumenten van deze instanties als dit argument vooral heel onzeker
is?
Ik hoor graag van de minister waarom het invaren bij verzekeraars niet
mogelijk is gemaakt, terwijl, als ik de adviezen van iedereen in de
pensioensector en de overheid mag geloven, het invaren van zo'n groot
belang is voor hun deelnemers. Als het invaren juridisch schijnbaar
onomstreden is volgens uw ministerie: waarom blijven de adviezen van de
landsadvocaat hierover dan geheim? Wat denkt de minister dat die
geheimhouding doet met het vertrouwen van de mensen thuis? Is de
minister bereid om de stukken vandaag nog openbaar te maken en, zo nee,
waarom niet?
Waarom zou het na de transitie ineens vrijwel onmogelijk en ontzettend
kostbaar zijn om bestaande en nieuwe pensioenrechten tijdelijk naast
elkaar te laten bestaan, terwijl dat nu ook al heel gebruikelijk is?
Kijk naar pensioenfondsen, zoals die van Rabobank, Unilever, ING en
huisartsen, die overgestapt zijn naar premieregelingen en de bestaande
vaste uitkeringen hebben laten staan, naast elkaar. Hoe kan de minister
het verklaren dat dat nu ineens niet meer zou kunnen? Hoe kan het dat
pensioenfondsen wel kunnen beslissen om niet in te varen, en dat ook op
grote schaal doen, iets wat prima binnen de Wet toekomst pensioenen
mogelijk is, maar dat als de deelnemers van diezelfde fondsen een
vergelijkbaar besluit zouden nemen, dat plotseling tot een enorme chaos
zou leiden? Als het fonds het besluit, is het prima, zolang de
deelnemers zich er maar niet mee bemoeien. En daarmee wil de minister
het vertrouwen van de deelnemers terugwinnen?
Waarom gaat de minister in zijn brief over het amendement ook niet of
nauwelijks in op de noodkreten van seniorenverenigingen en
hoorrechtverenigingen over het gebrek aan voldoende inspraak? Waarom
gaat de minister niet in op de zorgen over het gebrek aan
rechtsbescherming? Is de minister bekend met het Nibud-onderzoek dat
stelt dat 80% van de mensen zelf wil kiezen of hun bestaande pensioenen
overgaan naar het nieuwe stelsel? Is de minister bekend met recente
peilingen waaruit blijkt dat mensen wel degelijk inspraak willen bij de
aanpassing van hun bestaande pensioen? Hoe reageert de minister
daarop?
Voorzitter. Tot slot nog een opmerking en een vraag over het
wetsvoorstel over verlenging van de termijn van invaren. Wij zijn
kritisch op de voorstellen van de minister en het overhevelen van
transitiemijlpalen naar een algemene maatregel van bestuur. Dat roept de
vraag op wie straks het tempo bepaalt van deze transitie: de regering of
de sociale partners en de pensioenfondsen. Kan de minister hierop
ingaan?
De heer Ergin (DENK):
Mevrouw Joseph stelt een hele reeks vragen aan de minister, maar ik heb
een vraag aan mevrouw Joseph over haar amendement. Ik denk dat het
belangrijk is om, als we haar amendement goed willen beoordelen, ook te
kijken naar hoe het in de praktijk uitwerkt. We kunnen hier een
ideologisch debat voeren. Volgens mij hebben we daar net een voorbeeld
van gezien. Als we kijken naar wat het amendement in de praktijk
betekent, zoals mijn fractie doet, dan valt op dat PwC heeft berekend
dat het in stand houden van beide rekensystemen, beide ICT-systemen of
hoe je het wilt noemen, 18 miljard euro gaat kosten. Ik ben benieuwd of
mevrouw Joseph daarop wil reflecteren.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank voor de vraag. Ik heb ook gekeken naar wat PwC heeft opgeschreven.
Ik zie alleen maar een paar grove berekeningen. PwC doet alsof we met de
transitie naar het nieuwe stelsel de oude administraties allemaal weg
kunnen gooien. Maar dat is bijvoorbeeld niet zo. De oude administraties
blijven namelijk gewoon in stand. Alleen al omdat 23% van de
pensioenfondsen niet gaat invaren, blijven de administraties voor het
financieel toetsingskader in stand bij verschillende uitvoerders die
fondsen hebben met bestaande rechten. Het is dus niet zo dat we ineens
af zijn van de oude administraties. Die blijven gewoon bestaan. Als we
het amendement nu zouden aannemen en mensen individueel bezwaarrecht
zouden krijgen, dan kan je die groepen mensen die bezwaar maken ook weer
neerzetten bij de fondsen die de bestaande administraties in stand
houden. Dat is bijvoorbeeld heel erg efficiënt. Die kosten herken ik dus
absoluut niet. Die zijn volgens mij veel te hoog.
De heer Ergin (DENK):
Dank voor deze uitleg. Mevrouw Joseph zegt: ik kan me niet herkennen in
de berekening van die kosten van 18 miljard. Ik wil goed kunnen
beoordelen wat die kosten dan exact gaan zijn. Voor mijn fractie is het
belangrijk dat mensen onder aan de streep meer in hun portemonnee
overhouden. Is mevrouw Joseph dan bereid — dat hoeft niet gelijk nu tot
achter de komma — om aan te geven wat die kosten dan wel gaan zijn, als
die niet 18 miljard gaan bedragen? Gaat dat meer kosten of gaat dat
juist 10 miljard bedragen? Kan mevrouw Joseph daar duidelijkheid over
geven?
Mevrouw Joseph (NSC):
De exacte kosten zijn natuurlijk niet in te schatten. Die weet ik zelf
ook niet. Maar ik weet dat de bestaande administraties gewoon blijven
lopen. Niet alleen voor de fondsen die de bestaande rechten laten staan
en sluiten, maar ook pensioenfondsen die straks een flexibele regeling
aanbieden, met de vaste uitkeringsfase. Die vaste uitkeringsfase gebeurt
ook in de oude administratiesystemen. Die blijven dus in de lucht. Ik
weet vanuit de pensioensector dat als je individueel bezwaarrecht moet
bieden of eventueel een referendum zou organiseren, de pensioenfondsen
altijd kijken hoe ze dat zo kostenefficiënt mogelijk kunnen doen. Want
het gaat inderdaad om het geld van de deelnemers. Daarom kiezen zij
altijd kostenefficiënte routes. En ze hoeven daar geen speciale
administratiesystemen voor in de lucht te houden, want die zijn er nog
gewoon. Ik ben er dus van overtuigd dat het kostenefficiënt kan en ik
vind het belangrijk om niet alleen naar kosten te kijken. Ik zei al dat
dit niet alleen om kosten gaat. Het gaat ook om mensen en het belang van
hun inspraak en rechtsbescherming, en dat bestaande rechten blijven
bestaan.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Even een correctie op die 23% aan fondsen die niet zouden gaan invaren.
Weet u om hoeveel procent van de deelnemers dat gaat? Dat is namelijk
maar 1%. U heeft het dus elke keer over hele kleine fondsen. Daar ligt
ook de werkervaring van mevrouw Joseph. Maar bijvoorbeeld bij het ABP
…
De voorzitter:
U moet even goed in de microfoon praten, anders kunnen we u niet
horen.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
O, hij moet iets hoger, want ik ben iets langer. Bij het ABP gaat het
bijvoorbeeld om 3,9 miljoen brieven. Thuis zouden wij samen iets van elf
brieven krijgen, van elf verschillende pensioenfondsen, waarin we dan
een uitspraak moeten gaan doen. Uw voorstelling dat het maar een heel
klein dingetje is, vind ik dus echt ver bezijden de werkelijkheid en zou
ik hier echt gecorrigeerd willen zien.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik vind het een prachtig voorbeeld wat mevrouw Haage aanhaalt, want
inderdaad: de 23% van fondsen die niet invaren, betreft relatief kleine
fondsen. Juist die fondsen zouden zich eerder zorgen moeten maken over
bijvoorbeeld kosten en uitvoerbaarheid, omdat ze zo klein zijn. ABP
heeft een enorme schaal. Als zo'n klein fonds het kan regelen, kan
besluiten niet in te varen, wel de nieuwe opbouw in de nieuwe regeling
te doen en om individuele bezwaarrecht te regelen, is dat juist het
bewijs dat een groot fonds met zo'n schaal en zo veel geld dat ook moet
kunnen doen.
De voorzitter:
Prima. U gaat verder.
Mevrouw Joseph (NSC):
Voorzitter. Mensen die mij kennen, weten waarom ik hier sta. Ik ben niet
de politiek ingegaan vanuit ambitie. Ik ben er eigenlijk een beetje
ingeduwd, omdat ik zag wat er allemaal misging in de pensioensector,
omdat ik me verantwoordelijk voelde, omdat ik iets wilde veranderen. Ik
heb mijn baan opgezegd. Dat was een goedbetaalde functie als actuaris,
waarin ik werd gewaardeerd. Daar had ik nog tijd voor mijn gezin, lag ik
niet elke dag onder een vergrootglas en had ik niet de hele dag een
camera voor mijn neus. Maar ik koos bewust voor deze plek, omdat ik
dacht: er is juist nu, in deze transitie, een brug nodig tussen de
pensioenensector en de politiek. Dan kan ik niet wegkijken. Het is me
tot nu toe niet meegevallen, maar ik vind het gewoon ontzettend
belangrijk. Ik zei het al eerder: pensioen gaat voor mij niet alleen
over cijfers. Ik ben een actuaris, een rekenaar. Ik begrijp de
wiskundige modellen. Maar ik ben juist de pensioensector ingegaan omdat
het over mensen gaat. Toen ik daar begon, was de pensioensector echt
voor en door de deelnemers. De mensen op de bestuursstoelen waren zelf
deelnemer in een pensioenfonds. Zij luisterden. Zij wisten wat er
speelde onder de mensen van wie het pensioen is. Maar ik heb de sector
geleidelijk aan zien veranderen in een financiële industrie met
miljarden, rendementen en spreadsheets. En de deelnemers, de mensen voor
wie de pensioenfondsen het eigenlijk allemaal doen, raakten steeds
verder uit beeld. Dat is het grootste risico van deze hele transitie. We
bouwen een stelsel op basis van wiskundige modellen en gemiddelden, maar
vergeten de mens achter het gemiddelde.
Voorzitter. We dreigen hier in de volksvertegenwoordiging mee te gaan in
de trend dat we cijfers belangrijker vinden dan mensen. We dreigen mee
te gaan in de trend dat we de voorspelde financiële voorspoed in de
wiskundige modellen meer richtinggevend vinden dan de gewone man of
vrouw in Nederland van wie het pensioen is en dat we daarom mensen,
desnoods tegen hun wil, een fundamentele wijziging van hun pensioen
opleggen zonder inspraak, zonder bezwaarrecht en zonder fatsoenlijke
rechtsbescherming. Laten we niet vergeten dat met de Wet toekomst
pensioenen het individueel bezwaarrecht dat mensen normaal kregen bij
zo'n aanpassing van hun pensioen, bewust van mensen is afgepakt. Waar
mensen dan vervolgens naar de bestuursrechter konden, is die weg nu
speciaal voor deze transitie onmogelijk gemaakt. Alleen de civiele
rechter is nog een optie, maar dan moet je diepe zakken en heel veel
geduld hebben. Inmiddels hebben namelijk ook rechtsbijstandsverzekeraars
aangegeven mensen niet meer te helpen bij een geschil over de omzetting
van hun pensioenen zelf, over het invaren zelf. Zij verwachten namelijk
te veel rechtszaken en waren zelfs bang hier failliet door te kunnen
gaan. En de pensioenfondsen? Die huren straks gewoon dure
Zuidas-advocaten in, betaald vanuit de pensioenvermogens van hun eigen
deelnemers. Kijk hiervoor ook nog eens aflevering zes van de serie
Zwarte Zwanen terug, waarin mevrouw Riet Zaal met een pensioentje van
€87 per maand tegenover een advocaat kwam te staan die €35.000
declareerde voor één zitting. Dat is waar we het hierover hebben. Dat is
geen gelijk speelveld. Dat is geen rechtsstaat zoals we die in Nederland
zouden moeten willen zijn.
Volgens mij heeft meneer Vijlbrief een interruptie.
De voorzitter:
Ja, maar u was halverwege een zin, dus maak die even af.
Mevrouw Joseph (NSC):
Oké.
De voorzitter:
U maakt het heel spannend voor ons.
Mevrouw Joseph (NSC):
Hij hoort er wel bij.
Dan hoor ik dat ons amendement, om mensen inspraak te geven in hun eigen
pensioen, een kernbom, een wolf in schaapskleren en onuitvoerbaar zou
zijn. Er werden ook nog andere supernegatieve kwalificaties aan gegeven.
Maar dat is niet waar. Ik wéét dat het kan. Ik heb het zelf jarenlang
gedaan: het geven van inspraak aan mensen bij een aanpassing van hun
bestaande pensioenen, ook als het ging om een aanpassing van de vaste
uitkering naar een persoonlijk pensioenvermogen, zoals bij invaren. Het
was niet duur, het was niet complex, het was al praktijk.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik twijfel geen moment aan de intenties van mevrouw Joseph; laat dat
even duidelijk zijn. Maar zij heeft in deze Kamer niet het alleenrecht
op opkomen voor mensen. Ze moet niet net doen alsof wíj de financiële
industrie zijn en zíj de mensen vertegenwoordigt. Dat is niet correct en
ook niet eerlijk. Toch even terug naar het begin van het debat. Aan het
begin van het debat zei zij ook dat het een kleine wijziging is. Er zijn
een aantal interrupties geweest, waarna ze uiteindelijk zei: nee, het
klopt wel dat het grote effecten kan hebben. Dus ik wil nog één keer
vaststellen — dat is voor het debat heel goed — dat het inderdaad een
kleine wijziging in de wet is, maar dat die grote effecten kan hebben
voor mensen. Mevrouw Joseph zei dat zelf en daar heeft ze gelijk in.
Maar het kan ook grote effecten hebben voor het stelsel. Laten we dat
dan aan het eind vaststellen. Dan wordt het ook weer begrijpelijker
waarom adviseurs reageren zoals ze reageren. Is mevrouw Joseph dat met
mij eens?
Mevrouw Joseph (NSC):
Stel dat ons amendement wordt aangenomen en mensen individueel
bezwaarrecht krijgen, of collectief instemmingsrecht. Dan zijn er
misschien wat extra groepjes mensen die niet invaren, maar dat komt
boven op de pensioenfondsen die sowieso al niet invaren. Verder gaat de
Wet toekomst pensioenen gewoon door zoals gepland. Niks bijzonders. U
kunt er iets groots van maken, maar ik zie dat niet.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik maak het niet groot; u maakt het groot. Dat ten eerste. Ten tweede.
We hadden ongeveer een uur geleden een heel interruptiedebat waarin
mevrouw Joseph op een gegeven moment zei: nee, dit kan wel degelijk
gevolgen hebben; ik heb eigenlijk dit stelsel ook nooit op deze manier
gewild. Dus doe nou niet alsof het niet-invaren geen gevolgen kan
hebben, want dan vertelt u niet de waarheid. Het gaat nu om hele kleine
aantallen. Als die aantallen groeien, ondergraaft dat de solidariteit.
Mevrouw Joseph weet als geen ander dat dit gevolgen heeft voor de Wtp,
voor de toekomst van het pensioenstelsel. Laten we dat nou met elkaar
vaststellen, want anders voeren we een oneerlijk debat met elkaar. Ik
vind het prima dat u … Nee, ik vind het níét prima dat u dit voorstelt.
Ik vind het verschrikkelijk dat u dit voorstelt. Daarom noemde ik het
ook een kernbom onder het stelsel, want dat ís het ook. Maar dat mag
allemaal; het is een democratie. Maar laten we elkaar geen onwaarheden
vertellen over de effecten ervan. Dat is mijn enige punt hier.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik hoop dat de heer Vijlbrief straks ook ingaat op het luisteren naar
mensen. Ik heb zijn boek gelezen over het Groningenschandaal, waarin hij
mooie lessen trekt en zegt dat vertrouwen geven aan burgers weer
vertrouwen oplevert in de overheid. Dat is waar ik het vandaag over heb.
De gevolgen voor de uitvoering zijn niet zo groot. Er zijn
pensioenfondsen die al niet invaren. Toen ik in de sector begon, waren
er 900 pensioenfondsen. Nu zijn dat er misschien nog 160 of 180. Het is
nooit een probleem geweest. Als we bestaande pensioenen aanpasten,
hadden mensen individueel bezwaarrecht. Dat is nooit een probleem
geweest. Waarom zou dat nu dan ineens, in deze transitie die wel
fundamenteel is voor de mensen thuis, wier pensioenen groots veranderen
en waarbij de risico's meer bij het individu komen te liggen, wel een
probleem zijn? Dat begrijp ik gewoon niet.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, een punt van orde. Mevrouw Joseph geeft geen antwoord op
mijn vraag meer. Ik vind het prima dat zij dan weer herhaalt wat zij
vindt, maar een uur geleden was mevrouw Joseph het nog met een aantal
mensen die hier interrupties pleegden, onder wie de heer Ceder en ik,
eens dat dit grote gevolgen kon hebben voor het stelsel. Toen zei ze:
dat vind ik niet zo erg, want ik was nooit zo'n voorstander. Dat was
volgens mij een eerlijke zin. Deze zin is niet eerlijk. U geeft nu weer
geen antwoord op de vraag. Geef nou antwoord op de vraag, for the matter
of the debate, voor het doel van het debat. Het doel van het debat is
namelijk dat iedereen in deze Kamer z'n mening kan vormen over de vraag
of dit een verstandig amendement is of niet. Geeft u dan gewoon toe dat
het grote gevolgen kan hebben voor de Wet toekomst pensioenen en de
invoering daarvan. Het geldt namelijk niet alleen voor de uitvoering;
dat is niet waar. Het ondergraaft ook de solidariteit. U heeft ook de
brief van de minister gelezen. Bent u het dan met alle dingen die de
minister zegt oneens? Dat is dan de conclusie. U bent het dus totaal
oneens met de waardering en appreciatie die de minister geeft. Dat is
dan wat u zegt. Dat is ook goed, maar dan weten we dat.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik heb nog niet zo veel woorden besteed aan solidariteit, maar de Wet
toekomst pensioenen gaat juist over naar individuele pensioenvermogens.
In het huidige stelsel worden alle risico's met elkaar gedeeld. Met de
Wet toekomst pensioenen is al die risicodeling bestempeld als
herverdeling. Het nieuwe stelsel kent bijna geen solidariteit meer,
behalve het delen van langlevenrisico. Je hebt individuele
pensioenvermogens, leeftijdsafhankelijk beleggingsbeleid. De risico's
liggen meer bij het individu. Ook die zin stond in het advies van de
Raad van State. Ik kan het nog een keer herhalen: het is een kleine
wijziging in de wetgeving, een kleine wijziging voor de uitvoering, een
ontzettend grote en belangrijke wijziging voor de mensen thuis, van wie
het pensioen is.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik constateer dat mevrouw Joseph in haar eigen dimensie blijft. De hele
wereld heeft ongelijk en zij heeft gelijk. Zo kunnen we niet
debatteren.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mevrouw Joseph zegt dat het een kleine wijziging is. De minister heeft
een appreciatie gegeven, zoals dat vaker gebeurt. Als er een amendement
komt, geeft de minister aan wat hij daarvan vindt. Hij zegt dat het
individueel bezwaarrecht op deze manier invoeren niet een klein ding is.
Hij zegt bijvoorbeeld dat de deelnemer achterblijft in een
pensioenregeling waar geen nieuwe toetreders meer bij komen en waarin er
dus ook geen premie meer binnenkomt. De kans op een verbetering van het
pensioenperspectief neemt voor die persoon veelal niet toe en mogelijk
zelfs af. Uw eigen minister zegt dat het mogelijk een verslechtering is.
De minister zegt ook over individueel bezwaarrecht dat als zelfs maar
een klein deel van de deelnemers bezwaar maakt, de nadelen voor alle
deelnemers in het collectief in een pensioenfonds, ook voor de groep die
geen bezwaar maakt, groot kunnen zijn. Dus het heeft niet alleen effect
op de mensen die achterblijven. Het heeft ook effect op de mensen die
wel toetreden. Dat is wat uw eigen minister zegt. U zegt dat het een
kleine wijziging is. U zegt dat u opkomt voor de mensen. DNB schetst dat
in het niet-invarenscenario actieve deelnemers mogelijk een nadeel
ondervinden oplopend tot -8%, in vergelijking met het ongewijzigd
voortzetten. -8%: dat is een verslechtering. Mijn vraag is hoe u
daarnaar kijkt en of u vindt dat de minister en DNB, die het
doorberekend heeft, er volledig naast zitten en mensen er wel op
vooruitgaan.
Mevrouw Joseph (NSC):
Er worden ineens zo veel vragen gesteld. Individueel bezwaarrecht kregen
mensen altijd al als hun bestaande pensioenen werden aangepast. Dat was
nooit een probleem. Het is gewoon heel bijzonder dat het in deze
transitie ineens wel een probleem is. Of je de pensioenen nu omzet naar
het nieuwe stelsel of niet, er is evenveel geld. Een pensioen volgt uit
het geld dat je inlegt, de rendementen die je in de economie haalt en de
levensverwachting. De economie is natuurlijk nog hetzelfde en de
levensverwachting wijzigt hier ook niet door. Als de hoeveelheid geld
niet verandert, dan komt er dus ook ongeveer evenveel pensioen uit, of
je de pensioenen nu aanpast of niet. Het is alleen de vraag of je meer
risico wil nemen, zodat je naar verwachting een hoger pensioen krijgt,
maar ook meer risico loopt, of dat je voor een wat lager en stabieler
pensioen kiest. Die keuze kunnen de mensen thuis zelf het beste maken,
want zij weten zelf hoe hun uitgavenpatroon is.
Dan over het rapport van De Nederlandsche Bank. We hebben goed gekeken
naar het rapport van De Nederlandsche Bank, want er gebeurt in de Wet
toekomst pensioenen iets heel bijzonders, wat wij eigenlijk met dit
amendement transparant hebben gemaakt. Met de Wet toekomst pensioenen
willen ze de bestaande pensioenen omzetten in variabele uitkeringen,
maar ze willen nog iets doen. Ze willen geld van de bestaande pensioenen
gebruiken voor de toekomstige pensioenopbouw van de werknemers. Soms
snap ik ook wel waarom werkgevers en werknemers zo enthousiast waren,
want de Wet toekomst pensioenen heeft het, tegen het normale gebruik in,
mogelijk gemaakt dat je geld van de bestaande pensioenen af kan halen om
de toekomstige pensioenopbouw te financieren. De Nederlandsche Bank was
er bang voor. Stel dat het pensioenfonds niet kan invaren door het
amendement en de werkgevers al bedacht hadden dat ze zo'n 20% premie
zouden inleggen. Dan konden ze het geld niet uit het bestaande vermogen
halen om die premies als het ware aan te vullen en dan gaan actieve
werknemers die wat ouder zijn er mogelijk 8% op achteruit. Daarop hebben
wij het amendement aangepast, zodat je de mensen die bezwaar maken ook
kan laten meebetalen aan deze compensatie voor werknemers. Daarbij
moeten ze wel onderbouwen dat het evenwichtig is en natuurlijk kunnen
uitleggen waarom ze dat doen. In het laatste rapport van De
Nederlandsche Bank staat dat nadeel ook niet meer genoemd, want dat is
er niet meer. Dit probleem hebben we opgelost in de nieuwe versie van
het amendement.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit is mijn laatste interruptie, maar ik wil 'm wel plaatsen. Als ik het
goed begrijp, stelt mevrouw Joseph dat het individueel bezwaarrecht een
belangrijk goed is, een belangrijk recht. Dat is het ook. Maar dat kan
dus ook betekenen — dat ontkent ze volgens mij niet — dat mensen erop
achteruit kunnen gaan ten opzichte van de voortzetting van het stelsel
zoals we dat nu kennen. Dat ontkent ze niet. Mijn vraag is of ik goed
begrijp dat voor u vandaag belangrijk is dat mensen zelf kiezen. Ik heb
ook gelezen — u weet het beter dan iedereen, denk ik — dat de kans
bestaat dat het perspectief op verbetering juist afneemt, juist omdat er
deelnemers achterblijven in een pensioenregeling waar geen nieuwe
toetreders of premie meer bijkomen. Maar u neemt dat op de koop toe,
omdat u het belang van het individueel bezwaarrecht belangrijker vindt.
Is dat de weging die u maakt of is mijn conclusie een verkeerde en gaan
mensen er niet mogelijk op achteruit?
Mevrouw Joseph (NSC):
Of mensen bezwaar maken of niet, er is nog evenveel geld. Ik wil dat als
mensen bezwaar maken, ze hun bestaande pensioenrechten gewoon kunnen
behouden. Het kan inderdaad zo zijn — dat hoor ik ook vanuit de
pensioensector — dat als zij de bestaande rechten niet houden en
overgaan naar het nieuwe stelsel, de pensioenfondsen in één keer de
buffers kunnen uitdelen en de pensioenen in één keer omhoog kunnen. Maar
daarna loop je ook meer risico. Dat is de afweging: wil je een
stabieler, veiliger, lager pensioen of wil je een hoger en mogelijk
risicovoller pensioen? Die afweging zal een pensioenfonds moeten
voorleggen. Dan kunnen mensen zelf kiezen wat ze willen. Volgens de
economen is het misschien niet altijd logisch, maar ik hoor ook mensen
zeggen: ik heb liever een 15% lager pensioen, als het maar wel stabieler
is. Dan kan de econoom zeggen "u bent gek geworden", maar mensen hebben
dat soms gewoon liever, dus laat die keuze aan de mensen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Mevrouw Joseph heeft hartstochtelijk gesproken over vertrouwen. Ik
herken de zorgen over het hoorrecht. Daar hebben we het vaak ook samen
over gehad. Ik hoor ook dat met dit amendement onderliggende problemen
worden opgelost, of niet worden niet opgelost; daarover zijn we het
politieke debat aan het voeren. Ik hoor over de cultuur van het
pensioenfonds, die blijkbaar erg veranderd is. Ik hoor dat mensen
onzeker worden doordat de communicatie over de uitkomsten niet goed
genoeg is. Ik hoor over een gebrek aan rechtsbijstand. Ik heb inderdaad
ook gezien dat sommige verzekeraars in één keer de rechtsbijstand bij
procederen tegen pensioenfondsen van de polis af hebben gehaald. Maar
dit amendement lost die problemen toch niet op? We hebben dadelijk een
amendement waardoor je voor iets kiest en anderen voor jou iets kiezen,
maar het risico bestaat dat je daar achteraf gezien misschien toch niet
helemaal blij mee bent. Die andere punten zijn er dan nog steeds. In de
opbouw van haar argumentatie noemt mevrouw Joseph een aantal problemen,
waardoor het vertrouwen laag is, maar ik hoor maar één oplossing. Ik ben
dus wel op zoek. Hebben we het dan hiermee gefikst?
Mevrouw Joseph (NSC):
Met het amendement kunnen we, denk ik, inderdaad een heleboel problemen
fiksen. Want als je mensen inspraak geeft, dan moeten de
pensioenfondsen, de werkgevers en de vakbonden mensen overtuigen van de
stap die volgens hen goed is. Bij individueel bezwaarrecht is invaren
het uitgangspunt. Ik denk dat, als zij gewoon een eerlijk verhaal
vertellen, heel veel mensen dan denken: ja, dat is een goed idee; daar
kan ik in mee. Ik denk dat dit ook bevordert dat de communicatie beter
wordt. Ik denk dat het ook kan bevorderen dat ze in het nieuwe stelsel
echt een heel goed product of een goed pensioen aanbieden, zodat mensen
er ook van overtuigd zijn dat ze naar dat nieuwe stelsel moeten
overgaan. Misschien gaan ze dan ook beter kijken naar de
koopkrachtbescherming in de uitkeringsfase. Alleen zo kun je mensen er
goed van overtuigen met hun bestaande rechten mee te gaan naar het
nieuwe stelsel. Het zal niet alles oplossen, maar ik denk dat het geven
van inspraak ertoe leidt dat de mindset bij de pensioenfondsen verandert
en de deelnemers weer serieus worden genomen. Ik denk dat het eerlijke
verhaal verteld moet worden, want anders overtuig je de mensen niet, en
dat dit het moment is om het product, als dat nog beter kan, te
verbeteren.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Mevrouw Joseph zegt dat het amendement de wortel of de stok is om dingen
te verbeteren, maar daar kunnen we ons samen toch ook los van dit
amendement hard voor maken? Als wij vinden dat het beter moet, dan
hebben we daar het amendement toch niet voor nodig? Dan kunnen we toch
ook gewoon in een stevig debat met de minister aangeven dat we het op
deze punten echt beter willen? Ik deel echt een heel aantal van haar
zorgen. Bij de appreciatie wordt aangegeven dat het wel heel lastig is
om aan de voorkant goed aan te geven wat de consequenties zijn van de
keuze die mensen maken. En mijn zorg is dat zij dadelijk voor iets
gekozen hebben waarvan ze achteraf denken: oe, dit was eigenlijk niet
helemaal de bedoeling. Als wij willen dat die cultuur verandert, als wij
iets met de rechtsbijstand willen, als wij iets met de communicatie
willen, dan kunnen wij daar toch sowieso voor knokken? Daar ben ik
eigenlijk naar op zoek.
Mevrouw Joseph (NSC):
We kunnen sowieso knokken. Ik zou het ook fijn vinden om samen met meer
fracties te knokken voor een betere communicatie en voor een betere
koopkrachtsturing in de uitkeringsfase. Maar inspraak is daarbij wel
fundamenteel, want je gaat de pensioenen van mensen aanpassen. Zelfs als
je denkt dat je een goed product hebt neergelegd, kan het zijn dat
mensen gewoon liever hun bestaande aanspraken houden. Dan moet je hun
die mogelijkheid ook bieden. Als de pensioensector er zelf van overtuigd
is dat het nieuwe pensioenstelsel zo mooi is, waarom is men dan bang
voor het aanbieden van inspraak? Waarom maken zij die dan niet gewoon
mogelijk? Waarom denken ze niet mee over de vraag hoe we dat het beste
kunnen doen?
De voorzitter:
U continueert.
Mevrouw Joseph (NSC):
Yes. Ik hoor bijvoorbeeld het argument dat het hebben van twee
pensioenen naast elkaar voor mensen duur of lastig zou zijn. Kijk eens
naar de miljoenen mensen die er in het verleden al voor hebben gekozen
om hun pensioen achter te laten bij het oude pensioenfonds en die nu bij
een nieuwe werkgever met een ander pensioenfonds pensioen opbouwen. Die
mensen hebben al meer pensioenen naast elkaar. Ik hoorde mevrouw Haage
daar net ook al over. Het gaat hierbij om zo'n 9 miljoen mensen. Het zou
toch wonderlijk zijn als het nu plotseling tot chaos zou leiden als
mensen pensioenen, twee bijvoorbeeld, naast elkaar zouden hebben? Wie
gelooft dat in godsnaam? Ook in andere landen bleef het opgebouwde
pensioen bij een stelselwijziging altijd gewoon staan, of kregen mensen
inspraak.
Het is dus juist óngewoon en gevaarlijk dat mensen in Nederland nu geen
enkele keuze krijgen bij zo'n fundamentele aanpassing van hun bestaande
pensioen. En veel mensen denken in dit debat mogelijk aan
gepensioneerden, maar ook voor jongeren is het fundamenteel. Want juist
de pensioenen van jongeren worden vaak blootgesteld aan het hoogste
risico, waarbij pensioenfondsen ook nog eens mogen beleggen met geleend
geld. Dat kan betekenen dat, hoe klein de kans ook lijkt, jongeren
straks al hun bestaande pensioenvermogen kwijt kunnen raken; het
pensioenvermogen dat ze nu al hebben, dat in het oude stelsel absoluut
niet zou kwijtraken. Als dat gebeurt, als één jongere zijn pensioen
kwijtraakt, dan hoort heel Nederland dat. Dat kan gewoon het einde
betekenen van het vertrouwen, het draagvlak en de verplichtstelling; het
einde van ons mooie pensioenstelsel. Dat moet je toch gewoon niet
willen? Ik snap niet waarom pensioenfondsen dit risico nemen, en ik snap
niet waarom wij dit in de wetgeving toestaan.
Voorzitter. Ik kan gewoon niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is
om inspraak te regelen bij een aanpassing van je bestaande pensioen in
een democratische rechtsstaat als Nederland. Dit gaat om het serieus
nemen van burgers. Dit raakt aan het vertrouwen en het draagvlak, niet
alleen voor de pensioensector maar ook voor de overheid. Dat is niet met
een extra uitleg op papier of cijfers te vangen. En ik weet niet precies
om hoeveel mensen het gaat die nu al wantrouwen hebben, maar ik heb de
afgelopen tijd honderden mensen gesproken, duizenden mails gehad en
brieven ontvangen van organisaties, waarin honderdduizenden mensen
achter ons amendement zijn gaan staan. De behoefte aan inspraak, die
mensen opzettelijk ontnomen is in de Wet toekomst pensioenen, is
ontzettend groot. De onrust en de onvrede die die nu al heeft
veroorzaakt, krijg je niet weg door nu ons amendement weg te stemmen en
te zeggen tegen de mensen thuis: "Ik leg het u nog wel een keertje uit",
"dit is beter voor u", "het is te complex voor u", "u snapt het toch
niet, dat begrijpt u toch zelf ook wel?" Daarom wil ik nu zeggen tegen
mijn collega's, de Tweede Kamerleden: let nu op, hier in dit
pensioendebat, waar de Wet toekomst pensioenen en de pensioensector
zomaar over de burgers heen walsen zonder ze inspraak te geven over 10
miljoen Nederlanders en 1.500 miljard; geen inspraak, niet echt
luisteren naar de mensen van wie het pensioen is, niet voldoende
rechtsbescherming. We hebben hier nu de kans om veel ellende te
voorkomen, om de inspraak vooraf te regelen, om wél te luisteren naar de
mensen en te zorgen dat ze rechtsbescherming achteraf niet eens meer
nodig hebben. Als we de mensen niet nu die inspraak geven, dan verdwijnt
de onrust, die er nu al is, niet. Dan zet je de burgers nog verder op
afstand: de mensen die al op afstand stonden, maar mogelijk ook nieuwe
mensen. Dit is niet hoe wij in onze democratie en rechtsstaat met
burgers om moeten gaan. Dit is waarom er een nieuw sociaal contract
nodig is tussen overheid en burger. We hebben een amendement ingediend
dat wat ons betreft ook geen partijpolitiek is, maar dat iedereen hier
aangaat, omdat rechtsbescherming tot de algemene beginselen behoort van
een rechtsstelsel in een democratisch land.
Voorzitter, ten slotte. Uiteindelijk komt de discussie over de wijze van
de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel terug op vertrouwen. Want
mensen begrijpen best dat er keuzes gemaakt moeten worden, maar dan
moeten we wel eerlijk zijn over wat die keuzes betekenen en moeten we
hun de kans geven om mee te beslissen. Want dit raakt hun
bestaanszekerheid, hun toekomst. En laten we het lef hebben om niet
alleen te praten over mensen, maar mét mensen. Laten we de overstap naar
het nieuwe stelsel niet een technocratisch project maken, maar een
maatschappelijk proces. Geef mensen die keuze, geef mensen die stem! Dat
is niet alleen eerlijker. Het is ook slimmer, want een stelsel waarin
mensen zich herkennen, is een stelsel dat toekomstbestendig is en dat
blijft bestaan.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik laat nog twee sprekers spreken voordat ik ga schorsen
voor de lunch. Het woord is aan de heer Vijlbrief, D66.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter. Voor veel gepensioneerden zal de indexatie van het pensioen
verder weg zijn dan als ze mochten achterblijven in het oude stelsel.
Ook deze versie van het amendement is praktisch slechts beperkt
uitvoerbaar. Door de wijziging is een rampzalig amendement nóg slechter
geworden. De mate van onzorgvuldigheid en slechte wetgevingskwaliteit
neemt door de aanpassing op het amendement eerder toe dan af. De
voorgestelde wijzigingen leiden tot aanzienlijk hogere kosten voor
pensioenfondsen, omdat het werk opnieuw gedaan moet worden. We kunnen
niet anders dan concluderen dat uiteindelijk alle generaties negatieve
gevolgen gaan ondervinden in hun pensioen. Het is slecht voor
deelnemers, getuigt van onbehoorlijk bestuur en is onuitvoerbaar. Er is
sprake van zeer onzorgvuldige wetgeving. Het amendement vraagt om
herziening van transitieplannen, wat fondsen op korte termijn voor
onmogelijke opgaven stelt. Het amendement is onuitvoerbaar. Dat waren
niet mijn woorden, maar dat zijn quotes van experts: de
Pensioenfederatie, De Nederlandsche Bank, de Autoriteit Financiële
Markten, de werkgeversorganisaties, de werknemersorganisaties en zelfs
van de minister van NSC.
Maar laat ik ook wat positiefs zeggen over de afgelopen week. Het nieuws
dat uit het kabinet kwam, was weer van hetzelfde niveau: kortzichtig,
rommelig, chaotisch. Er kwam echter iets positiefs uit de ministerraad,
namelijk de appreciatie van dit amendement. Ik ben echt blij met de
dapperheid van het kabinet en de minister. De druk om dit amendement
positief te beoordelen moet enorm zijn geweest vanuit zijn eigen partij,
maar de minister laat er op zijn Hollands gezegd geen spaan van heel.
Hij heeft een wat gekunstelde redenering waarom hij het amendement niet
ontraadt, maar dat was niet nodig na deze twintig pagina's. Hij legt
glashelder uit hoe dit amendement leidt tot chaos en lagere en
instabielere pensioenen en geeft aan dat het desastreus is voor
jongeren. Dat was ook de enige mogelijke conclusie. Ik heb zelden
wetgeving meegemaakt waarover de advisering zo eenduidig is.
We hebben het vaak over het nieuwe pensioenstelsel, maar we vergeten dat
deze wet al bijna twee jaar geleden is ingevoerd. De hele sector zit
midden in de transitie. Dat nu in twijfel trekken zou zorgen voor chaos
en kosten. De Raad van State, de belangrijkste adviseur van de overheid,
heeft dit amendement dan ook het zwaarste oordeel meegegeven. Daarmee
zeggen ze: "Het is zo verschrikkelijk slecht. Ga het maar niet
aanpassen, want dat heeft geen zin." Daarmee is maar één conclusie
mogelijk: dit voorstel is onverstandig en politiek dood. Het kabinet mag
dit niet uitvoeren.
Ten slotte het wetsvoorstel over de transitie, want daar gaat het
eigenlijk vandaag over. Dit wetsvoorstel komt voort uit een toezegging
aan de Eerste Kamer. Dat gaat eigenlijk om een kleine technische
aanpassing, die pensioenfondsen en uitvoerders helpt processen wat
gladder te strijken. Die wet maakt het mogelijk om het invaren te
spreiden. Ook zorgt dit wetsvoorstel ervoor dat de transitietermijnen
wat makkelijker kunnen worden aangepast zonder dat er een heel nieuw,
groot wetsvoorstel hoeft te komen. Ik vind duidelijke termijnen wel van
belang. Kan de minister daarom toezeggen heel terughoudend om te gaan
met het aanpassen van die termijn?
Vervolgens lees ik dat het voorstel niet bij de Belastingdienst getoetst
is. Dat vind ik op zich geen probleem, maar ik hoor wel graag van de
minister hoever van tevoren de Belastingdienst eigenlijk moet weten
wanneer een datum gewijzigd wordt. Hoeveel tijd moet er dus zitten
tussen de aankondiging van een wijziging in de AMvB en de wijziging zelf
als de Belastingdienst haar werk goed wil kunnen uitvoeren? Ook ben ik
benieuwd naar de invloed van het verlengen van de transitietermijn met
een jaar voor de Herstel- en Veerkrachtfondsmiddelen. Lopen die een
risico of niet?
Ten slotte heb ik een vraag over de inwerkingtreding. Kan de minister
aangeven wanneer hij verwacht dat de wet in werking zal treden en
wanneer de algemene maatregel van bestuur naar de Raad van State en
vervolgens naar de Kamer gestuurd zal worden?
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Kent van de SP.
De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Je zou na deze bijdrages bijna denken dat het voorstel
van Nieuw Sociaal Contract het gevaar is, maar we moeten toch niet
vergeten dat uiteindelijk het casinopensioen en de regels en voorwaarden
die daaraan worden gesteld gevaarlijk zijn en dat die een bedreiging
zijn voor de toekomst van onze pensioenen. In de kern gaat het er wat de
SP betreft vooral om dat er in het verleden werd toegewerkt naar een
bepaald bedrag aan aanvullend pensioen. Dat was dus de uitkomst. Daar
maakte je een afspraak over, daar ging je naar toewerken en daarmee
bepaalde je de premiehoogte. Als het allemaal zo doorgaat, gaan we nu
naar een stelsel waarbij alleen de inleg bepalend is, met het grote
gevaar dat de inleg steeds lager gaat worden, omdat je het doel uit het
oog verliest. Het is een stelsel dat niet per se koopkrachtiger, maar
wel individueler is. Dat is eigenlijk de kern van de wet. In de
interruptiedebatjes ging het er net over of de kern van de wet door het
amendement wordt beïnvloed. Wat de SP betreft is het antwoord daarop
nee. De kern van de wet is namelijk het afschaffen van de manier van
pensioenopbouw, voor de kenners: de doorsneesystematiek. Dat was een
wens van D66 en zorgt ervoor dat er heel veel geld nodig is om mensen te
compenseren die daardoor nadeel ondervinden. Dat geld moest ergens
vandaan komen. Daarom is er bedacht dat er allerlei buffers vrij zouden
komen, dat we naar minder buffers of zelfs, in de flexibele regeling,
naar bijna geen buffers toe kunnen. In de ogen van de SP is eigenlijk de
hele wet opgetuigd om die politieke wens te bekostigen. Daar zit de kern
van de wet, van de herverdeling en van de bedreiging van pensioenen van
werknemers die mogelijk de compensatie mislopen vanwege de
ontwikkelingen op de internationale financiële markten.
Maar het College voor de Rechten van de Mens heeft de Tweede Kamer er
verschillende keren voor gewaarschuwd en erop gewezen — het valt me op
dat D66 daar met geen woord over rept, want zij zeggen vaak op te komen
voor de belangen van jongeren en vrouwen — dat de Wtp, het
casinopensioen, discriminerend is voor jongeren, specifiek voor jonge
vrouwen. Dat heeft er alles mee te maken dat het missen van
pensioenopbouw in de eerste jaren door die andere manier van
pensioenopbouw een groter effect heeft dan in het oude stelsel. Omdat er
niet voor gezorgd is dat iedereen een pensioen opbouwt, is dat daarmee
extreem nadelig voor jongeren, in het bijzonder voor jonge
vrouwen.
Voorzitter. Mijn vierde kritiekpunt op de wet gaat over de zeggenschap.
De SP legt zich niet neer bij de Wtp. Wij zouden veel meer willen
wijzigen. Ik heb net drie zaken genoemd die wat ons betreft in de kern
van de wet verkeerd zijn. Vandaag spreken we eigenlijk over een heel
eenvoudige wet, namelijk een jaar meer tijd. Maar er is een amendement
ingediend, inmiddels mede namens de SP, om iets aan de zeggenschap te
doen. Het is krankzinnig dat het vermogen, het geld dat mensen al die
jaren hebben ingelegd, onder bepaalde voorwaarden hebben gespaard,
hebben opgebouwd voor hun oude dag, zonder dat je er ook maar iets over
te zeggen hebt, wordt overgeheveld naar een nieuw stelsel, waarbij het
onder andere voorwaarden wordt beheerd en ook onder andere voorwaarden
jou een toezegging wordt gedaan. Daarom vinden wij het extreem
belangrijk dat er zeggenschap komt. Is het voorstel zoals dat nu
voorligt in het amendement het beste van de wereld? Nee. Wat de SP
betreft zou het veel beter zijn — we hebben dat voorstel nog achter de
hand, mocht daar steun voor zijn — om zowel het opgebouwde vermogen als
het toekomstig op te bouwen vermogen via een referendum voor te leggen
aan de deelnemers, zodat het vermogen niet gesplitst wordt en het geen
individuele kwestie wordt, maar het collectief al dan niet overgaat naar
het nieuwe stelsel. Voor de kenners: dat kan er ook toe leiden dat
misschien een deel niet overgaat. Door het inmiddels gezamenlijke
amendement kan dat het geval zijn. Door het individuele bezwaarrecht kan
het zijn dat een deel niet overgaat naar het nieuwe stelsel. Daar hebben
we wat zorgen over. Daarom willen we de minister vragen of hij het voor
zich ziet dat er twee kringen kunnen ontstaan als het amendement wordt
aangenomen. Het is heel technisch, zeg ik tegen de kijkers thuis. Een
deel van de pensioenen kan dan onder de oude voorwaarden, onder het oude
ftk, onder de oude regels, blijven vallen en een deel onder de nieuwe
regels.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Het afschaffen van de doorsneesystematiek, zoals u net beschreef, was
ook niet onze wens in het hele pensioendebat. Maar nu het toch zover is,
ben ik wel wat verbaasd dat de SP het amendement-Joseph steunt. Het
amendement verlaagt de pensioenen voor alle veertigers en vijftigers.
Dus wat is daar nou precies sociaal aan?
De heer Van Kent (SP):
Zoals u gezien heeft, is het amendement aangepast. Ik mag wel verklappen
dat wij daarover een aantal gesprekken hebben gevoerd met Nieuw Sociaal
Contract. In het amendement is opgenomen dat er ook geld uit het
onverdeeld vermogen uitgetrokken kan worden voor compensatie. Maar wij
zouden het liefst af willen van de kern van de wet, namelijk het
afschaffen van de doorsneesystematiek; daarin wil ik u wel gelijk geven.
We zijn ook met Bureau Wetgeving bezig om te kijken in hoeverre dit
mogelijk zou zijn via een amendement op deze wet. Als de politieke wens
om dat te doen er is, denk ik dat het het beste is om de minister de
opdracht mee te geven om dat bij nota van wijziging uit de wet te halen;
dat kan. Wij staan daar zeker voor open. De voorwaarde voor het
afschaffen van die andere manier van pensioenopbouw zou dan moeten zijn
dat ook alle jonge mensen die pensioenen opbouwen. Want als je de eerste
jaren van de pensioenopbouw voor jonge mensen belangrijker maakt dan nu
het geval is, heeft het missen van opbouw in de eerste jaren in de rest
van je leven grotere gevolgen voor het aanvullend pensioen dan in het
oude stelsel.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Volgens onze informatie kan dat absoluut niet in de nieuwe wet, dus
misschien kan ik, via de SP, de minister gelijk vragen om daarop te
reageren, dan hoef ik die vraag zo meteen in mijn eigen termijn niet
meer te stellen. Het compenseren van de groep die al een hele
pensioenpot erop heeft zitten, maar nog niet aan pensioen toe is, is
echt een heel kwetsbaar punt, ook zoals het nu nog in het amendement
staat. Volgens onze informatie van de Pensioenfederatie kan dat namelijk
technisch gezien niet.
De heer Van Kent (SP):
Ik wil niet flauw doen, maar dit is een reactie van de Partij van de
Arbeid-GroenLinks. GroenLinks heeft de wet uiteindelijk het voordeel van
de twijfel gegeven. De Partij van de Arbeid heeft eigenlijk zonder veel
inspanning om nog iets te wijzigen aan de wet, ingestemd met deze wet.
Deze wet zorgt ervoor dat juist op het punt van het compenseren van het
nadeel voor werknemers van 40 jaar en ouder de wet niet helder is. De
wet schrijft namelijk voor dat een pensioenfonds moet overwegen om te
compenseren, maar de wet schrijft niet voor waar dat uit bekostigd moet
worden. Dat kan bijvoorbeeld uit hogere premies of uit het leegtrekken
van pensioenen van gepensioneerden. Het kan ook door niet te
compenseren, want er is geen plicht om te compenseren in de wet
opgenomen. Daar heeft uw fractie mee ingestemd en de
verantwoordelijkheid voor genomen. Ik zou het eigenlijk bij u willen
terug leggen: als u daar bezorgd over bent, kom daar dan op terug. We
kunnen hier bijvoorbeeld een voorstel doen om de minister op te dragen
om te regelen dat het compenseren van het nadeel geen optie, maar een
plicht is. Als u daarvoor openstaat, werken we daar graag aan mee.
De voorzitter:
U continueert.
De heer Van Kent (SP):
Voorzitter. Voor de verkiezingen is deze wet aangenomen. Na de
verkiezingen zijn er in de Tweede Kamer partijen groot geworden — niet
mijn partij, helaas — die tegen het casinopensioen waren. Maar wat
hebben we na de verkiezingen gezien? Alles werd weggestemd. Alle
voorstellen die de SP heeft gedaan — in mei hebben we zo'n vijf à zes
voorstellen gedaan — zijn weggestemd. Overal werd tegengestemd door PVV,
BBB en Nieuw Sociaal Contract. Daar begrepen wij niets van. Naar buiten
toe werd gezegd dat het een vrije kwestie was, maar in werkelijkheid was
dat een leugen. In werkelijkheid was er een geheime afspraak gemaakt om
tot 1 januari niets te doen. Dat heeft ertoe geleid dat we nu pas het
debat voeren over wijzigingen in die pensioenwet. Anders hadden we dat
debat een jaar geleden al kunnen houden. Dat is de verantwoordelijkheid
van de coalitiepartijen. Daardoor zitten we al zover in de transitie
naar het nieuwe stelsel dat we tijdens de transitie hier spreken over
eventuele aanpassingen.
Daarom heeft de SP het voorstel gedaan om er een extra jaar voor uit te
trekken. We willen de minister ook verzoeken om, als het amendement
wordt aangenomen, de pensioensector in ieder geval mee te geven dat ze
de komende twaalf maanden geen pensioenen laten overgaan naar het nieuwe
stelsel. Wij stellen voor dat er een extra jaar voor wordt uitgetrokken,
waardoor de wet die vandaag eigenlijk voor ligt, niet met één jaar, maar
met twee jaar wordt verlengd, zodat er een jaar de tijd genomen kan
worden. Daar hecht de SP zeer aan, want wij willen koste wat kost
voorkomen dat er ongelukken gebeuren, dat er onzorgvuldigheden ontstaan,
dat er bijvoorbeeld verzekeraars in gaan springen die een deel van de
deelnemers die aangeven dat ze niet over willen naar het nieuwe stelsel,
gaan overnemen. Wij vragen de minister of hij bereid is om, als de beide
amendementen worden aangenomen, in dat jaar samen met de sociale
partners en de pensioensector, de uitvoerders, de pensioenfondsen, om
tafel te gaan om, in lijn met de wijzigingen die nu zijn voorgesteld,
tot afspraken te komen om ervoor te zorgen dat de zeggenschap van
deelnemers er komt.
Dan nog een drietal vragen aan de minister. Er zijn allerlei zaken
gelekt door ambtenaren. Dat is heel erg naar. Klopt het dat het doel van
dat lekken was om de minister klem te zetten om hem negatief te laten
adviseren over het amendement en is de boel inmiddels weer op orde?
Heeft de minister de boel weer onder controle op zijn ministerie?
Is de minister van plan en ook bereid om de wet, als het amendement is
aangenomen, ook in de Eerste Kamer te gaan verdedigen? Hoe is de
minister van plan om daarmee om te gaan?
Ik snap dat er allerlei formele rollen zijn. De minister zit hier niet
namens Nieuw Sociaal Contract, maar namens het kabinet. Ik begrijp dat
allemaal, maar ik wil ook wel een beetje inzicht krijgen in wat er dan
in het hoofd van de minister allemaal gebeurt. Hij is degene die het
verkiezingsprogramma van Nieuw Sociaal Contract grotendeels heeft
geschreven. Hij heeft hier ook in eerdere debatten de Wet toekomst
pensioenen vol vuur verdedigd. Hij bevindt zich hier nu in een situatie
waarin hij het voorstel vanuit zijn eigen partij, gesteund door het
grootste deel van de coalitie, moet ontraden, terwijl het gewoon in zijn
eigen verkiezingsprogramma staat. Hoe brengt de minister dat in zijn
hoofd bij elkaar? Ik ben daar heel erg nieuwsgierig naar. Of is de
minister, net als andere bewindspersonen, een beetje aan het loszingen
van de partij? Hoe moeten we dat zien? Ik kan het niet met elkaar
rijmen.
