[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Fiche: Wijziging verordening kapitaalvereisten inzake transitiemaatregelen voor de nettostabielefinancieringsratio

Brief regering

Nummer: 2025D19391, datum: 2025-04-25, bijgewerkt: 2025-04-25 16:46, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z08492:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Fiche 3: Wijziging verordening kapitaalvereisten inzake transitiemaatregelen voor de nettostabielefinancieringsratio

  1. Algemene gegevens

  1. Titel voorstel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen wat betreft vereisten voor effectenfinancieringstransacties in het kader van de nettostabielefinancieringsratio.

  1. Datum ontvangst Commissiedocument

31 maart 2025

  1. Nr. Commissiedocument

COM(2025) 146

  1. EUR-lex

eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52025PC0146

  1. Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

SWD(2025) 77

  1. Behandelingstraject Raad

Economische en Financiële Raad

  1. Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Financiën

  1. Rechtsbasis

De rechtsbasis voor deze wijziging is artikel 114 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).

  1. Besluitvormingsprocedure Raad

Gekwalificeerde meerderheid

  1. Rol Europees Parlement

Medebeslissing

  1. Essentie voorstel

  1. Inhoud voorstel

    Dit voorstel betreft het permanent maken van transitiemaatregelen in artikel 510 van de verordening kapitaalvereisten1 (Verordening (EU) nr. 575/2013). Het gaat daarbij specifiek om de hoogte van enkele factoren die worden gebruikt voor de berekening van de nettostabielefinancieringsratio (hierna: NSFR), een liquiditeitseis in de verordening. De Europese Commissie stelt met de wijziging van de verordening voor om enkele van deze factoren voor de berekening van de NSFR gelijk te houden, in plaats van deze per 29 juni 2025 te verhogen zoals in de huidige verordening staat. Met deze wijziging zou de Europese wetgeving, net als andere jurisdicties zoals de VS en het VK, op dit gebied permanent afwijken van de internationale standaarden die zijn opgesteld door het Bazels comité. De Europese Commissie beoogt met het voorstel een internationaal gelijk speelveld voor banken te waarborgen en de goede werking van de financiële markten en kapitaalmarkten te beschermen, met name de goede werking van de obligatiemarkten.

    De verordening kapitaalvereisten (Capital Requirements Regulation) bevat maatregelen die voorschrijven hoeveel kapitaal en liquide middelen banken (en grote beleggingsondernemingen) aan moeten houden voor bepaalde typen risicovolle activiteiten. Banken lopen verschillende soorten risico’s, zoals kredietrisico, operationeel risico, marktrisico en liquiditeitsrisico. Het voorliggende adresseert het liquiditeitsrisico. Liquiditeitsrisico is het risico dat een financiële instelling in een stress scenario niet aan de betalingsverplichtingen kan voldoen omdat de hiervoor vereiste middelen niet op afdoende korte termijn voor een marktconforme prijs kunnen worden verkocht of aangekocht.2 Om dit risico af te dekken moeten banken zich houden aan de NSFR. De NSFR stelt dat de hoeveelheid beschikbare stabiele financiering van banken altijd groter moet zijn dan de hoeveelheid vereiste stabiele financiering, op basis van de verwachtingen over deze financiering voor het eerstvolgende jaar.3 De NSFR zorgt ervoor dat banken voor hun activiteiten niet overmatig afhankelijk zijn van niet-stabiele korte-termijn financiering. Daarbij waarborgt de NSFR dat voor langer lopende betalingsverplichtingen ook langer lopende, stabiele inkomsten- of financieringsbronnen beschikbaar zijn om aan deze verplichtingen te voldoen. Zo wordt een bovenmatige mismatch van de looptijden van activa en passiva en van financieringsverplichtingen en financieringsbronnen voorkomen. Voor de invoering en berekening van de NSFR zijn door het Bazels Comité internationale standaarden opgesteld.4 In deze standaarden wordt ook bepaald hoe stabiel bepaalde financieringsbronnen en financieringsverplichtingen zijn, en in hoeverre rekening moet worden gehouden met het wegvallen van deze financieringsbronnen of -verplichtingen voor de berekening van de NSFR. Voor de NSFR-berekening moeten financiële instellingen ten eerste de beschikbare hoeveelheid stabiele financiering (available amount of stable funding, ASF) bepalen.5 Ten tweede moeten ze de vereiste hoeveelheid stabiele financiering (required amount of stable funding, RSF) bepalen.6 Voor deze beschikbare en vereiste hoeveelheid stabiele financiering (ASF en RSF) is door het Bazels Comité per type activa bepaald in hoeverre dit een bron van stabiele financiering is of juist stabiele financiering vereist. Dit is vastgelegd in ASF- en RSF-factoren die van toepassing zijn bij de berekening van de ASF en RSF, in de vorm van een percentage tussen de 0% en 100%. Deze factoren staan per type activa beschreven in artikel 428 van de verordening kapitaalvereisten. Bij invoering van de NSFR is ervoor gekozen enkele RSF-factoren pas in juni 2025 vast te stellen op de niveaus van het Bazels Comité. Artikel 510 van de CRR bevat daarom de transitiebepaling dat deze RSF-factoren per 29 juni 2025 worden verhoogd tot niveaus die door het Bazels Comité zijn vastgesteld.7 De Europese Commissie wil met het voorliggende wijzigingsvoorstel voorkomen dat deze RSF-factoren per 29 juni verhoogd worden. Het gaat specifiek om de factoren voor de berekening van de vereiste stabiele financiering van effectenfinancieringstransacties8, waaronder zogeheten reverse repo’s.9 Waar het Bazelse NSFR-raamwerk kortlopende financieringstransacties tussen financiële instellingen niet als stabiel beschouwt, zijn kortlopende leningstransacties wel aan een RSF-factor onderworpen, afhankelijk van de kwaliteit van het onderpand. Deze asymmetrische behandeling is bedoeld om besmettingseffecten tussen instellingen tijdens liquiditeitsschokken te voorkomen en omdat een bepaalde mate van stabiele financiering nodig is om reverse repo’s te kunnen doorrollen. De reden voor de transitiebepaling is dat de Bazelse kalibratie als vrij conservatief werd gezien en omdat werd gevreesd voor negatieve effecten op de liquiditeit van geldmarkten en markten voor overheidsobligaties. De transitiemaatregel diende om banken voldoende tijd te geven zich aan te passen aan de Bazelse normen en om de eventuele effecten op de markt voor overheidsschuld af te zwakken. Met de voorgestelde aanpassing van de verordening kapitaalvereisten wil de Commissie de uitzonderingsbepaling voor deze factoren permanent maken, net als in andere jurisdicties zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk het geval is. Dit draagt bij aan een internationaal gelijk speelveld en aan de goede werking van financiële markten, specifiek de obligatiemarkten. De RSF-factoren worden voor deze typen activa dan definitief lager dan voorgeschreven in de standaarden van het Bazels Comité, indien dit voorstel wordt aangenomen.

