Wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het regelen van regie op kwaliteitsregistraties in de zorg en grondslagen om ten behoeve van die kwaliteitsregistraties bijzondere persoonsgegevens te kunnen verwerken (Wet kwaliteitsregistraties zorg) (36278) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D19189, datum: 2025-04-24, bijgewerkt: 2025-04-25 09:46, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-04-24 16:35: Wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het regelen van regie op kwaliteitsregistraties in de zorg en grondslagen om ten behoeve van die kwaliteitsregistraties bijzondere persoonsgegevens te kunnen verwerken (Wet kwaliteitsregistraties zorg) (36278) (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Wet kwaliteitsregistraties zorg
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg in verband met het regelen van regie op kwaliteitsregistraties in de zorg en grondslagen om ten behoeve van die kwaliteitsregistraties bijzondere persoonsgegevens te kunnen verwerken (Wet kwaliteitsregistraties zorg) (36278).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de Wet kwaliteitsregistraties
zorg. Er hebben zich behoorlijk wat mensen ingeschreven voor deze
wetsbehandeling. Ik stel voor dat we in de eerste termijn zes
interrupties onderling hebben. Ik ga er dan wel van uit dat die kort
maar krachtig zijn. Als ze te lang zijn, ga ik ze gewoon voor twee
tellen.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Dan geef ik als allereerste het woord aan de heer Bushoff van de
GroenLinks-PvdA-fractie. Hij is verrast!
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag de Wkkgz, de Wet kwaliteit,
klachten en geschillen zorg en dat is een wet met een best brede impact
op allerlei terreinen binnen de zorg. Vandaag hebben we het over een
wijziging die door de regering wordt voorgesteld. Ik wil graag even bij
de noodzaak van die wijziging stilstaan en vervolgens wil ik het hebben
over een aantal dingen die goed geborgd moeten zijn na de wijziging die
de regering voorstelt. Tot slot ga ik nog in op een ander onderdeel van
deze wet, een onderdeel dat door twee wetswijzigingen van mijzelf en
mijn collega van het CDA wordt gewijzigd.
Voorzitter. We hebben het vandaag over een wijziging die het kabinet
voorstelt om kwaliteitsregistraties mogelijk te maken. En waar gaat het
dan over? Dan gaat het bijvoorbeeld over een patiënt die in het
ziekenhuis komt met een bepaalde aandoening en daarvoor een behandeling
krijgt. Volgens het voorstel wordt dan ook vastgelegd wat de uitkomsten
zijn. In het verleden heeft dat eigenlijk best wel positieve resultaten
opgeleverd bij verschillende handelingen. Ik denk daarom dat het heel
goed is dat deze wetswijziging door het kabinet is voorgesteld. We zien
namelijk echt dat het bevorderlijk kan zijn voor de kwaliteit van de
zorg. Ik denk dat we dat als mensen allemaal willen. Als jij naar het
ziekenhuis moet, wil je dat de artsen zo goed mogelijk de benodigde zorg
kunnen verlenen, dat ze van elkaar leren en dat ze dus ook steeds beter
worden in het verlenen van die zorg, zodat je minder complicaties en
betere uitkomsten hebt.
Volgens mij is het voorstel van het kabinet om dat in ieder geval in
deze wet te regelen, goed, maar ik zeg er wel bij dat er dan altijd een
aantal dingen zijn die je goed moet borgen. Als je dit gaat doen,
betekent het namelijk ook dat je in de weer gaat met de
gezondheidsgegevens van mensen. Die gegevens worden verwerkt, terwijl
het wel om heel gevoelige gegevens gaat. Het vraagt dus om een aantal
waarborgen. Daarover wil ik de minister een aantal vragen stellen, maar
ik kom zelf ook met een aantal voorstellen.
Mijn eerste vraag gaat eigenlijk over heel specifieke aandoeningen. Stel
dat iemand een heel specifieke aandoening heeft die niet vaak voorkomt,
dat iemand medische transgenderzorg ondergaat of dat er een andere
medisch-ethische kwestie speelt, dan wil je graag dat juist dat soort
kwetsbare gegevens extra goed beveiligd worden, maar je wilt ook dat die
absoluut niet herleidbaar zijn naar de desbetreffende personen.
We weten dat al deze gegevens in principe bij de bron gepseudonimiseerd
worden, maar ik wil ook graag van de minister weten hoe dat dan in zijn
werk gaat bij deze heel specifieke kleine patiëntengroepen. Is echt goed
geborgd dat die gepseudonimiseerde data niet herleidbaar zijn tot dat
individu? Zijn daar extra waarborgen voor en is de minister ook bereid
om gebruik te maken van de optie in de wet om er extra waarborgen aan te
hangen?
Het tweede punt, de gegevensverwerkers. Je wilt natuurlijk dat de
gegevens die de gegevensverwerkers, degenen die de
kwaliteitsregistraties doen, verwerken, zo goed mogelijk beveiligd zijn.
Omdat het om zulke gevoelige gegevens gaat, wil je voorkomen dat er
sprake kan zijn van een datalek. Je kunt dat natuurlijk nooit 100%
uitsluiten, maar je wilt het wel zo goed mogelijk uitsluiten. Daarom de
vraag aan de minister of die gegevensverwerkers in ieder geval aan de
hoogst mogelijke privacystandaarden en databeveiligingsstandaarden
moeten voldoen. Ik kom op dat punt wellicht in tweede termijn nog met
een enkel voorstel, omdat ik het wel erg belangrijk vind dat die privacy
goed geborgd is en dat de beveiliging van deze gegevens ook zo goed
mogelijk geborgd is. Ik kan mij zomaar voorstellen dat mijn collega van
de VVD daar ook nog een punt van gaat maken, met het goede idee om af en
toe te kijken of die beveiliging daadwerkelijk op orde is. Het lijkt mij
namelijk zinvol dat we wat dat betreft de vinger aan de pols
houden.
Voorzitter. Dan nog een punt hierover. Ik denk dat je ook als het gaat
om die gegevensverwerkers nog twee dingen goed moet regelen. Daar doen
we dan ook twee voorstellen voor. Een: je wilt niet dat de verwerkers
van die gegevens die gegevensverwerking kunnen doen met een
winstoogmerk. Dat wil je wat mij betreft echt uitsluiten. Het moet gaan
om het verbeteren van de kwaliteit van zorg en ik vind niet dat die
gegevensverwerkers daar geld aan zouden moeten overhouden. Dat is één
ding dat we volgens mij met z'n allen moeten willen uitsluiten. Daar
doen we dan ook een voorstel voor.
Ons tweede voorstel gaat over die gegevensverwerkers. Dat zijn private
organisaties en je wilt niet dat de eigenaren van die private
organisaties uit bijvoorbeeld Rusland of China komen. Dat lijkt mij
volstrekt onwenselijk. Je wilt dus echt waarborgen dat de eigenaren van
deze private organisaties, van die gegevensverwerkers, niet uit landen
komen waar wij een vijandige relatie mee onderhouden, of dat de huidige
eigenaren van die gegevensverwerkers op termijn worden overgenomen door
mensen uit landen waar wij een slechte relatie mee onderhouden. Dat wil
je volgens mij echt voorkomen, zeker als het gaat om dit soort gevoelige
gegevens. Ook daar doen wij een voorstel voor.
Voorzitter, dan wou ik naar mijn volgende punt gaan, maar ik zie een
interruptie.
De voorzitter:
Ja, een interruptie van de heer Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Die gegevens hebben natuurlijk ergens een bron. Dat kan een grote
zorgorganisatie zijn. Wij zien dat er steeds meer zorgorganisaties zijn,
zelfstandige behandelcentra bijvoorbeeld, die gefinancierd worden uit
landen waar wij misschien niet zo heel erg gelukkig van worden.
Saudi-Arabië, China, Turkije, Marokko — daar zitten ook invloeden. Als
die gegevensbestanden uit zo'n organisatie komen, zou daar dan niet
hetzelfde voor moeten gelden als voor de plek waar die gegevens naartoe
gaan? Maakt u dus onderscheid in het niveau van beveiliging tussen
bijvoorbeeld dat soort centra en de organisaties die uiteindelijk iets
met die gegevens zouden moeten doen?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Een goede vraag. Nee. Ik stel voor om goed te borgen dat die
gegevensverwerkers niet in handen komen van bijvoorbeeld vijandige
mogendheden, omdat dat het wetswijzigingsvoorstel is dat hier vandaag
voorligt. Ik wil een extra waarborg inbouwen in de wetswijziging die
hier vandaag voorligt. Vandaar dat voorstel. Dat neemt niet weg dat ik
vind dat we überhaupt voor alle zorgorganisaties in Nederland zouden
moeten borgen dat ze beschermd zijn tegen overnames vanuit buitenlandse
mogendheden waarmee wij op gespannen voet staan. Dat punt heb ik ook
kort geleden tijdens een commissiedebat gemaakt. Ik heb begrepen dat de
minister werkt aan wetgeving om overnames binnen de zorgsector te kunnen
toetsen en ze ook tegen te kunnen houden als de overnemende partij uit
landen komt waarmee wij geen goede relatie onderhouden. Dat punt heb ik
eerder gemaakt en ik heb van de minister begrepen dat zij daar heel hard
aan werkt. Ik vind het goed dat zij dat doet, want ik vind dat een heel
zorgelijk punt op dit moment.
De heer Claassen (PVV):
Tot slot. Tot dat geregeld is, maak ik mij wel zorgen over hoe het dan
geregeld is in het tijdpad waarin deze wet van kracht zal worden. Wat
betekent het als dadelijk het antwoord is "ja, daar zijn we mee bezig
maar dat vergt nog een heleboel afstemmen en regelen"? We hebben ook
Europese richtlijnen. Dat is misschien nog niet geborgd op het moment
dat de wet ingaat. Wat betekent dat dan voor uw standpunt?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Nou, daarom heb ik dus een amendement ingediend bij deze wet dat de
minister de mogelijkheid geeft om bijvoorbeeld in nadere regels per AMvB
te stellen dat die gegevensverwerkers niet overgenomen mogen worden door
personen en organisaties vanuit landen waarmee wij op gespannen voet
staan. Dat is wat het amendement dat ik heb ingediend, beoogt. Mocht
mijn amendement worden aangenomen en mocht de wet vervolgens worden
aangenomen, dan hebben we volgens mij dus goed geborgd dat voorkomen
wordt dat die gegevensverwerkers in handen vallen van Russen of
Chinezen, om maar wat te noemen.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter. Ik had nog één onderdeel dat ik vandaag wilde aanraken.
De Wkkgz, artikel 3a, gaat ook over de organisatie van de acute zorg in
Nederland en de eisen waaraan zorgaanbieders moeten voldoen als ze
daarin een verandering willen doorvoeren. Althans, dat is per AMvB
geregeld, maar de wettelijke grondslag van die AMvB ligt in artikel 3a
van de Wkkgz. Daarom heb ik ook al een hele tijd terug, zo'n twee jaar
geleden, toen nog met mijn collega Van den Berg, twee amendementen
ingediend die erop moeten toezien dat als een ziekenhuis bijvoorbeeld
zegt een afdeling te willen afschalen of een zorgafdeling te willen
sluiten, de inspraak van de lokale bevolking en het lokale bestuur dan
beter geborgd gaat worden. We zien namelijk op dit moment dat het daar
toch vaak fout gaat. Ik hoor vaak de verhalen uit Friesland, maar we
kennen natuurlijk ook de situatie in Heerlen heel goed. Zo zijn er veel
meer plekken in Nederland, zoals Zutphen, waar de inwoners en daarmee
vervolgens ook het lokaal bestuur heel vaak het gevoel hadden buitenspel
te staan bij besluiten over de organisatie van het zorglandschap in hun
gemeente. Die betrokkenheid moet beter geborgd worden. Het CDA en
wijzelf hebben dus een voorstel ingediend om dat beter te borgen.
Voorzitter. We hebben ook nog een tweede voorstel ingediend, namelijk om
ervoor te zorgen dat als de minister de regels verandert rondom de
organisatie van de acute zorg in Nederland, dat dan ook altijd langs de
Kamer moet en dat niet alleen per AMvB door de minister gedaan kan
worden, maar dat we daar als Kamer dan ook nog iets van zouden kunnen
vinden.
Mevrouw Tielen (VVD):
Meneer Bushoff plaatst zelf al wat kanttekeningen bij die twee
amendementen, die natuurlijk gaan over een heel ander deel van de Wkkgz,
wat een hele grote wet is, dan waar we het vanavond over hebben. Daar
heb ik overigens ook wel een beetje moeite mee, maar dat terzijde. Wat
vindt meneer Bushoff van kritiek op het eerste amendement dat hij
aanhaalde, van bijvoorbeeld het Landelijk Netwerk Acute Zorg en de
universitaire medische centra, die zeggen: dit is totaal niet werkbaar,
dus alsjeblieft, mensen in de Kamer, stem er niet voor?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
De heer Krul en ik hebben het amendement ook gewijzigd. Volgens mij
komen we daarmee meer tegemoet aan de zorgen die leefden over ons
amendement. Het doel is dat de betrokkenheid van inwoners en het lokaal
bestuur bij veranderingen in met name het medisch zorglandschap beter
geborgd is, maar om te voorkomen dat je in een impasse komt en dat het
dus zou kunnen dat een noodzakelijke verandering geen doorgang kan
vinden, hebben we gezegd dat het vooral een zwaarwegend advies is dat de
burgemeesters namens de inwoners kunnen meegeven. Vervolgens moet de
IGJ, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, het advies van de gemeente
wegen ten opzichte van de plannen van het ziekenhuis en daar dan
vervolgens ook weer een advies over uitbrengen. Daarmee borgen we
volgens mij aan de ene kant dat de inspraak van inwoners en het lokaal
bestuur beter geregeld gaat worden. Ik denk dat dat echt belangrijk is
als we kijken naar de casussen van de afgelopen tijd. Tegelijkertijd
zorg je ervoor dat er niet een onmogelijke impasse ontstaat. Daarmee
vind ik het een heel afgewogen amendement, om eerlijk te zijn.
De heer Claassen (PVV):
Aan vindingrijkheid geen gebrek bij de meneer van GroenLinks-PvdA. Het
is een interessante gedachte, hoor. Stel je voor dat het amendement en
de wet worden aangenomen, zou het dan een optie zijn om in het
amendement op te nemen dat dat dan nog retrograad geldt voor
beslissingen die afgelopen jaar of afgelopen anderhalf jaar zijn
genomen?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij is het heel moeilijk om wetgeving met terugwerkende kracht
van toepassing te laten zijn op situaties uit het verleden. Volgens mij
is dat in algemene zin heel ingewikkeld. Ik denk dat het in deze
situatie misschien zelfs wel bijna onmogelijk is. Maar juist al die
casussen waar ook de heer Claassen van de PVV aan denkt en waar het nu
niet goed is gegaan met de inspraak en de betrokkenheid van inwoners en
het lokaal bestuur bij veranderingen in het medisch zorglandschap — al
die voorbeelden van Zutphen, Heerlen, Friesland waar dat beter moet —
zijn volgens mij allemaal voorbeelden en argumenten waarom je voor dit
amendement zou moeten zijn, omdat we dat op deze manier dus in ieder
geval in de toekomst beter borgen.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Eigenlijk ben ik hiermee ook aan het einde van mijn inbreng gekomen. Tot
zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een vraag van de heer Diederik van Dijk van de
SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik luister met veel belangstelling naar het verhaal van mijn collega. Ik
heb nog wel een vraag. Dit wetsvoorstel ziet uitsluitend op de
medisch-specialistische zorg. Maar het wetsvoorstel kent ook een
bepaling dat bij koninklijk besluit het voorstel op álle vormen van zorg
van toepassing kan worden verklaard. Hoe kijkt PvdA-GroenLinks, of
GroenLinks-PvdA, daarnaar?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ja, da's een goeie. Inderdaad, dit voorstel van wetswijziging is nu
alleen van toepassing rond medisch-specialistische zorg en daarbij is
uiteindelijk de geestelijke gezondheidszorg uitgezonderd. In het verslag
van de wet hebben wij gevraagd hoe dit zich verhoudt tot het punt dat de
minister misschien opeens eigenstandig kan verzinnen het te willen
uitbreiden. Ik was niet helemaal tevreden met hoe de minister omging met
deze vraag, dus ik ben wel benieuwd wat de minister er in haar eerste
termijn op kan antwoorden. Ik heb het verslag gelezen en heb ook zelf
naar dit punt gevraagd in het verslag twee jaar geleden, maar ik vind
dat de minister nog wel wat meer duiding kan geven over hoe zij hiermee
denkt om te gaan. Ook vraag ik haar of zij de betrokkenheid van de Kamer
daarbij goed genoeg kan borgen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Duidelijk. Ik haak even aan bij het slot van het antwoord, over de
betrokkenheid van de Kamer in dat licht. Ik heb een amendement ingediend
om die betrokkenheid te regelen via een nieuw wetsvoorstelletje. Ik
begrijp dat de heer Bushoff ook geïnteresseerd is in die mogelijke
optie.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ja, op zich snap ik die behoefte wel. Ik snap dat je het doel van deze
wet, die kwaliteitsregistraties, belangrijk vindt, maar dat het
tegelijkertijd gaat om medische gegevens, waar je zorgvuldig mee moet
omgaan. Ik heb dat ook bepleit; ik heb er vragen over gesteld en er een
aantal voorstellen voor gedaan. Ook de betrokkenheid van de Kamer bij
dit soort onderwerpen vind ik van belang. Vandaar dat ik nu de minister
wel wil vragen hoe zij de toekomstige betrokkenheid van de Kamer ziet.
Aan de hand van de beantwoording van de minister, die in het verslag nog
wat beter kon, maak ik dan uiteindelijk de balans op van wat ik doe met
het amendement van de heer Van Dijk.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we over naar de volgende spreker. Dat is mevrouw De
Korte van NSC.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. We spreken vandaag over een grote aanpassing van
de Wkkgz, een aanpassing die een grote impact heeft op de manier waarop
patiëntgegevens worden verzameld en gebruikt. Het gaat niet over de
overdracht van gegevens tussen zorgverleners onderling, maar over de
overdracht van patiëntgegevens naar landelijke organisaties die
duizenden patiëntgegevens beheren om zo de kwaliteit van zorg te meten.
Het gaat vandaag over het secundair gebruik van patiëntgegevens. Dat
gebeurt nu al, maar de wet geeft dat grondslag voor de
kwaliteitsregistraties.
Enerzijds heeft Nieuw Sociaal Contract er begrip voor dat we het effect
van behandeling willen weten. Prima. Maar wat verandert er? Ziekenhuizen
worden verplicht om patiëntgegevens aan te leveren aan landelijke
registraties, registraties die duizenden patiëntendata bevatten, zonder
dat de patiënt daar toestemming voor heeft gegeven. Dat is een
fundamentele wijziging. Dit raakt het vertrouwen van patiënten. Verwacht
wordt dat er minimaal 60 kwaliteitsregistraties komen waarvoor deze
verplichting gaat gelden. En ja, een kwaliteitsregistratie is belangrijk
en ook het meten van kwaliteitsverbetering is belangrijk. Maar de manier
waarop doet ertoe. Het recht op zeggenschap over je eigen medische
gegevens is immers een groot goed.
Voorzitter. De European Health Data Space schrijft heel duidelijk voor
dat er een opt-out moet zijn. Patiënten moeten de keuze hebben om niet
mee te doen met het secundair gebruik van hun gegevens. Maar dat is in
deze wet niet geregeld en dat is onacceptabel. Daarom dienen wij samen
met de PVV een amendement in om die opt-out alsnog wettelijk te
veranderen. Dat is noodzakelijk.
Dan de beveiliging van de data. U kent Nieuw Sociaal Contract als
kritische partij als het gaat om beveiliging van patiëntendatabases.
Z-CERT is in Nederland hét expertisecentrum op het gebied van
cybersecurity in de zorg. Zij zagen in 2024 opnieuw een toename van het
aantal digitale aanvallen op zorgorganisaties. Criminele hackers,
digitale spionnen en hackactivisten zien zorgorganisaties als doelwit om
af te persen en gegevens van te stelen. Omdat gegevens van patiënten en
onderzoek naar de cloud gaan, richten kwaadwillenden hun aandacht op het
hacken van cloudbeveiliging. AI-modellen zijn nu net zo goed als mensen
in het maken van overtuigende nepberichten voor fishingcampagnes en met
patiëntdata kan phishing tot afpersing leiden. De BBC meldde enkele
jaren geleden dat er in Singapore een datalek was bij een database met
hiv-patiënten. Gedetailleerde gegevens van hiv-patiënten lagen op
straat. Wat denkt u dat dat betekent voor patiënten? Joyce vertelde aan
de BBC dat ze nog steeds erg geschokt en verdrietig was omdat haar
gezondheidsgegevens ten aanzien van hiv op straat lagen.
We mogen niet naïef zijn over het misbruik van data. Hoe kunnen we dit
voorkomen? We kunnen dit voorkomen door de allerbeste
beveiligingstechnieken in te zetten. In de ministeriële regeling staat
dat kwaliteitsregistraties in ieder geval moeten voldoen aan een aantal
NEN-normen. We hopen dat dit geen loze regel is, want bij ziekenhuizen
is de NEN 7510 verplicht, maar vele ziekenhuizen voldoen hier niet aan.
Kan de minister toezeggen dat voordat er toelating is tot een
kwaliteitsregistratie minimaal voldaan wordt aan de aangegeven
NEN-voorwaarden zoals die in de ministeriële regeling staan? Hoe wordt
na toelating getoetst op naleving van deze eisen?
Daarnaast zijn er nieuwe technieken. In een rondetafelgesprek zijn wij
daarover geïnformeerd. Het klinkt ingewikkeld, maar één van de nieuwe
beveiligingstechnieken zijn privacy-enhancing technologies, zoals
multi-party computation. Met deze technieken zijn patiëntgegevens niet
herleidbaar, omdat zij in verschillende compartimenten zijn verwerkt. We
weten dat het Nationaal Cyber Security Centrum heeft aangetoond dat
recente ontwikkelingen op het gebied van privacy-enhancing technologies
op grote schaal inzetbaar zijn. Daarnaast hebben we gehoord dat het
belangrijk is om vooraf deze technieken in te zetten, omdat het achteraf
zeer moeilijk is. Daarom vragen wij aan de minister of zij spoedig wil
regelen in de ministeriële regeling dat landelijke datasets voor
kwaliteitsregistraties en de overdracht van data beveiligd worden tegen
cybercriminaliteit en het risico dat een individu herkenbaar is. Dat kan
gedaan worden met die privacy-enhancing technologies, zoals de
multi-party computation. Daarnaast vinden wij het belangrijk dat de
voorwaarden in de ministeriële regeling — zoals aangegeven worden de
privacybeveiligingstechnieken in de ministeriële regeling beoordeeld —
ook aan de Kamer voorgelegd worden als ze aangepast worden. Daarvoor
hebben we een voorhangamendement voorgesteld.
Ik heb begrepen dat er nu al kwaliteitsregistraties opgenomen kunnen
worden in een voorwaardelijk kwaliteitsregister. Van de minister wil ik
weten of het klopt dat er nu al kwaliteitsregistraties worden opgenomen
in het register en aan welke voorwaarden zij nu voldoen. Hoe zijn in de
voorwaardelijk opgenomen registraties patiëntengegevens beveiligd?
Deze wet verandert veel, van vrijblijvendheid naar verplichting. Er
komen steeds meer en grotere datasets van zeer gevoelige
patiëntengegevens die niet voor de directe zorg worden gebruikt. Dit
moeten we heel precies en frequent evalueren. Het Zorginstituut
Nederland krijgt een sleutelrol bij de toetsing van de nieuwe
registraties. Noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit zijn
basis voor de toetsing. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft daar ook de
nadruk op gelegd en we nemen aan dat dit heel precies getoetst gaat
worden. Ook willen we weten hoe de uitvoerbaarheid is en wat de
registratiedruk is voor zorgorganisaties om gegevens aan te leveren. Het
lijkt eenvoudig, maar zorgorganisaties zullen patiëntendata eenduidig
moeten aanleveren, terwijl er vaak geen eenduidigheid in taal is.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat: u heeft een interruptie van de heer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Kijk, dat we moeten voorkomen dat de regeldruk voor zorgaanbieders te
hoog wordt, onderschrijf ik met NSC. In dat licht was ik ook wel even
benieuwd hoe zij de appreciatie van de minister ziet van het amendement
inzake de opt-out. De minister schrijft duidelijk te voelen voor een
opt-out in zijn algemeenheid en voor het in één keer goed regelen
daarvan. Alleen specifiek hierbij een opt-out regelen zorgt voor heel
veel extra administratieve lasten voor de zorgaanbieders. Hoe weegt NSC
dat?