Voorzitter. Na de lunchpauze gaan we naar de VVD luisteren, als ik het
goed begrijp. De VVD is nu totaal geïsoleerd in de coalitie. Drie
coalitiepartijen willen samen met de SP wijzigingen, maar de VVD staat
daarin alleen. Ik heb het idee dat veel VVD'ers dat casinopensioen
helemaal niet willen en dat het compromis dat in het verleden is
gesloten in het pensioenakkoord niet het compromis is dat de VVD wenst.
Ik zou de VVD echt willen oproepen: hou niet krampachtig vast aan het
oude compromis, maar kijk mee naar wat er nu gewijzigd kan worden, naar
wat er nu verbeterd kan worden en stop met het verdedigen van en
vasthouden aan het compromis. Wij zeggen: doe dat niet.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
We gaan om 13.15 luisteren naar hoe de heer Aartsen daarop gaat
reageren.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors voor de lunch tot 13.15 uur.
De vergadering wordt van 12.43 uur tot 13.19 uur geschorst.
Verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe
pensioenstelsel
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel (36578).
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Meneer Aartsen, ik heb de zaal voor u opgewarmd. Het woord is aan u. We
gaan met veel plezier naar u luisteren.
De heer Aartsen (VVD):
Dank, voorzitter. Formeel gezien spreken we hier vandaag over een
technische wijzigingswet, een wet die de termijnen in de pensioenwet
aanpast. Het gaat om een toezegging die is gedaan aan de Eerste Kamer.
Die had als doel om ervoor te zorgen dat de ingezette transitie,
waarover lang is gesproken, op een rustige, stabiele en zorgvuldige
manier door zou kunnen gaan. Het gaat namelijk om iets groots. Een
pensioentransitie is een van de grootste, zo niet de grootste,
sociaaleconomische hervorming sinds de Tweede Wereldoorlog. Het gaat
uiteindelijk om meer dan 3 miljoen mensen die op dit moment
gepensioneerd zijn, miljoenen actieve deelnemers en bijna 1.500 miljard
aan pensioengeld. Er is meer dan vijftien jaar in tal van gremia
gesproken. We hebben hier in de Kamer bijna 90 uur over deze wet
gesproken. Ook daar zijn allerlei punten die we ook vandaag weer
bespreken voorbijgekomen.
Bij die wijzigingen gold, en ook hier geldt, steeds het adagium "rust,
stabiliteit en zorgvuldigheid", volwassen en verantwoordelijke politiek,
oog hebben voor alle generaties, niet slechts één deelbelang, niet
slechts het eigen gelijk vooropstellen, maar ook het algemeen belang,
voor de toekomst van alle generaties. We willen namelijk uiteindelijk
allemaal een goed pensioen, voor onszelf, voor onze opa en oma, voor
onze ouders en voor onze kinderen.
We spreken vandaag helaas niet over de termijnenwet die nodig is voor
die rust, die stabiliteit en die zorgvuldigheid. We spreken over een
amendement — in onze ogen een roekeloos amendement — van een aantal
partijen, een amendement dat juist het tegenovergestelde zal gaan
bereiken: chaos, onzekerheid en onrust. We kunnen ons dat simpelweg niet
permitteren met de pensioenen van Nederlanders. Ik zal zo nog wat dieper
ingaan op een aantal van de inhoudelijke aspecten van dat amendement,
maar voor de VVD gaat het vandaag uiteindelijk om iets groters dan
alleen maar de simpele vraag "bent u voor of tegen invaren?", "bent u
voor of tegen een referendum?", "bent u voor of tegen het nieuwe
pensioenstelsel?"
Kim Putters zei het een tijdje terug in een interview ook over de
ontwikkeling van de Nederlandse politiek: het gaat om de vraag of de
Nederlandse politiek nog in staat is om problemen op te lossen, om
verder te kijken dan de waan van de dag, om verder te kijken dan het
politieke nummertje, dan de ophef van de week. Het gaat om de vraag of
de Nederlandse politiek nog in staat is om te komen tot grote
sociaal-economische hervormingen, om die tot stand te brengen. Het gaat
om hervormingen die er niet zijn voor slechts één deelbelang; niet
alleen maar voor de ouderen, niet alleen maar voor de jongeren, niet
alleen maar voor de boeren, niet alleen maar voor ondernemers, voor
studenten, voor Henk en Ingrid.
Het gaat om hervormingen die er zijn voor ons allemaal, voor het
algemene belang. Het gaat om hervormingen die voor alle generaties
moeten zorgen voor een goed pensioen, voor de mensen die nu met pensioen
zijn, de mensen die nu met pensioen gaan, de mensen die in de
middengroep zitten, de mensen die net beginnen met werken en misschien
ook de mensen die nog moeten gaan beginnen met werken. En ja, dan zul je
soms verder moeten kijken dan je eigen politieke belang, dan je eigen
politieke gelijk, je eigen stokpaard. Dat is wat ons betreft volwassen,
verantwoordelijke politiek en die dragen we hier met elkaar. Dat is echt
goed bestuur in onze ogen.
We zien vandaag — laten we daar eerlijk over zijn — in dit debat een
nieuwe waterscheiding ontstaan in de politiek. Nederland als
tweestromenland. Een waterscheiding tussen partijen die
verantwoordelijkheid nemen, die verantwoordelijkheid dragen, en partijen
die kiezen voor het hier en nu. Het is een waterscheiding tussen
partijen voor wie democratie een werkwoord is en wetgevingskwaliteit en
belangrijke democratische stap, en partijen die democratie zien als een
kwestie van 75 plus 1, ongeacht wat de consequenties daarvan zijn. Het
is een waterscheiding tussen partijen die het land fatsoenlijk,
verantwoordelijk en volwassen willen besturen, en partijen voor wie het
halen van het eigen gelijk het allerbelangrijkste is, ongeacht wat daar
dan de consequenties van zijn of wat daar de schade van is.
Het is een waterscheiding tussen partijen die maatschappelijk draagvlak
en samenwerking belangrijk vinden en het consulteren van de polder, en
partijen die dat consulteren, de uitvoering of andersdenkenden juist een
hinderlijke onderbreking vinden van het behalen van hun doel. Tussen
partijen die wetgevingskwaliteit de belangrijkste democratische stap
vinden, en partijen voor wie dat juist een vervelende sta-in-de-weg is.
Tussen partijen die de kritiek van de Raad van State, De Nederlandsche
Bank, de AFM, de Stichting van de Arbeid en tal van andere partijen
serieus nemen — ze hoeven er niet mee eens te zijn maar nemen ze wel
serieus —, en partijen die deze instituties slechts als roeptoeters
zien, die ze lawaaierig vinden of, om ze ook weer te citeren, zeggen:
"Ik ben zelf ook ooit adviseur geweest, dus ja, die Raad van State, weet
je wat …" Het is vandaag al gezegd.
Ga je uiteindelijk voor het eigen belang of ga je voor de pensioenen van
iedereen en durf je daar ook de verantwoordelijkheid voor te dragen?
Gaat het uiteindelijk om een specifiek belang, om je eigen politieke
gelijk en stel je dat voorop, ongeacht wat daarvan de consequenties
zijn?
De heer Vermeer (BBB):
De heer Aartsen probeert hier een soort scheidslijn te leggen tussen
partijen die de democratie respecteren en partijen die dat niet doen.
Moet ik hieruit opmaken dat zodra het hier bij een stemming erop uit
lijkt te draaien dat we op 76 stemmen voor en 74 stemmen tegen komen, de
VVD dan principieel tegen zal stemmen, omdat ze anders bang is dat er
een te kleine meerderheid gelijk gaat krijgen?
De heer Aartsen (VVD):
Nee. De heer Vermeer stapt precies in het punt dat ik maak. Democratie
is meer dan alleen maar 75 plus 1. Democratie is ook dat je met elkaar
een zorgvuldig proces doorloopt. Niet omdat je van de processen en van
het geneuzel bent, maar omdat daar zorgvuldige stappen in zitten en je
ook moet luisteren naar wat de adviseurs daarover zeggen, dat je niet
blind kan zijn voor de consequenties daarvan, dat draagvlak ook
belangrijk is. Dat interview met Kim Putters vond ik heel mooi. Laten we
voorkomen dat we in een politieke democratie terechtkomen waarin de ene
regeerperiode in het teken staat van het terugdraaien en het zo veel
mogelijk aanpassen van wetten uit de vorige regeerperiode. Anders krijg
je wat er in Amerika gebeurt. Ik vond dat een treffend interview met de
heer Putters van de SER. Dat is waarvoor ik wil waken. Het punt waar we
vandaag over spreken, het amendement, is tot in den treure besproken in
een vorige wetsbehandeling. Nu halverwege de wedstrijd de spelregels
aanpassen, zonder dat daar ook maar enige vorm van fatsoenlijke
wetgevingskwaliteit aan ten grondslag ligt, vind ik gewoon niet correct.
Daar spreek ik mij over uit.
De heer Vijlbrief (D66):
Deze rant van de heer Aartsen, want zo mag ik het toch wel noemen, roept
natuurlijk één vraag op: waarom heeft zijn partij zich dan in het
kabinet laten overvleugelen door die andere partijen? De VVD had het
namelijk in handen gehad om te zorgen dat wij niet in gijzeling werden
genomen door het amendement van mevrouw Joseph, want ze had gewoon
kunnen zeggen: daar gaan wij niet mee akkoord; dat gebeurt niet terwijl
wij in het kabinet zitten. Ik vraag me af wat er dan vorige week
eigenlijk gebeurd is.
De heer Aartsen (VVD):
De VVD heeft in iedere vorm van samenwerking deze periode gestreden voor
stabiliteit, voor volwassen politiek, voor verantwoordelijke politiek.
Dat doen wij nog steeds. Dat doen we ook hier in het debat. Ik vind dat
de ministers dat ook moeten doen. Ik kom zo op hoe het kabinet zich
daarin opstelt. Ik denk dat de eerste twintig pagina's van de brief
daaraan voldeden. Die laatste alinea, waarin er een beetje gezocht werd
naar … Het was geen appreciatie, las ik, maar het moest een reactie zijn
en het mocht ook vooral niet uitstralen dat het ontraden werd. Daar ben
ik kritisch op en daar ga ik zo ook kritisch op zijn. Dat vind ik ook
onze taak als volksvertegenwoordiging.
De voorzitter:
U bent door uw interrupties heen, meneer Vijlbrief. De heer Van
Kent.
De heer Van Kent (SP):
De VVD is geïsoleerd en gooit het nu op goed en zorgvuldig bestuur
enzovoort, terwijl de VVD een kabinet heeft laten vallen op basis van
leugens, over nareis op nareis. De VVD heeft erover gelogen dat de
pensioenen een vrije kwestie zouden zijn, want er lag een geheime
afspraak. Begrijpt de heer Aartsen dat hij ook een groot deel van de
Tweede Kamer, die wel kritisch is op die pensioenwet, voor het blok
heeft gezet en heeft gedwongen om al die maanden tegen alle voorstellen
van de SP te stemmen, om dan vervolgens nu pas een voorstel te kunnen
bespreken, en dat dat uw verantwoordelijkheid is? Voorzitter, sorry; dat
het de verantwoordelijkheid is van de heer Aartsen.
De heer Aartsen (VVD):
Nee. Ieder Tweede Kamerlid hier mag ieder moment van de dag een
initiatiefwetsvoorstel indienen. Daar onthou ik niemand van.
De heer Van Kent (SP):
U gaat voorbij aan het punt dat ik aangeef, dat u een leugen heeft
verspreid dat het een vrije kwestie zou zijn. U zegt nu heel slim: het
gaat alleen om een initiatiefwet. Dat zou dan wel mogen. Maar wat is er
dan precies afgesproken in het geheim? Een initiatiefwet mag wel, maar
het steunen van moties van de SP niet? Wat is er dan afgesproken?
De heer Aartsen (VVD):
Wij hebben afgesproken dat het een vrije kwestie is in deze coalitie. De
enige voorwaarde, maar dat geldt voor alle voorwaarden die zijn gesteld
in het hoofdlijnenakkoord, is dat als coalitiepartijen met voorstellen
komen, die financieel degelijk en gedekt moeten zijn. Dat geldt voor
alle voorstellen die er vanuit de coalitie zijn. Als we dat niet doen,
wordt het namelijk één grote puinhoop. Dat zijn dus de voorwaarden die
de VVD aan alle voorstellen van deze coalitie stelt.
De heer Van Kent (SP):
Maar wat is nou de geheime afspraak? Er wordt van alle kanten bevestigd
dat er tot 1 januari geen voorstellen mochten worden gesteund. De heer
Aartsen zegt nu dat een initiatiefwet wel had gekund, want dan zou de
behandeling na 1 januari zijn geweest; zo vul ik hem dan in. Maar welke
afspraak heeft de VVD dan gemaakt met de drie partijen die het
amendement nu onderschrijven over tot 1 januari geen actie
ondernemen?
De heer Aartsen (VVD):
Wij hebben een afspraak gemaakt dat de pensioenen een vrije kwestie zijn
en dat voorstellen die gedaan worden, financieel gedekt moeten zijn.
Daar hebben we wat mij betreft ook nog discussie over bij dit voorstel,
maar daarover verschillen we van mening.
De heer Van Kent (SP):
Dus dan bent u niet alleen geïsoleerd als het gaat om dit amendement,
maar zegt u ook dat partijen die hier hebben aangegeven dat er tot 1
januari geen voorstellen gesteund mochten worden, liegen en dat er geen
geheime afspraak was. Zegt u dat?
De heer Aartsen (VVD):
Wij hebben de afspraak gemaakt dat met dit hoofdlijnenakkoord pensioenen
een vrije kwestie zijn. Er zijn alleen afspraken gemaakt — dat geldt
voor alle afspraken — dat op het moment dat er voorstellen worden
gedaan, die geen financiële consequenties zouden mogen hebben zonder dat
je daar met elkaar over spreekt. Maar dat geldt voor alle voorstellen.
Anders wordt het een bende.
De heer Van Kent (SP):
Dan ben ik wel benieuwd om straks te horen van de andere drie partijen
wie hier … Iemand is hier aan het liegen: óf de heer Aartsen óf degenen
die zeggen dat er een geheime afspraak was. Ik wil dat het opgehelderd
wordt.
Mevrouw Joseph (NSC):
De heer Aartsen is nog niet helemaal klaar, maar ik was benieuwd naar
het volgende. Hij noemt alle instituties waar hij naar geluisterd heeft,
ook de pensioensector, en vervolgens zegt hij: ik ben een
volksvertegenwoordiger. Ik vroeg me af: komt hij ook toe aan het element
waar hij luistert naar de burgers?
De heer Aartsen (VVD):
Jazeker, dat is onderdeel van onze taak. Er is bijna vijftien jaar
gesproken over dit wetsvoorstel. Daar is met heel veel mensen over
gesproken, met heel veel partijen over gesproken, in tal van
samenstellingen. We hebben hier 90 uur in de Kamer over gesproken en ook
het punt dat u aanhaalt is tot in den treure besproken in die
wetsbehandeling. Dat is wat op dit moment, volgens mij, van belang is.
Ik vind het, democratisch gezien, onverantwoord om dit even met een
politiek vluggertje in een technische wet te wijzigen, of u nu voor of
tegen het punt bent.
U gelooft in uw eigen gelijk en dat siert u oprecht; daar heeft u een
enorme drive in. Ik maak alleen bezwaar tegen het, halverwege die
beweging, aanpassen van de zaken, omdat ik denk dat je daarmee juist het
vertrouwen enorm schaadt en er enorme consequenties zijn. Dat is die
verantwoorde politiek waar ik ook u op aanspreek. Ik vind het dus een
onverantwoorde vorm van politiek dat je zegt: dit is mijn heilige eigen
gelijk en we moeten dat nu in een technische wet gaan regelen, ongeacht
wat daar de consequenties van zijn, en die schade voor lief nemen. Dat
vind ik onverantwoorde en onvolwassen politiek.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik denk dat het juist goed bestuur is dat mensen inspraak krijgen. Ik
merk dat de heer Aartsen heel veel over processen spreekt, maar kan hij
ook ingaan op de hardwerkende Nederlanders die logischerwijs misschien
inspraak verdienen als hun uitgestelde loon wordt aangepast en die ook
voldoende rechtsbescherming nodig hebben? Ik hoop dat de heer Aartsen
daar ook nog aandacht aan besteedt.
De heer Aartsen (VVD):
Mevrouw Joseph blijft in haar heilige eigen gelijk hangen. Ik vind dat
niet opwegen tegen de enorme schade die dat gaat opleveren. Uw eigen
minister schrijft er twintig kantjes over vol, dus het is niet een klein
ding. Er worden twintig kantjes met serieuze op- en aanmerkingen over
geschreven. Daar kun je niet zomaar aan voorbijgaan.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik maak me ook zorgen over of we nog grote stelselwijzigingen door
kunnen voeren met elkaar en ik maak me ook zorgen over volwassen
politiek, maar ik wil de VVD toch wel meegeven dat zij er
medeverantwoordelijk voor zijn dat wij hier nu staan en het hebben over
een pensioenakkoord van 1.500 miljard, waarover geen afspraken zijn
gemaakt in het hoofdlijnenakkoord, en dat we al 25 uur met elkaar
debatteren over een Voorjaarsnota. Ik denk dan: als je het over
volwassen politiek hebt, steek dan ook de hand in eigen boezem. Als het
netjes uit was onderhandeld, hadden we gewoon nette wetgevingstrajecten
kunnen doorlopen en hadden we hier een heel ander debat met elkaar
gehad. Enerzijds vind ik het interessant dat anderen worden beticht van
niet-volwassen politiek, maar dit is toch ook gewoon onvolwassen? Een
hoofdlijnenakkoord ondertekenen waarin je de grootste transitie een
vrije keuze laat zijn? Ik kan het niet begrijpen.
De heer Aartsen (VVD):
We hadden hier graag afspraken over willen maken ten tijde van het
hoofdlijnenakkoord. Dat is niet gelukt met deze partijen. Dan heb je als
partij te kiezen: zwicht je inhoudelijk of zeg je het zo belangrijk te
vinden dat je het op deze manier oplost? Wij hebben voor dat laatste
gekozen. Nogmaals, als je zo lang en intensief aan zo'n enorme
hervorming hebt gewerkt, vinden wij de verantwoordelijkheid zwaarder
wegen dan puur en alleen een paar eigengelijkpunten bediscussiëren,
vandaar dat wij voor deze situatie hebben gekozen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Maar dat is toch heel naïef? Je stapt in een coalitie met drie partijen
waarvan je weet dat ze misschien iets minder van het nieuwe
pensioenstelsel houden dan de VVD en ook het CDA en dan tik je dat niet
goed dicht, terwijl je weet dat het enorme consequenties kan hebben als
er gaandeweg weer allerlei wijzigingen in aangebracht kunnen worden. Ik
wil het toch gezegd hebben en ik zal wel weer een reactie krijgen over
waarom daar toch voor is gekozen, maar ik vind het geen volwassen
politiek. Je verantwoordelijkheid nemen, is je aan die
onderhandelingstafel kapotvechten voor pensioenen en ervoor zorgen dat
het netjes is geregeld.
De heer Aartsen (VVD):
Dat doen wij ook. Maar wij kunnen natuurlijk geen garantie geven over de
uitkomst daarvan. Mevrouw Van Dijk weet ook — haar partij heeft
misschien net iets langer dan de VVD bestuurlijke verantwoordelijkheid
gedragen, al zal het elkaar niet heel veel ontlopen — dat het op een
gegeven moment een kwestie van kiezen is. Wij vinden het belangrijker
dat de transitie kan doorgaan. De minister heeft in zijn eigen
regeerprogramma en in de begroting opgeschreven dat een zorgvuldige
transitie belangrijk is en dat hij daar ook op af wil blijven koersen.
Daar zullen wij dit kabinet aan houden.
De heer Vijlbrief (D66):
Als ik zo naar de heer Aartsen luister, kan ik mij toch niet aan de
indruk onttrekken dat de VVD eigenlijk volledig overlopen is, volledig
overlopen. Dat was vorige week al gebeurd bij de Voorjaarsnota en nu
gebeurt het weer. Er ligt immers al een oordeel. U heeft het laten
gebeuren. U zat in het kabinet, u had het gewoon kunnen tegenhouden,
maar u heeft dat niet gedaan. Ik begrijp niet waarom u zich laat
gijzelen door dit soort partijen waarvan u zelf zegt dat ze onze
instituties ondergraven. Ik begrijp er niks van.
De heer Aartsen (VVD):
Ik sta hier namens de Tweede Kamerfractie van de VVD. Ik ben kritisch op
wat er hier gebeurt. Ik zal me daar ten volste tegen uitspreken. Dat
deed ik, volgens mij, zojuist ook. Ik zal blijven knokken voor die
verantwoordelijkheid en die volwassen politiek. Dat doe ik ook. Ik ga zo
meteen de minister ook bevragen op zijn … Ik ga het toch "appreciatie"
noemen. Ik vind namelijk dat het kabinet hom of kuit moet gaan geven
over die appreciatie. Dat vind ik horen bij de verantwoordelijkheid die
een minister op dit dossier hoort te dragen. Ik ben blij met de eerste
twintig pagina's van die brief. Over die laatste heb ik nog kritische
vragen. Die zal ik zo gaan stellen.
De heer Vermeer (BBB):
De heer Aartsen noemt het proces rondom dit amendement "een vluggertje".
Voor iedereen die de komende tijd wordt uitgenodigd voor een vluggertje,
is het wel even goed om te weten …
De heer Aartsen (VVD):
U heeft de definitie opgezocht!
De heer Vermeer (BBB):
... hoe lang dat geduurd heeft. De eerste versie is al op 21 januari
ingediend. Dit is de vierde versie van het amendement. Tussendoor is er
een Raad van State-advies geweest, waarop geanticipeerd is. Mijn vraag
aan de heer Aartsen is dus nogmaals: wat is uw definitie van een
vluggertje?
De heer Aartsen (VVD):
Laat ik dan de Raad van State zelf maar citeren. Het is onvoldoende en
onvoldragen, een schending van de wetgevingskwaliteit. Dat is wat hier
staat. Het is een snoeihard oordeel, dictum D, zowel over het referendum
als over het individueel bezwaarrecht.
Voorzitter. Ik zei het al: de Raad van State laat er geen spaan van
heel. Er is sprake van aanzienlijke verslechtering van pensioenen. Een
evenwichtige belangenafweging komt hiermee in gevaar. Het brengt hogere
lasten en kosten met zich mee. Het leidt tot ernstige verstoringen van
de transitie en vertragingen tot meer dan twee jaar, doet afbreuk aan
het collectieve en solidaire stelsel, is onvoldoende en onvoldragen. Het
krijgt dictum D. Ik vind dat we dat soort argumenten zwaar dienen mee te
nemen.
Ook inhoudelijk gezien heb ik een aantal bezwaren. Het is, denk ik, goed
om die op te noemen. De minister heeft in zijn brief al meer dan twintig
pagina's daaraan gewijd. Allereerst raakt dit amendement het collectieve
stelsel. De VVD is niet bij uitstek de partij van collectiviteit en
solidariteit, maar als je dat met elkaar afspreekt, dan moet je daar
volgens mij ook naar kijken. Het klinkt misschien mooi, "uw geld, uw
eigendom, uw zeggenschap", maar in de praktijk is dat in de huidige
stelselsystematiek van collectiviteit natuurlijk niet een-op-een het
geval. Dat blijkt ook uit de brief die de minister zelf stuurt. De keuze
van de een heeft een effect op de keuze van een ander. Als één persoon a
kiest, heeft dat effect op het pensioenperspectief van de ander. Dat
raakt dus generaties, de doorsneesystematiek en de compensatie daarvan.
Juist die doorsneesystematiekgroep — de mensen tussen 40 en 55 jaar —
lijkt een pechgeneratie te worden in dit voorstel, dit amendement. We
hebben al grote zorgen geuit over die compensatie. Dat blijft een
onzeker punt. Maar met dit amendement is het niet mogelijk — de minister
schrijft dat heel duidelijk op — om wettelijk gezien de compensatie te
regelen, ondanks dat dit wel in het amendement staat. Ik hoor daar graag
wat meer over van de minister. Dat punt bleef nog een beetje op de zeef
hangen, terwijl de minister heel duidelijk opschrijft dat dit in de wet
op dit moment niet mogelijk is en het amendement op dit punt de wet niet
aanpast.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Even heel concreet, want die compensatie is daadwerkelijk een punt. Maar
die compensatie is toch pas mogelijk en nodig geworden doordat de Wtp
aangenomen is?
De heer Aartsen (VVD):
Ja, maar u dient een amendement in. Daarin schrijft u dat u compensatie
mogelijk wil maken, wat in de Wtp voorzien is. Met dit amendement wordt
dat problematisch. Daarom heeft u zelf dat amendement aangepast. Daarvan
schrijft de minister zelf dat het wettelijk gezien niet mogelijk is.
Daar vraag ik naar. De minister schrijft: wat de indieners willen, kan
wettelijk niet.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dat kan zo zijn …
De heer Aartsen (VVD):
Dat is zo.
De heer Edgar Mulder (PVV):
… maar in een eerdere interruptie had mijn collega het over een bak met
water waar een zak met zand in wordt gemieterd, waarna het troebel
wordt. In feite geldt hetzelfde als je overstapt naar de Wtp, waardoor
je die compensatie nodig hebt. Als die Wtp er namelijk niet was gekomen,
hadden we geen compensatie nodig gehad. Dus in feite doet u hetzelfde.
Ik ga op zoek naar een spiegel voor u.
De heer Aartsen (VVD):
In Brabant hebben we een spreekwoord "als m'n tante wat had gehad, was
het m'n oom geweest". Zo ken ik er natuurlijk nog wel een paar. Zo werkt
het natuurlijk niet. U schrijft in uw eigen amendement op dat er
mogelijkheden zijn voor compensatie. De minister schrijft: dat kan
wettelijk niet. Het amendement voorziet niet in een wettelijke
aanpassing daarvan. Dat is de vraag die ik stel. Het lijkt me vrij
duidelijk.
Voorzitter, tot slot. Als we het toch over zand hebben: er wordt ook ten
aanzien van de keuzevrijheid zand in de ogen van mensen gestrooid, want
het is uiteindelijk een keuze met een blinddoek op. Mevrouw Joseph zei
net al: er wordt gedaan alsof mensen niet in staat zijn om daarover te
beslissen. Dat zult u mij nooit horen zeggen. Maar als je naar de
minister zelf, de Raad van State en de AFM, die daar ook snoeihard over
oordelen, luistert, dan hoor je dat het simpelweg onmogelijk — ik
herhaal: onmogelijk — is om bij een individueel bezwaarrecht van tevoren
bij mensen aan te geven hoe hoog het pensioen zal zijn, omdat de keuze
van persoon A effect heeft op persoon B. Het blijft dus uiteindelijk een
keuze met een blinddoek op. Daarom denk ik dat dat niet verstandig
is.
Voorzitter. Dan de appreciatie van de minister, of zijn reactie, zoals
de minister het zelf noemt in ontrading van zijn ambtenaren en van de
ambtenaren van het ministerie van Financiën. Ik was verheugd met de
verantwoordelijke reactie van de minister. Althans, met de reactie in de
eerste twintig pagina's van de brief. Het is een lange aaneenschakeling
van bezwaren, belemmeringen en problemen die de minister op zich af ziet
komen als dit amendement wordt aangenomen. Ik ben blij dat hij die
stelselverantwoordelijkheid, die hij al in eerdere debatten aan het
licht heeft gebracht, ook voelt.
Maar bij het lezen van die brief dacht ik zelf: dit wordt spannend.
Wordt de appreciatie "ontraden" of wordt de appreciatie
"onaanvaardbaar"? Dat was waar ik naar zocht. Het leek mij sowieso
vanzelfsprekend dat dit amendement zou worden ontraden. Dat kan niet
anders na die twintig pagina's. Maar het zou zelfs onaanvaardbaar kunnen
zijn, omdat er een aantal contra-legempunten in het wetsvoorstel zitten.
Zou de minister daar misschien ook op in willen gaan? Wat gebeurt er op
het moment dat er contra-legempunten in het amendement en in deze wet
worden gefietst? Gaat deze minister dat wetsvoorstel dan verdedigen in
de Eerste Kamer, en met welke argumenten? Ik vind het goed dat de
minister dat aan ons duidelijk maakt. De minister heeft een
verantwoordelijkheid om duidelijk te laten weten aan de Tweede Kamer of
hij dit wetsvoorstel gaat doorzetten naar de Eerste Kamer, en, zo ja,
met welke argumentatie.
Ik vind ook dat hij niet kan wegkomen met het woord "onwenselijk". Dat
is geen appreciatie. Wij kennen al sinds jaar en dag — de griffier en de
voorzitter moeten straks een stemmingslijst gaan opstellen — drie
smaken: oordeel Kamer, ontraden of onaanvaardbaar. Dat zijn de drie
smaken. Ik vraag aan de minister welke … Ja, we hebben nog andere smaken
als het gaat om de moties, maar dit gaat over de amendementen. Dit zijn
de drie smaken voor de amendementen. Welke van de drie? Wie van de
drie?
Voorzitter. We hebben in de nota's namelijk een paar dingen gelezen.
Heel eerlijk gezegd levert dat wel een wat zorgelijk beeld op wat mij
betreft. We lezen in die nota's een paar zaken. Ambtenaren van SZW en
van Financiën adviseren om, gelet op de enorme consequenties van het
amendement, dit amendement expliciet te ontraden. Volgens de ambtenaren
is op instructie van de minister het woord "ontraden" geschrapt uit de
brief. Kan de minister aangeven waarom hij dat heeft gedaan? Kan hij ook
aangeven welke consequenties hij daaraan wil hangen? Want uiteindelijk
moet je hier in de Kamer een appreciatie geven. Dat je dat niet in een
brief doet, is één. Maar als je de Kamer serieus wil nemen, moet er
uiteindelijk een appreciatie komen, helemaal bij wetten. Ik vind dat
echt een zwaarwegende verantwoordelijkheid, helemaal van een minister
die stelselverantwoordelijke is en als we een institutie, zoals de Raad
van State, hebben die zegt: "Dictum D. Er zijn ernstige bezwaren. Niet
doen." Ik ben heel benieuwd naar de reactie van de minister.
Daarnaast lezen we dat de minister van Sociale Zaken de geschetste
financiële gevolgen wilde afzwakken, in tegenstelling tot wat hij eerder
al naar de Kamer heeft gestuurd. Mijn vraag is: klopt dat? Waarom wilde
hij dat dit niet zo zichtbaar werd in de brief, zoals in eerdere brieven
wel het geval is geweest?
Tot slot, voorzitter. In de memo's van Financiën lezen we dat op verzoek
van de minister van Sociale Zaken bepaalde adviezen en bepaalde
onderdelen van het advies van de Raad van State, DNB, de
Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid zijn verwijderd of
afgezwakt. Klopt dat? Zo ja, waarom heeft de minister dat gedaan?
Voorzitter, tot slot. Ik hoop dat een meerderheid van de collega's in
deze Kamer uiteindelijk zal kiezen voor de rust, stabiliteit en
zorgvuldigheid van volwassen en verantwoordelijke politiek.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik heb vrij veel geduld opgebracht, maar ik vroeg me af wat de heer
Aartsen te zeggen heeft tegen de hardwerkende Nederlanders en de vroeger
hardwerkende Nederlanders die nu met pensioen zijn over waarom zij geen
inspraak kunnen krijgen als hun pensioen wordt aangepast?
De heer Aartsen (VVD):
Wij hebben hier tot in den treure over gesproken tijdens de
wetsbehandeling. We hebben een collectief stelsel, een solidair stelsel.
Als je daar één iets uit trekt, dan heeft dat effect op het ander. Je
kunt niet met terugwerkende kracht allerlei dingen uit een collectief
solidair stelsel trekken. Die discussie hebben wij destijds gevoerd. Dat
is op een aantal andere terreinen gedaan. Dat is de reden dat wij
destijds tegen het amendement van de heer Omtzigt hebben gestemd. Nu
zijn er tal van argumenten bij gekomen omdat het uiteindelijk chaos,
onrust en nog meer onzekerheid oplevert. Dat is de reden waarom wij dat
nu niet doen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ben zo benieuwd of de heer Omtzigt nou thuis zit te
kijken. Dat vraag ik mij gewoon eens af. Een vraag van de heer
Ergin.
De heer Ergin (DENK):
Volgens mij weten we uit heel veel onderzoeken dat mensen die deelnemen
aan een pensioenfonds, eigenlijk weinig vertrouwen hebben in de
instituties: de overheid, de sociale partners en in sommige gevallen
misschien ook de pensioenfondsen. Volgens mij is het goed dat de
politiek — wij hier in de Kamer — probeert om dat vertrouwen op te
krikken, om daar wat mee te doen. Dit amendement zegt dat mensen vooraf
meer inspraak geven een mogelijke oplossing zou kunnen zijn, een manier
om het vertrouwen te verbeteren. Ik hoor de VVD heel duidelijk zeggen:
dit amendement regelt dat niet; dit amendement is daar niet goed voor.
Ik ben eigenlijk wel benieuwd op welke manier de VVD de uitdaging om het
vertrouwen te verbeteren wil inkleuren.
De heer Aartsen (VVD):
Idealiter hadden wij vandaag dit debat niet gehad, want je wilt juist
rust, zekerheid en stabiliteit uitstralen, ook over zo'n transitie. Want
wat uiteindelijk gaat plaatsvinden, is een enorme operatie, een enorme
sociaal-economische hervorming. Dan moet je dus zorgvuldig zijn. In het
pensioendebat hebben we een aantal keer aangegeven dat wij ons zorgen
maken over met name de communicatie. Voor heel veel mensen is pensioen
een ingewikkeld onderwerp. Sommige mensen zijn er dagdagelijks of
maandelijks mee bezig omdat ze gepensioneerd zijn, terwijl jongere
generaties de brieven ongeopend in de prullenbak gooien. Het is dus heel
ingewikkeld om hierover met beide groepen goed te communiceren. Toch zal
dat moeten. We zien nu bijvoorbeeld dat bij de overgang allerlei fouten
naar boven komen. Ik kan mij een anekdote van een scheiding herinneren
die de heer Van der Meer mij ooit heeft verteld. Hij zegt: dat zijn
administratieve fouten die twintig, dertig jaar geleden in systemen zijn
geslopen en nu naar voren komen; dat gebeurt niet zozeer omdat wij nu
die transitie maken, maar omdat al die administraties nu worden
doorgelicht, terwijl dat anders pas op een later moment zou gebeuren,
namelijk als je met pensioen gaat. Dat soort elementen moet je volgens
mij goed communiceren. Als mensen vragen hebben, dan moet je dat
uiteindelijk op een goede manier in de communicatie zien te ondervangen.
En dat is iets waar ik in vorige debatten kritisch over ben geweest.
Volgens mij moeten wij de komende periode wat dat betreft best nog wel
een stevig been gaan bijtrekken.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Hier wordt al de hele dag gezegd dat chaos zou ontstaan als dit
amendement wordt aangenomen. Niet alleen de heer Aartsen doet dat. Dat
doen velen. Maar net deed de heer Aartsen dat nog met de opmerking: er
ontstaat chaos, want als je één steentje uit het bouwsel haalt, dan
verzwakt dat het hele bouwsel en dan volgen grote ellende en chaos.
Onder de huidige wet, zónder dit amendement, is het ook al mogelijk om
te beslissen om niet in te varen. Het enige verschil is dat daar nu
alleen de pensioenfondsen toe mogen besluiten, terwijl door het
amendement ook de eigenaren van het pensioen, de deelnemers, daartoe
mogen besluiten. Maar uiteindelijk is het hetzelfde — er wordt een
steentje uit dat bouwsel gehaald — tenminste, als ik de heer Aartsen
goed begrijp. Vandaar dat ik hem graag vraag om dat toe te lichten.
De heer Aartsen (VVD):
Dank u wel voor deze vraag. Nee, want als een fonds wil besluiten om
niet in te varen, dan dient een zorgvuldige, evenwichtige afweging voor
alle generaties plaats te vinden. Dan kan een fonds daartoe besluiten.
Dat is anders als dat individueel of per referendum gebeurt. Dan is die
evenwichtigheid namelijk niet geborgd. Dat kan wel in het amendement
staan, maar daarvan zegt de minister nou juist dat dat wettelijk niet is
toegestaan. Dat is dus simpelweg niet mogelijk. En dan krijg je dus
onevenwichtigheden tussen generaties. Daarnaast, nog los hiervan, kan ik
het hele lijstje van de Raad van State nog eens opdreunen: een
vertraging tot meer dan drie jaar; afbreuk van het collectieve stelsel
et cetera, et cetera. Maar dan val ik in herhaling.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Het begin was heel aardig ...
De heer Aartsen (VVD):
Daarna was het ook aardig.
De heer Edgar Mulder (PVV):
... maar daarna merkte mijn collega zelf dat het niet echt overtuigend
was en kwam er een heel mistgordijn. Het verhaal is: er ontstaat chaos
als dit amendement wordt aangenomen, want je mag niet beslissen om niet
in te varen. Maar dat zit gewoon in die wet! Alleen, nu doen die
pensioenfondsen dat en de bobo's. Het amendement wil dat dat naar de
gewone burgers toe gaat. Maar uiteindelijk is het hetzelfde: een deel
wordt niet ingevaren en een deel wel. Het amendement verandert alleen
wie daarover mag beslissen. Daarom nog een kans — want zo schappelijk
ben ik, voorzitter — voor mijn collega: probeer het nog eens uit te
leggen.
De heer Aartsen (VVD):
Nee, uiteindelijk gaat het erom of het evenwichtig gebeurt voor alle
generaties of onevenwichtig, waarbij het ene effect heeft op het andere.
Dat is het grote verschil. Ik hoop dat ik het zo voldoende heb uitgelegd
voor de heer Mulder.
De voorzitter:
Mevrouw Inge van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank je wel, voorzitter. Vandaag behandelen we het wetsvoorstel dat de
verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
regelt: een verlenging met één jaar, tot 1 januari 2028. De minister had
dit toegezegd in de Eerste Kamer bij de behandeling van de Wet toekomst
pensioenen. De Wtp is bijna twee jaar geleden in werking getreden. De
eerste fase van het opstellen van de transitieplannen door sociale
partners is afgerond en binnenkort moeten pensioenfondsen ook hun
implementatieplannen afgerond hebben. En inmiddels ligt er een advies
van de Regeringscommissaris transitie pensioenen om de uiterste
indiendatum voor het implementatie- en communicatieplan te dynamiseren.
Vanaf de gewenste transitiedatum van het pensioenfonds wordt er
teruggerekend naar twaalf maanden vóór de uiterste deadline voor deze
plannen. Dat lijkt verstandig, nu de eerste stap van het transitieplan
is genomen. Het leidt niet tot uitstelgedrag bij de onderhandelingen en
tegelijkertijd wordt de uiterste transitiedatum met een jaar verlengd.
Dit geeft pensioenfondsen en toezichthouders meer ruimte om de
werkzaamheden te spreiden, en het voorkomt dus een piekbelasting. De
minister kiest ervoor om niet de datum in de wet te veranderen, maar dat
bij AMvB te regelen. De Raad van State adviseert juist om dat niet te
doen. Kan de minister nog eens uiteenzetten waarom we niet kunnen
beslissen om de uiterste transitiedatum op 1 januari 2028 te stellen? We
zijn inmiddels alweer twee jaar verder sinds de behandeling in de Eerste
Kamer, en de invoering geeft nu toch geen aanleiding tot verder uitstel?
Of ziet hij dat anders? Want als dat zo is, laten we het dan in één keer
goed doen.
Voorzitter. Normaal gesproken zou mijn inbreng nu klaar zijn. Maar
inmiddels ligt er een amendement dat zo ver buiten de inhoud van het
wetsvoorstel ligt, dat de considerans aangepast moet worden. Ik heb
daarover op vier punten zorgen en vragen. Maar eerst wil ik iets zeggen
over de beweegredenen van de indiener, dus nog los van de inhoudelijke
argumentatie. De doelen van de Wet toekomst pensioenen zijn om het
pensioenstelsel transparanter en persoonlijker te maken, en om directer
perspectief te bieden op verhoging met behoud van de collectieve en
solidaire elementen. En met de nieuwe Wtp zijn meer mensen zich bewust
van het aanvullend pensioen, hoe dat tot stand komt en hoe het in elkaar
zit, met name natuurlijk gepensioneerden en bijna-gepensioneerden. Zij
zijn bezorgd over het nieuwe pensioen, en veranderingen in het pensioen
raken immers direct aan hun bestaanszekerheid. Het is dan ook heel
logisch dat zij zich hier druk over maken. Artikelen over spanningen op
de beurs in Amerika versterken dit. Een deel van de mensen voelt zich
niet gehoord bij de besluitvorming over hun pensioenen. De Wtp heeft
hier een aantal waarborgen voor georganiseerd, waaronder het hoorrecht
en de versterking van de interne governance. Echter, de bekendheid van
het hoorrecht onder gewezen deelnemers en gepensioneerden is beperkt, zo
blijkt uit de peiling van Ipsos en de survey zoals uitgevoerd door Ernst
& Young. Daar komt bij dat de deelnemers en ook
hoorrechtverenigingen die het hoorrecht hebben uitgeoefend, wisselend
tevreden zijn over de uitvoering van het hoorrecht.
Voorzitter. We spreken overheidsuitvoerders aan op de menselijke maat.
We trekken het ons aan als politiek als mensen zich niet erkend en
herkend voelen. Ook sociale partners en pensioenfondsen moeten deze
verantwoordelijkheid intrinsiek voelen, om mensen mee te nemen in deze
grote veranderingen. En ik ben er zelf erg teleurgesteld over dat het
hoorrecht in te veel gevallen niet goed van de grond is gekomen. Ik heb
daar de afgelopen drie debatten iedere keer aandacht voor gevraagd. Het
zal best allemaal oorzaken en redenen hebben, en het is inmiddels een
gepasseerd station, maar ook deze minister heeft hier niet actief op
geacteerd.
De minister schrijft in zijn brief dat hij zich ervoor wil inzetten om
het vertrouwen in het pensioenstelsel te herstellen, maar ik lees geen
enkel concreet voorstel. Daarover later meer. We zullen zelf ook met een
paar voorstellen komen. Kom als minister alsjeblieft niet aanzetten met
allerlei extra formele communicatie- en informatieverplichtingen, want
dat leidt alleen maar tot dikke brieven, die mensen heel lastig te lezen
vinden, wat in sommige gevallen de onzekerheid alleen maar groter maakt.
De AFM zou wat mij betreft minder op de formele eisen en communicatie
moeten focussen en meer op het materiële, met vrijheid in vorm én inhoud
en beter aangesloten bij de lezer, met meer aandacht voor hoe je de
boodschap overbrengt, waarbij inhoudelijke correctheid vanzelfsprekend
is.
Voorzitter. Dan mijn zorgen over het amendement. De eerste zorg betreft
simpelweg de kwaliteit van wetgeving. De behandeling van de Wtp is,
ondanks dat tegenstanders anders beweren, een van de meest zorgvuldige
geweest in de parlementaire geschiedenis. In die behandeling is ook
uitgebreid gesproken over individueel bezwaarrecht en het referendum.
Het ergens mee oneens zijn, wil niet zeggen dat een onzorgvuldig proces
met elkaar is doorlopen. Vervolgens komt er een dictum D van de Raad van
State. Dat nemen we serieus. Het verbaast me eerlijk gezegd dat NSC dit
alleen serieus lijkt te nemen als het hun uitkomt, terwijl dit de partij
is die zegt altijd op te komen voor de rechtsstaat en behoorlijk
bestuur. Inderdaad, goed bestuur is ook het serieus nemen van zorgen van
inwoners, die van de gepensioneerden nu en van morgen, maar ook de
zorgen van gepensioneerden in de verdere toekomst, die je logischerwijs
nu niet hoort, maar waar we wel degelijk verantwoordelijk voor zijn. Het
zou beter zijn geweest als voor een dergelijk ingrijpende wijziging een
initiatiefwetsvoorstel was ingediend, met consultatie en overleg met
sociale partners. Ook de heer Van Hijum zegt dat niet de zorgvuldige
procedure doorlopen is, waardoor er nog veel onduidelijk is. Dit kan tot
grote problemen leiden.
Ons tweede punt is breder, maar wel in het verlengde van het vorige
punt. Kunnen we in politiek Nederland nog wel een stap naar de toekomst
zetten als we telkens weer terugkomen op gemaakte besluiten? Ik begon
met draagvlak en met mensen meenemen in waarom we besluiten nemen, maar
we kennen ook een representatieve democratie en een autonome positie van
sociale partners en arbeidsvoorwaardenoverleg. Beide zijn slecht
verenigbaar met individueel zeggenschap en referenda. Hoe moet ik het
zien als coalities zelfs grote stelselwijzigingen verengen tot een
individuele vrije keuze? Dat zeg ik niet tegen NSC, maar vooral tegen
het collectief van NSC, BBB, PVV en ja, ook VVD. We hadden hier vandaag
niet zo tegenover elkaar hoeven staan als jullie vier dit netjes in een
hoofdlijnenakkoord geregeld hadden. Het CDA wil constructief zijn in de
samenwerking, maar hoe rijmt 25 uur elkaar de tent uitvechten over een
paar miljard in de Voorjaarsnota met niet keihard het gevecht met elkaar
aangaan over 1.500 miljard en de grootste stelselhervorming in decennia
voor onze gepensioneerden en werknemers? Dan waren de gewenste
wijzigingen netjes in overleg met de polder in wetten beland, wat recht
doet aan het belang van dit onderwerp, namelijk ons pensioen, dat
fundamenteel is in een vergrijzende samenleving, dat ons land een
voorsprong geeft, omdat we ons pensioen wél goed voor elkaar hebben, in
tegenstelling tot andere Europese landen, waar de WRR ons onlangs nog op
wees. Daar vecht je als coalitie voor met elkaar, ongeacht de uitkomst.
Dat is volwassen politiek.
De derde zorg betreft het karakter van ons pensioenstelsel. We zijn dus
als Nederland uniek en relatief goed voorbereid op de komende
vergrijzing, met een welvaartsvast basispensioen, de AOW, en een
aanvullend, kapitaalgedekt arbeidspensioen, dat door sociale partners
wordt geregeld. Onze pensioenen zijn collectief en solidair, en
onderdeel van de arbeidsvoorwaarden. Het is een asset van ons land dat
we, hoe moeilijk het proces ook was, in staat zijn gebleken om hier
gezamenlijk een grote stap te zetten om het pensioenstelsel
toekomstbestendiger te maken. Wat mij betreft is dat een goed voorbeeld
van het Rijnlands model.
De vierde zorg van de CDA-fractie bij dit voorstel is dat een
individuele beslissing effect heeft op het collectief. Anderen beslissen
in feite voor jou. De brief van de minister was hier vrij duidelijk
over, maar ook de Raad van State, DNB en de Stichting van de Arbeid
waren dat. Bij individueel bezwaarrecht heeft jouw beslissing gevolgen
voor anderen en zijn de gevolgen pas duidelijk als bekend is wie er
gebruik van gaat maken. Omdat je vooraf niet weet hoeveel mensen
gebruikmaken van het individueel bezwaarrecht, weet je ook niet wat de
financiële gevolgen zijn voor jouw keuze. Ook de mensen die geen gebruik
maken van het bezwaarrecht kunnen de negatieve gevolgen ondervinden van
de keuze van anderen. Het lijkt nu of bezwaar maken tegen invaren in het
nieuwe stelsel betekent dat alles blijft zoals het is, maar ik vraag de
minister: dat is toch niet zo? De bestaande regeling zal toch worden
gesloten? Er zijn dus geen premie-inkomsten meer en er zijn aanpassingen
van het beleggingsbeleid, dat steeds defensiever wordt naarmate de
deelnemers die achterblijven ouder worden. Het ftk gaat dan toch ook
gelden? Dat betekent dat we eerst buffers moeten opbouwen voor we kunnen
indexeren, waar we juist vanaf wilden. Het perspectief op het verhogen
van het pensioen zal in de meeste gevallen waarschijnlijk verminderen
ten opzichte van wel invaren, zo schrijft de minister. Kan hij dit
bevestigen?
Feitelijk is deze keuzemogelijkheid dus een keuze voor nog meer
onzekerheid, als ik doorredeneer. Dat is zeker niet de bedoeling van de
indiener, maar het lijkt er nu wel op uit te draaien.
Voorzitter. Bij de behandeling van de Wtp heeft mijn collega Palland een
motie ingediend om in de transitie een aantal belangrijke
randvoorwaarden specifiek te monitoren. Ze noemde onder meer een zo
stabiel mogelijke uitkering, een evenwichtige overstap voor alle
generaties, en het zo veel mogelijk meenemen van de bestaande pensioenen
naar het nieuwe contract. Die motie is overigens met algemene stemmen
aangenomen. Monitoren kan ertoe leiden dat er op punten bijgestuurd moet
worden. Dat sluit ik ook zeker niet uit. De kernvraag is of we met dit
amendement de echte zorgen van gepensioneerden over zekerheid en
koopkracht oplossen en of bezwaarrecht daarbij helpt. Zoals de Koepel
Gepensioneerden schrijft: ik ben meer gebaat bij maatregelen die mijn
pensioen koopkrachtiger maken dan bij ja of nee mogen zeggen tegen iets
wat ik moeilijk kan doorgronden. De Wtp is ingevoerd. Aan ons is het nu
de taak om de transitie goed te volgen en waar mogelijk
verbetervoorstellen te doen.
Voorzitter. Ik zou dan ook graag zien dat we op een aantal punten snel
stappen gaan zetten, in de eerste plaats inzicht en inspraak, om mensen
beter mee te nemen. Inzicht gaat over wat een verandering betekent in
jouw specifieke situatie. Financieel advies is dan relevant, vooral voor
bijna-gepensioneerden en gepensioneerden. Ons voorstel is om financieel
pensioenadvies, verzorgd via de werkgever, vrij te stellen van
loonbelasting. Het volgt immers uit de arbeidsvoorwaarden voor pensioen.
Kan de minister hier een reactie op geven?
Dan inspraak. Nu we naar een premieregeling gaan, waarbij de werkgever
alleen een premie toezegt in het arbeidsvoorwaardenoverleg en het risico
expliciet bij de werkenden en gepensioneerden komt te liggen, is het
logisch dat het zwaartepunt bij de inrichting van de pensioenregeling
ook bij werkenden en gepensioneerden komt te leggen. Dat betekent een
andere governance. Mijn collega Palland heeft in december 2022 middels
een motie gevraagd een variant hiervoor te onderzoeken. Kan de minister
aangeven wanneer deze varianten naar de Kamer komen?
Dan het derde punt: de koopkracht. Als het goed is, onderzoekt de
minister nu al of er additionele instrumenten denkbaar en uitvoerbaar
zijn om te sturen op koopkracht. Gelet op de discussie van vandaag,
verwacht ik dat de minister met spoed tot voorstellen komt. Kunnen we
deze voor het meidebat over pensioenen tegemoetzien, zodat we er snel
inhoudelijk met elkaar over kunnen spreken? Het is misschien een
no-brainer, maar ook hier is verbetering mogelijk, namelijk het goed
meenemen van gepensioneerden door pensioenfondsen. Welke concrete
initiatieven neemt de minister op dit punt?
Tot slot wil ik het nog hebben over een dilemma waar ik mee moet dealen
vanuit de verantwoordelijkheid van volksvertegenwoordiger, maar ook over
minister zijn in een kabinet. Ik zal maar heel eerlijk zijn, want het is
voor het CDA pijnlijk om nee te zeggen tegen dit amendement. Enerzijds
geeft het gehoor aan een aspect dat wij heel belangrijk vinden, namelijk
mensen en hun zorgen serieus nemen. Anderzijds zien we welke grote
consequenties dit voorstel heeft. Een dictum ligt er niet zomaar. Daar
onze ogen voor sluiten, is niet realistisch. Dit dilemma zagen we ook
bij de minister. De afgelopen maanden hoopte ik dan ook op een oplossing
vanuit de minister die zowel recht deed aan de zorgen van mensen als aan
de bezwaren tegen het amendement, óf op een duidelijke afwijzing, dus
een stevig ontraden van deze minister. Maar hij doet beide niet; hij
zegt geen ja en ook geen nee. Ook ministers kunnen worstelen met
dilemma's, maar je hebt als minister een andere rol dan een
volksvertegenwoordiger. Een minister die niet kiest, die niet het lef
heeft een fatsoenlijke appreciatie over zo'n ingrijpend amendement te
geven, moet bij zichzelf te rade gaan of dit niet ten koste gaat van
zijn geloofwaardigheid.
