Tweeminutendebat GGZ/Suïcidepreventie (CD 16/4)
Stenogram
Nummer: 2025D19185, datum: 2025-04-24, bijgewerkt: 2025-04-25 09:43, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-04-24 14:30: Tweeminutendebat GGZ/Suïcidepreventie (CD 16/4) (Plenair debat (tweeminutendebat)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Aan de orde is het tweeminutendebat Ggz/Suïcidepreventie (CD d.d. 15/04).
De voorzitter:
Dan is nu aan de orde het tweeminutendebat Ggz/Suïcidepreventie. Ik heet
beide staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van
harte welkom, de leden, mensen op de publieke tribune en iedereen die
dit debat op afstand volgt. Negen leden hebben zich ingeschreven. De
aanvrager van dit debat is mevrouw Van den Hil. Ik geef haar het woord,
dat zij voert namens de fractie van de VVD.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de beëindiging van een behandeltraject voor
ggz-patiënten onzekere gevolgen kan hebben;
constaterende dat ggz-zorgverleners soms behandelingen onnodig lang
laten duren omdat er geen terugvalmogelijkheid is;
overwegende dat het goed is om een patiënt te laten ervaren hoe zonder
hulp zijn of haar leven weer opgepakt kan worden, maar dat deze
patiënten vaak hoge drempels ervaren om daarna, mocht het nodig zijn,
weer hulp te vragen en te ontvangen;
overwegende dat het opnieuw op een wachtlijst staan en het aflopen van
de termijn van een verwijzing in de weg kunnen staan om snel opnieuw
hulp te ontvangen;
overwegende dat het een patiënt en zorgverlener zekerheid geeft als er
nog een terugvalmogelijkheid is om binnen het bestaande zorgtraject hulp
te kunnen ontvangen, waardoor er een pauzeknop ontstaat;
verzoekt de regering om te onderzoeken onder welke voorwaarden de groep
stabiele patiënten met chronische aandoeningen weer laagdrempelig een
consult in de ggz kunnen krijgen nadat hun ggz-behandelrelatie eindigt,
en dit voor deze groep mogelijk te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hil, Rikkers-Oosterkamp
en Ceder.
Zij krijgt nr. 733 (25424).
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Voorzitter. Omdat dit mijn allerlaatste debat is, wil ik ook nog
aandacht vragen voor een aantal zaken waar ik al vanaf de eerste dag dat
ik lid van deze Kamer was mee aan de slag ben gegaan. Allereerst vraag
ik aandacht voor het feit dat er binnen de ggz door de goede inzet van
zorgprofessionals, zoals kinder- en jeugdpsychologen, hbo-psychologen,
systeemtherapeuten en orthopedagoog-generalisten, veel meer capaciteit
beschikbaar is om mensen sneller te helpen. Ga hiermee aan de slag. Let
op: ook binnen de ggz is er aandacht nodig voor de verschillen tussen
jongens en meisjes die hulp zoeken; dat werd gisteren in het
rondetafelgesprek over vrouwengezondheid ook weer duidelijk.
Voorzitter. Als allerlaatste vraag ik aandacht voor de aanpak van
agressie tegen zorgverleners. Zij hebben de steun van de politiek op dit
onderwerp hard nodig. Het puntenplan dat ik maakte geeft handvatten voor
een goede aanpak. Daarom vraag ik nu de toezegging van deze twee
staatssecretarissen om alle punten uit mijn plan gezamenlijk met de
minister van VWS op te pakken. Geef hier samen een klap op, zou ik
zeggen. Dit verwoord ik in een elfje:
Agressie
Tegen zorgverleners
Vraagt volle aandacht
Het was, is, blijft
Onacceptabel
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. U heeft een interruptie van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Van den Hil gaf zelf al aan dat dit haar laatste debat is. Ik
heb eigenlijk geen vraag aan haar, maar ik wilde haar bedanken voor het
vele werk dat zij heeft verricht. We vlogen debatten weleens anders aan,
maar achter de schermen hebben we altijd goed samengewerkt. Ik denk dat
dat voor meer collega's geldt.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Dank je wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Hartelijk dank daarvoor. Ook dank aan mevrouw Van den Hil. Dan gaan we
luisteren naar mevrouw Beckerman. Zij voert het woord namens de fractie
van de Socialistische Partij. Gaat uw gang.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter, dank. Ik vervang vandaag even mijn collega Sarah Dobbe, die
namens de Tweede Kamer op werkbezoek is. Ik ga namens haar drie moties
indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat slachtoffers van seksueel geweld nu vaak te maken
krijgen met forse wachtlijsten wanneer zij ggz-zorg nodig hebben;
overwegende dat hulpverleningsorganisaties nu in bepaalde gevallen al
mentale ondersteuning bieden aan deze mensen, maar dat hierbij regionale
verschillen bestaan en deze initiatieven vaak beperkt worden door een
gebrek aan financiering;
verzoekt de regering om te zorgen voor een uitbreiding van het aanbod
van mentale ondersteuning aan slachtoffers van seksueel geweld en
hierbij ook aandacht te hebben voor de zorg voor slachtoffers waarbij
het seksueel geweld langer geleden plaatsvond,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Dobbe.
Zij krijgt nr. 734 (25424).
Mevrouw Beckerman (SP):
Dan de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er momenteel bijna 109.000 wachtplekken zijn voor de
ggz;
overwegende dat er ondertussen signalen zijn dat behandelaren aan het
einde van het jaar minder mensen mogen behandelen dan zij zouden kunnen
als gevolg van omzetplafonds;
verzoekt de regering om een onderzoek uit te laten voeren onder
zorgaanbieders en zorgverleners in de ggz om te achterhalen hoeveel
extra mensen zij kunnen behandelen zonder omzetplafonds,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Dobbe.