Mevrouw De Korte (NSC):
Dat wegen we wel, maar we vinden het echt essentieel dat patiënten nú
zeggenschap hebben over hun data. Dat weegt voor ons zwaarder dan de
eventuele regeldruk straks voor organisaties zoals het
Zorginstituut.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij schreef de minister dat het niet ging om organisaties zoals
het Zorginstituut. De minister schreef heel duidelijk in de brief — daar
schrok ik wel een beetje van — dat alle individuele zorgaanbieders die
verplicht zijn om data voor kwaliteitsregistraties aan te leveren, in
geval van een specifieke opt-out voor deze kwaliteitsregistraties echt
flink extra belast zullen worden. Is er dan geen betere optie denkbaar,
vraag ik aan NSC.
Mevrouw De Korte (NSC):
Of er een betere optie denkbaar is? Nou ja, wij denken dat het ook heel
snel kan gaan. Misschien is er op dit moment regeldruk, ook voor
zorgorganisaties, om te registreren of mensen een opt-out willen. Maar
we denken dat dit met automatisering sneller moet kunnen kunnen. Ik snap
het probleem wel, dat zorgorganisaties zeggen: nou moeten we het aan
iedereen vragen. Maar dat is ook zo bij onderzoek. Als je onderzoek wilt
doen, moet je het ook vragen. Heel veel organisaties vragen
bijvoorbeeld: wilt u meedoen met onderzoek? Waarom dan niet vragen: wilt
u meedoen met een kwaliteitsregistratie?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Tot slot, voorzitter. Laat er geen misverstand over bestaan: mijn partij
vindt een opt-out voor dit soort zaken ook wenselijk. Dat staat volgens
mij niet ter discussie. De vraag is even of je nu specifiek een opt-out
moet inregelen voor deze wetswijziging. Of moet je de minister de
opdracht meegeven om in het kader van de EHDS in één keer voor al dit
soort zorggegevens een goede opt-outoptie te regelen? Dat vind ik zelf
nog best een vraagstuk. Wij worstelen daarmee, vandaar dat ik aan NSC
vraag hoe zij de optie wegen waar de minister mee aan de slag gaat
versus het nu regelen met heel veel extra lasten voor de
zorgaanbieders.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ook wij hebben het gewogen, maar ik begrijp dat het anders pas in 2029
ingevoerd kan worden, en dat is echt veel te laat. Wij zetten de
zeggenschap van de patiënt voorop, in plaats van de regeldruk waarvan ik
denk dat het met automatisering binnen de ziekenhuizen best snel kan.
Dat weegt voor ons het zwaarst.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw De Korte (NSC):
Oké. Ik had het inderdaad over regeldruk. Wij voorzien met deze
kwaliteitsregistraties dat gegevens vaak eerst bewerkt moeten worden
voordat een koppeling mogelijk is. We willen geen vrijblijvende
terugblik maar scherpe analyses van toelating, registratielast,
uitvoerbaarheid en technische beveiliging. Daarom hebben we een
amendement over een tweejaarlijkse evaluatie. Dat is hard nodig om te
beoordelen of alles goed functioneert en of er ook in andere sectoren
kwaliteitsregistraties ingezet kunnen worden. We dienen ook een
amendement van Diederik van Dijk mede in omdat wij vinden dat de Kamer
betrokken moet worden bij het overgaan tot kwaliteitsregistraties bij
andere sectoren.
Voorzitter. Met deze wet moeten patiënten erop kunnen vertrouwen dat hun
gegevens veilig zijn. Wij kunnen kwaliteit van zorg verbeteren zonder
onze principes los te laten, maar dan moet het wel goed geregeld
zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Claassen van de PVV.
De heer Claassen (PVV):
Voorzitter. Het doel van het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken, is
het creëren van een wettelijke grondslag voor kwaliteitsregistraties en
dat gegevensverwerkers bijzondere persoonsgegevens, onder andere
medische gegevens, van cliënten mogen verwerken zonder toestemming van
de cliënt. Voor de duidelijkheid: het betreft hier dus wel de zogenaamde
secundaire gegevensverwerking.
De regering stelt dat dat nodig is om de patiëntenzorg te verbeteren.
Dat klinkt mooi, maar de PVV-fractie heeft daar wat vraagtekens bij. Ja,
kwaliteitsregistraties zijn belangrijk. Ja, het delen van gegevens kan
bijdragen aan betere zorg. Maar waarom moet dat met deze omvangrijke en
ook ingrijpende wet? Er zijn talloze manieren waarop het eigenlijk nu al
gebeurt. Denk aan programma's zoals NEED en de Nederlandse databank voor
klinische audits, DICA. En er zijn nog veel meer systemen. Waarom vinden
we opnieuw het wiel uit? Ik vraag de minister of dit gaat conflicteren
met wat er dus al is. Gaat dit bestaande initiatieven vervangen? En nog
belangrijker: waarom negeert de minister de signalen van medische
onderzoekers die waarschuwen dat dit wetsvoorstel hun werk wellicht
juist moeilijker maakt? Ze zeggen dat hun huidige systemen, die goed
werken, straks overruled kunnen gaan worden door de nieuwe regels zoals
die in de wet zijn omschreven. Dat is eigenlijk niet uit te leggen. Ik
vraag daar graag een toelichting over van de minister.
De PVV-fractie ziet het maatschappelijke belang van zorgverbetering op
basis van de juiste data. Maar dit belang is op cruciale onderdelen nog
veel te vaag. De minister doet een poging om dit te onderbouwen, maar de
onderbouwing is eigenlijk veel te dun. Waarom wordt er niet eerst
gekeken naar wat er nu al goed werkt, voordat we alles overhoopgooien en
rigoureuze maatregelen nemen op het gebied van privacy, beroepsgeheim en
zeggenschap over de gegevens van de mensen die zorg nodig hebben? In
eerste instantie is deze wetswijziging alleen van toepassing op de
curesector. Daarna zal deze over twee jaar stilzwijgend uitgerold worden
over andere sectoren. De vraag aan de minister is: waarom is hiervoor
gekozen en waarom kan het parlement daar dan ook niets meer aan
doen?
Voor de PVV-fractie is het niet nodig om van alle mensen alle medische
gegevens zomaar op tafel te hebben. Sterker nog, de PVV-fractie is
altijd pleitbezorger geweest van een opt-inregeling. Voor de datadeling
ten behoeve van primaire gegevensdeling is deze visie ook nog steeds
niet veranderd. Bij de andere wijzigingen van de wet, bijvoorbeeld bij
de wetsvoorstellen 1, 2a en 2b, heeft de PVV-fractie het doorbreken van
het beroepsgeheim en het toegezegde te zijner tijd gaan hanteren van een
opt-outregeling gewogen ten opzichte van de proportionaliteit van het
voorliggende wetsvoorstel. Bij de voorgaande wetten was ons oordeel dat
er in zekere zin proportionaliteit aanwezig was. Bij dit wetsvoorstel
wordt niet alleen de zeggenschap over ieders eigen medische gegevens
voor secundaire gegevensdeling volledig weggehaald bij het individu,
maar wordt het medische beroepsgeheim ook volledig omzeild. Dat is wat
de PVV-fractie echt een brug te ver vindt. Het Zorginstituut Nederland
benoemt in zijn reacties op de wetswijziging dat het een opt-outregeling
eigenlijk vanzelfsprekend vindt. De Patiëntenfederatie steunde onlangs
ook ons voorstel om een opt-outregel in te lassen.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft mevrouw Tielen een interruptie.
Mevrouw Tielen (VVD):
Meneer Claassen gebruikt het begrip "medisch beroepsgeheim" nu een keer
of wat. Dat is gewoon een heel zwaar begrip. Daar hecht volgens mij
iedereen in deze Kamer heel zwaar aan. Maar dan vind ik wel dat meneer
Claassen dat op de juiste manier moet duiden als argument, want volgens
mij gaat het er hier niet om dat wat tussen arts en patiënt in
vertrouwen wel en niet gedeeld wordt, zomaar met naam en toenaam aan
anderen wordt meegegeven. Het gaat om gegevens die gepseudonimiseerd in
een database zijn, niet herleidbaar tot een persoon. Dat is echt iets
anders dan medisch beroepsgeheim. Of kijkt meneer Claassen daar anders
naar?
De heer Claassen (PVV):
Feit is dat als deze wet in werking wil treden, het medisch
beroepsgeheim — ik kan het niet mooier maken dan het is — omzeild moet
worden. Immers, de gegevens die een patiënt deelt met zijn of haar
behandelaar komen vanuit het dossier uiteindelijk terecht bij
organisaties die die gegevens gaan controleren. Dan kunnen die
gepseudonimiseerd zijn, maar de gegevens van die patiënt gaan wel
overboord naar andere instanties. Daarvoor is de wijziging nodig om het
beroepsgeheim te gaan omzeilen. Ja, het klinkt misschien vervelend, maar
het is wel wat er aan de hand is.
Mevrouw Tielen (VVD):
Zelfs de patiënt zelf zal in die database niet eens terugherkennen wat
zijn gegevens zijn. Ik vind dus echt dat meneer Claassen een veel te
zware term gebruikt en dat hij ons, maar ook mensen die meekijken op het
verkeerde been zet als hij het begrip "medisch beroepsgeheim" gebruikt
voor waar we het hier daadwerkelijk over hebben.
De heer Claassen (PVV):
Daar kan ik niets aan doen, want zo staat het ook gewoon letterlijk in
de teksten en in de wetsvoorstellen. Het zijn niet mijn woorden. Ik
herhaal gewoon de woorden zoals die in de wet staan.
De voorzitter:
Dan de heer Bushoff voor een interruptie.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat veel partijen in de Kamer het heel belangrijk vinden om heel
zorgvuldig met dit soort gegevens om te gaan en om die heel goed te
beschermen. Met één punt had ik wel wat moeite, namelijk de suggestie,
die in ieder geval bij mij werd gewekt, alsof de mensen in de zorg
eventjes om hun medisch beroepsgeheim heen zouden moeten gaan. Ik neem
aan dat dit niet aan de orde is en dat het ook niet de bedoeling was van
de heer Claassen om dit op de mensen die in de zorg werken af te
schuiven of om die kwalificatie bij hen neer te leggen.
De heer Claassen (PVV):
Zeker niet. Het punt dat ik probeer te maken, is dat in het wetsvoorstel
geregeld moet worden dat de gegevens die gedeeld worden met de
behandelaar er niet meer tussen zitten, want of ze nou gepseudonimiseerd
zijn of niet, de gegevens gaan ergens op een hoop. Daarvoor is het nodig
dat het beroepsgeheim er bij dit wetsvoorstel uit wordt gehaald.
Misschien is dit ook wel een terechte opmerking van de heer Bushoff,
hoor. Het is niet zo dat Jan en alleman nu met deze wet in handen naar
jouw behandelaar kan gaan en kan zeggen: weet je, geef me maar even de
gegevens. Nee, dat is zeker niet zo. Bovendien schat ik in dat de
zorgverleners dat ook niet zullen doen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik grijp even terug op iets wat de heer Claassen een klein stukje eerder
zei. Als ik hem goed heb beluisterd, hoorde ik hem zeggen dat dit
wetsvoorstel binnen twee jaar stilzwijgend ook van toepassing zal worden
op alle andere zorggebieden. Als de heer Claassen denkt dat dat zo is,
dan baseert hij zich nog op een oude vorm van dit wetsvoorstel, want hij
is aangepast in die zin dat nu de route is dat de minister per
koninklijk besluit kan aangeven dat het voor alle zorggebieden geldt.
Mijn vraag is hoe de heer Claassen daarnaar kijkt. De vraag meteen
erachteraan is: ik heb voorgesteld om daar dan t.z.t. een nieuw
wetsvoorstel van te maken, zodat de rol van de Kamer adequaat wordt
geborgd; wil hij daar misschien op reflecteren?
De heer Claassen (PVV):
Nou, ik wil er wel antwoord op geven. Het punt is dat we al moeite
hebben met dit wetsvoorstel. Als dit dan ook nog betekent dat het
uitgerold wordt bij koninklijk besluit, dan hebben wij daar eigenlijk
helemaal niks meer over te zeggen. Dus ja, ik vind het belangrijk dat de
Kamer, zeker bij dit soort wetsvoorstellen, wel altijd de regie
heeft.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Precies. Dat geldt dus in ieder geval ook als het gaat om een mogelijke
uitbreiding naar het hele zorgveld, begrijp ik?
De heer Claassen (PVV):
Nogmaals, de PVV-fractie heeft al moeite met dit wetsvoorstel, dus als
het nog verder uitgebreid zou worden, dan zal dat niet veel
veranderen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Claassen (PVV):
Ja. Tijdens een recent debat over digitalisering in de zorg wees ik al
op de European Health Data Space, de EHDS. De eventuele — let wel: zo
staat het er letterlijk — opt-out komt pas in 2031. Dat is nog zes jaar.
Wat ons betreft is dat dan ook zes jaar te laat. Mensen hebben nú recht
op zeggenschap over hun gegevens, niet pas over zes jaar. Laten we
eerlijk zijn: als private partijen zonder dat er sprake is van een
behandelrelatie toegang krijgen tot onze medische gegevens, dan is dat
buitenproportioneel.
Voorzitter. De PVV-fractie is van mening dat mensen de zeggenschap over
hun medische gegevens dus dienen te houden wanneer deze, zonder dat er
sprake is van een behandelrelatie, worden gebruikt door private
partijen. Hierdoor is er wat de PVV betreft bij de voorgestelde wet
sprake van buitenproportionaliteit. Bij de eerdere wetsvoorstellen 1, 2a
en 2b hebben we dat nog anders gewogen. Zorgaanbieders dienen hun cliënt
op grond van de AVG te informeren over de wijze waarop hun medische
gegevens worden verwerkt en welke rechten de cliënt in deze context
heeft, waaronder de mogelijkheid tot een opt-out.
Ik hoor sommige collega's vragen — volgens mij was het net in een
interruptiedebat — wat dat dan betekent voor de workload van de
zorgaanbieders. Ik kan me voorstellen dat het effect heeft op de
registratielast als bij elk patiëntencontact die vraag gesteld zou
moeten worden en dat zou moeten worden geregistreerd, maar volgens mij
kan het ook veel eenvoudiger. In de wet of het amendement staat namelijk
niet voorgeschreven hoe dat dan zou moeten, zolang maar op een manier —
dat kan met posters, of tegenwoordig zijn het tv-schermen, die er hangen
of brochures die er liggen — kond wordt gemaakt dat dat zo is en dat
iemand daar bezwaar tegen kan maken. Het hoeft niet per definitie met
een een-op-eengesprek. De registratie kan volgens mij met één vinkje
vastgelegd worden. Dat zou die regeldruk dus behoorlijk moeten doen
afnemen.
Kortom, mijn fractie is daarom voor een opt-outregeling op het moment
dat de wet in werking treedt, niet in 2026, niet in 2027 en niet in
2031. Mensen krijgen dan de mogelijkheid om nee te zeggen tegen het
verwerken van hun medische gegevens. Daarom hebben wij dus een
amendement ingediend, een amendement dat wél recht doet aan de burger.
Ons voorstel maakt een opt-outregeling mogelijk zodra de wet in werking
treedt. Dat betekent dat iedere Nederlander de keuze krijgt om nee te
zeggen tegen het delen van zijn of haar medische gegevens. Wat ons
betreft is dat geen luxe. Dat is een grondrecht.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Tielen. O, een spijtoptant. De
laatste interruptie van de heer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Sorry, voorzitter. Ik heb nog één vraag.
De heer Claassen (PVV):
Het venijn zit in de staart, hè, meneer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ja. Ik denk dat we elkaar hierop kunnen vinden. Het gaat erom dat de
gegevensverwerkers private organisaties zijn. Volgens mij — en dat is
ook mijn vraag — zou je niet moeten willen dat die een winstoogmerk
hebben. Deelt de heer Claassen van de PVV die opvatting?
De heer Claassen (PVV):
Wat de PVV-fractie betreft gaan we morgen regelen dat er geen enkele
private organisatie meer is in Nederland.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Claassen roept nog eventjes buiten de microfoon dat
het om het zorggebied gaat.
Dan is nu het woord aan mevrouw Tielen van de VVD.
Mevrouw Tielen (VVD):
Voorzitter. Ik had al een ochtend met heel veel communistische
uitspraken, maar nu begint de avond ook zo. Nee, haha. Ik ga met een
zwaar gemoed het reces in als dat zo doorgaat.
Voorzitter. Mensen verwachten …
De voorzitter:
Voordat u begint, wil de heer Claassen nog een opmerking maken.
De heer Claassen (PVV):
Ja, een persoonlijk feit of een opmerking. Dit is totaal niet
communistisch bedoeld, hoor. Als je zegt dat al die private, naar winst
graaiende ondernemers die we ondertussen in Nederland hebben, er
eigenlijk niet zouden moeten zijn, dan is daar niks communistisch aan.
Dat is juist heel goed voor Nederland.
Mevrouw Tielen (VVD):
Meneer Claassen zei letterlijk: de PVV gaat ervoor om geen enkele
private organisatie meer in Nederland te hebben. In welke sector dat dan
is, maakt mij niet uit, maar volgens mij is dat Sovjetcommunisme.
De heer Claassen (PVV):
Voorzitter, daar wil ik toch even op reageren.
Mevrouw Tielen (VVD):
U had een persoonlijk feit en daar heb ik op gereageerd.
De voorzitter:
Nee, ik ga hier volgens mij over de orde. Een interruptie van de heer
Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Nou, dat heeft niks met Sovjetcommunisme te maken. Ik vind dit ook
verwerpelijk. Aan de ene kant zijn we fascisten, en hier zijn we
Sovjetcommunisten. Het is toch gekkigheid dat dit soort dingen hier
geroepen worden? Mijn punt was dat al die private ondernemingen in de
zorg die graaien — dat is de nuance — in Nederland geen plek verdienen.
Daar maken we ons hard voor. En dat heeft niks met Sovjetcommunisme te
maken.
De voorzitter:
Ik zou het debat wel een beetje willen beperken tot het onderwerp waar
wij het over hebben. Mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Meneer Claassen zei zelf: het venijn zit in de staart. Hij wierp zelf
een uitspraak de Kamer in. Ja, dan moet hij niet raar staan te kijken,
want wie kaatst, zal de bal verwachten, om het bijna op z'n Fries te
zeggen.
De voorzitter:
Mevrouw Tielen begint met haar betoog.
Mevrouw Tielen (VVD):
Graag. Dank u wel, voorzitter. Mensen verwachten, terecht, de hoogste
kwaliteit zorg in ons land. Dat geldt zeker bij ziektes zoals kanker of
een beroerte. Mensen vertrouwen allereerst, ook terecht, op de
kundigheid van de artsen en de medische teams. Maar als een behandeling
langer duurt en daar zowel operaties als medicijnen en paramedische zorg
bij betrokken zijn, en al helemaal als je leven of je kwaliteit van
leven ervan afhangt, dan wil je meer dan alleen maar erop vertrouwen.
Dan willen mensen ook wéten dat een behandeling van hoge kwaliteit is.
Om daarover mee te kunnen beslissen, zijn data, evaluatieonderzoeken en
monitors nodig, oftewel: kwaliteitsregistraties.
Over die kwaliteitsregistraties gaat de wet die vandaag voorligt.
Registraties bestaan al een tijd. De wetenschappelijke verenigingen van
artsen zijn ermee begonnen, om met elkaar te onderzoeken en bij te
houden hoe zorg beter kan en hoe artsen elkaar kunnen helpen om de
kwaliteit te verhogen, en om de zorg in ziekenhuizen te kunnen
vergelijken. Voor één ziektebeeld zijn vaak heel veel registraties
nodig: de registratie van persoonsgegevens natuurlijk en van gegevens
over de tumor, de medicatie, de bestraling, de complicaties na een
operatie en het aantal ligdagen, en registraties waaruit blijkt of de
patiënt weer kan eten, lopen of zijn urine kan ophouden. Het aantal
registraties varieert — dat getal is al genoemd — van zo'n 60 tot meer
dan 200 per ziektebeeld. Door die registraties verbetert de zorg! Daar
wil ik echt wel een uitroepteken achter zetten. Er zijn echt
spectaculaire resultaten te noemen bij bepaalde vormen van kanker, zoals
minder lang in een ziekenhuis hoeven liggen, minder complicaties, minder
overlijdens, het minder nodig hebben van bestraling en medicatie, en
daarmee ook minder bijwerkingen en besparingen in onze zorg.
Voorzitter. Sinds de Algemene verordening gegevensbescherming, de
beroemde AVG, leveren die registraties veel extra administratie op,
waardoor het bijhouden en verbeteren van kwaliteit voor professionals in
sommige gevallen bijna niet werkbaar is. Met deze wet is het de
bedoeling dat die administratieve last fors vermindert en de kwaliteit
van de data zelf, dus de kwaliteit van de kwaliteitsdata, verbetert. Dan
moeten de registraties wel aan wettelijke voorwaarden voldoen en
openbaar worden bijgehouden.
Voorzitter. De VVD ondersteunt dit wetsvoorstel omdat die doelstellingen
zo belangrijk zijn. Zoals ik al aangaf, zijn gegevens van groot belang
om kwaliteit te meten en te verbeteren. En wij willen ook graag dat die
gegevens transparanter worden. Met de kwaliteitsregistratie draagt de
gezondheidszorg beter bij aan het welzijn en aan goede uitkomsten. Dat
maakt dat deze registraties uiteindelijk ook zorgen voor meer doelmatige
zorg en ook kwaliteit van leven; en laten dat nou precies de dingen zijn
waar de VVD zich voor inzet. We hebben wel een aantal vragen, allereerst
over veiligheid. Niemand wil — en volgens mij is "niemand" in deze Kamer
ook écht niemand — dat medische gegevens zomaar voor iedereen zijn in te
zien en/of herleidbaar zijn naar een individu. De data waar het hier
over gaat, zijn gepseudonimiseerd. Dat betekent dat de gegevens worden
vervangen door een soort code en niet zijn terug te brengen naar een
persoon. Is dat voldoende veilig, is mijn vraag aan de minister, en hoe
kan de minister die veiligheid ook waarborgen? In de financiële sector
zijn ook een aantal waarborgen ingebouwd, want niemand wil dat zijn
financiële bankgegevens zomaar door iedereen zijn in te zien. Mede op
initiatief van de VVD zijn daarvoor een aantal regels toegepast in de
banksector. Banken zijn verplicht om periodiek cyberaanvallen na te
spelen om eventuele kwetsbaarheden te vinden en ook weg te nemen. Zij
moeten die niet alleen uitvoeren, maar daar ook over rapporteren aan de
toezichthoudende instantie. Dat is in het geval van deze banken De
Nederlandsche Bank, DNB. Is het mogelijk om een dergelijke plicht, dus
een cybersimulatie en de rapportage daarover, ook in te voeren voor
zorginstellingen, zoals ziekenhuizen waar medisch-specialistische zorg
wordt geleverd? Graag een toelichting van de minister.
Voorzitter. Ook een actuele vraag over de veiligheid van gegevens. Uit
nieuwsberichten begrijpen we dat onderzoekers en wetenschappers
inmiddels data weghalen uit de Verenigde Staten, en deze naar Europa
halen om er zeker van te zijn dat ze veilig en bruikbaar blijven. Kan de
minister aangeven of er in Nederland of in Europa voldoende ruimte is
voor data? Of is dat überhaupt helemaal niet van toepassing op de
gegevens waarover we het hier hebben? Graag een toelichting. En als de
minister vindt dat hier meer actie op moet komen, wat moet dat dan
zijn?
Ook over het verbeteren en verbreden van de kwaliteit heb ik vragen. Met
de kwaliteitsdata is nog meer mogelijk wat goed is voor onze zorg en de
houdbaarheid daarvan. Denk bijvoorbeeld aan het bekostigen van zorg op
basis van uitkomsten, zoals kwaliteit van leven. Wij, de VVD, willen al
langer dat betere zorg ook tot betere bekostiging kan leiden, en
andersom. Wat wil en kan de minister vanuit deze wet doen om dat
mogelijk te maken? Graag een toelichting. Daarnaast willen we dat
kwaliteit ook transparant is voor verwijzers en patiënten. Daarmee
bedoel ik niet meteen al die 200 data per ziektebeeld, maar wel data die
voor een patiënt en de verwijzer relevant kunnen zijn. Denk aan het
risico op overlijden na een operatie of bepaalde langdurige
complicaties. We hebben het al vaker gehad over incontinentie en
impotentie na prostaatkankeroperaties. Hoe staat het met de uitvoering
van mijn eerdere moties daarover voor een stappenplan voor transparantie
voor kwaliteit en de kwaliteit-van-levendata bij de kosten voor dure
medicijnen? Graag een toelichting van de minister.
