Inbreng verslag schriftelijk overleg over het Fiche: Voorstel Omnibus I (CSRD & CSDDD) (Kamerstuk 22112-4012)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D19154, datum: 2025-04-24, bijgewerkt: 2025-04-24 17:42, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (VVD)
- Mede ondertekenaar: L. van der Graaf, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z05514:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-03-26 12:44: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-03 10:00: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-04-03 10:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2025-04-04 12:00: Fiche: Voorstel Omnibus I (CSDDD) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-04-08 14:00: Fiche: Voorstel Omnibus I (voor zover betrekking hebbend op CSRD) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiƫn
- 2025-04-10 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-04-24 14:00: BNC Fiche: Voorstel Omnibus I (CSDDD) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2025-05-13 16:30: Raad Buitenlandse Zaken Handel op 15 mei 2025 (Commissiedebat), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (š origineel)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr.
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld ā¦ā¦ā¦ā¦. 2025
Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp hebben enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp over het āBNC Fiche: Voorstel Omnibus I (CSDDD)ā (Kamerstuk 22 112, nr. 4012).
De op 24 april 2025 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van ā¦ā¦. 2025 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Aukje de Vries
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Graaf
Inhoudsopgave
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng PVV-fractie
Inbreng GroenLinks-PvdA-fractie
Inbreng VVD-fractie
Inbreng NSC-fractie
Inbreng SP-fractie
Inbreng SGP-fractie
Inbreng ChristenUnie-fractie
Reactie van de minister
Volledige agenda
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel Omnibus I van de Europese Commissie tot wijziging van de richtlijnen over Corporate Sustainability Reporting (CSRD) en Corporate Sustainability Due Diligence (CSDDD). Zij delen het belang van transparantie en zorgvuldigheid, en verwelkomen verdere versimpeling en aanpassingen om de administratieve erkenning van de Europese Commissie van de Europese overregulering als een stap in de goede richting.
De leden van de PVV-fractie constateren, ondanks de verbeteringen, dat het voorstel Omnibus I nog steeds de interne markt ondermijnt, en dat er een groot risico bestaat dat het MKB wordt overbelast.
Er blijft sprake van de verplichting om klimaatplannen op te stellen,
terwijl er al genoeg Europese richtlijnen zijn waarin klimaat als doel
is opgenomen. Er zijn al 60 Europese en nationale duurzaamheidsregels
van kracht. De leden van de PVV-fractie vragen de minister om bij de
Europese Commissie aan te dringen op een verdere bundeling van deze
duurzaamheidsrichtlijnen, zodat bedrijven duidelijkheid krijgen waar zij
aan moeten voldoen.
De leden van de PVV-fractie merken op dat ondanks de aanpassing van de
CSDDD, de besparing voor het gehele Europese bedrijfsleven van 320
miljoen euro wel erg mager is. Zij vragen de minister om na te gaan wat
de daadwerkelijke kosten voor het Europese bedrijfsleven zijn bij de
invoering van CSDDD en of de minister bereid is om te streven naar een
veel grotere substantiƫle besparing.
De leden van de PVV-fractie merken daarnaast op dat recente rechterlijke uitspraken, zoals over de eis tot vervolging van bedrijven die betrokken zijn bij export naar IsraĆ«l, illustreren dat belangenorganisaties steeds vaker hun weg zoeken via civiele procedures. Hoewel de strafrechtelijke weg terecht is afgewezen door de rechter, blijven civielrechtelijke routes ā met een beroep op artikel 3:305a BW (Collectieve actie) ā open om direct de bedrijfsvoering van bedrijven, zoals aanvoerketens van landen, te beĆÆnvloeden.
Ondanks de aanpassingen van de CSDDD wordt de juridische toetsing belegd bij de civiele rechter, en mag de rechter de uitvoering van deze wet door een bedrijf inhoudelijk blijven toetsen.
De leden van de PVV-fractie maken zich ernstig zorgen over deze juridische route, die ertoe kan leiden dat zowel Nederlandse als buitenlandse maatschappelijke organisaties via de rechter invloed uitoefenen op geopolitiek gevoelige sectoren of strategische industrieƫn, buiten de democratische besluitvorming om.
De leden van de PVV-fractie vragen de minister hierop te reflecteren, en of artikel 3:305a BW een nationale kop is die in lijn moet worden gebracht met hetgeen daarover is overeengekomen in het Hoofdlijnenakkoord.
Daarbij vragen de leden van de PVV-fractie zich af de Annex die
verschillende verdragen bundelt waar landen aan moeten voldoen, ƩƩn op
ƩƩn te vertalen is naar het bedrijfsleven. Een voorbeeld is bijvoorbeeld
het recht van kinderen op onderwijs, waar bedrijven dan aan zouden
moeten voldoen.
De leden van de PVV-fractie vragen de minister te beoordelen of deze
Annex, in combinatie met de aangepaste CSDDD, juridisch uitvoerbaar is
en of het invoeren van een marginale toets door de civiele rechter bij
de implementatiewetgeving daarvoor een oplossing kan zijn.
De leden van de PVV-fractie vragen de minister om te reflecteren op de aanpassing van artikel 4.2 van de CSDDD en het toestaan van nationale afwijkingen (goldplating). De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat dit leidt tot een vergaande versnippering van de implementatiewetgeving in de 27 lidstaten en leidt tot een ongelijk speelveld binnen de EU voor bedrijven. Kan de minister voorstellen om dit artikel aan te passen naar een inspanningsverplichting van de lidstaten om de implementatie van de CSDDD te harmoniseren?
De leden van de PVV-fractie vragen de minister of het mogelijk is dat, wanneer bedrijven in meerdere EU-lidstaten opereren, het bedrijf in kwestie in ƩƩn land de rapportageplicht mag indienen.