Zij krijgt nr. 735 (25424).
Mevrouw Beckerman (SP):
De laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er momenteel 109.000 wachtplekken zijn in de ggz en
dat de mensen die de zorg het meeste nodig hebben het langste moeten
wachten;
overwegende dat er tegelijkertijd budgetplafonds worden gebruikt in de
ggz, terwijl deze zorgen voor langere wachtlijsten en onuitlegbare
verschillen tussen verzekerden van verschillende zorgverzekeraars en
deze het minder aantrekkelijk maken om mensen met de meest complexe
problematiek te behandelen;
verzoekt de regering om het gebruik van omzetplafonds in de ggz te
verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Dobbe.
Zij krijgt nr. 736 (25424).
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Paulusma. Zij voert
het woord namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
Mevrouw Paulusma (D66):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb geen motie, maar wel een vraag.
Vanochtend hadden we het commissiedebat Leefstijlpreventie. Daarin gaf
de staatssecretaris aan dat er een onderzoek loopt om te duiden wat bij
mentale problemen nou het verschil is tussen jongens en meiden, mannen
en vrouwen. Gisteren hadden we een heel interessant rondetafelgesprek
over de strategie voor vrouwengezondheid. Daarbij was een hoogleraar
psychiatrie aanwezig die heel duidelijk de correlatie liet zien tussen
hormonen en het effect op mentale problemen, zelfs bij hele jonge
meiden. Ik ben heel erg benieuwd of in het onderzoek dat gedaan wordt
deze component ook meegenomen wordt. Het zou namelijk een gemiste kans
zijn als we dat niet doen met elkaar. Ik ben heel benieuwd naar de
reactie van de staatssecretaris.
De voorzitter:
Hartelijk dank. We gaan luisteren naar mevrouw Rikkers-Oosterkamp. Zij
voert het woord namens de fractie van BBB. Gaat uw gang.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mentale problemen vaak te laat herkend worden en de
verbinding met het sociaal domein hierbij kan helpen;
overwegende dat het belangrijk is om mensen op tijd te helpen, zodat
problemen niet erger worden;
verzoekt de regering om een plan te maken waarbij wijkcentra,
sportverenigingen, scholen en buurthuizen een vaste plek krijgen in de
vroegsignalering van mentale problemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rikkers-Oosterkamp.
Zij krijgt nr. 737 (25424).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de geestelijke gezondheidszorg te maken heeft met zes
verschillende wetten, elk met eigen regels, geldstromen en
verantwoordingssystemen;
overwegende dat deze ingewikkelde verdeling zorgt voor veel problemen in
de samenwerking tussen hulpverleners en organisaties;
overwegende dat mensen hierdoor soms niet de hulp krijgen die ze nodig
hebben, omdat wetten of regels in de weg zitten;
verzoekt de regering om voor het einde van dit jaar met een concreet
voorstel te komen om de samenwerking tussen de zes verschillende wetten
makkelijker te maken, zodat zorgverleners beter kunnen samenwerken en
mensen sneller en passend geholpen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rikkers-Oosterkamp.
Zij krijgt nr. 738 (25424).
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Een ogenblik. U krijgt nog een vraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja, over de eerste motie. Ik vind die best wel ingewikkeld, niet omdat
ik tegen investeringen ben in sportcentra, buurtcentra en al die andere
zaken waar gemeenten belangrijk werk doen, maar wel omdat we weten dat
gemeenten het, ook na de afgelopen Voorjaarsnota, nog steeds heel
moeilijk gaan krijgen de komende tijd. Mijn vraag aan mevrouw Rikkers is
dus: als deze motie wordt aangenomen, wat verwacht ze dan van het
kabinet?
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dan verwacht ik dat de samenwerking nog wat meer gestimuleerd wordt. Dat
hoeft niet altijd met geld. Er zijn bijvoorbeeld ook zorgaanbieders die
hun geld gebruiken om voetbalcoaches te trainen om te helpen met het
begeleiden van jongeren. Dat soort dingen hoeft geen geld te kosten,
maar het moet wel eventjes aangewakkerd worden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dus dan is de concrete verwachting dat het kabinet ervoor gaat zorgen
dat gemeenten erop worden gewezen dat ze beter moeten samenwerken met
bijvoorbeeld zorginstellingen, sportverenigingen enzovoort.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Ja, bijvoorbeeld doordat de goeie voorbeelden worden gedeeld.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng. We gaan luisteren naar de heer Ceder. Hij
voert het woord namens de fractie van de ChristenUnie. Gaat uw gang.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. In het debat hebben we gesproken over de druk op de
ggz, over mogelijke oplossingen daarvoor en over de Wet integrale
suïcidepreventie. Ten aanzien van deze wet heb ik nog een vraag. Ook heb
ik twee moties.
Over de Wet integrale suïcidepreventie. Kan de staatssecretaris
verduidelijken hoe hij gaat rapporteren over de voortgang van de
verschillende ministeries en gemeenten? In het debat kreeg ik namelijk
de indruk dat hij het wil houden bij een voortgangsrapportage van de
landelijke agenda. Dat lijkt me niet in lijn met de wet. Graag een
toelichting en een toezegging dat het meer zal zijn dan alleen de
voortgangsrapportage.