Dan het type kwaliteitsregistraties. Ik begon mijn inbreng al met de
opmerking dat artsen en wetenschappelijke verenigingen zelf beginnen met
kwaliteitsregistratie. Dat vind ik mooi. Het is ook goed dat vervolgens
de kwaliteit van de kwaliteitsdata wordt gecontroleerd, alvorens ze
worden vastgesteld als kwaliteitsregistraties — een vreemde zin; dit
gaat dus over de kwaliteit van de data en de registratie daarvan. Maar
het verbaast me dat er op het gebied van spoedeisende hulp
onduidelijkheid is over de afwijzing na de controles die de stichting
NEED — die naam viel ook al net — vorig jaar kreeg. Juist ook op het
gebied van acute zorg in het ziekenhuis lijkt het me heel goed dat
daarvoor kwaliteitsregistraties beschikbaar komen. Wat heeft NEED nodig
om die SEH-data zo te krijgen dat er wel een goedkeuring kan komen? Is
de minister daarmee bekend? En is de minister het met de VVD eens dat
het de inzet waard is om ook spoedeisendehulpzorg langs de kwaliteitslat
te leggen? Graag een toelichting.
Dan de opt-in en opt-out. De vraag "opt-in of opt-out?" lijkt soms wel
een soort balletje-balletje in deze Kamer. De minister zou naar
aanleiding van het commissiedebat waar dat balletje-balletje nog aan de
orde kwam, het commissiedebat Digitalisering, een brief sturen om
duidelijk te maken wat zij wel en niet bedoelt, wat zij wel en niet
voorstelt en hoe dat wel en niet aansluit op de Europese regels die
volgen uit de regelgeving met de klinkende naam — en ook die is al
genoemd — European Health Data Space. In de brief lees ik daar eigenlijk
net te weinig over, om maar heel eerlijk te zijn, dus ik vraag de
minister om hier in het debat iets concreter in te gaan op de punten. Ze
geeft zelf aan dat ze de administratieve lasten wil halveren.
Tegelijkertijd apprecieert ze een amendement over de opt-out met
"oordeel Kamer", terwijl ze ook zegt dat die zal leiden tot veel extra
administratieve lasten voor zorgprofessionals. Om hoeveel extra lasten
gaat het dan? Hoe rijmt ze die toename met haar eigen ambitie? Waarom
apprecieert ze het amendement dan zoals ze het apprecieert? Oftewel: wat
gaat ze doen om te zorgen dat er geen extra administratieve lasten uit
voortkomen? Dat was namelijk juist een van de voordelen van deze
wet.
Voorzitter. We waren wat ongeduldig, omdat deze wet nu al bijna twee
jaar wacht op behandeling in deze Kamer, maar zijn blij dat we er nu het
debat over voeren. Het gaat namelijk over kwaliteit van zorg en
kwaliteit van leven. We kijken uit naar de antwoorden van de minister.
We hopen dat ze de Kamer mee kan nemen in de voordelen van de wet en
hopen dat ze met de Kamer wil debatteren over de benodigde
aanscherpingen.
De voorzitter:
Volgens bent u al door uw interrupties heen, meneer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Hadden we een maximum?
De voorzitter:
Zeker.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dat wist ik niet. Krijg ik één interruptie respijt? Dan beloof ik dat
dat mijn laatste is, voorzitter.
De voorzitter:
Als het een hele korte is.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ja, ik denk het wel, voorzitter. Het gaat namelijk over de vraag: opt-in
of opt-out? Mijn partij is voorstander van een opt-out. Ik ben eigenlijk
nog benieuwd hoe de VVD een opt-outregeling weegt in het kader van de
wetgeving die vandaag voorligt, ook in het licht van wat de minister
zegt over het amendement, namelijk dat de daarin gekozen vorm misschien
wel weer te veel lasten met zich meebrengt. Hoe weegt de VVD dat? Ik ben
ook benieuwd naar de antwoorden van de minister.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik denk dat meneer Bushoff en ik daarin redelijk op dezelfde lijn
zitten. Kijk, wij zijn sowieso niet voor opt-in. Als we al voor een
opt-out zijn … Eigenlijk staat in deze wet: die data zijn zo pseudoniem,
zo onherkenbaar gemaakt — zoals ik net ook in het interruptiedebatje
zei, zou een patiënt zijn eigen data niet herkennen in het totaal — dat
het veilig genoeg is. Dan heb je geen extra opt-out nodig. Ik snap
echter wel de argumentatie die meneer Claassen in zijn amendement heeft
genoemd: je moet als patiënt toch het gevoel hebben dat je nog een
streep kan trekken. Maar dat moet dan wel in een zo licht mogelijke
vorm, bijvoorbeeld als algemene voorwaarde; dat kan ik me voorstellen.
Wat dat betreft ben ik ook wel benieuwd of de minister nog iets
duidelijker wil zijn in haar appreciatie. Ik zie namelijk ook bij
werkbezoeken dat spiegelinformatie uit de kwaliteitsregistraties
gebruikt wordt in behandelingen voor patiënten en dat artsen vijf, zes,
zeven handtekeningen moeten vragen om überhaupt die spiegelinformatie te
kunnen gebruiken. Dan zijn we echt een brug te ver, denk ik.
De voorzitter:
Er is een interruptie van mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik hoor mevrouw Tielen over de beveiliging van data spreken. Ik ben blij
dat u daar vragen over stelt. Maar toch hoor ik een soort vertrouwen dat
het wel goed komt. U zegt dat die data gepseudonimiseerd zijn, maar
gepseudonimiseerde data kunnen ook weer teruggevoerd worden op de
patiënt. Daarnaast kunnen AI-modellen ook echt personen eruit halen met
een aantal gegevens bij elkaar. Daardoor kunnen mensen ook aangevallen
en afgeperst worden. Hoe denkt mevrouw Tielen daarover?
Mevrouw Tielen (VVD):
Vertrouwen is goed, controle is beter. Dat is een prachtige slogan, van
een private organisatie, waar ik best wel achter kan staan. Nu ik het
zeg, geloof ik dat die trouwens ook van een communist zou kunnen zijn.
Vertrouwen alleen is niet genoeg. Daarom stel ik ook vragen. Mevrouw De
Korte insinueert een beetje dat het gek is dat de VVD vragen stelt over
veiligheid. Dat lijkt mij een gekke gedachte, want de VVD is heel erg
voor veiligheid op alle gebieden, ook data. Alleen, zoals ik het
teruglees, zowel in de wet als in de toelichtingen als in de technische
briefings die we gehad hebben, zit het behoorlijk goed in elkaar.
Natuurlijk kan AI van alles. En natuurlijk kunnen echt kwaadwillende
criminelen ook van alles. De vraag is of het voldoende is of niet. Wat
mij betreft, afhankelijk van de antwoorden op mijn vragen en hoe we dat
soort cyberaanvallen blijven simuleren, zit het op dit moment behoorlijk
stevig en veilig in elkaar.
De voorzitter:
Dank u wel. U was aan het einde van uw betoog?
Mevrouw Tielen (VVD):
Ja, ik was aan het einde. Dank u wel.
De voorzitter:
Mooi. Dan gaan we naar de volgende spreker. Dat is mevrouw
Rikkers-Oosterkamp van BBB.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Vandaag spreken we over een belangrijk
wetsvoorstel. Dit voorstel biedt mogelijkheden om bijzondere
persoonsgegevens te gebruiken in kwaliteitsregistraties binnen de
medisch-specialistische zorg. Dit alles zonder dat er eerst expliciete
toestemming van iedere individuele patiënt vereist is. Het doel van dit
voorstel is helder: betere zorg voor iedereen. Door medische gegevens
systematisch te verzamelen wordt er in kaart gebracht wat goed gaat en
waar verbetering mogelijk is. Hierdoor krijgen zorgaanbieders
waardevolle inzichten, waarmee ze behandelingen goed kunnen
optimaliseren en zo de kwaliteit van zorg kunnen verhogen. Voor de
duidelijkheid: bij bijzondere persoonsgegevens gaat het niet om de naam,
het adres, de geboortedatum of het bsn, maar om medische gegevens die
volledig anoniem zijn.
Voorzitter. In de praktijk zien we al hoe belangrijk
kwaliteitsregistraties kunnen zijn. Neem bijvoorbeeld de ziekenhuizen
waar gegevens van hartpatiënten worden verzameld. Dankzij deze data
krijgen we inzicht in de effectiviteit van de behandelingen. Maar
wanneer niet alle gegevens beschikbaar zijn, ontstaat er een incompleet
beeld. Dit maakt het moeilijk om gedegen conclusies te trekken en
gerichte verbeteringen door te voeren. Dit wetsvoorstel biedt hiervoor
een oplossing. Door de vereiste voorafgaande toestemming te vervangen
door een wettelijke verplichting wordt het mogelijk om gegevens
vollediger te verzamelen. Tegelijkertijd wordt de privacy van de
patiënten gewaarborgd. Er worden duidelijke regels vastgesteld. Gegevens
worden gepseudonimiseerd en zorgvuldig beveiligd, zodat niet direct te
herleiden is van wie de gegevens zijn. Daarnaast komen er strikte
grenzen aan het gebruik van deze gegevens voor andere doeleinden dan
kwaliteitsverbetering. Het Zorginstituut Nederland zal het openbaar
register gaan beheren en alleen registraties die voldoen aan de strenge
eisen, zullen daarin worden opgenomen. Op deze manier wordt het
overzicht helder gehouden en blijven we trouw aan ons doel: betere
zorg.
Voorzitter. Desondanks wil ik wel graag een aantal vragen stellen aan de
minister, want we moeten er zeker van zijn dat de wet niet alleen
stappen vooruitzet, maar ook mogelijke valkuilen vermijdt. Hoe kunnen we
ervoor zorgen dat de noodzaak van de kwaliteitsregistratie altijd
voldoende wordt aangetoond? Hoe gaan we ervoor zorgen dat de gegevens
strikt voor kwaliteitsverbetering gebruikt worden en dat er geen
misbruik plaatsvindt, zoals het inzetten van data voor andere
doeleinden, bijvoorbeeld voor commerciële belangen? Hoe denkt de
minister over een opt-out voor het delen van deze bijzondere
persoonsgegevens? Over het commerciële gebruik van de zorgdata maakt
onze fractie zich zorgen. De wet stelt dat de data alleen voor de
kwaliteitsverbetering gebruikt mogen worden, maar hoe wordt dit bewaakt?
Wat gebeurt er als de zorgdata bijvoorbeeld via tussenpartijen alsnog in
commerciële analyses terechtkomen? Graag een heldere toelichting
hierop.
De wet wil bijdragen aan een administratievelastenverlichting. Dat
steunen wij. Zeker op het platteland, waar de zorgverleners steeds meer
tijd kwijt zijn aan regels en systemen. Maar dit moet ook echt concreet
gemaakt worden. Welke maatregelen zorgen ervoor dat de zorgverleners
niet nog meer tijd kwijt zijn aan dataverzameling, -pseudonimisering en
-verantwoording? Kunnen we daar een overzicht van ontvangen?
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een interruptie voor u van mevrouw
Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ja, ik vroeg me even af wat mevrouw Rikkers precies bedoelde met "in
handen komen van commerciële partijen". Dat is volgens mij wat zij zei.
De reden waarom ik de vraag stel, is dat een deel van de zorg waarvan de
kwaliteit wordt geregistreerd — denk aan medicijnen of bepaalde
apparaten die nodig zijn voor bestraling — ook vaak in handen is van
commerciële partijen. Waar begint en eindigt het dan voor mevrouw
Rikkers? Wanneer gaat zij zich er ongemakkelijk bij voelen?
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dat is een goede vraag. Dat is natuurlijk een heel dun lijntje, want
wanneer het voor dat soort doeleinden gebruikt wordt, zijn wij ook voor
het delen van deze gegevens.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Voorzitter. Vandaag zetten we een belangrijke stap in de goede richting,
als we het goed uitvoeren, tenminste. Maar we mogen het zicht op de
menselijke maat niet verliezen. Geen zorgsysteem kan zonder vertrouwen.
Laten we juist zorgen dat dat vertrouwen gekoesterd blijft, het
vertrouwen tussen patiënt en arts, tussen mens en mens. Laten we vooral
niet vergeten waar de kwaliteit van de zorg echt om draait. Want artsen
zien telkens weer dat zorg neerkomt op twee dingen: word ik beter en ben
ik geholpen, en kan ik vertrouwen op mijn arts, de assistent en de
verpleegkundige? Dat is kwaliteit van de zorg, en dat is kwaliteit die
je nauwelijks in cijfers kunt vangen. Dit zijn dynamische
kwaliteitsmeters: voelbaar, essentieel en maar lastig te meten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we over naar de heer Diederik van Dijk van de
SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Het betere is de vijand van het goede. Dat is
een bekende, eeuwenoude uitdrukking. Ik kwam erachter dat er een boekje
uit 1790 bestaat met de welluidende titel: Reglement Voor Alle Waere
Vaderlanders. Daarin staat het al: "Het beter is den grootsten vyand van
het goed." Ik moest daar bij de voorbereiding op deze wetsbehandeling
aan denken, want niemand is tegen kwaliteitsverbetering in de zorg. Het
registeren van …
De voorzitter:
U mag van mij altijd uw zin afmaken, maar er is een interruptie van
mevrouw Tielen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik was zo verrast!
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik vind het mooi dat meneer Van Dijk oude bronnen aanhaalt, maar is hij
het met mij eens dat het ook andersom kan zijn, dus dat het goede soms
de vijand van het betere is?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dit vind ik een mooie interruptie. Misschien is het goed als ik eerst
verderga met mijn betoog om uit te leggen hoe ik het bedoel, maar ik
vind het een heel leuke interruptie. Speciaal voor mevrouw Tielen zal ik
dan nog even de hele titel van het reglement noemen, want die vond ik
toch wel heel mooi: Reglement Voor Alle Waere Vaderlanders, Om Hunnen
Godsdienst Ongeschonden Te Bewaeren, En Hunne Vryheyd En Geluk Te
Verhaesten En Te Verzekeren. Dat is een prachtige titel. Tegenwoordig
wordt het neergelegd bij de overheid om vrijheid en geluk te verhaasten
en te verzekeren. Ik ga er een andere toepassing aan geven. Daar kom ik
op terug.
Het registreren van patiëntinformatie om de kwaliteit en effectiviteit
van medicijnen of behandelingen te verhogen, is uiteraard zinvol. Goede
zorg kan immers altijd beter. Echter, de laatste jaren zien we een forse
toename van kwaliteitsregistraties, met name in de
medisch-specialistische zorg. Dit verhoogt de administratievelastendruk
voor zorgaanbieders en zorgverleners. Het is niet altijd even duidelijk
wat elke kwaliteitsregistratie precies toevoegt. Terecht dus dat de
regering het aantal kwaliteitsregistraties beter wil beheersen. De
constructie die hiervoor is bedacht, lijkt een tikje omslachtig, maar is
hopelijk effectief. Er komt een openbaar register voor
kwaliteitsregistratie en meetinstrumenten, dat wordt bijgehouden door
het Zorginstituut en getoetst door twee zogenaamde
governancecommissies.
De belangrijkste vraag die de SGP heeft, is: leidt dit
registratieregister daadwerkelijk tot vermindering van het aantal
kwaliteitsstandaarden en dus tot minder regeldruk? De Raad van State
wijst op het risico dat er kwaliteitsregistratie in en buiten het
openbare register zal ontstaan. Hoe wil de minister dit effectief
voorkomen?
De minister doet de aanname dat kwaliteitsregisters die niet zullen
worden opgenomen in het openbare register hun nut zullen verliezen en
daarom in de praktijk niet meer gebruikt zullen worden. Hoe stellig weet
de minister dit?
Ik hoor vaak dat het vrijwel onmogelijk is om regels die ooit met alle
goede bedoelingen in de zorg zijn ingevoerd weer te schrappen. Hoe wil
de minister dit voor elkaar krijgen? Ik snap uiteraard dat zij geen
verbod op niet-geregistreerde registraties wil invoeren, maar welke
andere manieren ziet zij om een onwenselijke wildgroei van registraties
buiten het openbare register om te voorkomen?
Tegen deze achtergrond vraag ik haar ook naar de evaluatie van de
effecten van het wetsvoorstel. Ik begrijp dat dit wordt meegenomen met
de reeds geplande evaluatie van de Wkkgz in 2029. Is dit inderdaad een
logisch moment om te evalueren, vraag ik de minister. Kan er wellicht
eerder en periodiek inzicht geboden worden in aantallen
kwaliteitsregistraties, zowel in als buiten het openbare register?
Dit wetsvoorstel is in eerste instantie beperkt tot de
medisch-specialistische zorg, omdat de behoefte aan dit wetsvoorstel in
die zorgsector het grootst is. De SGP steunt dat. Het wetsvoorstel biedt
echter al wel de mogelijkheid om per koninklijk besluit de wet uit te
breiden tot alle zorg. De SGP vraagt zich af of dat verstandig is. Ik
verwijs hierbij ook naar het heldere advies van de Raad van State op dit
punt. De regering heeft tot op heden geen duidelijkheid geboden over de
vraag wanneer en onder welke omstandigheden van de mogelijkheid tot
uitbreiding naar alle zorgsectoren gebruik zal worden gemaakt. In de
nota naar aanleiding van het verslag, die inmiddels al twee jaar oud is,
staat dat de regering onderzoekt welk tijdspad haalbaar is voor de
niet-medisch-specialistische zorgsectoren. Hoe staat het met dit
tijdspad?
We hebben dit ook nagevraagd in het zorgveld, maar bij zorgpartijen die
betrokken zijn bij dit wetsvoorstel is hierover niets bekend. Het zou
nuttig zijn geweest als de minister de Kamer hierover in aanloop naar
deze plenaire behandeling alvast had geïnformeerd.
De SGP is niet per definitie tegen uitbreiding van de wet naar alle
zorg. Zeker niet, maar nu tasten we in het duister over de vraag op
welke termijn en onder welke voorwaarden deze tamelijk ingrijpende
uitbreiding zal plaatsvinden. Dat vinden we niet wenselijk. Ik wijs er
ook op dat de Kamer hierbij geen formele rol meer heeft. We kunnen ons
daarom voorstellen dat de uitbreidingsmogelijkheid in dit wetsvoorstel
nu wordt geschrapt. Dat is staatsrechtelijk in ieder geval de meest
zuivere route. Als de wens om de reikwijdte uit te breiden concreter is
en goed onderbouwd kan worden, kan hiervoor te zijner tijd een separaat
en volgens mij heel overzichtelijk wetsvoorstel worden ingediend. Op dat
punt heb ik samen met mevrouw De Korte een amendement ingediend.
Tot zover mijn bijdrage, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we over naar de volgende spreker. Dat is de heer
Krul namens het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Zo staat ook een kapotte klok twee keer per dag goed. Ik
citeerde vanochtend een voorstel dat zomaar communistisch kon zijn
geweest en wist mevrouw Tielen net nog feilloos Vladimir Lenin te
citeren met "vertrouwen is goed, controle is beter". Zo zie je maar: we
zijn allemaal af en toe een klein beetje communist.
Over dit wetsvoorstel. Het CDA heeft een kritische inbreng geleverd op
het wetsvoorstel en is blij dat de minister het CDA op een tweetal
punten tegemoet is gekomen. Maar we hebben nog een aantal vragen. We
dienen zelf een amendement in en we hebben twee amendementen samen met
de fractie van GroenLinks-PvdA ingediend. Het rondetafelgesprek over
deze wet bracht een aantal punten naar voren, waardoor het CDA zich
afvraagt of deze wet meerwaarde heeft. Regelen wij het nu goed? Volgens
een wetenschapper is de wet eerder beperkend dan bevorderend op de
mogelijkheid van wetenschappelijk onderzoek met zorgdata. Hoe zit het
bijvoorbeeld als je onderzoek doet naar de eerste en tweede lijn? Een
ander stelde dat het verplicht worden van kwaliteitsregistraties niet
per se betekent dat ze ook openbaar worden. Dat is volgens hem precies
het probleem met deze wetswijziging. Er staat namelijk niets over in.
Graag een reactie van de minister.
Dan het Zorginstituut Nederland. Dat vreest voor juridische procedures
van zorgaanbieders en medisch specialisten bij deze wet. Het stelt dat
de publieke belangen van patiënten niet duidelijk genoeg verankerd zijn.
De mogelijke juridische procedures worden veroorzaakt doordat de wet
werkt met een open norm. Dat is voor het Zorginstituut Nederland lastig
te toetsen. Wat vindt de minister van deze kritiek? Waarom is er gekozen
voor een open norm?
De wet lijkt meer aan de wensen van de medisch specialisten tegemoet te
komen dan aan de wensen van patiënten. Het perspectief van de patiënt
ontbreekt wat ons betreft nog net te veel. Het CDA vindt dat de
kwaliteitsregistraties meerwaarde voor de patiënt moeten hebben. Het
uiteindelijke doel van het meten en het verzamelen van de data in de
zorg is toch dat de kwaliteit van de zorg verbetert en dat mensen kunnen
rekenen op betere zorg? Van niet alle kwaliteitsregistraties zijn nut en
noodzaak evident duidelijk.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een interruptie van mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Herkent de heer Krul niet een aantal voorbeelden die ik in mijn inbreng
deed? Daarbij was het aantoonbaar dat kwaliteitsregistraties hebben
geleid tot minder overlijdens, minder complicaties, minder
medicijngebruik, minder radiologie, enzovoorts enzovoorts.
De heer Krul (CDA):
Helemaal. Ik begon misschien een beetje met het zuur, maar het zoet komt
straks. Mevrouw Tielen heeft wel degelijk gelijk. Kwaliteitsregistraties
kunnen in veel gevallen leiden tot een verbetering van de kwaliteit van
zorg. Sterker nog, wij doen zelf een concrete suggestie hoe we dat
kunnen verankeren. Ik denk dus helemaal in het straatje van mevrouw
Tielen.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog.
De heer Krul (CDA):
Ja, enfin. Kwaliteitsregistraties zijn belangrijk en kunnen de kwaliteit
van zorg verbeteren. De vraag is echter of deze wet een oplossing biedt
voor de brij aan registraties die we hebben. Het CDA vindt zo'n brij aan
registraties geen wenselijke situatie, zeker niet vanuit het perspectief
van de patiënt en vanuit het perspectief van transparantie over de
kwaliteit van de zorg. Om hierin een stap vooruit te zetten, heeft het
CDA een amendement ingediend. De inzichten uit kwaliteitsregistraties
moeten opgenomen worden in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen
zorg. Het CDA vindt dat de kwaliteitsstandaarden, de professionele
standaarden en de kwaliteitsregistraties meer met elkaar in verbinding
moeten staan en dat de praktijk van alledag voor de patiënt meer
wettelijk geborgd moet worden.
Laat me dat iets verder toelichten. Het doel van ons amendement is om
kwaliteitsregistraties meer te laten bijdragen aan de lerende
zorgpraktijk. Immers, het is belangrijk om data te verzamelen, maar het
gaat er uiteindelijk om wat je ermee wilt bereiken, namelijk betere zorg
voor de patiënt. Het is dus ook belangrijk om vast te stellen dat nieuwe
inzichten uit kwaliteitsregistraties kunnen leiden tot het aanpassen van
het werk van zorgverleners. Dat is die standaard. In de zorg is dit
vooral vastgelegd in kwaliteitsstandaarden en professionele standaarden
van bijvoorbeeld beroepsgroepen. Hoe willen wij dat nu regelen? In de
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg is onder artikel 2 opgenomen
wat de definitie is van goede zorg. De definitie van goede zorg is op
dit moment "onder goede zorg wordt verstaan zorg van goede kwaliteit en
van goed niveau, waarbij zorgaanbieders en zorgverleners handelen in
overeenstemming met de op hen rustende verantwoordelijkheid,
voortvloeiende uit de professionele standaard en de
kwaliteitsstandaarden". Wij stellen voor om vier woorden aan deze zin
toe te voegen: voortvloeiende uit de professionele standaarden, de
kwaliteitsstandaarden en inzichten uit kwaliteitsregistraties. Het CDA
vindt dit belangrijk, omdat we hiermee de behandeling en de uitkomst
beter aan elkaar koppelen, om zo tot uitdrukking te brengen dat dit een
continu proces is. Goede zorg, en wat goede zorg betekent, is een zich
continu ontwikkelend proces. Maar ik zeg er ook gelijk bij dat dit wel
een ingrijpend voorstel is, want feitelijk doen wij een aanpassing van
de term "goede zorg". Daarom stellen we voor om deze specifieke
bepaling, onder punt 4, ook te evalueren.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik vind het heel interessant wat de heer Krul zegt, maar wat beoogt hij
hiermee? Die denkstap heb ik nog niet gezet. Wellicht kan de heer Krul
dat toelichten.