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Over het voorliggende wetsvoorstel kunnen we in
principe kort zijn. Het is een toezegging van voormalig minister
Schouten aan de Eerste Kamer en het zorgt voor een zorgvuldigere
transitie naar het nieuwe stelsel. Bij de behandeling van de Wet
toekomst pensioenen is in deze Kamer en in de Eerste Kamer zeer
uitvoerig en zorgvuldig gedebatteerd over de pensioentransitie. Alle
debatten zijn terug te kijken en terug te lezen. Het is nu van belang
dat er duidelijkheid, rust en stabiliteit komen in het pensioendossier,
zodat de pensioenfondsen en sociale partners verder kunnen met de
transitie, zodat er gewerkt kan worden aan een goed, solidair pensioen
voor jong en oud. Het is mijn overtuiging dat alle Kamerleden, van links
tot rechts, dat willen.
Daarom zouden we er als Kamer verstandig aan doen om die rust ook in te
bouwen en de transitie te ondersteunen, in plaats van te verstoren. Deze
transitie in de Wet toekomst pensioenen is een concrete uitwerking van
het pensioenakkoord. In het publieke en politieke debat wordt nogal eens
vergeten dat een aanvullend pensioen niet een door de overheid bepaalde
uitkering is, maar een door de overheid gefaciliteerde, maar door
werkgevers en werknemers gefinancierde oudedagsvoorziening is. Het is
dan ook zeer terecht dat de Raad van State, die over het amendement
schreef, zei dat alleen bij zeer bijzondere en urgente nieuwe inzichten
of rechtspraak een heropening van het debat te rechtvaardigen is. Dit
was een reactie op het vergaande amendement.
Voorzitter. Voordat ik hier inhoudelijk op inga, zeg ik dat ik ook de
appreciatie van de minister heb gelezen. Die is vaag, onnodig vaag. In
vele pagina's legt de minister uit waarom dit een zeer onverantwoord
amendement is. Dan is het zeer gebruikelijk in de Kamer om een
duidelijke reactie te geven. "Oordeel Kamer" betekent dat je het goed
kunt steunen. "Ontraden" betekent dat het kabinet het er niet mee eens
is. Maar de minister maakt die keuze niet. Ik wil graag weten of de
minister vandaag tot een duidelijk oordeel gaat komen. Als ik al deze
pagina's lees — het zijn er twintig; ik heb appreciaties gezien die soms
slechts een alinea waren, maar dit zijn twintig pagina's — is de enige
logische conclusie volgens mij dat het amendement ontraden wordt. Ik
denk dat u daarmee ook recht doet aan de Kamer en aan uzelf, aan het
ministerie, aan de geloofwaardigheid.
Voorzitter. Ik heb gezegd dat de Raad van State over dit amendement
schreef dat alleen bij zeer bijzondere en urgente nieuwe inzichten of
rechtspraak een heropening van het debat te rechtvaardigen is. Dit wil
ik even ontleden. Zijn er dan nieuwe inzichten, twee jaar na het
aannemen van de Wtp? Het antwoord daarop is nee. De wensen en argumenten
van de indieners van het amendement zijn bekend en zijn bovendien
uitgebreid besproken tijdens de behandeling van de Wet toekomst
pensioenen. Het valt allemaal terug te lezen en terug te kijken. Deze
punten hebben toen een plek gekregen in het debat. Ze zijn gewogen en
uiteindelijk is ervoor gekozen om andere argumenten dan die van de
indieners zwaarder te laten wegen. Dat betekent niet dat die argumenten
niet legitiem zijn, maar dat betekent dat in het democratische proces de
belangen zijn gewogen en dat er tot een zo goed mogelijk voorstel is
gekomen. Dat heeft zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer in
meerderheid met elkaar besloten.
De heer Vermeer (BBB):
Vindt de heer Ceder het geen nieuw inzicht dat uit de rapportage over de
toepassing van het hoorrecht is gebleken dat daar eigenlijk zo goed als
niets van terechtgekomen is?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nee. Ik heb mij daarover laten informeren, want ik heb dat ook gelezen.
Mij is ter ore gekomen dat er een verschil bestaat tussen iemand horen
en de vraag of wat iemand overbrengt, te realiseren is. Bij een deel van
de mensen waarbij het hoorrecht is toegepast, was de wens, zo is mij
verteld, dat wat er verteld werd, ook overgenomen zou worden. Dat zou
soms ook een wijziging betekenen van een aantal regels of protocollen
die gewoon niet gewijzigd kunnen worden. Die wens snap ik, maar het
hoorrecht betekent niet dat wat gezegd wordt bindend overgenomen moet
worden.
Aan de andere kant heb ik, toen we hier vorige keer stonden, bij de
behandeling van de Wtp, gezegd dat dit een heel grote stelselwijziging
is. Natuurlijk zullen dingen niet altijd even goed gaan. Dat is, denk
ik, inherent aan zo'n grote stelselwijziging, die we niet zo vaak
meemaken met elkaar. Ik heb mevrouw Van Dijk net gehoord en ik ben het
ermee eens dat we, als het gaat om communicatie en om transparantie waar
mogelijk, als Kamer moeten kijken wat er beter kan. Maar op uw vraag of
dat een nieuw inzicht is, moet ik antwoorden dat ik denk dat dat niet
het geval is. Het is in ieder geval ook geen inzicht dat leidt tot dit
amendement. Dit amendement lost namelijk niet op wat er destijds wel of
niet heeft plaatsgevonden. Daarmee is dit een gelegenheidsargument om
dit amendement te rechtvaardigen.
De heer Vermeer (BBB):
Met alle respect, maar ik vroeg niet of er geluisterd is naar de mensen
die gebruik hebben kunnen maken van het hoorrecht; ik vroeg of de heer
Ceder het rapport wel heeft gelezen. Daarin stond dat heel veel mensen
niet eens hoorrecht hebben gehad. Wat u ter ore komt is dan toch niet
relevant? Het gaat over welke feiten voor ons liggen. Hebben mensen
volgens de heer Ceder bij alle pensioenfondsen voldoende gebruik kunnen
maken van het hoorrecht, ja of nee?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik probeer te zeggen dat ik het rapport ook tot mij heb genomen.
Vervolgens ben ik gaan uitvragen hoe het daarmee staat. Ik heb
aangegeven welke reactie ik heb teruggekregen. Ik heb ook aangegeven —
ik neem uw interruptie namelijk serieus — dat het beter moet als er te
weinig communicatie is geweest en als mensen zich niet gehoord voelen.
Dat is een vraag — daar kom ik zo op terug — die ik aan de minister wil
doorgeleiden. Volgens mij doe ik dus wél recht aan uw vraag, maar stel
ik er iets anders tegenover. Ik heb namelijk geprobeerd om te horen wat
erachter zit. Ik heb gehoord dat een deel van het ongemak — soms is dat
boosheid of frustratie — ook te maken heeft gehad met de verwachtingen
ten aanzien van het hoorrecht. Ik denk dat het belangrijk is voor ons,
maar ook voor het ministerie, om naar de communicatie te kijken. Wat
communiceren we? Wat zenden we uit? Ik denk wel dat u een legitiem punt
heeft, maar u probeert het te koppelen aan nieuwe inzichten op basis
waarvan het amendement is ingediend. Volgens mij klopt die redenering
niet. Volgens mij zou het amendement — we zijn namelijk bekend met de
argumentatie van NSC en hoe zij aankijken tegen de Wtp — er hoe dan ook
zijn gekomen. Dat punt probeerde ik te maken, zonder afbreuk te doen aan
hetgeen u zegt.
Mevrouw Joseph (NSC):
Behalve dat het hoorrecht slecht verliep of bij de meeste mensen niet
eens bekend was, werd er soms niet naar mensen geluisterd, was de cao al
afgesloten voordat mensen hoorrecht kregen en was alles eigenlijk al
dichtgetimmerd. Daarnaast hebben we met de Tweede Kamer een juridische
analyse laten maken. Die stelt: het individueel bezwaarrecht is
afgeschaft, maar de collectieve medezeggenschap die ervoor in de plaats
is gekomen, is geen adequate vervanging. De juridische analyse geeft ook
geen duidelijk antwoord op de vraag of dit juridisch wel of niet mag;
dat is nog een grijs gebied. Het doorzetten van het invaren is een
onomkeerbaar proces. Daarnaast zien we dat de rechtsbescherming van
mensen bij pensioenfondsen minimaal is. DAS Rechtsbijstand biedt geen
juridische hulp meer bij geschillen over het invaren. Dat zijn nieuwe
inzichten waaruit blijkt dat er niet voldoende inspraak is geweest. Het
is toch belangrijk om dat te herstellen? Of vindt de heer Ceder van niet
en moeten we achteraf gewoon mooi communiceren?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mevrouw Joseph doet alsof dit een nieuw inzicht is. Dat betreft de vraag
in hoeverre het individueel bezwaarrecht, dat ook te maken heeft met
eigendomsrecht, een nieuw licht werpt op de situatie. Dat doet het niet.
Ik heb een deel meegenomen van de memorie van toelichting bij de Wtp. Ik
heb er maar een deel van geprint, omdat de memorie te dik was. Die is
van een paar jaar geleden. Voor iedereen die meekijkt: je kunt die
downloaden. De memorie gaat juist in op de vervanging van het
individueel bezwaarrecht en waarom het belangrijk en nodig is, zonder
afbreuk te doen aan de waarde ervan. Ik ben advocaat geweest en stond
mensen bij die bezwaar maakten. Ik vind bezwaar maken dus een groot
goed. Ik vind dat belangrijk. Maar in de memorie van toelichting wordt
ook uitgelegd waarom dat in dit geval ingewikkeld is, niet alleen bij
deze wijziging maar ook bij specifieke gevallen. Je weet namelijk niet
exact wat iemand krijgt. Individueel bezwaarrecht is ingewikkelder omdat
je ervan uit mag gaan dat je duidelijkheid krijgt over waar je ja of nee
tegen zegt. Ik kan het voorlezen, maar ik wil ook verwijzen naar pagina
80 van de memorie van toelichting. Ik wil ook verwijzen naar pagina 9
van de appreciatie van uw eigen minister, die is ingegaan op de
juridische analyse en heeft aangegeven dat hij er toch anders naar
kijkt.
Ik sta voor een dilemma. Moet ik vertrouwen op de analyse van mevrouw
Joseph of op de analyse van de Raad van State, die een aantal juristen
kent die ik hoog heb zitten, van de minister en de ambtenaren die
erachter zitten, van de pensioenfondsen en van alle andere institutie
die in eerdere interrupties zijn genoemd? Daarnaast heb ik mijn eigen
observaties. Dan ben ik toch geneigd om die zwaarder te laten wegen. Ik
snap uw punt. Ik doe helemaal niet alsof u geen punt heeft. Maar waar ik
moeite mee heb, is dat u doet alsof het een nieuw punt is en alsof wij
het er zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer niet uitgebreid
over hebben gehad. U weet dat, want u was er gewoon bij. Weliswaar niet
als Kamerlid, maar wel als adviseur van een van de Kamerleden.
Mevrouw Joseph (NSC):
De observaties die we noemen, de onderzoeken naar het hoorrecht, de
juridische analyse, de onderzoeken van het Nibud waarnaar we verwijzen,
namelijk dat 80% van de mensen inspraak wil hebben als hun vaste
uitkering wordt aangepast naar het nieuwe stelsel en wat alle
seniorenorganisaties en claimstichtingen zeggen die achter ons staan;
dat zijn ook nieuwe inzichten. Als u die negeert, dan negeert u in mijn
ogen de mensen thuis.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Daar ben ik het niet mee eens. Ik denk dat mevrouw Joseph het belang van
mensen negeert en daarmee één aspect, namelijk het individueel
bezwaarrecht, verabsoluteert en belangrijker maakt dan andere belangen
die op het spel staan. U heeft in mijn interruptie op u net toegegeven
dat het helemaal niet zo is dat mensen er per se op vooruitgaan als zij
individueel gebruikmaken van het individueel bezwaarrecht en niet
invaren. Sterker nog, de kans is groot, zoals DNB heeft uitgerekend bij
het eerste amendement en later in een kortere toelichting op een nader
amendement, dat de mensen voor wie u zegt op te komen een en ander niet
helemaal kunnen overzien. Niet omdat ze te dom zijn. Nee, omdat er
bepaalde systematieken zijn waardoor je het niet duidelijk kunt maken.
Dat weet u ook: je kunt niet op voorhand zeggen wat iemand krijgt. Maar
de kans is wel groot dat iemand erop achteruitgaat. Dat vind ik kwalijk,
want u doet alsof u daarmee voor het belang van de mensen opkomt, maar
volgens mij proberen wij allemaal hier in de Kamer dat te doen. Alleen
probeer ik meerdere belangen te wegen. De minister probeert meerdere
belangen te wegen. De Raad van State probeert meerdere belangen te
wegen. Als ik naar het betoog van mevrouw Joseph luister, dan pakt zij
een belang, maakt dat heel groot en geeft daarmee een vertekend beeld
van de realiteit ten aanzien van de impact van dit debat, maar ook de
impact van haar amendement.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik wil toch van de gelegenheid gebruikmaken, want iedereen die nu al een
persoonlijk pensioenvermogen heeft, dus mensen die nu al in een
premieregeling zitten waar we straks naartoe gaan, mocht altijd zelf
kiezen tussen een vaste en variabele uitkering. Daar zijn gewoon
communicatiemodellen voor. Mensen kunnen nu die keuze al maken. Dan
zouden ze dat straks, bij het invaren, ineens niet meer kunnen doen. Het
zijn gewoon bijzondere argumenten.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mevrouw Joseph gaat niet in op het punt dat ik maak. Het klopt dat
hetgeen hiervoor kon, gewijzigd wordt. Dat is inherent aan een
stelselwijziging. Maar zij gaat niet in op mijn punt dat door die
stelselwijziging er andere factoren zijn waarmee rekening gehouden moet
worden, die er niet waren in het oude stelsel. Ik noem een voorbeeld.
Dat is er een dat de minister zelf heeft genoemd. Bij het individueel
bezwaarrecht geldt dat zelfs als maar een klein deel van de deelnemers
bezwaar maakt, de nadelen voor alle deelnemers in het collectief in een
pensioenfonds groter kunnen zijn, dus ook voor de groep die geen bezwaar
maakt. Dat ontkent mevrouw Joseph niet. Ze maakt het alleen minder
belangrijk. Voor ons is het wel belangrijk om deze weging te maken, in
het belang van de mensen.
De minister zegt ook dat de deelnemer achterblijft in de
pensioenregeling waar geen nieuwe toetreders meer bij komen. Dat is een
andere situatie dan de situatie die mevrouw Joseph in het huidige
stelsel schetst. Er komt dus ook geen premie meer binnen. De kans op een
verbetering van het pensioenperspectief van betrokkene neemt hierdoor
veelal niet toe en mogelijk zelfs af. Het pensioenperspectief neemt af.
Mevrouw Joseph ontkent ook niet dat dat waarschijnlijk in veel gevallen
zal gebeuren. Nogmaals, wat zij aangeeft, begrijp ik. Ik wil haar niet
tekortdoen. Ze heeft namelijk een punt wat betreft het belang van het
individueel bezwaarrecht. Maar in het licht van de andere aspecten en
belangen die hier spelen voor de persoon en het feit dat er, als dat
individueel bezwaarrecht er zou komen, ook geen duidelijkheid gegeven
kan worden en mensen ook geen eerlijke keus kunnen maken, maakt de
ChristenUnie, samen met een meerderheid van andere partijen in de Tweede
en Eerste Kamer die voor de Wtp hebben gestemd, een andere weging.
De heer Vermeer (BBB):
Als de heer Ceder wat hij allemaal betoogt zo belangrijk vindt, hoe
heeft de ChristenUnie er dan, in dat hele zorgvuldige proces en met al
die adviezen van de Raad van State, die daar ook niets over gezegd
heeft, en van al die andere partijen, ooit mee akkoord kunnen gaan dat
niet-invaren door een pensioenfonds ook een optie was? Met al uw
argumenten is dat namelijk een grove blunder in het hele proces geweest,
ook al heeft u er dertien jaar over gepraat. Als waar is wat u zegt —
voor een gedeelte is dat het geval — waarom heeft u dan wel geaccepteerd
dat fondsen niet mogen invaren? Ook dan is er namelijk gewoon eindigheid
in die systemen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat komt juist doordat de ChristenUnie vindt dat mensen een koopkrachtig
pensioen moeten hebben. Daarom heeft de wetgever in artikel 50.i van de
pensioenwet voorgeschreven dat er sprake is van invaren, tenzij — dat is
een uitzondering, die wij heel belangrijk vinden — dit onevenredig
ongunstig is voor betrokkenen. U heeft dus helemaal gelijk. Ik ben het
met u eens. Invaren is niet iets wat per se zou moeten. Het zou alleen
moeten als dat evenwichtig gebeurt en niet onevenredig ongunstig is voor
betrokkenen. Daar zijn we het over eens. Vervolgens is de vraag wie die
keus maakt. Wie kan die overweging maken en overzien? Daar hebben we
flinke debatten over gevoerd. In de wet is besloten dat het vervolgens
aan sociale partners en pensioenfondsbesturen is om daadwerkelijk te
beoordelen of invaren evenwichtig uitpakt. Daar hebben we een heel
protocolstelsel omheen gebouwd. Er zijn belanghebbenden. Er is het
hoorrecht, waarvan u aangaf dat er wat op aan te merken is. We hebben
allemaal protocollen ingebouwd rondom het invaren. De keuze om niet in
te varen is er ook, maar de meeste pensioenfondsen zeggen dat het voor
de mensen beter is om in te varen. Bij fondsen die de stap maken is het
financieel resultaat voor hun deelnemers al zichtbaar. Maar het moet
alleen gebeuren als het evenredig en gunstig uitpakt. Volgens mij delen
we de opvattingen dat niet-invaren ook een keuze moet zijn. Maar dat zou
alleen moeten als het onevenredig en ongunstig is. Daar voorziet het
artikel al in. Daarom is het amendement niet alleen overbodig, maar ook
destructief. Het tornt namelijk aan wat wij al vastgelegd hebben, ook
met goedkeuring en akkoord van de sociale partners, de werkgevers en de
werknemers, en de pensioenfondsbesturen die het uiteindelijk moeten gaan
doen. Uw amendement doorkruist dat. De mensen die meekijken raad ik toch
aan om artikel 150 te lezen. Daarin wordt heel uitvoerig uitgelegd
waaraan voldaan moet zijn als je invaart. Wij zijn ervan overtuigd — dat
vertrouwen geven we in elk geval aan pensioenfondsbesturen — dat ze die
overweging maken met het belang van mensen en hun oudedagvoorziening in
het achterhoofd.
De voorzitter:
Prima. U continueert.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Er zijn nieuwe feiten ontstaan, maar volgens mij vloeien die niet voort
uit nieuwe inzichten. Die zijn namelijk al uitgewisseld tijdens het
vorige debat. Daarom is er wat ons betreft geen sprake van nieuwe
inzichten. Dan is de vraag of er sprake is van rechtspraak. Zoals we
hebben kunnen zien is daar ook nog geen sprake van. En dan zegt de Raad
van State dat er eigenlijk geen rechtvaardiging is voor het heropenen
van het debat, iets wat we hier nu wel aan het doen zijn met elkaar.
Hoewel mevrouw Joseph zegt dat het om een kleine wijziging gaat, is dat
wat het amendement wel doet.
Voorzitter. Wij debatteren hier dagelijks, soms stevig, over
uiteenlopende standpunten, maar als een parlementaire meerderheid
besluit tot een ingrijpende hervorming, dan respecteren we het
democratische proces, dat dan zijn werk heeft gedaan. Is er in dit geval
sprake van een andere situatie, en situatie die dat niet zou
rechtvaardigen? Ik zie die niet en de indieners hebben vooralsnog ook
niet overtuigend aangetoond waarom dat hier nu wel het geval zou
zijn.
Voorzitter. Het zou wat ons betreft dan ook passend zijn dat de
indieners zouden besluiten om het amendement in te trekken en om het
voorliggende voorstel niet te misbruiken, want zo zien we het wel. Dit
amendement is namelijk een zo zware technische wijziging dat we het
eigenlijk het torpederen van het voorstel vinden.
Voorzitter. Het intrekken van het amendement zou getuigen van goed
bestuur. Of we het nou inhoudelijk met elkaar eens zijn of niet, we
dragen hier allemaal de verantwoordelijkheid om het democratische proces
zuiver te houden.
Voorzitter. Het vernietigende advies van de Raad van State en de andere
relevante partijen hebben er niet voor gezorgd dat de indieners van het
amendement het amendement willen terugtrekken. En nogmaals, het is een
amendement dat zeer verstrekkende en fundamentele wijzigingen aanbrengt
in de pensioenwet.
Voorzitter. Ik heb net geprobeerd het proces te schetsen en gezegd dat
het niet getuigt van goed bestuur om op het op deze wijze te doen. Maar
aangezien het amendement er toch ligt, wil ik er ook inhoudelijk wat
dingen over zeggen. De indieners van het amendement geven zelf aan dat
hun amendement om burgers instemmingsrecht te geven vooral principieel
is. Het ingewikkelde is dat het principiële punt zich slecht verhoudt
tot de fase waarin deze stelselwijziging zich inmiddels bevindt. Om het
stelliger te zeggen, deze principiële dilemma's zijn al uitgewisseld en
nu worden tijdens het spel de regels gewijzigd, en dat dus terwijl de
eerste pensioenfondsen al zijn ingevaren. Hoe verhoudt zich het
juridisch dat deze deelnemers geen individueel bezwaar hebben kunnen
indienen tot de mogelijkheid dat andere die wel krijgen, mocht dit
amendement worden aangenomen? Het lijkt me een zeer uitzonderlijke en
ingrijpende situatie en ik zou daar graag een reactie van de minister op
krijgen.
Voorzitter. De collectiviteit. De collectiviteit en de solidariteit
waren en blijven de belangrijkste fundamenten van het Nederlandse
pensioenstelsel. Dit amendement tornt aan deze fundamenten. In dit
amendement staat niet het collectieve belang voorop, maar de wil van het
individu. Dit brengt, zoals ik net heb geschetst in de interrupties,
zeer grote risico's met zich mee.
In de Wtp is nadrukkelijk gekozen voor collectiviteit en solidariteit.
Indieners van het amendement ontkennen het pensioen als collectieve
arbeidsvoorwaarde en zien het vooral als een individueel recht. Kan de
minister heel helder bevestigen dat dit allesbehalve passend is bij de
aard en de historische geschiedenis van het pensioen in Nederland en hoe
we dat geregeld hebben met elkaar? De collectiviteit wordt in de
transitie vormgegeven door sociale partners en pensioenfondsen die
namens het collectief belangen afwegen, deelnemers hierover horen en
uiteindelijk tot een gedragen transitieplan komen met als uitgangspunt
het pensioenvermogen bij elkaar te houden. Dit amendement gaat daar
dwars doorheen en negeert de rol van sociale partners. Het zal leiden
tot gescheiden pensioenvermogens, wat nadrukkelijk niet het doel is van
de Wtp.
De heer Van Kent (SP):
Ik luister goed naar de heer Ceder. De vraag die ik zou willen stellen,
is of veranderende politieke omstandigheden niet een aanleiding zouden
kunnen zijn om een debat te heropenen. Waarom zou het heropenen van een
debat met als doel een wet aan te passen waar verschillende partijen
grote zorgen over hebben, niet gerechtvaardigd kunnen zijn?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, dat kan. Als er Tweede Kamerverkiezingen zijn geweest en er is een
nieuwe samenstelling van de Kamer, dan kunnen er ook andere keuzes
gemaakt worden. Daarover ben ik het helemaal eens met de heer Van
Kent.
Maar hier spelen twee dingen. De eerste is dat het best laat is. Ik zei
al dat er al pensioenfondsen zijn ingevaren. Dus die transitie is al
bezig. Om dan nu een amendement in te voeren dat wel betrekking zou
hebben op pensioenfondsen die om welke reden dan ook toevalligerwijs nog
niet ingevaren zijn, waardoor andere pensioenfondsen en andere
deelnemers pech zouden hebben, vind ik een hele ingewikkelde. Maar dat
is dus wel wat de indieners eigenlijk zeggen. Ik vind het verder
bestuurlijk ook onverantwoord gezien de bedragen die ermee gemoeid zijn.
Het tweede punt is nog fundamenteler. Dit is een grote stelselwijziging,
eentje die maar om de zoveel jaren voorbijkomt. Als de Kamer niet in
staat is om een stelselwijziging over Kamers heen te tillen, dan vraag
ik mij af hoe het verder gaat met de toekomst van ons democratisch
proces.
De heer Van Kent en ik weten dat er na het rapport van OCTAS nog een
grote stelselwijziging bij de WIA aan zit te komen. Stelt u zich eens
voor dat wij het voor elkaar krijgen dat er een solide, nieuwe
WIA-regeling komt. Dan komt er een nieuwe Kamerverkiezing, het stelsel
is bezig, het debat is gaande en terwijl het al bezig is, zegt de nieuwe
Kamer: "Wij zien het toch anders. Wij gaan de positie toch maar
verslechteren." Dan moeten we de fiscaliteit, de belastingregels gaan
aanpassen, de toeslagen. Daar gaan meerdere Kamers overheen.
Het punt hierbij is, en dat noemt de heer Van Kent niet, dat het om een
dusdanig grote stelselwijziging gaat dat die onvermijdelijk over
meerdere kabinetsperiodes gaat. Juist dan is het democratisch ethos, om
het met een populair woord te zeggen, belangrijk dat als we een
democratisch proces met elkaar doormaken, we ook de stamina en de
stabiliteit hebben om in het belang van het land bepaalde stappen voort
te zetten. Natuurlijk zijn verbeteringen mogelijk. Natuurlijk mag je
aanscherpen. Natuurlijk mag je bijsturen. Maar dit is niet bijsturen,
het is torpederen en daar ben ik op tegen.
De heer Van Kent (SP):
Dit is een heel betoog. Ik wil graag op alle punten ingaan, als dat mag,
voorzitter. Eventjes die vergelijking met de WIA-hervorming. Het gaat om
de 35%-ondergrens in de WIA. Als dit kabinet besluit om de ondergrens te
gaan verlagen naar 25% en dan komen er verkiezingen aan en na die
verkiezingen is er een meerderheid die het wel met de SP eens is dat die
ondergrens naar 15% moet, dan moet dat toch een mogelijkheid zijn? Dan
moet daar toch weer opnieuw een gesprek over gevoerd kunnen worden? Er
zijn dus verschillen en er zijn mogelijkheden om later nog wel terug te
komen op besluiten die zijn genomen. Dat is één.
Twee gaat over de tijdigheid. Ik heb kritiek op de regeringspartijen die
al dan niet liegen over een geheime afspraak dat ze een hele tijd op hun
handen zijn blijven zitten. Daar zijn we het meteen over eens dat dat
gewoon krankzinnig is. Als je iets wilt wijzigen, moet je dat meteen
doen. De SP heeft op 30 mei een motie ingediend om een referendum
mogelijk te maken. Daar hebben de vier regeringspartijen tegengestemd.
Ik ben het dus eens: dat had veel eerder gekund en gemoeten. In dat
licht heeft de SP ook een voorstel ingediend om de overgang naar het
nieuwe stelsel met nog een jaar uit te stellen. Ziet de heer Ceder daar
dan een mogelijkheid in zitten om wel tot die zorgvuldige invulling te
komen?
Drie betreft het politieke draagvlak. Wij hebben de degens gekruist met
Carola Schouten, de partijgenoot van de heer Ceder, die de minister was
die deze wet heeft ingediend. Misschien had zij moeten zoeken naar een
breder politiek draagvlak, aangezien er na de verkiezingen geen
meerderheid meer was voor haar wet.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Over die geheime afspraken: hoe die nu pas plenair bekend werden, daar
weet ik niets van. Daar moet u de anderen over ondervragen. Ik ga ervan
uit dat het debat over dit amendement nu gevoerd wordt omdat dit moment
daarvoor is gekozen als meest opportuun moment. Daarvoor moet u bij de
coalitie zijn. Ik weet daar niets van. Maar ik constateer wel, samen met
u — want volgens mij zei u dat zelf net ook, tussen neus en lippen door
— dat het te laat is. U bent mede-indiener, dat snap ik, maar de
gevolgtrekking zou dan moeten zijn: omdat het te laat is, kan het niet
zo doorgaan op basis van goed bestuur. Dat zou dan de conclusie zijn.
Dan kom ik bij uw punt. Mocht uw amendement verworpen worden, dan zou
het van goed bestuur door de SP getuigen om het amendement van Joseph te
verwerpen waar uw eigen naam onder staat. Maar dat laat ik aan de SP
over.
Als het gaat om het amendement op stuk nr. 20, om het nog een jaar te
verlengen: ik denk dat dat onverstandig is, maar ik wacht wel de
appreciatie van de minister af. Ik zit hier niet principieel in, maar
volgens mij hebben we wel afspraken met elkaar gemaakt waardoor volgens
mij ook verwachtingen gewekt zijn. Ik denk dat er grote gevolgen aan
zitten om dat nog een jaar te verlengen. Daarnaast is volgens mij in de
AMvB geregeld dat het verlengd kán worden. U wordt dus volgens mij op uw
wenken bediend. Ik heb geen principieel standpunt over uw amendement
maar ik denk dat het niet verstandig is en ik wacht de appreciatie af.
Volgens mij wordt daar in de wet al in voorzien. Maar ik kaats de bal
wel terug. Als de heer Van Kent het namelijk met mij eens is dat dit te
laat is en als zijn amendement verworpen wordt, dan verwacht ik ook dat
hij óf zijn handtekening onder het amendement-Joseph weghaalt, óf
formeel zijn amendement intrekt. Dat lijkt mij de enige logische
gevolgtrekking van uw eigen conclusie dat het nu te laat is.
De heer Van Kent (SP):
Ik heb nog maar één interruptie over. Die wil ik graag gebruiken om de
collega's een vraag te stellen over de geheime afspraak.
De voorzitter:
Jammer, jammer. De heer Ceder continueert.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben ook benieuwd naar de geheime afspraak, dus ik wacht de
interruptie van de heer Van Kent af.
Voorzitter. Ik heb het gehad over de risico's. Die zullen daardoor door
een kleinere groep deelnemers gedragen moeten worden, met als gevolg
hogere kosten, lagere pensioenen en hogere premies. De minister erkent
dit ook in de brief. Ik citeer uit de brief van de minister: "Het
perspectief voor het eerder verhogen van pensioenen zal in de meeste
gevallen verminderen." Aldus de minister. Solidariteit gekenmerkt door
het feit dat een besluit geen onevenredig ongunstig gevolg voor bepaalde
groepen deelnemers mag hebben, is een ander fundament dat door deze
indieners onderuit geschoffeld wordt. De Raad van State stelt dat dit
amendement de evenwichtige belangenafweging tussen groepen doorbreekt en
ook ernstig in gevaar brengt. Want hoe kunnen sociale partners nog een
evenwichtig transitieplan maken wanneer vooraf onzeker is hoeveel
deelnemers bezwaar maken, uit welke deelnemersgroepen deze deelnemers
afkomstig zijn en welk vermogen afgescheiden wordt? De minister schrijft
hierover: "Hoe groter de groep is die gebruikmaakt van het individueel
bezwaarrecht, hoe minder vermogen er collectief beschikbaar is voor het
bewerkstelligen van een evenwichtige transitie." De Raad van State
concludeert hier verder over dat de evenwichtigheid en solidariteit van
het stelsel hierdoor in gevaar worden gebracht.
Voorzitter. Met het amendement blijft ook onduidelijk op welke wijze de
compensatie voor de afschaffing van de doorsneesystematiek in zijn werk
gaat, terwijl de compensatielasten hoger komen te liggen. Volgens alle
adviesorganen biedt het huidige amendement onvoldoende grond voor
sociale partners om juridisch houdbare besluiten te nemen en voor DNB om
toezicht te houden. Als het amendement aangenomen zou worden, zullen er
dus sowieso nog wetswijzigingen nodig zijn om dit vorm te geven, want
het huidige wetsvoorstel biedt niet de kaders die dit amendement nodig
heeft om in de praktijk te kunnen functioneren, even los van alle
negatieve gevolgen voor de transitie en individuele deelnemers. Aan de
minister vraag ik: hoeveel tijd zou hiervoor nodig zijn? Gaat de
transitie dan op pauze tot die wetsvoorstellen gereed zijn? Hoe ziet de
minister dit voor zich?
Voorzitter. Ik snap de overwegingen van de indieners; dat heb ik net ook
toegelicht. Maar onze weging is dat deze niet opwegen tegen de nadelen
die het amendement met zich meebrengt. Een individueel bezwaarrecht
leidt hoe dan ook toe tot losse en kleinere pensioencollectieven, en
raakt wat ons betreft ook aan de kern van ons pensioenstelsel. De
mogelijkheden voor het collectief risico's delen tussen generaties
zullen beperkter worden. Hierdoor vermindert het perspectief van het
eerder verhogen van de pensioenen. Dat beaamde de minister trouwens ook
in zijn appreciatie. Het raakt ook aan de verplichtstelling, een
wezenskenmerk van het Nederlands pensioenstelsel.
Voorzitter. Het blijft mij dan ook een raadsel hoe deelnemers op basis
van totaal onvoorspelbare uitkomsten voor henzelf persoonlijk een
verantwoorde keuze zouden kunnen maken of zij wel of niet gebruik willen
maken van een individueel bezwaarrecht. Nogmaals, dit gaat er niet om
dat wij denken dat individuen die weging niet kunnen maken. Iemand zei
net dat ze mogelijk te dom zouden zijn of zo. Daar gaat het niet om. Het
gaat erom dat het vanwege de onvoorspelbare uitkomsten niet mogelijk is
om het inzichtelijk te maken en er daardoor ook geen eerlijke keus wordt
voorgelegd.
Voorzitter. Voor ons blijft het ook een raadsel hoe sociale partners op
basis van al deze onzekerheden een evenwichtig transitieplan kunnen
maken, hoe adequate keuzebegeleiding van pensioendeelnemers vorm kan
krijgen, hoe een koopkrachtig pensioen dichterbij komt wanneer
pensioenvermogens worden gesplitst en hoe een evenwichtige
pensioentransitie gewaarborgd is met dit amendement.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik denk dat het voor de mensen thuis juist een raadsel is waarom ze
vroeger, voor het invaren, altijd individueel bezwaarrecht kregen — en
ze dat ook konden begrijpen en pensioenfondsen dat konden uitvoeren —
maar bij het invaren eventjes niet meer, en ze dan na het invaren, als
een pensioenfonds de pensioenen wil aanpassen, weer individueel
bezwaarrecht krijgen. Het is toch niet geloofwaardig dat het nu ineens
niet meer kan? Daarnaast dacht ik ook: stel dat u bang bent dat heel
veel mensen bezwaar maken. Dat vind ik überhaupt vreemd, want u schetst
dat in het nieuwe pensioenstelsel eigenlijk iedereen erop vooruitgaat.
Waarom zou je er dan aan twijfelen dat mensen er niet gewoon mee akkoord
gaan en dat er slechts een paar mensen bezwaar zullen maken? En als heel
veel mensen bezwaar maken, is het dan niet beter dat we wel bezwaarrecht
gegeven hebben, in plaats van dat we heel veel mensen een pensioen door
de strot geduwd hebben dat ze eigenlijk niet willen?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Er zijn een aantal vragen gesteld. Ik zal proberen ze allemaal te
beantwoorden, als ik ze allemaal scherp heb. Waarom denk ik dat het
problematisch is? In een interruptiedebat heb ik mevrouw Joseph
verweten, een terecht verwijt, dat het wantrouwen richting de
pensioentransitie mede wordt aangejaagd door termen als "casinopensioen"
— de heer Van Kent springt al op; het is een van zijn favoriete termen —
en "door de strot geduwd", iets wat u zojuist ook weer zei. U heeft het
er eerder …
De voorzitter:
"Mevrouw Joseph heeft het er eerder …"
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mevrouw Joseph heeft het er eerder in het debat over gehad dat mensen
hun pensioen kwijt dreigen te raken. Dat zijn allemaal grote woorden,
terwijl u geen bezwaar maakt tegen het nieuwe stelsel, zoals uw
amendement zelf stelt. In ieder geval richt uw amendement zich daar niet
op. Dus eigenlijk wordt de soep veel minder heet opgediend dan de
indieners in hun woorden doen voorkomen. U bent een invloedrijk en
bekend persoon. Mensen geloven u.
De heer Van Kent (SP):
Voorzitter.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mensen geloven dat …
De voorzitter:
Dit gaat verkeerd. De heer Van Kent pakt deze gelegenheid natuurlijk met
beide handen aan. Dat moeten we niet doen.
De heer Van Kent (SP):
Persoonlijk feit, voorzitter. Als mijn geloofwaardigheid …
De voorzitter:
Zucht.
De heer Van Kent (SP):
Ik heb in mijn betoog de verschillende bezwaren uiteengezet die de SP
heeft tegen het casinopensioen. Dat ging erover dat ze nu uitgaan van
een regeling waarbij er alleen gekeken wordt naar wat er wordt ingelegd
…
De voorzitter:
Prima.
De heer Van Kent (SP):
… en niet naar wat er uitkomt. Ik heb het gehad over de
doorsneesystematiek en over de jongeren die daar ernstig door kunnen
worden benadeeld. Dus komt u nu niet bij mij aan met de opmerking dat
wij een veel te kleine onderbouwing hebben en zeggen dat het een
onverantwoorde gok is met ons pensioengeld.
De voorzitter:
Ja, prima. Maar de heer Ceder was bezig met een antwoord voor mevrouw
Joseph.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, maar ik wil toch ook wel de heer Van Kent beantwoorden.
De voorzitter:
Nee, liever niet, want dan gaan we weer alles overdoen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Anders blijft er iets tussen de heer Van Kent en mij.
De voorzitter:
Dat moet dan maar even. U bent mevrouw Joseph aan het beantwoorden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nou, dan praat ik de Van Kent zo meteen bij, want het was niet mijn
bedoeling om het punt zo te maken.
De voorzitter:
Oké.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het punt was — ik zeg dit tegen mevrouw Joseph maar de heer Van Kent
luister ook mee — dat het niet beide waar kan zijn. U kunt niet een
amendement indienen …
De voorzitter:
"Mevrouw Joseph kan niet een amendement indienen …"
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mevrouw Joseph kan niet een amendement indienen dat zich alleen richt op
het bestaansvermogen en eigenlijk zegt "dat nieuwe stelsel, tja, nou
goed: prima" — en ook de heer Van Kent als mede-indiener … Ik hoor dat
er nu iets buiten de microfoon wordt geroepen. Sorry, deze opmerking had
ik niet moeten uiten, voorzitter.
De voorzitter:
Laat dat nou niet gebeuren, want hij is door zijn interrupties heen en u
gaat hem …
De heer Ceder (ChristenUnie):
Deze had ik niet moeten maken, voorzitter.
De voorzitter:
Het gaat op deze manier echt nachtwerk worden.
De heer Van Kent (SP):
Voorzitter, ik heb niet voor niets in mijn bijdrage op vier punten
aangegeven waar bij ons de grote bezwaren tegen de wet zitten. Het
vierde punt was de inspraak …
De voorzitter:
Helder.
De heer Van Kent (SP):
… en de zeggenschap. Daar gaat dit amendemenet over. Nummer vier.
De voorzitter:
Meneer Ceder, u was bezig mevrouw Joseph te beantwoorden. Dat moet u
doen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. De heer Van Kent en ik begrijpen elkaar nog steeds niet
goed, maar dat gaan we straks recht praten. Hij interrumpeert namelijk
op iets wat ik niet probeer te zeggen.
De voorzitter:
Hij interrumpeert helemaal niet.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Hij maakte een persoonlijk feit.
Mevrouw Joseph, zeg ik via de voorzitter …
De voorzitter:
U spreekt altijd via de voorzitter.
De heer Ceder (ChristenUnie):
… stelde aan het begin van het debat dat het een kleine wijziging is.
Vervolgens zegt zij dat het gaat om iets fundamenteels, wat volgens mij
waar is. Mevrouw Joseph maakt het heel klein, maar vervolgens zegt zij
ook dat het nieuwe stelsel grote gevolgen heeft. Aan de ene kant zegt ze
"dat ondersteunen we", maar aan de andere kant maakt zij het ook heel
groot. Dat is het punt dat ik probeerde te maken als het gaat om het
wantrouwen. Mede door wat er de afgelopen weken en maanden is gebeurd en
de aarzeling de dit heeft gegenereerd, denk ik dat er een verhoogd
wantrouwen is ontstaan. Dat is wat ik probeer te zeggen in antwoord op
uw vraag of ik niet bang ben dat heel veel mensen bezwaar gaan maken.
Dat weet ik niet. Wat wel een vrees van mij zou zijn, is dat mensen niet
op grond van de appreciatie of niet op grond van de uitleg van de Raad
van State, DNB of de AFM, weloverwogen keuzes maken, maar dat ze door
het beeld dat is geschetst, denken dat partijen die hier vóór zijn hun
pensioen willen afpakken, dat die snode plannen hebben. En dat is dus
niet waar; dat is het punt wat ik probeer te maken.
De voorzitter:
U continueert en rondt af, want we gaan naar een maidenspeech.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter. Dat er geen waarborgen zijn voor een evenwichtige
transitie, dat pensioendeelnemers er financieel zeer sterk op achteruit
kunnen gaan, dat de transitie in een chaos vervalt, dat de Europese
gelden uit het Herstel- en Veerkrachtfonds op het spel staan en dat de
houdbaarheid van de verplichtstelling van het pensioen in het geding
komt zijn toch allemaal argumenten om het amendement te ontraden?
Voorzitter, ik kom tot een einde. Ik heb veel adviezen gelezen, ook van
de Raad van State, maar het advies over dit amendement was toch een van
de meest vernietigende die ik in de afgelopen jaren heb gelezen. Er was
gedoe in de coalitie bij dictum C, op bijvoorbeeld de asielwetten, maar
dit dictum D — dat is echt het advies van de Raad van State — namelijk
niet indienen, is voor drie van de vier coalitiepartijen geen reden om
zich ook maar iets van de fundamentele kritiek van dit orgaan aan te
trekken.
Ik heb nog een paar vragen. Hoe weegt de minister het advies van de Raad
van State? Erkent de minister dat er weinig tot niets met het advies van
de Raad van State is gedaan? En hoe verhoudt dit zich tot de belofte van
een goed bestuur?
Mijn laatste vraag, voorzitter. Gaat de minister een wetsvoorstel met
het aangenomen amendement met dictum D naar de Eerste Kamer sturen, in
de wetenschap dat de Eerste Kamer de adviezen van de Raad van State
misschien nog wel serieuzer neemt dan de Tweede Kamer? Wat is het plan B
van de minister als het wetsvoorstel, inclusief amendement, daar
verworpen wordt?
Voorzitter, ik kijk uit naar de beantwoording van de minister. Dank u
wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het heugelijke moment gekomen van de maidenspeech
van mevrouw Haage van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Normaliter wordt er natuurlijk niet geïnterrumpeerd bij een
maidenspeech, maar mevrouw Haage verwelkomt graag vragen na afloop van
haar speech. Het woord is aan haar.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Hartelijk dank, voorzitter. In deze zaal, het hart van onze democratie,
is het onze taak de belangen van alle mensen in Nederland zo goed
mogelijk te vertegenwoordigen. Tijdens de verkiezingen hebben we het
vertrouwen van de kiezer gekregen om Nederland verder te brengen in
vrede en welvaart. In mijn geval door Nederland groener en socialer te
maken, de basis weer op orde te krijgen en het te vaak geschonden
vertrouwen te herstellen.
Over dat laatste wil ik het hebben, dat woordje "vertrouwen".
Geopolitieke spanningen, klimaatverandering, energie en wonen: de
tegenstellingen die deze thema's oproepen zorgen voor groeiende
onzekerheid. Terwijl de wereld complexer wordt, wordt het vertrouwen van
mensen in de overheid kleiner. Dat is geen toeval. Dat vertrouwen is
niet zomaar verdampt, het is afgebroken. Dat komt omdat de overheid te
vaak de mensen niet vertrouwt, en mensen voelen dat. Het gevolg is:
groeiende angst en frustratie. De maatschappelijke onrust is enorm.
Juist aan hen vragen we bij de verkiezingen om hun vertrouwen in ons te
stellen. Daarmee rust er een enorme opdracht op onze schouders om dat
vertrouwen van betekenis te voorzien.
Want wat betekent vertrouwen als je bent gediscrimineerd door de mensen
en instituties die je zouden moeten beschermen? Wat betekent vertrouwen
als je jarenlang bent gezien als fraudeur, terwijl je alleen maar je
kinderen een goede toekomst wilde geven? Wat betekent vertrouwen als je
huis letterlijk op instorten staat en de overheid die dat veroorzaakte,
pas in beweging komt als de schade allang is aangericht? Wat betekent
vertrouwen als je afspraken die je in een zorgvuldig proces met
werkgevers en werknemers hebt gemaakt, zonder overleg en tegen alle
adviezen in openbreekt? Als je tientallen jaren hebt onderhandeld over
een nieuw stelsel om pensioenen beter te regelen en plots tegen alle
adviezen in alles openbreekt, waardoor alle werkenden en gepensioneerden
in enorme onzekerheid komen over hun pensioenen? De minister staat
erbij, kijkt ernaar en doet niks om deze verwarring op te lossen. Deze
vragen gaan niet over incidenten; ze gaan over een systeem dat is
gebouwd op wantrouwen. Een overheid die controle verkiest boven
compassie, die denkt in risico's in plaats van mensen.
Het toeslagenschandaal is daarvan het pijnlijkste voorbeeld. Meer dan
30.000 ouders zijn ten onrechte beschuldigd van fraude. 101.000 kinderen
zijn opgegroeid met een overheid die hen in de steek liet. Geen abstract
onrecht maar een dagelijkse realiteit. Wetten, gemaakt in deze Kamer,
werden niet nageleefd. Als de overheid niet te vertrouwen is, geeft dat
een gevoel van onveiligheid. Als ik nu als woordvoerder herstel
toeslagenschandaal met een aantal van de jongeren spreek, moet ik
weleens terugdenken aan het verhaal van mijn grootvader, die op zijn
tiende al aan het werk werd gezet als landarbeider. Wat nou Kinderwetje
van Van Houten? Ook voor hem was de overheid er toen niet en werden de
wetten tegen kinderarbeid, gemaakt in deze Kamer, niet nageleefd.
Wie trof het toeslagenschandaal het hardst? Ouders met een
migratieachtergrond, mensen met een laag inkomen en hun kinderen. De
overheid die hen had moeten beschermen, behandelde hen als crimineel.
Dat was geen incident. Dat was een bewuste politieke keuze, gebaseerd op
wantrouwen in de burger, op controle door de overheid, op een
doorgeschoten geloof in de markt, waarin het mensbeeld vooral dat van de
potentiële fraudeur was.
Ik werkte voor de politie Rotterdam toen dit schandaal aan het licht
werd gebracht en dacht: voor wat voor overheid werk ik zelf eigenlijk?
Is dat een overheid die geen bescherming biedt maar schade aanricht? Die
vraag bleef hangen. Het antwoord daarop bracht me terug naar de
politiek. Het was voor mij aanleiding om na tien jaar bij de politie,
zes jaar voor de klas en twee periodes in de raad in Utrecht te hebben
gewerkt, het politieke werk weer op te pakken. De handen uit de mouwen,
zoals ik dat was gewend. Twijfel had ik ook, want was Den Haag niet te
vaak met zichzelf bezig en te weinig met het oplossen van problemen in
het land? Politiecollega's en vrienden verklaarden me soms voor gek. Na
de verkiezingen en de dramatische formatie in 2024 ging die twijfel niet
weg. Zeker van de onderhandelingen over de gemeenschappelijke basislijn
voor de democratische rechtsstaat sloeg ik steil achterover. Dat een
kabinet dát nodig heeft om samen te werken, alsof de democratische
rechtsstaat niet gewoon op zichzelf onze basislijn is.
In diezelfde tijd kregen we bij de politie een nieuwe korpschef. Aan
haar lijfspreuk, "stevig staan voor de waarden van de rechtsstaat",
dacht ik terug toen ik afgelopen december hoorde dat er een zetel voor
mij vrijkwam in deze Kamer. Die spreuk geeft kracht. Vertrouwen win je
terug door mensen echt op de eerste plaats te zetten, niet op papier,
maar in beleid, in uitvoering, in elke beslissing die wij hier samen
nemen, door niet over maar met mensen te spreken. Vertrouwen win je
terug door de instituties in onze rechtsstaat serieus te nemen.
Natuurlijk moeten er soms harde knopen worden doorgehakt in deze Kamer.
Maar wees dan ook zo eerlijk om de samenleving te zeggen welke keuzes je
maakt en waarom. Sinds december zet ik me in voor een rechtvaardig
herstel van het toeslagenschandaal, toegankelijke kinderopvang, een
toekomstbestendig pensioen voor iedereen en vanaf mei ook voor het
funderend onderwijs.
Voorzitter. Dan ga ik over naar de reden waarom we hier vandaag bijeen
zijn: de pensioenen. Het pensioenstelsel is een van de kroonjuwelen van
de Nederlandse sociale zekerheid, gebouwd op solidariteit: samen sparen,
samen delen. Decennialang hebben we dat samen gedaan, jong en oud,
werkend en gepensioneerd. Dat werkte, tot het ging piepen en kraken.
Gepensioneerden zagen jarenlang hun pensioen niet meestijgen met de
prijzen. Mensen met zwaar werk haalden hun pensioen niet eens altijd.
Jongeren vroeg zich af of er na de toename van de vergrijzing nog
pensioen voor hen over zou zijn. Voor veel flexwerkers en zelfstandigen
was er nauwelijks opbouw.
Sinds het Akkoord van Wassenaar uit '82 kennen we een traditie in
Nederland waarin werkgevers en werknemers niet alleen met elkaar in
gesprek blijven, maar ook samen bindende afspraken maken. Dat sociaal
overleg heeft ons land sociale stabiliteit en welvaart gebracht en
bijvoorbeeld ook minder stakingen over pensioenen dan in de landen om
ons heen, waar de politiek nog weleens een greep uit de pensioenkas
doet. De kracht van het pensioenstelsel zit in deze collectieve aanpak.
Daar zit een vorm van vertrouwen. Die moeten we koesteren. Pensioenen
zijn niet van de politiek. Wij stellen wel de wettelijke kaders.
Pensioenen zijn van werkgevers- en werknemersorganisaties, die er samen
het pensioenakkoord over maakten, dat GroenLinks-PvdA nog steeds
steunt.
De meerderheid van deze Kamer heeft in 2022 voor de Wet toekomst
pensioenen gestemd, na een onderhandelingsproces van tien jaar tussen
werkgevers en vakbonden. Daar nu, midden in de transitie die het
uitgestelde loon van miljoenen Nederlanders naar een nieuwe wet toe moet
brengen, op terugkomen met een prutsamendement is onbehoorlijk bestuur.
Nu op een achternamiddag zonder overleg met werkgevers en werknemers
beslissen over het lot van 16.000 miljard euro is volgens
GroenLinks-PvdA onbehoorlijk bestuur. De coalitiepartijen hebben alle
vier verzuimd om in de coalitie afspraken met de sociale partners te
maken. Pas dan had een deugdelijke wet opgeschreven kunnen worden, die
van de Raad van State niet dictum D zou krijgen. Voor de kijkers thuis:
dat betekent zoveel als "doe maar in de prullenbak". Daar hoort dit
amendement namelijk thuis. Maar al anderhalf jaar heeft u allen op uw
handen gezeten. Daarmee is gebroken met belangrijke tradities:
zorgvuldig omgaan met de gemaakte afspraken in de polder en, nog
belangrijker, zorgvuldig omgaan met het geld van alle werkenden en
gepensioneerden.
Voorzitter. Vandaag bespreken we een wetsvoorstel dat de
transitieperiode naar het nieuwe stelsel verlengt. Mijn partij vindt dat
prima. Het had een hamerstuk kunnen zijn, ware het niet dat er
amendementen zijn ingediend om het nieuwe pensioenstelsel al voordat de
transitie is voltooid compleet op de schop te gooien. Drie jaar geleden
hebben zowel GroenLinks als de PvdA besloten voor de Wet toekomst
pensioenen te stemmen, omdat die hogere pensioenen mogelijk maakt.
Gepensioneerden hebben het soms dertien jaar met amper indexatie moeten
doen. Dat is niet waarvoor het pensioenstelsel gemaakt is. Daarnaast
vinden wij het ontzettend belangrijk dat meer mensen pensioen gaan
opbouwen en dat mensen met zwaar werk eerder met pensioen kunnen. Op
deze twee voorwaarden blijven we dan ook streng controleren.