Voorzitter. Dan twee moties. Allereerst heb ik een motie over de
gesloten ggz.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat eenzame insluiting in de ggz enorme impact heeft en zo
veel mogelijk moet worden vermeden;
overwegende dat er vanuit de coalitie Voorkomen verplichte zorg wordt
gewerkt aan het terugdringen van dwang;
overwegende dat desondanks het aantal separaties toeneemt;
verzoekt de regering de aanjaagfunctie van de coalitie te versterken,
bijvoorbeeld met een persoon als landelijke aanjager, en samen met deze
coalitie te werken aan het drastisch terugdringen van het aantal
separaties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Westerveld.
Zij krijgt nr. 739 (25424).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Ten tweede de motie over de Skaeve Huse. De inzet van het
kabinet kan en moet beter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de motie-Eerdmans/Bikker (36410-XVI, nr. 112) verzocht
om een landelijk programma voor Skaeve Huse, die een woonzorgvorm zijn
voor mensen met grote gedragsproblemen;
overwegende dat het voor gemeenten moeilijk blijkt te zijn om deze
woonvormen te realiseren, door gebrek aan draagvlak, kennis en
financiële middelen;
verzoekt de regering vanuit de ministeries van VWS en VRO gemeenten
actief te ondersteunen bij het realiseren en in stand houden van Skaeve
Huse, als gemeenten daar behoefte aan hebben,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.
Zij krijgt nr. 740 (25424).
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ten aanzien van de laatste motie wil ik benadrukken dat het niet alleen
gaat om ondersteuning met financiële middelen. Ik weet dat wat dat
betreft het een en ander bezig is. Het gaat juist ook om het vergroten
van draagvlak. Dat gaat om meer. Het vraagt om een bredere, misschien
ook wel persoonlijke inzet van de bewindspersoon. Graag een
reactie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Westerveld. Zij voert
het woord namens GroenLinks-Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Meer dan 100.000 mensen wachten op de wachtlijst van
de ggz. Een aantal van hen is radeloos. Sommige mensen overleven de
wachtlijst niet. Zo hoog is de nood. Maar wij wachten ook: op concrete
plannen, op het AZWA en op een kabinet dat draagkracht toont en moties
uitvoert. Vanwege de tijd kom ik terug op twee dingen in het
debat.
Eén: mijn aangenomen motie over een structurele financiering van
laagdrempelige steunpunten. Die laagdrempelige steunpunten moeten er
komen. Dat zei de staatssecretaris ook bij EenVandaag, maar de
structurele financiering is nog niet geregeld. Lees maar in de brief:
daarin staat dat gemeenten het kunnen betalen. Ik wil heel graag dat de
staatssecretaris structurele financiering gaat regelen. Ik hoor daar
graag een toezegging op.
De tweede vraag gaat over het actieplan Passende langdurige zorg voor
dakloze mensen. Daarover gaf de andere staatssecretaris aan dat ze geen
controleerbare doelen kon geven, omdat ze data mist. Maar ik wil als
Kamer wel een vinger aan de pols. Nou begrijp ik dat vóór de zomer
duidelijk is welke regio's worden geselecteerd als pilots voor dit
actieplan. Kan de staatssecretaris dan ook vóór de zomer in een brief
melden welke regio's het worden, hoe de voortgang van het actieplan
vordert en welke knelpunten in beeld zijn gekomen die de afgelopen
maanden zijn opgelost? Zo komt dit actieplan daadwerkelijk snel van de
grond.
Dan heb ik nog één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de staatssecretaris het scenario verkent om de
marktwerking voor de acute ggz te beperken;
constaterende dat de problemen rondom marktwerking in de hele cruciale
ggz spelen;
overwegende dat deze problematiek niet opnieuw verkend hoeft te worden,
omdat de problemen al jaren bekend zijn;
verzoekt de regering om de marktwerking in de hele cruciale ggz te
beperken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Dobbe.
Zij krijgt nr. 741 (25424).
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Thiadens. Hij voert het woord namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.
De heer Thiadens (PVV):
Dank, voorzitter. Ik heb vier moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de pilot Centraal Toeleidingspunt in de regio Arnhem
en Nijmegen heeft geleid tot een significante afname van de wachtlijsten
voor ggz in deze regio;
constaterende dat door deze pilot 43% van de verwijsstroom naar buiten
de ggz is verwezen, waardoor de druk op de ggz enorm is afgenomen;
constaterende dat de pilot in 90% van de doorverwijzingen "first time
right" scoort en hierdoor mensen dus bijna altijd direct de juiste hulp
krijgen;
verzoekt de regering om de pilot van het Centraal Toeleidingspunt als
voorbeeld op te nemen in het AZWA en zo veel mogelijk over de rest van
Nederland te implementeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thiadens.
Zij krijgt nr. 742 (25424).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de wachtlijsten in de ggz onacceptabel lang blijven en
ingekort moeten worden om te kunnen voldoen aan de zorgplicht;
constaterende dat verpleegkundigen en artsen in hun algemene rol als
arts of verpleegkundige, los van een eventuele specialisatie, flexibel
bij andere zorgaanbieders en/of op afwijkende werktijden diensten zouden
kunnen vervullen;
constaterende dat hierdoor de wachtlijsten zullen afnemen;
verzoekt de regering om, in samenspraak met de beroepsverenigingen, te
bevorderen dat artsen en verpleegkundigen in de ggz flexibel bij andere
zorgaanbieders en/of op afwijkende werktijden inzetbaar zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thiadens.