De heer Krul (CDA):
Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de inzichten die verkregen worden door
de kwaliteitsregistraties ertoe leiden dat professionele standaarden en
kwaliteitsstandaarden veranderen. Dat zou heel goed kunnen. Doordat je
dat op deze manier borgt, maak je de koppeling tussen enerzijds de
behandeling en de uitkomst. De uitkomst registreren we en dat kan leiden
tot inzichten die de behandeling verbeteren. Dat borg je dan wettelijk.
Het is goed dat we data verzamelen. Hiermee maak je ook de koppeling hoe
we met die data de zorg en de kwaliteit van de zorg kunnen
verbeteren.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank, dit helpt al. Ik denk dan ook meteen aan passende zorg. De heer
Krul zegt: hoe kunnen we de behandeling verbeteren? Maar de combinatie
van deze gegevens kan ook als uitkomst hebben dat je de behandeling
stopt, omdat die niet van voldoende kwaliteit is of omdat die niet
oplevert waar de patiënt het meeste baat bij heeft. Ik ben benieuwd wat
de heer Krul daarvan vindt.
De heer Krul (CDA):
Ja, dat is een goeie vraag. Als uit de inzichten die opgedaan worden uit
de kwaliteitsregistratie blijkt dat de zorg niet passend is, dan heb je
meteen iets te pakken, zeg maar. Dat zou dus kunnen. Ik ben het volgende
met mevrouw Paulusma eens, als ik het op deze manier mag formuleren. In
het kader van passende zorg kan soms, zoals in dit geval, het niet
bieden van bepaalde zorg, omdat die niet passend is, ook een uitkomst
zijn van de data die je ophaalt voor bepaalde beroepsgroepen of voor een
bepaalde behandeling. Dat is dan ook een conclusie waarmee je de zorg
kunt verbeteren.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik sla even aan op "dan heb je wat te pakken". Wat heeft de heer Krul
dan te pakken?
De heer Krul (CDA):
Nu moet ik mezelf recenseren. De vraag wat passende zorg is, betekent
niet altijd dat iets een betere behandeling is. Soms kan dat ook het
niet aangaan van een bepaalde behandeling betekenen.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een interruptie van mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik sloeg ook even aan op dat de zorg kan worden aangepast op basis van
de inzichten uit het kwaliteitsregister. Ik vind dat een beetje
ingewikkeld. Bij professionele standaarden ga je uit van onderzoeken.
Daar zit een soort zeef tussen doordat deskundigen bepalen, of doordat
uit onderzoek volgt, of iets in een professionele standaard komt. Als je
direct van een kwaliteitsregistratie, zonder daar die zeef tussen te
passen ... Hoe gaat dat eigenlijk? Ik probeer me hier iets bij voor te
stellen, maar ik kan dat even niet.
De heer Krul (CDA):
Die kwaliteitsregistraties zijn nou juist een ongelofelijk goede bron
voor heel goed onderzoek. Met dat onderzoek zou je bijvoorbeeld ook de
professionele standaarden kunnen verbeteren. Die zeef zit dus wel
degelijk ingebakken. Bij de definitie van goede zorg gaat het op dit
moment om twee termen: de kwaliteitsstandaarden en de professionele
standaarden. Daaraan voegen wij toe: met inzichten uit
kwaliteitsregistraties. Die zeef zit dus eigenlijk al in de definitie
van goede zorg. Dit is natuurlijk geen vervanging van de professionele
standaard. Onze stelling is dat die professionele standaard en, met
name, zo'n kwaliteitsstandaard zich continu ontwikkelen. De term "goede
zorg" is een zich continu ontwikkeld begrip. Wat vijftien jaar geleden
goede zorg was, zouden we nu al niet meer als "goede zorg" bestempelen.
Dat is nou het mooie van kwaliteitsregistraties: met die inzichten kun
je de zorg verbeteren. Dat is onze stelling.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik ben het er zeker mee eens dat met kwaliteitsregistraties de zorg
verbeterd kan worden, maar eigenlijk kunnen daarmee ook de professionele
standaarden verbeterd worden. Als je hetzelfde zou doen en daaraan "op
basis van onderzoek" zou toevoegen, dan … Er is toch een soort zeef
nodig om vanuit de uitkomsten van de kwaliteitsregistratie uiteindelijk
weer de professionele standaard te veranderen. Bent u het er niet mee
eens dat de professionele standaard op zich gebaseerd is op de
uitkomsten van het kwaliteitsregister? En dan hoeft die
kwaliteitsregistratie er dus eigenlijk niet bij.
De heer Krul (CDA):
Dat is dus niet evident. Er is nergens een verankerde koppeling tussen
wat we van kwaliteitsregistraties leren en hoe we daarmee de
professionele norm en de kwaliteitsstandaarden beïnvloeden. Mevrouw De
Korte zou dat evident kunnen vinden: je gaat met de uitkomsten van die
kwaliteitsregistraties continu kijken hoe je de professionele
standaarden of de kwaliteitsstandaarden kunt verbeteren. Maar dat is nou
precies wat niet wettelijk verankerd is en exact wat wij nu regelen! Het
zou alleen maar niet nodig zijn als mevrouw De Korte zegt: "Dat is niet
nodig, want wij weten nu al dat met dit wetsvoorstel en die registraties
er een continu proces is. Er is een iteratief proces van "wat is goede
zorg?". Dan zou het niet nodig zijn, maar dat is nou net het probleem,
want dat hebben we niet verankerd.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik ben ervan overtuigd dat professionele standaarden juist ook het
proces hebben van verbeteren en verbeteren door inzichten vanuit
onderzoek van kwaliteitsregistraties. Wat ons betreft hoeft er dus niet
een kwaliteitsregistratie aan de wet toegevoegd te worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Krul, wilt u nog reageren? Er zit geen echte vraag
in.
De heer Krul (CDA):
Nee, ik denk het niet.
De voorzitter:
Dan de heer Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Ik denk ook niet dat de Kamer moet gaan micromanagen, maar ik heb
misschien wel een micromanagementvraag. Vanwege die zin in het
amendement en het interruptiedebatje dat zojuist werd gevoerd, wil ik
proberen te begrijpen wat het amendement beoogt. Maar dan ontkom je er
dus niet aan om te gaan micromanagen.
Er staat in de eerste alinea: waardoor koppeling mogelijk is tussen
behandeling en uitkomsten. Dat is wat er staat en ik vind dat eigenlijk
wel een risico. Een behandeling kan namelijk wel de juiste behandeling
zijn, terwijl de uitkomst geen goede uitkomst is, omdat er zo veel
variabelen zijn die een goede uitkomst kunnen beperken. Als je die
koppeling maakt, brengt dat het risico met zich mee dat je zegt: de
uitkomst van de behandeling is een-op-een een logische". Ik ben geen
medicus, maar voor de medische wereld is dat een hele lastige, omdat er
te veel variabelen zijn die los van de juiste behandeling toch een
verkeerde uitkomst kunnen geven.
De heer Krul (CDA):
De heer Claassen is meer medicus dan ik ben; laten we dat even
vooropstellen. Dit sluit, denk ik, ook een beetje aan bij wat mevrouw De
Korte zegt, namelijk: moet er toch niet een zeef zijn tussen enerzijds
de kwaliteitsregistraties en anderzijds de impact daarvan op de term
"wat is goede zorg?" Dat is dan een omissie, zeg maar, die wij in de
toelichting beter hadden kunnen toelichten.
Wat ons betreft is die verbinding natuurlijk evident. Het is niet zo dat
je naar de kwaliteitsregistraties kijkt en zegt: "Oké, wat komt daar nou
uit. O, dan gaan we hiermee professionele standaarden of
kwaliteitsnormen direct aanpassen." Maar het kan wel een iteratief
proces zijn, waarbij je dus kijkt wat voor inzichten … Dat zeggen de
wetenschappers ook. Zij zeggen: deze registraties kunnen ons enorme
goede inzichten opleveren, waarmee we de zorg kunnen verbeteren.
Maar die link is op dit moment niet evident gelegd en dat is wat wij
eigenlijk beogen. Het zou kunnen zijn dat in heel veel gevallen de
staande praktijk gewoon is zoals die is en dan hoor ik dat ook graag van
de minister. Maar het zou ook kunnen zijn dat er in die brei van
registraties op dit moment best wel veel verloren gaat. Er gaan
inzichten verloren die eigenlijk een goede impact hadden kunnen hebben
op de verbetering van de kwaliteit van zorg.
De voorzitter:
De laatste interruptie voor de heer Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Tot slot, voorzitter. Wellicht zit er dan toch het gevaar in dat die
koppeling onbedoeld wel wordt gemaakt. Als het de bedoeling is dat het
leidt tot retrograad kijken naar wat het betekent voor de zorg die we
leveren en als het niet gebruikt wordt om oordeelsvormend te zijn, dan
is het risico volgens mij veel minder. De vraag aan de heer Krul en
misschien ook aan de minister is dan of dit systeem gaat leiden tot
oordeelsvorming of tot reflectie van behandelaren in algemene zin? Ik
ben benieuwd hoe meneer Krul dat ziet.
De heer Krul (CDA):
Ik snap het dilemma dat de heer Claassen schetst heel goed. We moeten
het eerste wat hij beschrijft niet als doel op zich bestempelen en ook
gewoon voorkomen. We kunnen daar in de tweede termijn nog goed naar
kijken. We hebben zeker nog wel even; we stemmen ook na het reces. Het
gaat ons erom dat je de inzichten die je zou kunnen gebruiken vanuit die
kwaliteitsregistraties ten goede brengt aan de kwaliteit van de
zorg.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog.
De heer Krul (CDA):
Goed, voorzitter. Over die kwaliteitsregistratie dan. Het landschap
daarvan kunnen we nog het beste vergelijken met een bord spaghetti. Het
eet makkelijk weg, want uiteindelijk wil iedereen meer kwaliteit. Maar
het is onduidelijk waar nu het begin is en waar het einde, laat staan
voor de patiënt. Zie ook het Volkskrantartikel van 11 februari waarin
werd gesteld dat de kwaliteitsverschillen tussen ziekenhuizen groot zijn
en dat de patiënt dat niet weet. Mevrouw Tielen had daar in haar inbreng
een paar mooie voorbeelden van.
Hoe kunnen kwaliteitsregistraties de patiënt helpen om keuzes te maken
over bijvoorbeeld de behandeling? Kunnen we daarvoor inzichten uit die
registraties gebruiken? Uiteindelijk is dat immers waar we het voor
doen: een lerende zorgverlener en/of arts, om steeds betere zorg aan de
patiënt te geven. Betekent dit dan ook een verplichting tot openbaarheid
van de registraties? Wat is nu precies de rol van de zorgverzekeraars?
Gaat dit wetsvoorstel op termijn bijdragen aan de zorginkoop op basis
van prijs en kwaliteit van zorg?
Een probleem dat blijft en dat de minister wat het CDA betreft nog
steeds niet getackeld heeft, is dat er straks twee soorten
kwaliteitsregistraties bestaan: die ín het register en die buiten het
register. In de nota naar aanleiding van het verslag staat het volgende.
"Omdat nut en noodzaak van kwaliteitsregistraties die niet in het
register zijn opgenomen, niet zijn vastgesteld, is de verwachting in de
medisch specialistische zorg dat zorgaanbieders geen gegevens leveren
aan dergelijke kwaliteitsregistraties, vanwege de administratieve lasten
en kosten." Waar baseert de minister deze verwachting op? Is er geen
stok achter de deur? Waarom is er niet gekozen voor een wettelijke
verplichting om een kwaliteitsregistratie in te schrijven in het
register en daarmee het vervallen van alle niet-ingeschreven
registraties? Graag een reactie.
We lopen er bij de aanpak van administratieve lasten in de zorg tegenaan
dat er meer regels bijkomen in plaats van dat er regels afgaan. In
hoeverre gaat dat ook gelden voor kwaliteitsregistraties? Als dat zo is,
welke mogelijkheden zijn er dan om het landschap van de
kwaliteitsregistraties beter in te richten? Hebben we dan niet een kans
gemist?
Dan heeft het CDA nog een aantal vragen over gegevensverwerking bij
kwaliteitsregistraties. Op 23 juni 2023 is er een brief naar de Kamer
gestuurd over de uitwerking van de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord
ten behoeve van de standaardisatie van gegevensuitwisselingen. Voor de
periode tot 2026 is 1 miljard beschikbaar gesteld. Hoe verhoudt dat zich
tot dit wetsvoorstel? Wat betekent dit voor de standaardisatie van de
gegevensuitwisseling bij kwaliteitsregistraties? De regering schrijft in
de nota naar aanleiding van het verslag in antwoord op onze vraag
hierover dat de geautomatiseerde levering van data nog altijd niet
mogelijk is. Wanneer wel, en waarom wordt dat niet als eis gesteld in de
onderhevige wet? Waarom wordt er geen streefdatum genoemd per wanneer
het geregeld moet zijn? Of kan de minister hier misschien een
streefdatum presenteren?
Voorzitter, tot slot. Partijen in het IZA werken onder regie van VWS aan
het wegnemen van knelpunten om ervoor te zorgen dat elektronische
gegevensuitwisseling de standaard wordt. Het CDA heeft het idee dat dit
nog steeds in de kinderschoenen staat. Hoever zijn we hier nu precies
mee? Echt tot slot nog even dit: zorgverzekeraars dragen nu financieel
bij aan de kwaliteitsregistraties die opgenomen worden in het register.
Dragen zij ook bij aan de standaardisatie van de
gegevensuitwisseling?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we toe aan de laatste spreker van de zijde van de
Kamer, en dat is mevrouw Paulusma van D66.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het heeft enige tijd geduurd voordat deze
wetsbehandeling kon worden ingepland, terwijl het zorgveld met smart
wacht, net als patiënten. Laat ik het dus niet langer maken dan nodig
is. Wat D66 betreft is dit in de basis een goed voorstel. We kunnen de
kwaliteit van zorg alleen verbeteren als we de kwaliteit op een
eenduidige manier meten. Er is een wildgroei aan verschillende
keurmerken en registraties ontstaan. Dat is niet alleen vervelend voor
mensen in de zorg, die aan al die administratieve eisen moeten voldoen
om informatie te leveren, maar het is ook nog eens heel vervelend voor
patiënten als ze niet goed weten waar ze aan toe zijn. Mevrouw Tielen
gaf al een aantal zeer aansprekende voorbeelden. Deze wet geeft
patiënten transparante informatie om een weloverwogen keus te maken voor
een zorgaanbieder. Bovenal zorgen de kwaliteitsregistraties voor betere
zorguitkomsten. Een broodnodige wet dus wat D66 betreft.
Wel heb ik nog een aantal vragen aan de minister over waar de wet
misschien nog beter kan. Ik zie ook een grote koerswijziging bij deze
minister, want tot mijn verbazing omarmt de minister geheel, in
tegenstelling tot in haar tijd in de Kamer, het belang van
gegevensuitwisseling in de zorg. De minister gaat zelfs nog verder en
zegt dat een opt-out wat haar betreft helemaal niet nodig is. In haar
brief van gisteren schrijft de minister: "De gegevens worden
gepseudonimiseerd aan de bron. Ze zijn niet meer herleidbaar. De kans op
misbruik is uiterst klein." Wat een goed nieuws dat deze minister
eindelijk het belang van datadeling ziet. Maar wat is nu eigenlijk de
appreciatie van deze minister op het amendement ingediend door haar
eigen partij, de PVV? Dat wordt mij namelijk niet duidelijk. Of
eigenlijk: spreekt met ze haar appreciatie haar eigen brief niet tegen?
Graag een reactie.
Voorzitter. De kwaliteitsregistraties worden nu alleen beperkt tot de
medisch-specialistische zorg, terwijl we juist ook de
langetermijneffecten willen meten. We zetten met het hele veld een
beweging in naar passende zorg en netwerkzorg, waarbij patiënten ook
vaker buiten het ziekenhuis geholpen gaan worden. Het zou daarom juist
heel nuttig zijn om effecten en kwaliteit van zorg over alle lijnen of
over alle domeinen — het maakt me niet uit hoe we het noemen — heen te
kunnen meten. Kan de minister aangeven welke plannen zij hiervoor heeft,
juist ook om de administratieve lasten van zorgprofessionals zo laag
mogelijk te houden?
Voorzitter. Deze wet is een goede eerste stap, maar wat wordt de
volgende hierin, vraag ik aan de minister.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de ... Nee,
mevrouw De Korte zegt dat het nog niet zover is. Een interruptie van
mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Het ging inderdaad zo snel. Ik hoor inderdaad dat mevrouw Paulusma het
prima vindt dat alles gedeeld wordt, maar ik hoor helemaal niets over
databeveiliging, terwijl daar toch wel heel erg veel risico's in zijn.
We hebben dat ook gehoord bij het rondetafelgesprek. Vindt mevrouw
Paulusma het nu voldoende beveiligd of vindt ze beveiliging niet
belangrijk, omdat de registratie vooropstaat?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik ben wel een beetje klaar met wat mevrouw De Korte mij altijd in de
mond wil leggen. Ik heb helemaal niet gezegd dat het prima is dat alles
gedeeld wordt. Ik heb gezegd dat deze wet een eerste goede aanzet geeft
om de zorg voor patiënten te verbeteren en de administratieve lasten van
zorgprofessionals te verlagen. Ik sta hier al jaren te strijden voor een
opt-out in de zorg, niet alleen in de spoed maar overal. Daarmee heb ik
ook iets gezegd over de inspraak van burgers. Ik heb ook altijd een
sterk pleidooi over beveiliging. Er gaat hier helemaal niks over de
toonbank zonder dat het beveiligd is. Leg mij dat nou niet in de mond.
Laat deze minister aan de slag gaan. Dat komt patiënten ten goede.
De voorzitter:
Mevrouw De Korte voor haar laatste interruptie.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik ben ontzettend blij om te horen dat mevrouw Paulusma ook voor
beveiliging gaat, dus wat dat betreft … Ja, maar ze had het niet gezegd.
Ik vind het zo vervelend; ze zit meteen te zuchten. Maar ik spreek u
gewoon aan over iets wat u niet gezegd hebt. Ik ben blij met uw
beantwoording dat u beveiliging ontzettend belangrijk vindt.
De voorzitter:
Geen echte vraag, maar wilt u nog reageren, mevrouw Paulusma?
Mevrouw Paulusma (D66):
Nou, het is gewoon zo oncollegiaal, want iets wat je niet gezegd hebt,
hoeft niet je standpunt te zijn. Het is een beetje jammer dat NSC dit
soort dingen altijd nodig heeft om nog even een kleine interruptie te
plegen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we nu écht gekomen aan het einde van de eerste
termijn van de kant van de Kamer. Ik ga schorsen voor de dinerpauze,
zodat de minister de tijd heeft om de antwoorden bij elkaar te zoeken.
Er zijn negen amendementen ingediend. Ik hoop dat er een appreciatie van
de negen amendementen komt — eentje is al geapprecieerd door de minister
— zodat die ook meegenomen kunnen worden in de beantwoording in eerste
termijn van de minister. Ik schors voor een uur tot 19.20 uur.
De vergadering wordt van 18.22 uur tot 19.22 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de Wet kwaliteitsregistraties
zorg. We hebben de eerste termijn van de kant van de Kamer gehad. Het
woord is nu aan de minister voor haar eerste termijn. Ik wil ook in deze
termijn zes interrupties toestaan. Ik hoop dat iedereen het kort en
bondig houdt, ook de minister. Het woord is aan de minister.
Minister Agema:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb een aantal blokjes. Het eerste is doel en
reikwijdte, het tweede opt-out en privacy. Dan administratieve lasten,
toetsing, varia en de amendementen.
Voorzitter. De heer Bushoff, mevrouw Tielen en mevrouw Paulusma hebben
ook wat tijd besteed aan het doel van de voorliggende wetgeving.
Kwaliteitsregistraties bestaan natuurlijk al heel erg lang en hebben tot
doel om de zorg beter te maken en professionals te laten leren van hun
eigen zorgproces. Sinds de jaren zestig doen we dat al, zoals ik zojuist
zei. Dat deden we ook altijd al gepseudonimiseerd. In 2015 veranderde de
wet, waardoor dat niet meer kon en er ook geen grondslag meer is. Mijn
voorganger heeft daarom deze wet gemaakt. Ik heb die met plezier
overgenomen, omdat het belangrijk is om de grondslagen goed te regelen,
de privacy goed te regelen, de waarborgen op basis waarom goed te
regelen en de toetsing goed te regelen. Daarom vind ik het goed en ben
ik er blij om dat we vanavond hier bij elkaar zijn om de zorg weer een
stukje beter te maken. Ik dank dan ook iedereen voor zijn constructieve
bijdragen. Negen amendementen hebben we te bespreken; zo zie je toch
maar weer dat Kamerleden erg betrokken zijn bij de onderwerpen die
voorliggen.
Op het punt van de reikwijdte stelde de heer Bushoff de vraag hoe ik
aankijk tegen de betrokkenheid van de Kamer bij het uitbreiden van het
wetsvoorstel naar andere zorg dan medische zorg. Ik begrijp de wens dat
er parlementaire betrokkenheid moet zijn. Er zit natuurlijk wel een
groot gat tussen parlementaire betrokkenheid en het voorstel van de heer
Van Dijk om dan meteen met nieuwe wetgeving te komen. Mijn voorstel zou
zijn om een voorhang te doen bij een AMvB of een ministeriële regeling.
Ik denk dat dat voor de Kamer misschien een tussenweg kan zijn, maar dat
hoor ik graag. Wellicht is hij bereid om zijn amendement in die geest
aan te passen.
De voorzitter:
Daar rolt direct al een interruptie van de heer Van Dijk uit.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik wil daar meteen op reageren, omdat het raakt aan mijn amendement. Ik
heb wel nagedacht over een voorhang op een inwerkingtredingsbesluit,
maar ik heb mij laten overtuigen door de juridische literatuur waarin
dat een "staatsrechtelijk gedrocht" wordt genoemd. Het heeft ook sinds
2013 niet meer plaatsgevonden.
Minister Agema:
Nee.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik zal niet de hele redenering daaromtrent ophangen, maar de gedachte
achter de kwalificatie "gedrocht" is als volgt. De Tweede Kamer stemt in
met een bepaald wetsvoorstel en wil dan ook dat het in werking treedt.
Dan wil je het licht niet voorwaardelijk op groen zetten, met daarbij de
mogelijkheid dat de verdere uitbreiding, die al in het wetsvoorstel
staat, weer terug zou worden gedraaid. Daarom mijn staatsrechtelijk
zuivere route, temeer ook daar er nog helemaal geen aanvang is gemaakt
met die uitbreiding en alles wat daarbij komt kijken: maak er t.z.t. een
eenvoudig nieuw wetsvoorstel van. Ik denk dat dat de meest nette route
is en vraag of de minister zich daarin kan vinden.
Minister Agema:
Nou, ik zal niet meteen opnieuw het woord "gedrocht" in de mond nemen,
maar het is wel een lang traject. Het Zorginstituut is natuurlijk al een
poosje bezig met kwaliteitsregistraties. Iemand anders had hier ook een
vraag over. Er zijn al 45 adviezen gemaakt, dus we zijn er redelijk snel
aan toe. Het zou zo jammer zijn voor het belang van de
kwaliteitsregistraties als die oponthoud ondervinden omdat wij een heel
nieuw wetstraject met elkaar in moeten gaan. Dus het gedrocht van een
voorhang, om uw woorden over te nemen, ga ik met alle liefde aan, want
ik denk dat dat de beste route is.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Toch, ik gaf het al aan. Misschien loop ik nu enigszins op de
beantwoording vooruit, maar ik wees er in mijn bijdrage al op dat in de
nota naar aanleiding van het verslag al twee jaar geleden werd gesproken
over een onderzoek. We hebben er daarna nooit meer iets van gehoord,
over hoe we die uitbreiding vormgeven en onder welke voorwaarden. Daar
komt toch heel wat bij kijken. Ik heb wat contacten gelegd met
organisaties in het veld, die nog op geen enkele manier betrokken zijn
bij die mogelijke uitbreiding. Dus in die zin is er toch alles voor te
zeggen om dit gewoon netjes en ordentelijk t.z.t. desgewenst in een
nieuw wetsvoorstel te regelen?