De leden van de PVV-fractie vragen opheldering aan de minister over open normen, zoals "redelijke verwachting van verbetering" bij opschorting van handelsrelaties in artikel 10.6 en 11.7. Deze omschrijving kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden en kan leiden tot wisselende gerechtelijke uitspraken in de verschillende lidstaten van de EU. Is de minister bereid om bij de Europese Commissie te pleiten voor een duidelijkere definiëring van deze artikelen?
Daarnaast kan een opschorting vergaande geopolitieke consequenties hebben en de Nederlandse belangen raken, wanneer een handelsrelatie wordt opgeschort met een autocratisch land zonder zicht op verbetering. De leden van de PVV-fractie vragen de minister toe te lichten op welke wijze voorbehouden kunnen worden gemaakt in het Omnibusvoorstel wanneer bij een opschorting nationale, Europese of lokale belangen in het geding zijn, zodat er ruimte gemaakt kan worden voor een andere afweging. In het bijzonder belangen zoals het belang van strategische autonomie, strategische en kritieke grondstoffen, economische en nationale veiligheid, zoals de Europese Commissie al zelf heeft voorgesteld.
Ondanks dat in het voorstel Omnibus I een āSME Shieldā is ingesteld voor het MKB, en vanwege de marktmacht van grote bedrijven en de verplichting van grote MKB-ondernemingen een ā niet juridisch verplichte - standaardrapportage wordt voorgesteld, zullen MKB bedrijven om de gehele keten in kaart te brengen, worden blootgesteld aan een enorme administratieve last. Werkgeversorganisaties wijzen er op dat deze rapportageplicht in contracten met het MKB mag worden vastgelegd zoals beschreven in artikel 8.
Daarentegen mogen grote bedrijven de uitvraag via de
standaardrapportage omzeilen als het bedrijf in kwestie de enige is die
inzicht kan geven in het mogelijke risico in de keten.
De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat een dergelijke
administratieve lastendruk voor MKB-bedrijven onwenselijk is en dat het
MKB expliciet moeten worden beschermd tegen formele of informele druk
tot rapportage. De vraag is hoe de minister hier tegenaan kijkt en of
zij wil inzetten op een verdere vermindering van lastendruk voor en
betere bescherming van het MKB.
De leden van de PVV-fractie constateren dat er geen impact assessment is uitgevoerd door de Europese Commissie. Het kabinet benadrukt echter het belang van een gedegen impact assessment bij Commissievoorstellen. De leden van de PVV-fractie verzoeken de minister om duidelijk te maken of en waarom het kabinet het standpunt van de Commissie deelt dat in dit geval, vanwege de urgentie, een uitzondering op een dergelijke toets gerechtvaardigd was. Zo niet, waar ziet de minister knelpunten?
Tot slot dringen de leden van de PVV-fractie aan op een nationale implementatie waarbij rechtszekerheid, democratische controle en de bescherming van Nederlandse economische belangen vooropstaan. Bedrijven moeten kunnen ondernemen, niet ideologisch worden aangeklaagd of via civielrechtelijke omwegen worden gedwongen tot politieke stellingname.
Inbrengleden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van het BNC fiche en hebben hier meerdere vragen en opmerkingen over.
De eerste en grootste zorg van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie is dat het Omnibusvoorstel zoveel afbraak dreigt te doen aan de CSDDD dat de effectiviteit wordt ingeperkt en de doelen van de wet buiten bereik raken.
Ten tweede zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie geschokt over het besluitvormingsproces rond het Omnibusvoorstel. De CSDDD is tot stand gekomen na consultatie met meer dan 500,000 belanghebbenden, en democratische besluitvorming van meerdere jaren, maar wordt nu in een kwestie van maanden gewijzigd op politiek initiatief van de Commissie. Klopt het, zoals de Commissie zelf aangaf in een Technische briefing in de Kamer op 23 april jl., dat een dergelijk proces ongekend is in de geschiedenis? Hoe vindt de minister dat dit proces zich verhoudt tot de waarden en principes van goed bestuur? Hoe verhoudt dit zich tot de uitgangspunten van de betere regelgeving-agenda van de Commissie? Deelt de minister de zorg van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat dit een onwenselijk precedent schept voor de betrouwbaarheid van de Europese Unie als wetgever, als eenmaal aangenomen wetgeving, nog voordat deze is geƫvalueerd, onderworpen wordt aan een ingrijpend wijzigingsproces? Is de minister het met de leden eens dat dit zorgt voor onduidelijkheid richting ondernemers en andere belanghebbenden, en daarmee het vertrouwen kan schaden, omdat zij zich op de ingegane wetgeving hadden ingesteld?