Zij krijgt nr. 743 (25424).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de wachtlijsten in de ggz onacceptabel lang blijven en
ingekort moeten worden om te kunnen voldoen aan de zorgplicht;
constaterende dat een groot aantal aanbieders zich slechts focust op de
patiënten met een relatief lichte zorgvraag en door middel van
exclusiecriteria zwaardere zorgvragen uitsluit;
constaterende dat deze aanbieders hierdoor niet aan de zorgplicht
voldoen;
verzoekt de regering exclusiecriteria bij zorgaanbieders te schrappen,
behalve wanneer dit strikt noodzakelijk is voor zorginhoudelijk te
onderbouwen uitzonderingsgevallen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thiadens.
Zij krijgt nr. 744 (25424).
De heer Thiadens (PVV):
Dan de laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering en de partijen uit het bestuurlijk overleg
het scenario verkennen van het beperken van de marktwerking in de HIC en
de IHT;
verzoekt de regering uit te spreken dat het volledig uitbannen van de
marktwerking in de HIC en de IHT niet is uitgesloten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thiadens.
Zij krijgt nr. 745 (25424).
De heer Thiadens (PVV):
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Nog een ogenblik. Wilt u even wachten? Er is een
vraag.
De heer Thiadens (PVV):
Pardon. Mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag over de motie op stuk nr. 742 en een over de motie op
stuk nr. 744. De vraag over de motie op stuk nr. 742 is de volgende. Ik
woon in Nijmegen en ik ben een tijdje geleden op bezoek geweest bij
mensen die met de pilot bezig zijn. Die heeft inderdaad heel goede
resultaten. Ik vroeg hun ook: waar loopt u nou tegenaan? Een van die
zaken waar mensen tegenaan lopen, betreft de budgetplafonds. Ik vroeg me
dus af of de heer Thiadens het dan ook met me eens is dat als we deze
pilot succesvol willen maken in het hele land, wat ik een goed idee
vind, we dan ook verder moeten kijken naar de belemmeringen die er zijn,
bijvoorbeeld door de budgetplafonds. Die staan bijvoorbeeld in de motie
van de SP waar ik ook onder sta.
De heer Thiadens (PVV):
Absoluut. Budgetplafonds zijn natuurlijk een vervelende barrière voor
het verlenen van zorg. Het kan niet zo zijn dat als je in november, of
misschien wel eerder in het jaar, zorg nodig hebt, tegen een
budgetplafond aanloopt. Dus wie kan daar niet tegen zijn, zou ik haast
zeggen tegen mevrouw Westerveld. Die barrière zou dus inderdaad niet
moeten bestaan.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
En ik heb een vraag over de motie op stuk nr. 744, want in de brief van
de staatssecretaris stond ook al iets over de exclusiecriteria die hij
wil schrappen. Dat lijkt mij een heel goed idee. Maar mijn vraag is:
gaat de motie van de PVV nou verder dan wat er in de brief staat, of
niet? Dat heb ik nog niet helemaal scherp.
De heer Thiadens (PVV):
Laat ik zeggen dat deze motie in ieder geval is bedoeld om er zeker van
te zijn dat die exclusiecriteria niet worden gehanteerd. Het is aan de
staatssecretaris om dat te interpreteren, maar misschien ondersteunt de
motie de brief, of misschien — dat denk ik, in alle eerlijkheid — geeft
het voor ons zekerheid dat als die motie wordt aangenomen die
exclusiecriteria niet meer worden gehanteerd.
De voorzitter:
Dank, meneer Thiadens. Dan gaan we luisteren naar de heer Diederik van
Dijk, die zijn termijn uitspreekt namens de fractie van de SGP. Gaat uw
gang.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie, die hopelijk voor zich
spreekt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit onderzoek blijkt dat er een sterk verband bestaat
tussen ggz-problematiek, relatieproblemen en jeugdhulpgebruik bij
kinderen;
overwegende dat in het eerste deel van het Actieprogramma mentale
gezondheid en ggz geen aandacht wordt geschonken aan deze relationele
aspecten van mentale problemen;
verzoekt de regering deze relationele benadering alsnog te verwerken in
het aangekondigde tweede deel van het Actieprogramma mentale gezondheid
en ggz en hieraan concrete doelen te verbinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diederik van Dijk, Ceder en De
Korte.
Zij krijgt nr. 746 (25424).
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Voorzitter, tot slot. Ook ik dank graag mevrouw Van den Hil voor de hele
prettige contacten. Ik wens haar een heel mooi vervolg van haar
levensreis buiten deze Kamer.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Mevrouw De Korte gaat als laatste spreken in de termijn
van de Kamer. Zij doet dat namens de fractie van Nieuw Sociaal Contract.
Gaat uw gang.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Nieuw Sociaal Contract vindt de samenwerking in
de zorg van essentieel belang. Daarom hebben we de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in alle regio's mentalegezondheidsnetwerken (MGN's)
zijn waarin samengewerkt wordt tussen het sociaal domein, de
huisartsenzorg en de ggz;
overwegende dat sommige van deze MGN's succesvol zijn in het verminderen
van wachttijden in de ggz en er zorg voor dragen dat mensen met mentale
problemen sneller op de juiste plek komen;
overwegende dat aan de andere kant vele mentalegezondheidsnetwerken nog
te veel blijven hangen in overleg;
overwegende dat het noodzakelijk is dat het ministerie van VWS, de NZa,
het Zorginstituut Nederland, de IGJ en de verzekeraars actief meedenken
over de facilitering van samenwerking om MGN's tot succes te
maken;
verzoekt de regering om versnelling aan te brengen bij de
mentalegezondheidsnetwerken door te leren van succesvolle netwerken, te
onderzoeken wat de barrières zijn en hoe deze weg te nemen, en hierin op
te trekken met de NZa, het Zorginstituut Nederland, de IGJ en de
zorgverzekeraars,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Korte.