De Wet toekomst pensioenen blijft een zeer lastige wet. Hij is
technisch, abstract en voor veel mensen een black box. Mensen weten
precies wanneer hun salaris wordt bijgestort, maar wat hun fonds precies
met hun geld doet, blijft vaak onzichtbaar. Als er iets is wat het
vertrouwen ondermijnt, dan is dat onduidelijkheid. Er is meer
transparantie nodig. Daarnaast hoeft er maar één fondsbestuurder een
grove fout te maken, een graai in de kast te doen, en het vertrouwen van
alle ouderen is, terecht, beschaamd. GroenLinks-PvdA vindt dat de
transitie op punten als communicatie naar deelnemers en gepensioneerden
veel beter kan en moet. Als Trump de beurzen opschut, krijg ik direct
van mijn bank een bericht, maar nooit van mijn pensioenfonds. Graag een
reactie van de minister. We staan wel nog steeds achter het
pensioenakkoord, omdat we het erg van belang vinden dat we voor
werknemers goede afspraken maken en akkoorden sluiten in de polder. Daar
heeft Nederland mede zijn brede welvaart aan te danken.
Voorzitter. Er gaat erg veel veranderen. De overgang naar het nieuwe
pensioenstelsel is dan ook een gigantische operatie. Bij zo'n transitie
horen risico's. Voor ons is het dan ook belangrijk dat de pensioensector
nu de kans krijgt om dat stelsel succesvol in te voeren. Het
wetsvoorstel dat vandaag voorligt, zorgt daarvoor. De pensioenfondsen
rekenen er in hun plannen al op dat ze die extra ruimte krijgen.
Amendementen die ervoor zorgen dat het invaren mogelijk niet of maar
deels doorgaat, doen het omgekeerde. Die zorgen voor onrust en
onzekerheid, zowel bij de pensioensector als bij de deelnemers en
gepensioneerden. We vinden ze daarom destructief voor wat de Wtp beoogt,
een koopkrachtig pensioen.
Het invaren moet ervoor zorgen dat hun pensioenen na gemiddeld dertien
jaar stilstand, eindelijk wel kunnen worden verhoogd. Dit had de
minister van Sociale Zaken ook zo moeten beoordelen. Hij had het
amendement minstens onaanvaardbaar moeten verklaren. Nu rijst de vraag
of hij een dienaar van de Kroon is of een dienaar van NSC. De Kamer
heeft op 21 januari verzocht om een schriftelijke appreciatie. Wij
hebben een reactie gekregen, maar geen appreciatie. Dit is zeer
opvallend, gezien alle negatieve adviezen en de gigantische impact van
het voorstel. Daarom mijn vraag: is de minister het ermee eens dat dit
amendement de Wet toekomst pensioenen dusdanig wijzigt en voor dusdanig
grote risico's zorgt, dat eigenlijk alleen het oordeel "onaanvaardbaar"
gepast is, en, zo nee, waarom niet? In het verlengde hiervan: waarom
heeft de minister besloten af te zien van het ontraden, zoals in de
eerste versie van zijn appreciatie stond en waar de minister van
Financiën het wel mee eens was? Wat gaat de minister doen als het
amendement wordt aangenomen? Wij gaan ervan uit dat hij de wet dan
terugtrekt.
Voorzitter. Kan de minister toelichten wat de financiële gevolgen voor
de overheid zijn als het nader gewijzigd amendement-Joseph wordt
aangenomen? Begrijpen wij goed dat het amendement in de komende tien
jaar minimaal 1,2 miljard kost? Zou alleen al het ontbreken van dekking
daarvoor niet moeten leiden tot het oordeel "ontraden"? Kan de minister
daarnaast de gevolgen van het amendement voor het affinancieren en
invaren van de pensioenen van militairen en politieke ambtsdragers
toelichten? Klopt het dat het amendement er mogelijk voor zorgt dat dat
niet meer mogelijk is?
Invaren is een essentieel onderdeel van het nieuwe stelsel. Het zorgt
voor het behoud van de collectiviteit en solidariteit binnen de
pensioenfondsen, voor de mogelijkheid om pensioenen sneller te verhogen,
voor ruimte voor het compenseren van het afschaffen van de
doorsneepremie voor de groep veertigers en vijftigers en het zorgt voor
meer kansen voor jongeren om langetermijnbeleggingen te doen. Niet
invaren betekent dat je al die kansen op verbetering niet meer kunt
benutten. Wij vinden het dan ook kwalijk dat gedaan wordt alsof na het
aannemen van het amendement van NSC alles bij het oude blijft, want dit
amendement maakt de pensioenen misschien wel zekerder, maar houdt ze
vooral zekerder laag. Het haalt de VVD liberaalrechts in en maakt het
pottengeld aantrekkelijker voor op winst gebaseerde verzekeraars.
Voorzitter, ik sluit af. Wij zijn dus voor het wetsvoorstel en tegen het
amendement-Joseph. Om zekerheid te bieden aan de pensioensector kunnen
we ook zekerheid bieden aan gepensioneerden en iedereen die pensioen
opbouwt. En dat is precies waar een pensioen voor is: voor de zekerheid
dat je op je oude dag nog voldoende inkomen hebt om rond te kunnen
komen. Zoals het SER Jongerenplatform en de acht politieke
jongerenorganisaties het zeiden: pensioen gaat niet alleen over de
ouderen van nu, maar over iedereen die later een waardig pensioen
verdient. Dit vraagt om verantwoord beleid, niet om plotse besluiten die
het hele systeem omvergooien. Ons pensioenbeleid moet weer opnieuw
vertrouwen wekken. Versla de verdeeldheid en versterk het
vertrouwen.
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Kijk. Dat was nou een maidenspeech zoals het hoort: een stukje
persoonlijk, een stukje ideologie nog even tussendoor, inhoudelijk en
ook nog wat politiek schaakwerk in de richting van de minister. De
andere deelnemers van het debat zijn met stomheid geslagen. Kortom, we
gaan in de toekomst nog veel van u horen. Ik feliciteer u graag met uw
maidenspeech.
Als u hiernaartoe komt, is het mijn eer en genoegen u als eerste te
feliciteren. Zo te zien zijn er nog anderen die hetzelfde willen
doen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We gaan luisteren naar de vertegenwoordiger
van de Partij voor de Vrijheid, de heer Edgar Mulder.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voorzitter. Ik ga beginnen met het feliciteren van mevrouw Haage met
haar maidenspeech. Ik ben haar even kwijt. Ah! Gefeliciteerd, en welkom
terug.
Voorzitter. Pensioenen, pensioenrechten en pensioenwetten zorgen voor
veel discussie en heftige politieke debatten. En dat is niet meer dan
terecht. Pensioen gaat namelijk over eigendom. Pensioen is iets waar je
zelf voor gespaard hebt, waar je voor gewerkt hebt, waar je recht op
hebt. Het is van jou, niet van de Staat, niet van je werkgever en zeker
niet van een pensioenfonds. Kort samengevat: het pensioen dat je krijgt
vanaf de dag dat je stopt met werken, is uitgesteld loon. Het is jouw
eigendom. Je hebt er recht op. Het is daarom ook niet meer dan terecht
dat mensen zich al tijden — en vandaag ook hier — druk maken over
pensioen. Ze eisen dat natuurlijk ook van de politiek. En de PVV doet
dat vandaag door op te komen voor de rechten van de eigenaren van
pensioen en door te vechten voor het recht om zelf te mogen beslissen
over dat eigendom. Voorzitter, dit even als inleiding.
Dan de wet die wij hier vandaag behandelen. Dit wetsvoorstel is bedoeld
om de uiterste transitiedatum voor pensioenfondsen die overstappen naar
het nieuwe pensioenstelsel, met een jaar te verlengen. Het is dus een
aanpassing op de Wet toekomst pensioenen, die in 2023 in werking is
getreden. En de uitvoering van die wet blijkt dus complexer dan gedacht.
Fondsen lopen nu al vast en de werkdruk is hoog. Daarom wordt deze Kamer
gevraagd om ermee in te stemmen om de uiterste transitiedatum te
verschuiven met één jaar. Zodoende krijgt de gehele sector meer tijd en
wordt voorkomen dat te veel pensioenfondsen gelijktijdig gaan invaren.
Het is opvallend en ook veelzeggend dat de nieuwe wet nu al aangepast
moet worden. Het geeft in ieder geval aan dat de wet toch niet zo
perfect is als de voorstanders ons de afgelopen jaren steeds weer hebben
voorgehouden.
Zoals deze Kamer weet en zoals de mensen thuis weten, is de PVV altijd
een tegenstander geweest van de Wet toekomst pensioenen. We hebben zowel
in de Tweede als in de Eerste Kamer tegengestemd. Maar een meerderheid
in de politiek was voor, dus die wet is er nu; het is niet anders. De
PVV zal er wel alles aan doen om die wet te verbeteren, dus stemmen wij
voor de verlenging die vandaag voorligt. Alles wat tijd en ruimte voor
zorgvuldigheid creëert, is namelijk in het belang van de
pensioendeelnemer. Deze wet vermindert de drukte bij het invaren en
stelt pensioenfondsen in staat om hun werkzaamheden beter te
plannen.
Voorzitter. Maar wat ons betreft is er nog wel wat ruimte om de wet te
verbeteren. Want als je de wet écht beter wilt maken, dan moet je niet
alleen kijken naar de positie van de pensioenfondsen, maar ook naar de
positie van de deelnemers — of eigenlijk moet ik zeggen: vooral naar de
positie van de deelnemers. En dan komen we automatisch bij het
amendement van collega Agnes Joseph, het amendement dat wij mede hebben
ondertekend. Dit amendement stelt iets voor wat alleen maar heel
redelijk en rechtvaardig is, namelijk het herstel van het individuele
bezwaarrecht; dat recht dat wel onderdeel was van het oude
pensioenstelsel, maar in de nieuwe wet is afgeschaft voor het invaren.
Dit kan dus betekenen dat iemand die 30, 40 jaar premie heeft betaald
straks zonder enige inspraak overgezet wordt naar een systeem waarin
veel onzeker is, zonder zijn of haar instemming en zonder mogelijkheid
tot bezwaar. Dat is onrechtvaardig. Onverdedigbaar zelfs. Zoals de PVV
al stelde in de inleiding: pensioen is geen gift van de overheid;
pensioen is uitgesteld loon, het is eigendom van de mensen. En als je
aan iemands eigendom komt, dan mag diegene daar iets van vinden en er
iets over zeggen. Dat is wel het minste wat mag. Want privébezit is en
blijft de basis van een vrije samenleving, en niemand mag zomaar je
bezit afpakken.
Voorzitter. Met het amendement dat vandaag voorligt, geven wij het
eigendomsrecht, het beslissingsrecht, terug aan de eigenaren van het
pensioen. En als dat dat niet individueel kan, dan maar via een
collectief instemmingsrecht, een referendum; een echte vorm van
democratische inspraak. Ik vraag de minister: waarom is hij zo bang voor
de mening van de deelnemers? Daarnaast is het negeren van bezwaarrechten
niet alleen onrechtvaardig, het is ook juridisch riskant. De kans op
rechtszaken, vertragingen en procedures groeit met de dag. Het
amendement dat wij hebben medeondertekend biedt dus een oplossing die
rechtvaardig en verstandig is. Het vergroot het draagvlak en vermindert
juridische risico's. Het geeft mensen hun zeggenschap over hun eigen
pensioengeld terug. Hopelijk haalt het amendement een meerderheid, en
dan zal de PVV met nog meer enthousiasme voor deze wet stemmen.
Voorzitter. Dan nog iets anders. Het is vandaag heel veel gegaan over
het amendement. Alle vragen zijn denk ik zo'n beetje wel gesteld en
beantwoord. Daarom toch nog iets anders in dit debat. De minister heeft
namelijk nog een brief op de agenda van vandaag laten zetten. In de
brief Pensioenonderwerpen vraagt deze minister aandacht voor de stand
van zaken betreffende diversiteit in pensioenfondsbesturen. Dan gaat het
heel veel over de taskforce inzake diversiteit, gelijkwaardigheid en
inclusie. Ik mag de minister quoten. Hij zegt: "Ten aanzien van
genderdiversiteit geldt als minimum dat er variatie is in geslacht of
genderidentiteit." Die laatste moest ik opzoeken.
Mijn vraag aan de minister is of hij er nu daadwerkelijk voor pleit dat
er in ieder bestuur van het pensioenfonds iemand moet zitten die
non-binair, genderfluïde of pangender is. Is dat nu echt waar de
minister zich mee bezighoudt? Wij maar denken dat de minister druk in de
weer was met belangrijke zaken, bijvoorbeeld met de in deze Kamer
aangenomen motie van de heer Van Aartsen, waarin staat dat
pensioenfondsen zich moeten richten op het financiële belang van de
deelnemers en niet op activistische of ideologische hobbyprojectjes. Wij
steunden die motie, met een tweederdemeerderheid in deze Kamer. We waren
blij. Maar wat is er sindsdien gebeurd? Vrijwel niets. De Kamer kreeg
wel een brief van de minister op 10 december, maar daarin stonden geen
concrete maatregelen. De minister gaf aan dat er wel gesprekken waren
geweest, maar die gespreksverslagen wilde hij dan weer niet
vrijgeven.
De conclusie is dat pensioengeld van gewone Nederlanders nog steeds
wordt gebruikt voor politieke, activistische projecten. De PVV wil dat
dit stopt. Pensioenfondsen zijn geen actiegroepen. Pensioenfondsen zijn
geen klimaatorganisaties. Ze zijn er ook niet om echte of verzonnen
problemen op te lossen met andermans geld. Doe dat lekker met je eigen
geld. Hun enige taak is te zorgen voor uitstekende rendementen. Punt.
Verder niks. Graag een duidelijke reactie van de minister.
Voorzitter. Terug naar vandaag en waar het veel over ging. Afrondend
dus. Nederland is jarenlang trots geweest op zijn pensioenstelsel. Het
was solide, collectief en betrouwbaar. Met de nieuwe wet is dat wat gaan
schuiven. Mensen maken zich zorgen. Ze weten niet wat er met hun
pensioen gaat gebeuren en voelen zich in het nieuwe stelsel buitenspel
gezet. De PVV kiest vandaag niet voor passief afwachten, maar voor
actief bijsturen. Wij stemmen voor de verlenging van de transitieperiode
en we ondertekenen het amendement dat deelnemers weer zeggenschap geeft
over hun pensioen, omdat we vinden dat niemand gedwongen zijn of haar
eigendom moet overdragen zonder instemming. We roepen het kabinet
opnieuw op om ervoor te zorgen dat pensioengeld wordt ingezet in het
belang van de deelnemers, niet in dienst van politieke agenda's. Dat
betekent geen beleggingen in klimaatdoelen, wokeprojecten of
internationale symboolpolitiek.
Voorzitter. Als u het me toestaat, heb ik nog twee zinnen om af te
ronden, waarna ik graag vragen beantwoord. De PVV blijft opkomen voor de
pensioendeelnemer, voor de gepensioneerde, voor iedereen die heeft
gewerkt en gespaard, en nu recht heeft op een goed pensioen, recht heeft
op zeggenschap en recht heeft op rust.
Dank u wel.
De voorzitter:
Recht op rust?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Recht op rust.
De heer Aartsen (VVD):
Ik hoorde de heer Mulder in een bijzinnetje zeggen dat hij ook het
amendement van de heer Van Kent steunt. Dat is de termijn … Nee? Dat zou
dan overigens wel heel goed nieuws zijn, want de heer Van Kent heeft
zojuist ook opgeroepen om een moratorium van twaalf maanden in te
stellen op alles wat met invaren en voortgang te maken heeft. Misschien
kunt u dat even …
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik weet niet waar de heer Van Aartsen was met zijn gedachten. Misschien
was ik aan het dromen, maar ik heb de naam "Van Kent" niet genoemd. Ik
was juist heel aardig tegen u, omdat ik vertelde dat ik uw motie had …
Ik zei toch niet "Van Kent"? Ik zei "Van Aartsen".
De heer Aartsen (VVD):
En het is "Aartsen", dus op zich was het bijna goed, maar dat maakt niet
uit. Als ik daar iedere keer een kwartje voor zou krijgen, dan zou ik
erg rijk zijn. Dan zou ik met pensioen kunnen! Maar dan heb ik het
verkeerd begrepen. Ik zou zo meteen namelijk nog wat vragen hebben aan
de minister over het amendement van Van Kent, vooral over zijn oproep om
alles twaalf maanden uit te stellen, wat natuurlijk ook enorme
financiële gevolgen zal gaan hebben. Dus begrijp ik hier uit uw woorden
dan goed dat u niet of nog niet voor het amendement van de heer Van Kent
gaat stemmen?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Heel eerlijk, ik moet het goed lezen. We stemmen hier trouwens wel over
een wet ... O, daar komt ie weer! Het zijn twee verschillende dingen,
hoor ik meneer Van Kent zeggen. Laat ik wel even zorgen dat de heer
Aartsen dit weet, omdat hij zegt dat hij niet wil dat het twaalf maanden
wordt vertraagd: we stemmen hier wel over een wet die het twaalf maanden
uitstelt. Daar gaat de wet dus wel over. Die heeft u zelf mede … Daar
was u voor, zeg maar.
De heer Aartsen (VVD):
Persoonlijk feit, voorzitter. De wet gaat over het feit dat het mogelijk
moet zijn om de termijn met twaalf maanden uit te stellen. Dat is niet
een moratorium van twaalf maanden om niks te doen en niet in te varen.
Dat is iets anders.
De voorzitter:
De heer Mulder had het over rust.
We gaan luisteren naar de heer Vermeer van BBB.
De heer Vermeer (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil mevrouw Haage nog even hartelijk danken
voor haar maidenspeech, waar mooie dingen in genoemd werden over
vertrouwen boven wantrouwen stellen en, zoals dat soms hier gebeurt,
maar wat zij absoluut niet wil, controle boven compassie stellen. Zij
wil compassie volgens mij boven controle stellen. Daar zijn wij blij
mee. Daar zijn wij ook voor. Ik had nog wel één kritiekpuntje: u zei dat
de pensioenen van werknemers- en werkgeversorganisaties zouden zijn.
Volgens mij zijn ze van de deelnemers. Maar dat is misschien ook een
verschil in de manier waarop we hier naar de pensioenen kijken op dit
moment.
Vandaag bespreken we de Wijziging van de Pensioenwet in verband met de
verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel.
Vandaag is ook het amendement, dat ik mede heb ingediend, over de
mogelijkheid om bezwaar te maken onderwerp van dit debat. Daar is het al
heel veel over gegaan. Ik wil mevrouw Joseph hartelijk danken voor de
manier waarop ze alle vragen daarover zeer gedecideerd en rustig heeft
beantwoord vanuit kennis van zaken.
Ik zou graag met dit onderwerp beginnen. Volgens de minister en externe
partijen zoals De Nederlandsche Bank en de Pensioenfederatie veroorzaakt
het amendement een vertraging van meerdere jaren in de
pensioentransitie. Door individueel of groepsgewijs goedkeuringsrecht te
introduceren zou de kern van het pensioencontract worden uitgehold. Ook
zou het amendement leiden tot juridische claims, omdat extra
onduidelijkheid ervoor zou zorgen dat deelnemers zich slecht
geïnformeerd achten.
Voorzitter. Voor BBB en anderen in deze zaal is deze houding principieel
problematisch. De burger wordt als het ware buitenspel gezet, waarbij de
pensioenfondsen zonder bezwaarrecht een besluit nemen over invaren. Dit
is wat ons betreft simpelweg geen goede manier van besturen. De
pensioenrechten zijn individuele rechten van Nederlandse burgers. De
Nederlandse burger moet betrokken worden in het besluitvormingsproces.
Doen we dit niet, dan zetten we de deelnemer buitenspel. Dat is niet
alleen een verwerpelijke manier van omgaan met onze toekomstige
pensioengerechtigden, maar dat is ook nog eens juridisch kwetsbaar. De
pensioenrechten zijn het uitgestelde loon van Nederlanders. Zij moeten
daarin een stem krijgen. Ik verwijs daarbij ook nog maar even naar een
onderzoek van het Nibud uit 2024, waarin 80% van de ondervraagden
aangeeft zelf te willen bepalen of hun eigen gespaarde pensioen wordt
overgezet naar het nieuwe stelsel. De Raad voor de rechtspraak heeft
niet voor niets al in 2021 gewezen op de juridische risico's die verband
houden met het ingrijpen in het eigendomsrecht. Dus als hier steeds
betoogd wordt door meerdere voorstanders van het nieuwe systeem dat na
dertien jaar zorgvuldig praten alles is afgewogen, dan kunnen wij ook
nog wel iets inbrengen over wat er al tegen ingebracht was.
Onlangs heeft professor Niek Peters een juridische analyse gemaakt van
het amendement. Daaruit blijkt dat invaren niet zonder risico is en dat
het afschaffen van het bezwaarrecht wordt gezien als een forse inperking
van eigendomsbescherming. Dat betekent niet noodzakelijkerwijs dat het
invoeren juridisch gezien niet toegestaan is, maar het is op zijn minst
zeer kwetsbaar. We lopen het risico dat veel mensen de gang naar de
rechter maken, ondanks het feit dat allerlei rechtshulpverzekeringen
vergoeding hiervan hebben uitgesloten, wat op zich ook al een kwalijke
zaak is, wat ons betreft. Gezien de vele betrokkenen, zo'n 10 miljoen
mensen, kunnen, zoals meerdere experts hebben aangegeven, de rechtszaken
en procedures problematische proporties aannemen, waar de problematiek
rond box 3 een lachertje bij is.
Juist daarom is het belangrijk dat er draagvlak wordt gecreëerd bij
deelnemers door hen in staat te stellen om bezwaar te maken. Daarbij is
het ook belangrijk om te benoemen dat het amendement waarborgen kent. Zo
gaat het amendement enkel om pensioenfondsen die nog niet ingevaren
zijn. Daarnaast hanteert het amendement een overgangstermijn na
inwerkingtreding en regelt het een mogelijkheid tot compensatie voor de
afschaffing van de doorsneesystematiek uit bestaand vermogen. Het risico
op grootschalige claims zit wat ons betreft met name bij een
pensioentransitie die deelnemers geen mogelijkheid biedt om te beslissen
over hun uitgestelde loon. De transitieperiode gaat langer duren. Wat
ons betreft is dit dan nog het moment om deelnemers de gelegenheid te
bieden om zelf te beslissen over de toekomst van hun pensioen.
Voorzitter. Dat dit amendement hoge aanvullende uitvoeringslasten met
zich meebrengt, waag ik te betwijfelen. Immers, 23% van de fondsen
besluit sowieso al om niet in te varen, wat betekent dat er hoe dan ook
verschillende regimes blijven bestaan. Bij kleine fondsen zijn de kosten
daarvan in verhouding hoger, en toch kiezen zij ervoor, een deel daarvan
in ieder geval, om niet in te varen.
Voorzitter. Tot slot nog een opmerking over de Algemene pensioen- en
uitkeringswet politieke ambtsdragers, de zogenaamde APPA. Wat BBB
betreft kan deze transitie niet snel genoeg plaatsvinden. Het is niet
uit te leggen dat politieke ambtsdragers zichzelf uitzonderen van regels
die we wel bedenken voor reguliere deelnemers. Ik heb hier een aantal
maanden geleden vragen over gesteld aan de minister van Binnenlandse
Zaken. Zij schreef in haar beantwoording dat er grote juridische en
financiële uitdagingen zijn om de transitie van politieke ambtsdragers
tijdig te regelen. Om in kaart te brengen wat de financiële gevolgen
zijn voor het Rijk en de decentrale overheden, heeft zij een onderzoek
gestart, in samenwerking met onder andere de VNG. Mijn vraag aan de
minister is: is dit onderzoek, naar weten van de minister, inmiddels
afgerond? Zo niet, wanneer is dan de uiterlijke opleverdatum? Staat de
overgang van politieke ambtsdragers naar het nieuwe pensioenstelsel nog
steeds gepland voor 1 januari 2028? Want in het kader van het vertrouwen
van burgers in de overheid vind ik het echt onbestaanbaar dat wij,
politici, nog niet in dat nieuwe systeem zitten, ook al verfoei ik dat
systeem.
Dank u wel.
De voorzitter:
U bent door uw interrupties heen, meneer Van Kent. O nee, u heeft er nog
eentje.
De heer Vermeer (BBB):
Die heeft hij speciaal bewaard.
De voorzitter:
Ja, die heeft hij speciaal voor u bewaard.
De heer Van Kent (SP):
Ja, over de geheime afspraak.
De voorzitter:
Over de geheime afspraak. We gaan er eens goed voor zitten.
De heer Van Kent (SP):
Op 30 mei diende de SP een aantal moties in met voorstellen waar BBB in
het verleden mee instemde. Zo was er ook eentje die aan de
pensioensector het signaal afgaf dat er nog wijzigingen in de Wtp aan
zouden komen. Daar hebben BBB, PVV en Nieuw Sociaal Contract toen
allemaal tegen gestemd, ook tegen hele simpele moties. Welke afspraak
lag er waardoor onder andere BBB daartegen heeft gestemd?
De heer Vermeer (BBB):
In de formatie konden we het niet eens worden over het al dan niet
afschaffen van het nieuwe pensioensysteem. Wij hadden in ons
verkiezingsprogramma staan dat we de Wtp eigenlijk terug wilden draaien.
Daar hebben we geen overeenstemming over weten te bereiken. Ik kan
alleen vertellen welke politieke afspraak wij als BBB hebben gemaakt met
de aanwezigen aan tafel. Ik ga niets zeggen over wat anderen gezegd
hebben. We hebben afgesproken dat wij ons tot de jaarwisseling rustig
zouden houden op dit dossier en dat we geen grote wijzigingen zouden
voorstellen of steunen.
De voorzitter:
De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Flach. Ook dit
is een heugelijk moment, want de heer Flach is vandaag jarig. Ik stel
vast dat hij hard op weg is om een vijftiger te worden. Het woord is aan
hem.
De heer Flach (SGP):
Al mijn geheimen weggegeven in één zin!
Dank, voorzitter. Ik begin ook met felicitaties richting collega Haage
voor de mooie maidenspeech. En inderdaad, het is bijzonder om op je
verjaardag te kunnen spreken over pensioenen. Dat is namelijk toch een
dag waarop je gaat nadenken: hoe oud ben ik ook alweer en hoelang ben ik
nog van mijn pensioen verwijderd? Gelukkig is dat in mijn geval nog een
hele poos, maar voor veel mensen is dat anders. Die zijn hier misschien
wel veel intensiever mee bezig. Ik snap dus heel goed dat dit debat de
gemoederen bezighoudt.
Voorzitter. Dit debat gaat eigenlijk over twee zaken. Ten eerste gaat
het over het verlengen van de transitietermijn — dat werd al
verschillende keren genoemd — om de pensioensector meer tijd te geven
over te gaan naar het nieuwe stelsel. Uiteindelijk is dat ook in het
belang van de deelnemers. Daarnaast is er — dat is begrijpelijk — veel
aandacht voor het amendement van onder andere NSC. Ik kijk uit naar de
dag dat mijn mailbox niet meer 100 plus mailtjes bevat die verwijzen
naar het amendement-Joseph, elke dag dat ik die open. Maar goed, er is
aandacht voor geweest.
Voorzitter. De SGP is voorstander van de voorliggende wet. Een jaar
extra zorgt volgens mij echt voor meer zorgvuldigheid. Toen het
wetsvoorstel werd ingediend, leek het er nog op dat meer fondsen eerder
zouden invaren dan nu het geval is. Kan de minister inzicht geven in de
verwachte invaardata en de spreiding daarvan? Volgens mij is er een
trend zichtbaar dat fondsen de overgang uitstellen. In hoeverre komt dat
door obstakels die door de minister of de sector opgelost kunnen worden?
Hoe wordt voorkomen dat er rond 1 januari 2028 een enorme piekbelasting
ontstaat, als fondsen massaal kiezen om op de uiterste datum in te
varen?
De minister kan door deze wet de transitietermijn vrij eenvoudig verder
verlengen. Hoe bepaalt de minister of dat nodig is? In de schriftelijke
ronde heb ik hier ook naar gevraagd. Ik zou ervoor willen waken dat dit
te makkelijk gebeurt en dat misschien zelfs de sector de snelheid
bepaalt in plaats van de politiek. Voor een verdere verlenging is
voortaan geen wetsbehandeling meer nodig. Ik zou dus graag helder willen
hebben welke voorwaarden aan een verlenging zijn verbonden.
Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel is een vrij eenvoudig en
technisch voorstel, maar met het amendement van onder andere NSC kan het
zomaar een heel politiek voorstel worden. Sterker nog, dat is het al. De
kans bestaat dat dit amendement en de wet worden aangenomen in de Tweede
Kamer. Dat weten we nog niet, maar dat zou zomaar kunnen. Daarna zou het
zomaar kunnen dat het totaalpakket in de Eerste Kamer wordt verworpen.
Dat is het gevolg als politieke wensen worden gekoppeld aan technische,
apolitieke wetsvoorstellen. Hoe ziet de minister het proces daarna voor
zich? Komt er dan een nieuw wetsvoorstel om de transitietermijn te
verlengen? Zo ja, komt dat nog op tijd? Ik realiseer me dat die vraag
een heel hoog als-dangehalte heeft, maar het is, denk ik, wel belangrijk
om dat ook te weten voor de stemmingen.
Voorzitter. Dan kort nog iets over het amendement waar zo veel om te
doen is. De SGP stond en staat niet te juichen bij het nieuwe stelsel en
de nieuwe pensioenwet. We hebben het al verschillende malen gezegd en
mijn voorganger heeft het destijds behandeld: wat ons betreft gingen we
met de Wtp van een 5 naar een 6. We hebben ook steeds gezegd dat we
openstaan voor verbeteringen van de wet als alle betrokkenen daar
profijt van hebben. Het gaat om heel veel geld, dat is opgebracht door
mensen die daar vaak jarenlang heel hard voor gewerkt hebben. Daar
moeten we zuinig op zijn. We moeten hun belangen heel serieus nemen. In
die zin staan wij ook open voor het idee van instemmingsrecht of een
referendum. De sector is echter al lang bezig met de uitvoering van de
wet. Het amendement is zo'n ingrijpende wijziging van het stelsel dat
het getuigt van weinig respect voor de invoering.
De adviezen vanuit de sector, maar zeker ook vanuit diverse
adviesorganen, zijn voor ons ook heel belangrijk. Ik las alleen maar
forse kritiek in die adviezen. De kwalificaties die aan het amendement
verbonden werden, kan iedereen lezen in de stukken. Die zijn vandaag al
verschillende keren langsgekomen. Mijns inziens blijven de adviezen ook
na aanpassing van het amendement grotendeels in stand. In het
pensioenstelsel is collectiviteit een heel belangrijk uitgangspunt. Door
deze gezamenlijkheid kan ons stelsel in stand blijven en worden risico's
gespreid. Het voorstel dat nu voorligt tast deze collectiviteit, maar
ook de solidariteit, aan en is eigenlijk heel individualistisch. Zo kan
ik nog wel even doorgaan. Een groot deel van de bezwaren uit de sector
is tijdens dit debat al benoemd en dat ga ik dus ook niet
herhalen.
Alles overziend staat de SGP daarom kritisch ten opzichte van het
amendement. Tegelijkertijd moeten de rechten van deelnemers, of het nu
werkenden of gepensioneerden zijn, gerespecteerd worden. Er is daarvoor
bijvoorbeeld een hoorrecht in de wet opgenomen. Dat blijkt nu nog niet
goed te werken. Hoe kan dit hoorrecht worden verbeterd en welke kansen
ziet de minister daarvoor? Ziet hij andere, minder ingrijpende, manieren
om de positie van alle deelnemers te verstevigen?
Ik heb de brief van de minister, waarvoor dank, gelezen. Volgens mij
heeft hij de voor- en nadelen helder op een rij gezet. Anderen zeiden
het ook al: er ontbrak nog wel een duidelijke appreciatie. Gezien de
brief vermoed dat ik het oordeel "ontraden" wordt, maar zoals met alle
amendementen die ingediend worden, zie ik die appreciatie nog met
belangstelling tegemoet.
De voorzitter:
Dank u wel, en nog van harte gefeliciteerd. Dan de heer Ergin, de
laatste spreker van de zijde van de Kamer, van de fractie van DENK.
De heer Ergin (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Felicitaties aan mevrouw Haage voor haar mooie
maidenspeech. En natuurlijk gefeliciteerd, meneer Flach, met uw
verjaardag.
Voorzitter. De nieuwe pensioenwet, oftewel de Wtp, is twee jaar geleden
met een ruime meerderheid aangenomen door de Tweede en de Eerste Kamer.
Daaraan gingen marathondebatten, talloze hoorzittingen, technische
sessies en akkoorden aan vooraf. Dat is maar goed ook. Het gaat om veel
geld, om meer dan 1.500 miljard euro. Ik heb me laten bijpraten. Met
1.500 miljard euro kun je alle koopwoningen in Nederland opkopen en dan
blijft er nog geld over ook. Om zo veel geld gaat het.
Nog belangrijker: het gaat om geld van Nederlanders, om zuurverdiende
centen voor de oude dag van miljoenen mensen, inkomen waar mensen op
rekenen. Toch kregen zij bij de wetsbehandeling te maken met
veranderende spelregels tijdens de wedstrijd. Daar zorgde de wet twee
jaar geleden gewoon voor in het pensioenstelsel. Ik wil het debat van
twee jaar geleden zeker niet herkauwen, maar voor veel mensen betekent
de Wtp gewoon dat ze niet meer kunnen rekenen op een vast inkomen, maar
op een veel onzekerder inkomen. Het pensioen is veel afhankelijker van
de markt.
Voor zover toeval bestaat, hebben we in de afgelopen weken kunnen zien
hoe snel het bergafwaarts kan gaan met de beurzen, hoe één krankzinnig
persoon, die toevallig ook de president is van de Verenigde Staten, de
boel flink kan opschudden, waardoor 3 biljoen dollar aan marktwaarde in
één week tijd in rook opging, waardoor de inflatie in Nederland
waarschijnlijk gaat stijgen naar 3,8% en de Nederlandse economie
waarschijnlijk ook met 10 miljard euro dreigt te krimpen. Daarom vraag
ik de minister om in te gaan op de vraag wat de tarievenoorlog nou
precies betekent. Wat betekent die nou concreet voor de pensioenen van
mensen thuis? Heeft de minister ook al zicht op de duur van het herstel?
Zijn er voldoende waarborgen in de Wtp om zo'n klap op te vangen?
Voorzitter. De Wtp schuift risico's meer dan voorheen door naar mensen
die geen volledige zeggenschap hebben over het beleggingsbeleid. Als je
niet weet hoeveel pensioen je krijgt en de uitkomst elk jaar afhangt van
de beurs, dan is dat stelsel niet eerlijk, maar gewoon een
roulettestelsel. Een pensioen moet zekerheid bieden en zeker geen
loterij zijn. Daarom heeft DENK vol overtuiging twee jaar geleden tegen
de Wtp gestemd. Wij zijn nog steeds, tot op de dag van vandaag, tegen de
pensioenwet.
Aan het wetsvoorstel dat de minister nu naar de Kamer stuurt, vallen
twee dingen op. Het eerste is de transitietermijn. Volgens mij is
niemand in de zaal erop tegen om de tijd te nemen die nodig is voor de
transitie, maar waarom wordt de compensatietermijn niet verlengd? Het is
prima om de transitietermijn te verlengen, maar dat zou ook moeten
betekenen dat we de compensatietermijn zouden moeten verlengen, want
anders bouw je nog een andere oneerlijkheid in het systeem. Als een
pensioenfonds dan namelijk in 2025 overstapt of inmiddels is
overgestapt, zouden de deelnemers twaalf jaar recht hebben op
compensatie. Maar als dat in 2028 gebeurt, daalt het aantal jaren voor
compensatie direct naar negen jaar. Hoeveel compensatie lopen mensen dan
mis, zou ik aan de minister willen vragen.
Mijn tweede punt gaat over het wetsvoorstel wat betreft de termijn. Ik
weet dat er, als ik mij niet vergis, nog een amendement is van de heer
Van Kent om het op te trekken naar 2028. In de wet zelf staat "begin
2028". Maar eigenlijk is het het voorstel om per AMvB met een voorrang
te regelen dat de transitieperiode door de regering eigenlijk aangepast
kan worden.
Voorzitter. We weten hoe belangrijk dit onderwerp is voor de mensen
thuis. Net als de heer Flach wil ik ook verwijzen naar al die mails die
wij hebben gekregen, die wij dagelijks nog steeds krijgen, en de
gesprekken die wij voeren. Volgens is mij dan een AMvB niet het juiste
middel, maar moet de volledige regie gewoon hier bij het parlement
liggen als het gaat om de transitie. Ik hoor graag van de minister
waarom hij ervoor heeft gekozen om het te downgraden naar een AMvB in
plaats van de regie heel duidelijk bij de Kamer te laten.
Voorzitter. Dan het amendement van NSC, PVV, BBB en zelfs van de SP. Ik
wil wel een ongemak over het amendement delen, want het voelt voor mij
alsof wij hier op dit moment opnieuw een stelseldebat voeren. Ik verwees
net in mijn inleiding al naar een marathondebat dat al in 2022 is
gevoerd. Ik was er zelfs niet meer bij als medewerker, maar er zijn
genoeg debatten gevoerd. En volgens mij moet het ook geen gebruik worden
dat we iedere twee jaar of om de paar jaar hier opnieuw een stelseldebat
gaan voeren over een oude wet, die gewoon niet meer van kracht is, en
over de nieuwe wet. Volgens mij refereerde de Raad van State daar ook
aan. Volgens mij is het ook niet goed voor de uitdagingen waar het
pensioenstelsel voor staat. Nu is de Wtp zeker geen wet waar wij als
DENK zijnde heel blij van worden. Maar we moeten gewoon niet telkens
weer verzanden in een stelseldebat, terwijl er al talloze debatten over
zijn gevoerd. Je kan heel veel zeggen over de uitkomst van de Wtp, maar
dat debat is echt zorgvuldig gevoerd.
Maar goed, dan kom ik gelijk aan bij het dilemma dat dit amendement ook
met zich meebrengt voor mijn fractie. Het amendement ligt op tafel,
ondanks het feit dat DENK van mening is dat we niet continu weer het
stelseldebat moeten heropenen. Maar het raakt wel zeker de kern van het
debat. Ik wil zeker niks afdoen aan de inzet en de betrokkenheid van
mevrouw Joseph. Ik twijfel zeker niet aan haar goede bedoelingen, maar
ik moet het amendement wel heel goed beoordelen. Ik moet wel heel goed
kijken wat dit nou betekent voor de praktijk, omdat we natuurlijk als
Kamer bij alle wetsvoorstellen en bij alle amendementen die we hier
wekelijks indienen … Maar juist bij dit amendement voelen wij ons wel
geroepen om met extra zorg te kijken naar de uitvoering. Wat betekent
het nou voor de invoering van de Wtp, of je nou voor of tegen
bent?
Als ik daar dan een korte introductie op mag geven, voorzitter. Kijk, we
weten dat de wet gebaseerd is op drijfzand als het gaat om
inkomenszekerheid voor mensen thuis, maar de hamvraag is of het
amendement dat drijfzand niet vervangt met mist. Op het eerste oog denk
je van niet, want de geest van het amendement past bij de bredere lijn
van keuzevrijheid die we in de Nederlandse pensioenwetgeving al hebben
en hadden in de afgelopen jaren. Het amendement sluit in sommige
gevallen zelfs ook aan bij de praktijk, want … Ik hoorde vandaag in het
debat al dat sommige pensioenfondsen er ook voor kiezen om op basis van
objectieve criteria niet in te varen.
Dus er zijn al fondsen die bezwaar- en instemmingsrecht ook mogelijk
maken. Zeker ook als het gaat om vertrouwen, zal het amendement het
vertrouwen mogelijk ook goed doen. We zien ook aan diverse onderzoeken
dat deelnemers positief staan tegenover het idee om meer betrokken te
zijn. Wij verwachten dat het effect dan ook zal zijn dat er meer
vertrouwen zal zijn in de hele invaardiscussie.
Maar we hebben ook vragen bij het amendement, want als we kijken naar de
berekeningen van bijvoorbeeld PwC over het in stand houden van beide
rekenstelsels, dan zien we dat het 18 miljard euro zou kosten. Zeker nu
we weten dat sommige fondsen die niet willen of kunnen invaren steeds
minder deelnemers zullen krijgen, gaan voor die specifieke
pensioenfondsen de kosten per deelnemer enorm stijgen, even los van de
brede kostenstijging die gaat plaatsvinden vanwege de rekenstelsels of
de ICT-stelsels, of hoe je ze ook wil noemen. Dan is de vervolgvraag die
wij ons stellen of dit leidt tot nog meer onzekerheid en een nog
onzekerder pensioen. We willen dat meer mensen onder aan de streep meer
overhouden van hun pensioen. Als we iets inbouwen wat meer kosten met
zich meebrengt, wat is dan onder aan de streep de conclusie of het
gevolg voor de portemonnee van al die mensen? Ik vraag dus aan de
minister of hij nader kan ingaan op die berekening van 18 miljard euro.
Klopt die, en, zo ja, gaat dat bedrag dan ook niet in de komende periode
stijgen? Want we weten hoe het gaat in Nederland. Je begint met 18
miljard en richting het einde is het verdubbeld of verdrievoudigd.
Dan de gevolgen van het niet invaren, want die ruimte is er in de wet.
Als we met het amendement mogelijk gaan maken dat het persoonlijk
bezwaarrecht daadwerkelijk in de wet wordt opgenomen en er zelfs
referenda mogelijk zijn, vraag ik me wel af hoeveel niet-invarende
pensioenfondsen het nieuwe stelsel aankan. Is dat 1% of is dat 2%? Is
die ruimte er tot 10%? Ik zie diverse berekeningen, maar ook dit
element, dit onderdeel, is heel belangrijk bij het beoordelen van dit
amendement. Kan de minister daar helderheid over geven?
Dan een ander punt, dat ook in de brief van de minister stond, over de
vertraging. De Raad van State noemt het amendement een "onvoldragen
voorstel", onder andere omdat de onderliggende wetgeving die het
amendement moet effectueren en mogelijk moet maken, ontbreekt. Ook op
dat punt zou ik iets meer duiding van de minister willen, want ik vond
zijn duiding daarover in de brief best karig. Wat is het nou? Als je het
doel zou willen bereiken om persoonlijk bezwaar en een referendum
mogelijk te maken, is het amendement dan voldoende? Of moet er nog heel
veel extra wetgeving komen en hoeveel tijd gaat dat precies
kosten?
Voorzitter. Daarnaast nog een vraag over groepen gepensioneerden of
mensen die in de toekomst met pensioen gaan, namelijk de 45-jarigen en
de jongeren. Ook daarover circuleren berekeningen, volgens mij zelfs van
de Pensioenfederatie, die aangeven dat 45-jarigen er 8% en jongeren er
5% op achteruitgaan als het amendement in de praktijk wordt gebracht,
omdat ze dan geen aanspraak zouden kunnen maken op de
solidariteitsreserve die in de nieuwe wet is ingebouwd. Klopt dit, zou
ik aan de minister willen vragen.
Voorzitter. Nog een van de laatste opmerkingen; ik weet dat ik door mijn
tijd heen ben, maar ik zou het fijn vinden als ik dit nog zou kunnen
toelichten. Artikel 105 van de Wtp is heel duidelijk. Dat zegt dat de
pensioenfondsen en de sociale partners aan zet zijn als het gaat om
evenwichtigheid in het stelsel. Die taak hebben ze wettelijk al. Maar
als je aan de voorkant gaat sleutelen, aan een persoonlijk bezwaarrecht
en een referendum, dan moet je je afvragen of pensioenfondsen die rol
ook kunnen vervullen. Het is ja of nee. Of we vragen dat van de
pensioenfondsen, of we vragen dat niet meer van de pensioenfondsen en we
gaan het anders regelen. Ook hier zou ik aan de minister willen vragen
of het amendement die rol van de pensioenfondsen niet uitholt.
Voorzitter. Een van de laatste opmerkingen. Wij zijn de laatste fractie
in dit huis die betwijfelt of Nederlanders in staat zijn om weloverwogen
keuzes te maken. Daar twijfelen wij niet aan. Maar bij een referendum of
bij een persoonlijk bezwaarrecht maak je op een gegeven moment een
afweging op basis van je eigen persoonlijke situatie. Dat zou ik althans
doen als ik voor die keuze zou staan. Zo'n afweging kan bij een andere
groep pensioengerechtigden anders uitpakken. Dus ook de vraag aan de
minister: wat doet dit voorstel met de brede solidariteit in de nieuwe
wet, voor zover er nog sprake is van solidariteit in de Wtp?
Voorzitter. Dan echt een slotopmerking. In dit huis staan politieke
voorkeuren heel vaak bij voorbaat al vast. Dat zagen we vandaag ook in
het debat. Zo'n debat is dan vaak een gepingpong van argumenten, bedoeld
om je eigen gelijk te benadrukken. Maar bij het amendement-Joseph is er
denk ik nog geen finale keuze gemaakt. Er zijn veel vragen. We zien een
aantal voordelen aan het amendement en er zijn een aantal punten van
kritiek. Ik luister daarom al de hele dag met open vizier naar de
inbreng van de collega's. Ik zal dat ook doen met de inbreng van de
minister. Ik nodig de collega's die straks ook vragen gaan stellen uit
om mij te overtuigen.
De heer Flach (SGP):
Ik ben het heel erg eens met wat de heer Ergin vooral in zijn laatste
zinnen zei, namelijk dat debatten heel vaak het uitwisselen zijn van
toch al ingenomen standpunten en maar zelden leiden tot willen luisteren
of, sterker nog, tot je willen laten overtuigen. Die openheid proef ik
bij DENK op dit punt. Tegelijkertijd zei de heer Ergin aan het begin van
de behandeling van het amendement wel: eigenlijk vinden wij dat we niet
om de zoveel jaar een stelseldiscussie zouden moeten voeren. Dat ben ik
ook met hem eens, want het is heel ingrijpend om alles nu weer op z'n
kop te gooien, zeker als er al tien jaar lang over gesproken is. Maar ik
proef niet echt dat dit een principe is voor DENK. Het is kennelijk niet
voldoende om nu al te kunnen zeggen: alleen al daarom vinden wij dit
amendement op dit moment gewoon niet passend en gaan we het niet
steunen. Ik proef wel degelijk toch een heel welwillende houding, met
wel wat vragen. Het is kennelijk niet zo dat het feit dat dit amendement
door allerlei adviesorganen echt als ingrijpend wordt gezien, voor u al
reden genoeg is om te zeggen dat u het niet gaat steunen.
De heer Ergin (DENK):
Ik probeer alle perspectieven mee te wegen in het pensioendebat. Een
advies van de Raad van State weeg je mee. Een advies van de sociale
partners weeg je mee. Maar onder aan de streep doe je het voor de mensen
thuis; dat is waarom we iedere dag opstaan en naar de Kamer komen. Je
doet het voor de mensen die jou hun vertrouwen hebben gegeven of voor de
mensen voor wie je volgens de Grondwet ook in het algemeen belang zou
moeten opkomen. Uiteindelijk is dat voor ons heel belangrijk. Wij staan
welwillend tegenover voorstellen die de positie van gepensioneerden
verbeteren. Wij staan welwillend tegenover voorstellen die ervoor zorgen
dat mensen onder aan de streep meer zekerheid hebben. Maar de vraag is —
dat maakt het stelseldebat heel ingewikkeld, ook voor ons — als volgt.
Je bent al een weg ingevaren. Er is al een station gepasseerd maar toch
moet je weer de discussie gaan voeren over hoe het vroeger ging. Dat is
gewoon niet meer het geval. Dat maakt het ingewikkeld. Dat neemt niet
weg dat wij alle perspectieven in dit debat mee zullen wegen in het
uiteindelijke oordeel van de fractie.
De heer Flach (SGP):
Afrondend. Ik bedoel het nog ietsje principiëler. Los van hoe je
aankijkt tegen de Wtp en tegen dit amendement, is een van de problemen
waardoor mensen geen vertrouwen hebben in de politiek het punt dat er
geen consistentie is. Dat hebben we gezien rondom zonnepanelen. Overal
waar ik kom in het land, gaat het daarover: de overheid is niet
betrouwbaar, de ene keer zeggen ze dit en even later ben ik mijn
investering kwijt. Consistentie en langjarige zekerheid zijn ook wat
waard. Dit amendement zet het hele stelsel, dat tot stand is gekomen na
heel veel vijven en zessen — ik heb het zelf letterlijk zo genoemd —
weer op z'n kop. Hoe zwaar weegt het voor de afweging van DENK dat het
afbreuk gaat doen aan het vertrouwen?
De heer Ergin (DENK):
Natuurlijk kijk je naar wat het voorstel doet met het vertrouwen. Aan de
andere kant is het ook zo dat welke positie je ook kiest in dit debat,
je een groep mensen zult hebben die uiteindelijk zeggen dat ze het
allemaal niet meer vertrouwen, zeker als het gaat om dit amendement. Dus
weegt dit mee? Natuurlijk weegt het mee. Natuurlijk weeg je het mee,
maar onder aan de streep kijk je uiteindelijk wel naar wat goed is voor
de mensen thuis in brede zin. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de keuzes
die we maken, over tien jaar door onze opvolgers niet worden gezien als
een verkeerd besluit van de Tweede Kamer? Daar kijken we naar. Die
weging gaan we uiteindelijk maken.
De heer Vermeer (BBB):
Ik wil de heer Ergin bedanken voor de bespiegelingen die zij als fractie
gehad hebben en nog steeds hebben over wat hier voorligt. Ik denk dat
het heel goed is om aan Nederlanders duidelijk te maken welke
overwegingen je maakt in de politiek. Ik ben het met de heer Ergin eens
dat we niet elke keer over stelselwijzigingen moeten praten, maar wij
hebben natuurlijk zelf ook onze afwegingen gemaakt voordat we onze naam
eronder hebben gezet en er verder aan mee gingen werken. Is de heer
Ergin het wel met me eens dat de Raad van State feitelijk geen
juridische belemmeringen opwerpt met betrekking tot dit amendement en
dat ook het stelsel voor nieuwe opbouw van pensioenen helemaal niet
verandert? Daar blijven we dus ook vanaf. Is hij het er ook mee eens dat
die hele rapportage over het hoorrecht duidelijk gemaakt heeft dat
inspraak van mensen ook, laten we het maar even zo noemen, zwaar
onvoldoende is geweest tot nu toe?
De heer Ergin (DENK):
Over dat laatste onderdeel: als maar 2% van de gepensioneerden überhaupt
weet dat er hoorrecht is, is dat natuurlijk een schrikbarend laag
percentage. Dat moet veel beter en volgens mij heeft de minister in zijn
brief ook aangekondigd dat hij daar met voorstellen over gaat komen. Ik
zou niet weten hoe, maar dat het percentage omhoog moet, daarover zijn
we het denk ik eens.
Tegelijkertijd refereert u aan een specifiek onderdeel in het advies van
de Raad van State. Ik begrijp waarom de Raad van State dat op die manier
heeft genoteerd. Maar ik kijk ook wel naar de conclusie die de Raad van
State heeft getrokken, en die conclusie is spijkerhard. Nogmaals: een
advies is een advies. Uiteindelijk maak je de politieke afweging op
basis van de afweging van belangen die je als partij belangrijk vindt.
Dat zullen we doen. Dat gaan we zeker doen. Maar je weegt het mee en
uiteindelijk kijk je naar wat goed is voor de mensen thuis en dat zullen
we zeker ook bij dit amendement doen.
De voorzitter:
Ik schors tot 16.15 uur. Dan gaan we luisteren naar de minister.
De vergadering wordt van 15.52 uur tot 16.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen. Het woord is aan de minister.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Bij dit soort debatten heb je toch de hoop dat
er een luisterend oor is in de Kamer.
De voorzitter:
U bent gewend om menigten toe te spreken, dus deze kunt u ook aan. Het
stroomt vol.
Minister Van Hijum:
Voorzitter, dank. Ik zal dan toch maar beginnen. Ik had eigenlijk willen
beginnen met een felicitatie van mevrouw Haage met haar maidenspeech,
maar ze is er niet. Ik had de heer Flach willen feliciteren met zijn
verjaardag, maar die is er ook niet. O, hij is er toch.
Maar laat ik beginnen met de Kamer dank te zeggen voor de inbreng in de
eerste termijn en voor het stevige maar zeker ook inhoudelijke debat
over een belangrijk onderwerp. Een aantal van u heeft er al naar
verwezen: op 22 december 2022 is de Wet toekomst pensioenen hier in de
Tweede Kamer aangenomen. Op 30 mei 2023 stemde ook de Eerste Kamer voor.