Daarnaast hebben de leden grote zorgen over de zorgvuldigheid, gelet op de krappe tijdlijn. Kan de minister verduidelijken of dezelfde stakeholders zijn betrokken bij het Omnibus voorstel als bij de totstandkoming van de CSDDD? Mocht dit niet geval zijn, kan zij dan uitleggen waar deze discrepantie uit voorkomt? De leden hebben begrepen dat de roep om regeldruk vermindering vooral vanuit het bedrijfsleven komt. Betekent dit ook dat vooral het bedrijfsleven betrokken is geweest bij de totstandkoming van het Omnibus voorstel? Is het kabinet het met de leden eens dat juist bij duurzaamheidswetgeving het essentieel is dat organisaties zoals vakbonden en NGOs betrokken worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat er weinig duidelijkheid wordt gegeven over de wijzigingsvoorstellen. Zij vragen zich af waarom de minister er niet in is geslaagd om de feitelijke vragen te beantwoorden, vooraf aan dit schriftelijk overleg? Is er daarnaast een analyse gemaakt van de verschillen tussen de bestaande CSDDD-wet en de wijzigingsvoorstellen, en kan deze met de Kamer gedeeld kan worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af hoe het kabinet de risicogerichte aanpak gericht op preventie van schendingen, die de basis vormt van de OESO-richtlijnen, terugziet in het voorstel om de nadruk van ketenverantwoordelijkheid te verleggen naar āTier 1ā - directe zakenpartners. De leden vragen zich af of de minister het oordeel deelt dat de op preventie gerichte inzet van de OESO-richtlijnen in de kern wordt losgelaten, gelet op het feit dat de meeste risicoās verder in de keten liggen. Zo nee, kan zij dan toelichten in welke delen van de tekst van het Omnibusvoorstel zij de preventieve werking van de OESO-richtlijnen gewaarborgd ziet worden? Hoe blijft een risico-gerichte en preventieve aanpak overeind in het Omnibusvoorstel als bedrijven zich in de voorgestelde wijziging van de wet vooral reactief moeten opstellen, gebaseerd op nieuwsberichten of rapporten over misstanden, met alle reputatieschade van dien, in plaats van zich proactief inzetten om risicoās in de gehele keten te mitigeren?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich of de minister bekend is met het feit dat ruim 88% van de directe leveranciers van Nederlandse supermarkten zich bevinden in laagrisico-EU-landen1? Is het gegeven dit feit mogelijk dat de Tier-1-beperking juist leidt tot een toename van de regeldruk voor Europese toeleveranciers, ondanks het feit dat daar niet de hoogste risicoās liggen? Vraagt de voorgestelde wijziging niet van bedrijven om werk te verrichten juist daar waar weinig risicoās zijn? Is dit niet een van de redenen dat voorgaande Nederlandse kabinetten binnen de Europese Raad altijd hebben ingezet op opname van de gehele keten in de wet?
Daarnaast lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie het voorstel dat ondernemingen van directe zakenpartners met minder dan 500 werknemers in principe niet mƩƩr informatie mogen opvragen dan is gespecificeerd in de vrijwillige standaarden. Kan dit ertoe leiden dat bedrijven beperkt worden in hun vermogen om de gepaste zorgvuldigheidsplicht te voldoen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het BNC-fiche dat het kabinet door de Omnibuswijzigingen aan de CSDDD een concurrentienadeel verwacht voor bedrijven die zich aan de OESO-richtlijnen houden. De leden maken hieruit op dat de gewijzigde CSDDD onder de ondergrens van de OESO-richtlijnen zakt en de richtlijnen hiermee ondermijnd ā deelt de minister die lezing? Zo nee, kan zij toelichten hoe zij dit concurrentienadeel dan bedoeld heeft? Hoe verhoudt dit zich tot het uitgangspunt van een gelijk speelveld?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af vanaf welk punt er sprake is van āplausibele informatieā, en of deze vage kwalificatie niet voor onduidelijkheid en administratieve druk bij bedrijven zorgt. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen dezelfde vraag over āwaarschijnlijke misstandenā en āredelijkerwijs verkrijgen van informatie op redelijke grondenā. Ook vragen de leden de minister of de eerdergenoemde formuleringen niet tot onduidelijkheid en rechtsonzekerheid leidt bij de mensen die geraakt zijn door vermeende schendingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd of de beperking tot Tier 1 ertoe leidt dat bedrijven die direct inkopen bij leveranciers uit opkomende gebieden niet benadeeld worden ten opzichte van bedrijven die dit niet doen. Is de minister het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens dat daarmee vooruitstrevende bedrijven die inzetten op een directe zakenrelatie verderop in de keten, hiermee ontmoedigd worden? Is dit niet onwenselijk als we bedrijven die inzetten op duurzaamheid en ketenverantwoordelijkheid juist willen belonen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af hoe de voorgestelde wijzigingen in het Omnibusvoorstel zich verhouden tot andere EU-regelgeving, zoals de EU Deforestation Regulation (EUDR), die volledige traceerbaarheid tot aan de oorsprong vereisen. Kan de Tier-1 beperking in Omnibus leiden tot juridische en praktische conflicten met de uitvoering van andere EU-regelgeving en internationale standaarden waarbij ondernemingen wel worden geacht zorgvuldigheid uit te oefenen in de gehele keten?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de beslisnota dat alleen het ministerie van Economische Zaken voorstander was van de beperking tot tier 1 zakenrelaties. De leden vragen zich af waarom het kabinet uiteindelijk in beginsel positief oordeelt over dit voorstel. Wat waren de bezwaren vanuit de ministeries van LVVN, KGG, BZ, FIN en SZW?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat met het Omnibusvoorstel, de verplichting tot het eindigen van zakenrelaties in sommige gevallen vervalt. De leden lezen dat ook het kabinet hierbij vraagtekens hierbij heeft, en zijn benieuwd wat de inzet van het kabinet gaat zijn op dit punt. Gaat het kabinet zich inzetten voor het behouden van de beƫindigingsverplichting?