Minister Agema:
Ik ben het niet met de heer Van Dijk eens, want, zoals ik zojuist ook al
zei, dan beginnen we helemaal opnieuw. Het zou jammer zijn als we
helemaal opnieuw beginnen en eigenlijk een debat zoals dat van vandaag
goeddeels overdoen, maar het dan over de langdurige zorg, de ggz of een
andere zorgsector hebben. Met alle liefde kom ik ergens in het midden
uit en doe ik een voorhang op mijn voornemens. Dus niet een koninklijk
besluit, maar een voorhang. Ik denk dat dat een goede oplossing is om
tot elkaar te komen. Ik denk dat dat het meest praktische is. Dan heeft
de Kamer ook haar inzicht. We hebben nog heel wetstrajecten met elkaar
te doen en ik zou het heel jammer vinden als deze onderaan de stapel
komt, terwijl de rechtmatigheid van de kwaliteitsregistraties ook
bijzonder belangrijk is en de voordelen die we hiermee willen
behalen.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De laatste keer op dit punt. Dan verbaast het mij wel oprecht dat wij
als Kamer helemaal niet op de hoogte zijn gesteld van hoever het dan
staat met de voorbereiding op die mogelijke uitbreiding naar alle
zorgvelden, want daar komt toch heel wat bij kijken. Dus wat is dan het
tijdspad? Hoelang kan dat duren en is het dan inderdaad niet denkbaar
dat binnen die tijd ook gewoon netjes met alle betrokkenheid van de
Kamer van dien een wetsvoorstel wordt behandeld? Dat is toch geen
onmogelijkheid?
Minister Agema:
Ja, maar ik denk dat dat toch te lang gaat duren. Dus mijn handreiking
naar de heer Van Dijk is een aanpassing van het amendement, waarbij er
een voorhang in wordt gevoegd. Dan kan ik dat amendement oordeel Kamer
geven en zijn we denk ik met z'n allen op een spoor waarbij we de wind
in de zeilen houden.
De voorzitter:
Dat gaat om het amendement op stuk nr. 25. In deze vorm ontraadt u dat
dan, denk ik.
Minister Agema:
Ja. Dan mevrouw De Korte: hoe kijkt u aan tegen betrokkenheid van de
Kamer … O, nee. Wacht.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ja, want ik hoor heel goed wat de minister zegt, maar ik luister ook
naar de woorden van meneer Van Dijk. Ik heb het gevoel dat hij nog niet
direct staat te springen om het amendement aan te passen, maar toch denk
ik dat de toevoeging van de minister best een goede zou kunnen zijn. Hoe
werkt dat dan procedureel? Kan de minister dan een soort nota van
wijziging indienen of vraagt zij om een ander amendement? Hoe moet
dat?
Minister Agema:
Deze noviteit heb ik ook nooit eerder aan de hand gehad, dus ik kijk
heel even naar het ambtenarenvak. Dat moet ik in de loop van het debat
…
De voorzitter:
Het kan beide volgens mij. De Kamer kan nog een amendement indienen tot
en met de stemmingen. Dus dat is een optie.
Minister Agema:
De Kamer kan nog een amendement indienen tot de stemmingen en ik kan
later ook nog even terugkomen op wat de mogelijkheden zijn.
De voorzitter:
De heer Diederik van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Misschien kan ik een klein stukje helpen, inderdaad. Ik wil zeker nog
even nadenken over zo'n nieuw amendement en ik sluit zelfs niet uit, om
alles op tafel te leggen, dat ik ze allebei indien. Dan laat ik aan de
Kamer wat het beste wordt geacht. Ik kom hierop terug.
De voorzitter:
Dank u wel. De minister gaat verder.
Minister Agema:
Dan de heer Claassen: "Waarom deze omvangrijke en ingrijpende wet om
bijzondere persoonsgegevens te verwerken zonder toestemming? Er zijn al
zoveel programma's waarin dit gebeurt. Waarom vindt u het wiel opnieuw
uit en gaat dit conflicteren met wat er al is?" Sinds jaar en dag, zoals
ik in mijn introductie al zei, werken kwaliteitsregistraties met
bijzondere persoonsgegevens zonder toestemming van de patiënt. Er worden
dus geen bestaande systemen vervangen. Dit wetsvoorstel voorziet juist
in de noodzakelijke grondslag voor de werkwijze van de
kwaliteitsregistraties. Dit voorstel dateert dus van ruim voor de EHDS.
Met de EHDS zal ik dan ook bezien wat de consequenties zijn voor de
kwaliteitsregistraties.
Waarom negeert de minister de signalen van medisch onderzoekers die
waarschuwen dat dit voorstel hun werk moeilijker maakt? Het is een
bewuste keuze om dit wetsvoorstel te beperken tot de doelen leren en
verbeteren en samen beslissen. Daarmee blijven de gepseudonimiseerde
gegevens alleen toegankelijk voor kwaliteitsregistraties en
zorgaanbieders en zorgverleners. Voor wetenschappelijk onderzoek biedt,
net als in de huidige situatie, de AVG grondslagen. Gebruik voor
wetenschappelijk onderzoek wordt dus niet bemoeilijkt.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp: "Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de
noodzakelijkheid van de kwaliteitsregistratie altijd voldoende wordt
aangetoond?" Iedere kwaliteitsregistratie moet op grond van het
wetsvoorstel worden getoetst aan de criteria noodzakelijkheid,
proportionaliteit en subsidiariteit. Daar wordt ook op getoetst door het
DGC en het Zorginstituut. Die toets gaat verder dan alleen de toets op
noodzakelijkheid. Zelfs als de noodzakelijkheid is onderbouwd, maar niet
is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en noodzakelijkheid,
komt de kwaliteitsregistratie niet door de toetsing. "Vandaag zetten we
een stap in de goede richting", zegt mevrouw Rikkers-Oosterkamp. "Maar
we mogen niet het vertrouwen van patiënten verliezen. We mogen niet
vergeten waar het bij de kwaliteit van zorg echt om draait: word ik
beter, dan ben ik goed geholpen." Dat ben ik helemaal met haar eens.
Deze wet biedt inderdaad weer een stap in de richting van nog betere
kwaliteit van zorg. Inzichten uit kwaliteitsregistraties bieden
duidelijk meerwaarde.
De heer Van Dijk: "De Raad van State wijst op het risico dat er
kwaliteitsregistraties in en buiten het openbaar register zullen
ontstaan. Hoe wil de minister dit voorkomen?" Gelet op de
samenwerkingsafspraken tussen HLA- en MSZ-partijen zal de huidige
financiering van kwaliteitsregistraties die niet in het register worden
opgenomen, worden stopgezet. De afspraak is ook dat zorgaanbieders aan
deze kwaliteitsregistraties geen gegevens zullen leveren vanwege de
administratieve lasten en kosten. Bovendien ontvangen registraties die
niet in het register worden opgenomen geen grondslag om gegevens te
mogen verwerken. Dat betekent dat zorgaanbieders van alle cliënten
toestemming zullen moeten hebben, een opt-in, om de gegevens te mogen
verstrekken aan kwaliteitsregistraties die niet in het register worden
opgenomen. Voor hen is dat dus een verhoging van de administratieve
lasten. Volgens mij had de heer Krul die vraag ook gesteld.
De heer Van Dijk: "De minister neemt aan dat kwaliteitsregisters die
worden opgenomen in het openbaar register hun nut verliezen en daarom in
de praktijk niet meer gebruikt zullen worden." Volgens mij heb ik dat
net beargumenteerd.
Dan de heer Van Dijk: "Ik snap uiteraard dat ze geen verbod op
niet-geregistreerde registraties wil invoeren. Welke andere manieren
ziet zij om een onwenselijke wildgroei aan registraties buiten het
openbaar register om te voorkomen?" Met dit wetsvoorstel zorg ik voor
beheersing. Zorgaanbieders hoeven alleen gegevens aan te leveren aan
kwaliteitsregistraties die in het register staan. Daarmee wordt ook
wildgroei aan registraties buiten het register om voorkomen, vanwege de
duidelijkheid over welke registraties nuttig en nodig zijn en getoetst
zijn door het Zorginstituut, hoge administratieve lasten en kosten voor
de aanbieders, het ontbreken van financiering en het ontbreken van
grondslagen voor gegevensverwerking. Mijn vermoeden is dat die
kwaliteitsregistraties vanwege deze opstapeling van argumenten zullen
verdwijnen.
Kan er eerder periodiek inzicht geboden worden in het aantal
kwaliteitsregistraties, zowel in als buiten de openbare registers? In
het register voor kwaliteitsregistraties bij het Zorginstituut wordt
inzicht geboden in de aantallen kwaliteitsregistraties. Dat register
geeft na inwerkingtreding de actuele stand van de aantallen
kwaliteitsregistraties weer. Ik heb geen zicht op aantallen registraties
buiten dat openbaar register om, maar wel beschik ik natuurlijk over
informatie over de aantallen vanuit de toetsing door de
Inhouds-governancecommissie en de Data-governancecommissie. Zij hebben
nu 45 kwaliteitsregistraties getoetst. Daarvan hebben 40
kwaliteitsregistraties een positief advies gekregen en 5 een negatief
advies. 16 kwaliteitsregistraties zitten nog in het toetsingsproces, 3
daarvan hebben een voorgenomen definitief negatief advies, 10 hebben een
negatief conceptadvies en 3 kwaliteitsregistraties zijn in afwachting
van hun eerste beoordeling. Ongeveer een derde valt dus af.
Een vraag van de heer Van Dijk: "In de nota naar aanleiding van het
verslag, dat al bijna twee jaar oud is, staat dat de regering onderzoekt
welk tijdpad haalbaar is voor de niet-MSZ-sectoren." In de ggz is men
gestart met een onderzoek naar wat er nodig is om aan te sluiten bij dit
wetsvoorstel. Er wordt bijvoorbeeld gekeken of er voor de ggz een ander
toetsingskader nodig is. Voor de zomer van 2026 is deze verkenning
afgerond. Uw Kamer wordt hierover geïnformeerd. Mij is niet bekend dat
er in andere sectoren wordt gewerkt met kwaliteitsregistraties. Daarom
is daar ook geen behoefte aan een grondslag. Als de reikwijdte van het
wetsvoorstel wordt verbreed, zal ik bezien of er een wijziging nodig is
voor de andere sectoren.
De heer Krul: "Gaat dit systeem leiden tot oordeelvorming?" Het is de
bedoeling dat de data van de kwaliteitsregistraties bijdragen aan leren
en verbeteren. Het is dus niet vrijblijvend voor zorgverleners om al dan
niet te handelen volgens de verkregen inzichten vanuit de
kwaliteitsregistraties. Het gaat immers om de kwaliteit van zorg.
Waarom is er niet gekozen voor een wettelijke verplichting om een
kwaliteitsregistratie in te schrijven in het register en daarmee voor
het vervallen van alle andere kwaliteitsregistraties? De
kwaliteitsregistraties die niet in het register worden opgenomen, hebben
geen bewezen meerwaarde. Er is voor zo'n kwaliteitsregistratie dus geen
draagvlak. Bovendien zal de huidige financiering van de
kwaliteitsregistraties die niet in het register worden opgenomen, worden
stopgezet, gezien de samenwerkingsafspraken tussen de hoofdlijnakkoord-
en MSZ-partijen. De afspraak is ook dat zorgaanbieders aan deze
kwaliteitsregistraties geen gegevens zullen leveren vanwege de
administratieve lasten en kosten. Deze kwaliteitsregistraties zullen
daarom verdwijnen.
Dan een vraag van de heer Krul. Hij ziet dat er steeds meer regels bij
komen en vraagt in hoeverre dit geldt voor de kwaliteitsregistraties en
welke mogelijkheden er zijn om het landschap voor kwaliteitsregistraties
beter in te richten. Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid om te
komen tot betere beheersing van kwaliteitsregistraties. Bovendien zetten
we in op optimalisering van het kwaliteitsregistratielandschap. Daarmee
kunnen we de inhoudelijke eis en de criteria voor de data-uitwisseling
aanscherpen. Het is in het bijzonder aandacht voor de administratieve
lasten en de kosten voor zorgaanbieders.
De heer Krul vraagt ook wanneer geautomatiseerde levering van gegevens
aan kwaliteitsregistraties mogelijk is en of het wetsvoorstel hierop
moet wachten. Er zullen in de loop van de tijd steeds hogere eisen
kunnen worden gesteld aan standaardisatie in het dataverwerkingsproces
om de administratieve lasten voor zorgaanbieders omlaag te brengen. Dit
vereist wel dat ook ziekenhuizen hun ICT-systemen zo inrichten dat ze
ook geautomatiseerd en gestandaardiseerd kúnnen aanleveren. Door de
eisen stapsgewijs te verhogen, krijgen niet alleen
kwaliteitsregistraties maar ook ziekenhuizen de tijd om de vereiste
professionaliseringsslag te maken. Maar daar wil ik met dit wetsvoorstel
niet op wachten, want het heeft ook urgentie.
Dat was het blokje doel en reikwijdte.
De voorzitter:
Dat was het eerste blokje. Dan gaan we over naar het blokje opt-outs en
privacy, maar niet voordat mevrouw De Korte nog een vraag heeft
gesteld.
Mevrouw De Korte (NSC):
Misschien heb ik wat gemist, want het ging best snel en ik weet niet of
ik in het goede blokje zit. Maar ik heb een duidelijke vraag gesteld
over de voorwaardelijk opgenomen registraties en of die nu al aan de
huidige voorwaarden voldoen zoals die in de ministeriële regeling staan,
met name wat betreft de beveiliging van gegevens.
Minister Agema:
Eerder dachten wij de voorwaardelijke toelating eerder nodig te hebben
om de bulk te kunnen verwerken, omdat het wetsvoorstel natuurlijk al
even op zich heeft laten wachten. Maar omdat het Zorginstituut en de
commissies al een poosje bezig zijn, is die niet meer nodig. Er zijn
namelijk al 45 kwaliteitsregistraties. De voorwaardelijke toetsing is
daarmee een artikel dat niet meer nodig is.
Mevrouw De Korte (NSC):
Maar de registraties die dus nu al getoetst zijn, zijn die getoetst
onder de huidige voorwaarden zoals die nu in de ministeriële regeling
staan?
Minister Agema:
Ja. Dus zodra de wet ingaat, kunnen we vaart maken.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik kom graag nog even terug op het laatste blokje, over de reikwijdte en
de mogelijke uitbreiding. Ik blijf er namelijk wel een beetje over
malen, zogezegd. Het hele wetsvoorstel is toegeschreven naar die
medisch-specialistische zorg, niet naar al die domeinen. Dan krijgen we
straks de rare situatie dat we een wetsvoorstel aannemen dat door de
minister wordt toegepast op alle zorgdomeinen, maar er vervolgens in een
voorhangprocedure eigenlijk een hele wetsbehandeling moet plaatsvinden
om te kijken of dit wel of niet geschikt is, ook voor alle andere
zorgdomeinen. Dan komen we toch in een hele rare figuur terecht? Dus
nogmaals: juist omdat dit hele wetsvoorstel … Alle vragen gaan hier ook
over de consequenties voor de medisch-specialistische zorg en niet over
al die domeinen en onder welke voorwaarden het wetsvoorstel ook daarop
goed van toepassing kan zijn. Begeven we onszelf dan niet in een hele
rare situatie als we hier niet gewoon later een apart wetsvoorstel van
maken?
Minister Agema:
Aan welke concrete verschillen denkt de heer Van Dijk dan? Kwaliteit van
zorg is ook een generiek begrip, iets wat we in alle sectoren belangrijk
vinden. Ik zie juist hele grote overlappen straks.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dat begrijp ik, maar …
De voorzitter:
Ik wil iedereen wel verzoeken om te wachten …
Minister Agema:
Wat ik verwacht, voorzitter, is …
De voorzitter:
… tot u het woord krijgt. Dat geldt ook voor de minister overigens. De
heer Van Dijk heeft het woord.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Excuus.
Minister Agema:
Ik was nog niet uitgepraat, voorzitter.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
O!
Minister Agema:
Ik was nog niet klaar.
De voorzitter:
Nou, dan heeft de minister het woord.
Minister Agema:
Ik verwacht dat als we de route van de heer Van Dijk volgen, we vooral
eenzelfde debat zullen voeren, en niet een debat over grote verschillen.
Of hij moet ze zien, maar ik zie ze niet als het gaat om de voorliggende
wetgeving.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dan raken we even aan een goed punt. In de nota naar aanleiding van het
verslag werd niet voor niks al gesproken over onderzoek naar welk
tijdpad mogelijk is. We zijn twee jaar verder, maar we hebben nog niks
gezien. Niet voor niks wees de Raad van State hier ook op: doe dat nou
niet op deze manier. Dus ik voorzie … Inderdaad, ik kan het niet
helemaal overzien, maar ik vermoed, gelet op de stukken en op het feit
dat wij tot nu toe ook helemaal niks hebben gehoord van de verruiming
naar alle zorgterreinen, dat er wel degelijk wat bij komt kijken. Dan is
mijn punt dat de Kamer daar gewoon volwaardig bij betrokken moet zijn.
Dat wordt volgens mij alleen maar gewaarborgd via een nieuw
wetsvoorstel.
Minister Agema:
Ja, maar ik heb die vraag wel al eerder beantwoord. Voor de zomer van
2026 zal de verkenning zijn afgerond.
De voorzitter:
Dan gaat de minister verder met het blokje opt-out en privacy.
Minister Agema:
Voorzitter. Allereerst over het amendement van de heer Claassen, want ik
merk dat er toch wel wat verschil van inzicht is tussen de heer Claassen
en mijzelf. Daarom denk ik dat het belangrijk is om nog een paar punten
aan te stippen. De strekking van het amendement is dat de cliënt kan
aangeven dat hij niet wil dat zijn gegevens vanuit het ziekenhuis naar
de kwaliteitsregistratie gaan en dat het ziekenhuis de cliënt over deze
mogelijkheid moet informeren. Ik hecht aan zeggenschap voor de
individuele burger over het uitwisselen van zijn gezondheidsgegevens.
Die zeggenschap moet op zo'n eenvoudig mogelijke manier worden
vormgegeven: simpel voor de burger om te kiezen en met zo min mogelijk
administratieve lasten voor de zorgverlener. Dat kunnen wij bieden
binnen de kaders van de EHDS. Dat wil ik dan ook binnen de kaders van de
EHDS gaan regelen. Dat heb ik u gemeld in mijn brief van 7 april.
Hoe snel de dingen precies geregeld kunnen zijn, moet ik wel bezien,
maar één ding is zeker: de uitwerking van de opt-out zit in de tweede
tranche van de EHDS. De zorg van de heer Claassen — ik hoop dat wij nog
tot elkaar kunnen komen — dat de uitwerking van de opt-out in de EHDS
pas in 2031 zou komen, is dus niet terecht. De eerste tranche loopt
tussen 2025 en 2027, de tweede tranche tussen maart 2027 en 2029 en de
derde tranche tussen maart 2029 en 2031. Het is mijn voornemen om dit zo
snel mogelijk uit te werken en om dit dus ook in de beginperiode van de
fase van 2027 tot 2029 te kunnen invoeren. Het kan dus ook 2029 worden,
maar mijn doel is om dat op een vlotte manier te doen. Ik zou dus niet
willen dat we door het amendement van de heer Claassen aan te nemen in
de voorliggende periode — dat heb ik eerder ook beargumenteerd in de
richting van mevrouw Paulusma — de hele boel overhoop gaan gooien. Ik
zou dus graag willen aansluiten bij het tijdpad van de EHDS, dat wij
hier met elkaar nog gaan meemaken deze periode.
De voorzitter:
Ja, dank u wel. Het amendement had wel oordeel Kamer gekregen van u,
toch? Dat was in een eerdere brief, dacht ik.
Minister Agema:
Ja, maar tijdens het debat blijkt dat de heer Claassen nu de boel wil
omgooien en dan in 2031 wil overstappen naar de EHDS. Dat wil ik niet.
Ik wil dat we aansluiten bij het tijdpad van de EHDS. Als hij nog een
regel aan zijn amendement kan toevoegen waarin staat dat hij met zijn
amendement het tijdpad van de opt-out in de EHDS aanhoudt, dan kan ik
het oordeel Kamer geven, maar dat kan ik niet met het verschil van
inzicht dat ik hier vanavond zie ontstaan. We kunnen nog tot elkaar
komen. Daar hoop ik ook op. Maar ik hoor graag hoe hij daarover
denkt.
De voorzitter:
De heer Claassen heeft een interruptie.
De heer Claassen (PVV):
Ik begrijp het niet helemaal meer, maar dat zal aan mij liggen. Als je
de brief drie keer leest, dan lees je daarin inderdaad dat het
amendement oordeel Kamer krijgt. Volgens mij is het amendement zoals het
is. Dat amendement zegt: als deze wet … Als je een amendement indient
dat bij deze wet hoort, als we gaan stemmen over de wet en als het
amendement en de wet dan zouden worden aangenomen, dan is dat amendement
volgens mij geldig onder de wet zoals het is aangenomen. Ik begrijp dus
niet goed wat de minister nu voorstelt. Is het voorstel om met het
amendement te wachten of daarin te zetten dat het amendement het tijdpad
van de implementatie van de EHDS volgt? Dan zouden we dus een wet hebben
die al die kwaliteitsregistraties en gegevens verzamelt zonder dat er
een opt-out geregeld is en dan zou er na verloop van tijd een
opt-outregeling in komen. Dat vind ik juist een hele rare situatie.
De voorzitter:
En uw vraag is?
De heer Claassen (PVV):
De vraag is: wat is het probleem met nu al zeggen dat we, als de wet
ingaat en het amendement is aangenomen, gewoon een opt-outregeling in
deze wet hebben? Dat kunnen we later bijstellen naar hoe het in de EHDS
staat. Ik zie daar het probleem niet van in.
Minister Agema:
Wij hebben een verschil van interpretatie als het gaat om wanneer je dit
doet. Kijk, de kwaliteitsregistraties bestaan al sinds de jaren zestig.
Tot 2015 was er ook een wettelijke grondslag. De gegevens werden
gepseudonimiseerd. Er was dus geen probleem met de privacy. Sinds 2015
is er een verandering in de AVG en is die grondslag er niet meer. Maar
we doen het wel nog steeds. Deze gegevens worden nog steeds verwerkt op
basis van pseudonimiteit.
In de richting van mevrouw De Korte van NSC zeg ik ook nog: stel je nou
voor dat er bij een kwaliteitsregistratie een hack plaatsvindt; dan kun
je ze wel gehackt hebben, maar de gegevens zijn door die
pseudonimisering versleuteld. De sleutel ligt dus in het ziekenhuis. Je
hebt ze wel gehackt, maar je hebt er niets aan. De angst voor
herleidbaarheid en de angst die mevrouw De Korte heeft dat mensen
gechanteerd zouden kunnen worden met informatie, hoeven er niet te zijn,
want de sleutel ligt in het ziekenhuis. De gegevens zijn
versleuteld.
Al sinds 2015 is dus de situatie dat die wettelijke grondslag er niet
is. Maar de gegevens zijn wel gepseudonimiseerd, dus het is niet zo dat
de gegevens onversleuteld naar de kwaliteitsregistraties gaan. Een groot
deel van de wens van de heer Claassen is in de huidige situatie al
ingewilligd. Met deze wetgeving zorgen we er dus voor dat er ook een
wettelijke grondslag komt om het op deze wijze te doen. Idealiter vraag
je dus eerst de patiënt om toestemming. Daar ben ik het ook mee eens.