De wet trad op 1 juli 2023 in werking. Aan de wet ging een jarenlange en
intensieve discussie in de samenleving en in de politiek vooraf.
Sindsdien voeren sociale partners en pensioenfondsen de wet uit. Op 1
januari 2025 moesten alle transitieplannen zijn afgerond. Dat is voor
het overgrote deel, 95% à 98%, gelukt. De fondsen werken op dit moment
hun implementatieplannen uit. Inmiddels zijn 3 fondsen overgegaan naar
het nieuwe systeem en de verwachting is dat in ieder geval per 1 januari
2026 ongeveer 40 fondsen zullen overstappen.
Kortom, de pensioenfondsen zitten midden in de verbouwing en het
wetsvoorstel dat we vandaag bespreken beoogt hun iets meer tijd en
flexibiliteit te geven om het huis op tijd klaar te krijgen. Het
verlengt de uiterste datum voor de transitie naar 1 januari 2028, het
verplaatst de data rondom de implementatie naar een AMvB en het geeft de
implementatie iets meer lucht door de deadline voor de implementatie
iets dynamischer te maken, namelijk twaalf maanden voor de
transitiedatum in plaats van per 1 juli 2025.
Voorzitter. Ik zal zo dadelijk ingaan op een aantal concrete vragen die
over het wetsvoorstel zijn gesteld, maar ik zou eigenlijk eerst een
aantal punten willen aanstippen die het debat domineren. Dat betreft
namelijk het amendement van mevrouw Joseph, de weg vooruit en een aantal
andere onderwerpen.
Zoals ik net heb gezegd zijn de eerste drie fondsen inmiddels
overgestapt aan het nieuwe systeem. We constateren dat dat is gebeurd
met draagvlak en tevredenheid van de deelnemers. Tegelijkertijd zie ik
ook, en dat blijkt ook uit het debat dat hier vandaag in de Kamer wordt
gevoerd, dat er mensen, organisaties en wetenschappers zijn die
fundamentele kritiek blijven uiten op de Wet toekomst pensioenen. Ook
hier in de Kamer is sprake van gemengde gevoelens over de wet, zo blijkt
uit de inbrengen. Ik kan het amendement van mevrouw Joseph, hoewel dit
zich primair richt op het invaren, niet geheel los zien van die zorgen.
Dat zeg ik ook als ik kijk naar de reacties die het amendement losmaakt
in de samenleving.
U heeft zelf gehad over een kennelijk e-mailbombardement dat er
plaatsvindt, maar ik merk het ook in mijn eigen inbox. Het zijn soms
heftige reacties, weer op mijn reactie op het amendement. Ik begrijp
dat, want het gaat over nogal iets. Het gaat over de bestaanszekerheid
van mensen. Ons pensioenstelsel is een belangrijke pijler van onze
sociale zekerheid, als aanvulling op de AOW. Ik sta daar ook voor. Aan
de ene kant betalen mensen premie en willen zij iets te zeggen hebben
over de keuzes die hun inleg en zekerheden raken. Maar aan de andere
kant zijn onze pensioenen collectief. We delen risico's met elkaar en de
keuze van de een heeft gevolgen voor de ander.
Voorzitter. In dit debat mag u van mij als minister namens het kabinet
een heldere positie verlangen. En ik zal heel eerlijk zeggen dat ik best
wel geworsteld heb met de vraag hoe ik dit debat zou aanvliegen. Ik ben
mij er vanaf het begin zeer van bewust dat ik als minister een
bijzondere verantwoordelijkheid draag voor het stelsel en voor het
vertrouwen van mensen in dat stelsel. Een aantal van u heeft gezegd dat
ik hier sta voor het algemeen belang. Nederland heeft het beste
pensioenstelsel ter wereld, en dat moet zo blijven. Ik hou het doel van
de Wet toekomst pensioenen dan ook voor ogen: een solide en solidair
stelsel dat deelnemers een koopkrachtig pensioen moet bieden, waarin het
voor individuele deelnemers duidelijk is hoe risico en rendement
doorwerken in hun uitkering.
Bij voorstellen om die wet te verbeteren zijn naast die doelen ook
bestuurlijke betrouwbaarheid, kwaliteit van wetgeving en een
voorspelbaarheid voor de uitvoering van groot belang. Daarom heb ik bij
dit amendement, dat verstrekkende consequenties heeft, reacties
uitgevraagd bij alle partijen: de Raad van State, sociale partners,
pensioenfondsen, verzekeraars, toezichthouders, DNB, AFM en de Raad voor
de rechtspraak. De brief die ik u als Kamer heb gestuurd geeft inzicht
in de zorgen van die partijen. Die zet alle gevolgen voor de uitvoering
op een rij. Ik werp echt de suggestie dat ik daarbij iets heb
achtergehouden of niet heb genoemd, verre van me. Ik heb niks afgezwakt
en niks weggelaten. Dit is een eerlijk en feitelijk beeld van wat in
mijn beleving de consequenties zijn van het amendement.
Maar ik heb eigenlijk vanaf het begin van mijn aantreden ook aangegeven
dat ik opensta voor zorgen en kritiek. Dat kan ook niet zonder betekenis
blijven. Daarom heb ik ook gesprekken gevoerd met ouderenorganisaties,
jongerenorganisaties en criticasters van de Wtp. Ik heb ook hun gevraagd
naar hun visie op het amendement. Hoe komt het dat er nog zo veel zorgen
zijn over de Wtp en zijn die zorgen terecht? Wat kunnen we eraan doen om
het draagvlak voor het pensioenstelsel en de transitie te verbreden?
Ondanks dat ik de kritiek van de sociale partners en de pensioensector
begrijp en ook in belangrijke mate onderschrijf, zeg ik wel eerlijk dat
ik de ontvankelijkheid in hun reacties soms ook wel een beetje heb
gemist. Dat is misschien soms ook wel het geval bij sommige partijen
hier. Het is helaas een sterk gepolariseerd debat geworden.
Mijn inzet vandaag is om niet alleen te discussiëren over de praktische
juridische en financiële gevolgen van het amendement. Ik wil ook
discussiëren over de zorgen en bezwaren die eronder liggen en over de
vraag of je die zorgen misschien ook op een andere manier zou kunnen
ondervangen dan via dit amendement. Hopelijk kunnen we in dit debat tot
elkaar komen. Het sprak mij aan wat de heren Ergin en Flach zeiden over
luisteren. Het is te hopen dat debatten soms ook leiden tot toenadering.
Daarom is het mijn voornemen om het eindoordeel over dit amendement en
alle andere amendementen en moties pas in tweede termijn te geven en het
debat nu vooral echt op de inhoud te richten.
Tegelijkertijd hoor ik wat u zegt. Het is op geen enkele manier de
bedoeling geweest om een misverstand te laten bestaan in de brief die ik
heb gestuurd over hoe we de gevolgen van het amendement taxeren. Ik heb
duidelijk gezegd dat ik de verwachte voordelen niet vind opwegen tegen
de nadelen. Ik heb daar geen woordenspelletje van willen maken. Als je
het bestuurlijk duidt — waar ga je naartoe? — dan zal ik het moeten
ontraden als het in de huidige vorm in stand blijft. Maar ik wil heel
graag eerst met elkaar de discussie voeren over de vraag wat hier nou
onder zit en of we in deze Kamer misschien nog iets kunnen bedenken
waardoor aan die zorg tegemoet wordt gekomen. Die ruimte moeten we
elkaar ook een beetje gunnen.
Laat ik me om te beginnen richten op de inhoud van die zorgen en
vaststellen waar het amendement níet over gaat. Dat heeft mevrouw Joseph
ook aangegeven in haar termijn. Het amendement gaat niet over de
overstap naar een nieuw stelsel, waarin je pensioenopbouw meer
persoonlijk wordt, waarin transparanter wordt hoe jouw premie-inleg
rendeert en waarin de zogeheten "doorsneepremie" wordt afgeschaft. Voor
iedereen wordt voortaan een gelijk premiepercentage gehanteerd, maar de
indirecte subsidie van jongeren naar ouderen verdwijnt. Dit levert voor
mensen vanaf 40, 45 jaar een compensatieprobleem op. Zij hebben
verhoudingsgewijs te weinig opgebouwd. Dit wordt door de nieuwe
premie-opbouw in de tweede fase niet goedgemaakt. Daarvoor moet
compensatie worden geregeld. Ook daarover is volgens mij iedereen het
wel eens, als ik het zo beluister. Maar over die fundamenten en die
transitie naar het nieuwe stelsel gaat het amendement niet. We hebben
het "slechts" — tussen aanhalingstekens, want het is geen klein ding —
over het verplichte invaren, ofwel: worden bestaande opgebouwde rechten
overgeheveld naar nieuwe, persoonlijke pensioenvermogens of blijven die
rechten achter in het bestaande systeem?
Het invaren van bestaande rechten is het uitgangspunt in de Wtp. Onder
anderen de heer Ceder verwees daarnaar. Maar fondsen kunnen er onder
bepaalde voorwaarden en omstandigheden ook van afzien. Sommige fondsen
doen dat ook. Het gebeurt in de praktijk dat er niet wordt ingevaren.
Wat gebeurt er dan? De oude rechten worden dan afgezonderd van de nieuwe
rechten en er ontstaan gescheiden vermogens met eigen spelregels. Voor
gepensioneerden betekent niet invaren dat zij hun pensioen blijven
ontvangen op basis van het bestaande systeem, een uitkeringsregeling
waarvoor de strenge buffereisen van het financieel toetsingskader, het
ftk, gelden. Voor werkenden betekent het dat zij hun nieuwe rechten
opbouwen in het nieuwe stelsel en dat hun opgebouwde rechten blijven
staan in het oude systeem. Maar ik zeg toch maar met nadruk dat de keuze
voor niet invaren niet betekent dat alles bij het oude blijft. Je maakt
de overstap naar het nieuwe stelsel, maar je krijgt vanaf dat moment
eigenlijk twee stelsels naast elkaar.
Na een uitgebreid debat hier in het parlement is van invaren de default
gemaakt. Ik hecht er wel aan om te benadrukken dat daarbij geen sprake
is van het afpakken van rechten of wat dan ook. Er is een bewuste keuze
gemaakt om van invaren de default te maken, omdat de verwachting is dat
mensen hierdoor eerder kunnen profiteren van een hoger pensioen. Dat
komt doordat fondsen in het nieuwe systeem geen hoge buffers meer hoeven
aan te houden, het pensioenvermogen niet wordt opgedeeld en deelnemers
eerder kunnen profiteren van behaalde rendementen.
Het besluit tot invaren is een verantwoordelijkheid van sociale
partners. Zij moeten in het transitieplan afwegen of de uitkomst voor
alle groepen evenwichtig is. Maar als belanghebbenden onevenredig nadeel
ondervinden, kan invaren achterwege blijven. Dat moet dan wel
gemotiveerd worden. Die afweging moet door sociale partners zorgvuldig
worden gemaakt. Die afweging moet ook transparant zijn en inzicht geven
in de uitkomsten voor verschillende groepen en in de
verdelingseffecten.
Rondom die evenwichtige afweging zijn in de wet veel stappen en zware
toetsen ingebouwd. Zo kon het hoorrecht voor verenigingen van gewezen
deelnemers en gepensioneerden worden ingezet om geluid op te halen. Bij
het aanvaarden van de opdracht toetsen pensioenuitvoerders de
evenwichtigheid en de uitvoerbaarheid van de afspraken. Het
invaarverzoek moet daarbij expliciet worden getoetst. Het
verantwoordingsorgaan waarin alle groepen zijn vertegenwoordigd, heeft
vervolgens adviesrecht. Het plan wordt getoetst door de AFM en DNB.
Mochten mensen desondanks vinden dat ze onevenredig nadeel ondervinden,
dan staat hiervoor een klachten- en geschillenprocedure open. In het
uiterste geval, waar mevrouw Joseph ook naar verwees, kunnen mensen
natuurlijk ook nog naar de rechter stappen.
De voorzitter:
Meneer Vijlbrief, ik heb het idee dat de minister in een redenatie zit
en ergens naartoe wil.
Minister Van Hijum:
Het helpt mij wel als ik even mijn inleiding kan afronden. Nou moet ik
wel zeggen dat die nog niet helemaal klaar is. Bij de behandeling van de
Wtp is uitgebreid gediscussieerd over het schrappen van het individueel
bezwaarrecht en het referendum bij invaren. Uiteindelijk is daar door de
wetgever gemotiveerd van afgezien. Het amendement beoogt dit alsnog te
regelen, bijna twee jaar na de inwerkingtreding van de wet en midden in
het transitieproces. Dat heeft ingrijpende gevolgen en die heb ik in de
brief geschetst. Ik vind dit nadrukkelijk geen kleine wijziging. Ik
onderschrijf de conclusie van DNB dat een evenwichtige belangenafweging
en een beheerste transitie door het amendement lastig gaat worden. DNB
zegt zelfs dat dit potentieel onmogelijk is. Er zal vertraging van ten
minste twee jaar optreden doordat fondsen de alternatieven voor mensen
zorgvuldig in beeld moeten brengen, keuzebegeleiding moeten inrichten en
de uitvoering van mogelijke opt-outs moeten faciliteren. En daarvoor
zijn flinke aanpassingen nodig in de transitie- en implementatieplannen.
En daarin moet je dan tevens bezien hoe de compensatie voor het
afschaffen van de doorsneesystematiek evenwichtig kan plaatsvinden als
een deel van de mensen niet invaart, hoe het verder moet met het
gesloten fonds, waarin deelnemers achterblijven onder het ftk, hoe het
verder moet met de nieuwe opbouw als het oude kapitaal geheel of
gedeeltelijk achterblijft en niet kan worden benut voor het vullen van
de solidariteitsreserve en risicodeling, en wat het beoogde
pensioenperspectief en de -ambitie is.
Juridisch is het onduidelijk hoe het referendum zich verhoudt tot de
formele rol en de verantwoordelijkheid van sociale partners. DNB en AFM
constateren dat het amendement onvoldoende is uitgewerkt en heel veel
nieuwe vragen oproept. Er liggen nieuwe verdelingsdiscussies en
juridische geschillen op de loer doordat heldere, toetsbare normen
ontbreken. Ook kan het amendement invloed hebben op de
overheidsfinanciën. Indien compensatie gevonden moet worden in de
pensioenpremies gaat het op korte termijn ten koste van het
begrotingssaldo. Ook het niet halen van de mijlpalen van het herstel- en
veerkrachtplan kan financiële gevolgen hebben. Meer principieel — een
aantal van u heeft daar ook op gewezen — is de vraag of een individueel
bezwaarrecht of referendum goed past bij de aard van de transitie waar
verdelingsvragen aan de orde zijn en evenwichtigheid voor het collectief
en niet primair de uitkomst voor het individu het toetsingscriterium is.
Onze aanspraken op een goed pensioen zijn en blijven onderdeel van een
collectief waarin risico's worden gedeeld en rendementen afhangen van
voor- en tegenspoed. Het is niet "mijn", maar "ons" geld.
Bij de transitie is hoe dan ook sprake van herverdelingseffecten vanwege
de compensatie van de doorsneesystematiek en de overstap naar de nieuwe
opbouw. Dat maakt de transitie wezenlijk anders dan een reguliere
waardeoverdracht. Een evenwichtige transitie voor alle generaties vraagt
om zorgvuldigheid en duidelijke spelregels bij verdelingsvragen, zoals
rond de afschaffing van de doorsneesystematiek. Daar komt bij dat de
optelsom van individuele keuzes bepaalt of het alternatief, wel invaren,
meer of minder gunstig is. De heer Ceder wijst erop dat het eigenlijk
ondoenlijk is om mensen goed te informeren over de gevolgen van hun
keuze en of het alternatief aantrekkelijker is of niet. De AFM zegt dit
ook.
Voorzitter. Ik kom aan het eind van mijn inleiding en zou echt een
beroep aan de indieners willen doen om ook open te staan voor het
alternatief dat in de brief wordt geschetst. De zorgen en het
aandachtspunt die zij uitspreken — tot dat punt kon ik het betoog van
mevrouw Joseph heel goed volgen: mensen goed meenemen — deel ik
volledig. Ik stel voor om pensioenfondsen scherper te verplichten om
nader te onderbouwen waarom invaren evenwichtig is en waarom er geen
sprake is van onevenredig nadeel voor verschillende leeftijdscohorten,
zoals jongeren, gepensioneerden, middengroepen van 40 tot 50 jaar. Het
betekent dat zij ook nader zouden moeten duiden wat niet invaren voor
deze groepen zou betekenen. De nadere onderbouwing van de
evenwichtigheid van het invaarbesluit kan wat mij betreft plaatsvinden
in de opdrachtaanvaarding. De conclusie zou in dat geval ook zijn dat
als pensioenfondsen echt constateren dat het niet evenwichtig is, zij
die opdracht niet zullen aanvaarden. Die onderbouwing zou publiek moeten
worden gemaakt en onderdeel moeten worden van een verantwoording
richting deelnemers en het verantwoordingsorgaan. Deelnemers worden zo
beter meegenomen in keuzes, afwegingen en dilemma's. De discussie
hierover wordt binnen het fonds dan explicieter gevoerd.
De voorzitter:
Ik doe ook in deze termijn weer acht interrupties. De heer
Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
De minister deed me denken aan de heer Van der Lee, die ooit het
enquêterapport over Groningen in Groningen presenteerde en dat op een
dermate rustige toon deed dat iedereen dacht "nou, het valt wel mee".
Als je er goed naar luisterde, was het een betoog van verschrikking over
al die jaren. Daar deed me dit ook aan denken. De minister zegt: Ik heb
de bezwaren op papier gezet in de brief. Hij zei overigens net in een
bijzin — die ga ik hier nu toch een keer heel hard herhalen — "Het
amendement in deze vorm moet ik ontraden". Hij bedoelt te zeggen, zo
interpreteer ik het dan maar: als deze discussie niet tot iets anders
leidt, ga ik het amendement ontraden. Dat kon ook bijna niet anders, als
je al die ernstige bezwaren leest. Ik haal voor mijzelf even het
belangrijkste bezwaar eruit; ik probeer nu toch naar de kern van het
inhoudelijke debat te komen.
De minister zegt in zijn brief: "Al met al concludeer ik dat het
waarborgen van de evenwichtigheid van de pensioentransitie zeer complex
zal zijn met het amendement. Dit vergroot het risico voor
pensioendeelnemers op onevenwichtige uitkomsten." Volgens mij is dat
toch de kern. De minister heeft veel meer bezwaren — ik heb hier tien
bezwaren op mijn briefje staan — maar dit is volgens mij de kern van de
zaak. Dat is de reden dat het afwijken van het invaren door een
pensioenfonds zelf — wat de pensioenfondsen nu al kunnen doen — iets
anders is dan het individueel bezwaarrecht toekennen. Ziet de minister
dat ook zo?
Minister Van Hijum:
De essentie is eigenlijk dat de transitie een collectieve opgave met
verdeelaspecten is, waarin uiteindelijk de evenwichtigheid gewaarborgd
moet zijn. Op het moment dat er bij bepaalde groepen zorgen zijn dat die
waarborg er niet is, of dat men zich benadeeld voelt, is het de vraag of
je het antwoord daarop moet geven in individuele mechanismen, in
individuele bezwaren, of dat je moet zeggen: ik vind dat niet alleen
sociale partners, maar ook pensioenfondsen veel meer aan de voorkant
moeten aantonen wat de evenwichtigheid van hun afweging is. Dat moeten
ze op grond van de wet nu ook al doen. Maar zij zouden echt scherp
moeten aangeven hoe ze onevenredig nadeel willen voorkomen, en ook of
dat gerechtvaardigd is met de keuze die ze maken. We zouden in de
discussie misschien best nog iets kunnen winnen door dat explicieter te
maken, door mensen erover te informeren of het rationeel is wat het
pensioenfonds doet met het invaren, of dat er misschien argumenten zijn
vanuit bepaalde groepen om dat ter discussie te stellen. Als je op die
manier mensen meeneemt in je afweging, zou dat misschien ook tot een
groter draagvlak voor de beweging als geheel kunnen leiden.
De heer Vijlbrief (D66):
Dan toch even terug naar wat er nu ligt. Dit is een alternatief. We
kunnen altijd denken over alternatieven. Ik begrijp de redenering. Maar
de redenering van de minister is: als je dat op de individuele manier
doet, zoals nu wordt voorgesteld in het amendement, kom ik tot een
aantal bezwaren en tot het oordeel om het amendement in deze vorm te
ontraden. Dan klopt dus de conclusie die ik daarstraks trok dat dit
amendement gewoon geen draagvlak bij het kabinet heeft. En dan ontraadt
de minister het amendement. Ik vind het fijn dat we erover praten, maar
we moeten wel aan het eind van deze middag of de komende avond een
heldere politieke conclusie kunnen trekken.
Minister Van Hijum:
Nogmaals, ik probeer wel te zoeken naar een oplossing, want ik
constateer ook dat een substantieel deel van de Kamer deze mening is
toegedaan. Ik was hiervoor werkzaam bij de provincie. Ook daar probeer
je vanuit collegiaal bestuur en in discussies met de Staten een zo breed
mogelijk draagvlak voor voorstellen te hebben en te houden. Ik
constateer dat er ook in de samenleving best een hoop discussie is en
dat er zorgen en twijfels zijn of de weg die we zijn ingeslagen wel goed
is, maar dat men in ieder geval hoop en verwachting ontleent aan dit
amendement.
Ik probeer oprecht te begrijpen wat hieronder zit. Wat kunnen we met
elkaar bedenken om die zorg weg te nemen en het draagvlak voor de
transitie te vergroten? Ik constateer inderdaad dat dit amendement
veronderstelde voordelen heeft, maar ook heel grote nadelen, in termen
van de vertraging die het oplevert voor de transitie, door juridische
complicaties en financiële onzekerheden. Daarvan is ook in het kabinet
gezegd: dat is wel heel fors. Daarom de kwalificatie: niet gewenst. En
daarom ook het gesprek hier in de Kamer over hoe we dit oplossen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik vond het heel goed dat de minister aangaf dat het goed is om ook te
kijken hoe er meer vertrouwen gewekt kan worden. De minister doet een
aantal voorstellen waarvoor ik open sta. Er zou steviger en
transparanter moeten worden aangetoond dat er sprake is van een
evenredige keus als het gaat om het invaren. Maar dat staat wel haaks op
het amendement dat voorligt. De minister deed het net weer: hij komt met
een appreciatie van twintig pagina's met volgens mij louter negatieve
effecten. Desondanks presenteert de minister het hier toch als volgt:
het amendement kent voordelen, maar ook nadelen, en we horen de Kamer.
Dat doet volgens mij geen recht aan de appreciatie, maar het doet ook
geen recht aan dit debat. De minister zegt tussen neus en lippen door:
als het zo blijft, dan wil ik het graag ontraden. Maar ik denk dat het
belangrijk is voor de kijkers, nu het debat nog wel even duurt, om toch
ook wel een heldere kabinetspositie te hebben. En ja, we gaan het hebben
over verbeteringen. Daar ben ik het dus helemaal mee eens, maar het is
gebruikelijk hier in dit huis dat het kabinet apprecieert en daar zijn
maar een aantal smaken voor. Dus ik wil graag klip-en-klaar weten, ook
op grond van twintig pagina's, … Nogmaals, ik heb een appreciatie gezien
van één alinea. De minister heeft er twintig pagina's voor nodig en ik
lees weinig positiefs daarin. Kan de minister ook vanuit zijn
verantwoordelijkheid aangeven dat het amendement in de huidige vorm
klip-en-klaar ontraden wordt?
Minister Van Hijum:
Ik heb niet voor niks gezegd: als het in deze vorm blijft bestaan, zal
ik in tweede termijn tot geen ander oordeel dan ontraden kunnen komen.
Maar we zitten nu in de eerste termijn van het debat en in die termijn
wil ik het graag hebben over de inhoud van de zorgen en over wat we gaan
doen om deze transitie tot een goed einde te brengen. Maar ik doe dat in
de wetenschap dat er ook heel veel discussie over is. Ik heb de heer
Ceder hetzelfde horen zeggen.
Daar zitten natuurlijk oprechte zorgen en dilemma's achter. Zo zijn er
best redeneringen denkbaar waarom je mensen op z'n minst beter zou
kunnen en moeten meenemen in de afwegingen die worden gemaakt, in de
zorgen die ze hebben over het invaren en in het beeld dat er ontstaat.
Dat beeld is: "Ik had een vaste uitkering en ik ga straks naar een
variabele uitkering. Ik word er veel slechter van. Er wordt over mijn
belangen heen gewalst." Als dat het gevoel is dat er voor een deel
ontstaat, dan vind ik dat wij — ik als bestuurder, wij als wetgever, en
naar ik hoop de pensioensector als uitvoerder — ons gaan afvragen hoe
dat komt. Doen wij wel genoeg om die zorgen weg te nemen?
Daar ben ik oprecht naar op zoek. Ik zeg niet dat ik de toverformule
daarvoor heb gevonden, maar het zit voor mijn gevoel wel op die hele
belangrijke afweging rond het invaren. Omdat wij allemaal denken dat dat
de beste uitgangssituatie is, zit het nu toch een beetje impliciet als
default in de wet. In alle gevallen leidt het tot een vertaling door
pensioenfondsen. Maar je kunt best vragen, ook aan de pensioenfondsen,
om dat nog een keer expliciet te wegen. Kijk nou eens expliciet hoe dat
invaren uitpakt voor gepensioneerden, veertig- en vijftigjaren en
jongeren. Vind je dat evenwichtig? Vind je dat niet evenwichtig? En neem
mensen ook mee in die afweging.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Hij had het al eerder gezegd, maar ik ben blij dat de minister het nu in
nog steviger woorden zegt: op een bepaald moment is het of gaat ie het
ontraden, maar het is ontraden als het gaat om individueel bezwaarrecht.
Hij wil wel nog nadenken over hoe pensioenfondsen meer gehoor kunnen
geven aan de geluiden die leven in de samenleving. Ik denk ook dat het
belangrijk is dat dit signaal vanuit het kabinet naar degenen die kijken
en zich zorgen maken over hun pensioen, duidelijk is. Niet alleen de
Raad van State en niet alleen DNB, maar bijna een meerderheid van de
partijen vindt dat. Maar ook het kabinet-Schoof vindt dat ten aanzien
van het amendement-Joseph. Ik vind het belangrijk om dat te
markeren.
Maar de minister heeft een punt als hij het erover heeft dat er onrust
is in de samenleving. Maar mijn punt, en ik wil vragen of de minister
dat beaamt, is dat die onrust juist vanuit de Kamer mede wordt
aangejaagd. Wij hebben net een debat gehad over mevrouw Joseph, die zegt
dat het een kleine wijziging is. De minister zegt erbij dat het een
grote wijziging is. Maar zij doet hier een voorstelling van zaken die
gewoon niet klopt. Er wordt hier gezegd door de andere coalitiepartijen,
zeg ik via de voorzitter, dat het om een individueel recht gaat, terwijl
de minister net zelf zegt dat er ook een collectief aspect aan zit. Dus
dat is ook een vertekend beeld van de realiteit. En dat wordt hier in de
Kamer uitgesproken! Er wordt gesproken over een casinopensioen, terwijl
de risico's ook in het oude stelsel zitten.
Wat ik bij de minister — ik hoop dat hij dat nu klip-en-klaar wil doen —
mis, is ook een deel van de bronoorzaak van die onrust, van die mist,
benoemen. Dat is dat we in de Kamer hier ook Kamerleden hebben, twee
jaar geleden maar ook nu, die mist optrekken en niet de volledige
waarheid vertellen. En dat leidt mede tot onrust. Mijn vraag is of de
minister dat kan beamen?
De voorzitter:
De minister is hier om beoordeeld te worden. Wij zijn niet zo
geïnteresseerd in wat hij van diverse Kamerleden vindt. Ik vind het
staatsrechtelijk onjuist.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit gaat niet om het beoordelen van de Kamer. Mijn vraag is: klopt het
dat de conclusie van de minister is dat er veel onrust is? Die onrust
beaam ik, maar is een van bronoorzaken daarvan mede gelegen in de wijze
waarop dit debat gevoerd wordt?
Minister Van Hijum:
Ik denk dat ik wel begrijp wat de heer Ceder bedoelt. Maar als hier
bijna de helft van de Kamer en toch ook een flink aantal
maatschappelijke organisaties en andere mensen zich zorgen maken over
hoe het nu gaat en dat ook in een voorstel neerleggen, dan vind ik dat
ik mij daar inhoudelijk toe heb te verstaan. Dat in de eerste plaats. Ik
begrijp een deel van die zorgen. Nogmaals, ik heb zelf ook met die
mensen gesproken. Ik vind het mijn rol en mijn verantwoordelijkheid om
een eigenstandig oordeel te vellen over wat ik zie. Daar heb ik ook in
geïnvesteerd. Ik ben daarmee begonnen door te zeggen dat ik mij zeer
bewust ben van de rol die ik zelf in dit stelsel heb en van de rol die
wij als kabinet in dit stelsel hebben. Maar ik wil ook recht doen aan de
discussie die hier wordt gevoerd. Ik wil kijken of ik daar dingen uit
kan destilleren die misschien wél het draagvlak versterken.
Onder anderen mevrouw Van Dijk heeft het al gezegd: het hoorrecht is
eerlijk gezegd niet in alle opzichten even goed verlopen. De betekenis
die het had kunnen hebben, heeft het misschien niet in alle opzichten
gehad. Ik ben het ermee eens dat dat voor een deel te maken kan hebben
met verwachtingen die daaromtrent gecreëerd zijn. Tegelijkertijd is de
opgave echt om mensen te betrekken bij deze hele grote transitie en de
grote, ingewikkelde afwegingen die daarbij aan de orde zijn. Dat is niet
opgehouden toen de wet in werking trad; dat is de opgave die we ook nu
nog dag in, dag uit hebben. Dat is ook wat ik hier probeer te doen. Ik
denk nog steeds dat het in misschien wel de meeste gevallen heel
rationeel kan zijn om in te varen, met het oog op het
pensioenperspectief van alle deelnemers. Fondsen moeten dat allemaal
afzonderlijk beoordelen. Maar wat is er mis mee om dat nog eens
expliciet met elkaar door te nemen en te kijken of de fondsen dat aan
hun eigen deelnemers en hun eigen kringen kunnen uitleggen? Dat zou ik
best willen meenemen van de discussie uit deze Kamer.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Daar ben ik het mee eens. Ik denk dat er, als er voorstellen komen …
Misschien zal ik zelf ook met een aantal voortellen komen om de
transparantie, de duidelijkheid, de communicatie en misschien ook de
zwaarwegendheid voorafgaand aan het besluit om in te varen, te
verzwaren. Daar sta ik voor open en een meerderheid van de Kamer ook,
schat ik zo in.
Ik vroeg naar de oorzaak van die onrust, omdat sommige
pensioenfondsbestuurders, Kamerleden, leden van de Raad van State,
mensen die bij DNB werken en mensen die bij uw eigen ministerie werken,
verdacht worden gemaakt. Die worden verdacht gemaakt, mede door wat hier
in de Kamer gebeurt. Er wordt gedacht dat wat wij hier uitspreken, een
aantal jaar geleden, maar ook nu, ertoe leidt dat mensen hun pensioenen
worden afgepakt. Dat vind ik kwalijk. Daarom verwacht ik van de minister
dat hij, als hoeder van het stelsel, al die partijen — ik heb het niet
in de laatste plaats over mezelf en over andere Kamerleden, maar ook
over uw eigen ambtenaren, de AFM en de instituties — in bescherming
neemt. Daarom is het belangrijk om aan te stippen dat een deel van de
discussie hier een vertekend beeld geeft van de werkelijkheid over wat
er nou daadwerkelijk is besloten en wat er nu voorligt.
Minister Van Hijum:
Van dat soort suggesties neem ik inderdaad afstand. Ik heb volgens mij
net ook al gezegd dat er geen sprake is van het afpakken van pensioenen.
We hebben met elkaar het beste pensioenstelsel van de wereld; dat is
onlangs weer door Mercer, volgens mij, naar buiten gebracht. Dat doen
zij eens in de zoveel tijd. Dat willen we zo houden. Ik kan niet heen om
de discussie die er al is gevoerd over de Wtp. Ik sta overigens ook voor
de integriteit van de ambtenaren. Laat ik dat ook maar hardop zeggen. Er
wordt af en toe een beeld gecreëerd alsof ik klem zou zitten tussen het
een of het ander. U kunt ervan verzekerd zijn dat ik een eigenstandig
oordeel heb gevormd over wat er hier voorligt. Daarbij ben ik door
ambtenaren op geen enkele manier tegengewerkt of wat dan ook. We moeten
hier een inhoudelijk debat hebben over het grote belang van een
zorgvuldige transitie waar we voor staan. Daarbij moeten we ook recht
doen aan de zorgen die daar in dit stadium nog over bestaan.
De heer Aartsen (VVD):
Mijn oprechte dank aan de minister voor zijn duidelijke onderbouwing en
uiteindelijk ook appreciatie. Ik vind het persoonlijk wel een beetje
flauw om te zeggen: ik zou die liever in de tweede termijn hebben
gegeven, want anders kan de Kamer niet fatsoenlijk inhoudelijk
debatteren. Ik denk niet dat we daarnaartoe moeten. Maar het is goed dat
het hier nu ligt en dat de minister daar duidelijk over is. Dank dat hij
zegt: ik hoor zorgen en ik doe oprecht een sympathiek voorstel voor een
alternatief. Waar ik wel een beetje moeite mee heb, is dat het een
beetje klinkt alsof de minister een soort toeschouwer is, hier voor het
eerst binnen komt zetten en zegt: "Ik hoor zo eens wat. Dit is een leuk
begin van het debat. Laten we eens even kijken waar we kunnen komen."
Dit is natuurlijk wel een maatschappelijk debat dat, in ieder geval ten
aanzien van het amendement, al serieus maanden boven de markt hangt.
Alle woorden, ook die van de minister, worden gewogen. Mensen vragen
zich af: hoe nu verder, na vandaag, na de stemming en misschien wel na
de Eerste Kamer, waar de wet al dan niet moet worden afgeschoten? Ik
zoek een beetje naar wat de minister de afgelopen maanden heeft gedaan
om dat sympathieke voorstel … Dat staat niet in de brief van afgelopen
donderdag.
Minister Van Hijum:
Dat staat er wel in.
De heer Aartsen (VVD):
Dan heb ik daar overheen gekeken, excuus. Laat ik het dan in ieder geval
zo zeggen: het was niet zo prominent zoals hij het hier nu neerzet, als
een alternatief voor het amendement. Dus welke stappen heeft de minister
de afgelopen tijd gezet — dit amendement komt voor deze minister uit
vriendelijke kringen — om de indieners ervan te weerhouden om dit
amendement in te dienen of om ze ertoe te bewegen om het misschien zelfs
in te trekken op basis van dit alternatief?
Minister Van Hijum:
Toch even iets staatsrechtelijks. Ik ben niet de indiener van dit
amendement. Ook ik word met dit amendement geconfronteerd, in
verschillende versies. Ik heb vanaf het begin geprobeerd om in ieder
geval een ordentelijke behandeling hiervan mogelijk te maken. Het is
behoorlijk verstrekkend. Ik heb geprobeerd om de effecten daarvan in
beeld te brengen door allerlei adviezen uit te vragen, dus om dat
ordentelijk in beeld te brengen, zodat we daar hier het debat over
zouden kunnen voeren. Dat heeft een aantal weken geduurd.
Tegelijkertijd ben ik natuurlijk wel degelijk bezig geweest met nadenken
over de vraag wat ik kan doen om die zorgen te ondervangen. Ik heb in de
tussentijd al die gesprekken gevoerd met de organisaties. Ik heb
geprobeerd om samen met de ambtenaren een aantal dingen op een rij te
zetten die we misschien zouden kunnen voorstellen om de inhoudelijke
zorgen te ondervangen. Een van die dingen heb ik net genoemd. Dat staat
overigens wel degelijk in de brief, samen met twee andere dingen,
bijvoorbeeld als het gaat om de transitie-informatie. Dat is ook iets
waar mevrouw Joseph vaak over begint. Ik doel op de zorgvuldigheid van
de communicatie en de kritiek van de AFM daarop. Ook daarop is, denk ik,
echt nog winst te boeken; daar heb ik ook een aantal voorstellen
voor.
Wat misschien nog wel belangrijker is, is de sturing op koopkracht. Als
je echt nagaat wat een grote zorg van veel mensen is, is dat misschien
nog niet eens zozeer de zeggenschap en het feit dat het je overkomt,
maar het gevoel, of de zorg, dat het pensioen weleens minder
koopkrachtig zou kunnen zijn dan in het verleden. Dat wordt ook geduid
met: dan gaan we van een vaste uitkering naar een variabele uitkering.
De eerlijkheid is natuurlijk dat die uitkering de afgelopen jaren
helemaal niet zo vast was. Ja, die was misschien vast, maar laag. De
indexatie heeft niet kunnen plaatsvinden. We wilden af van die
vermaledijde rekenrente. Daarom gaan we nu naar een nieuw stelsel — daar
kun je met terugwerkende kracht van alles van vinden — waarbij we hopen
en verwachten dat er een eerdere kans op indexatie is. Maar de zorgen
daarover, ook wat betreft de fluctuaties — daar zijn vragen over
gesteld; daar kom ik zo nog op — zijn er natuurlijk nog steeds.
Denk ook aan de zorg of fondsen voldoende kunnen sturen op een
koopkrachtig pensioen of aan de zorg dat die fluctuaties voortdurend aan
de orde zijn. Daarvan heb ik gezegd: er zijn misschien best een aantal
manieren om te bekijken of je sturen op koopkracht kunt verbeteren. Daar
zitten misschien ook wel schaduwkanten aan. Die wil ik gaan verkennen.
Die kunnen ook leiden tot een wijziging van de wet. Dan gaat het over
beschermingsrendement, over projectierendement en over hoe je omgaat met
solidariteitsreserves. Misschien kun je daar dingen aan wijzigen die
volgens mij materieel aan een aantal van die zorgen tegemoet kunnen
komen. Het staat weliswaar op de laatste twee pagina's van de brief,
maar het staat er allemaal in. Het is wel degelijk een serieuze poging
om met uw Kamer in gesprek te gaan om te kijken hoe we de transitie
kunnen doorzetten op een dusdanige manier dat we de zorgen die er nu nog
zijn, adresseren.
De heer Aartsen (VVD):
Dank voor de uitgebreide toelichting van de minister. Oprechte
complimenten voor het feit dat de minister die acties onderneemt en een
poging doet tot een alternatief. De minister zegt terecht dat hij zelf
niet de indiener van het amendement is. Hier staan meerdere partijen die
al hebben uitgesproken dat ze de zorgen van de minister delen en dit
amendement zwaar niet zien zitten, om het maar even zo te zeggen. Dus
mijn vraag is dan toch welke acties de minister onderneemt om de
indieners ervan te overtuigen het amendement in te trekken. Dat is mijn
eerste vraag. Daarnaast stel ik ook de vraag die ik al eerder stelde,
namelijk: hoe nu verder? Dat is ook oprecht een vraag aan de minister.
We zitten hier immers niet aan het begin van een debat; we zitten bijna
aan het einde van het debat. Er wordt straks gestemd. Er is een
amendement en er is een technische wet die noodzakelijk is voor de
transitie, waardoor er oprecht problemen gaan ontstaan. Hoe ziet de
minister deze vraag? Hoe nu verder te gaan als het hem niet lukt om de
indieners ervan te overtuigen het amendement voor dinsdag over twee
weken in te trekken?
Minister Van Hijum:
De heer Aartsen zegt dat we niet aan het begin van het debat staan, maar
volgens mij is dat wel zo. Volgens mij hebben wij hier een volwassen
debat. U heeft een inbreng geleverd; ik lever een inbreng. Ik probeer om
het met mijn brief en mijn inbreng hier niet alleen te laten blijken
maar ook concrete suggesties te doen om tegenstellingen te overbruggen.
Ik hoop dat dat lukt en ergens toe leidt, maar ik weet het niet. Maar
wat mij betreft voeren we het debat stap voor stap.
De heer Aartsen (VVD):
Laten we er eerlijk over zijn: het gebeurt niet vaak dat een zo majeur
amendement wordt toegevoegd aan een technische wet. Een amendement dat
weinig van doen heeft met de materie die in de wet zelf staat, een
amendement waar de Raad van State het dictum d op geeft en een
amendement waarover de minister zelf na twintig pagina's zegt het te
ontraden. Ik mag dan toch hopen dat de minister die
stelselverantwoordelijk is enige vorm van idee heeft hoe na vandaag
verder of hoe na de stemmingen verder. De minister denkt toch ook in
scenario's? Die moet toch voor zichzelf bedacht hebben wat er dan gaat
gebeuren?
Minister Van Hijum:
Kijk, op dit moment … Ik heb zojuist al in mijn spreektekst gezegd dat
dit amendement niet alleen heel verstrekkend is qua effecten, maar ook
heel veel open einden heeft. Op het moment dat je dit amendement zou
aannemen — laat ik het dan ook helder zeggen — is er niet iets wat je
direct makkelijk en goed kunt uitvoeren. Ook DNB en AFM hebben dit
duidelijk aangegeven. Er missen een aantal wettelijke spelregels die je
toch zult moeten aanvullen voordat je dit geheel uitvoerbaar maakt. Ik
zal er dus niet aan ontkomen om als het amendement wordt aangenomen in
het kabinet na te denken over wat dat betekent voor de uitvoering en er
met de sector over van gedachten te wisselen. Het zal ook financiële
consequenties kunnen hebben, mede vanwege het uitstel. Ook dat zal het
kabinet moeten wegen. Op basis daarvan zullen we een conclusie moeten
trekken over hoe we hier verder mee gaan in de richting van de Eerste
Kamer.
De heer Aartsen (VVD):
Het is goed dat we deze discussie nu hebben, want dit verheldert wel het
een en ander. Als dit amendement is aangenomen en ook de wet is
aangenomen, kan deze minister geen nota van wijziging meer naar de Kamer
sturen. Dan moeten we daarna weer een nieuwe wet maken. Dan moet de
minister eerst een internetconsultatie afronden et cetera, et cetera, et
cetera, et cetera. Dat heeft dus vergaande consequenties voor überhaupt
de doorgang van deze wet. Deze minister zegt namelijk deze wet zo niet
een-op-een door te kunnen sturen naar de Eerste Kamer, omdat er nou
eenmaal wettelijke gaten in zitten. Dan hebben we dus wel een serieus
probleem met elkaar.
Minister Van Hijum:
Maar dat ontken ik ook niet. Het huidige amendement is onvoldragen. Dat
zegt ook DNB, dat zegt de AFM, dat zegt de Raad van State. Ik kan niet
anders dan tot de conclusie komen dat dat zo is. Er ontbreken
elementaire spelregels over de vraag hoe je vervolgens omgaat met het
keuzeproces rond individueel bezwaarrecht en een referendum, en over de
vraag hoe je omgaat met de toedeling van vermogen, ook onder het ftk.
Dat zijn allemaal zaken die echt scherper zullen moeten uitgewerkt wil
je dit kunnen laten leiden tot iets wat mensen daadwerkelijk helpt bij
de keuze die ze moeten maken, maar wat ook toetsbaar is door de
toezichthouders. Die uitvoerbaarheid zal voor ons dus een belangrijk
criterium zijn.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik hoor voorzichtige suggesties tot verbeteringen die wellicht wél op
korte termijn in te voeren zijn. Ik denk dat er wel een beetje haast
geboden is bij het ook aan de buitenwereld laten zien dat we de mensen
hebben gehoord en concreet met voorstellen komen. We hebben in mei dat
debat. Ik zou het wel mooi vinden als we eens een keer niet weer
allemaal ons eigen nummertje afdraaien met zorgen, maar er gewoon iets
ligt met mogelijke verbeteringen. Dan kunnen we nadenken over de vraag
hoe nu verder en concrete stappen zetten. Dan kunnen we nadenken over de
vraag hoe we echt kunnen zorgen dat we dingen beter en begrijpelijker
maken voor mensen en ze het gevoel kunnen geven dat er echt stappen
worden gezet. Ik wil eigenlijk het volgende aan de minister vragen. Hij
noemt nu een aantal ideeën die hij in zijn hoofd heeft. Wanneer zijn die
zo concreet dat hij ze naar de Kamer kan sturen, zodat we daar met
elkaar het debat over kunnen voeren?
Minister Van Hijum:
In de brief staan deze zaken genoemd. Ten aanzien van de voorstellen wat
betreft koopkrachtsturing heb ik aangegeven — dat heb ik al eerder in
het debat met mevrouw Joseph gedaan — dat die zeker voor de zomer naar
de Kamer zouden kunnen komen. Althans, dan heb ik het over de uitwerking
daarvan. Denk aan de vragen of dat iets concreets oplevert, wat de voor-
en nadelen zijn en of we daarmee verder kunnen gaan. De twee andere
voorstellen die ik heb genoemd, over de communicatie en over de
aanpassing van het besluit rond de uitvoering van pensioenen, zouden we
volgens mij op redelijk korte termijn kunnen presenteren. Ik ben wel
bereid om die nader op schrift te stellen. Maar in hoofdlijnen staan die
in de brief die ik u heb geschreven.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dus dan concludeer ik dat het, behalve wat betreft de
koopkrachtmaatregelen, niet heel veel concreter gaat worden dan hoe het
nu in de brief staat, en dat we hiermee het debat in kunnen. Dat kan. Ik
zou de minister echter uit willen dagen. Maak er nou zo'n goed stuk van
dat we tegen elkaar kunnen zeggen: "dit willen we", "dit willen we niet"
of "we willen het nog scherper hebben". Dan zien mensen namelijk dat er
echt iets gaat gebeuren. De tijd tikt door; de transitie vordert. Op een
gegeven moment hebben mensen niks meer aan onze verbetervoorstellen.
Minister Van Hijum:
Maar het is ook echt ... Daarom licht ik dit hier ook nader toe. Dit is
iets wat in zekere zin al in de wet staat. Nogmaals, de afweging rond
het invaren wordt natuurlijk gemaakt door sociale partners en in de
opdrachtaanvaring bevestigd door de pensioenfondsen. Ik zou eigenlijk
willen voorstellen om daarover scherpere spelregels met elkaar af te
spreken. Ik kan dat nog wat nader uitgewerkt op papier zetten. Het zal
lastig worden om dat vóór de tweede termijn te doen, denk ik. Maar dat
wil ik nog wel proberen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dit is misschien nog wel belangrijker: we kunnen van alles op papier
zetten, maar ik denk dat het goed is om op korte termijn gewoon die
gesprekken te gaan voeren met de uitvoerders. Er speelt namelijk wel
serieus iets.
Minister Van Hijum:
Ja, mee eens.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor een paar goede dingen. De minister zegt dat de aanspraken op
pensioen onderdeel zijn van een collectief. Ik hoor het woord "bezit"
ook niet meer. Ik hoor hem ook zeggen dat het amendement geen kleine
wijziging is. Maar ik vraag me, net als mijn voorgangster, af wat hier
nu nog voor nodig is. Ook GroenLinks-PvdA zou graag zien dat er
bijvoorbeeld een nota van wijziging komt, of iets in die trant, om de
ideeën die u hier nu nog een keer heeft toegelicht met elkaar veel
concreter te maken.
Daarnaast gooit u ook nog een handje zand in de bak met water. Het water
was al een beetje troebel, maar nu komt er nog een handje zand bij. Mijn
vraag is: waarom heeft u een tweede termijn nodig, als ik u eigenlijk
tussen de regels door al hoor zeggen dat het amendement onaanvaardbaar
is en dat u dit amendement ontraadt? Waarom heeft u dan nog die tweede
termijn nodig?
De voorzitter:
"Waarom heeft de minister dan nog die tweede termijn nodig?"
Minister Van Hijum:
Volgens mij is het heel gebruikelijk om in de tweede termijn je oordeel
te geven over de moties en amendementen die voorliggen. Ik was dus ook
van plan om dat te doen. Ik maak er nu even geen geheim van welke
richting mijn gedachten opgaan. Maar ik hoop nog steeds dat we in de
eerste termijn het inhoudelijke debat met elkaar kunnen voeren. Ik zit
hier niet om woordenspelletjes te spelen. Met deze brief heb ik een
poging gedaan om een inhoudelijk gesprek te starten over de vraag waar
we met deze wet naartoe gaan en over welke oprechte uitvoeringsproblemen
ik voorzie als het gaat om dit amendement. Tegelijkertijd snap en zie ik
de zorg die daaronder zit. Die zorg is breder dan alleen datgene wat
hier in de Kamer wordt geuit. Ik ben dus op zoek naar manieren om
daaraan tegemoet te komen. Dat is het gesprek dat ik graag in de eerste
termijn had willen, en gelukkig voor een deel ook kan, voeren. In de
tweede termijn kom ik uiteraard over alle moties en amendementen verder
te spreken.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ruimte voor verbetering moet er ook zijn. Ik denk dat we daar met elkaar
ook een start mee maken. Nogmaals, wij staan daarvoor open, als die
ruimte er is; dat moet wel binnen de kaders van de Wtp gebeuren. Ik wil
toch wat verheldering krijgen op een punt. Volgens mij geeft de minister
aan dat het amendement in de huidige vorm ontraden zal worden en lastig
tot niet uitvoerbaar is, omdat er aanvullende wetgeving voor nodig zou
zijn. Begrijp ik het goed dat als het toch aangenomen wordt, op grond
waarvan het naar de Eerste Kamer zou moeten met de wetenschap dat het
onuitvoerbaar of onbruikbaar is geworden, in ieder geval voor de
minister, hij het dan ook niet zal doorgeleiden naar de Eerste Kamer,
juist ook vanwege die notie?
Minister Van Hijum:
Dat is voorbarig. Dat kan ik niet zeggen. Ik zal dan echt met
uitvoerders, maar ook in het kabinet de consequenties goed moeten
uitwerken voordat ik die conclusie kan trekken.
De heer Van Kent (SP):
Maar de SP wil het wel weten. Anders hebben we hier een debat voor niks.
Het oordeel van de minister over een voorstel van de eigen partij is
snoeihard, maar de minister maakt ook onderdeel uit van een kabinet. Als
het standpunt van het kabinet is dat dit amendement niet in de wet mag
komen, dan moet er wel duidelijkheid over zijn of deze minister dan die
wet inclusief het amendement in de Eerste Kamer gaat verdedigen.
Minister Van Hijum:
Wat ik hier heb willen zeggen en ook herhaal, is dat er aanvullende
wetgeving nodig zal zijn om het uitvoerbaar te maken en te kunnen
verdedigen in de Eerste Kamer. Als er amendementen worden aangenomen die
op zichzelf een open einde kennen en uitwerkingsvragen kennen, dan zal
daarin eerst voorzien moeten zijn voordat je de discussie op een
ordentelijke manier kunt vervolgen. Dat gebeurt wel vaker. Je zult
voorspelbaarheid moeten creëren over wat het amendement concreet
betekent. Ik heb de voorbeelden genoemd: het omgaan met het vermogen in
het FTK, het keuzeproces, de eisen die je stelt aan de
informatievoorziening aan deelnemers bij individueel bezwaar of bij een
referendum. Dat zal echt scherper in de wet uitgewerkt moeten worden om
toetsbaar te kunnen zijn.
De heer Van Kent (SP):
De minister van Nieuw Sociaal Contract wijst dus een voorstel van Nieuw
Sociaal Contract af en zegt: als het in de wet komt, dan ga ik dat niet
in die vorm in de Eerste Kamer verdedigen. Dan kunnen we in dit debat de
conclusie trekken dat, of we het amendement nou wel of niet aannemen,
het amendement met de wet niet door deze minister verdedigd gaat worden
in de Eerste Kamer. Dan kunnen we het debat stoppen.
Minister Van Hijum:
Dat begrijp ik niet helemaal. Ik heb aangegeven dat als een amendement
door deze Kamer wordt aangenomen, ik het natuurlijk ga uitvoeren. We
leven hier in een democratie. Maar ik zeg dat als je deze wet
uitvoerbaar wilt maken, je daar nader uitwerking aan zal moeten geven om
die ook in de praktijk te kunnen laten werken.
De heer Van Kent (SP):
Dat is precies wat ik zeg. Dat houdt in dat als wij het amendement hier
aannemen, dus als het voorstel van Nieuw Sociaal Contract wordt
aangenomen, deze minister zegt: in dat geval ga ik met een nieuw
wetsvoorstel komen, want er moet in de wet nog meer worden uitgewerkt,
enzovoort, enzovoort, enzovoort. Dan kunnen wij het debat nu staken en
aan de minister vragen om uit te werken hoe die uitgewerkte variant
eruit zou moeten zien om die zeggenschap en die grip voor
gepensioneerden wel op een werkbare manier te organiseren.