Zij krijgt nr. 747 (25424).
Mevrouw De Korte (NSC):
Ook vanaf mijn plek veel dank aan mevrouw Van den Hil voor al haar werk
in de zorg. We delen haar zorgen over de agressie in de zorg, die
gestopt moet worden. We wensen haar heel veel succes in de toekomst.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dat was de termijn van de Kamer. We gaan voor vijf
minuten schorsen en dan krijgen we een appreciatie van onder andere de
vijftien ingediende moties. We zijn even geschorst.
De vergadering wordt van 14.48 uur tot 14.56 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het
tweeminutendebat Ggz/Suïcidepreventie. We zijn toe aan de termijn van de
zijde van de regering. Ik geef het woord aan de staatssecretaris. Hij
moest nog heel even iets checken bij zijn ondersteuning. Het is heel
goed om sportief te zijn. Gaat uw gang, staatssecretaris.
Staatssecretaris Karremans:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met de vragen die gesteld zijn door een
aantal leden. Allereerst wil ik zeggen dat dit het laatste debat is van
mevrouw Van den Hil. Ik moet zeggen dat ik erg prettig heb samengewerkt
met mevrouw Van den Hil. Ik ga haar zeker missen in deze Kamer. Ik kom
zo bij de appreciatie van de motie die zij heeft ingediend. Ik wil haar
vragen recht doen, want zij heeft tijdens het commissiedebat een punt
gemaakt van de agressie richting ggz-zorgverleners. Ik vind het
belangrijk dat dit ook in dit debat genoemd wordt, want agressie tegen
zorgverleners is ongekend hufterig en die moet op alle mogelijke manier
worden bestreden. Daarom werken we daar hard aan op VWS. We zullen de
aanmoediging van mevrouw Van den Hil in ons achterhoofd houden, ook als
zij straks actief is in de zorg in Zeeland. We moeten hieraan blijven
werken, ook ten aanzien van de ggz. Dank voor dat punt in dit
debat.
Dan de vraag van mevrouw Paulusma over het onderzoek en de tafel die
gisteren heeft plaatsgevonden over het onderzoek naar het hormonale
effect op mentale problemen. Ik wil toezeggen dat mee te nemen in de
aanpak mentale gezondheid, die we nu aan het uitwerken zijn.
Dan tot slot de vraag de van de heer Ceder en daarna kom ik bij de
moties. De heer Ceder vroeg welke elementen worden meegenomen in de
jaarlijkse voortgangsrapportage Suïcidepreventie. Zoals de wet
voorschrijft, wordt het beleid voor suïcidepreventie onderdeel van de
landelijke nota gezondheidsbeleid. De inzet vanuit betrokken
departementen wordt hierin meegenomen. De aanpak vormt de basis voor de
jaarlijkse voortgangsrapportages. In die voortgangsrapportages wordt op
de inzet van gemeenten teruggeblikt en wordt ook gekeken hoe de wet door
de gemeenten wordt vormgegeven. Een ander element is uiteraard de
voortgang van de landelijke agenda.
De heer Ceder had nog een vraag. Die heeft hij net niet gesteld, maar
wel in het commissiedebat en ik zou daar nog op terugkomen. Hij vroeg of
er een grondslag nodig is voor de gegevensuitwisseling. Daarbij is het
vooral de vraag of de huidige grondslag voldoet of dat er een nieuwe
grondslag nodig is. Dat weet ik inmiddels: er is een nieuwe grondslag
nodig. We weten dat de huidige niet voldoet. Je kunt nu al toestemming
geven om gegevens te delen, maar als het gaat om actieve zorgbemiddeling
is er een nieuwe grondslag nodig. We onderzoeken nu hoe die eruit moet
komen te zien, want die willen we wel creëren. Die vraag uit het
commissiedebat stond nog open. Bij dezen is die ook beantwoord.
Voorzitter. Dan kom ik bij de moties. Een flink aantal moties is voor
mijn rekening. Allereerst is dat de motie-Van den Hil op stuk nr. 733
over het voorzien van een pauzeknop voor ggz-patiënten. Die motie wil ik
oordeel Kamer geven, want het is inderdaad mijn inzet om hier afspraken
over te maken. Ik snap de stok achter de deur van de Kamer middels een
motie, dus die apprecieer ik op die manier.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 735 van mevrouw Beckerman over
omzetplafonds. Ze vraagt te achterhalen hoeveel extra mensen er zouden
kunnen worden behandeld. Ik verwijs gemakshalve even naar het
commissiedebat, want daarin hebben we het ook over omzetplafonds gehad.
Toen heb ik ook gezegd dat zorgaanbieders altijd een zorgplicht hebben.
Die omzetplafonds zijn juist een manier om schaarse capaciteit te
verdelen en te richten op zwaardere zorg. Die motie ga ik dus
ontraden.
Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 735 van mevrouw Beckerman die
direct vraagt om een verbod. Die ontraad ik met dezelfde
argumentatie.
De voorzitter:
Sorry, u had de motie op stuk nr. 735 al ontraden. Welke ...?