Daar wil ik aan werken. Daar werk ik dus aan met de opt-out in de tweede
tranche van de EHDS. Dat wordt een proces in ontwikkeling. Maar ik zou
het dus erg jammer vinden als wij, als deze wetgeving in 2026 ingaat,
het in 2028, twee jaar later, heel anders gaan doen. Ik zou dus willen
aansluiten bij het tijdpad van de EHDS. Ik hoop dat we wat dit betreft
tot elkaar kunnen komen. Dan geef ik het amendement oordeel Kamer. Maar
als de heer Claassen zegt "nee, ik wil dat bij de inwerkingtreding van
de wet ook dat onderdeel in werking treedt", dan kan ik het niet
uitvoeren. Dan wordt het onuitvoerbaar, want dat betekent dat je de hele
boel voor een korte tijd moet omgooien. Dat geef ik ook in de brief
groot, luid en duidelijk aan; daarin wijs ik op de administratieve
lasten die daarbij komen kijken. Het is een niet-perfecte situatie, maar
het is niet zo dat alles open en bloot ligt. We doen het sinds de jaren
zestig zo. We doen dit sinds 2015 zonder wettelijke grondslag. De
gegevens worden gepseudonimiseerd verwerkt.
De voorzitter:
Misschien even voor de helderheid: in de huidige vorm wordt het
amendement ontraden.
Minister Agema:
Ja.
De voorzitter:
Als het amendement wordt aangepast zoals de minister aangeeft, dan zou
het oordeel Kamer kunnen krijgen.
Minister Agema:
Ja. We moeten dan wel op één pagina, op dezelfde pagina komen. En dan is
het met liefde: oordeel Kamer.
De heer Claassen (PVV):
Voorzitter, wat werd gezegd over die ene pagina, dat volg ik niet. Daar
komen we misschien nog wel uit.
De voorzitter:
Volgens mij bedoelt de minister dat u het eens wordt. Dan zou het
amendement oordeel Kamer kunnen krijgen. In de huidige vorm wordt het
ontraden, zo begrijp ik van de minister. De heer Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Ja. Misschien begrijp ik het niet, hoor, maar dan komen we wel in een
situatie terecht waarin we een wet hebben … Het wordt nu
gepseudonimiseerd bijgehouden met het oog op de veiligheid van data,
maar dat is niet mijn principiële bezwaar. Mijn principiële bezwaar is
dat gegevens worden gedeeld zonder dat daar iemand toestemming voor
gegeven heeft. Of dat nou veilig is of niet: laat dat er even buiten.
Dat is niet het principiële bezwaar. Nogmaals, het principiële bezwaar
is dat we dadelijk een wet hebben waarmee de AVG omzeild wordt en dus
ook, zoals het in de wet staat, het beroepsgeheim met de nuance waar we
het in de eerste termijn van het debat over hebben gehad.
De voorzitter:
En wat is uw vraag aan de minister dan nu?
De heer Claassen (PVV):
We krijgen dus te maken met een wet die ingaat en dat omzeilt. En dan
moeten we wachten totdat er iets geregeld is binnen een tijdpad, terwijl
we niet weten wat dat precies is. Want in het voorstel van de minister
staat: mógelijk richting 2031. Dan heb ik te weinig handvatten. Mijn
vraag aan de minister is: welke handvatten heb ik dan nu, waardoor ik
zeker weet dat er binnen een hele korte tijd een opt-outregeling is als
deze wet wordt aangenomen? Dat staat nu namelijk nergens.
Minister Agema:
2031: die datum klopt dus zeker weten niet. Want het einde van de tweede
tranche is 31 maart 2029. Het is belangrijk dat wij tot overeenstemming
komen over de inwerkingtreding van de wens van de heer Claassen — het is
een mooi amendement, dat hij aangenomen kan krijgen — dat die opt-out
voor de kwaliteitsregistraties meegenomen wordt in de EHDS. Het gaat dus
om de periode waarin. Als hij die meteen bij de inwerkingtreding van de
Wet kwaliteitsregistraties zorg wil invoeren — die wet wil ik zo snel
mogelijk in het belang van de patiënten laten ingaan — dan stuit dat bij
mij op bezwaren. Ik wil hem toezeggen dat ik dat doe bij de invoering
van de opt-out bij de EHDS. En dat betreft het tijdvak maart 2022/maart
2029.
De heer Claassen (PVV):
Maar dan heb ik niet gehoord wat dan echt het grote probleem is als we
het doen zoals het amendement dat nu voorziet. We krijgen dan een
periode waarin de mensen een opt-outregeling hebben totdat de EHDS en de
desbetreffende principes in werking treden. Wat is dan het probleem?
Minister Agema:
Nou, de heer Claassen komt uit de zorg, dus ik denk dat hij zich daar
een goede voorstelling van kan maken. Als men bij kwaliteitsregistraties
bij elke patiënt — hij heeft het trouwens ook over de opt-in — moet
vragen of er toestemming is, dan brengt dat een enorme administratieve
last met zich mee. Ik vind dat niet proportioneel, omdat er nu al sprake
is van pseudonimiseren. Er is nu al sprake van gegevens die vanaf de
bron gepseudonimiseerd worden versterkt voor de kwaliteitsregistraties.
Zoals ik al aangaf — de angst van mevrouw De Korte: wat als ze gestolen
worden? — zijn die dus versleuteld. De sleutel ligt niet bij de
kwaliteitsregistratie; de sleutel ligt bij het ziekenhuis. Ik vind dat
een voldoende borging van die veiligheid. Daarom gaat het mij erom:
sluit de heer Claassen aan bij de startdatum van de opt-out in de EDHS,
dan blijft het oordeel Kamer. Maar persisteert hij en wil hij heel veel
administratieve lasten in de tussenliggende periode, dan kan ik daar
niet mee instemmen omdat dat een te grote belasting is voor de
professionals.
De heer Claassen (PVV):
Mag ik, voorzitter?
De voorzitter:
Ja.
De heer Claassen (PVV):
Ik vind die professionele belasting ... Die is eigenlijk helemaal niet
bewezen. Ik heb zelf ook gezegd dat de minister het heeft over opt-in,
maar dat het dat niet is; het is gewoon dat bekend wordt gemaakt dat dat
zo is, en dat ergens bekend wordt gemaakt dat je, als je dat niet wil,
nee moet zeggen. En er zullen een handjevol mensen zijn die nee zeggen,
dus ik geloof niet zo in die administratieve last. Ik vind het gewoon
netjes en ook ordentelijk dat als een wet in werking treedt, ook die
opt-out geregeld is, en niet dat we dan nog drie, vier jaar of tot
wanneer dan ook moeten wachten totdat het in die EHDS geregeld is. Ik
vind die gap gewoon veel te groot.
Minister Agema:
Nee, het is dus niet drie, vier jaar. Het is een korte periode waarvan
ik denk dat, als het kabinet niet valt, wij die met elkaar nog allemaal
gaan meemaken. Dat is de korte periode waar ik het over heb. Maart 2029
was de laatste, uiterlijke datum, waarbij het tijdvak maart 2027-2029
is. Het lastige is ook dat, als de heer Claassen dat eerder wil, het ook
een compleet andere systematiek is, want dan moet het genoteerd worden,
gevraagd worden, handmatig bijgehouden worden, iedere keer weer
uitgezocht worden, terwijl we het bij de EHDS bijvoorbeeld bij de "mits"
regelen, waarbij de patiënt gewoon kan aanvinken wat hij wil. Dat is
mijn bedoeling met het regelen van de opt-out straks.
De voorzitter:
Dank u wel. Nog een interruptie voor mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ja, voorzitter. Eerst even over de opt-out. Volgens mij zijn de
patiëntendossiers nu zo dat je inderdaad makkelijk een vinkje kan geven
van "wel meedoen" of "niet meedoen". Dus ik zie wat mij betreft ook geen
probleem voor de invoering. Maar ik wil het graag nog even hebben over
de beveiliging van gegevens. De minister zegt: vanaf 1960 zijn we bezig
met registraties. Ja, maar dat was allemaal op papier, en het was niet
verplicht. Nu wordt alle ziekenhuizen verplicht om gegevens aan te
leveren, en dat worden echt hele grote databases.
De voorzitter:
En uw vraag is?
Mevrouw De Korte (NSC):
Ja. Deskundigen zeggen: middels AI kun je heel makkelijk mensen op
individu traceren, omdat er toch gegevens bij elkaar gelegd worden. Dus
die beveiliging moet echt veel beter dan tien jaar geleden of vijf jaar
geleden, of zelfs een jaar geleden. Ziet de minister die
beveiligingsproblemen?
Minister Agema:
Zeker, en daarvoor waarborgen wij natuurlijk ook de privacy, niet alleen
doordat we doorgaan met dat gepseudonimiseerd aanleveren van de
gegevens, maar bijvoorbeeld ook door een wettelijke geheimhoudingsplicht
en een register voor verwerkingen, verwerkingsovereenkomsten, het
aanstellen van een functionaris voor gegevensbescherming, het
inventariseren van privacyrisico's en met maatregelen waaraan moet
worden voldaan als NEN 7510 en de dataminimalisatie. Dus de
pseudonimisering is niet de enige waarborg. En we zullen hiervoor ook
altijd in ontwikkeling blijven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Rikkers-Oosterkamp.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil het toch nog even proberen over die
opt-out. In mijn beeld is het nu zo: we gaan het zo regelen dat de
gegevens van iedereen worden gedeeld in die registraties. Maar het kan
natuurlijk zijn dat er mensen zijn die dat heel graag niet meer willen.
Nu is er geen optie om die mensen te laten zeggen: ik wil het écht niet.
Volgens mij is het op dit moment zo — en mevrouw De Korte zei dat ook —
dat je een opt-in hebt en je dus aangeeft: ik wil dit wel. Wat nou als
men dat vinkje laat staan in het patiëntendossier, en we mensen
voorlichten in een campagne of zoiets met "dit gaan we doen" of "dit
gaat er veranderen", maar er wel een vinkjesmogelijkheid blijft voor
mensen die het écht niet willen? Ik bedoel, je hoeft het niet opnieuw te
vragen ...
Minister Agema:
Nee.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
... maar dan geven we ze nog wel het comfort dat het echt niet hoeft als
ze het echt niet willen.
Minister Agema:
Die generieke technische oplossing is er nu niet. Die ga ik wel regelen
in de opt-out bij de EHDS. Daarom wil ik daarbij aansluiten. En
natuurlijk, ik denk dat, als je tegen je arts of specialist zegt "ik wil
dit echt niet", die dat wel voor je kan regelen. Maar ik kan dat niet
vanuit hier zeggen. Ik kan het niet generiek opleggen. Maar ik kan me
voorstellen dat er, als je dat niet wil, een goed gesprek met je
zorgverlener mogelijk is.
De voorzitter:
De heer Krul heeft een interruptie.
De heer Krul (CDA):
Het is misschien meer een soort verhelderende vraag, want ik ben een
beetje het spoor bijster naar aanleiding van het interruptiedebat tussen
de heer Claassen en mevrouw Agema. Het amendement heeft oordeel Kamer
gekregen. Er zijn ook fracties niet aanwezig bij dit debat. Begrijp ik
nou goed dat de appreciatie van het amendement wijzigt naar ontraden?
Dan zou het namelijk misschien slim zijn om dat ook even op een andere
plek te verwerken. Kijk, een amendement is een amendement. Dat is een
tekst. Ik snap niet zo goed dat daar zo veel licht tussen kan zitten.
Als het echt officieel ontraden is, is het misschien goed dat dat ook
even richting de Kamer gecommuniceerd wordt.
Minister Agema:
Het werd mij duidelijk in de termijn van de heer Claassen dat er toch
een onderdeel is, wat je niet terugleest in het amendement zelf, maar
wat ik wel heel belangrijk vind, waar wij verschillend over denken. Maar
hij heeft ook nog de gelegenheid om het aan te passen. Als hij dat doet,
blijft het natuurlijk oordeel Kamer, maar anders moet ik het wijzigen
naar ontraden. Ik vind het namelijk niet verantwoordelijk om in de wat
mij betreft zo kort mogelijke tussenperiode een heel systeem om te
gooien, terwijl ik nu gewoon nog geen generieke technische functie heb,
maar later wel. Ik heb die nu gewoon niet.
De voorzitter:
Even ter conclusie: het amendement zoals het er nu ligt, wordt ontraden.
Tenminste, ik kijk even naar de minister. De vraag van de heer Krul is
volgens mij of u bereid bent dat ook nog even op papier te zetten voor
de partijen die hier niet aanwezig zijn. Als het amendement gewijzigd
wordt op de manier die de minister aangeeft, als de heer Claassen
daartoe bereid is, dan kan het oordeel Kamer krijgen. In de huidige vorm
is het ontraden. Is dat een goede samenvatting?
Minister Agema:
Ja. Ik sluit me aan bij uw conclusie, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaat u verder met de beantwoording.
Minister Agema:
De heer Bushoff vroeg: "Hoe gaat de pseudonimisering in z'n werk bij
kleine patiëntengroepen? Zijn die data niet toch herleidbaar? Zijn daar
extra waarborgen voor? Zou de minister gebruik willen maken van extra
opties voor extra waarborgen?" Als een patiëntenpopulatie heel erg klein
is, kan het soms zijn dat gegevens ondanks pseudonimisering herleidbaar
zijn naar de persoon. Een kwaliteitsregistratie zal dan extra technische
en organisatorische maatregelen moeten nemen, die ervoor zorgen dat de
privacy van de patiënt goed wordt geborgd, bijvoorbeeld door de opslag
extra goed te beveiligen en de toegang tot de gegevens te
beperken.
Hoe wil de minister zorgen voor de hoogste mate van gegevensbeveiliging?
Dat is ook een vraag van de heer Bushoff. Ook de gegevensverwerkers
moeten aan de hoogst mogelijke eisen voldoen, voor zover deze
uitvoerbaar zijn, net zoals de kwaliteitsregistraties. In dit
wetsvoorstel zijn meerdere waarborgen opgenomen om de privacy van de
cliënt te beschermen, waaronder een aantal harde eisen, waar een
kwaliteitsregistratie aan moet voldoen. Voldoet de kwaliteitsregistratie
niet aan deze eisen, dan wordt deze niet opgenomen in het register. De
belangrijkste eis is dat kwaliteitsregistraties uitsluitend
gepseudonimiseerde gegevens mogen verwerken. De pseudonimisering moet
onafgebroken gecontinueerd zijn. Dit betekent dat de
kwaliteitsregistratie alleen de pseudoniemen ontvangt, en niet direct
identificerende persoonsgegevens.
Vindt de minister ook dat gegevensverwerking voor commerciële doeleinden
moet worden uitgesloten en dat kwaliteitsregistraties geen eigenaar
mogen hebben uit China of Rusland? Ik ben het ermee eens dat de gegevens
uit de kwaliteitsregistraties niet voor commerciële doeleinden mogen
worden gebruikt. Het wetsvoorstel regelt alleen het gebruik voor leren,
verbeteren en samen beslissen. Kwaliteitsregistraties zijn vaak
stichtingen. Er is dan geen sprake van eigenaren uit China of Rusland.
Als dat wel zo zou zijn, is dat natuurlijk onwenselijk.
Mevrouw De Korte vroeg: "Wat verandert er? Het is een fundamentele
wijziging, die het vertrouwen van patiënten raakt. Er lijken 60
registraties te komen. De manier van meten is een punt van discussie. De
EHDS biedt patiënten de keuze voor een opt-out. Hier is geen
mogelijkheid voor binnen dit wetsvoorstel." Deze wet biedt een grondslag
voor kwaliteitsregistraties om gepseudonimiseerde patiëntgegevens te
verwerken. Hiermee regel ik een grondslag voor kwaliteitsregistraties
die al ruim 60 jaar zo werkt. De gepseudonimiseerde gegevens zijn door
de kwaliteitsregistraties niet direct herleidbaar naar de individuele
patiënt. Alleen het ziekenhuis weet welk pseudoniem bij welke patiënt
hoort. Daardoor is de kans op misbruik van patiëntengegevens zeer
klein.
Kan de minister toezeggen dat wanneer een registratie wordt goedgekeurd,
alles voldoet aan de NEN-normen? Dat is ook een vraag van mevrouw De
Korte. De Data-governancecommissie toetst of kwaliteitsregistraties
werken volgens de NEN-normen. Als ze niet werken volgens de NEN-normen,
komen ze niet in het register.
Hoe wordt na toetsing toegezien op naleving van de NEN-normen?
Kwaliteitsregistraties worden om de maximaal vijf jaar opnieuw getoetst.
Dan wordt er weer opnieuw getoetst of er wordt gewerkt volgens de
NEN-normen. Ook tussentijds kan het Zorginstituut bij signalen van het
niet naleven een kwaliteitsregistratie uit het register schrappen. De
Autoriteit Persoonsgegevens is de algemene toezichthouder voor deze
NEN-normen.
Mevrouw De Korte vraagt aan de minister om in de ministeriële regeling
de data te beveiligen tegen cybercrime en het risico dat een individu
herkenbaar is, bijvoorbeeld met nieuwe technieken zoals multi-party
computation. Ik zie veel potentie in dit soort technieken, die in de
toekomst gegevens van patiënten nog beter kunnen beschermen. Dit soort
technieken worden nu nog niet verplicht, omdat ik ze niet op grote
schaal kan toepassen. Maar zodra dit wel kan, zal ik de ministeriële
regeling daarop aanpassen.
Wordt de ministeriële regeling waarin onder andere de
beveiligingstechnieken worden geregeld, aan de Kamer voorgelegd? Mevrouw
De Korte vraagt mij de ministeriële regeling op grond van dit
wetsvoorstel voor te hangen en dat wil ik graag doen, als de Kamer dit
wenst. Daarom heb ik geen problemen met dit amendement.
De heer Claassen zei: "Zorgaanbieders dienen hun cliënten te informeren
over de wijze waarop hun gegevens worden verwerkt en over de opt-out.
Wat betekent dat voor de workload van de zorgaanbieders?" Het informeren
van de patiënt is een van de onderdelen van de registratielast voor
zorgverleners. Als een patiënt gebruik wil maken van de opt-out, moet de
zorgverlener dit registreren in het elektronisch patiëntendossier. Epd's
zijn hier niet op ingericht. Voor automatische aanlevering moet
bovendien een handmatige workaround door de zorgaanbieder worden
ingericht om ervoor te zorgen dat de data van de patiënt eruit gehaald
worden. Dit moet bij iedere aanlevering gebeuren. Dit zorgt voor veel
administratieve lasten en technische aanpassingen, vooruitlopend op de
generieke invulling van de opt-out.
De voorzitter:
Daarmee krijgt het amendement op stuk nr. 15 van mevrouw De Korte in elk
geval oordeel Kamer.
De heer Claassen (PVV):
Zijn de epd's daar in 2029 dan wél voor ingericht? Hebben we die
problemen dan niet?
Minister Agema:
Als het gaat om de planning van de gegevensverwerking ... Welk jaartal
noemde de heer Claassen?
De voorzitter:
2021.
Minister Agema:
2021? Nee, 2029, hoor ik.
De voorzitter:
Excuus, hij zei inderdaad 2029.
Minister Agema:
Nou, ik ga ervan uit van wel, als het gaat om onze gegevensverwerking en
onze planning, maar als dat niet zo is, dan …
De voorzitter:
Volgens mij komt er nu een briefje uw kant op, dus …
Minister Agema:
… dan kom ik daarop terug.
De voorzitter:
… dan kan het antwoord direct gegeven worden, denk ik.
Minister Agema:
Dan kom ik daar later op terug. Even kijken wat er op het briefje staat.
Het staat er niet op.
De voorzitter:
Het staat er niet op.
De heer Claassen (PVV):
Nee, en dat is precies het punt waar mijn zorgen zitten. We weten het
gewoon niet.
Minister Agema:
Nee, nee nee, dat zei ik niet.
De heer Claassen (PVV):
Want u weet … Ik heb toch nog het woord, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, u bent aan het woord.
De heer Claassen (PVV):
Dat dacht ik ook. De minister zegt "nee", maar ik ben wel aan het woord.
Mijn vraag was: is het in 2029 wél geregeld? De minister weet dat niet.
Ik weet ook dat ze dat niet weet. Het is nu niet geregeld en in 2029 ook
niet. Als dat een voorwaarde zou zijn, dus dat de regeldruk verlaagd
wordt als we dat amendement invoeren, blijft dat dus ook als argument
niet over. Ik zie dus alleen maar chaos en wat spinsels, om dit
amendement, dat oordeel Kamer had en ondertussen niet gewijzigd is, van
de stoep te krijgen. Dat vind ik wel heel vervelend. Mijn vraag is dus:
is dat in 2029 door een andere inrichting van het epd wel geregeld? Mijn
tweede vraag is: waarom is het dan anders als de EHDS er is? Want dan
hebben we nog steeds hetzelfde epd, hoor.
Minister Agema:
Deze bijna-tirade van de heer Claassen was op basis van een notitie die
over iets anders ging. Voor de gegevensverwerking zitten we helemaal
voor in het proces: we rollen het landelijk dekkend netwerk en de
Wegiz-onderdelen uit, zoals de Basisgegevensset Zorg, de
medicatieoverdracht, de acute zorg en al dat soort dingen meer. Ik zei
tegen hem: volgens mij is het epd ook voordien al ready for 2029, en als
dat niet zo is, kom ik daar later in het debat op terug.
De voorzitter:
Prima. Gaat u verder met uw beantwoording.
Minister Agema:
Ik vind het ook heel erg jammer dat de heer Claassen de kans die ik hem
bied, niet pakt. Van de jaren zestig tot 2015 was het gepseudonimiseerd
verwerken van gegevens voldoende. Pas toen de nieuwe AVG kwam, kwam er
een leemte in de wettelijke grondslag. Het is dus nog steeds zo — ik heb
het een paar keer herhaald — dat de gegevens gepseudonimiseerd worden
verwerkt. Daar was een wettelijke grondslag voor tot 2015 en de
afgelopen tien jaar is men daarmee doorgegaan. Ik vind de periode van
2026 tot de invoering van de tweede tranche van de EHDS, als het gaat om
de opt-out, te kort om te zeggen: ik ga het allemaal helemaal anders
doen in die korte periode. Ik heb nu geen generieke technische oplossing
en geen knop om dit aan te vinken. Als ik het nu toezeg per heden of per
invoering van de wet, dan ontstaat er een enorme werklast en dat wil ik
niet. Als we het voegen bij het ingroeipad van de EHDS, is daar wel die
technische functie.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Agema:
Dan kun je thuis gewoon aanklikken wat je wilt.
De voorzitter:
Dan een interruptie van mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik heb er nog steeds moeite mee dat de minister zegt "ja, sinds 1960
...". De wereld is echt ontzettend veranderd. Deze wet verandert ook
echt heel veel. Alle ziekenhuizen worden nu verplicht om gegevens aan te
leveren. Het is niet zo dat een ziekenhuis kan zeggen "ik doe niet mee"
of dat de eigen arts zegt: jij hoeft ook niet mee te doen. Iedereen is
verplicht om mee te doen. Dat geeft onveiligheid voor mensen.
De voorzitter:
Uw vraag is?
Mevrouw De Korte (NSC):
De mogelijkheid moet steeds geboden worden dat mensen zeggenschap
hebben. Wat vindt de minister ervan dat zeggenschap ontnomen wordt?
Minister Agema:
Mevrouw De Korte heeft veel zorgen en ook angsten, maar datgene waarover
zij zorgen heeft, heeft nooit plaatsgevonden. De wet regelt wel een hoop
privacywaarborgen. Naast de pseudonimisering noem ik de functionaris en
ook NEN 7510 waaraan voldaan moet worden en de dataminimalisatie. Dus de
wet regelt juist heel erg veel rond de zorgen die mevrouw De Korte heeft
en maakt ook de upgrade naar deze tijd. In de loop van de tijd is er ook
meer mogelijk als het gaat om automatiseren en standaardiseren. Iedere
keer als we er klaar voor zijn, zullen we de volgende stap zetten.
Mevrouw De Korte (NSC):
Maar misschien zijn we er nu nog niet klaar voor om ziekenhuizen
verplicht te stellen om mee te doen met die kwaliteitsregistraties. Die
verplichting hoor ik niet van de minister. Dat is toch een essentieel
onderdeel van deze wet?
Minister Agema:
Er komt inderdaad een verplichting om deel te nemen aan de
kwaliteitsregistratie en ik denk dat dat heel erg goed is. Wat ik hier
eigenlijk ook te weinig hoor, is dat de kwaliteitsregistratie tot doel
heeft de patiëntenzorg te verbeteren. Het zijn de patiënten die hier
uiteindelijk baat bij hebben. De professionals kunnen zichzelf en hun
eigen prestaties afzetten tegen de landelijke benchmark en dan zien of
zij het beter doen of minder goed doen. Dat is uiteindelijk hartstikke
goed voor de patiënten. Het is belangrijk om dat nu te regelen, helemaal
omdat de wettelijke grondslag er sinds 2015 al niet meer is, en nu ook
de extra waarborgen voor de privacy te regelen. Dus eigenlijk wordt
mevrouw De Korte voor een heel groot deel op haar wenken bediend.