Daarnaast hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zorgen over de veranderingen rondom het beperken van stakeholders tot ādirect belanghebbendenā. Uit eerdere ruime ervaring blijkt dat juist maatschappelijke organisaties cruciaal zijn voor het effectief naar voren brengen van ketenrisicoās en schendingen van mensen-, milieu- en arbeidsrechten. De leden maken zich ernstig zorgen dat het Omnibus-voorstel relevante organisaties uit het maatschappelijk middenveld, zoals vakbonden, buitenspel zet, waardoor de toepassing van de wet significant aan effectiviteit kan inboeten. Welke ervaring heeft de minister met de rol van deze organisaties, bijvoorbeeld uit de SER-convenanten en vanuit de ervaringen met de NCP? Hoe beoordeelt zij hun rol in het voorkomen van schendingen? Kan de minister zich vinden in de zorg dat dit de effectiviteit van de wet kan verkleinen? Zo nee, waarom niet? Welke signalen heeft de minister hierover binnengekregen vanuit Nederlandse vakbonden, NGOs, bedrijven en andere specialisten?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af wanneer er sprake is van significante veranderingen die alsnog moeten leiden tot rapportageplicht. Gaat dit enkel over het aangaan van nieuwe zakenovereenkomsten, of kan dit ook veranderede situaties met huidige partners omvatten? De leden zijn daarnaast benieuwd waarom de jaarlijkse rapportageverplichting niet blijft, gelet op het feit dat bedrijven aangeven dat jaarlijkse cycli de norm zijn binnen gebruikelijke risicobeheersystemen, mede doordat de termijn van 5 jaar te lang is om effectief aan risicobeheersing te doen. Is de minister het met de leden eens dat jaarlijkse evaluatie beter aansluit op de huidige werkwijze, waardoor het de voorkeur dient te hebben?
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie maken zich grote zorgen wat betreft de wijzigingen rondom het klimaattransitieplan. De leden vragen zich af hoe alleen het opstellen en updaten van het klimaattransitieplan genoeg verantwoordelijkheid oproept bij bedrijven, nu de inspanningsverplichting vervalt. Hoe beoordeelt de minister dit gedeelte van het Omnibus pakket, mocht de Commissie geen onderbouwing kunnen geven rondom hun verwachtingen dat ondernemingen alsnog hun transitieplan naar beste vermogen uitvoeren? Vindt de minister ook dat dit inspanningen vraagt van bedrijven om een plan te maken, om vervolgens enkel en alleen op de plank te eindigen?
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie zijn benieuwd naar de concrete effecten van het CSDDD-omnibus voorstel op de slagkracht van ondernemingen. De leden lezen dat een besparing van 320 miljoen euro verwacht wordt voor Ɣlle duizenden bedrijven die onder het wetsvoorstel vallen bij elkaar. Kan de minister uiteenzetten hoeveel de gemiddelde besparing is per bedrijf? En kan de minister in perspectief plaatsen hoe de besparing zich verhoudt tot de winst en de omzet van de ondernemingen? Is de minister het met de leden eens dat dit waarschijnlijk een relatief kleine besparing is op bedrijfsniveau? Kan de minister toelichten waarom deze kleine besparing het concurrentievermogen en de slagkracht van de Europese economie in haar visie vergroot?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd hoe de minister de kleine opbrengsten voor het Nederlandse bedrijfsleven in verhouding vindt staan tot de gevolgen voor duurzaamheid. Ook vragen de leden zich af wat de negatieve effecten kunnen zijn van de wijziging voor bedrijven die al investeringen hebben gedaan om zich voor te bereiden op de CSDDD zoals aangenomen.
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie zijn benieuwd of de minister gesproken heeft met financiƫle instellingen. Wat is de reactie van de minister op het signaal van banken en verzekeraars dat de aanpassing voor hen verhoogde kosten met zich meegaan brengen, doordat risicomanagement door internationaal opererende bedrijven afgezwakt wordt? Deelt zij hun zorgen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de beslisnota dat de minister heeft aangegeven de input van het bedrijfsleven, zoals VNO-NCW, zwaar te willen meewegen in de besluitvorming. Hoe heeft zij meegewogen dat het bedrijfsleven, inclusief de achterban van VNO-NCW getuige de beslisnota, over dit vraagstuk verdeeld is? Kent zij de positie van bedrijvenkoepels als MVO Nederland, MODINT en InRetail, en individuele bedrijven als Unilever, NestlƩ, Zeeman en anderen, die weliswaar voor versimpeling van de CSRD zijn, maar pleiten voor instandhouding van de CSDDD? Waarom heeft de minister besloten de stem van deze bedrijven minder zwaar mee te wegen? De leden vragen zich daarnaast af of er om vergelijkbare input is gevraagd bij andere groepen, zoals werknemersorganisaties en NGOs. Zo nee, waarom is dit niet gedaan? Is de minister het met de leden eens dat deze organisaties andere, waardevolle input hadden kunnen leveren?
Alhoewel het onduidelijk is voor de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op initiatief van welke belanghebbenden de wijzigingsvoorstellen van de CSDDD tot stand zijn gekomen, begrijpen zij dat er zorgen bestaan over de uitvoering van de wet. Weet de minister of er naar andere opties is gekeken om deze zorgen weg te nemen, zoals het ontwikkelen van ondersteunende instrumenten als de MVO Risico Checker, het centraal verzamelen van sectorale risicoās, het MVO-steunpunt?
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-Fiche Omnibus I (CSRD & CSDDD) d.d. 24 maart 2025. Zij bedanken de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor de toezending hiervan. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over het BNC-Fiche.
Essentie voorstellen
De leden van de VVD-fractie verwelkomen het feit dat de reikwijdte van de rapportageverplichting van de CSRD en CSDDD worden beperkt maar vragen zich af wat de toegevoegde waarde is van het opstellen van een vrijwillige standaard bij de CSRD? De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat bij de CSDDD de verplichting om in de keten van activiteiten op basis van de resultaten van een risicoanalyse een diepgaande beoordeling uit te voeren wordt ingeperkt tot Tier 1, tenzij er aanleiding is dat er negatieve gevolgen zijn. Kan de minister nader toelichten hoe deze beoordeling werkt, wie verantwoordelijk is en op welke wijze dit wordt getoetst? En hoe wordt geborgd dat deze lastenverlichting daadwerkelijk leidt tot een beter ondernemersklimaat en niet enkel tot juridische onzekerheid bij het MKb?