Minister Van Hijum:
Dat lijkt me iets wat wij prima zouden kunnen afspreken voor de
definitieve stemming. Op het moment dat het amendement zou worden
aangenomen, zou ik u moeten kunnen informeren over wat dat in de
praktijk betekent en welke conclusie het kabinet daaraan verbindt.
De heer Van Kent (SP):
Dan stel ik voor dat we het debat nu even stoppen en het heropenen op
het moment dat duidelijk is hoe die wetswijziging er dan wel uit zou
zien. Daar moeten we dan met elkaar over debatteren voordat we erover
kunnen stemmen. Dan zou het denk ik fair zijn, maar ik weet niet hoe
door de indiener, sorry, degene die het initiatief heeft genomen
daarover gedacht wordt. Maar volgens mij is het dan wijsheid om de
minister de opdracht te geven om inderdaad uit te werken hoe het eruit
zou zien als het amendement wordt aangenomen en dat we daarover het
debat voortzetten, zodat we op basis van dat voorstel kunnen gaan
stemmen. Dat zou mijn ordevoorstel zijn, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Ja, maar dan kijk ik ook even naar de minister, want die gaat
daarover.
Minister Van Hijum:
Nou ja, voorzitter. Er mag geen misverstand over bestaan: als een
amendement wordt aangenomen, dan voeren we dat uit. Maar ik geef hier
aan dat er uitwerkingen nodig zullen zijn om dit werkbaar en uitvoerbaar
te maken. Ik weet ook nog niet of het amendement op een meerderheid kan
rekenen. Ik heb u wel de uitvoeringsbezwaren geschetst in de brief die
ik u heb toegezonden. Dus volgens mij is het nu eerst aan de Kamer om
die uitvoeringsconsequenties te wegen. Daar verandert niks aan. Daar doe
ik ook niks aan af. Op het moment dat dat amendement wordt aangenomen,
denk ik dat het goed is dat wij ons als kabinet ook echt even beraden —
oké, wat staat ons nu te doen? — want er zijn te veel open eindjes om
het nu zomaar door te sturen naar de Kamer. Daar ben ik gewoon open
over. Dat betekent dat ik het op dat moment zal moeten communiceren,
maar volgens mij zouden we dingen ook in de goede volgorde kunnen doen.
Volgens mij is het prima mogelijk om op basis van de apprecitatie die ik
heb geschetst een oordeel te geven over het amendement, inclusief de
consequenties daarvan, en het debat daarover te vervolgen.
De voorzitter:
Dan zou het uw voorkeur hebben, begrijp ik, dat we eerst stemmen over de
wet en het amendement en dat het kabinet dan vervolgens verder ziet wat
we gaan doen?
Minister Van Hijum:
Over het amendement.
De heer Van Kent (SP):
Voorzitter, even voor de zekerheid. We kunnen denk ik pas een oordeel
vellen over het amendement op het moment dat duidelijk is welke
aanvullende wettelijke aanpassingen er nodig zijn, omdat we anders weten
dat als het amendement wordt aangenomen, de minister het in de wet
opneemt, maar vervolgens de wet niet gaat verdedigen in de Eerste Kamer.
Dus misschien kunnen we even schorsen voor overleg. Dat zou mijn
voorstel zijn.
De voorzitter:
Ik wil even horen wat de andere woordvoerders hiervan vinden, van welke
kant we op zouden kunnen gaan. De heer Aartsen.
De heer Aartsen (VVD):
De heer Van Kent heeft hier gewoon honderd procent gelijk. De minister
zegt: als dit amendement wordt aangenomen, is de wet de facto
onuitvoerbaar mits er geen wet wordt aangepast. Maar dan is de wet al
door de Tweede Kamer heen gegaan qua stemming. En ik neem toch aan dat
de minister geen onuitvoerbare wet voor gaat leggen aan de Eerste Kamer.
Dat lijkt me een onrealistisch scenario.
De voorzitter:
En wat stelt u dus voor, even voor de orde?
De heer Aartsen (VVD):
Misschien kunnen we even schorsen. Dat lijkt me dan verstandig. Want ik
wil wel graag nu van deze minister weten of in elk geval in dit debat
weten, één, of hij dit gaat verdedigen in de Eerste Kamer — ik denk dat
we daar allemaal recht op hebben — en twee welke zaken er wetstechnisch
moeten worden aangepast op het moment dat het amendement wordt
aangenomen, welke losse eindjes er wettelijk moeten worden geregeld, en
hoe dat proces eruitziet. Want een wet maken kost een jaar als je dat
fatsoenlijk en netjes wilt doen.
De voorzitter:
Ja, ja, ja, ja. Ja, dan schors ik even tien minuten.
De vergadering wordt van 17.07 uur tot 17.25 uur geschorst.
De voorzitter:
We noemen dit het buitenparlementair kwartiertje. Het woord is aan
mevrouw Joseph.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag een ordevoorstel doen. De minister
geeft nu aan dat er aanvullende wetswijzigingen nodig zijn en wij willen
heel graag concreet weten welke. Die ontvangen wij graag in een brief en
zo snel mogelijk, zodat we daarna deze eerste termijn kunnen
voortzetten. Wij als indieners zijn van mening dat we hier voorzien
hebben in een goed voorstel en in de keuzebegeleiding en dergelijke die
u noemt. Daarom heeft u ook meerdere versies ontvangen. En als er
aanvullende wijzigingen zijn, willen wij die wel bekijken. Ons voorstel
is om die aanvullende wijzigingen vanuit u te krijgen voor 13 mei, voor
het begin na het reces.
De voorzitter:
Dat is een ordevoorstel, namelijk om nu het debat af te breken. Dat kan,
maar dan moet daar wel een meerderheid voor zijn. Ik ga even horen wat
de diverse deelnemers daarvan vinden. De heer Aartsen.
De heer Aartsen (VVD):
Ja, voorzitter. In onze eerste termijn noemden wij dit amendement een
broddelamendement en een vluggertje. Toen werden we voor gek verklaard.
Vervolgens bevestigt de minister dat qua kwaliteit, en dat staat ook in
de brief, een aantal dingen wettelijk niet mogelijk is.
De voorzitter:
Ja, maar dit is een ordedebat, dus maak er geen …
De heer Aartsen (VVD):
Geen steun. Geen steun.
De voorzitter:
Geen steun. Helder.
De heer Van Kent (SP):
Voorzitter, we spreken over een beperkte wet en een amendement waarover
veel gesproken wordt. De minister geeft aan dat als het amendement wordt
aangenomen, hij dat niet in die versie gaat verdedigen in de Eerste
Kamer, maar dat er dan aanvullende wetgeving nodig is. Dus wij steunen
het verzoek om dan eerst te horen welke aanvullende wetgeving er nodig
is. In welke vorm we dat dan in een amendement terug laten komen, is dan
nader te bepalen. Dan heeft het ook geen zin om nu door te debatteren,
want dan debatteren we met de minister over een amendement waarvan we
niet weten wat er nog aanvullend in wordt aangepast of in nodig is. Dus
ik steun het verzoek om dan op een later moment de eerste termijn voort
te zetten en dat we dan voor 13 mei weten, op schrift, wat er dan nog
eventueel anders nodig is.
De voorzitter:
13 mei is de eerste dinsdag na het reces.
De heer Van Kent (SP):
Exact.
De heer Vijlbrief (D66):
Geen steun voor schorsen. Er ligt hier een brief. Er ligt een brief van
het kabinet van twintig pagina's. In die brief staan dingen die de
indieners van het amendement niet leuk vinden. De minister bevestigt net
dat het amendement op deze manier niet aanvaardbaar is en ontraden
wordt. Dan gaan we niet een debat schorsen omdat dat de indieners niet
goed uitkomt. Ik stel voor dat we gewoon doorgaan met het debat voeren.
Er ligt een brief. De minister kan precies uitleggen wat er nodig is.
Als we het debat verder voeren, hebben we een goede orde.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Geen steun, met dezelfde argumentatie als D66.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, geen steun. Deze brief is al een paar dagen geleden
uitgekomen. De indieners wisten dat er bezwaren waren. Die wisten dat er
aanvullende maatregelen en wetgeving nodig waren. Die hebben niets
aangepast en zijn vervolgens het plenaire debat ingegaan. Dat is een
eigen keus en ook een eigen verantwoordelijkheid van de indiener. Ik heb
al aangegeven dat het amendement, het voorstel dat een technische
wetswijziging is, getorpedeerd wordt. Ik wil niet dat het uitgesteld
wordt vanwege die torpedo. Ik wil het voorstel graag behandelen en ook
het amendement. Ik hoop niet dat het aangenomen wordt. Volgens mij zegt
de minister dat de consequentie daarvan is dat hij niet naar de Eerste
Kamer gaat. Maar ik wil het debat wel afronden met elkaar, want op
andere onderdelen gaat het precies zoals de minister aangeeft …
De voorzitter:
Oké. Ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja, ja.
De heer Ceder (ChristenUnie):
… ook om hoe we het transparanter en duidelijker kunnen maken naar de
mensen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dit was nou precies de reden waarom ik in mijn inbreng aangaf dat het
beter was geweest als er een initiatiefwetsvoorstel had gelegen, en er
zijn ook nog andere vragen gesteld, dus ik zou het debat graag willen
voortzetten.
De voorzitter:
Dus geen steun.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Het is een beetje vreemd wat er nu gebeurt. De minister zegt dat hij
aanvullende wetgeving nodig heeft. Dan zeggen hier de mensen die tegen
het amendement zijn met z'n allen: o jee, dan gebeurt er iets ergs; dan
moet we schorsen. Dan vullen we dat op een nette manier in, juist omdat
we dat door willen doen en dan is men het er opeens niet mee eens. Heel
raar. We kunnen wat ons betreft doorgaan, maar ik zou het belangrijk
vinden dat we dan dus weten wat er aangepast moet worden. Maak dat
duidelijk, dan kunnen we door. Als dat niet het geval is — dat werd hier
net gezegd, ook door de mensen die tegen het amendement zijn — moeten we
wel gewoon schorsen en dan steun ik dus het voorstel van NSC.
De voorzitter:
U steunt het voorstel van mevrouw Joseph?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Yes sir.
De heer Vermeer (BBB):
Ik sluit me geheel aan bij de woorden van de heer Mulder.
De voorzitter:
De BBB steunt het ook. Dan de heer Ergin, de kingmaker van vandaag.
Geniet van dit moment.
De heer Ergin (DENK):
Doet mijn mening ertoe, voorzitter?
De voorzitter:
Sorry?
De heer Ergin (DENK):
Doet mijn mening ertoe?
De voorzitter:
Altijd.
De heer Ergin (DENK):
Oké.
De voorzitter:
Altijd.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, ik voel voor het voorstel voor een aparte brief, want daar
wilde ik eigenlijk ook naar vragen, namelijk om het in een aparte brief
gewoon heel duidelijk aan te geven, nog duidelijker dan in de brief die
we al hebben. Diverse woordvoerders hebben namelijk gezegd dat de brief
op veel fronten nog onduidelijk is. Dus ik wil wel een brief voor 13 mei
over wat nou daadwerkelijk de praktische implicaties van het amendement
zijn. Tegelijkertijd kunnen we het debat gewoon voortzetten, denk ik.
Dan geven we beide kampen …
De voorzitter:
Dat is geen steun.
De heer Ergin (DENK):
Dus geen steun voor het voorstel, maar wel een brief om de praktische
implicaties te krijgen.
De voorzitter:
Meneer Ceder, ik heb u al gehoord.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Mijn verzoek was mede namens de SGP.
De voorzitter:
Ook de SGP. Er is geen meerderheid voor het voorstel. Dan gaan we door.
Het woord is aan de minister.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Ik was wel aan het einde gekomen van mijn
algemene inleiding. Ik ben dus ook toegekomen aan de blokjes. Dus met uw
welnemen zou ik daar dan aan willen beginnen. Laat ik dan toch maar even
beginnen met het wetsvoorstel zelf. Daar zouden we het eigenlijk over
hebben vandaag en daar gaat het voor een deel ook over.
Zo heeft mevrouw Joseph over het wetsvoorstel gevraagd wie het tempo
bepaalt als de transitietermijnen naar een AMvB gaan. Bepalen de sociale
partners en de fondsen dan het tempo of bepaalt de regering dat? Ik wijs
er even op dat mijn ambtsvoorganger in de Eerste Kamer heeft toegezegd
dat de transitie met één jaar wordt verlengd. De transitiedata worden
overgeheveld naar een AMvB. Het voordeel daarvan is dat we sneller
kunnen bijsturen als de uiterste transitiedatum niet haalbaar blijkt.
Dat is niet iets wat je dan lichtvaardig besluit. Maar de monitoring
ligt er, evenals de signalen die ik ophaal uit de sector en adviezen van
de regeringscommissaris. Daarop zal ik me daarbij baseren. De AMvB
waarin de transitiedata worden opgenomen, doorloopt ook een proces van
consultatie en toetsing door de relevante instanties. Hij wordt
voorgehangen bij de Tweede en Eerste Kamer.
Ja, zeg ik in de richting van de heer Vijlbrief. Ik zie de heer
Vijlbrief even niet, maar: ik ga terughoudend om met het wijzigen van de
transitietermijn. Het moet zorgvuldig plaatsvinden, maar als de noodzaak
zich voordoet, moet het mogelijk zijn om een einddatum aan te passen.
Dus het betreft geen lichtvaardige toepassing daarvan. Overigens geldt
ook daarvoor dat we zullen moeten kijken naar de consequenties ervan,
bijvoorbeeld in relatie tot iets als het Herstel- en Veerkrachtplan,
waarin we bepaalde transitiedoelen hebben afgesproken.
De heer Vijlbrief vroeg mij ook hoever van tevoren de Belastingdienst op
de hoogte moet worden gebracht indien de transitietermijn wordt
verlengd. De Belastingdienst heeft ook bij de AMvB die nu voorhangt een
uitvoeringstoets uitgevoerd. Hij heeft geen opmerkingen gemaakt bij de
verlenging van de transitieperiode. Het is de standaard werkwijze om de
Belastingdienst te betrekken bij een verzoek om transitietermijnen te
verlengen.
De heer Vijlbrief vroeg me wanneer de wet in werking gaat treden en
wanneer de AMvB naar de Raad van State en vervolgens naar de Kamer gaat.
De wet kan pas in werking treden als ook de Eerste Kamer ermee heeft
ingestemd. Bij de wet hoort de AMvB waarin alle transitiedata zijn
opgenomen. Vanwege de vertraging in de wetsbehandeling moet ik daar nog
een aantal aanpassingen in doorvoeren. De AMvB waarin de einddatum wordt
verlengd, wordt binnenkort voorgehangen bij de Tweede Kamer en daarna
bij de Eerste Kamer. Hoe snel die AMvB naar de Raad van State kan gaan
en in werking kan treden, is dus ook afhankelijk van de plenaire
behandeling in beide Kamers.
De heer Van Kent vroeg mij om de pensioenfondsen op te dragen om de
komende twaalf maanden niet in te varen, de transitie met twee jaar te
verlengen en te voorkomen dat de verzekeraars in gaan springen. Daarop
kan ik aangeven dat de transitie gestaag vordert. Er is nu geen
aanleiding om de einddatum nader aan te passen. Er is ook zeker geen
aanleiding om de fondsen te verzoeken om de komende twaalf maanden niet
in te varen. Ik wil ook niet vooruitlopen op de vraag of het amendement
wel of niet wordt aangenomen. Ik wil ook zeker niet voorsorteren op een
verdere verlenging en een invaarstop. Het besluit tot verlenging van de
pensioentransitie zelf, op grond van die AMvB, is geen lichtvaardig
besluit, zoals ik net heb aangegeven. Vele wijzigingen in transitiedata
creëren ook weer onduidelijkheid en onzekerheid voor
pensioendeelnemers.
De heer Van Kent (SP):
Maar ik denk dat de minister en de SP het er met elkaar over eens zijn
dat als er, al dan niet ingrijpende, wijzigingen in de Wtp en de
Pensioenwet komen, de pensioenfondsen dan wel meer tijd moeten krijgen.
Als ze bijvoorbeeld instemmingsrecht moeten geven of andere aanpassingen
moeten doen, dan is het gerechtvaardigd als er dan ook meer tijd komt om
dat op een zorgvuldige en goede manier in te voeren, zeker omdat het
kabinet een afspraak heeft gemaakt om een periode helemaal niets te
doen.
Minister Van Hijum:
De heer Van Kent bedoelt: als het amendement zou worden aangenomen.
Heeft hij het daar nu over?
De heer Van Kent (SP):
Ik heb het algemener gemaakt. Als er substantiële wijzigingen in de
Pensioenwet komen, dan is het ook fair naar de pensioensector toe om te
zeggen: u krijgt meer tijd. Dan zou je ook kunnen zeggen: "We gaan in
ieder geval een periode inlassen waarin die voorbereidingen kunnen
worden getroffen. We verlengen die periode, zodat er ook voorkomen kan
worden dat er overhaast gewerkt moet worden en er ongelukken
gebeuren."
Minister Van Hijum:
Ik denk dat dat onontkoombaar is. Tegelijkertijd heb ik aangegeven dat
ik het om die reden ook ongewenst vind.
De heer Van Kent (SP):
Met andere woorden: dan zou het voorstel voor de verlenging van die
periode op de stemmingslijst na het voorstel om wijzigingen in de wet
aan te brengen, moeten komen. Want als die wijzigingen in de wet worden
aangebracht, dan zou het wel wenselijk zijn.
Minister Van Hijum:
Dit moet je in samenhang bekijken. Ik denk dat je realistisch moet
blijven kijken naar de uitvoering en de uitvoeringstermijnen en dat het
aanvaarden van het amendement een forse vertraging zou opleveren.
Daarmee zou het de data onhaalbaar maken.
Mevrouw Haage vroeg mij nog naar de communicatie en de transitie. Zij
vroeg: waarom krijg ik bij problemen op de beurs door Trump meteen een
bericht van de bank, maar krijg ik dit nooit van mijn pensioenfonds? Het
is primair aan pensioenuitvoerders om te besluiten om hun deelnemers te
informeren over ontwikkelingen op de beurs. Als zij inschatten dat het
de deelnemers helpt, dan staat het uitvoerders vrij om dat te doen. Veel
fondsen doen dat ook wel. Pensioenfondsen volgen uiteraard de dagelijkse
ontwikkelingen op de beurs en richten zich op een goed en langjarig
rendement voor werkenden en gepensioneerden. Of het fonds nu al is
overgestapt naar het nieuwe stelsel of niet, de meeste fondsen stellen
de uitkering van de pensioenen voor een kalenderjaar vast. De
koersschommelingen van vandaag hebben geen invloed op de hoogte van het
pensioen dat mensen in 2025 ontvangen. Indien een verlaging van het
pensioen wordt voorzien, dan moet de pensioenuitvoerder de deelnemer
daar direct over informeren. Omdat de dekkingsgraad van de
pensioenfondsen momenteel gunstig is, leiden slechte beurskoersen zeker
nu niet direct tot een verlaging van de pensioenuitkeringen. Voor al de
informatie die een pensioenuitvoerder verstrekt, geldt dat die correct,
duidelijk en evenwichtig moet zijn.
De heer Vermeer vroeg mij wanneer het onderzoek naar de financiële
gevolgen voor het Rijk en de decentrale overheden wordt afgerond. Dat
loopt op dit moment nog. Dan gaat het ook over de implementatie van de
APPA. Die onderzoeksgegevens worden uiterlijk per 1 september 2025
teruggekoppeld aan de partijen die deelnemen aan het onderzoek. Ik zal
de minister van BZK vragen om de Kamer zo spoedig mogelijk na afronding
van het onderzoek te informeren. De overgang van de politieke
ambtsdragers naar het nieuwe pensioenstelsel is inderdaad nog steeds
voorzien op 1 januari 2028. Zoals de minister van BZK aan het begin van
het jaar aan de Kamer heeft laten weten, verwacht zij dat het
wetsvoorstel in de loop van dit jaar, dus in 2025, zal worden
aangeboden.
De heer Flach vroeg mij of ik inzicht kan geven in de verwachte
invaardata en de spreiding daarvan. Op 1 mei 2025 en op 1 juli 2025
varen naar verwachting een vijftal fondsen en kringen in, met ongeveer
100.000 deelnemers. Op 1 januari 2026 varen naar verwachting 37
pensioenfondsen en een aantal kringen in. Het grootste deel daarvan zijn
de bedrijfstakpensioenfondsen. Op 1 januari 2026 zijn er dan 11,4
miljoen deelnemers in het nieuwe stelsel. Dat is zo'n 60% van het totale
aantal deelnemers. Sommige fondsen en kringen hebben hun invaardatum
uitgesteld naar 1 januari 2027 of zelfs naar 2028. Daarbij anticiperen
zij op de voorliggende termijnenwet. De eindtermijn wordt verruimd naar
2028; eerdere toezeggingen aan de Eerste Kamer liggen daaraan ten
grondslag. Het is vanuit zorgvuldigheid goed dat fondsen en kringen de
tijd nemen die ze nodig hebben om de transitie af te ronden. Dat zorgt
ook voor een grotere spreiding van de werkdruk in de sector en bij De
Nederlandsche Bank. Volgens de huidige planning van de pensioenfondsen
zijn op 1 januari 2027 18 miljoen deelnemers over naar het nieuwe
stelsel. Dat is dan 98% van het totaal van 18,5 miljoen
deelnemers.
De heer Flach vroeg mij ook in hoeverre uitstel van de transitie door
pensioenfondsen komt door obstakels die door de minister of de sector
opgelost kunnen worden. Het is een omvangrijke operatie; die moet
zorgvuldig plaatsvinden. Fondsen hebben de tijd gekregen om dat goed te
doen. Ze krijgen er ook nog een jaar bij. Dat extra jaar volgt uit de
toezegging uit 2023. Dat is in ieder geval één obstakel dat we weg
kunnen nemen. Dat komt over het algemeen doordat ze meer tijd nodig
hebben om het implementatieplan af te ronden en de IT goed in te
regelen, zodat regelingen correct kunnen worden uitgevoerd. Ik vind het
goed dat fondsen deze weloverwogen keuze maken. Ik zie tegelijkertijd
dat ook veel fondsen op schema lopen en hun voorgenomen invaardatum gaan
halen. Dat laat zien dat een zorgvuldige en tijdige transitie mogelijk
is.
De heer Flach vroeg mij ook hoe voorkomen wordt dat er een enorme
piekbelasting ontstaat rond 1 januari 2028. Nou, daarvoor moeten we
vooral de vinger aan de pols houden. Dat doe ik door signalen op te
halen, de transitie te monitoren en de regeringscommissaris
halfjaarlijks te laten adviseren over de voortgang. Ook de sector zit
daarbovenop, zodat deze snel kan bijsturen.
De heer Flach vroeg mij ook nog hoe het hoorrecht verbeterd kan worden.
Die vraag sluit ook aan bij een vraag die mevrouw Van Dijk heeft
gesteld. Nu de arbeidsvoorwaardelijke fase bij de sociale partners is
afgerond, is ook de mogelijkheid voor verenigingen van gewezen
deelnemers en verenigingen van gepensioneerden om gehoord te worden over
het transitieplan afgerond. Het blijkt dat de deelnemers en de
hoorrechtverenigingen die het hoorrecht hebben uitgeoefend, wisselend
tevreden zijn over de uitoefening van dat hoorrecht. Daarbij dient
opgemerkt te worden dat het hoorrecht over het transitieplan en de
arbeidsvoorwaardelijke fase slechts een van de zes collectieve
waarborgen vormt die zijn opgenomen ten behoeve van het proces van de
pensioentransitie; die waarborgen heb ik zojuist genoemd. Deze
waarborgen zijn aanvullend op de bestaande governance waarbinnen reeds
checks-and-balances zijn ingebouwd om een evenwichtige belangenafweging
te waarborgen.
Ik ga ook zeker met pensioenfondsen en ouderenverenigingen in gesprek om
te verkennen hoe hoorrechtverenigingen na de arbeidsvoorwaardelijke fase
betrokken kunnen worden bij de implementatie van de gemaakte afspraken
en hoe goede praktijkvoorbeelden daarbij onder de aandacht kunnen worden
gebracht. In de richting van Volt: dat is echt iets wat ik nadrukkelijk
zal doen. We hebben ook nadrukkelijk gezegd dat de participatie niet
hoeft op te houden bij het afronden van die arbeidsvoorwaardelijke
fase.
De heer Ergin vroeg mij waarom de transitietermijn wel wordt verlengd
maar de termijn voor compensatie niet en of dat geen extra oneerlijkheid
inbouwt in het systeem. De fiscale compensatieruimte is 3 procentpunt
bovenop de 30% premieruimte. De meeste fondsen geven die compensatie in
één keer bij het invaren. In alle gevallen wordt ook nog compensatie
vanuit de premie verleend, maar dat is tot nu toe relatief beperkt omdat
het collectieve vermogen meer financiering biedt. Het verlengen van de
compensatieperiode hebben we niet nodig geacht, omdat de resterende
compensatieperiode voldoende is om tot evenwichtige compensatie te
komen. Het heeft daarnaast ook budgettaire gevolgen, namelijk ongeveer
350 miljoen euro per jaar.
De heer Ergin vroeg mij ook hoeveel niet-invarende fondsen het nieuwe
stelsel aankan: is dat bijvoorbeeld 1% of 10%? De kern van de Wet
toekomst pensioenen is "invaren tenzij". Voor verreweg de meeste fondsen
is invaren ook de keuze die voor hun deelnemers het meeste voordeel
oplevert. Zoals het er nu uitziet, kiezen ongeveer 25 fondsen ervoor om
niet in te varen, met slechts ongeveer 1% van de deelnemers. Dat zijn
voor een groot deel kleine, veelal gesloten fondsen die hun rechten
bijvoorbeeld overbrengen naar een verzekeraar. Belangrijk is om hierbij
op te merken dat de keuze voor niet-invaren altijd op collectief niveau
wordt gemaakt door vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik had inderdaad een aantal vragen gesteld over participeren. Het is
mooi dat we gesprekken voeren — ik denk dat de minister mij een beetje
begint te leren kennen — maar ik wil dan graag weten wanneer we concreet
iets van een voorstel of een discussiestuk kunnen zien, zodat we er ook
over kunnen doorpraten en zodat we ook echt stappen kunnen gaan zetten.
Want nou blijft het er weer bij dat de minister gesprekken aangaat. Dan
denk ik: ja, oké, en dan? Ik wil graag weten wat dat "en dan" is, zodat
we er hier over kunnen praten.
Minister Van Hijum:
Maar het begint wel met het voornemen uitspreken … Nee, laat ik één stap
eerder beginnen. Ik heb met verschillende ouderenverenigingen, vakbonden
en pensioenfondsen gesproken over het hoorrecht. Ik heb ook
geconstateerd dat het goed zou zijn als het niet blijft bij de formele
fase van het hoorrecht, maar dat het ook een vervolg krijgt. Dat is ook
actief overgebracht aan de Pensioenfederatie. Ik reken er dus ook op dat
in de wijze waarop de implementatie nu vorm krijgt ook die participatie
van die gewezen deelnemers, van gepensioneerden, handen en voeten
krijgt. Dat blijf ik onder de aandacht brengen tijdens de gesprekken die
ik voer met de Pensioenfederatie. Ik ben uiteraard graag bereid om te
verkennen wat we daarin verder kunnen doen, maar dat zijn de acties die
ik daarin tot nu toe heb ondernomen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Maar ik reken gewoon nergens meer op, omdat we het ook over het
hoorrrecht al in heel veel debatten hebben gehad, ook met de voorganger
van deze minister. Dan zie je dat er gewoon heel moeizaam stapjes
vooruit worden gezet. Ik ben dus een beetje op zoek naar het volgende.
Gesprekken zijn fijn, intenties zijn goed en overleggen ook, maar hoe
gaan we nou ook echt zorgen dat er iets gaat gebeuren?
Minister Van Hijum:
Volgens mij was het mevrouw Van Dijk die er zelf ook over begon dat het
een primaire verantwoordelijkheid van fondsen is om mensen er goed bij
te betrekken en om dit zorgvuldig en goed te doen. Ik zie dat die
intrinsieke drive er gelukkig bij heel veel fondsen ook is. Ik kan ze
daar dus af en toe op wijzen. Ik kan ze erop attenderen. Ik kan goede
voorbeelden verder verspreiden. Dat doen we ook via onder andere het
werk van de regeringscommissaris en via de monitoren die we uitbrengen.
In de laatste monitor hebben we een aantal hele concrete en goede
voorbeelden toegelicht. Op die manier hopen we dat die transitie met
draagvlak wordt uitgevoerd.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
De laatste vraag, want we gaan in mei nog wel verder praten. Want dan
moeten we er misschien toch eens over nadenken waarvan we dan willen dat
er specifiek op gemonitord wordt. Als we zeggen dat we willen inzetten
op vergroting van het draagvlak, dan helpt het misschien ook wel dat we
die monitoring heel gericht in gaan zetten om elkaar te voeden met waar
het goed gaat, waar het niet goed gaat en waar er een tandje bij moet.
We moeten samen die druk gaan opvoeren.
Minister Van Hijum:
Als de vraag van mevrouw Van Dijk is om in de monitor explicieter stil
te staan bij de vraag hoe die participatie vorm krijgt, of we daar ook
weer actuele goede voorbeelden van hebben en wat ons beeld is over de
mate waarin hoorrechtverenigingen worden betrokken, dan kan ik dat
toezeggen. Ik wil dat dan graag opnemen in die monitor.
De heer Ergin vraagt of er nog sprake is van solidariteit in de Wtp en
wat dat doet met de bredere solidariteit in de nieuwe wet. Ik constateer
dat die solidariteit er zeker nog is. Er is sprake van een
solidariteitsreserve, waarmee intergenerationele risicodeling mogelijk
wordt gemaakt. Er wordt langlevenrisico gedeeld, dus pensioenen blijven
levenslang. Er is een nabestaandenpensioen; ook mensen die geen partner
hebben, betalen daaraan mee. Er is een arbeidsongeschiktheidspensioen;
ook mensen die niet arbeidsongeschikt zijn betalen eraan mee. Er is een
premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid. En we hebben
natuurlijk de verplichtstelling in algemene zin. Dat is een belangrijk
kernpunt. Dat is ook door een aantal van u herhaald. Die maakt dat het
uiteindelijk een collectief karakter blijft hebben.
Voorzitter. De heer Ergin vroeg mij ook nog naar de evenwichtigheid in
relatie tot het individuele bezwaarrecht. Er is nu een taak voor
fondsbesturen en sociale partners. Kunnen fondsen die rol wel vervullen
als we individueel bezwaarrecht toepassen? Holt dat de rol van fondsen
niet uit, was zijn vraag. Het klopt dat sociale partners in de
arbeidsvoorwaardelijke fase afspraken maken over wijzigingen van de
pensioenovereenkomst en een evenwichtige transitie naar het nieuwe
stelsel. Het amendement — ik kom daar zo dadelijk verder over te spreken
— heeft impact op die positie van sociale partners. Het wordt namelijk
mogelijk dat de keuze van een deel van de deelnemers die collectieve
afspraken tussen sociale partners doorkruist. Dat staat op gespannen
voet met onder andere verdragen van de ILO, de International Labour
Organisation. Ik heb daar in de brief op gewezen en het is ook benoemd
door de Raad van State en de Stichting van de Arbeid. Het leidt er
vervolgens ook toe dat een pensioenfondsbestuur wordt geconfronteerd met
een verzoek van sociale partners om in te varen terwijl het fonds dat
verzoek niet kán uitvoeren op basis van de uitkomsten van individueel
bezwaarrecht.
Voorzitter. Dat brengt me bij het tweede blokje. Er zijn namelijk nog
een aantal specifieke vragen gesteld naar aanleiding van het amendement
van mevrouw Joseph c.s.
Zo vroeg mevrouw Joseph zelf of ik kan uitleggen waarom er
internationaal gezien altijd voor gekozen is om vermogen te laten staan
of inspraak te geven, terwijl in Nederland wel wordt ingevaren. Daarover
moet ik toch aangeven dat elke transitie uniek is en moeilijk te
vergelijken valt met die in andere landen. Fondsen en instituties zijn
immers in elk land verschillend, en ook de economische uitgangssituatie
verschilt. En het Nederlandse pensioenstelsel is nu eenmaal uniek in
zijn soort. Wij delen collectiviteit en solidariteit, en de opbouw vindt
plaats via werkgevers. Bepalende elementen in het verleden waren de
doorsneesystematiek en het grote pensioenvermogen dat in het Nederlandse
stelsel is opgenomen. Dat zijn specifieke karaktertrekken die een
vergelijking met het buitenland lastig maken. Een belangrijke wens die
lag onder het pensioenakkoord, dus het akkoord dat het kabinet mede op
verzoek van de Kamer met sociale partners heeft gesloten, was om een
transparanter collectief pensioenstelsel te maken dat eerder uitzicht
biedt op indexatie. In het kader van die stelselherziening zijn daarom
pensioenrechten en -aanspraken op grond van een uitkeringsovereenkomst
gewaardeerd en omgezet in een voor pensioen gereserveerd vermogen
respectievelijk een pensioenkapitaal. Het collectief invaren van die
aanspraken en rechten heeft het doel om de bestaande pensioenen en
nieuwe pensioenopbouw bijeen te houden in één fonds. De effecten van de
dubbele transitie worden eigenlijk met invaren gerealiseerd, namelijk de
afschaffing van de tijdsevenredige opbouw, oftewel de
doorsneesystematiek, en de overstap naar een ander type
pensioenovereenkomst voor het te verwachten pensioen. Dat kan niet
worden uitgevoerd bij de bestaande premieregelingen, noch bij
uitkeringsregelingen met een progressieve premie, die worden uitgevoerd
door de verzekeraars.
Ze vraagt ook waarom invaren conform artikel 83 van de Pensioenwet
onuitvoerbaar is of tot chaos leidt — ik heb het woord "chaos" overigens
niet gebruikt. In artikel 83 van de Pensioenwet is weinig geregeld voor
een collectieve waardeoverdracht. Invaren kun je eigenlijk beschouwen —
mevrouw Joseph heeft dat ook voortdurend gezegd — als een bijzondere
collectieve waardeoverdracht. Het is daarmee anders dan de gebruikelijke
collectieve waardeoverdrachten. Dan gaat het vaak om kleinere fondsen,
geen verplichtstelling of sluiting van fondsen. Zo is het voor het eerst
dat de grote fondsen een collectieve waardeoverdracht doen. Hetzelfde
geldt voor fondsen met een verplichtstelling. Daarnaast is met invaren
ook geregeld dat de collectieve reserves worden gevuld, de
solidariteitsreserve. Ook wordt er compensatie gereserveerd voor het
afschaffen van de doorsneesystematiek. Dat is allemaal niet geregeld in
artikel 83 van de Pensioenwet. Wat het extra gecompliceerd maakt, is dat
nu iets in een lopende transitie invoegen, gaat zorgen voor
onduidelijkheid. Dat werkt dus niet. Daarom is in de Wtp een uitgebreid
verantwoordingsproces opgenomen, met een transitieplan, een
communicatieplan, een implementatieplan en verantwoording van
fondsenopgaven.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik heb zelf dit soort waardeoverdrachten gedaan, van vaste uitkeringen
naar persoonlijke pensioenvermogens. Dat kon gewoon. Mensen begrepen het
gewoon. U houdt uzelf en de bevolking voor de gek hiermee.
Minister Van Hijum:
Dat bestrijd ik toch. Ik betwist helemaal niet dat mevrouw Joseph hier
ervaring mee heeft en hier misschien ook zicht op heeft. Ik geef aan dat
dit geen reguliere collectieve waardeoverdracht is, maar dat waarover we
het hier hebben een aantal complicerende factoren impliceert, die ook
over verdelingsvragen gaan. Je brengt hier dus niet alleen de gevolgen
voor het individu in beeld. Het gaat ook over wat het betekent voor de
solidariteitsreserve en voor het afschaffen van de doorsneesystematiek.
Daarmee zijn er meer vragen aan de orde dan alleen het omzetten van je
oude recht naar je nieuwe recht. Het is een complexer verdeelvraagstuk.
Dat wil je op een evenwichtige manier doen. Dat is de inzet van deze
wet. Daarom zeg ik dat het niet te vergelijken is.
De heer Aartsen (VVD):
Ik moet eerlijk zeggen dat ik nog wel een beetje verbouwereerd ben na
wat er net gebeurde. Maar dat laat ik vooral even bij de fractie van
NSC. Dank voor de uitgebreide toelichting, maar zou de minister daar nog
wat meer over kunnen zeggen? Het amendement is natuurlijk gestoeld op
artikel 83. De minister betoogde zojuist vrij uitgebreid dat dat
ingewikkeld gaat worden, omdat het een ander type waardeoverdracht is.
Het hele amendement is dan gebouwd op drijfzand of in ieder geval … Ik
vraag de minister om mij even te helpen. We hebben dan, denk ik, wel
echt een issue met elkaar.
Minister Van Hijum:
Maar dat is toch niet helemaal nieuw? Dat is waarom ik op een rij heb
gezet wat de impact is van het amendement en in mijn eerste reactie ook
heb gezegd: het is niet alleen maar een individueel vraagstuk. De vraag
is niet: vindt het individu het goed dat het ene recht wordt omgezet in
het andere. Nee, er zijn collectieve vragen te stellen, afwegingspunten
te maken en verdelingsvragen te beantwoorden die maken of iets wel of
niet evenwichtig is. Zo zou je er wat mij betreft naar moeten
kijken.
De heer Aartsen (VVD):
Helder. Maar we krijgen toch nog een brief van de minister? Ik zou dan
ook graag willen weten hoe wat hij nu betoogt over artikel 83 zich
verhoudt tot het amendement. Dat staat in mijn ogen haaks op elkaar. Je
hebt dan dus een contra legem: het amendement staat haaks op hetgeen in
artikel 83 komt te staan. Maar nogmaals, misschien kunnen we het
antwoord in die brief krijgen. Als ik zo naar de minister luister en ook
naar de felle reactie van de NSC-fractie hierop, dan staat het
wetstechnisch echt op drijfzand.
Minister Van Hijum:
Ik heb willen aangeven: je kunt wel pleiten voor individueel
bezwaarrecht, maar de vergelijking met de reguliere collectieve
waardeoverdrachten gaat niet helemaal op, omdat de vraagstukken hierbij
een stuk breder zijn. Dat laat onverlet dat je er, als je dat technisch
gezien zou willen, nog steeds individueel bezwaarrecht voor zou kunnen
organiseren. Maar ik heb aangegeven waarom ik dat niet helemaal vind
passen bij dit type vraagstuk.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik wil vragen of u nog ingaat op de vragen over de groothandel. Het
pensioenfonds voor de groothandel wil individueel bezwaarrecht bieden
bij deze overgang. Kan dat nu opeens ook niet meer? Zij willen artikel
83 — dat proberen wij hier te herstellen — uitvoeren. Zegt de minister
nu dat dat ineens niet meer kan?
Minister Van Hijum:
Het lastig om op een specifieke casus in te gaan, maar ik kan er beperkt
iets over zeggen. Het voorbeeld dat u noemt van Aon en de Nederlandse
groothandel betreft een andere collectieve waardeoverdracht dan de Wtp
beoogt. Bij het pensioenfonds Aon ging het om een reguliere
waardeoverdracht van de opgebouwde rechten naar een ander pensioenfonds.
Voor dergelijke waardeoverdrachten blijven de regels van een gewone
collectieve waardeoverdracht gelden. Het pensioenfonds voor de
groothandel heeft ervoor gekozen om voor een kleine groep van minder dan
duizend deelnemers die nog niet met hun actieve opbouw in een
progressieve premieregeling zitten, een reguliere waardeoverdracht uit
te voeren naar een premieregeling. Voor het overige kent de wet
voldoende waarborgen waarmee pensioenfondsen een evenwichtige
belangenafweging kunnen maken voor al hun deelnemers.
Mevrouw Joseph (NSC):
Maar dit is toch bijzonder? Er zijn namelijk pensioenfondsen, zoals die
voor groothandel, die het niet eens "invaren" noemen. Die wilden
namelijk individueel bezwaarrecht bieden en toch overgaan naar het
nieuwe stelsel. Er zijn pensioenfondsen die bij het invaren, bij de
overgang naar een premieregeling, individueel bezwaarrecht bieden aan
hun deelnemers. Nu suggereert u dat dit niet kan en dat er aanvullende
wetgeving nodig zou zijn, terwijl die fondsen dat gaan doen op basis van
artikel 83 in de wet en de toezichthouders hierop gaan toezien. Het is
dus gewoon niet goed met elkaar te rijmen. Misschien kan de minister
daarop ingaan.
Minister Van Hijum:
Volgens mij heb ik niet gezegd dat het niet zou kunnen. Ik heb gezegd:
het type vraagstuk dat hier aan de orde is, is geen reguliere
collectieve waardeoverdracht, maar een ingewikkeld verdeelvraagstuk. De
vraag is daarbij niet alleen: gaat mijn ene recht over in het andere en
wat vind ik daarvan? Nee, het gaat ook over de vragen: "Is de transitie
voor het geheel nog evenwichtig? Hoe ga je om met de
doorsneesystematiek? Worden die solidariteitsreserves nu wel of niet
gevuld?" Dat zijn allemaal verdelingsvragen. Die zouden uiteindelijk
beantwoord moeten worden in het definitieve oordeel over of iets
evenwichtig is. Die zijn niet zozeer aan de orde bij het individueel
bezwaarrecht. Laat ik zeggen: we lopen volgens mij een tijdje
gezamenlijk op wat betreft de zorgen over het draagvlak voor invaren.
Maar waar u het antwoord ziet in het individueel bezwaarrecht, zie ik
toch echt meer heil in het zorgen dat de collectieve afweging rond
invaren beter wordt uitgelegd en onderbouwd en dat duidelijk wordt
gemaakt waarom dat geen enkele groep onevenredig benadeelt, zodat je
daarmee kunt onderbouwen dat dit uiteindelijk de beste afweging is.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik denk dat ook belangrijk is dat er onderbouwd wordt dat het invaren
een goed idee is. Dat is ook nodig in ons voorstel, want in ons voorstel
gaat de Wet toekomst pensioenen door en kunnen pensioenfondsen een
invaarplan maken. Maar, zeggen wij, geef mensen gewoon zelf inspraak en
geef ze individueel bezwaarrecht. Ik zie dat er nu pensioenfondsen zijn
die dat al regelen. De minister zegt dat dit eigenlijk niet kan, dat er
aanvullende wetgeving nodig is en dat de toezichthouders er geen
toezicht op kunnen houden. Wij hebben concreet nodig wat er extra nodig
zal zijn. Ik zie dat niet, want met de huidige wetgeving kunnen de
pensioenfondsen al uit de voeten, kunnen pensioenfondsen al individueel
bezwaarrecht bieden. Ik zit heel erg te zoeken. Ik wil ook verder met
dit voorstel voor inspraak. Ik denk dat het voorstel goed in elkaar zit,
zeker als u geen concrete punten kunt noemen waarop de pensioenfondsen
die dit al doen, nu vastlopen. Daarnaar ben ik op zoek.
Minister Van Hijum:
Dan verwijs ik toch echt naar de adviezen die we hebben ontvangen van de
AFM en De Nederlandsche Bank, die toch heel nadrukkelijk en expliciet
zeggen dat het voorstel zoals het er nu ligt, onvoldoende specifiek en
concreet is over de informatie die je nodig hebt om daarover een
weloverwogen afweging te maken. De informatie is heel moeilijk te geven,
omdat de keuze die een individu, of een verzameling individuen, maakt
van invloed is op het collectief, waardoor je nooit scherp krijgt wat
nou de consequenties van de individuele keuze zijn. Daarover zul je echt
heel duidelijke spelregels moeten afspreken wil je mensen in dat proces
meenemen en uiteindelijk een verantwoorde keuze laten maken. Dat is
precies wat in die adviezen heel expliciet staat.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dat is natuurlijk heel mooi dat het in de adviezen staat, maar
toezichthouders houden al toezicht op pensioenfondsen die nu al
individueel bezwaarrecht bieden. Hebben ze dan de afgelopen jaren niet
gekeken? Of is er iets misgegaan? Het rijmt niet met elkaar. Het kan
geboden worden. De toezichthouders houden er nu toezicht op. Ik als
rekenaar heb dit soort waardeoverdrachten gedaan met werkgevers, met een
pensioenfonds, in overleg met de AFM, DNB, juristen,
communicatieadviseurs, en het kon gewoon. Het kan gewoon. Ik zie niet
waarom de minister het ons, in zekere zin, zo moeilijk maakt in dit
debat.
Minister Van Hijum:
Ik heb volgens mij aangegeven dat, omdat het uiteindelijk over een
aantal vragen gaat die op elkaar inwerken en die maken dat de keuze voor
mensen heel moeilijk concreet te maken valt, ook in de
pensioenresultaten die ze hebben, het nogal uitmaakt hoe een en ander
wordt vormgegeven. Maar goed, laat ik u toezeggen dat ik ook hierop wat
scherper zal ingaan. De vraag was sowieso "geef scherper aan waarin het
amendement om aanvullende wetgeving vraagt". Ik ben bereid om dat op
papier te zetten. Ik zal u dat voor de tweede termijn doen toekomen.
De heer Aartsen (VVD):
Dat is altijd heel fijn, maar hier is de AFM toch duidelijk over, zeg ik
tegen de minister. De AFM zegt: "Het is niet mogelijk om voor persoon A
aan de voorkant duidelijk te maken wat zijn pensioen gaat worden op het
moment dat hij besluit om niet in te varen, omdat de keuze van persoon B
effect heeft op de keuze van persoon A. Dit is dusdanig significant dat
we dat aan de voorkant überhaupt niet kunnen aangeven." U kunt de wet
wijzigen zoals u wilt, maar als dat het systeem is en de AFM — nogmaals,
dat is geen biljartclub, met respect voor de biljartclubs overigens —
zegt heel duidelijk dat dit niet kan, heeft dit toch geen zin. Laat hier
geen onduidelijkheid over bestaan: de AFM was snoeihard in haar oordeel
dat de mensen met deze keuzevrijheid een rad voor ogen wordt gedraaid.
Daar zijn we het toch over eens, vraag ik de minister.
Minister Van Hijum:
Ik heb niet voor niks zonet verwezen naar wat én De Nederlandsche Bank
én de AFM hierover zeggen. Als je dit wilt doen, is de keuze heel lastig
te schetsen. Maar ook, en dat is een principiëler punt, zijn de
collectieve punten van die afweging nog niet in zicht, terwijl die
uiteindelijk ook belangrijk zijn voor de evenwichtige transitie. Dat is
de reden waarom ik het moeilijker te vergelijken vind met de klassieke
collectieve waardeoverdracht.
De heer Vermeer (BBB):
Is de minister het met mij eens dat er over geen enkel pensioen concrete
duidelijkheid gegeven kan worden?
Minister Van Hijum:
Duidelijkheid niet. Het zijn verwachtingen, prognose, scenario's, dat
klopt. Maar je probeert die wel zo concreet mogelijk te maken en op die
manier mensen mee te nemen in de afwegingen. Dat is nu ook de
verplichting van de fondsen.
Mevrouw Joseph vroeg ook hoe het kan dat DNB en de Pensioenfederatie
ervan uitgaan dat mensen er bij invaren op vooruitgaan, terwijl 23% van
de fondsen niet invaart, waarbij zij zeggen dat hun deelnemers erop
vooruitgaan. Eerst even een paar observaties. Bij de fondsen waar de
sociale partners ervoor hebben gekozen om geen verzoek tot invaren te
doen, gaat het meestal om vrij specifieke situaties. Grotendeels gaat
het om gesloten fondsen, deels met een bijstortverplichting door de
werkgever. Een aantal heeft ook aangegeven binnen vijf jaar te gaan
liquideren. Dat zijn bijna alleen kleine pensioenfondskringen, kleine
ondernemingspensioenfondsen met tussen 200 en 17.000 deelnemers, met een
hoge dekkingsgraad. Bij die 23% gaat het ongeveer om 1% van het totaal
aantal deelnemers. Juist ook omdat dit soort specifieke situaties
bestaat, geeft de Wet toekomst pensioenen de mogelijkheid om niet in te
varen wanneer dat leidt tot onevenredig nadeel. Dat moet dan goed worden
onderbouwd. Het nieuwe stelsel geeft voor de meeste fondsen eerder
perspectief op een koopkrachtig pensioen. Daar sta ik wel voor, want dat
blijkt ook uit de doorrekeningen van DNB. Maar ook in die gevallen zal
altijd per fonds eerst moeten worden aangegeven dat het evenwichtig is.
Ik zou ook graag zien dat de fondsen daarbij nader onderbouwen, in ieder
geval kwalitatief, voor de verschillende leeftijdscohorten, waarom zij
vinden dat niet-invaren niet evenwichtig is.
Mevrouw Joseph vroeg ook waarom het tot chaos zou leiden als
pensioenfondsen beslissen tot invaren, maar deelnemers niet. Dat heeft
ermee te maken dat het invaren gebaseerd is op collectieve
verantwoordelijkheden en afspraken. Sociale partners doen een verzoek
tot invaren, of juist niet. Fondsen maken een eigenstandige evenwichtige
belangenafweging en besluiten dan vervolgens tot invaren. Het systeem
van collectieve vertegenwoordiging door sociale partners in samenspraak
met een pensioenfonds biedt naar mijn mening goede waarborgen. Die
waarborgen heb ik eigenlijk net allemaal genoemd, dus die ga ik allemaal
niet herhalen. Maar een individuele deelnemer laten kiezen, maakt die
keuze individueel, terwijl het niet enkel individueel is. Er zijn
collectieve gevolgen en daarom is het ook logisch dat er collectieve
keuzes worden gemaakt.
Op het hoorrecht ben ik eigenlijk al wat ingegaan.
Mevrouw Joseph vroeg ook nog of ik bekend ben met het Nibud-onderzoek en
andere peilingen die laten zien dat mensen willen instemmen. Dat
onderzoek heb ik natuurlijk gezien, net als een aantal andere
aanvullende onderzoeken. Eigenlijk kun je in dat soort onderzoeken zien
dat over het hele politieke spectrum, van links tot rechts, mensen
vinden dat het pensioenstelsel wel erg complex is om er een mening over
te vormen. De helft van de deelnemers is er voorstander van dat
beslissingen door deskundigen worden genomen. Slechts 17% van hen is het
niet eens met de stelling dat dergelijke beslissingen aan
pensioendeskundigen kunnen worden overgelaten. Ik zie dus dat de
behoefte aan invloed en begrip voor die afweging er is. Maar
tegelijkertijd is de vraag: moet dat tot zeggenschap leiden? Daar
verschillen de meningen over.
Mevrouw Joseph vroeg voorts waarom het vrijwel onmogelijk en kostbaar is
om bestaande en nieuwe pensioenrechten tijdelijk naast elkaar in de
lucht te houden. Dit is nu toch ook al mogelijk? Wat nu al mogelijk is,
is echter anders dan de situatie waarin niet wordt ingevaren en de oude
regeling wordt gesloten. Dat benoemt de Raad van State ook in het
advies. Het verschil zit erin dat bestaande aanspraken en rechten een
financieel onderscheiden geheel moeten vormen. Het is uiteindelijk
mogelijk, maar heeft wel hogere kosten. Het gaat dan om de kosten voor
het in stand houden en het onderhoud van oude IT-platforms, het
verwerken van life events of andere dingen in de persoonlijke
omstandigheden, en het verzorgen van de reguliere pensioencommunicatie
en keuzebegeleiding. De kosten hiervoor betalen de deelnemers vanuit de
premie. De situatie van twee verschillende uitvoeringssystemen, de
defined benefit naast de defined contribution, duurt enkele decennia,
doordat het oude systeem erg langzaam uitfaseert — de heer Ergin, die er
nu niet is, vroeg daar ook naar — en is becijferd op een bedrag van 18
miljard. Maar ik zeg erbij dat dit het bedrag is waarbij ervan wordt
uitgegaan dat geen enkel fonds zou invaren. Het is ook gebaseerd op de
fondsen die naast het in stand houden van het administratiesysteem ook
vaste kosten hebben.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik zou het graag even verduidelijken. Pensioenfondsen hebben allemaal
een kostenvoorziening voor het geval het pensioenfonds stopt of sluit,
of zeg maar niet invaart. Daardoor kunnen alle uitkeringen ook dan
uitbetaald worden. Pensioenfondsen hebben dus al alle kosten
gereserveerd voor het geval je niet invaart om tot de dood van de
laatste deelnemer alle uitkeringen te kunnen voldoen.