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met de beantwoording.
Minister Agema:
Mevrouw Tielen vroeg: is het pseudonimiseren van gegevens veilig genoeg?
Door het pseudonimiseren zijn gegevens niet meer direct herleidbaar naar
de patiënt. De sleutel blijft bovendien bij het ziekenhuis. Mensen die
kwaad willen met de gegevens kunnen dus niet zonder die sleutel.
In de financiële sector zijn een aantal waarborgen ingebouwd. Ook dat
wil niemand zomaar delen. Er zijn een aantal regels toegepast in de
bankensector zodat eventuele zwakheden naar voren komen. Is een
cybersimulatie en -rapportage ook in te voeren in de zorgsector? Kan de
minister dit uitleggen en toelichten? De bankenwereld is niet op alle
vlakken vergelijkbaar met de zorg. 20 banken is wel iets anders dan
50.000 zorgaanbieders. Maar veiligheid is natuurlijk wel bij beide heel
belangrijk. De zorgaanbieders zijn verantwoordelijk voor het op orde
hebben van de informatieveiligheid. Zij moeten hiervoor voldoen aan de
NEN-normen. Dat ondersteun ik op verschillende manieren. Ik verken de
mogelijkheden voor het periodiek uitvoeren van cyberweerbaarheidstoetsen
bij zorginstellingen. Ik ontwikkel praktische hulpmiddelen bij
implementatie van NEN-normen, die ik gratis beschikbaar stel. Ik
versterk het toezicht door de inspectie.
Mevrouw Tielen vroeg het volgende. Data worden weggehaald uit de VS naar
Europa. Kan de minister aangeven of er in Europa en in Nederland
voldoende ruimte is, of dat dit voor de gegevens waar we het nu over
hebben, helemaal niet van toepassing is? Als de minister vindt dat er
meer actie op moet komen, wat moet dat dan zijn? Het is inderdaad voor
dit wetsvoorstel niet van toepassing. Het gaat over data van
bijvoorbeeld de Nederlandse ziekenhuizen. Deze gegevens worden in
Nederland verwerkt.
Mevrouw Tielen zei: "Een opt-in en een opt-out leidt tot
balletje-balletje. De minister zou een brief sturen over hoe het zich
met de EHDS verhoudt". Zij vindt dat er te weinig in de brief staat. We
kunnen het op een later moment natuurlijk nog erover hebben. Het is een
brief van dertien pagina's. We gaan het er nog vaak over hebben, want we
zijn in volle gang met het onderzoeken hoe we het allemaal gaan
vormgeven. Ik wil ook vaart maken, omdat de tweede tranche van maart
2027 tot maart 2029 loopt en ik liever niet aan het einde, maar meer aan
het begin van de bandbreedte zit. Dat was het, want anders moet ik de
brief gaan citeren.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp had zorgen over commercieel gebruik van de
data. Hoe wordt bewaakt dat ze alleen voor kwaliteitsdoeleinden gebruikt
worden? Graag een heldere toelichting over hoe wordt voorkomen dat de
gegevens alsnog in commerciële analyses terechtkomen. Dit wetsvoorstel
biedt alleen een grondslag voor kwaliteitsregistratie om gegevens te
verwerken voor zover dit noodzakelijk is om de kwaliteit van zorg te
meten en te verbeteren. Voor andere doelen is er dus geen grondslag om
gegevens te mogen verwerken. Bovendien worden kwaliteitsregistraties
alleen in het register opgenomen als het doel, dus kwaliteit van zorg,
helder is omschreven. Opname in het register is ook slechts voor een
beperkte periode. Er is dus een duidelijke toets aan de voorkant.
Hoe denkt de minister over een opt-out voor het delen van bijzondere
persoonsgegevens? Ik denk dat we daar al een hoop over hebben
gezegd.
Wat is de appreciatie van de minister op het amendement dat door haar
eigen partij is ingediend? Daar hebben we het ook al over gehad.
Dan kom ik aan het einde van de vragen over opt-out en privacy.
De voorzitter:
Dan gaan we over naar het blokje "administratieve lasten".
Minister Agema:
Mevrouw De Korte vroeg: hoe zit het met de uitvoerbaarheid en de
regeldruk voor zorgorganisaties om gegevens aan te leveren? Haalbare en
werkbare kwaliteitsregistraties zijn nodig om de administratieve last te
verlagen. De haalbaarheid en werkbaarheid van kwaliteitsregistraties
zijn onderdeel van de toetsing door de inhoud-governancecommissie en de
data-governancecommissie. Er is namelijk draagvlak nodig bij de
zorgaanbieders en zorgverleners. Als een kwaliteitsregistratie niet
haalbaar of werkbaar is, of als de regeldruk te hoog is, dan is er geen
draagvlak bij de zorgverleners. De kwaliteitsregistratie zal dan niet
worden opgenomen in het register.
De minister wil de administratieve lasten halveren. Dat is haar ambitie,
maar om hoeveel extra administratieve lasten gaat het in dit
wetsvoorstel? Hoe rijmt de minister de toename met haar eigen ambitie en
wat gaat de minister doen om de administratieve lasten niet te laten
toenemen? Het halveren van de administratietijd is en blijft onveranderd
mijn ambitie. Dit wetsvoorstel bevat meerdere instrumenten om de
wildgroei aan kwaliteitsregistraties in te beperken. Het heeft daarmee
als doel de administratieve lasten te beperken. Ook de stappen die we
gaan zetten op het gebied van automatisering en standaardisering gaan
voor minder administratietijd zorgen.
Het aanleveren van kwaliteitsinformatie aan een kwaliteitsregistratie
zal altijd een bepaalde mate van administratie met zich meebrengen, maar
het leidt tot een hoger doel. Door het instellen van een register
verdwijnen de kwaliteitsregistraties die geen meerwaarde meer hebben. We
zien dat ongeveer een derde afvalt. Zorgaanbieders hoeven dus geen
gegevens meer aan te leveren aan de kwaliteitsregistraties die zijn
afgevallen. Daarnaast moet er draagvlak zijn voor een
kwaliteitsregistratie bij alle belanghebbenden, waaronder de
zorgaanbieders. Als een registratie te veel regeldruk veroorzaakt, is er
geen draagvlak en neemt het Zorginstituut de kwaliteitsregistratie niet
op in het register. Om tot een echte lastenvermindering voor
zorgaanbieders te komen, is echter voortgang nodig op eenmalig
registreren voor meervoudig gebruik. Het op orde brengen van de epd's is
daarvoor een harde voorwaarde.
De administratieve lastenverlichting moet concreet worden gemaakt. Welke
maatregelen zorgen ervoor dat zorgverleners niet nog meer tijd besteden?
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp stelde die vraag. Vermindering van
administratieve lasten is een belangrijke doelstelling van het
wetsvoorstel. Dat doen we via het instellen van een kwaliteitsregister.
Kwaliteitsregistraties die niet aan de criteria voldoen, worden niet
opgenomen. De criteria voor kwaliteitsregistraties wegens regeldruk
wegen mee, maar bij te veel regeldruk wordt niet voldaan aan de eis rond
bijvoorbeeld draagvlak. Het wetsvoorstel bevat de verplichting om
informatie gestandaardiseerd uit te vragen. Doordat wordt voorzien in
een grondslag voor het verwerken van persoonsgegevens hoeft geen aparte
toestemming meer te worden gevraagd.
De heer Van Dijk vroeg: leidt dit registratieregister daadwerkelijk tot
een vermindering van het aantal kwaliteitsstandaarden en dus tot minder
regeldruk? Ja. Zoals ik zojuist al zei, valt ongeveer een derde af.
Zoals de heer Van Dijk vaak hoort, is het vrijwel onmogelijk om regels
die ooit met alle goede bedoelingen in de zorg zijn ingevoerd weer te
schrappen. Ik interpreteer de vraag als: hoe gaan we stoppen met
registraties waaraan we lang hebben meegedaan? Het was een
uitdrukkelijke wens van de hoofdlijnakkoord- en MSZ-partijen om te komen
tot een governance voor kwaliteitsregistraties. Dat was een reden om de
administratieve lasten voor zorgaanbieders te beteugelen. Dit
wetsvoorstel is een onderdeel van die governance, maar er zijn ook
samenwerkingsafspraken gemaakt tussen de HLA- en MSZ-partijen, waarin is
afgesproken niet mee te doen met registraties waarvan nut en noodzaak
niet is bewezen. Juist die toetsing van kwaliteitsregistraties door het
Zorginstituut maakt het voor zorgaanbieders makkelijker om te stoppen
met niet-nuttige registraties. Ze hoeven immers niet zelf te oordelen
over nut en noodzaak van de kwaliteitsregistratie.
De voorzitter:
Was dat het einde van dit blokje?
Minister Agema:
Ja.
De voorzitter:
Dan gaan we nu over naar het blokje toetsing.
Minister Agema:
Mevrouw Tielen zei: "Op het gebied van de spoedeisende hulp is er
onduidelijkheid. Juist op het gebied van de acute zorg lijkt het heel
goed dat er kwaliteitsregistraties komen. Wat heeft NEED nodig om in het
register van kwaliteitsregistraties te worden opgenomen?" Ik begrijp dat
NEED voor de registratie een negatief advies van de
Inhouds-governancecommissie en de Data-governancecommissie heeft
ontvangen. Zij kunnen nu echter nog nergens terecht om de negatieve
advisering te laten toetsen, omdat het wetsvoorstel nog niet is
ingegaan. Met de inwerkingtreding van deze wet zorg ik juist voor een
zorgvuldige toelatingsprocedure, want dan zal het Zorginstituut
eigenstandig een besluit kunnen nemen om een kwaliteitsregistratie al
dan niet in het register voor kwaliteitsregistraties op te nemen. Het
Zorginstituut maakt bij de beoordeling gebruik van de adviezen van de
Inhouds-governancecommissie en de Data-governancecommissie.
Zodra de Wet kwaliteitsregistraties zorg in werking is getreden, kan
NEED formeel een aanvraag bij het Zorginstituut doen. Dat is het moment
waarop het Zorginstituut een oordeel kan geven over het proces van
toetsing bij de commissies. Mocht ook het Zorginstituut besluiten om een
kwaliteitsregistratie niet op te nemen in het register voor
kwaliteitsregistraties, dan is het mogelijk om daartegen in bezwaar en
in beroep te gaan. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet is
het Zorginstituut bereid een proeftoets uit te voeren, zodat NEED eerder
zekerheid heeft over het oordeel over de opname.
De voorzitter:
Dat was het blokje toetsing. Dan gaan we nu over naar de varia.
Minister Agema:
De heer Bushoff vroeg: wat vindt de minister van de amendementen over de
acute zorg? Het amendement op stuk nr. 20 gaat over de betrokkenheid van
gemeenten en de inspectie bij het sluiten van spoedeisende hulpen.
Burgemeesters en inwoners moeten inderdaad goed betrokken worden bij de
besluitvorming over de acute ziekenhuiszorg. Ook de taak van de
inspectie is belangrijk. Hoewel deze nieuwe taak voor de inspectie qua
uitvoering een aantal uitdagingen met zich zal meebrengen, snap ik de
wens om een onafhankelijke toets op de besluitvorming te
organiseren.
Het amendement op stuk nr. 21 gaat over de voorhang van de AMvB acute
zorg. Ik kan me voorstellen dat het parlement hecht aan invloed op een
eventuele wijziging van de AMvB acute zorg. Ik heb daar dan ook geen
problemen mee.
De voorzitter:
Dat betekent voor het amendement op stuk nr. 21: oordeel Kamer.
Minister Agema:
Ik ga dadelijk nog even alle amendementen langs, maar dat is inderdaad
zo, voorzitter.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 20 krijgt ook oordeel Kamer. Maar laten we
die twee amendementen gewoon even bij de amendementen doen, voordat er
verwarring ontstaat, want dat lijkt me niet goed.
Minister Agema:
Mevrouw De Korte vroeg: klopt het dat er nu al kwaliteitsregistraties
worden opgenomen in een voorwaardelijk register en aan welke voorwaarden
moeten zij voldoen? Het wetsvoorstel Kwaliteitsregistraties voorziet in
de mogelijkheid tot voorwaardelijke opname, om zo eventuele wachtlijsten
voor toetsing bij de inwerkingtreding van de wet te voorkomen. Omdat de
IGC en de DGC al een groot deel van de kwaliteitsregistraties hebben
getoetst, is de kans op wachtlijsten niet aanwezig. Zoals ik eerder al
zei in het interruptiedebat, is om die reden naar de
kwaliteitsregistraties gecommuniceerd dat van de mogelijkheid van
voorwaardelijke opname geen gebruik zal worden gemaakt.
Mevrouw Tielen wil dat betere zorg leidt tot betere bekostiging. "Wat
wil en kan de minister hieraan doen met deze wet?" Mijn streven is de
best passende zorg voor elke patiënt en daarvoor is onder meer goede
bekostiging belangrijk. Bekostiging in relatie tot de praktijk is
mogelijk op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg. Hierbij
worden kwaliteitsgegevens meegenomen. Binnen het Programma
Uitkomstgerichte Zorg wordt met veldpartijen onderzocht hoe
kwaliteitsgegevens van meerwaarde kunnen zijn voor bekostiging. En ook
wordt er in de praktijk geëxperimenteerd door zorgverzekeraars en
zorgaanbieders om kwaliteitsgegevens te gebruiken voor bekostiging. Het
wetsvoorstel bevordert de mogelijkheid voor zorgverleners om te leren en
te verbeteren, en ondersteunt daarmee deze ontwikkeling.
Mevrouw Tielen vindt dat de kwaliteit transparant moet zijn bij
patiënten en verwijzers. "Hoe staat het met eerdere moties die zij heeft
ingediend over kwaliteit, transparantie en onderzoek naar de kwaliteit
van leven bij geneesmiddelen?" In december is er een motie van het lid
Tielen aangenomen over het maken van een concreet plan hoe transparantie
van kwaliteit stap voor stap inzichtelijk wordt en hoe hiermee aan de
slag te gaan. Ik vind het belangrijk dat hierin grote stappen worden
gezet. Dit voorjaar informeer ik uw Kamer over het totaal van stappen
dat moet leiden tot meer transparantie over de kwaliteit van zorg voor
patiënten en verwijzers, zowel op de korte als de langere termijn.
Over de motie over onderzoek naar de kwaliteit van leven bij
geneesmiddelen kan ik u melden dat ik hier, zoals afgesproken met uw
Kamer, op inzet in de herziening van de Europese wetgeving voor
marktautorisatie van geneesmiddelen. Het huidige voorzitterschap hoopt
de onderhandelingen in mei af te ronden en daarna kan ik u vertellen
over de uitkomsten van de onderhandelingen.
Begrijp ik goed dat de evaluatie wordt meegenomen met de reeds geplande
evaluatie van de Wkkgz in 2029, vraagt de heer Van Dijk. "Is dit
inderdaad een logisch moment om te evalueren?" Voor een zinnige
evaluatie van dit wetsvoorstel zal een redelijke periode verstreken
moeten zijn om de effecten en de uitvoerbaarheid in kaart te kunnen
brengen. Een periode van drie tot vier jaar na de inwerkingtreding is
daarmee een logisch moment. Het is goed om dat samen te doen met de
evaluatie van de Wkkgz in 2029.
De heer Krul: hoe zit het als je onderzoek doet naar de eerste en tweede
lijn? "Zit deze wet daaraan in de weg?" Daaraan verandert deze wet
niets. Wetenschappelijk onderzoek met gegevens uit
kwaliteitsregistraties mag nu onder strenge voorwaarden en dat blijft
zo.
"Het Zorginstituut is bezorgd over juridische procedures, omdat het moet
toetsen aan een open norm. Waarom wordt er gewerkt met een open norm?"
Het Zorginstituut krijgt de nieuwe taak om kwaliteitsregistraties te
toetsen en dat is een toetsing op een open norm. Voor de open norm is
gekozen, omdat er altijd een afweging plaats moet vinden tussen nut en
noodzaak en administratieve lasten. Juridische procedures zijn uiteraard
niet uit te sluiten, maar ik heb er alle vertrouwen in dat het
Zorginstituut deze nieuwe taak goed kan uitvoeren.
"Wat vindt de minister van het amendement waarin wordt geregeld dat de
resultaten van kwaliteitsregistraties onderdeel uitmaken van goede
zorg?" Ik onderschrijf dat inzichten uit kwaliteitsregistraties over
zorg, uitvoering en praktijkvariatie van belang zijn om te kunnen leren
en te verbeteren. Ze zijn dus van belang voor de kwaliteit van zorg.
Idealiter landen inzichten van kwaliteitsregistraties dus ook in de
professionele kwaliteitsstandaarden. En die maken deel uit van goede
zorg. Ik heb dan ook geen probleem met het amendement.
De heer Krul: iedereen wil meer kwaliteit, maar wat is het begin en het
einde? "Zie ook een artikel in de Volkskrant over kwaliteitsverschillen
in ziekenhuizen." "Hoe kunnen kwaliteitsregistraties patiënten helpen
bij het kiezen van zorg?" Het openbaar maken van kwaliteitsinformatie
gaat via het proces van de Transparantiekalender. Deze informatie kan
worden vertaald naar keuze-informatie voor patiënten. De tripartite
partijen, dus de organisaties van zorgprofessionals, zorgaanbieders,
zorgverzekeraars en patiënten, bepalen wat openbaar wordt onder regie
van het Zorginstituut. Veel van deze verplicht aan te leveren
indicatoren zijn onderdeel van de kwaliteitsregistratie.
"Betekent dit ook een verplichting tot openbaarheid van registraties en
wat is precies de rol van de zorgverzekeraars?" "Kan het voorstel
bijdragen aan inkoop op basis van prijs en kwaliteit van zorg?" Positief
getoetste kwaliteitsregistraties worden openbaar via het register voor
kwaliteitsregistraties van het Zorginstituut. De gegevens die verzameld
worden op basis van het wetsvoorstel worden alleen gepseudonimiseerd
uitgewisseld tussen zorgaanbieders en kwaliteitsregistraties. Deze data
gaan niet naar de zorgverzekeraars.
De kwaliteitsregistraties maken verder rapportages openbaar over hun
bevindingen. Dat gebeurt op een geabstraheerd niveau en daardoor is het
niet te herleiden. Uitsluitend die openbare informatie kan door
verzekeraars worden gebruikt voor de inkoop. Daarnaast kunnen
verzekeraars gebruikmaken van de informatie die zorgaanbieders op basis
van de Transparantiekalender aan het Zorginstituut moeten aanleveren.
Dit wetsvoorstel verandert dus niets aan die bevoegdheid.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat heeft u een interruptie van …
Minister Agema:
Ik heb nog twee vragen van de heer Krul, zal ik die eerst nog even
doen?
De voorzitter:
Ja, prima. Daar is de heer Krul akkoord mee.
Minister Agema:
Hoever zijn IZA-partijen met het wegnemen van de knelpunten om te zorgen
dat elektronische gegevensuitwisseling de standaard wordt? In het IZA
zijn afspraken gemaakt over de uitwisseling van verschillende gegevens.
Het betreft op hoofdlijnen dezelfde uitwisselingen als in de Wegiz zijn
geprioriteerd. Aan die uitwisselingen wordt hard gewerkt. Het gaat onder
meer om de basisgegevens, de medicatieoverdracht en eOverdracht in de
vvt-sector. Na het zomerreces zal ik uw Kamer nader informeren over de
voortgang op deze trajecten.
Zorgverzekeraars dragen nu financieel bij aan de kwaliteitsregistraties
in het register. Dragen zorgverzekeraars ook bij aan de standaardisatie
van de gegevensuitwisseling? Ja. In het IZA Uitvoeringsakkoord
gegevensuitwisseling hebben partijen afspraken gemaakt om echt voortgang
te maken op eenmalig registreren en meervoudig gebruiken.
Zorgverzekeraars hebben het IZA medeondertekend.
De voorzitter:
Dat waren de vragen van de heer Krul. Zijn interruptie staat nog
steeds.
De heer Krul (CDA):
Ik vond het heel interessant om te horen dat de minister dit voorjaar
komt met een stappenplan richting de transparantie van de kwaliteit van
zorg. Wat ik haar zou willen meegeven of vragen is dit:
kwaliteitsregisters zouden ook inzicht kunnen geven in praktijkvariatie.
Ik ben benieuwd of daar in dat stappenplan ook ruimte voor is.
Minister Agema:
Doelt de heer Krul dan ook op zijn amendement en hoe hij dat daar …?
Want hij koppelt het nu aan de Transparantiekalender. Dat ik het goed
begrijp.
De voorzitter:
Meneer Krul, kunt u dat verhelderen?
De heer Krul (CDA):
Eigenlijk kaap ik gewoon de vraag van mevrouw Tielen. Ik ben gewoon heel
erg benieuwd naar het stappenplan dat er in het voorjaar aankomt. Daar
zijn we nu. Ik ben benieuwd of de kwaliteitsregisters daarin op enige
manier terugkomen. Dat hoeft niet per se zoals wij hebben
voorgesteld.
Minister Agema:
Ik ga uit van wel. Als het antwoord nee is, dan kom ik daarop terug.
De voorzitter:
Dan hebben we het blokje varia gehad en gaat u over op de
amendementen.
Minister Agema:
Ja. Even kijken. Het amendement op stuk nr. 14 over na twee jaar
evalueren. Ik heb zojuist ook in de beantwoording gezegd dat ik dat echt
te kort vind. Maar als mevrouw De Korte dat kan uitbreiden naar drie tot
negen jaar of 2029, dan kan ik het oordeel Kamer geven. Maar u moet een
wet wel even de tijd geven om zichzelf te bewijzen.
Mevrouw De Korte (NSC):
De minister zei zonet al dat de organisaties al bezig zijn met toetsen
en dat er al kwaliteitsregisters worden binnengehaald. Dat moet vrij
snel gaan. Wij denken dan toch dat na twee jaar al iets gezegd kan
worden over wat het effect is, juist om dan bij te kunnen sturen. Er
gebeurt immers nogal wat. Als we zeggen "dat doen we pas na drie jaar en
na zes jaar", dan vinden wij dat te lang. Vindt u het niet haalbaar of
hoe zit dat precies?
Minister Agema:
Nee, ik weet nog dat toen ik hier pas begon, we een evaluatiebepaling
hadden na vijf jaar. Toen werd het mode om het na drie jaar te doen. Ik
ga dat niet na twee jaar doen. Een wet moet in werking treden en moet
zich dan kunnen bewijzen. Ik zou willen voorstellen om aan te sluiten
bij de termijn van 2025 waar de heer Van Dijk om vroeg, want dan wordt
de Wkkgz sowieso geëvalueerd.
De voorzitter:
2029 denk ik.
Minister Agema:
2029. Sorry, 2029.
De voorzitter:
Tot slot op dit punt, mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
2029 is wel heel erg ver weg. Er zijn echt maar een beperkt aantal
dingen waarvan wij zeggen …
De voorzitter:
Mevrouw De Korte, maakt u uw punt.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik word buiten de microfoon om even gecorrigeerd door een collega dat
het dan drie jaar na inwerkingtreding is. Maar wij vragen in de
toelichting toch eigenlijk niet om een volledige evaluatie, maar echt
alleen op een specifiek aantal punten. Het gaat vooral om de toetsing
die heeft plaatsgevonden en wat dat dan voor effect heeft op
zorgorganisaties. Het is dus geen hele brede toetsing, maar een beperkte
toetsing. Dat zou voor ons heel erg wenselijk zijn.
Minister Agema:
Nee, dan is het ontraden. Maar als ze bereid is er 2029 van te maken,
heeft ze een aangenomen amendement.
De voorzitter:
Dan is het amendement op stuk nr. 14 ontraden. Dan het amendement op
stuk nr. 15.
Minister Agema:
Het amendement op stuk nr. 15 over de ministeriële regelingen voorhangen
wil ik oordeel Kamer geven.
Dan het amendement op stuk nr. 16. Daar hebben we het uitvoerig over
gehad.
Het amendement op stuk nr. 17, dat later nr. 25 is geworden: ja,
ontraden zolang ...