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
De leden van de VVD-fractie hebben geconstateerd dat de CSDDD Mkb'ers die als toeleveranciers fungeren in internationale ketens raakt. Met name de "value chain cap" en de beperking op informatieverzoeken kunnen van invloed zijn op hun positie. Is de minister bereid om bij de Commissie te pleiten voor heldere en uitvoerbare regels die voorkomen dat Mkb'ers onevenredig worden belast door eisen van grotere ketenpartners? Hoe wordt voorkomen dat risicoās en verplichtingen in de keten automatisch worden afgeschoven op kleinere spelers die weinig onderhandelingsmacht hebben?
De leden van de VVD-fractie lezen bij de inzet van het kabinet dat ze de inspanningen verwelkomt om de regeldruk te verminderen en wetgeving te stroomlijnen, zonder de daarmee verband houdende beleidsdoelen te ondermijnen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of er binnen dit uitgangspunt niet meer ruimte is voor aanpassingen anders dan enkel harmoniseren en stroomlijnen. Hoe weegt de minister dit en is zij bereid in Europees verband te pleiten voor een fundamentelere heroverweging van de CSRD en CSDDD? Zeker gelet op de huidige geopolitieke context lijkt dit voor onze concurrentiepositie essentieel. De leden zouden ook hier graag een reflectie op krijgen van de minister, ook in relatie tot andere landen en het creëren van een level-playing field voor Europese bedrijven. En hoe weegt de minister het risico dat ook met deze CSDDD-wijzigingen de handel met derde landen zal beïnvloeden?
De leden van de VVD-fractie vragen zich voorts af in hoeverre het mogelijk is om nog afspraken te maken met landen en bedrijven die niet dezelfde standaarden hanteren als zijn voorzien in de CSDDD en CSRD. Kan de minister dit nader toelichten? En deelt de minister dat het mogelijk moet blijven om met landen en bedrijven afspraken te maken en handel te drijven als zij hieraan niet voldoen, zeker waar het gaat om kritieke grondstoffen en bijvoorbeeld energie? Zo ja, op welke wijze gaat de minister hier aandacht voor vragen? En zo nee, kan zij toelichten waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er nog steeds een mogelijkheid is om als lidstaat strengere verplichtingen op te leggen, maar gaat dit niet voorbij aan het creƫren van een gelijk speelveld en het samen als EU optrekken op dit gebied? Nu staat er enkel dat de minister verduidelijkende vragen zal stellen maar hoe weegt de minister dit zelf? En is de minister bereidt om te pleiten voor het schrappen van deze mogelijkheid? En zo nee, kan de minister nader toelichten waarom niet?
De leden van de VVD-fractie delen de zorgen van de minister over de passages die zien op de beƫindiging van zakenrelaties en zijn blij dat de minister hier aandacht voor gaat vragen. Kan de minister nader toelichten wat voor haar wel een gewenst resultaat is? Voor wat betreft de eerste inschatting van het krachtenveld vragen de leden van de VVD-fractie zich af of er landen zijn voor wie dit voorstel niet ver genoeg gaat en verdergaande aanpassingen voorstaan. Zo ja, kan de minister aangeven welke landen dat zijn en welke stappen die landen zouden willen zetten? De leden van de VVD-fractie zijn tenslotte bezorgd over enkele onduidelijke en vage begrippen in het voorstel. Zoals ook tijdens de feitelijke vragen gesteld, blijven begrippen als "plausibele informatie" en "relevante stakeholders" vaag en zijn deze bovendien gevoelig voor interpretatieverschillen. Hoe wil de minister rechtszekerheid borgen voor bedrijven die geconfronteerd worden met onduidelijke definities en toetsingskaders?
Financiƫle consequenties, gevolgen regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat met dit voorstel de commissie een jaarlijkse kostenreductie van 320 miljoen euro verwacht. Wel hebben de leden zorgen over die ondernemers en bedrijven die ten goede trouw voortvarend aan de slag zijn gegaan et de implementatie. Kan de minister toelichten hoe het kabinet ervoor zorgt dat ook Nederlandse ondernemers die reeds hebben geĆÆnvesteerd in rapportageprocessen of ander met de implementatie samenhangende verplichtingen niet de dupe worden of dat daar in ieder geval oog voor is?
Inbreng leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche bij het voorstel Omnibus I voor wat betreft de CSDDD. Deze leden verwelkomen het streven van de Europese Commissie om de effectiviteit en uitvoerbaarheid van regelgeving te verbeteren en onnodige lasten voor bedrijven te verminderen, met name voor het midden- en kleinbedrijf. Tegelijkertijd constateren zij dat de CSDDD in aangepaste vorm dreigt te vervallen in juridische complexiteit en verminderde ambitie, zonder dat duidelijk is wat dit betekent voor het oorspronkelijke doel: het bevorderen van gepaste zorgvuldigheid ten aanzien van mensenrechten en milieu in wereldwijde toeleveringsketens. In dat kader hebben deze leden de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de zorgplicht in het voorstel wordt beperkt tot directe zakenrelaties (tier-1), tenzij er plausibele informatie bestaat over risicoās verderop in de keten. Deze leden vragen op basis waarvan wordt vastgesteld of een onderneming over plausibele informatie beschikt. Wie draagt hierin de bewijslast en welke instantie toetst of een risico inderdaad zodanig is dat verder onderzoek vereist is? Is het kabinet bereid te pleiten voor een heldere, publiek beschikbare richtlijn hierover, om rechtsonzekerheid te voorkomen? Kan het kabinet daarnaast bevestigen dat deze benadering in spanning staat met de OESO-richtlijnen en de VN-richtlijnen voor bedrijfsleven en mensenrechten (UNGPās), die juist pleiten voor een risico-gebaseerde aanpak, onafhankelijk van de plek van het risico in de keten?