Staatssecretaris Karremans:
O, dat is de motie op stuk nr. 736, excuus. Ik telde verkeerd
door.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 738 van mevrouw Rikkers. Zij
verzoekt de regering voor het einde van dit jaar met een concreet
voorstel te komen om de samenwerking tussen de zes wetten makkelijker te
maken, zodat zorgverleners beter samen kunnen werken en mensen sneller
en passend geholpen worden. Ik ben het ermee eens dat samenwerking heel
belangrijk is voor goede zorg en ondersteuning aan mensen met
psychiatrische problemen. Ik werk op dit moment ook al op vele manieren
aan het verbeteren van de samenwerking. Een nieuw plan lijkt me niet
nodig, maar uiteraard denk ik graag mee over hoe ik recht kan doen aan
de strekking van de motie. Als ik de motie zo mag lezen dat ik de Kamer
voor het einde van het jaar informeer over alle acties die lopen en over
de manier waarop we de samenwerking tussen domeinen willen verbeteren,
dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Mevrouw Rikkers knikt instemmend.
Staatssecretaris Karremans:
Dank, voorzitter.
Dan de motie op stuk nr. 739, van de heer Ceder en mevrouw Westerveld.
Die verzoekt de regering de aanjaagfunctie van de coalitie te
versterken, bijvoorbeeld in de persoon van een landelijk aanjager en
samen met deze coalitie te werken aan het drastisch terugdringen van het
aantal separaties. Daar hebben we het in het commissiedebat ook over
gehad. Ik heb aangegeven dat ik in het vervolggesprek met de coalitie ga
onderzoeken hoe ik hun aanjaagfunctie kan ondersteunen. Met die
interpretatie kan ik 'm oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De heer Ceder knikt instemmend.
Staatssecretaris Karremans:
Dan de motie op stuk nr. 741, van mevrouw Westerveld en mevrouw Dobbe.
Die verzoekt de regering om de marktwerking in de hele cruciale ggz te
beperken. Ik heb al eerder gezegd dat ik de zorgen over de marktwerking
deel. Vanmiddag, na dit debat, ga ik terug naar VWS voor het BO cruciale
ggz. Het sluit allemaal naadloos op elkaar aan, zou ik bijna zeggen. Ik
ben voornemens daar verregaande afspraken te maken die nog nooit eerder
zijn gemaakt, zeg ik er gelijk bij. Dat is echt een forse stap. Dat wil
ik nu gaan doen. Het gaat over de HIC en IHT, zoals ook in het
commissiedebat is gewisseld. Daar ga ik nu mee aan de slag. Nu
voorstellen de scope te vergroten naar de hele ggz, belemmert dat alleen
maar. Daar is op dit moment ook geen draagvlak voor. Ik wil het dus nu
houden bij wat ik doe. Ik zal de Kamer, zoals beloofd, na het BO
cruciale ggz een terugkoppeling geven over de uitkomsten.
De voorzitter:
En het oordeel?
Staatssecretaris Karremans:
Ontraden.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Er staat niet "de hele ggz", hè? Er staat "de hele cruciale ggz". Dat
maakt het iets kleiner dan "de hele ggz", wat de staatssecretaris in een
bijzin zei.
Staatssecretaris Karremans:
Excuus. Maar het oordeel blijft hetzelfde. Daarbij krijg je ook weer
definitiekwesties. Ik denk dat dat allemaal bekend is bij mevrouw
Westerveld. Ik ben blij met en hoop de Kamer snel te informeren over de
stappen die we nu zetten.
Dan de motie op stuk nr. 742 van de heer Thiadens van de PVV over het
Centraal Toeleidingspunt als voorbeeld nemen in het AZWA en dit zo veel
mogelijk in de rest van Nederland implementeren. Net als de heer
Thiadens onderschrijf ik uiteraard het belang ervan dat mensen de juiste
en passende zorg en ondersteuning krijgen. Als ik de motie zo mag lezen
dat ik samen met de AZWA-partijen ga onderzoeken of we de pilot van het
Centraal Toeleidingspunt van de regio Arnhem en Nijmegen kunnen opnemen
als goed voorbeeld in de gereedschapskist van het AZWA, kan ik deze
motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
De heer Thiadens knikt instemmend.
Staatssecretaris Karremans:
Dan de motie op stuk. nr 743. Die is ook van de heer Thiadens en
verzoekt om in samenspraak met de beroepsverenigingen te bevorderen dat
artsen en verpleegkundigen in de ggz flexibel bij andere zorgaanbieders
en/of op afwijkende werktijden inzetbaar zijn. Ik interpreteer deze
motie breed, voor de hele ggz-sector, dus ook buiten mijn eigen
portefeuille. Dat betekent dat het ook gaat over de portefeuille van
mijn collega Maeijer van Langdurige Zorg. Wij kunnen samen zeggen dat
wij deze motie steunen en die oordeel Kamer kunnen geven. De regering
bevordert de flexibele inzet van zorgmedewerkers al door initiatieven
gericht op regionaal werkgeverschap en onderlinge uitleen van personeel
te stimuleren en door te faciliteren dat medewerkers flexibel op
meerdere plekken kunnen werken, natuurlijk al naargelang hun behoeften.
Voor de uitwisseling van zorgverleners over domeinen heen is vaak wel
een aanvullende opleiding of bijscholing nodig, maar hiervoor kan door
werkgevers tot 2026 nog gebruik worden gemaakt van SectorplanPlus.
Daarmee krijgt de motie oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 744, ook van de heer Thiadens. Die verzoekt de
regering exclusiecriteria bij zorgaanbieders te schrappen, behalve
wanneer dit strikt noodzakelijk is voor zorginhoudelijk te onderbouwen
uitzonderingsgevallen. Die kan ik ook oordeel Kamer geven. In het AZWA
zijn we al in gesprek, zoals ik heb aangegeven, over het schrappen van
die exclusiecriteria. Het uitgangspunt is om exclusiecriteria bij
zorgaanbieders te schrappen, behalve wanneer dit inderdaad strikt
noodzakelijk is voor zorginhoudelijk te onderbouwen
uitzonderingsgevallen. Wat dat betreft zitten we op één lijn.