Het is juist het invaren en het bouwen van de nieuwe systemen dat
ongelooflijk duur is. Pensioenfondsen zijn nu allemaal derivaten aan het
kopen om hun dekkingsgraad maar te beschermen, want het is ontzettend
risicovol als op het moment van invoeren de dekkingsgraad niet hoog
genoeg is. En dat kost ook weer zo'n 1 tot 2 dekkingsgraadpunt per jaar,
en dus vele miljarden.
Ik wilde dus even duidelijk maken dat vooral het invaren duur is. Voor
de kosten van het sluiten van een fonds zijn er middelengereserveerd.
Dat is ontzettend goedkoop. Toen ik begon in de sectoren, waren er 900
fondsen en nu zijn er misschien nog maar 160. En dat is dus juist heel
eenvoudig.
Minister Van Hijum:
Het punt is gemaakt. Maar ik heb ook niet ontkend dat het invaren en de
transitie kosten met zich meebrengen. Ik kan me herinneren dat ik daar
een tijd geleden mondelinge vragen van mevrouw Joseph over heb moeten
beantwoorden. Ik heb toen ook inzicht gegeven in wat die kosten zijn en
hoe die zich ontwikkelen. Het is zeker niet gratis!
Mevrouw Haage en de heer Aartsen vroegen mij naar de compensatie van de
afschaffing van de doorsneesystematiek en de onmogelijkheid om wettelijk
gezien compensatie te regelen. Ik zie wel dat het nader gewijzigde
amendement beoogt mogelijk te maken dat het fondsvermogen van
bezwaarmakers dan wel bij collectief niet-invaren benut kan worden om de
compensatie te financieren, indien dat evenwichtig is. Maar er zal echt
nader onderzocht moeten worden of dat verenigbaar is met de bepalingen
van het ftk. Het is namelijk op grond van de huidige wettelijke
bepalingen niet mogelijk om binnen het ftk aanspraken te herverdelen. En
het amendement voorziet niet in een wijziging van dat wettelijke
kader.
Tevens is het onduidelijk of het is toegestaan om bezwaarmakers en
mensen die wel overstappen naar het nieuwe pensioenstelsel van dezelfde
leeftijd gedifferentieerde compensatie te verlenen. Voor sociale
partners en pensioenfondsen zijn dergelijke wettelijke kaders voor
vermogensverdeling noodzakelijk. De Nederlandsche Bank geeft hierover
aan dat de uitwerking niet is opgenomen in wet- en regelgeving, waardoor
het toezicht wordt bemoeilijkt en het ook juridische discussies op zal
roepen over de verdeling van het vermogen. Dat benadrukt een van die
specifieke punten voor nadere uitwerking.
Wat is het proces na de behandeling in de Tweede Kamer van het
wetsvoorstel? Dat is een vraag van de heren Flach en Ceder. Ik heb al
aangeven dat er nog het een en ander in de wettekst aangepast moet
worden als het amendement wordt aangenomen. Het amendement schetst
namelijk een aantal zaken die nog in wetgeving of in lagere regelgeving
moeten worden opgelost, denk aan compensatie, standaardinvaarpad en
herziening van de transitie in z'n geheel. Voor het individueel
bezwaarrecht is bovendien de impact voor het collectief moeilijk in
beeld te brengen en daar moet dan ook een proces voor worden uitgedacht.
Dat zal naar verwachting nog enkele maanden gaan duren, omdat daar
gedegen wetgeving onder moet liggen.
Bovendien zullen we ons bij aanvaarding moeten gaan beraden op hoe om te
gaan met de budgettaire impact en hoe het amendement praktisch
uitgevoerd kan worden. Het moet ook passen in de lopende transitie en
dat vraagt ook weer overleg met uitvoeringspartijen. Daar zijn we voor
de rest net uitgebreid op ingegaan.
Dan kom ik bij de heer Ceder, die mij vroeg: "Wat zijn de juridische
gevolgen nu enkele deelnemers geen individueel bezwaarrecht hebben gehad
en anderen dat mogelijk wel krijgen?" Ja, het amendement is natuurlijk
nog niet aangenomen. We voeren het debat nog en het is lastig om daarop
vooruit te lopen. Maar op dit moment is er geen individueel bezwaarrecht
of referendum. Dat is geen onderdeel van de wet. Deelnemers hebben op
die manier dus op dit moment geen inspraak.
Wanneer het amendement wordt aangenomen, hebben deelnemers van een fonds
dat na de overgangsperiode overgaat op het nieuwe stelsel, dat recht wel
of zij kunnen gebruik maken van een referendum. In beide gevallen voeren
pensioenfondsen de wet uit en in dat opzicht is er geen juridisch
probleem. Bovenliggend kun je je natuurlijk wel afvragen of het
wenselijk is om gedurende het proces de wetgeving aan te passen als
daardoor voor mensen verschillende regels en regimes gaan gelden,
afhankelijk van wanneer hun fonds overgaat op het nieuwe stelsel. Dat is
overigens mede de reden waarom ik het niet verstandig vind.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik denk dat de analyse klopt, maar volgens mij is de voorspelling van de
minister rooskleuriger dan de praktijk zal zijn. Volgens mij komt er
namelijk volkomen chaos. Er zijn al een aantal pensioenfondsen
ingevaren. Het amendement beoogt dat eenieder individueel bezwaarrecht
krijgt. Omdat we nu al te ver in het proces zitten en dit amendement te
laat komt, zou dit betekenen dat een aantal mensen die keuze niet
krijgt. Dat leidt toch exact tot het probleem dat de indieners hier als
argument gebruiken? Daarmee bedoel ik de juridisering van het proces,
claims, onvrede en de vraag "waarom mogen zij wel individueel bezwaar
maken, en wij niet?" Uiteindelijk neemt dan het wantrouwen toe. Klopt
mijn conclusie dat het niet alleen juridisch onvoorspelbaar is wat hier
gebeurt, maar dat het ook zeer waarschijnlijk is dat dit tot zeer
chaotische taferelen zal leiden, juist omdat de groep mensen die al
ingevaren is, zich nog meer tekortgedaan zal voelen dan nu al het geval
is?
Minister Van Hijum:
Wat de maatschappelijke impact is en hoe mensen daarop reageren, weet ik
niet. Het scenario dat de heer Ceder schetst, zou heel goed mogelijk
kunnen zijn. De vraag was of er juridische bezwaren bestaan. Die zie ik
niet direct. In beide gevallen voldoe je aan de wet. Maar je kunt
inderdaad wel discussies krijgen over de vraag "waarom in het ene geval
wel en in het andere geval niet?" Dat klopt.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben blij dat het juridische aspect dat ik schetste, klopt. Maar ik
vind dat het kabinet zich ook hoort uit te spreken over de wenselijkheid
daarvan. Zoals we weten, gaat het om heel veel geld. Het amendement
beoogt, of zegt te beogen, het individueel bezwaarrecht terug te geven
aan mensen. Maar het klopt toch dat de impact van dit amendement dat, in
ieder geval voor een groot deel van de mensen, niet realiseert? Daar
moet transparantie over komen. Ik heb dat niet van de indieners gehoord.
Laat hier duidelijk zijn dat als dit amendement wordt aangenomen,
slechts een deel van de mensen individueel bezwaarrecht krijgt. Een
ander deel, de mensen van wie de pensioenfondsen al ingevaren zijn,
krijgt die keus niet. Dat wordt ook niet achteraf geregeld. Uiteindelijk
zal de chaos niet voor de rekening van de minister komen, maar gericht
worden op de pensioenfondsbesturen, alsof zij stappen zetten waarop ze
kunnen terugkomen, terwijl dat volgens de wet niet mogelijk is. Mijn
vraag is of de minister iets zou kunnen zeggen over de wenselijkheid
daarvan.
Minister Van Hijum:
Volgens mij heb ik dat al bij herhaling gedaan. Dat is ook de reden, en
ook omdat ik vind dat het een collectief proces en afweging moet zijn,
dat ik daar het volgende over zeg. Als je zorgen hebt over het
draagvlak, probeer dan in te zetten op hoe je de argumenten en de
discussie rond het invaren goed krijgt. Ga dan niet langs de weg die
suggereert dat het uiteindelijk individuele keuzes en afwegingen
zijn.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik had alleen nog een vraag over de compensatie, waarover de minister
net zei dat er aanvullende wetgeving voor nodig is. Pensioenfondsen
kunnen met dit amendement gewoon invaren. Ze kunnen die compensatie
gewoon vormgeven zoals ze in gedachten hadden. De mensen die individueel
bezwaar maken, kunnen namelijk ook meebetalen aan de compensatie. Het
kan dus precies uitgevoerd worden zoals het fonds in gedachten had. Er
zijn uitvoeringstechnisch geen problemen. Ook voor het toezicht lijkt me
dat niet het geval. Soms lijkt het alsof de problemen een beetje
uitvergroot worden, maar eigenlijk is ons voorstel relatief eenvoudig.
Ik hoop dat DNB en de AFM daar ook oog voor hebben als ze hier nog een
keer naar kijken.
Minister Van Hijum:
Even procedureel. Ik heb voortdurend geprobeerd om problemen niet
kleiner te maken dan ze zijn, en ook niet groter. Ook in de brief schets
ik een zo reëel en eerlijk mogelijk beeld van de consequenties. Ik moet
constateren dat De Nederlandsche Bank hierover zegt dat het
wetgevingskader van het ftk het op dit moment niet toestaat om vanuit
het fondsvermogen compensatie te verlenen, ook niet aan specifieke
groepen. Het ftk heeft andere spelregels. Als je daaruit gaat uitdelen,
om het zo maar even te noemen, moet je daarover duidelijke spelregels
hebben. Het gaat dan namelijk over de vraag wie er wel geld krijgt en
wie niet. Daar kun je discussies over krijgen. Daar hoort dus een helder
kader aan ten grondslag te liggen. DNB constateert in elk geval dat dat
kader er nu niet is. Ik zal ook op dit punt specifieker ingaan, dus op
wat het amendement precies voorstelt en hoe dat zich verhoudt tot de
kritiek van De Nederlandsche Bank. Maar vooralsnog is mijn beeld dat dit
echt nog vraagt om aanvullende bepalingen en afspraken in wet- en
regelgeving.
De voorzitter:
Even qua spoorboekje: waar zijn we ergens in het geheel der dingen?
Minister Van Hijum:
Ik ben bijna aan het eind van de vragen over het amendement van mevrouw
Joseph. Daarna heb ik nog twee blokjes: de weg vooruit en overig. In het
blokje overig zit nog best wat.
De voorzitter:
In het blokje overig zit ook nog wat gezelligheid. Daarna doen we gewoon
een tweede termijn?
Minister Van Hijum:
U gaat over de orde.
De voorzitter:
Ja, maar ik dacht … Nee, dan is het helder. Ik was gewoon even vaag. Dan
doen we gewoon een tweede termijn daarna. De heer Van Kent, wellicht
over de orde.
De heer Van Kent (SP):
Voorzitter. We kunnen wel een tweede termijn doen, maar we hebben niet
de informatie die aan de minister is gevraagd. Als er nu besloten wordt
om een tweede termijn te doen, wil ik hierbij verzoeken om een derde
termijn na het reces.
De voorzitter:
We doen gewoon een tweede termijn; dat is zoals we het altijd doen. Dat
is geen voorstel, maar gewoon zoals het gaat. U heeft het over een derde
termijn; dat kan. We kunnen ook een vierde termijn doen. We kijken
daarvoor gewoon naar de meerderheid.
De heer Van Kent (SP):
Dat lijkt me logisch, omdat we nog informatie krijgen. Er was net geen
steun om het debat op een ander moment voort te zetten. We krijgen nog
informatie. Op basis daarvan kunnen voorstellen al dan niet worden
aangepast.
De voorzitter:
Dat kan.
De heer Van Kent (SP):
Dan lijkt het mij voor de hand liggen om die eerst af te wachten en dan
een tweede termijn te doen. Als daar geen steun voor is …
De voorzitter:
O, dit is nu een ander voorstel?
De heer Van Kent (SP):
Ja. En als er geen steun is om de tweede termijn op een ander moment te
doen, kondig ik hierbij alvast aan dat we om een heropening zullen
vragen.
De voorzitter:
Maar ook voor dat voorstel zou een meerderheid moeten zijn. U doet dus
het voorstel om na de eerste termijn te stoppen en de tweede termijn op
een andere datum in te plannen. Dat is uw voorstel. Dat is een
ordevoorstel.
De heer Van Kent (SP):
Ja, in afwachting van de informatie.
De voorzitter:
Ja, whatever. Dan moet ik even kijken. Dan ga ik weer een ordedebatje
doen. Dan moet er weer een meerderheid voor zijn. Zo blijven we bezig.
Even heel snel, gewoon "voor" of "tegen".
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voorzitter. Ik heb toch even een vraag aan de minister. Hij heeft gezegd
dat er aanvullende maatregelen nodig zijn. Die kan hij nu dan ook gewoon
noemen. Dan kan het debat regulier doorgaan. Als hij dat niet doet, dan
steun voor de heer Van Kent.
De voorzitter:
Hoe staat de minister daarin? Zou hij met aanvullende informatie willen
komen?
Minister Van Hijum:
Uiteraard. Als de Kamer om aanvullende informatie vraagt, kom ik met
aanvullende informatie. Ik denk dat ik in de tweede termijn echt al iets
scherper en specifieker kan ingaan op de vraag rondom aanvullende wet-
en regelgeving. Maar dan wil ik heel precies kunnen reageren, want daar
heeft de Kamer recht op.
De voorzitter:
Ervan uitgaande dat het op een andere datum is, bedoelt u.
Minister Van Hijum:
Nou, niet per se. Het kan ook straks.
De voorzitter:
Het kan ook straks.
De heer Aartsen (VVD):
Wat mij betreft doen we vandaag de tweede termijn. Als de brief
aanleiding geeft voor een derde termijn, dan sta ik daar open voor; daar
ben ik heel eerlijk in. Maar nu wel gewoon een tweede termijn.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, ik heb ook behoefte aan een tweede termijn.
De voorzitter:
Vandaag dus ook?
De heer Vijlbrief (D66):
Ja.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Vandaag de tweede termijn. De derde termijn kan altijd dinsdag na het
reces aangevraagd worden.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik sluit mij aan bij mevrouw Haage, mede namens de SGP.
De voorzitter:
Oké. Dan zijn we er wel een beetje uit.
Mevrouw Joseph (NSC):
Een tweede termijn vandaag is prima.
De voorzitter:
Gewoon doorgaan.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Gewoon doorgaan.
De voorzitter:
Prima. We gaan gewoon door. Het woord is aan de minister.
De heer Vermeer (BBB):
Voorzitter. Eén vraagje nog. Het is mij niet geheel duidelijk of wij nou
een brief krijgen of dat de minister in de tweede termijn alles
mondeling toe gaat lichten. Dat loopt nu namelijk door elkaar heen.
De voorzitter:
Vooralsnog het laatste volgens mij. We komen er wel!
Minister Van Hijum:
Voorzitter. Ik heb nog een paar financiële vragen en dan ben ik aan het
eind van blokje twee. De eerste vraag is van mevrouw Haage, over het
ontbreken van dekking. In de kabinetsbrief ben ik ingegaan op wat
mogelijke financiële gevolgen zijn van het amendement. Daarbij heb ik
een zo eerlijk mogelijke inschatting gegeven van de gevolgen. Er zitten
ook heel veel onzekerheden in. Het hangt namelijk af van hoeveel mensen
uiteindelijk een opt-out nemen, van het referendum gebruikmaken en van
het effect op premies en belastingopbrengsten. Bij verschillende
percentages schatten wij de belastingopbrengsten — "belastingderving"
moet ik zeggen — op een bedrag dat varieert van 1,2 tot 2 miljard per
jaar, voor een periode van tien jaar. Dat staat ook in de brief. Maar
het is in dat geval een tweede-orde-effect, omdat het niet het gevolg is
van een bewuste wijziging of een wijziging van fiscale regelgeving, maar
puur de doorwerking van het pensioenstelsel op het lastenkader. Het is
daardoor ook niet lastenkaderrelevant maar wel saldorelevant, om het
even in de financiële techniek ingewikkeld te maken.
Bij aanvaarding van het amendement zal het kabinet zich in elk geval
beraden op de budgettaire impact daarvan en hoe daarmee om te gaan. Ook
zal moeten worden bezien hoe het amendement praktisch uitvoerbaar is,
want het moet dan namelijk ook inpassen in de lopende transitie. Daar is
overleg voor nodig met de uitvoeringspartijen.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Begrijp ik de minister goed dat er de komende tien jaar voor 1,2 miljard
tot 2 miljard bezuinigingen nodig zijn, dus dat er opnieuw meer
bezuinigingen nodig zijn om dit amendement mogelijk te maken? Heb ik dat
zo goed?
Minister Van Hijum:
Nee. Ik heb gezegd dat het saldorelevant is. Het is in die zin net als
fiscale regelingen waar je gebruik van kunt maken, giften, aftrek, noem
maar op, zonder dat je de regels zelf verandert. Het zijn dan
saldotegenvallers, maar daar heb je wel mee te dealen; je kunt ze niet
wegpoetsen. Ze gaan dus een effect hebben op het saldo. Dat is wat we
hier eerlijk aangeven. Strikt genomen hoef je er niet voor te
bezuinigen, omdat het niet lastenkaderrelevant is — dat is het verschil
— maar je hebt er wel mee te maken. Daar is de minister van Financiën
natuurlijk niet gelukkig mee, en het kabinet ook niet.
Een ander aspect is dat we daarnaast natuurlijk ook nog discussie hebben
over een ander financieel risico, zoals we al in de brief hebben
geschetst, namelijk het effect op het Herstel- en Veerkrachtplan. Dat is
nog een ander ding. We hebben geld van de Europese Commissie gekregen om
een aantal mijlpalen rond de pensioentransitie te halen. Daar zijn ook
financiële opbrengsten aan verbonden. Op het moment dat we die mijlpalen
niet halen, staan ook die opbrengsten ter discussie.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Dus eigenlijk zegt deze minister dat de minister van Financiën dan wel
voor dat bedrag gaat bezuinigen. Dus dat betekent toch dat dit
amendement op andere beleidsterreinen tot bezuinigingen leidt. Bij de
pensioenen zelf kun je het niet halen, dus dan zul je toch weer moeten
gaan bezuinigen op onderwijs, waar heel Nederland al overheen valt, of
op andere terreinen om dit mogelijk te maken. Dat is toch eigenlijk wel
de conclusie die ik uit dit antwoord haal.
Minister Van Hijum:
Het heeft financiële effecten, dat is zo. Daar ga ik dus ook niet omheen
draaien. Ik zeg er wel bij dat het nogal afhangt van de mate waarin er
daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van die opt-out. Daarom staan er ook
onzekerheden bij. Stel dat het percentage van mensen die niet invaren
heel hoog is en stel dat het in de premies wordt gezocht, dan zijn dit
soort orde-effecten aan de orde. Je kunt ook de redenering ophangen dat
als de compensatie wel uit de fondsen plaatsvindt, en dus niet uit de
premies, het allemaal zal meevallen. Het zijn dus bandbreedtes; het zijn
geen zekerheden.
Er wordt nu buiten de microfoon om geroepen. Ik geef gewoon eerlijk aan
waarbinnen de discussie zich afspeelt. U wilt een amendement aannemen en
dan moet u ook de consequenties daarvan onder ogen zien.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dit is de derde of vierde keer dat er gesproken wordt over "het kan
zijn" en "mocht er". Er werd gesproken over 18 miljard en dat ging
erover dat álle fondsen dezelfde beslissing zouden nemen en dat dan
gecumuleerd over 50 jaar en ook nog met een bepaalde rente. Het is
gewoon bangmakerij. Laten we hopen dat de minister straks in de tweede
termijn wél de echte argumenten geeft, zodat mensen rustig en gedegen
hun afweging kunnen maken .Want dit is bangmakerij.
Minister Van Hijum:
Dat bestrijd ik echt. Ik heb voortdurend gezegd dat ik het niet kleiner
maak dan nodig, maar ook niet groter. Ik probeer hier de feiten zo veel
mogelijk neer te zetten, zodat ook u een verantwoorde afweging kunt
maken. Het is niet alleen mijn afweging. Ik vind er iets van, daarom heb
ik ook de brief geschreven en een oordeel erover geveld. Maar het is ook
uw afweging om de consequenties eerlijk te wegen en te kijken of u de
voordelen die u ervan verwacht — dat mag — vindt opwegen tegen wat het
ook teweegbrengt.
De voorzitter:
Mevrouw Joseph, uw achtste interruptie.
Mevrouw Joseph (NSC):
Toch even voor de geschiedschrijving. Of een pensioenfonds invaart of
niet, er is nog evenveel geld. Om duidelijk te maken waarom er ineens
meer geld nodig zou zijn als pensioenfondsen niet invaren: dat komt
omdat de werkgevers voor hun werknemers geld vrij wilden maken voor
toekomstige opbouw. Het is dus eigenlijk een soort greep in de kas van
de bestaande pensioenen die niet zomaar gedaan kan worden als je niet
invaart. Maar wij hebben wel gezien dat gepensioneerdenverenigingen
hebben gezegd heus wel te willen bijdragen aan de werknemers die er
eventueel op achteruitgaan. Wij hebben in het amendement ook mogelijk
gemaakt dat die compensatie kan plaatsvinden als er niet wordt ingevaren
en als er bezwaar wordt gemaakt. Dit amendement maakt heel transparant
dat de werkgevers- en werknemersorganisaties een greep uit de kas van de
bestaande pensioenen wilden doen, terwijl dat normaal gesproken nooit
mogelijk was. Dat maakt dit invaarvraagstuk ook ontzettend
bijzonder.
Minister Van Hijum:
Dat deel ik niet helemaal. Wat wel zo is: met de oplossing die mevrouw
Joseph in haar gewijzigde amendement heeft aangereikt, zou je de buffers
voor een deel kunnen gebruiken om wat betreft de doorsneesystematiek de
effecten te dempen, omdat je daarmee minder gebruik zou maken van de
premies. Tegelijkertijd roept dat weer hele discussies op — daar hadden
we het net over — over de vragen onder welke voorwaarden je dan van die
buffers gebruik mag maken en of je onder het ftk zomaar geld kunt
uitdelen voor compensatie. Dat kan op dit moment niet. Strikt genomen
kun je op dit moment niet met die buffers de lasten dempen. Er is dus
een potentieel effect op de premie en daarmee een potentiële
inkomstenderving. Dat is wat ik in die brief heb geschetst. Nogmaals,
dat heb ik geschetst met onzekerheden en bandbreedtes. Maar dit is er
wel.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik hoor weer "stel dat". Er wordt weer gezegd: het is niet in de wet
opgenomen, dus het is niet mogelijk om gebruik te maken van die buffer,
dus we moeten het dan in de premie gaan zoeken, waardoor er allemaal
problemen ontstaan. Maar dat is een drietrapsraket die er niet hoeft te
komen als het amendement gewoon wordt uitgevoerd en een wet wordt. Dan
mag dit namelijk op dezelfde manier gebeuren als nu het geval is. Als de
minister echt vindt dat dit niet kan, dan moet hij gewoon met twee of
drie maatregelen komen en zeggen wat er nog ontbreekt, zodat we daar
iets aan kunnen doen. Daar zitten we nu al een halfuur met elkaar op te
wachten. Het enige wat er gebeurt, is dat er steeds maar weer "stel dat"
wordt gezegd. Geef dan aan wat er nog nodig is. Wees dan heel concreet.
Noem dan één, twee of drie zaken die voor de wet nog moeten worden
geregeld.
Minister Van Hijum:
Volgens mij ben ik heel concreet geweest wat betreft dat ftk. Maar ik
heb toegezegd dat ik hier in de tweede termijn nog scherper op zal
ingaan. Maar in de huidige systematiek kun je niet zomaar geld uit de
reserve halen en dit dan aan 40-plussers of 45-plussers geven. Overigens
heeft dat vervolgens ook direct consequenties voor de verwachte
pensioenresultaten van de deelnemers die achterblijven, want je doet een
greep uit de kas; daarmee wordt de buffer lager. Er is dus geen gratis
alternatief. Dat probeer ik hier ook voor te leggen. Je moet wel
integraal naar de consequenties van dit voorstel willen kijken.
Mevrouw Haage vroeg ook nog naar het affinancieren van de pensioenen van
militairen en politici na aanneming van het amendement. Hierbij gaat het
dan weer over een effect de andere kant op. De pensioenwet bepaalt dat
alle werknemerspensioenen kapitaalgedekt dienen te zijn. Pensioenen van
militairen die voor 1 juni 2001 zijn opgebouwd, zijn wettelijk
uitgezonderd van kapitaaldekking en worden gefinancierd via de
Defensiebegroting. Dat geldt overigens ook voor de pensioenen van
politieke ambtsdragers; die vallen onder de APPA. Die vallen dan ook
onder BZK en de decentrale overheden. Voor de affinanciering van de
APPA-pensioenen van het Rijk is in de Voorjaarsnota 2024 een reservering
getroffen.
Bij niet-invaren vervalt direct de noodzaak om de
begrotingsgefinancierde pensioenen van Defensie kapitaalgedekt te maken.
De huidige situatie kan dan behouden blijven voor datgene wat al is
opgebouwd. De nieuwe opbouw vindt dan plaats binnen de nieuwe regeling.
Dat verlaagt de piekbelasting van het EMU-saldo in 2026 met circa 8,5
miljard. Dat is een reservering die nu in de begroting is opgenomen.
Maar ik zeg erbij dat dit geen besparing is, omdat de huidige
kasmiddelen dan langjarig uitgekeerd moeten blijven worden vanuit de
Defensiebegroting. Die middelen worden dan niet belegd, zoals de overige
kapitaalgedekte pensioengelden. Dit zal uiteindelijk ook tot hogere
kosten leiden, onder andere doordat het beleggingsrendement wordt
misgelopen. Bestaande risico's die horen bij begrotingsgefinancierde
pensioenaanspraken, zoals indexatierisico's en langlevenrisico's,
blijven bestaan. Daarnaast moet ook de ABP twee parallelle systemen
hanteren, wat tot hogere uitvoeringskosten zal leiden.
De heer Mulder vroeg me ook nog waarom ik bang ben voor de mening van
deelnemers bij een referendum. Volgens mij ben ik daar inmiddels wel op
ingegaan, maar ik zeg het nog een keer: het pensioenstelsel wordt
gekenmerkt door collectiviteit en solidariteit en het klimaat wat
betreft arbeidsvoorwaarden ligt van oudsher bij sociale partners. Dat is
nou een keer de bouwsteen van het Nederlandse arbeidsvoorwaardelijke
stelsel. De belangen van alle belanghebbenden worden bij de transitie,
bij de nieuwe pensioenregeling geborgd, zowel door sociale partners als
door de pensioenfondsen in de evenwichtige belangenafweging. Binnen de
bestaande governance zijn reeds checks-and-balances ingebouwd om die
evenwichtige belangenafweging te waarborgen. In aanvulling daarop is in
de Pensioenwet een zestal extra waarborgen opgenomen, waaronder
geschillenregelingen en dergelijke; ik heb het net aangegeven. Zoals in
de kabinetsreactie is aangegeven, past een individuele keuze, al dan
niet via een referendum, moeilijk bij het huidige pensioenstelsel.
Dan in de richting van de heer Ergin. Op de 18 miljard ben ik, denk ik,
ingegaan.
Hij vroeg tot slot — dat is mijn laatste vraag in dit blokje — waarom
sommige groepen, zoals jongeren en 45-plussers, erop achteruitgaan bij
het in de lucht houden van twee stelsels. Dat blijkt namelijk uit
doorrekeningen van De Nederlandsche Bank van de transitie-effecten van
het amendement. De berekende effecten in de basisvariant zijn ten
opzichte van het huidige ftk en gaan uit van geen compensatie. Dat is
een belangrijke kanttekening die ik daarbij moet maken, want het
gewijzigde amendement corrigeert dat effect voor een deel. Als
deelnemers niet instemmen met invaren, dan blijven de tot invaren
opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten achter in een gesloten
uitkeringsregeling die onder de ftk-regels valt en vindt er nieuwe
opbouw plaats in de premieregeling. Voor jongeren betekent dit dat zij
in beginsel aanvankelijk niet worden gecompenseerd voor de
doorsneesystematiek en hun huidige opbouw in het ftk blijft. Zij kunnen
daarmee niet extra profiteren van het gerichte en toegedeelde
risicorendement van het nieuwe contract. Tegelijkertijd beginnen ze in
de nieuwe premieregeling zonder buffers, een solidariteitsbuffer
bijvoorbeeld, en moeten zij meer meebetalen aan het vullen van die
solidariteitsreserve dan in het geval deze al initieel gevuld werd
vanuit het vermogen. Die effecten pakken negatief uit voor de
allerjongste deelnemers. Dat verklaart ook het effect van de -5%.
Voorzitter. Daarmee ben ik aan het eind gekomen van in ieder geval de
beantwoording van blokje twee en gaan we, tenzij u nu verder wilt …
De voorzitter:
U bent door uw interrupties heen.
Mevrouw Joseph (NSC):
Maar ik mis nog een antwoord op een vraag in dit blokje.
De voorzitter:
Welke vraag was dat?
Mevrouw Joseph (NSC):
Waarom het invaren bij verzekeraars niet mogelijk is gemaakt.
Minister Van Hijum:
O, heb ik die overgeslagen? Dat zou zomaar kunnen. Voor verzekeraars
blijft de bestaande wettelijke mogelijkheid van een interne of externe
collectieve waardeoverdracht ongewijzigd bestaan. Daarvoor zijn meerdere
redenen te geven. Zo geldt voor verzekeraars geen eis van één financieel
geheel en is een risicodeling tussen deelnemers onderling een minder
belangrijk aspect van de bij deze pensioenuitvoerders ondergebrachte
pensioenregelingen. Daarnaast hebben verzekeraars geen
medezeggenschapsorganen, waardoor belanghebbenden ook geen invloed
kunnen uitoefenen op de besluitvorming. Invaren is daarom voor hen niet
mogelijk gemaakt. Daarnaast bleek het niet mogelijk om tot een adequate
kostenneutrale compensatie te komen. Bij verzekeraars is een dubbele
transitie met de effecten van de afschaffing van de tijdsevenredige
pensioenopbouw en de overstap op een ander pensioenovereenkomst niet
mogelijk. Nadeel dat deelnemers ondervinden bij de overstap van een
progressieve premie naar een vlakke premie kan bij verzekeraars alleen
worden gecompenseerd uit de langere beleggingshorizon en de compensatie
uit de premie. De voordelen van de langere beleggingshorizon zijn echter
niet direct beschikbaar. Invaren is voor verzekeraars te ingewikkeld
gebleken. Daarom is het mogelijk om voor bestaande deelnemers de
regeling met een progressieve premie te eerbiedigen. Ook dat is
uitgebreid aan bod gekomen bij de wetsbehandeling van de Wtp.
Dan kom ik bij het derde blokje, met de titel "De weg vooruit". Hoe
…
De voorzitter:
We zitten net op de weg vooruit, mevrouw Joseph.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ja, maar dan mis ik nog een antwoord op de vraag. Een antwoord waarmee u
misschien ook een deel van het vertrouwen zou kunnen herstellen,
afhankelijk van wat erin staat.
De voorzitter:
Maar die vraag heeft u net gesteld en daar heeft u een antwoord op
gekregen.
Mevrouw Joseph (NSC):
De vraag of adviezen van de landsadvocaat openbaar gemaakt kunnen
worden.
Minister Van Hijum:
Daar kom ik nog op, maar ik wil die ook wel direct beantwoorden. We
hebben er natuurlijk al eerder over gesproken. Adviezen van de
landsadvocaat hebben mede betrekking op de procespositie van de Staat.
Niet-openbaarmaking van de adviezen van de landsadvocaat ten aanzien van
de Wtp volgt uit de rijksbrede beleidslijn actieve openbaarmaking. Die
stelt dat adviezen van voor 2021 niet openbaar worden gemaakt omdat
daarin geen onderscheid is gemaakt tussen procesadvies en beleidsadvies.
Dat is ook de basis voor mijn redenering over de procespositie van de
Staat. Die kan ik dus ook om die reden niet openbaar maken, maar ik merk
wel op dat de inhoudelijke beoordeling van het eigendomsrecht uit het
advies is verwerkt in de memorie van toelichting en in antwoorden op
vragen van zowel de Tweede als de Eerste Kamer. De inhoudelijke
strekking is daarmee openbaar en mijn ambtsvoorganger heeft die adviezen
ook vertrouwelijk ter inzage gelegd bij de Tweede en Eerste Kamer zodat
Kamerleden hiervan kennis hebben kunnen nemen bij de behandeling van de
Wtp.
Voorzitter. Mevrouw Van Dijk vroeg — dan kom ik toch echt bij de weg
vooruit — hoe de minister de koopkracht van gepensioneerden gaat
verbeteren in het nieuwe stelsel. Ik heb daar in mijn algemene inleiding
al iets over gezegd. De richtingen die ik daarbij in elk geval wil
bezien, hebben betrekking op het beschermingsrendement, het
projectierendement en de inzet van de solidariteitsreserve. Daarmee
worden de ideeën ter verbetering van koopkracht meegenomen die tijdens
het rondetafelgesprek in uw Kamer in juli 2024 naar voren zijn gebracht
en die ook nadrukkelijk door mevrouw Joseph in een aantal debatten al
zijn omarmd. De richtingen zullen worden verkend met experts, de
Pensioenfederatie, De Nederlandsche Bank, de AFM en sociale partners. Ik
zal uw Kamer rond de zomer informeren over de stand van zaken. Ik noem
het vooralsnog wel nadrukkelijk "richtingen", omdat daarbinnen
natuurlijk ook weer verschillende varianten en instrumenten mogelijk
zijn en ik daar nog niet allemaal op vooruit kan lopen.
Ook merk ik op dat het nieuwe stelsel al meer perspectief biedt op een
koopkrachtiger pensioen dan het oude. Laten we dat ook niet vergeten.
Mogelijke maatregelen om nog meer op koopkracht te sturen, zullen moeten
worden bezien binnen de voorwaarden dat er een eerlijke verdeling blijft
van risico's tussen jong en oud, dat er ook mogelijk budgettaire en
financiële gevolgen aan verbonden zijn, dat ze nog passen binnen
pensioenakkoord en ook bij voorkeur geen vertraging opleveren voor de
lopende transitie.
Mevrouw Van Dijk en de heer Flach vroegen nog of ik andere, minder
ingrijpende manieren zie om de positie van alle deelnemers te verbeteren
en welke concrete initiatieven ik op dat punt neem. Ik herhaal dat het
vergroten van het draagvlak — dat ligt nadrukkelijk ten grondslag aan
het amendement dat hier veel besproken is — op zich zeker een wenselijk
streven is, maar dat dat niet ontstaat door meer regels of meer
wettelijke verplichtingen — dat zei mevrouw Van Dijk ook — maar wel door
een open houding van alle betrokkenen. Ik zal op korte termijn met de
sector hier afspraken over maken, waarmee de zorgen van deelnemers over
de pensioentransitie worden geadresseerd. Het onderzoek Vertrouwen in
pensioen biedt ook een aantal aanknopingspunten. En waar gaat het dan
om? Vooral om echt goed luisteren naar de deelnemers op basis waarvan
verbeteringen kunnen worden doorgezet. Die verbeteringen — ik noem ze
hier toch nog een keer — gaan dan over het correct, duidelijk,
evenwichtig en ook tijdig informeren van de deelnemers over de
transitie. Informatie over de pensioentransitie kan beter en
laagdrempeliger worden ontsloten en deelnemers kunnen naar het juiste
informatiepunt worden geholpen. Veel van de initiatieven horen ook echt
bij de verantwoordelijkheid van fondsen zelf. Ik blijf hen oproepen om
het gesprek tussen deelnemers en besluitvormende organen in het fonds
met extra kracht door te zetten en daarover te communiceren, ook naar
deelnemers toe.
Met de indieners van het amendement deel ik de overtuiging dat
deelnemers goed meegenomen moeten worden in deze transitie, en
informatie is daar een belangrijk onderdeel van. Drie concrete
toezeggingen wil ik in dat kader dus nogmaals doen. Een. Ik wil dat
deelnemers worden geïnformeerd over waarom niet gekozen wordt voor niet
invaren op leeftijdscohortniveau. Dat moeten fondsen ook in hun
opdrachtbevestiging opnemen en publiceren op hun site, met als doel om
mensen mee te nemen in die collectieve overweging rond het invaren.
Twee. Ik wil dat pensioenuitvoerders voortaan expliciet waarschuwen dat
projecties en scenario's in de transitie-informatie kunnen verschillen
van de definitieve hoogte van de te ontvangen uitkeringen. Dat is een
punt waar mevrouw Joseph hier al herhaaldelijk op heeft gewezen: te
optimistische scenario's. Wees reëel, vertaal projecties naar wat de
reële verwachtingen zijn. Ook de AFM heeft er in recente
communicatie-uitingen aandacht voor gevraagd dat die vertaalslag nog
niet altijd goed wordt gemaakt. Ook dat punt wil ik nadrukkelijk
omarmen. Drie. Ik wil dat de sector nog meer goede voorbeelden deelt in
samenspraak met de sector over de naleving van nu al geldende
informatievoorschriften. Ik heb net aan mevrouw Van Dijk toegezegd dat
ik in de monitor daarop terug zal blijven komen, dat ook ik zelf actief
voorbeelden zal blijven delen en dat ik hierover met de pensioensector
in gesprek blijf.
Dan heb ik nog een aantal overige punten. Mevrouw Van Dijk vroeg of
financieel advies voor meer persoonlijke inzicht vanuit de werkgever kan
worden vrijgesteld van loonbelasting. Het is al zo dat de
pensioenuitvoerder verplicht is om de deelnemer te begeleiden bij de
pensioenkeuzes. De pensioenuitvoerder mag adviseren over keuzes die
voortvloeien uit de pensioenregeling zelf of uit de pensioenregelgeving,
maar mag geen productgerelateerd advies, Wft-advies geven. Als een
werkgever in aanvulling op de keuzebegeleiding van de uitvoerder de
kosten van een persoonlijk financieel pensioenadvies voor zijn rekening
neemt, vormt dat een voordeel voor de werknemer. Over fiscale regels
hebben we in het debat hiervoor net gesproken. Omdat de werknemer hier
een voordeel aan ontleent, zijn de kosten voor het pensioenadvies belast
met loonbelasting. Dat volgt uit het loonbegrip dat is vastgelegd in de
fiscale wetgeving. Financieel advies vanuit de werkgever valt daarmee
onder loon. Hier is geen ruimte voor een andere interpretatie.
Vrijstellen van het financieel advies voor de heffing van loonbelasting
vraagt om een wetswijziging. Omdat met die wijziging het fiscale kader
wordt verruimd, heeft het ook nog weer budgettaire consequenties die
berekend moeten worden. Een eerste inschatting is dat het mogelijk
miljoenen tot tientallen miljoenen euro's betreft. Die budgettaire
effecten zijn inkomstenkaderrelevant. Dat betekent dat ze gedekt moeten
worden. Verder zou dit een nieuwe fiscale regeling inhouden, wat in het
kader van transparantie en vereenvoudiging niet wenselijk is. Dus die
ruimte zie ik helaas op dit moment niet.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk dat het juist een heel goed voorstel is. We hebben een tijdje
geleden ook debat gevoerd over het bedrag ineens. Toen ging het ook
over: het is complex en het is moeilijk. Zou het eigenlijk niet beter
zijn als mensen gewoon geadviseerd worden? Ook hierbij zien we gewoon
dat mensen worstelen met de vraag hoe ze het allemaal moeten rijmen. We
kennen ook de behoefte van werkgevers om mensen misschien iets langer
aan het werk te houden. Volgens mij is het juist heel verstandig, ook in
de brede discussie, om hierin een stap te zetten met elkaar. Ik snap
alle argumenten over financiën. Maar als we er nou eens boven gaan
hangen: zou het niet gewoon heel verstandig zijn om onze mensen dit aan
te bieden?
Minister Van Hijum:
Maar het kan ook wel worden aangeboden. Het kan alleen niet worden
vrijgesteld.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Maar ik bedoel ook laagdrempelig.
Minister Van Hijum:
Daarvoor zie ik op dit moment dus geen mogelijkheden, maar de vraag is
natuurlijk ook of dat het in de weg staat.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Maar ik vroeg niet of de minister geen mogelijkheden zag; ik vroeg of
het hem niet heel verstandig lijkt, gezien alle discussies die
samenkomen, de ontwikkelingen op arbeidsmarkt en de onzekerheden over
het pensioen. Het bedrag ineens, benoemde ik al. Iedere keer komt het
terug. Zou het dan niet gewoon verstandig zijn om het met elkaar te
bekijken? Misschien moeten we hierop wél serieus een stap zetten en
moeten we dat niet over drie jaar, maar gewoon nu serieus overwegen.
Minister Van Hijum:
Het begint natuurlijk met de communicatie door fondsen zelf, dus de
laagdrempelige en goeie informatievoorziening over de keuzes die
voorliggen. Dat is ook onderdeel van de voorstellen die ik net heb
gedaan. Hoe betrek je deelnemers erbij? Daar ben ik het zeer mee eens.
Maar als u het nu wilt vertalen naar een concreet financieel voordeel
dat we mensen kunnen geven om financieel advies te vragen, dan kan ik
dat op dit moment niet toezeggen.
Mevrouw Van Dijk vroeg ook nog of ik kan aangeven wanneer het onderzoek
uit de motie-Palland over governance met varianten naar de Kamer komt.
Dat maakt onderdeel uit van het bredere onderzoek naar governance in het
nieuwe pensioenstelsel. Daarbij onderschrijf ik het belang van een goede
vertegenwoordiging van belanghebbenden in de pensioenfondsbesturen.
Zoals mijn ambtsvoorganger heeft aangegeven, is het niet verstandig om
tijdens de transitie die governance aan te passen. Ik wil ook graag de
ervaringen van de eerste grote groepen fondsen met die governance in het
nieuwe stelsel meenemen. Zoals vermeld in de verzamelbrief
Pensioenonderwerpen najaar 2024 zal met dit onderzoek in de loop van
2026 worden aangevangen. Een opzet van het onderzoek is in de
verzamelbrief van november 2023 al met uw Kamer gedeeld.
Dan vroeg de heer Mulder nog naar de diversiteit in
pensioenfondsbesturen. Ook dat nog. Ik vond dat hij daar een beetje een
karikatuur van maakte, want ik denk wel dat gemengde, divers
samengestelde pensioenfondsbesturen tot betere besluitvorming kunnen
leiden. De pensioensector heeft zichzelf ook een aantal normen opgelegd
om de diversiteit te verbeteren — dat geldt in heel veel opzichten, ook
bijvoorbeeld voor jongeren — en om pensioenfondsen te stimuleren om
structureel na te denken over diversiteitsbeleid. Via de Code
Pensioenfondsen is de diversiteitsnorm vastgelegd. Daarvoor geldt
"comply or explain", dus je voldoet eraan of je legt uit waarom het niet
lukt of moeilijk is. Ten aanzien van leeftijdsdiversiteit geldt als
minimum dat er ten minste één persoon die jonger is dan 40 jaar zitting
heeft in het bestuur en het verantwoordingsorgaan of het
belanghebbendenorgaan. Ten aanzien van genderdiversiteit geldt als
minimum dat er in de genoemde organen variatie is in geslacht of
genderidentiteit. Ik ben blij dat de sector die norm aan zichzelf oplegt
en dat de diversiteit ook langzaam toeneemt.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Maar de vraag gaat natuurlijk om het vergelijk met een aangenomen motie
waarin een ruime meerderheid in deze Kamer oproept om te stoppen met
activistisch beleggen. Dat raakt ook deze discussie van vandaag, want
het raakt het vertrouwen van deelnemers in pensioenfondsen. Het is mooi
dat er allerlei bestuurders zijn die, weet ik wat, windmolens of zo leuk
vinden. Maar als ze daarin geïnteresseerd zijn, moeten ze dat soort
dingen steunen met hun eigen geld en niet met geld van de gewone burger,
die gewoon wil dat er een goed rendement wordt gemaakt. We hebben die
motie aangenomen. Sindsdien zie ik alleen maar opgeheven middelvingers
van pensioenbestuurders richting deze Kamer. Ze zeggen: "Het maakt niet
uit. Ik ben opa geworden. Daarom vind ik nu dat ik opeens linksaf ga met
het geld." Mijn vraag is dus eigenlijk een oproep aan de minister om dat
te stoppen en om te zorgen dat de meerderheid van de Kamer serieus wordt
genomen. Die activistische, rare politiek moet stoppen.
Minister Van Hijum:
Ik vond de opmerking over diversiteit een karikatuur, maar dat geldt ook
wel een beetje voor deze opmerking over hoe pensioenfondsen zich richten
op rendement. Op zich ben ik het namelijk met de heer Mulder eens dat
fondsen moeten beleggen in het belang van hun deelnemers. Dat wordt ook
geborgd in het toezicht van DNB. Over dit onderwerp heb ik geregeld met
uw Kamer van gedachten gewisseld. Ook de heer Aartsen heeft er
herhaaldelijk op gewezen. Met een motie heeft de Kamer vorig jaar nog
gevraagd hoe het toezicht aangescherpt kan worden om te zorgen dat een
koopkrachtig pensioen altijd centraal staat bij het beleggingsbeleid. Ik
heb ook toen, in de reactie op die motie, al het volgende aangegeven.
Het toezichtkader zorgt ervoor dat fondsen een beleggingsbeleid voeren
in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden. In elk geval
wordt daarmee bedoeld het financiële belang van deelnemers te
waarborgen. Kortom, ze doen het al en het is ook in de wet
gewaarborgd.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Er wordt hier al de hele dag aan de minister gevraagd om een oordeel
ergens over te hebben. Deze Kamer roept in grote meerderheid op om dat
activistische beleid te stoppen. Een meneer die in een van de grootste
pensioenfondsen zit, zegt doodleuk: ik wil in mijn eentje de wereld
redden met dat geld, want ik ben vorige week opa geworden. Dat is toch
gewoon een provocatie? Dat is toch totaal in strijd met de oproep uit
deze Kamer om te stoppen met dat soort onzinzaken? Het minste wat ik van
de minister mag verwachten, is dan toch dat hij daarop reageert en dat
hij ervoor zorgt dat het niet meer voorkomt? Daar is toch niets raars
aan?
Minister Van Hijum:
Als het wettelijk kader hierover enig misverstand zou laten bestaan en
als ik het vermoeden zou hebben dat de toezichthouder dit niet serieus
zou nemen, dan zou de heer Mulder een punt hebben. Maar dat gevoel heb
ik niet. Voor de rest vind ik het ook geen politieke vraag voor een
minister om zich te bemoeien met of zich te mengen in het
beleggingsbeleid van pensioenfondsen.
De heer Ergin vroeg mij nog wat op de korte en lange termijn de gevolgen
van de daling op de aandelenmarkt zijn voor de pensioenen van mensen.
Binnen de Wtp zijn er, denk ik, voldoende mogelijkheden om een klap op
de aandelenmarkt op te vangen. Een schok kan worden gespreid over de
tijd. De solidariteitsreserve heeft ook een mogelijkheid om ingegane
uitkeringen te stutten. Je zult dus niet per se zien dat schokken op de
aandelenmarkt, de beurzen, zich meteen een-op-een vertalen in
uitkeringen. Op de korte termijn hoeven die koersschommelingen dus geen
invloed te hebben. Pensioenfondsen beleggen voor de lange termijn. Ze
houden rekening met tijdelijke tegenvallende resultaten op de beurs. De
fondsen staan er goed voor. Ze kunnen gebruikmaken van hun buffer.
Daarnaast wordt het pensioen in de regel alleen op een vast moment in
het jaar gewijzigd. Voor verreweg de meeste fondsen geldt dat pas aan
het einde van het jaar wordt vastgesteld wat de uitkeringen voor 2026
zullen zijn. Dat geldt ook voor de fondsen die al naar het nieuwe
pensioenstelsel zijn overgestapt. Fondsen hebben in het nieuwe stelsel
mogelijkheden om schokken voor lopende uitkeringen te dempen. Zoals ik
net zei, kan dat door de inzet van solidariteitsreserves en door het
spreiden van schokken. Ook in het oude stelsel kunnen de gevolgen voor
lopende uitkeringen worden beperkt. Op de langere termijn hoeven dalende
beurzen geen gevolgen te hebben voor de pensioenen als het om een
tijdelijke daling gaat. Een pensioenfonds houdt bij het vaststellen van
het beleggingsbeleid rekening met verschillende scenario's, waaronder
ook slechtweerscenario's. Wel kan het betekenen dat de actieve
deelnemers op termijn worden gekort op hun pensioenvermogen; dat kan.
Zij kunnen dit zien in hun pensioenoverzichten. De deelnemers hebben nog
een lange horizon om dergelijke kortingen goed te maken. Fondsen zijn
wettelijk verplicht om daar duidelijk en tijdig over te communiceren aan
deelnemers.
De voorzitter:
Prima.
Minister Van Hijum:
Voorzitter, ik denk dat ik bijna …
De voorzitter:
Ja! Nee, u bent helemaal klaar.
Minister Van Hijum:
Nee, ik kijk toch even. Ik ga het toch echt zorgvuldig doen. Er is me
nog een vraag gesteld. Ik vind het toch belangrijk om deze nog even te
beantwoorden. De heer Van Kent vroeg mij namelijk nog naar het lekken.
Hij vroeg of ik denk dat het lekken van geheime stukken door ambtenaren
bedoeld was om mij klem te zetten om negatief te adviseren over het
amendement en of ik alles inmiddels weer onder controle heb. Ik waardeer
de zorg van de heer Van Kent, maar ik neem wel afstand van die
insinuatie. Ik heb net ook gezegd dat ik echt sta voor de integriteit
van mijn ambtenaren. Daarom heb ik ook aangifte gedaan, zodat duidelijk
wordt wat er precies is gebeurd. Dat is voor hen belangrijk en ook voor
mij, omdat ik in vertrouwen mijn gedachten moet kunnen vormen en ook
open wil kunnen spreken met ambtenaren over adviezen en ook over mijn
uiteindelijke bestuurlijke oordeel over die adviezen. Daar is helemaal
niks geheims aan. Alle stukken zijn ook openbaar geworden. Het is
volstrek transparant wie wat heeft geadviseerd en wat ik daar op welk
moment van heb gevonden. Ik zeg dat dat ook voor ambtenaren buitengewoon
belangrijk is.
Voorzitter, ik denk dat ik hiermee de meeste vragen heb beantwoord.
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover de tweede termijn.
Minister Van Hijum:
De eerste termijn.
De voorzitter:
Ik dacht: misschien trapt ie erin, dan laat ik de hamer vallen en dan
kunnen we naar huis. Maar men is weer te scherp. Vooruit, tot zover de
eerste termijn. Ik wijs erop dat we ook nog een ander debat hebben
vanavond, over de initiatiefwet van de heer De Hoop. Dat moet hier ook
nog plaatsvinden. Maar goed, we hebben net met z'n allen besloten dat we
de tweede termijn erachteraan doen, dus dat doen we. Maar om 20.00 uur
moet het volgende debat beginnen. Ik heb met veel pijn en moeite de
dinerpauze kunnen inkorten tot een halfuur, maar dat betekent dat we
hier om 19.30 uur klaar moeten zijn. Het woord is aan mevrouw Joseph.
Voor 19.30 uur moet dus ook de tweede termijn van de minister afgerond
zijn. Dat gaat wel lukken, meneer Vijlbrief? Nou, als ik u mee heb, dan
zit ik goed. Mevrouw Joseph, graag kort. Ik denk dat alles wel een
beetje is aangeroerd vandaag. Een tweede termijn is niet verplicht, zeg
ik even tegen de deelnemers. Mevrouw Joseph.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank, voorzitter. Dit debat is grotendeels misschien wel gegaan over het
amendement dat wij hebben ingediend om mensen inspraak te geven als hun
bestaande pensioenen worden aangepast, als vaste uitkeringen worden
omgezet in variabele uitkeringen, die meer meebewegen met de
beurskoersen. Mensen lopen daarbij meer risico. Als je zo'n wijziging
aanbrengt, dan is het gewoon belangrijk dat mensen inspraak krijgen. Dat
is niet alleen belangrijk voor de mensen zelf, voor hun
bestaanszekerheid, maar ook voor het vertrouwen in en het draagvlak van
het stelsel. Ik twijfel niet aan ons amendement. Ons amendement sluit
gewoon aan bij bestaande wetgeving en bij bestaande processen bij
pensioenfondsen. Maar ik sta natuurlijk open voor concrete aanvullingen
als de minister die ziet, maar dan moeten ze wel echt concreet zijn,
want anders kunnen we er niks mee. Als ze niet concreet zijn, dan
vertrouw ik er ook op dat het amendement goed in elkaar zit. Ik hoop dus
dat de minister snel komt met de aanvullingen. Dan zullen we daarnaar
kijken.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik hou ook van een korte tweede termijn, maar dit is echt de wereld op
zijn kop. Dit kan niet. Een indiener van een amendement kan niet zeggen:
ik vertrouw erop dat de minister aanlevert hoe ik mijn amendement moet
aanpassen zodat het een goed amendement wordt. Zo zijn de verhoudingen
echt niet. Sorry.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik hoor geen vraag. Ik heb nog twee moties.