De leden van de NSC-fractie constateren dat Nederland positief staat tegenover de meeste onderdelen van het Omnibusvoorstel inzake de CSDDD, met het oog op lastenverlichting voor bedrijven. Tegelijkertijd roept dit vragen op over de wijze waarop deze positie tot stand is gekomen. Kan het kabinet aangeven welke maatschappelijke organisaties, brancheverenigingen, bedrijven en vakbonden zijn geconsulteerd bij de vorming van het kabinetsstandpunt? Is er een overzicht beschikbaar van de ingebrachte posities, en hoe deze zijn gewogen?
De leden van de NSC-fractie steunen het streven om het mkb waar mogelijk te ontzien, maar vragen in hoeverre het voorstel dat ook daadwerkelijk doet. Klopt het dat ondernemingen die onder de CSDDD vallen alsnog contractuele garanties en informatie kunnen opvragen bij kleinere ketenpartners die niet onder de richtlijn vallen? Op welke wijze wordt geborgd dat er geen informele verplichtingen ontstaan, en het mkb niet alsnog wordt geconfronteerd met lasten via ketendruk?
De leden van de NSC-fractie vragen of de beoogde monitoringfrequentie van eenmaal per vijf jaar toereikend is om effectief risicomanagement te borgen. Zijn er signalen dat bedrijven, toezichthouders of maatschappelijke organisaties twijfels hebben bij deze lage frequentie? Wordt overwogen om naast vijfjaarlijkse monitoring aanvullende vormen van steekproeven of thematisch toezicht in te richten?
De leden van de NSC-fractie merken op dat het kabinet normaliter het belang van een goede ex-ante impact assessment benadrukt. Waarom is in dit geval ingestemd met een voorstel waarvoor geen dergelijke beoordeling beschikbaar is? Is het kabinet alsnog bereid te pleiten voor een beknopte, maar serieuze effectanalyse van de wijzigingen, mede gezien de omvang van de aanpassingen?
De leden van de NSC-fractie vragen daarnaast of het kabinet de wijzigingen in lijn acht met het streven naar internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals verankerd in de kabinetsinzet op OESO-niveau. In hoeverre sluit de tier-1-benadering aan bij die inzet, en is het risico reƫel dat Nederland hierdoor een lager ambitieniveau aanhoudt dan internationaal afgesproken?
De leden van de NSC-fractie constateren dat geharmoniseerde bepalingen over civiele aansprakelijkheid zijn geschrapt. Wordt hiermee niet het risico vergroot op verschillen tussen lidstaten, waardoor benadeelden minder toegang hebben tot rechtsmiddelen, afhankelijk van het land waarin een bedrijf is gevestigd? Hoe verhoudt dit zich tot de UNGPās, waarin is afgesproken dat staten drempels tot toegang tot recht juist moeten verlagen?
Het voorstel handhaaft de verplichting tot het opstellen van een klimaattransitieplan, maar laat de uitvoeringsverplichting vervallen. De leden van de NSC-fractie vragen of het kabinet kan toelichten hoe de effectiviteit van zoān plan gewaarborgd wordt zonder wettelijke aansporing tot uitvoering. Wordt hiermee niet het risico vergroot dat bedrijven wel rapporteren maar niet daadwerkelijk handelen, wat het gezag van de richtlijn ondermijnt?
Tot slot vragen deze leden hoe het kabinet de samenhang en coherentie beoordeelt tussen de CSDDD en andere kaders zoals de OESO-richtlijnen, de CSRD en de Nederlandse IMVO-wetgeving. Wordt hiermee een situatie voorkomen waarin bedrijven worden geconfronteerd met conflicterende of overlappende verplichtingen? En hoe wordt rechtszekerheid geborgd, met name voor bedrijven die al vrijwillig verdergaande due diligence uitvoeren?
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het BNC Fiche: Voorstel Omnibus I (CSDDD). Dit heeft tot enkele opmerkingen en vragen bij deze leden geleid.
De leden van de SP-fractie zijn ernstig teleurgesteld in zowel het voorstel van de Commissie om de CSDDD af te zwakken, als in het standpunt van de Nederlandse regering hiermee akkoord te gaan. De eerdergenoemde leden zijn van mening dat de CSDDD een minimale inspanning van het Europese bedrijfsleven vraagt en ook al ernstig was afgezwakt in vergelijking met de OESO-richtlijnen voor Internationaal Maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dat er nu een extra afzwakking wordt ingepland, zien de leden van de SP-fractie vooral als gevolg van een sterke lobby vanuit het bedrijfsleven. De eerdergenoemde leden zijn dan ook ernstig teleurgesteld in de ontvankelijkheid van de Europese Commissie en de Nederlandse regering voor zulk een lobby. In de beslisnota hebben de leden van de SP-fractie kunnen lezen hoe dominant de lobby vanuit het bedrijfsleven, met name vanuit VNO-NCW, is geweest in de besluitvorming van het kabinet.
Waarom is de minister zo ontvankelijk voor de lobby uit het bedrijfsleven? Hoe kan de minister uitleggen dat het standpunt van VNO-NCW op maar liefst drie volle paginaās in de beslisnota wordt omschreven? Waarom krijgen andere belangenorganisaties zo veel minder aandacht in de besluitvorming van de minister? Hoe verdedigt de minister zich tegen de aantijging dat VNO-NCW haar beleid ten aanzien van de Omnibus volledig gedicteerd heeft? Acht de minister deze gang van zaken democratisch?
Verder schrijft de minister: āEr is geen impact assessment uitgevoerd door de Europese Commissie. Het kabinet hecht er waarde aan dat Commissievoorstellen gepaard gaan met een degelijke impact assessment. Zonder een impact assessment ontbreekt een grondige analyse van de economische, sociale en ecologische gevolgen van de wijzigingen in wetgeving.ā De leden van de SP-fractie delen de mening dat er bij alle besluitvorming een analyse van de gevolgen moet zijn. Kunnen deze leden er van uitgaan dat het kabinet niet akkoord gaat met het Commissievoorstel zolang deze impact assessment ontbreekt?