Dan de motie op stuk nr. 745. Die is ook van de heer Thiadens. De heer
Thiadens heeft een productieve middag! Die motie verzoekt de regering
uit te spreken dat het volledige uitbannen van de marktwerking in de HIC
en IHT niet is uitgesloten. Ik verwijs gemakshalve even naar het
commissiedebat en natuurlijk naar wat ik net gezegd heb over het BO
cruciale ggz, dat ik later deze middag voer. Daarmee geef ik de motie
oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 746 van de heer Van Dijk. Die verzoekt de
regering de relationele benadering alsnog te verwerken in het
aangekondigde tweede deel van het Actieprogramma mentale gezondheid en
ggz, en hieraan concrete doelen te verbinden. Als ik de motie zo mag
lezen dat wij het belang van de relationele benadering onderstrepen in
het actieprogramma en hier concrete acties aan verbinden om dit in de
praktijk te verbeteren, dan geef ik deze graag oordeel Kamer.
De voorzitter:
De heer Van Dijk knikt instemmend.
Staatssecretaris Karremans:
Tot slot … Ik moet nog even op adem komen. Tot slot de motie op stuk nr.
747 van mevrouw De Korte. Die verzoekt de regering om versnelling aan te
brengen in de mentale gezondheidsnetwerken door te leren van succesvolle
netwerken, te onderzoeken wat de barrières zijn en hoe deze weg te nemen
en hierin op te trekken met de NZa, het Zorginstituut Nederland, de IGJ
en zorgverzekeraars. Die kan ik ook oordeel Kamer geven, want net als
deze motie onderschrijf ik het belang van een goede voortgang van de
mentale gezondheidsnetwerken. Binnenkort verwachten we de resultaten van
de implementatiemonitor van de mentale gezondheidsnetwerken, waarin de
netwerken in oprichting zijn gevraagd naar knelpunten die zij ervaren
bij hun implementatie. Mijn inzet is erop gericht om ook in het AZWA
afspraken te maken over de mentale gezondheidsnetwerken.
Dank u wel.
Mevrouw Van den Hil (VVD):
Ik wil de staatssecretaris nog het volgende vragen. Ik had nog even een
zinnetje gewijd aan de taakherschikking, de samenwerking van
hbo-psychologen met kinder- en jeugdpsychologen. Ik hoor graag dat de
staatssecretaris daar echt hard mee aan de slag gaat, want er ligt
bijvoorbeeld ook nog een overgangsregeling van een kinder- en
jeugdpsycholoog naar eventueel een gz-psycholoog. Dat zou met de sector
opgepakt worden. Dat biedt echt grote kansen. Dat mis ik een beetje.
Staatssecretaris Karremans:
Ik denk dat we dat gewoon meenemen in de voortgang. Mevrouw Van den Hil
benoemt hier een terecht punt.
De voorzitter:
Dank. We gaan even wisselen en dan krijgt de andere staatssecretaris het
woord. Zij rekent speciaal langdurige- en maatschappelijke zorg tot haar
werkterrein. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Maeijer:
Dank u wel, voorzitter. Namens mij ook dank aan mevrouw Van den Hil voor
de samenwerking, maar ook voor de leuke gesprekken en de humor. Ik wens
je alle succes in de toekomst.
Voorzitter. Dan de moties. Allereerst de motie op stuk nr. 734 van
mevrouw Beckerman. Deze motie is ontijdig, want dit wordt door mij
opgepakt bij de implementatie van de EU-richtlijn over huiselijk geweld
en geweld tegen vrouwen. In 2026 verwacht ik de behandeling in de Kamer.
Veldpartijen worden op basis van de huidige planning in juli en augustus
van dit jaar geconsulteerd.
De voorzitter:
Bij het oordeel "ontijdig" is het verzoek aan de indiener eigenlijk om
'm aan te houden, maar mevrouw Beckerman is er niet. Er wordt over
nagedacht, maar dan blijft het oordeel "ontijdig" en dan zien we wel of
die motie eventueel wordt aangehouden. De staatssecretaris kan
doorgaan.
Staatssecretaris Maeijer:
De motie op stuk nr. 737 van mevrouw Rikkers: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 740 van de heer Ceder moet ik ontraden. De Skaeve
Huse zijn een van de woonvormen die gemeenten bieden voor mensen met
gedrags- en/of psychische problemen die niet goed kunnen landen op een
reguliere woonplek. Passende woonplekken bieden met voldoende draagvlak
onder omwonenden is primair een lokale aangelegenheid. Vorig jaar heeft
mijn ministerie in samenwerking met de VNG de knelpunten die gemeenten
ervaren bij de realisatie van de Skaeve Huse in kaart gebracht. Deze
zijn ook benoemd in de voortgangsrapportage van het Nationaal Actieplan
Dakloosheid en Beschermd Wonen van afgelopen juni.
Mijn ministerie ondersteunt gemeenten extra bij de huisvesting van
aandachtsgroepen, bijvoorbeeld via de ondersteuningsstructuur en de
middelen uit het Nationaal Actieplan Dakloosheid, via het Actieplan
Passende zorg voor dakloze mensen met een Wlz-indicatie en door inzet
van het Expertteam Huisvesting Aandachtsgroepen. Ook wordt in het
programma Een thuis voor iedereen gewerkt aan meer betaalbare woningen
met passende zorg en ondersteuning voor aandachtsgroepen. Het ministerie
van VRO heeft het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting in
voorbereiding. Dat voorstel ziet erop toe dat alle gemeenten in hun
huisvestingsprogramma beschrijven op welke wijze zij voorzien in de
woonbehoefte van aandachtsgroepen. Als de gemeente onvoldoende
beleidsmaatregelen inzet, geeft dit voorstel de provincie en de minister
instrumenten in handen om hierop te sturen.