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 15 over de voorhang is: oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 16 van Claassen en De Korte over de opt-out
is ontraden, tenzij het wordt aangepast.
De heer Claassen (PVV):
De aanpassing die ik in de aanbieding heb, is dat ik ga vragen om het
amendement zo te wijzigen dat er ongeveer zal komen te staan dat het
amendement in werking gaat binnen één jaar na de inwerkingtreding van
deze wet.
De voorzitter:
Dat lijkt op koehandel.
Minister Agema:
Nee, maar dat is echt heel lastig, want dan zit je precies aan het
beginvak van de tweede tranche. Die loopt van maart '27 tot maart '29.
Het kan best zijn dat wij hier in de Kamer er gewoon wat langer over
gaan doen met elkaar. Wij gaan met z'n allen zo hard mogelijk lopen. Hoe
harder we met elkaar lopen, hoe eerder het is geregeld. Daarom zou het
me een lief ding waard zijn als de heer Claassen wat betreft de timing
aansluit bij de opt-out in de EHDS. Dan heeft hij ook een echt mooi
amendement binnengehaald.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 16 blijft ontraden. Het amendement op stuk
nr. 19.
Minister Agema:
Het amendement op stuk nr. 17 dat nr. 25 werd.
De voorzitter:
Oké. Dat is het amendement op stuk nr. 25 van Van Dijk en De Korte.
Minister Agema:
Daar hebben de heer Van Dijk en ik ook wat langer bij stilgestaan.
Ja.
De voorzitter:
Dat was in deze vorm ook ontraden.
Minister Agema:
Ja.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik zou daar inderdaad nog even op terugkomen. Ik ben er nog steeds van
overtuigd dat het amendement dat ik voorstel staatsrechtelijk de meest
zuivere route is en ook de beste waarborg biedt voor volwaardige
betrokkenheid van de Kamer, dus ik houd vast aan dit amendement.
De voorzitter:
Prima. Dan blijft het amendement op stuk nr. 25 ontraden.
Minister Agema:
Ja, maar dan blijft nog even het gaatje richting de Kamer dat ik dus wel
de bereidheid heb om het koninklijk besluit voor te hangen. Ik hoor u
dus nog wel daarover.
De voorzitter:
U heeft dat inderdaad aangegeven. Misschien dat iemand anders die
handschoen dan nog oppakt.
Minister Agema:
Ja. Het amendement op stuk nr. 19 van het CDA: oordeel Kamer.
Dan het amendement op stuk nr. 20 van de heer Krul, nee, van de heer
Bushoff …
De voorzitter:
Bushoff en Krul.
Minister Agema:
Oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 21: ook oordeel Kamer.
Het amendement op stuk nr. 22 over kwaliteitsregistraties door een
rechtspersoon zonder winstoogmerk. Ik ga even in mijn papieren kijken.
Oordeel Kamer. Ik ben het met de heer Bushoff eens dat de
kwaliteitsregistratie door een rechtspersoon zonder winstoogmerk moet
zijn. Ik vind het prima om dit op wetsniveau te regelen in plaats van in
een ministeriële regeling en daarom geef ik het amendement oordeel
Kamer.
Dan het amendement op stuk nr. 23, over bij AMvB regels kunnen stellen
over de kwaliteitsregistratie beschermen tegen buitenlandse actoren.
Natuurlijk wil ik dat ook oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Dan bent u rond, volgens mij.
Minister Agema:
Het amendement op stuk nr. 25 … Dat was nr. 17.
De voorzitter:
Ja, dat heeft u al van een oordeel voorzien. Dat was ontraden.
Dan zijn wij daarmee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de
minister.
Minister Agema:
Ik heb nog één opmerking, als u mij dat toestaat.
De voorzitter:
Ja, prima. Als er nog een nabrander is, kan dat.
Minister Agema:
Ten slotte heb ik in de richting van de heer Claassen nog de opmerking
dat in 2026 de opt-out in internetconsultatie gaat. Dat kan de heer
Claassen ook al duidelijkheid geven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee nu wel aan het einde gekomen van de
eerste termijn van de kant van het kabinet en gaan we over naar de
tweede termijn van de kant van de Kamer. Het w… Een tweede nabrander!
Dat is nieuw bij de commissie voor VWS.
Minister Agema:
Maar u bent ook heel vlot, voorzitter. Ik kan mevrouw De Korte een
invoeringstoets op grote lijnen toezeggen om bij te kunnen sturen over
twee jaar. Deze toezegging kan ik doen.
De voorzitter:
Dat gaat over het amendement op stuk nr. 14 van mevrouw De Korte. Dat is
nog steeds ontraden tenzij aangepast conform wat de minister aangeeft.
Maar zij zegt in ieder geval een invoeringstoets na een jaar toe,
begrijp ik. Twee jaar?
Minister Agema:
Ja.
De voorzitter:
Zij zegt een invoeringstoets na twee jaar toe. Dank u wel.
Dan is het woord nu aan de heer Bushoff van GroenLinks-PvdA.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Uiteraard dank voor de beantwoording van de
minister, geholpen door de ambtelijke ondersteuning.
Voorzitter. Ik ga het kort houden. Ik heb nog twee moties. Laten we
kijken wat de minister daarmee kan. Ik hoop op overnemen of oordeel
Kamer geven omdat ik denk dat we bij beide moties het doel in ieder
geval delen. De eerste motie gaat erover dat je graag wil dat heel
specifieke aandoeningen beter beschermd worden dan andere, omdat dat zo
kwetsbaar kan zijn. Daarover de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat bij kwaliteitsregistraties over zeldzame aandoeningen
het zou kunnen voorkomen dat de cliëntpopulatie zodanig klein is dat ook
na pseudonimisering gegevens herleidbaar blijven tot individuele
personen;
overwegende dat bij kwaliteitsregistraties van medisch-ethische
kwesties, zoals medisch-specialistische transgenderzorg, het nog
belangrijker is dat de gegevens niet herleidbaar zijn tot het
individu;
verzoekt de regering om de verwerkingsverantwoordelijke in deze gevallen
aanvullende technische en organisatorische maatregelen voor te
schrijven, aanvullend op het pseudonimiseren, die de bescherming van
persoonsgegevens van patiënten bevorderen, zodat datadeling altijd
verloopt via de best beschikbare techniek,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bushoff.
Zij krijgt nr. 26 (36278).
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dit dus met als doel om te voorzien in een extra waarborg juist voor dit
soort gegevens. Ik hoor graag wat de minister daarvan vindt.
Voorzitter. Dan de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het wetsvoorstel grondslagen biedt om bij ministeriële
regeling nadere voorschriften te stellen met betrekking tot de
verstrekking van gegevens door zorgaanbieders aan
kwaliteitsregistraties, waaronder op het gebied van beveiliging;
overwegende dat het van groot belang is dat de digitale veiligheid in de
zorg op orde is en dit de mogelijkheid biedt de databeveiliging aan de
hoogste standaarden te laten voldoen, zoals aan de NEN-normen over
informatiebeveiliging;
verzoekt de regering in de AMvB op te nemen dat voor de normen van
pseudonimiseren gebruik wordt gemaakt van de actueel meest
gezaghebbende, effectieve, technische en organisatorische maatregelen om
persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of enige andere vorm van
onrechtmatige verwerking, en dit tevens te controleren en in het
uiterste geval uiteraard ook te handhaven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bushoff.
Zij krijgt nr. 27 (36278).
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb hier nog een heel korte toelichting op. Het is
natuurlijk heel erg van belang om dit te beveiligen volgens de meest
strenge normen. Daarnaast lijkt het me ook wenselijk dat we kijken of
die dan wel worden nageleefd, omdat we weten dat het daar op dit moment
nog weleens aan schort in het zorgveld. Ik denk dus dat het zinvol is
dat we niet alleen de strengste normen opleggen, maar vervolgens ook af
en toe kijken of die wel worden nageleefd.
De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van de heer Krul.
De heer Krul (CDA):
Ik steek meteen de hand in eigen boezem, hoor, maar de commissie voor
VWS heeft er een beetje een handje van om bij elkaar te komen,
vervolgens heeft iedereen een inbreng waarin staat dat we minder
regeldruk willen en dan lopen we de zaal uit met meer regeldruk. Ik
begrijp echt wat de heer Bushoff zegt in zijn eerste motie, maar ik zou
ook willen voorkomen dat we nu weer iets compliceren wat al
gecompliceerd is. Dus zou de heer Bushoff kunnen uitleggen hoe zo'n
extra waarborg, of hoe hij dat ook precies heeft geformuleerd, op zo'n
manier zou kunnen dat we niet weer met extra regeldruk hier de deur uit
lopen?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Kort daarop heb ik drie dingen; ja, ik ga echt proberen om het kort te
houden.
Volgens mij heeft de minister in het verslag aangegeven dat zij in de
voorliggende wet een mogelijkheid ziet om in specifieke gevallen
aanvullende waarborgen in te zetten voor de beveiliging van kwetsbare
gegevens. Dus die mogelijkheid is er, als ik het me goed herinner. Ik
verzoek de minister dus eigenlijk met mijn motie om gebruik te maken van
die mogelijkheid die al geboden wordt in de gevallen die ik net noemde
in de motie. Ik denk dat dat — dan kom ik bij mijn laatste punt — niet
per se tot heel erg veel administratieve handelingen voor in ieder geval
zorgverleners gaat leiden. Het moet bij die gegevenswerkers natuurlijk
in veilige handen zijn. Ik denk dus dat de mogelijkheid al geboden wordt
en ik verzoek per motie om die mogelijkheid te gebruiken voor de groepen
die ik net noemde. Volgens mij komt dat op het bordje van de
gegevenswerkers en niet van de zorgverleners. Mocht ik ernaast zitten,
dan hoor ik dat graag nog van de minister en dan kijken we verder.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw De Korte van NSC.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Nou, we hebben weer een flink debat gehad over
een wet die impact heeft op patiënten en ziekenhuizen. Ziekenhuizen
worden verplicht om gegevens aan te leveren aan best veel
kwaliteitsregisters. We blijven steun geven aan het amendement van de
heer Claassen, dat wij mede hebben ingediend, voor de opt-out. De
concessie is dan een jaar na inwerkingtreding, maar als dat nu al
opgestart wordt, dan hebben mensen anderhalf jaar. Dat lijkt ons een
goede middenweg.
Dank dat u het amendement over de voorhang oordeel Kamer heeft
gegeven.
Dan de evaluatie. De minister kwam met een invoeringstoets na twee jaar.
We gaan er nog even over nadenken of dat een mooie tussenoplossing
is.
Ten slotte de beveiliging van data. Mijn voorganger had soortgelijke
moties. We wisten het niet van elkaar, maar misschien zijn ze ook mooi
aanvullend op elkaar. Het is de volgende.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, de
Wkkgz, grondslag gaat bieden voor het verwerken van patiëntgegevens door
de daartoe toegelaten landelijke organisaties;
overwegende dat landelijke databestanden met patiëntengegevens zeer
gevoelig zijn voor cybercriminaliteit en daarom de allerbeste
beveiliging behoeven;
overwegende dat experts aangeven dat voorafgaand aan het inrichten van
landelijke databestanden eisen gesteld moeten worden aan optimale
beveiliging;
overwegende dat het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) heeft
aangetoond dat recente ontwikkelingen op het gebied van
privacy-enhancing technologies (PET's) op grote schaal inzetbaar
zijn;
verzoekt de minister om aanvullend op de Wet kwaliteit, klachten en
geschillen zorg, de Wkkgz, in de ministeriële regeling op te nemen dat
landelijke datasets voor kwaliteitsregistraties en de overdracht van
data beveiligd dienen te worden tegen cybercriminaliteit en het risico
dat een individu herkenbaar is, het herleidbaarheidsrisico, en daarbij
indien mogelijk gebruikgemaakt wordt van de nieuwste technische
mogelijkheden voor privacybescherming zoals (secure) multi-party
computation, en verzoekt de minister de Kamer hierover zo spoedig
mogelijk te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Korte.
Zij krijgt nr. 28 (36287).
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we over naar de heer Claassen van de PVV.
De heer Claassen (PVV):
Voorzitter. Zoals de meeste mensen mij kennen, ben ik meestal op zoek
naar logica en ratio. En als de logica en ratio ontbreken — als
bijvoorbeeld een amendement eerst oordeel Kamer krijgt en het dan door
allerlei andere dingen ineens anders wordt, ontgaat mij de logica en
ratio — en er daarom vragen worden gesteld en geopperd wordt dat het
ontbreekt en dat het heel lastig is om te snappen wat de minister
bedoelt en de minister dat dan beoordeelt als een tirade, dan vind ik
dat jammer, want het is echt geen tirade. Het was bijna eigenlijk pure
onmacht om te proberen te snappen wat er gebeurt als een amendement
geapprecieerd wordt. Dus nee, zeker geen tirade. Als ik dat allemaal zo
goed gehoord heb, dan denk ik dat het voorstel "één jaar na
inwerkingtreding van de wet" een hele logische is. Immers, de minister
gaf aan: in 2026 is de internetconsultatie en dan gaat de tweede tranche
beginnen. Nou, dan hebben we de eerste tranche gehad. Ik zie dan echt
geen belemmeringen meer om als tegemoetkoming te zeggen: één jaar na
inwerkingtreding van de wet. Ik zou zeggen: een top-idee en doorpakken,
minister.
Daar zou ik het bij willen laten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Tielen van de VVD.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank u, voorzitter. Ik zal heel eerlijk zijn: ik zie weleens op tegen
debatten met minister Agema, omdat het dan een soort pingpongspel is
waarbij … Nee, dat hoef ik allemaal niet te zeggen. Vandaag vond ik het
een goed debat. Ik wil dan ook een compliment geven aan de minister. Zij
weet wat het doel is van de wet, kan het goed uitleggen, luistert naar
de Kamer, denkt mee. Volgens mij komen we zo ook echt ver. Ik moet dus
zeggen dat ik vanavond een plezierig debat had.
Ik heb wel nog een paar moties, die ik gewoon voor ga lezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de cyberdreiging toeneemt, ook in de zorgsector;
constaterende dat de cyberveiligheid in de financiële sector wordt
geborgd door gesimuleerde cyberaanvallen die door De Nederlandsche Bank
worden gecontroleerd, in lijn met de Europese Digital Operational
Resilience Act;
overwegende dat gesimuleerde cyberaanvallen ook in de zorgsector
bijdragen aan de cyberveiligheid van zorg en medische en
gezondheidsgegevens;
constaterende dat de wet kwaliteitsregistratie in artikel 11r, onderdeel
b, ruimte biedt voor een ministeriële regeling die een dergelijk
protocol voorschrijft;
verzoekt de regering om de lessen uit de financiële sector toe te passen
en gesimuleerde cyberaanvallen voor de zorg op te nemen in een
ministeriële regeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tielen en Bushoff.
Zij krijgt nr. 29 (36278).
Mevrouw Tielen (VVD):
Dan had ik een motie over de spoedzorg, maar ik vond de uitleg van de
minister eigenlijk best wel heel helder, dus die ga ik niet
indienen.
Ik heb nog wel een motie over de transparantie van kwaliteit.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de motie-Tielen (31765, nr. 894) is aangenomen waarin
de regering wordt verzocht om met een plan concreet te maken hoe en op
welke termijn transparantie van kwaliteit stap voor stap inzichtelijk
wordt;
overwegende dat ook kwaliteit-van-levendata een grotere rol moeten
spelen bij het samen beslissen over behandelingen, onder andere met dure
geneesmiddelen;
verzoekt de regering om bij de uitwerking van voornoemd stappenplan ook
kwaliteit-van-levendata mee te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Tielen en Krul.
Zij krijgt nr. 30 (36278).
Mevrouw Tielen (VVD):
En tot slot de motie over prestatiebekostiging. We hebben het daar even
kort over gehad. Ook in dit geval was ik positief over wat de minister
erover zei, maar ik dacht: ik neem het toch mee in een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Wet kwaliteitsregistraties zorg moet bijdragen aan
het verbeteren van de kwaliteit van zorg;
overwegende dat kwaliteitsregistraties ook kunnen bijdragen aan het
bekostigen van zorg op basis van uitkomsten, waaronder kwaliteit van
leven;
overwegende dat dergelijke bekostiging kan leiden tot passende zorg en
doelmatiger inzet van middelen;
verzoekt de regering om in de zorgakkoorden mee te nemen op welke manier
prestatiebekostiging op basis van kwaliteit bijdraagt aan passende
zorg,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Tielen.
Zij krijgt nr. 31 (36278).
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Rikkers-Oosterkamp van de
BBB.
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Wet kwaliteitsregistraties zorg mede beoogt om de
administratieve lasten voor zorgverleners te verlagen;
overwegende dat heldere, toetsbare doelen noodzakelijk zijn om
daadwerkelijk te kunnen beoordelen of administratieve lasten ook
daadwerkelijk afnemen;
verzoekt de regering om door het Zorginstituut het aantal uitgevraagde
kwaliteitsindicatoren jaarlijks in beeld te laten brengen en dit te
communiceren met de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rikkers-Oosterkamp.
Zij krijgt nr. 32 (36278).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het wetsvoorstel verwerking van medische gegevens
zonder toestemming mogelijk maakt voor kwaliteitsregistraties die zijn
opgenomen in het register van het Zorginstituut;
overwegende dat transparantie richting patiënten essentieel is voor
vertrouwen in de zorg en gegevensverwerking, ook als geen expliciete
toestemming wordt gevraagd;
overwegende dat veel patiënten niet vanzelf op de hoogte zullen zijn van
het bestaan van kwaliteitsregistraties, het doel ervan en de wijze
waarop hun gegevens worden beschermd;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat zorgaanbieders en het
Zorginstituut een toegankelijke en begrijpelijke communicatiestrategie
opstellen en uitvoeren richting patiënten zodra een
kwaliteitsregistratie wordt opgenomen in het register, waarbij ten
minste wordt toegelicht om welke registratie het gaat, welke gegevens
worden gebruikt, wat het doel is van de registratie en hoe de privacy
wordt gewaarborgd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rikkers-Oosterkamp.
Zij krijgt nr. 33 (36278).
Mevrouw Rikkers-Oosterkamp (BBB):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we over naar de laatste spreker van de kant van de
Kamer. Dat is de heer Krul van het CDA. Nee, hij laat de tweede termijn
aan zich voorbijgaan. Dan kijk ik even naar de minister om te zien
hoelang zij nodig denkt te hebben. Zij zegt dat ze tot 21.00 uur nodig
heeft, dus dat zijn tien minuten. Ik schors de vergadering tot 21.00
uur.
De vergadering wordt van 20.52 uur tot 21.01 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. We zijn toe aan de tweede termijn van de kant
van het kabinet. Er zijn een achttal moties die vragen om een
appreciatie. Het woord is aan de minister.
Minister Agema:
De motie op stuk nr. 26 is overbodig omdat ik het via de ministeriële
regeling organiseer. Ik ga het dus al doen.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Sorry, voorzitter. Ik sprak net buiten de microfoon. Dat moet ik niet
doen, dus daarom vraag ik via de microfoon: is de motie overbodig omdat
de minister gewoon gaat doen wat hier staat?
Minister Agema:
Ja. Ik ga dit via de ministeriële regeling regelen.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 27.
Minister Agema:
Die geef ik oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 28. Ik zie veel potentie in dit soort
technieken, die nu en in de toekomst gegevens van patiënten nog beter
kunnen beschermen. Technieken zoals multi-party computation kunnen nu
namelijk nog niet op grote schaal worden toegepast. Daarmee is de motie
nu niet uitvoerbaar. Maar zodra dat uitvoeringstechnisch wel kan, ga ik
dat natuurlijk in de ministeriële regeling verplichten. Maar ik moet de
motie nu ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 28 is ontraden. Mevrouw De Korte?
Mevrouw De Korte (NSC):
Misschien heeft de minister een oude versie van de motie, want ik heb
overleg gehad. Ik heb er "indien mogelijk gebruik te maken" tussen
gezet. Ik dacht: misschien is er toch een mogelijkheid om de motie
oordeel Kamer te geven.
De voorzitter:
U dacht dat dat zou helpen.
Minister Agema:
Laat me even kijken naar deze motie. Mevrouw De Korte heeft er "indien
mogelijk" tussen gezet. Mevrouw De Korte, ik ga het zo doen dat ik het
zo lees dat op het moment dat dat mogelijk is, ik het dán in de
ministeriële regeling ga verplichten. Dat betekent dus niet: nu. Volgens
mij zijn er nu namelijk drie umc's die dit kunnen en dit ook nog eens
extern laten organiseren. We zijn er dus nog lang niet. Maar ik ga het
tegen die tijd, als het kan, in de ministeriële regeling opnemen.
De voorzitter:
Kan mevrouw De Korte met die interpretatie leven? Als u met de
interpretatie van de minister kunt leven, dan is het oordeel Kamer. Dat
is het geval. Dan krijgt deze motie oordeel Kamer.
Minister Agema:
De motie op stuk nr. 29: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 30: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 31 van mevrouw Tielen is een hele lastige motie. De
teksten van de zorgakkoorden kan ik namelijk niet meer aanpassen. Als ik
de motie zo mag lezen dat prestatiebekostiging geen belemmering mag
vormen voor passende zorg, en al helemaal niet voor de kwaliteit, dan
zeg ik haar toe dat ik dit meeneem in de gesprekken met de sector. In
dat geval …
De voorzitter:
Kan mevrouw Tielen leven met die interpretatie?
Minister Agema:
… kan ik 'm overnemen.
De voorzitter:
O, overnemen. Heeft er iemand bezwaar tegen dat de motie op stuk nr. 31
wordt overgenomen? Dat moet ik altijd even vragen. Dat is niet het
geval.
De motie-Tielen (36278, nr. 31) is overgenomen.
Minister Agema:
De motie op stuk nr. 32: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 33: ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
De heer Bushoff voor zijn administratie.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ja, voor de administratie. Mijn eerste motie, op stuk nr. 26, was
eigenlijk overbodig omdat de minister zei dat te gaan doen per AMvB. Ik
trek de motie in als die overbodig is.
De voorzitter:
Omdat het toch al gebeurt, wordt de motie op stuk nr. 26 ingetrokken.
Dus dat is bereikt.
Aangezien de motie-Bushoff (36278, nr. 26) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Agema:
Mevrouw Tielen vroeg nog hoe het in z'n werk gaat als zo'n koninklijk
besluit wordt voorgehangen: wat kunnen we dan nog? Bij het voorhangen
wordt een koninklijk besluit in concept aan de Tweede en de Eerste Kamer
gestuurd. Dit gebeurt minimaal vier weken voordat het aan de koning
wordt voorgelegd. De Kamer kan dan vragen stellen, een debat houden,
moties en amendementen indienen, of stellen dat ze de uitbreiding niet
wil. U kunt dan uiteraard een gewijzigd amendement indienen.
De voorzitter:
Maar dat betekent wel dat er een amendement moet worden ingediend waarin
er een voorhang voor het koninklijk besluit wordt geregeld.
Minister Agema:
Ja.
De voorzitter:
Dat kan nog tot de stemmingen.
Minister Agema:
Daarbij wil ik ook nog aangeven — ik zei dit al in de richting van de
heer Van Dijk — dat dit kader straks toepasbaar is op alle sectoren.
De voorzitter:
Dat heeft u helder gemaakt in de beantwoording.
Minister Agema:
In de richting van de heer Claassen merk ik op dat ik hoop dat hij echt
wil aansluiten bij de inwerkingtreding van de opt-out en de EHDS. Hij is
bereid geweest om een jaar op te schuiven. Ik hoop echt dat hij daarbij
wil aansluiten, want dan heeft hij echt een mooi amendement voor iets
wat ik ook heel graag zou willen regelen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat is een handreiking. Dat betekent dat we daarmee gekomen zijn aan het
einde van deze tweede termijn van het kabinet en daarmee ook aan het
einde van het debat over de Wet kwaliteitsregistraties in de zorg.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
De stemmingen over de amendementen, al dan niet gewijzigd of nog
aangevuld, en over de moties vinden plaats op 13 mei aanstaande. Ik neem
aan dat als er nog nieuwe amendementen bij komen, er nog een appreciatie
van de minister in een brief gaat komen. Daar is dus nog even tijd voor.
Ik wens iedereen in ieder geval een fijn en nuttig meireces toe. Voor
degenen die eraan toe zijn: rust ook een beetje uit. Ik sluit de
vergadering.
Sluiting
Sluiting 21.06 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden
ontleend. |
---|