De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom juist de CSDDD wordt versimpeld terwijl de rapportageverlichting voornamelijk in de CSRD zitten. Is het niet mogelijk om regeldruk voor het bedrijfsleven binnen de CSRD te beperken zonder de CSDDD zo af te zwakken?
Aangezien de reikwijdte van de gepaste zorgvuldigheidsverplichting ernstig afneemt in zowel het aantal bedrijven als de diepte in de toeleveringsketen, kan binnen het nieuwe CSDDD voorstel minder goed worden gegarandeerd dat misstanden op het gebied van arbeidsomstandigheden, kinderarbeid, milieuverontreiniging en andere gebieden worden tegengegaan.
Hoe denkt het kabinet misstanden in de internationale toeleveringsketens van Nederlandse en Europese bedrijven tegen te kunnen gaan, zonder de CSDDD of andere fatsoenlijke IMVO wetgeving? Hoe wil deze minister de voor Nederland rampzalige spillover index verbeteren zonder de CSDDD of andere fatsoenlijke IMVO wetgeving? Ziet de minister het wel als een beleidsdoel om de spillover index te verbeteren of via het handelsbeleid bij te dragen aan de verwezenlijking van de duurzame ontwikkelingsdoelen? Zo ja, hoe gaat de minister hier aan bijdragen, in het algemeen en middels het handelsbeleid? Is de minister zich er van bewust dat de meeste misstanden vaak dieper in de waardeketen plaatsvinden dan in de eerste tier?
Inbreng SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie danken het kabinet voor het toezenden van het BNC fiche over het Omnibusvoorstel en hebben nog enkele vragen en opmerkingen over het Omnibusvoorstel, de CSDDD en haar implementatie, en breder de verhouding tussen het verdienvermogen en (internationaal) maatschappelijk verantwoord ondernemen.
De leden van de SGP-fractie trachten een goede balans te zoeken tussen het verdienvermogen van Nederland en werkbare regelgeving voor bedrijven en de doelen van internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen behalen met effectieve waarborgen.
In Nederland werd al gesproken over het implementeren van de CSDDD in de Wet Internationaal verantwoord ondernemen en daarover is in januari 2025 nog een motie Ceder aangenomen (Kamerstuk 21501-02, nr. 3031). Hoe verhoudt dat implementatietraject zich tot de mogelijke wijziging van de wetgeving, zo vragen de leden van de SGP-fractie?
De beperking van de risicoanalyse tot de directe zakenrelaties (in Tier-1) is een kritiek punt in de CSDDD aanpassingen. De leden van de SGP-fractie vragen het kabinet naar een inschatting van de gevolgen hiervan. Niet alleen in de geschatte kostenbesparing en regeldrukmindering, maar ook in de effectiviteit van de CSDDD. Ook vragen de voorgenoemde leden wat voor het kabinet het gevolg is van het niet uitvoeren van een impact assessment. De leden missen dit echt in de snelle en forse wijziging van wetgeving.
Kan het kabinet nader motiveren waarom zij in beginsel steun kan uitspreken voor het beperken van de gepaste zorgvuldigheid tot directe zakenrelaties, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Kan het kabinet aangeven hoe werkbaar de kwalificatie van plausibele informatie van misstanden is, en hoe waarschijnlijk het is dat dit adequaat onderkend en opgepakt wordt, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Bij de aan het woord zijnde leden leeft de zorg dat deze informatie over misstanden minder naar boven komt waar weinig plicht tot onderzoek is. Kan het kabinet voorts nader toelichten wat zij redelijkerwijze verwachten van de grotere bedrijven die binnen de reikwijdte van de CSDDD vallen?
Bevat de verplichting om een zakenrelatie te beƫindigen die in een opschortingsplicht wordt gewijzigd nog bepalingen over het hervatten en het wegwerken van de misstanden, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Inbreng ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche over voorstel Omnibus I. De leden zijn altijd voorstander van het verminderen van onnodige regeldruk, maar zijn van mening dat de voorgestelde wijzigingen volstrekt niet bijdragen aan de effectiviteit en uitvoerbaarheid van de CSDDD. Ze hebben een aantal vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het onbestaanbaar dat consumenten anno 2025 nog steeds niet zeker kunnen weten dat de producten die ze in Nederland kopen zijn geproduceerd zonder schade voor mens en milieu. Het is de rol van de overheid om te normeren. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen dan ook aan de minister om namens het kabinet kip en klaar uit te spreken dat ze dit net zo onwenselijk vindt als de leden van de ChristenUnie-fractie. Zo nee, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de minister of zij van bedrijven verwacht dat ze mensenrechten respecteren in hun waardeketens en daarom op risico gebaseerde gepaste zorgvuldigheid uitvoeren zoals uiteengezet in de VN-richtlijnen voor bedrijfsleven en mensenrechten (UNGPs) en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen?