Voor een deel van de aandachtsgroepen is meer nodig dan alleen een
woning. Passende zorg en ondersteuning zijn natuurlijk
randvoorwaardelijk voor adequate huisvesting en om ook weer zelfstandig
te kunnen gaan wonen. Daarom ziet het wetsvoorstel er ook op toe dat
gemeenten integraal beleid voeren ten aanzien van zelfstandig wonen met
passende zorg en ondersteuning. Voor de zomer opent het ministerie van
VRO een nieuwe tranche van de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen,
waarbij ook 30 miljoen beschikbaar is om betaalbare woningen voor
aandachtsgroepen te financieren. De Skaeve Huse maken hier ook onderdeel
van uit. Er is dus al een hoop inzet.
De heer Ceder sprak ook over het draagvlak als groot struikelblok. Dat
herken ik. Er is een goede balans nodig tussen de draagkracht en de
draaglast in een wijk. Dat is van cruciaal belang. Bij de aanpak van
dakloosheid van het ministerie van VWS is ook het reduceren van het
stigma een belangrijk speerpunt. Daarom hebben we in samenwerking met
Het Beelddepot een toolkit laten ontwikkelen die gemeentelijke
communicatieafdelingen en beleidsmedewerkers moet helpen bij het
uitvoeren van de participatietrajecten. Daarnaast communiceren we over
de maatschappelijke baten van de Scaeve Huse en het delen van de goede
voorbeelden. Dat waren de moties.
Voorzitter. Ik had nog een vraag van mevrouw Westerveld: kan de
staatssecretaris voor de zomer in een brief vermelden welke regio's
geselecteerd worden voor de pilots met het actieplan, hoe de voortgang
vordert, welke knelpunten de afgelopen maanden in beeld zijn gekomen en
welke zijn opgelost? Ik begrijp de wens van mevrouw Westerveld om een
vinger aan de pols te houden bij de voortgang van het actieplan. Daarin
wil ik haar tegemoetkomen door de Kamer in ieder geval voor de zomer een
eerste, korte update te geven over de voortgang die we tot dan toe
kunnen melden. Mevrouw Westerveld weet dat ik al eerder heb aangegeven
dat voor het eind van dit jaar een brede voortgangsbrief over de
langdurige ggz volgt.
Voorzitter. Mevrouw Westerveld vroeg ook nog naar de laagdrempelige
steunpunten. Ze zei dat de desbetreffende motie onvoldoende wordt
uitgevoerd en vroeg hoe ik die motie ga uitvoeren. Zoals zij weet, is in
het IZA afgesproken om tot een landelijk dekkend netwerk van
laagdrempelige steunpunten te komen. Mijn indruk, die ik ook in het
debat heb uitgesproken, is dat gemeenten zich er echt voor inzetten om
deze afspraak na te komen. Het verkennend onderzoek dat is gedaan in het
kader van de Stand van het land laat zien dat er nu zo'n 278 steunpunten
zijn. De Kamer heeft dat in december jongstleden ontvangen. Onlangs is
ook een ondersteuningsprogramma gestart om de ontwikkeling van het
landelijk netwerk verder kracht bij te zetten. Gemeenten kunnen daarvan
gebruik maken voor een verdere ondersteuning. Op dit moment kunnen
gemeenten de laagdrempelige steunpunten onder andere financieren uit de
middelen die zij uit het Gemeentefonds ontvangen voor de uitvoering van
de Wmo. Daarnaast is structureel maximaal 135 miljoen extra beschikbaar
gesteld voor de uitvoering van het IZA. De verdere gesprekken over het
AZWA lopen nog. Mevrouw Westerveld noemde het ook al. Ook daarin gaat
het over de financiering.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik weet hoe de financiering nu gaat; dat staat ook in de brief. Maar
mijn punt is dat wij in de motie letterlijk aan het kabinet vragen om
een structurele financiering te regelen. Ik vraag dan ook om dat uit te
voeren. Als ik de woorden van mevrouw Maeijer goed begrijp, dan komt men
daar in het AZWA op terug. Ik wil ten minste ergens zien dat de motie
die gaat over de structurele financiering, wordt uitgevoerd en dat niet
wordt gezegd: maar gemeenten kunnen dat doen.
Staatssecretaris Maeijer:
Ik snap de vraag. Ik heb net geprobeerd om vrij duidelijk te schetsen
wat we tot nu toe hebben gedaan door te wijzen op de afspraken die tot
nu toe in het IZA zijn opgenomen, op het ondersteuningsprogramma dat is
gestart, op het aantal gemeenten dat al een laagdrempelig steunpunt
heeft gerealiseerd — dat loopt en dat aantal stijgt eigenlijk nog steeds
— op de financieringsmogelijkheden die er zijn en op de 135 miljoen die
extra beschikbaar is gesteld. Ik heb ook tegen mevrouw Westerveld gezegd
dat we daar ook in het kader van het AZWA over praten. Hoe dat verder
wordt uitgewerkt, moeten we zien op het moment dat het akkoord er
ligt.
Voorzitter. Dat waren mijn vragen.
De voorzitter:
Hartelijk dank aan u en aan de andere staatssecretaris.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Op 13 mei gaan we stemmen over de ingediende moties.