[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Hirsch en Thijssen over het artikel “Europa hééft wel grondstoffen voor halfgeleiders, maar kan er niet bij”

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D19142, datum: 2025-04-24, bijgewerkt: 2025-04-24 17:22, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z02999:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Hierbij bieden wij, mede namens de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Hirsch en Thijssen (GroenLinks-PvdA) over het artikel ‘Europa hééft wel grondstoffen voor halfgeleiders, maar kan er niet bij’. Deze vragen werden ingezonden op 18 februari 2025 met kenmerk 2025Z02999.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,

Reinette Klever

De minister van Economische Zaken,

Dirk Beljaarts

Antwoorden van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en de minister van Economische Zaken, mede namens de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu, op vragen van de leden Hirsch en Thijssen (GroenLinks-PvdA) over het artikel 'Europa hééft wel grondstoffen voor halfgeleiders, maar kan er niet bij’

Vraag 1

Bent u bekend met het artikel 'Europa hééft wel grondstoffen voor halfgeleiders, maar kan er niet bij'1?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Deelt u de conclusie gesteld door Elmer Rietveld van TNO dat pogingen om kritieke grondstoffen voor de Europese Unie veilig te stellen, bijvoorbeeld met de meer dan tien overeenkomsten met grondstofrijke landen sinds 2021, tot dusver niet aantoonbaar effectief zijn? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De veertien grondstoffenpartnerschappen van de EU hebben tot doel om brede samenwerking op kritieke grondstoffen te bevorderen met partnerlanden, waaronder het projecten identificeren langs de waardeketen, samenwerking op kennis en innovatie, of samenwerking ten aanzien van verduurzaming van de sector. Memorandum of Understandings (MoU’s) zijn niet-bindende overeenkomsten. Via Roadmaps werkt de Europese Commissie samen met de partnerlanden aan uitwerking van de MoUs. De afgelopen jaren zijn de eerste stappen gezet om deze samenwerking op te zetten. Het is een lang proces, waardoor het nog te vroeg is te oordelen of MoU’s effectief zijn gebleken.

Vraag 3

Waaraan is volgens u de ineffectiviteit van dergelijke overeenkomsten te wijten?

Antwoord

Zie vraag 2, het is te vroeg om te oordelen over de effectiviteit van de grondstoffenpartnerschappen.

Vraag 4

Deelt u de mening dat de Europese Unie op het gebied van grondstofwinning alleen een aantrekkelijk alternatief is voor China in grondstofrijke landen als het eerlijke 'win-winpartnerschappen' sluit die lokale waarde toevoeging mogelijk maken voor de gastlanden waar mijnbouwprojecten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt dit geborgd in de overeenkomsten die Europa sluit?

Antwoord

Het kabinet ziet gelijkwaardigheid en wederzijds voordeel als voorwaarde voor bestendige partnerschappen. Het kabinet maakt zich er sterk voor dat dit terugkomt in de Europese partnerschappen. Door wederzijdse voordelen centraal te stellen en lokale waardetoevoeging te stimuleren via grondstoffenpartnerschappen, handelsakkoorden en Europese ontwikkelingssamenwerking, beoogt de EU een aantrekkelijk alternatief te bieden voor China.

Vraag 5

Bent u het eens met de stelling dat voor toegang naar grondstoffen in het mondiale zuiden betrouwbaarheid en goede diplomatieke relaties essentieel zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe ziet u dit in verhouding tot de bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking? Hoe kan de Europese Unie een alternatief vormen voor de diepe zakken van China als de EU en haar lidstaten allebei bezuinigen op internationale samenwerking?

Antwoord

Het kabinet steunt de EU grondstoffenpartnerschappen, en kijkt daarnaast naar de mogelijkheden voor bilaterale samenwerking op het gebied van kritieke grondstoffen met ontwikkelingslanden en met ontwikkelde markten. Zoals aangegeven in de beleidsbrief over ontwikkelingshulp blijft het kabinet werken aan verduurzaming van de ketens van kritieke grondstoffen. Dit dient ook een handelsbelang: door de omstandigheden in de keten te verbeteren draagt het kabinet bij aan een beter investeringsklimaat en minder disrupties in de toevoer van kritieke grondstoffen, en daarmee aan een grotere leveringszekerheid. Zo continueert het kabinet de ODA-bijdrage aan het Extractives Global Programmatic Support programma van de Wereldbank dat ontwikkelingslanden ondersteunt bij de versterking van grondstoffenketens. Ook financiert het kabinet in 2025 een pilot voor een internationaal programma van het Nederlands Materialen Observatorium (NMO). Het NMO werkt binnen dit programma aan kennissamenwerking en capaciteitsopbouw bij kennisinstellingen en geologische diensten in Vietnam, Zuid-Afrika, Chili en Canada.