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het voorstel in Omnibus I om gepaste zorgvuldigheid te beperken tot tier-1 relaties in geen enkel opzicht proportioneel is en het doel van de richtlijn ondermijnt. De leden vragen om een reactie van de minister hierop. De leden lezen tevens dat bedrijven pas verder in de keten moeten gaan kijken zodra men āplausibeleā informatie heeft dat substantiĆ«le risicoās verderop in de keten aangeeft. Naast dat compleet onduidelijk is wat de definitie van āplausibeleā informatie is en wanneer bedrijven erover beschikken, merken de leden op dat koplopers hiermee een concurrentienadeel ondervinden. Deze bedrijven beschikken immers al over meer informatie over misstanden. De leden vinden deze scheefgroei uiterst onwenselijk. Op welke manier zet de minister erop in om dit probleem voor vooruitstrevende bedrijven recht te zetten? Is de minister het met de leden eens dat deze regelgeving staat of valt bij identificatie van risicoās in de gehele waardeketen? Welke omvang en frequentie van risicoanalyses door bedrijven naar de eigen waardeketen acht de minister noodzakelijk om āplausibeleā informatie over misstanden aan het licht te kunnen brengen? De leden vragen de minister of met dit voorstel voldoende gegarandeerd is dat kinderarbeid in de ketens gesignaleerd en aangepakt wordt.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat een vlakke afzwakking van de richtlijnen de primaire doelen ondermijnen. De leden vragen de minister op Europees niveau aandacht te vragen voor sectorspecifieke risicoās, zoals in de textielindustrie, welke met het huidige tier-1 voorstel volledig buiten bereik valt. Is de minister het met de leden en eigen ambtenaren eens dat een risicogerichte benadering in de gehele waardeketen wenselijker is aangezien dit bedrijven flexibiliteit biedt de inspanningen op efficiĆ«nte wijze te richten op de ernstigste risicoās in de keten? Deze internationaal breed gedragen werkwijze werkt ook nog eens regeldrukbeperkend. Is de minister bereid op Europees niveau te pleiten voor een risico-gebaseerde benadering, waarbij de schaarse capaciteit van bedrijven om de keten te onderzoeken in ieder geval nuttig besteed wordt?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich bovendien af hoe het kabinet zich verhoudt tot discrepanties tussen het Omnibus I voorstel en de OESO-richtlijnen op het gebied van de reikwijdte van de zorgvuldigheidsplicht.
De leden van de ChristenUnie-fractie erkennen het belang van regeldrukvermindering voor bedrijven. Echter is er met dit voorstel volgens de leden geen sprake van regeldrukvermindering, maar vergaande deregulering. Het effect van het voorstel is door de Europese Commissie uitgedrukt in miljarden aan kostenbesparingen. Hierbij valt het de leden op dat de grootste kostenbesparingen op het vlak van het voorstel voor de rapportagerichtlijn CSRD liggen. Dit betreft in totaal jaarlijks 4.4 miljard euro. In tegenstelling daarop wordt er met vergaande afzwakking op de CSDDD jaarlijks 320 miljoen euro bespaard. De leden roepen de minister op in Europa te pleiten voor een separate vereenvoudiging van de voorstellen, waarbij de nadruk ligt op het verminderen van rapportage-eisen en doelen op het gebied van mensenrechten, arbeidsomstandigheden en milieu overeind blijven. Wat de leden betreft moet rapporteren nooit een doel op zich zijn. Is de minister dit met de leden eens en wat gaat de minister doen om te voorkomen dat er jĆŗist alleen een papieren tijger overblijft?
Daarnaast valt het de leden van de ChristenUnie-fractie op dat de Commissie enkel de kostenbesparing in beeld heeft gebracht, maar geen degelijk impact assessment. Daarmee is er geen zicht op de economische, sociale en ecologische gevolgen van de wijziging in wetgeving. Welke inzet kunnen de leden van de minister verwachten om de gevolgen eerst duidelijk te krijgen? De leden merken op dat de minister aangegeven heeft dat het doel om schade aan mens en milieu in wereldwijde waardeketens te voorkomen overeind staat. Op welke manier garandeert de minister dit en welke kritische vragen gaat zij hierover in Brussel stellen?
De leden van de ChristenUnie-fractie betreuren dat het voorstel een ongelijk speelveld creĆ«ert tussen koplopers en achterblijvers op het gebied van IMVO. Bedrijven die al fors hebben geĆÆnvesteerd worden vervolgens met dit voorstel benadeeld. De leden vragen de minister op te staan voor de belangen van de koplopers in het bedrijfsleven, die nu aangeven geconfronteerd worden met rechtsonzekerheid en het risico op een ongelijk speelveld. Ook vragen de leden de minister wat de gevolgen zijn voor koplopers nu stakeholderbetrokkenheid is afgezwakt en de beoordeling van risicoās vijfjaarlijks in plaats van jaarlijks moet worden uitgevoerd.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de minister wat het opstellen van een klimaatplan nog waard is zodra hier door bedrijven geen uitvoering aan gegeven hoeft te worden. Hoe voorkomt de minister dat met dit voorstel het klimaatplan uit de CSDDD degradeert tot enkel een papieren last voor bedrijven, zonder enige praktische uitwerking en effect?
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat, net zoals bij de originele richtlijn CSDDD, actieve dialoog met productielanden gevoerd moeten worden over de doelstellingen van deze richtlijn en de precieze reikwijdte en om mogelijke nadelige neveneffecten te mitigeren. Hoe verhoudt deze actieve dialoog zich met de korte tijdslijn voor de Omnibuswet? Is er ruimte om input van deze landenĀ meeĀ teĀ nemen?
Ten slotte willen de leden van de ChristenUnie-fractie benadrukken dat het de hoogste tijd is dat met gepaste zorgvuldigheid handeldrijven de norm wordt. De OESO-richtlijnen moeten wat de leden betreft daarom zo snel mogelijk wettelijk verankerd worden zoals 75% van de OESO-landen dan ook al heeft gedaan. Daarbij verwachten de leden van de minister dat demotiverende regeldruk weggenomen wordt, maar de doelen op het gebied van mens en milieu fier overeind blijven staan. De leden vragen de minister om een reactie hierop.
Reactie van de minister
Volledige agenda
Fiche: Voorstel Omnibus I (CSRD & CSDDD). 22112-4012 - Brief regering d.d. 24-03-2025 minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp.
SOMO, 22 april 2025, Save your tiers for another day - SOMOā©ļø