De heer Aartsen (VVD):
Volgens mij staat het heel duidelijk in de brief. De minister heeft net
ook gezegd wat er niet klopt aan uw amendement. Uw reactie daarop was:
de minister houdt de bevolking voor de gek. Maar de minister heeft
volgens mij heel duidelijk aangegeven dat "het wettelijk gezien niet
mogelijk is wat er in het amendement staat". Dat citeer ik uit de brief.
Daar kunt u het niet mee eens zijn — dan moet u misschien bij deze
minister zijn — maar dat staat toch gewoon in de brief?
Mevrouw Joseph (NSC):
Wij hebben het amendement zorgvuldig opgesteld met juristen. In het
amendement maken wij het mogelijk om bijvoorbeeld ook de compensatie en
keuzebegeleiding vorm te geven. Als de minister echt concrete
aanwijzingen heeft, kunnen we het amendement wijzigen, maar zolang het
vage teksten blijven, zie ik geen aanleiding om het amendement te
wijzigen, want dan is er blijkbaar niets om te verbeteren.
De heer Aartsen (VVD):
Er staat letterlijk in de brief dat compensatie voor het afschaffen van
de doorsneesystematiek op de manier zoals die in het amendement staat,
wettelijk niet mogelijk is. Dat staat letterlijk in de brief. Dan moet u
het lef hebben — u zit hier volgens mij behoorlijk dicht tegenaan — om
te zeggen dat deze minister de boel voor de gek aan het houden is. Het
kan niet allebei waar zijn: of de brief van de minister klopt of het
amendement van mevrouw Joseph klopt. Een van die twee moet kloppen, zeg
ik tegen mevrouw Joseph.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik weet niet waar zo'n drukte om gemaakt wordt. Ik vraag de minister om
ons concreet aan te geven waar het volgens hem mogelijk anders zou
moeten, want dan kunnen we daarnaar kijken.
De voorzitter:
Mevrouw Haage, kort als het kan.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Waarop gaat de indiener van het amendement de komende jaren 1,2 miljard
tot 2 miljard bezuinigen?
Mevrouw Joseph (NSC):
Dit amendement kost geen geld …
De voorzitter:
Punt.
De heer Van Kent (SP):
Dit laat zien waarom we even hadden moeten schorsen en het debat op een
ander moment hadden moeten voortzetten. Ik twijfelde even of ik deze
vraag aan mevrouw Joseph zou stellen, maar ik heb deze vraag eerder in
een commissiedebat gesteld toen ik het idee had dat er in de Pensioenwet
geen wijziging meer voor elkaar te krijgen was omdat er in geheim
blijkbaar een afspraak was gemaakt dat er in ieder geval tot 1 januari
niks zou gebeuren; die afspraak werd zojuist bevestigd. Dit is nu, na 1
januari, het enige echte voorstel dat er ligt om nog iets te wijzigen in
de Pensioenwet. Verbindt mevrouw Joseph haar politieke lot aan het
aannemen van dit amendement? Verbindt mevrouw Joseph daar haar politieke
lot aan?
Mevrouw Joseph (NSC):
Wat een mooie vraag. Ik sta hier nu voor dit amendement en ik hoop dat
ook de andere partijen goed naar het amendement kijken. Het was niet
polariserend bedoeld. Het is niet polariserend. Het is mensen inspraak
geven. Als er suggesties zijn van andere partijen om inspraak te geven,
dan hoor ik dat natuurlijk graag.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Van Kent (SP):
Maar als ik als lid van een regeringspartij zo'n bewindspersoon
tegenover me zou treffen, zou ik me toch op mijn hoofd krabben en
denken: is dit nu dan nog de plek waar ik iets kan veranderen in de
pensioenwet? Want we hebben hier te maken met een minister van Nieuw
Sociaal Contract — hij is minister van de Kroon; ik weet hoe het formeel
allemaal zit — die gewoon keihard de casinopensioenen aan het verdedigen
is en alle wijzigingen daarvan aan het tegenhouden is.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik kan ook eerlijk zijn. Als ik de minister was geweest, had ik het
gewoon oordeel Kamer gegeven.
De voorzitter:
De heer Ceder, kort en puntig.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Sorry, voorzitter. Ik moest even lachen over de laatste opmerking.
Mevrouw Joseph heeft eerder in het debat aangegeven dat de minister
mensen voor de gek houdt. Dat is best een zware aantijging, want dat zou
insinueren dat de minister en de ambtenaren achter hem iets hebben
geproduceerd wat niet waar is en dat ze, willens en wetens of niet, de
Kamer en de bevolking verkeerd hebben geïnformeerd. We hebben best een
lang debat gehad. We zijn rond 10.45 uur begonnen. Ik vroeg mij af: is
er in alle argumenten die gewisseld zijn, door de minister, maar ook
door Kamerleden, iets geweest waardoor u uw overtuiging hebt bijgesteld
ten opzichte van voordat we aan het debat begonnen?
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik heb natuurlijk goed geluisterd, maar alle dingen die ik hier gehoord
heb, heb ik eigenlijk al gelezen in alle adviezen die ik binnen heb
gekregen. Ik ben dus in zekere zin blij dat jullie geen nieuwe
argumenten kunnen bedenken en dat het blijkbaar goed in elkaar zit.
De voorzitter:
Heel goed. Uw twee moties.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ja, mijn twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat koopkrachtbehoud een belangrijke doelstelling is voor
pensioenen omdat inflatierisico een van de grootste risico's is voor
gepensioneerden;
overwegende dat verschillende adviesbureaus (waaronder Ortec, Confident
en WTW) aangeven dat het ontwerp van de Wet toekomst pensioenen niet
gericht is op directe koopkrachtbescherming en dat de wetgeving het
sturen op koopkrachtbehoud zelfs ontmoedigt;
overwegende dat het behoud van voldoende koopkracht ontzettend
belangrijk is voor de bestaanszekerheid van (toekomstige)
gepensioneerden, in het bijzonder in tijden van hoge inflatie;
verzoekt de regering sociale partners en pensioenfondsen te verplichten
een koopkrachtambitie te formuleren voor pensioenuitkeringen in termen
van een beoogd percentage van de prijs- of looninflatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Joseph.
Zij krijgt nr. 21 (36578).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de toezichthouder Autoriteit Financiële Markten zorgen
heeft geuit over dat de huidige pensioencommunicatie tot onrealistisch
hoge verwachtingen van het nieuwe pensioenstelsel kan leiden onder
deelnemers;
constaterende dat hoogleraar Bas Werker eind 2024 al wees op het risico
dat de kans op een korting van de pensioenuitkering misschien klein
lijkt, bijvoorbeeld 3% kans in de eerste vijf jaar, maar dat de omvang
van een korting indien die plaatsvindt wel meer dan 20% kan zijn;
overwegende dat het belangrijk is dat mensen op de hoogte zijn van
mogelijke risico's zodat zij vooraf meer handelingsperspectief hebben
door bijvoorbeeld voorzichtiger te zijn met het aangaan van hogere vaste
lasten en indien mogelijk zelf een buffer op te bouwen;
verzoekt de regering in samenspraak met de AFM de wettelijke vereisten
voor communicatie over het pensioenstelsel aan te scherpen waardoor er
uitdrukkelijk ook wordt gewaarschuwd voor de risico's bij de
pensioenuitkeringen in het nieuwe stelsel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Joseph.
Zij krijgt nr. 22 (36578).
Mevrouw Joseph (NSC):
Maar daarbij wil ik ook wel de kanttekening maken die mevrouw Van Dijk
vandaag heeft gemaakt: misschien moet de AFM ook de communicatie wel
iets verkorten.
De voorzitter:
De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Vijlbrief van
D66.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter. Ik had beloofd om het heel kort te houden en dat ga ik ook
doen. Dank aan de minister voor zijn antwoorden, maar wat een chaos is
het. Wat een enorme chaos is dit. En hoe komt dat? Dat komt omdat er een
onvoldragen en waardeloos amendement op tafel lag. De indieners beginnen
nu aan de minister zelf te vragen of hij nog weet hoe het beter kan. Dit
kan zo niet. Zo werken we hier niet. Een amendement hoort gewoon goed te
zijn, en dat is niet gelukt. De minister heeft nu heel duidelijke
woorden gesproken in het debat. Nadat hij er eerst, zoals ik al zei, met
die bulldozer overheen was gereden, heeft hij nu gezegd: ik ontraad dit
amendement. Maar hij heeft nog iets gezegd. Hij heeft gezegd: als het
wordt aangenomen moet ik de wet aanpassen, en dat kost één à twee jaar.
Dat betekent dat het amendement daarmee destructief is geworden en niet
uitvoerbaar kan zijn.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van Kent van de SP.
De heer Van Kent (SP):
Voorzitter. De conclusie dat het een chaos is, onderschrijf ik van
harte. We hadden liever gezien dat we even de tijd hadden genomen om
samen met de minister te kijken hoe een en ander aangepast kan worden.
De SP hecht eraan dat de zeggenschap geborgd is, naast de andere
problemen die we zien in de Wtp, in het casinopensioen. Wij zien ook
echt risico's als die zeggenschap er niet komt. Dan zullen er heel veel
rechtszaken volgen, wat ook tot chaos gaat leiden. Wij willen die chaos
op alle mogelijke manieren zien te voorkomen. Ik kondig dus alvast aan
dat wij graag een derde termijn willen, zodat er een kans is om nog het
een en ander aan te passen.
Maar omdat er ook op andere punten nog werk te doen is, zou ik na het
reces de volgende motie in stemming willen brengen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
spreekt uit dat pensioenfondsen rekening moeten houden met substantiële
aanpassingen van de Wtp,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Kent.
Zij krijgt nr. 23 (36578).
De heer Van Kent (SP):
Deze motie is bedoeld als signaal richting de pensioensector voor het
geval dat inderdaad een meerderheid van de Tweede Kamer zegt: wij willen
nog zaken veranderen; hou daar rekening mee. Het valt ook samen met het
amendement dat we hebben ingediend om een jaar extra tijd in te ruimen,
zodat, wat er ook aan wijzigingen uit de Kamer komt, er in ieder geval
tijd is om het zorgvuldig te organiseren en in te voeren.
Tot slot. Ik vraag me nog steeds af hoe de minister dit in zijn hoofd
bij elkaar krijgt. Ik hoop dat de minister daar nog op in wil gaan; in
de eerste termijn is hij dat vergeten. Hij vervult hier namens Nieuw
Sociaal Contract een ministerspost en hij komt in confrontatie met zijn
eigen partij, waarbij over en weer hele grote woorden worden gebruikt,
in ieder geval wat betreft de kwalificaties die worden gegeven aan
inhoudelijke voorstellen en de woorden die worden gekozen vanuit de
fractie. Ik zit naar een debat te kijken waarvan ik denk: waar zijn we
hier in godsnaam mee bezig? Volgens mij moeten we ervoor zorgen dat we
de wet op een aantal cruciale punten aanpassen. Dat doel houden we maar
voor ogen.
De voorzitter:
Heel goed. De heer Aartsen van de VVD.
De heer Aartsen (VVD):
Voorzitter. Wat een bende. Ik sluit me aan bij de vorige sprekers. De
chaos is echt compleet. Een NSC-Kamerlid vraagt eerst om een schorsing
omdat het amendement niet goed in elkaar zit, verwijt vervolgens de
minister dat hij de bevolking voor de gek houdt, zegt vervolgens dat de
minister niet zo moeilijk moet doen en gaat hier uiteindelijk staan om
te zeggen dat het amendement gewoon prima in elkaar zit. Kunt u het nog
volgen? Ik niet meer.
Voorzitter. Dit is nou precies de reden waarom de Raad van State,
volgens NSC een roeptoeterende institutie, zegt: dit amendement is
onvoldragen; het ontbreekt aan wetgevingskwaliteit. Dat is niet zomaar
iets. Dat heeft te maken met of iets kan. Kunnen amendementen
uiteindelijk in een wet? Volgens mij heeft deze minister heel duidelijk
gemaakt dat er een aantal zaken in de wet zitten, zoals de compensatie
van de doorsneesystematiek, die wettelijk gezien niet kunnen met het
huidige amendement. Keuzevrijheid en van tevoren aangeven hoe dat zit,
kan wettelijk gezien niet. De minister is daar heel duidelijk over
geweest.
Ik begon mijn bijdrage kritisch op de minister, naar aanleiding van de
brief. Ik moet hem toch echt complimenteren. Ik vind dat de minister,
helemaal met dit geluid van zijn eigen fractie, het heel zuiver en
keurig ontleedt. Zoals hij zelf zegt, maakt hij het niet groter en niet
kleiner. Dat siert deze minister. Ik wil hem een groot compliment geven
voor het feit dat hij in dit geweld heel zuiver en bestuurlijk naar dit
onderwerp kijkt. Ik vind dat ik dat, gelet op mijn eerste termijn, ook
gewoon netjes dien te zeggen.
Ik sluit me aan bij de vragen van de heer Vijlbrief. We leven nu in
april 2025. In de wet staat: 1-1-2027. Als dit amendement wordt
aangenomen, dan moeten we de wet wijzigen. Dat heeft de minister gezegd.
Dat betekent dat er een wetstraject nodig is. Dat duurt één tot twee
jaar. Ik wil graag van de minister horen of dat klopt. Hoelang gaat dat
duren? En klopt het dan ook dat je die termijn van 1-1-2027, als je
vanaf nu gaat rekenen, simpelweg niet gaat halen voordat hij op zijn
vroegst in de Tweede Kamer is, laat staan voorbij is? Dan komen we
volgens mij in de problemen. Dit amendement is dan de facto destructief.
De minister zou dit dan ook als "onaanvaardbaar" moeten appreciëren.
Niet omdat dat politiek of inhoudelijk zo is, maar omdat het amendement
ervoor zorgt dat het doel van het wetsvoorstel, namelijk 1-1-2027 uit de
wet halen, niet gerealiseerd kan worden voor 1-1-2027. Dat is volgens
mij feitelijk en technisch gezien het gevolg van dit amendement. Graag
een reactie van de minister.
De voorzitter:
Mevrouw Inge van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Voorzitter. Gelukkig hebben we het in dit debat ook nog gehad over de
zorgen van mensen. De minister gaat zijn eigen voorstellen concreter
maken en hopelijk snel naar de Kamer brengen. Ter aanmoediging zal
collega Ceder zo met een motie hierover komen. Voorstellen met
betrekking tot koopkracht komen voor de zomer. Volgens mij is het goed
om hier ook snel over te spreken, desnoods in een extra debat, maar dat
gaan we netjes aanvragen via de procedurevergadering.
Voorzitter. De reden voor de indiener om geen initiatiefwet maar een
amendement in te dienen, was dat het te lang zou duren. Maar mijn
voorzichtige conclusie is dat deze route, zoals het er nu naar uitziet,
wellicht nog langer gaat duren, omdat de wetsteksten alsnog naar de
Kamer moeten. Mijn niet zo voorzichtige conclusie is: had het een jaar
geleden gewoon netjes in de coalitie uitonderhandeld, want dan hadden we
vandaag wellicht over dit voorstel kunnen praten in een fatsoenlijke
wet. Het gaat dus om fatsoenlijke wetgeving, die volgens de VVD zo
belangrijk is.
1.500 miljard. DENK gaf het al mooi aan: daarmee kun je alle
koopwoningen in Nederland opkopen en dan blijft er nog geld over. Dat
doe je niet met elkaar af als een vrije kwestie, want dan doe je gewoon
geen recht aan de zorgen van mensen. Ik had eigenlijk een motie, maar ik
heb goed naar de minister geluisterd met betrekking tot het financieel
advies. Ik vind dat we echt moeten gaan nadenken over de vraag of we
financieel advies gaan bieden aan mensen die bijna met pensioen gaan.
Nogmaals, er spelen op dit moment gewoon zo veel aspecten die
onzekerheid bieden. Plus: soms willen mensen doorwerken of soms maken
mensen zich zorgen over toeslagen. Ik kan het een hele riedeltje nog een
keer noemen. Ik vind financiële weerbaarheid heel belangrijk. De
minister heeft het niet direct omarmd. Als financieel woordvoerder ben
ik gevoelig voor argumenten over geld, dus ik zal richting het
Belastingplan met een netjes amendement komen.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Fijn dat we dit debat met elkaar konden voeren
en dat we gedachten hebben kunnen uitwisselen. De voorzitter zegt
"uitvechten" buiten de microfoon. Volgens mij hebben we wel wat ideeën
met elkaar kunnen wisselen. Ik trek in ieder geval een aantal
conclusies.
Voorzitter. Een paar dingen. Allereerst zegt de minister helder en
duidelijk dat dit amendement ontraden is. Na doorvragen zegt hij
eigenlijk ook dat het op deze wijze onuitvoerbaar is. Er is namelijk
extra wetgeving of er zijn maatregelen nodig om het amendement technisch
überhaupt te verenigen met de wetssystematiek, mocht het op deze wijze
worden aangenomen. Dat kan niet, is mijn logische inschatting. Het kan
op deze wijze ook niet naar de Eerste Kamer.
Voorzitter. Dat is best een belangrijk punt, ook omdat wij als Kamer en
parlementariërs met elkaar aan een goed wetgevingsproces horen te
werken. Dit amendement is om die reden — dat bleek ook uit de
appreciatie van twintig pagina's — niet deugdelijk. Ik hoop dat de
indieners hier serieus naar gaan kijken.
Voorzitter. Ik ben ook blij met de manier waarop de minister in zijn
taalgebruik al afstand heeft genomen van de indieners van het amendement
en dus ook een duidelijke scheiding heeft aangebracht. Hij zei
bijvoorbeeld dat het onjuist is dat er dingen van mensen worden afgepakt
en dat het om iets groots gaat en niet om iets kleins, zoals een aantal
indieners beweerden. Hij gaf aan dat er ook in het oude pensioenstelsel
een collectief element zit. We kunnen daarom in het nieuwe stelsel niet
alleen maar spreken over het recht van het individu. Dat recht is
natuurlijk een belangrijk goed, maar het dient ook in samenhang van het
collectief stelsel gezien te worden. Dat past ook bij de geschiedenis
van ons pensioenstelsel.
Voorzitter. In mijn overtuiging kan op dit moment in ieder geval geen
enkele wijziging aan het amendement tegemoetkomen aan het principiële
punt dat het individueel bezwaarrecht per definitie niet verenigbaar is
met de evenwichtigheid van de transitie. Mijn vraag is of de minister
die conclusie met mij deelt. De minister heeft een aantal voorstellen en
suggesties gedaan om de transparantie en communicatie te verbeteren.
Daar ben ik het mee eens. Ik zal zo ook een motie indienen. Maar de
beslissing om in te varen of niet blijft, als ik de minister hoor, in
zijn beleving bij de pensioenfondsbesturen liggen, overeenkomstig
artikel 150l van de Pensioenwet. Mijn vraag is of dat nog steeds het
uitgangspunt is en blijft en of hij het eens is met het principiële punt
dat artikel 150l niet verenigbaar is met het individuele bezwaarrecht
zoals de indieners dat voor ogen hebben.
De voorzitter:
Uw motie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb één motie en die dien ik met een aantal partijen in, omdat wij
niet doof zijn geweest voor de zorgen die hier leven en die bij mensen
en belangenorganisaties leven. Wij willen kijken hoe we in dit traject
recht kunnen doen aan ook de mensen die zorgen hebben. Ik dien daarom
met een groot deel van de Kamer de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Pensioenwet voorschrijft dat er standaard sprake is
van het invaren van het pensioenvermogen, tenzij dit onevenredig
ongunstig zou zijn voor deelnemers, gewezen deelnemers, andere
aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of de werkgever (artikel
150l Pensioenwet);
constaterende dat er bij verschillende belanghebbenden zorgen leven over
communicatie, transparantie en betrokkenheid bij het
invaarbesluit;
van mening dat het belangrijk is om zorgen serieus te nemen, afgezien
van de vraag welke zorgen omtrent het pensioendossier terecht zijn en
welke onterecht;
verzoekt de regering om voor het commissiedebat van 14 mei binnen de
kaders van de Wet toekomst pensioenen zich maximaal in te zetten om, zo
nodig met voorstellen, de zorgen rond communicatie en transparantie rond
het invaarbesluit weg te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Inge van Dijk, Haage,
Vijlbrief, Aartsen en Flach.
Zij krijgt nr. 24 (36578).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nu de maiden tweede termijn van mevrouw Haage.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Al twintig jaar volg ik de politiek, ook als
medewerker. Twintig jaar geleden — daar moest ik even aan terugdenken —
zat ik ooit in vak K om een initiatiefwet over individueel
pensioensparen te organiseren. Ook toen kwamen dit soort thema's aan de
orde, maar gingen we iets anders met elkaar en onze instituties om. Ik
sluit me aan bij de vorige sprekers. De "C" in NSC staat tegenwoordig
voor chaos. Het heeft lang geduurd en het is maar goed dat de minister
nu duidelijk heeft aangegeven dat het amendement echt onaanvaardbaar is.
De polder heeft wel schade ondervonden door het debat van vandaag. De
zorg van mijn fractie, GroenLinks-Partij van de Arbeid, is dat dit grote
gevolgen heeft voor toekomstige transities. En er komen er nogal wat
aan. Ik heb de minister een gebaar naar de Kamer zien maken, maar de
indieners van het amendement daarop Oost-Indisch doof zien reageren. Dat
vind ik ongelofelijk jammer. Ik heb ook een populistisch verwijt aan de
minister gehoord, namelijk dat hij mensen voor de gek zou houden. Ik ben
erg benieuwd wat hij zelf van dat verwijt vindt, dat inmiddels in grote
chocoladeletters in de krant staat.
Ik ben ook erg benieuwd van alle indieners te horen — een heb ik ernaar
gevraagd — waar zij de komende jaren 1,2 tot 2 miljard op willen gaan
bezuinigen. Zolang zij in dit kabinet zitten met deze financiële
systematiek, zullen zij hiervoor een oplossing moeten verzinnen. Ook het
resultaat van zo'n bezuinigingsoperatie betekent lagere pensioenen en
daar ben ik gewoon heel erg op tegen. Kritiek op de Wet toekomst
pensioenen is mogelijk. Ik ben niet getrouwd met die wet. We staan
altijd open voor verbetering, maar niet voor verslechtering. Daarom
steunen we onder andere de motie-Ceder. Het amendement zorgt vooral voor
meer chaos en lagere pensioenen. Het individualistischer maken van de
regelingen zorgt voor een einde aan de collectiviteit.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Edgar Mulder, PVV.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voorzitter. Er wordt vanavond wel iets afgepakt, wil ik zeggen tegen een
aantal mensen en tegen de heer Ceder. Er wordt wel iets afgepakt: de
zekerheid van een vast en stabiel pensioen. Dit amendement wilde daar
iets aan doen. Het wilde de zeggenschap teruggeven aan de eigenaren van
het pensioen. Na alles wat ik vanavond gehoord heb en wat we van tevoren
hebben gezien, zeg ik: ja, er zal vast iets moeten gebeuren als dit
amendement een meerderheid krijgt. Vanavond werden de problemen wel heel
erg uitvergroot, al was het alleen maar door het goed voorlezen door
deze minister van de antwoorden van de ambtenaren. Een ding is
duidelijk: dit amendement raakt belangen.
Met het afwijzen van dit amendement smelt het vertrouwen verder weg,
zeker met bestuurders in die fondsen die een geheel andere politieke
overtuiging hebben dan de gewone Nederlander.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Vermeer. Ik ga ervan uit dat hij de laatste
spreker is van de zijde van de Kamer, er even van uitgaande dat de heer
Flach bezig is zijn eigen verjaardag te vieren. De heer Vermeer.
De heer Vermeer (BBB):
Dank, voorzitter. Ik wil de minister en zijn team bedanken voor de
antwoorden. Dit debat gaat inmiddels over veel meer dan alleen ons
pensioen. Kamerleden als de heer Ceder zeggen dat wij met ons amendement
een bron van onrust zijn, terwijl uit het Nibud-onderzoek uit 2024 al
bleek dat 80% van de ondervraagden aangeeft zelf te willen bepalen of
het het eigen gespaarde pensioen wil overzetten naar een nieuw stelsel.
Dat was nog voor dit amendement werd opgesteld.
De heer Aartsen zegt dat we hierover idealiter geen debat zouden moeten
voeren. Echter, wij hebben als volksvertegenwoordiger niet alleen het
recht, maar zelfs de plicht om op te komen voor bezwaren van
Nederlanders. Wij hebben hiervoor verschillende instrumenten, zoals het
voeren van een debat of het indienen van een amendement. Wij hebben wat
ons betreft goed over dat amendement nagedacht. Ook uit het advies van
de Raad van State blijkt eigenlijk geen hard juridisch bezwaar. U kunt
dat advies op onze website nalezen; daar hebben we dat van commentaar
voorzien.
Een minister vragen om ons te vragen een amendement in te trekken … Nou
ja, dat verhoudt zich naar onze mening niet goed tot het in je bijdrage
praten over democratie en liberale waarden.
Voorzitter. We gaan zien hoe dit verder loopt, ook met de Wet herziening
bedrag ineens, die bij de Eerste Kamer ligt. Je zou bijna denken: als
dit niet goed afloopt, mij niet bellen als het misgaat. Maar dat past
natuurlijk niet bij mijn rol als volksvertegenwoordiger, dus ook dan mag
u mij bellen.
De voorzitter:
Mevrouw Haage wil u nu meteen opbellen.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Dat scheelt weer een telefoontje.
De voorzitter:
Korte vraag, kort antwoord.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter, dat ga ik doen. 1,2 miljard tot 2 miljard bezuinigen,
waar gaat BBB dat op doen?
De heer Vermeer (BBB):
Voor dit onderwerp is dat niet relevant, want dat is hier niet aan de
orde.
De voorzitter:
Oké. Ik schors …
De heer Vermeer (BBB):
Als u op een andere manier wilt bezuinigen, dan kunnen we het daarover
hebben.
De voorzitter:
Ik schors tot 19.50 uur. Dan gaan we luisteren naar de minister. U kunt
dan eventueel gaan dineren.
De vergadering wordt van 19.19 uur tot 19.50 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen. Het woord is aan de minister.
Het duurt even, minister, maar ze komen wel.
Minister Van Hijum:
Dat zou voor het debat wel goed zijn, voorzitter.
Laat ik om te beginnen de leden van uw Kamer danken voor hun bijdrage
aan het debat. En laat ik ook eerlijk aangeven dat ik er zelf ook wel
een beetje een gemengd gevoel over heb. Ik bedoel dat ook ik denk dat
dit een onderwerp is dat ongelooflijk leeft bij u, bij mij en bij
mensen. Er is een enorme gedrevenheid, ook bij uw leden van de Kamer,
ongeacht mening en inzet. Ik herken die ook. Hoe u hier ook zit, u heeft
allemaal het beste voor met het pensioenstelsel en wilt dat er goede
dingen besloten worden. Het raakt mensen en die gedreven zie je hier
vandaag in het debat ook weer terug.
Laat ik in de richting van mevrouw Joseph en de andere indieners ook
zeggen dat ik oprecht hun poging waardeer om in te spelen op een aantal
zorgen van mensen. Ik zie ook dat er vanuit die betrokkenheid en die
ervaring concrete suggesties worden gedaan.
Voorzitter. Ik heb vandaag geprobeerd om een brug te slaan, maar ik zie
dat ik daarin slechts gedeeltelijk ben geslaagd. Daar had ik iets andere
hoop bij, maar dat laat onverlet dat het wel een oprechte poging is. Ik
geef daarmee gelijk antwoord op een vraag van de heer Van Kent,
namelijk: hoe houd je dit in je hoofd bij elkaar? Dat kan uiteindelijk
maar op één manier. Als bestuurder heb ik de verantwoordelijkheid voor
het stelsel als geheel en voor het vertrouwen van mensen in dat stelsel.
Ik heb daarbij niet alleen te maken met opvattingen die je idealiter zou
kunnen hebben of zou kunnen verdedigen, maar ook met een wet die er is
en een proces dat er is geweest. Ik ben verantwoordelijk voor
bestuurlijke betrouwbaarheid in de richting van partijen, de kwaliteit
van de wetgeving — ik heb het eerder ook al genoemd — de uitvoering en
consistentie van de uitvoering. Dat zijn allemaal dingen die ik vanuit
mijn rol en verantwoordelijkheid ook serieus te nemen heb.
Als je het heel politiek zou willen duiden, zou je kunnen zeggen: hoe
extraparlementair wil je het hebben? In die zin vind ik dat je vanuit
het kabinet en vanuit je bestuurlijke verantwoordelijkheid ook af en toe
gewoon op zaken moet wijzen die uit de Kamer komen.
De voorzitter:
Mijnheer Van Kent wil interrumperen, maar ik dacht dat u bezig was met
een soort redenatie die u eerst even af wilt maken.
Minister Van Hijum:
Dit was eigenlijk mijn inleiding.
De voorzitter:
Dit was 'm. Prima.
Minister Van Hijum:
Dit is wat ik als inleiding even wilde zeggen, maar laat ik er nog een
laatste zin aan toevoegen: ik heb een poging gedaan om hier inhoudelijk
een brug te slaan en te kijken hoe je inhoudelijk tegemoet kunt komen
aan een aantal zorgen. Ik zie dat overigens in een aantal moties terug.
Maar ik hoop dus echt oprecht dat wij dat gesprek gaande kunnen houden,
want het is niet zo dat ik geen bereidheid heb om naar de bestaande wet-
en regelgeving of de uitvoeringspraktijk te kijken. Die bereidheid is
er, maar het moet ook wel passen bij het pad dat we met elkaar hebben
afgesproken.
De heer Van Kent (SP):
De minister zegt: ik heb geprobeerd om bruggen te slaan. Drie
coalitiepartijen hebben nu een voorstel gedaan dat door de minister is
ontraden. Een partijgenoot van de minister zegt hier dat de minister de
mensen in het land belazert. Vindt de minister dit een houdbare
situatie?
Minister Van Hijum:
Zolang het debat over de inhoud gaat, we elkaar proberen te vinden op de
doelen van de wet en proberen om dat binnen handbereik te brengen, ga ik
dat gesprek graag verder aan.
De heer Van Kent (SP):
Ik snap werkelijk waar niet waarom dat geaccepteerd wordt en waarom deze
minister enerzijds de drie coalitiepartijen tegen het hoofd stoot door
een voorstel zo scherp weg te zetten en anderzijds accepteert dat er
gezegd wordt dat hij de Nederlanders aan het belazeren is. Dat is toch
geen houdbare situatie, zo'n relatie tussen een kabinet en een
Kamerfractie?
Minister Van Hijum:
Volgens mij heb ik in mijn brief en ook vandaag in het debat op een
eerlijke manier proberen te schetsen wat de consequenties zijn van een
amendement dat hier wordt voorgesteld. In de emotie worden daar bepaalde
kwalificaties aan verbonden, maar die laat ik echt helemaal voor
rekening van de Kamer. Daar herken in mij niet in. Ik vind dat wij dat
gesprek op de inhoud moeten voeren. Ik ben zeer bereid om te blijven
luisteren naar de zorgen die daaronder zitten en om daar de dingen uit
te destilleren die we kunnen doen om de wetgeving en de
uitvoeringspraktijk te verbeteren. Daar ben ik ontzettend gemotiveerd
voor. Ik zie namelijk hoe belangrijk dit onderwerp is. Maar goed,
daarvan hoef ik niemand hier te overtuigen. Het gaat over de
bestaanszekerheid van mensen en over de verwachtingen die mensen hebben
van dit pensioenstelsel.
De voorzitter:
Afrondend.
De heer Van Kent (SP):
Het verbaast me toch. De minister praat er een beetje omheen, maar deze
situatie is toch niet houdbaar? Je kunt op zo'n manier toch niet
samenwerken binnen de coalitie, zowel als het gaat om de inhoud als om
de omgangsnormen? Zo gaat het kabinet toch niet om met voorstellen die
vanuit drie coalitiepartijen komen? Andersom is dit toch ook geen
werkbare verstandhouding met uw eigen partij, nota bene?
Minister Van Hijum:
Ik zie niet wat ik van mijn kant uit anders zou kunnen doen dan dit,
namelijk puur op de inhoud het goede gesprek voeren over wat uw zorg is
en of daar op een andere manier aan tegemoet kan worden gekomen, en daar
inhoudelijk het debat over voeren. Dat probeer ik hier continu te doen.
Ik zie niet in waarom dat niet houdbaar is.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, ik heb een punt van orde. Ik hecht er wel aan om via u even
tegen de minister te zeggen dat het één Kamerfractie was, namelijk zijn
eigen fractie van NSC, die kwalificaties had. Ik heb namens de
D66-fractie alleen maar gezegd dat er uitstekende antwoorden kwamen. Ik
vind dat de minister het debat uitstekend heeft gevoerd. Ik hecht er wel
aan om te zeggen dat als de minister "de Kamer" zegt, hij de NSC-fractie
bedoelt.
Minister Van Hijum:
Helder.
De voorzitter:
De moties.
Minister Van Hijum:
Ja, de moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 21 van mevrouw Joseph,
waarin zij de regering verzoekt om sociale partners en pensioenfondsen
te verplichten om een koopkrachtambitie te formuleren. Ik zou mevrouw
Joseph willen vragen of zij die motie wil aanhouden en of zij ermee kan
instemmen dat ik dit verzoek betrek bij de opties die ik uitwerk om de
sturing op koopkracht te verbeteren. Ik heb drie opties genoemd. Dit zou
een optie kunnen zijn die we in dat kader kunnen verkennen. Op dit
moment zeggen dat we de pensioenfondsen moeten verplichten, gaat me net
te ver. Dat is ook voor een deel overbodig, omdat dat in ieder geval
voor de solidaire regeling al het geval is en voor een ander deel nog
niet. Maar ik ben bereid om dit als optie mee te nemen in die
verkenning. We zouden dat kunnen meenemen en verder kunnen
bediscussiëren in de brief die ik u voor de zomer stuur.
Mevrouw Joseph (NSC):
Mag ik vragen wanneer die verkenning ongeveer komt? Dat heb ik even niet
scherp.
Minister Van Hijum:
Ik had voor de zomer toegezegd.
Mevrouw Joseph (NSC):
Oké, dat is prima. Dan hou ik 'm aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Joseph stel ik voor haar motie (36578, nr. 21)
aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Hijum:
Dan de motie op stuk nr. 22, ook van mevrouw Joseph, over het
aanscherpen van de wettelijke vereisten voor communicatie. Die laat ik
aan het oordeel van de Kamer. Daar zeg ik wel bij dat er in de motie
verschillende constateringen en zorgen over de communicatie staan. Ik
heb al aangegeven dat ik bereid ben om de wet aan te scherpen op het
punt van de onrealistisch hoge verwachtingen. Van een aantal andere
punten vraag ik mij af of dat wenselijk is. Maar met deze uitleg kan ik
'm oordeel Kamer geven. Dat betekent dat ik in de uitwerking ervan op
die specifieke punten zal ingaan.
Dan de motie op stuk nr. 23 van de heer Van Kent. Dat is een
spreekt-uitmotie, dus ik neem aan dat ik daar geen oordeel over hoef te
geven.
De motie op stuk nr. 24 van de heer Ceder c.s. daagt mij uit om snel aan
de slag te gaan met de punten die ik heb genoemd en om daarmee naar de
Kamer te komen. Die kan ik oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Prima.
Minister Van Hijum:
Dan tot slot de amendementen.
De voorzitter:
Ja, laten we het daar eens over hebben. Anders vergeet je ze maar! Ik
heb er twee voor u.
Minister Van Hijum:
Het amendement op stuk nr. 20 van de heer Van Kent, over het verlengen
van de transitieperiode, moet ik ontraden. Er is nu geen aanleiding om
de einddatum aan te passen. Dat kan er bovendien voor zorgen dat nog
meer fondsen en werkgevers met een verzekerde regeling het invaren gaan
uitstellen, waardoor de transitie nog langer duurt.
Dan het amendement van mevrouw Joseph. Ik heb al eerder aangegeven dat
ik dat zal ontraden als er geen aanpassing plaatsvindt. Dat moet ik
hierbij doen. Ik geef daarbij het volgende aan. Ik heb nog even laten
inventariseren welke punten echt om een nadere uitwerking vragen op het
moment dat het amendement zou worden aangenomen, en dat zijn er toch een
hele hoop. Ik kan ze hier opnoemen. Ik zal het kort doen. Ik zal u
toezeggen dat ik dit voor de stemmingen nog op papier aan de Kamer
toestuur, zodat u dat kunt meewegen in uw definitieve oordeel.
Het gaat over het gegeven dat wat betreft de transitie de processen, tot
aan het opstellen van transitieplannen aan toe, voor een belangrijk deel
opnieuw gedaan zullen moeten worden. Naar verwachting betekent dat zeker
twee jaar uitstel voor het hele proces. Er zijn gevolgen voor de
verplichtstelling. Er zal onderbouwd moeten worden waarom afsplitsing
van een deel van het vermogen verenigbaar is met de verplichtstelling.
Er zal wel degelijk aanpassing nodig zijn van de ftk-regeling om binnen
dat ftk herverdeling mogelijk te maken voor compensatie uit bestaand
vermogen. Er is een hele reeks eisen aan het transitieplan en het
implementatieplan, die aangepast zullen moeten worden. Er zal
keuzebegeleiding moeten worden aangescherpt. Dan gaat het niet zozeer
alleen om het proces, maar ook om de aannames die een fonds mag maken om
pensioenprognoses te maken voor de keuze van een deelnemer bij
individueel bezwaarrecht. Een complicerende factor is dat een eerste
prognose flink kan verschillen van de daadwerkelijke gevolgen,
afhankelijk van de groep die uiteindelijk bezwaar maakt. Ook dat proces
zul je dus moeten ondervangen.
Je zult ook moeten nadenken over de positie van sociale partners: is het
arbeidsrechtelijk mogelijk om tegen de keuze van sociale partners in te
gaan? Het is immers een arbeidsvoorwaarde. De grondslag is dus een keuze
van de partners. Denk ook aan de evenwichtige belangenafweging van het
fonds; onder anderen de heer Ceder vroeg daarnaar. Het kan zijn dat
artikel 150 bepaalt dat evenwichtige belangenafweging geldt en misschien
uitgezonderd moet worden omdat keuzes van individuele deelnemers
gevolgen hebben voor het collectief en niet per definitie evenwichtig
zijn voor het collectief. Daarnaast zijn er nog financiële gevolgen. En
er zal een nadere verduidelijking moeten komen op de vraag of bezwaar of
referendum op het niveau van de regeling of het fonds geldt. We hebben
het nog niet gehad over lagere regelgeving.
Deze aspecten zal ik dus nader op papier zetten. Ik heb het over zaken
die verduidelijkt, aangescherpt, moeten worden voordat we echt weten of
dit goed uitvoerbaar is.
De voorzitter:
Een paar kleine dingetjes dus eigenlijk. Mevrouw Joseph. Ik begrijp dat
u allemaal weer klaar gaat staan, maar om 20.00 uur moet er een nieuw
debat beginnen. Het is wetgeving, maar probeer kort en puntig vragen te
stellen en kort en puntig te antwoorden.
Mevrouw Joseph (NSC):
Voor de meeste van deze punten moet ik echt nog concreter weten wat er
dan precies in de wet nodig is. Het transitieplan hoef je bijvoorbeeld
niet opnieuw te maken als je individueel bezwaarrecht biedt. Het
transitieplan blijft gewoon staan. Alleen, mensen krijgen individueel
bezwaarrecht. De gevolgen voor de verplichtstelling lijken mij zeer
bijzonder, want het ABP had er ook gewoon voor kunnen kiezen om de
sociale partners niet in te varen. Zou de verplichtstelling dan voorbij
zijn? Dat lijkt mij gewoon heel onwaarschijnlijk; dat kan gewoon niet
waar zijn. Zo zijn er nog meer punten. U zult echt concreet moeten
kunnen aangeven wat er nodig is. Anders zie ik op veel punten niet wat
er extra nodig is.
De voorzitter:
We krijgen dat in een brief, begrijp ik.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ja, in een brief, maar dan ook graag met de wetsartikelen.
Keuzebegeleiding staat daar bijvoorbeeld gewoon al in opgenomen. Wij
hebben het uitgewerkt met juristen en ambtelijke bijstand. Als daar niks
uitkomt, is er blijkbaar ook niks mis. Ik heb dus echt heel concrete
punten nodig; dat was mijn boodschap.
Minister Van Hijum:
Ik herhaal hier: ik ben er niet op uit om dingen groter te maken dan ze
zijn. Dit zijn reële punten die worden aangedragen. Ik zal het concreet
op papier zetten. Ik hoop dat mevrouw Joseph in de tussentijd blijft
doordenken over de voorstellen die ik heb gedaan.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik heb een hele korte vraag aan de minister. Als er een amendement is
dat uiteindelijk zo uitwerkt dat de wet ondergraven wordt, dan is daar
een woord voor: onaanvaardbaar voor het kabinet. Ik begrijp het
eigenlijk niet. De minister noemt al deze dingen die nog moeten gebeuren
om het amendement überhaupt in de wet te laten passen. Dan is dat
amendement toch onaanvaardbaar voor het kabinet? Anders begrijp ik het
staatkundig gewoon echt niet meer. Daar is dit voor bedoeld.
Minister Van Hijum:
Dat oordeel ga ik hier niet uitspreken. Ik heb gezegd dat ik het
onwenselijk vind en het ontraad. Ik heb gezegd dat dit ingrijpende
gevolgen heeft voor het transitieproces. Daar heb ik geen woord Spaans
over gesproken, in de brief niet en hier in het debat niet. Maar
uiteindelijk is de weging of u dit voor uw rekening wil nemen aan de
Kamer.
De heer Aartsen (VVD):
Stel dat we morgen het amendement aannemen en die zaken allemaal in de
wet gewijzigd moeten worden. Hoelang duurt zo'n wetstraject dan? Als ik
die vraag overigens al niet eerder stelde, in tweede termijn.
De voorzitter:
Tja, daar hebben we het al een beetje over gehad, hè.
Minister Van Hijum:
De voorzichtige schatting is dat je daar wel een jaar voor nodig
hebt.
De heer Aartsen (VVD):
We zitten nu in april 2025. Een jaar verder zitten we in april 2026. Als
we de lijn van de minister volgen, komt er op dat moment voor het eerst
een wet binnen in de brievenbus hier in de Tweede Kamer. Dan gaan we die
wet netjes schriftelijk behandelen, zoals we dat altijd doen. We doen
daar meestal een maand of drie over. Dan zitten we in het reces. We
zitten dus ergens in september wanneer we het wetsvoorstel in de Tweede
Kamer gaan behandelen. Daarna moet het nog naar de Eerste Kamer. Dan is
het toch voorbij 1-1-'27, vraag ik aan de minister. Is hij dat met mij
eens?
Minister Van Hijum:
Ik kan die redenering volgen.
De heer Aartsen (VVD):
Dan hebben we toch een amendement dat destructief is op de wet die
beoogt om 1-1-'27 naar eerder te verplaatsen?
Minister Van Hijum:
Ik zal schriftelijk voor u scherp op een rij zetten wat er op de
verschillende punten gewijzigd moet worden — dat was ook de vraag van
mevrouw Joseph — inclusief het tempo dat ik daarbij denk te kunnen
halen.
De voorzitter:
Ja. Afrondend.
De heer Aartsen (VVD):
Ik snap dat het voor de minister politiek echt heel ingewikkeld is. Maar
als ik het zo bekijk, is uit de opsomming van de minister zojuist, al
die wettelijke zaken die moeten worden aangepast in combinatie met die
tijdsplanning, toch niets anders te concluderen dan dat dit amendement
destructief is op de wet die hier voorligt, een
technische-termijnenwet?
Minister Van Hijum:
Ik zal ook de consequenties in termen van termijnen helder in de brief
schetsen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Naar aanleiding van het lijstje dat de minister heeft opgenoemd, trekt
de heer Aartsen een terechte conclusie. De tijd die het zal nemen om het
voor te leggen is langer dan de beoogde termijn van inwerkingtreding.
Daarmee is het amendement destructief, maar ik hoor de minister dat niet
zeggen. Klopt mijn conclusie wel dat als wij als Kamer vragen om uit te
werken wat de voorstellen allemaal betekenen voordat wij hierover gaan
stemmen, we dit debat pas volgend jaar na de zomer kunnen heropenen? Dat
is namelijk eigenlijk wat de Kamer wil. Wij willen weten, mevrouw Joseph
trouwens ook …
De voorzitter:
Ja, helder. De minister.
Minister Van Hijum:
Ik heb u volgens mij heel helder geschetst wat de consequenties zijn.
Nogmaals, ik speel ook geen verstoppertje op dat punt. Ik denk ook dat
het verstandig is om dingen in de goede volgorde te doen. Ik zal u
helder schetsen wat er wetstechnisch nodig is en ook qua planning om dit
naar mijn verwachting op een ordentelijke manier af te wikkelen. Ik zou
ook graag willen weten of dit amendement daadwerkelijk wordt aangenomen
of niet. De consequenties zal ik uiteindelijk ook in het kabinet moeten
bespreken, want er zijn niet alleen wetstechnische gevolgen maar ook
financiële. Daar was ook naar gevraagd. Wij zullen daar als kabinet ook
opnieuw naar moeten kijken.
De voorzitter:
Puntig, puntig.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik vraag dit omdat het belangrijk is dat wij voor ogen hebben welk
proces we met elkaar door gaan voeren. Dat dit consequenties heeft
waardoor het wetsvoorstel waarschijnlijk het doel niet behaalt en ook in
tijd een jaar of anderhalf jaar wordt verplaatst, is voor de rekening
van de drie coalitiepartners. Dat laat ik bij hen. Maar wij hebben met
elkaar een paar uur geleden besloten dat we graag de samenhang willen
zien alvorens we kunnen beslissen over de wet. Klopt het dat er na het
reces een brief komt en als die wens gehonoreerd wordt, wij dit debat
met minimaal een jaar moeten uitstellen voordat de ambtenaren uitgewerkt
kunnen hebben wat de Kamer eigenlijk wil zien, namelijk wat de impact is
van het amendement-Joseph c.s.?
Minister Van Hijum:
De impact wil ik u voor de stemming laten weten. Dat heb ik u toegezegd.
Dat is het lijstje dat ik u net heb voorgelezen. Het is belangrijk om
dat zo concreet mogelijk inzichtelijk te maken, zodat u dat kunt wegen
bij de stemming.
De voorzitter:
Ja. Dat komt allemaal in de brief. De heer Van Kent.
De heer Van Kent (SP):
Ik hoorde in het lijstje vooral zaken van lagere regelgeving die verder
in de uitvoering en op andere plekken terug moeten komen. Volgens mij is
de vraag van mevrouw Joseph als volgt: laat nou zien waar in die
wetsartikelen er nog zaken moeten worden toegevoegd of verwijderd om de
wens mogelijk te maken. Allereerst hoor ik daar graag een reactie op.
Ten tweede: het gebeurt niet heel vaak, maar de Kamer kan ook een motie
indienen waarin de Kamer de regering oproept of opdraagt om met een nota
van wijziging te komen om een aantal doelen te realiseren. Stel dat er
voor die route wordt gekozen. Hoe ziet het tijdpad er dan uit?
Minister Van Hijum:
Ik weet niet of dat per se tot een andere tijdsplanning zou leiden. Ik
wil toch even markeren dat we nu te maken hebben met een wet en
instrumentarium dat heel erg is ingericht op invaren als default; daar
wordt van uitgegaan en de spelregels zijn daaromheen gemaakt. Dat geldt
ook voor alle scenario's die worden gevraagd en de processen die zijn
ingericht. Als je met dit amendement feitelijk dat fundamentele
uitgangspunt loslaat, dan heeft dat forse implicaties voor het hele
proces, vanaf het begin. Daar waarschuw ik voor. Ik zal in de brief nog
scherper aangeven welke artikelen dat precies betreft. Maar maakt u zich
geen illusies: dat gaat niet om iets wat je even zomaar kunt doorvoeren.
Ook de toezichthouder heeft dat nodig om zijn werk goed te kunnen
doen.
De heer Van Kent (SP):
Wij maken ons geen illusies. We weten dat daar tijd voor nodig zal zijn.
Daarom heeft de SP ook het voorstel gedaan om een jaar extra de tijd te
nemen. Dank nog voor de steun van de PVV op dat punt. Die tijd moet daar
dus zeker voor ingeruimd worden. Maar als er een opdracht aan de
minister komt om met een nota van wijziging te komen, dan betekent dat
volgens mij dat er ambtenaren aan het werk moeten om die wetgeving voor
te bereiden en zo'n voorstel aan de Kamer te sturen. Dat kan dan sneller
gaan dan wanneer zoiets voor elkaar moet komen via contact tussen
Kamerleden en ambtenaren.
Minister Van Hijum:
Maar is de vraag nu of ik behoefte heb aan een motie die mij oproept om
een nota van wijziging te maken? Ik heb eerlijk gezegd vooral de
behoefte om te weten of het amendement wordt aangenomen.
De heer Van Kent (SP):
Maar dat was de vraag niet.
Minister Van Hijum:
Dan begrijp ik de vraag niet.
De heer Van Kent (SP):
Of we niet tijdwinst boeken ... Wij hebben een amendement ingediend voor
dat jaar extra; als dat amendement wordt aanvaard, is er tijd. Maar de
vraag is als volgt. Stel dat we de minister via een motie een nota van
wijziging laten indienen om deze zaken te regelen. Kan dat dan tijdwinst
opleveren ten opzichte van een situatie waarin ambtenaren in gesprek
moeten met Kamerleden, die route via een amendement?
Minister Van Hijum:
Ik zie niet hoe dat tijdwinst oplevert; ik denk het niet.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Voor gewone Nederlanders is pensioen het grootste bezit. Een groot
gedeelte van die Nederlanders wil ook zelf beslissen over het pensioen.
De indieners van dit amendement hebben dat verhaal, die stem, hier
vertolkt. Daar is heel geagiteerd op gereageerd. Er is een hoop gebeurd
vanavond.
De voorzitter:
Dat hebben we allemaal meegemaakt.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Kort samengevat hoor ik de minister nu zeggen dat het amendement niet
destructief en zelfs niet onaanvaardbaar is, maar wel onwenselijk. Ik
hoor dat er een brief komt wat betreft dat traject waarvan de minister
zegt dat dat enige tijd gaat kosten. We zullen zien om hoeveel tijd dat
gaat. Maar als het gewoon om een paar aanpassingen gaat, hoeft dat geen
jaar te duren. Maar nogmaals, dat zullen we zien. Dan valt het allemaal
hartstikke mee. Dan is er voornamelijk veel lawaai en veel ruis geweest,
maar kunnen we dit amendement nog steeds steunen, voor Nederland en voor
de Nederlanders.
De voorzitter:
Ja, ja, ja, ja, ja.
Heel goed, tot zover … Ik heb u al gehoord in dit rondje, meneer Ceder.
Eén opmerking nog, kort en puntig.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Als de uitwerking een jaar duurt, heeft dat gevolgen voor de
pensioenfondsbesturen die van plan zijn om tussen nu en een jaar in te
varen. Wat is nu uw boodschap wat betreft deze onzekerheid richting
pensioenfondsbesturen, die nu gewoon over miljarden belangrijke keuzes
moeten maken.
Minister Van Hijum:
Dat ik die onzekerheid onwenselijk vind en dat ik dus ook graag zie dat
die duidelijkheid zo snel mogelijk ontstaat. Daarom ben ik ook blij dat
dit debat niet wordt uitgesteld. Daarom heb ik ook geprobeerd om zo snel
mogelijk met die appreciatie te komen. Ik denk dat het belangrijk is dat
er een keuze wordt gemaakt. Ik heb duidelijk gemaakt waar ik, namens de
regering, sta. Maar ik denk ook dat het nu aan de Kamer is om die
consequenties onder ogen te zien en daar conclusies aan te
verbinden.
De voorzitter:
Tot zover dit debat.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid vandaag. Wij gaan op dinsdag
13 mei stemmen over de wet, de beide amendementen en de moties. Ik
schors enkele ogenblikken. Daarna gaan we praten over de initiatiefwet
van de heer De Hoop.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.