Vraag 6

Bent u het ermee eens dat de meest effectieve manier om de afhankelijkheid van kritieke grondstoffen ter verminderen, is om niet alleen de duurzame productie in de gezamenlijke EU verder uit te bouwen, maar ook te zorgen dat grondstoffen in de keten worden gehouden en vol in te zetten op verminderd verbruik van kritieke grondstoffen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
Ik ben het ermee eens dat circulariteit van kritieke grondstoffen bijdraagt aan het verminderen van risicovolle afhankelijkheden van kritieke grondstoffen. In de Nationale Grondstoffenstrategie (NGS) is ‘circulariteit en innovatie’ dan ook één van de handelingsperspectieven, naast diversifiëren en verduurzamen van waardeketens. De NGS sluit goed aan bij het Nationaal Programma Circulaire Economie. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat coördineert het Nationaal Programma Circulaire Economie en werkt daarin samen met de andere ministeries (Economische Zaken, Klimaat en Groene Groei, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en Landbouw, visserij, Voedselzekerheid en Natuur). Om te komen tot een circulaire economie zijn vier strategieën van belang: verminderen van grondstoffen, andere grondstoffen gebruiken (substitutie), producten langer gebruiken en hoogwaardig hergebruik.

Vraag 7
Hoe geven Nederland en de Europese Unie op dit moment vorm aan de ambitie om zoveel mogelijk grondstoffen te recyclen, en zo min mogelijk grondstoffen te gebruiken? Ziet u kansen voor verbetering? Zo ja, welke stappen zet u hierop?

Antwoord
In de Verordening Kritieke Grondstoffen (Critical Raw Materials Act) van de Europese Unie worden lidstaten verplicht om een nationaal programma voor de circulariteit van kritieke grondstoffen te starten. Onder andere via het handelingsperspectief ‘circulariteit en innovatie’ van de Nationale Grondstoffenstrategie (NGS)2 en het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE)3 wordt hier door Nederland al invulling aan gegeven. Het kabinet zet in op het continu verbeteren van de circulariteit van kritieke grondstoffen. Onder andere wordt binnen het handelingsperspectief Circulariteit en Innovatie in de NGS gewerkt aan het realiseren van circulaire businessmodellen voor productgroepen die kritieke grondstoffen bevatten, en het bevorderen van recycling. Via het Nederlands Materialen Observatorium worden risicovolle strategische afhankelijkheden binnen waardeketens met kritieke grondstoffen stap voor stap inzichtelijk gemaakt en beleidsinterventies geïdentificeerd.

Vraag 8
Wat moet er volgens het kabinet gebeuren om de grondstoffenafhankelijkheid te verminderen de komende jaren?

Antwoord
Via de vijf handelingsperspectieven van de Nationale Grondstoffenstrategie werkt het kabinet aan het verhogen van de leveringszekerheid en het terugbrengen van risicovolle strategische afhankelijkheden ten aanzien van kritieke grondstoffen. De vijf handelingsperspectieven zijn circulariteit en innovatie, Europese mijnbouw en raffinage, diversificatie, verduurzaming internationale grondstoffenketens, en kennisopbouw en monitoring. Uw Kamer is in eind 2024 geïnformeerd over het Nederlands Materialen Observatorium4, voorraadvorming5, verwerking6, en begin 2025 over kritieke grondstoffen en de defensie-industrie7. Rond de zomer van dit jaar zal uw Kamer geïnformeerd worden over de voortgang ten aanzien van de inzet op voorraadvorming. Uw Kamer zal in het derde kwartaal worden geïnformeerd over de voortgang op de verwerking van kritieke grondstoffen.

Vraag 9
Bent u het ermee eens dat het kan helpen om harde, concrete doelen op te stellen en vervolgens concreet beleid te maken om die doelen te halen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u dan bereid om bijvoorbeeld het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een doorrekening van beleid te laten doen zoals ook gebeurt bij de doelstellingen rond de circulaire economie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
De Critical Raw Materials Act stelt op Europees niveau voor 2030 de volgende doelen vast voor 16 strategische grondstoffen: 10% van de jaarlijkse Europese consumptie van strategische grondstoffen moet komen uit Europese mijnbouw, 40% uit Europese raffinage, 25% uit recycling, en de EU mag maximaal voor 65% afhankelijk zijn van een enkel land buiten de EU voor een strategische grondstof. Het stellen van concrete nationale doelen vereist meer inzicht in de aard en grootte van de risicovolle strategische afhankelijkheden die Nederland heeft ten aanzien van kritieke grondstoffen. Als onderdeel van de Nationale Grondstoffenstrategie werkt het Nederlands Materialen Observatorium (NMO) hier structureel aan. Binnen het NMO wordt ook gewerkt met andere kennisinstellingen zoals het Planbureau van de Leefomgeving (PBL).


  1. Trouw, 6 februari 2025, www.trouw.nl/duurzaamheid-economie/europa-heeft-wel-grondstoffen-voor-halfgeleiders-maar-kan-er-niet-bij-vergelijk-het-met-wc-rollen-aan-het-begin-van-corona~b5669e8fc/↩︎

  2. Kamerstuk 32 852, nr. 224 en Kamerstuk 312 852, nr. 291↩︎

  3. Kamerstuk 32 852, nr. 225↩︎

  4. Kamerstuk 32852, nr. 317↩︎

  5. Kamerstuk 32852, nr. 319↩︎

  6. Kamerstuk 32852, nr. 325↩︎

  7. Kamerstuk 32852, nr. 326↩︎