  2. Impact assessment Commissie

Gelet op de gerichte en technische aard van het voorstel, heeft de Commissie ertoe besloten om geen Impact assessment op te stellen voor dit wetsvoorstel. Wel is er een zogenoemd Staff Working Document opgesteld. De Commissie heeft daarin alle beschikbare informatie verzameld zoals de analyse van de Europese Bankenautoriteit (EBA), discussies in het subcomité over de Europese staatsschuldmarkten, en de ‘call for evidence’ over de NSFR. Nederland heeft gereageerd op deze ‘call for evidence’ en de Kamer hierover geïnformeerd op 17 maart 2025.10 Naast deze beperkte ‘call for evidence’ heeft al een impact assessment plaatsgevonden bij de publicatie van het originele voorstel om de NSFR toe te voegen aan de prudentiële regelgeving voor banken en beleggingsondernemingen.11 Destijds gaven financiële instellingen al aan zich zorgen te maken over de hoogte van RSF-factoren voor effectenfinancieringstransacties, zoals reverse repo’s. Gelet op het detailniveau van het voorstel en de reeds beschikbare kennis via de call for evidence en eerdere Impact assessments, is het begrijpelijk dat er geen impact assessment heeft plaatsgevonden.

  1. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

  1. Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Nederland hecht waarde aan getrouwe implementatie van de standaarden van het Bazels Comité, omdat die standaarden bijdragen aan de stabiliteit van het wereldwijde financiële systeem. Nederland heeft echter ook aandacht voor bredere effecten op de werking van financiële markten, het concurrentievermogen van Europese financiële instellingen en een internationaal gelijk speelveld. Wanneer het concurrentievermogen van Europese financiële instellingen geschaad kan worden door implementatie van internationale standaarden die in belangrijke andere jurisdicties niet geïmplementeerd worden, vindt het kabinet het passend om maatregelen te treffen, al dan niet beperkt in omvang of in duur. Dit is zeker het geval als de afwijkende implementatie in andere jurisdicties ook als doel heeft om negatieve effecten op de werking van repo markten en markten voor overheidsobligaties te voorkomen. Goed functionerende financiële markten zijn immers van essentieel belang voor de economie, zowel in Nederland als internationaal. Ook in de recent met de Kamer gedeelde visie op de financiële sector van de minister van Financiën is aandacht voor het belang van het concurrentievermogen van Europese financiële instellingen ten opzichte van financiële instellingen buiten Europa.12 Daarnaast wordt in deze brief beschreven dat het onwenselijk is als de Nederlandse economie en samenleving afhankelijker worden van instellingen buiten Europa. De brief gaat tenslotte in op het belang van goed functionerende financiële markten, waar ook de obligatiemarkten en effectenfinancieringsmarkten een onderdeel van uitmaken.

  1. Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

    Het kabinet verwelkomt het voorstel van de Commissie en vindt het voorstel tot verlenging van de transitiemaatregelen passend met het oog op de goede werking van obligatiemarkten en een internationaal gelijk speelveld. Het is voor de goede werking van de Europese financiële markten van belang dat er voldoende vraag en aanbod is in de markt voor effectenfinancieringstransacties. Het liquiditeitsrisico van het onderpand dat bij dit type transacties wordt uitgeleend is beperkt. Het kabinet vindt dan ook dat de vereisten voor de aan te houden liquide middelen ter dekking van dit liquiditeitsrisico voldoende laag zijn. Mede gelet op het belang van een gelijk internationaal speelveld is het kabinet van mening dat het passend is om de factoren voor de vereiste stabiele financiering van bepaalde kort termijn financieringstransacties ook voorbij juni 2025 vast te stellen op de huidige niveaus. Met de voorgenomen wijziging in de verordening worden de RSF-factoren op gelijke hoogte gehouden met de RSF-factoren in andere jurisdicties die een belangrijke rol spelen op de financiële markten. In deze sterk geglobaliseerde en competitieve financiële markten zijn de (winst)marges van marktdeelnemers klein. Bij het uitblijven van deze aanpassing zou de concurrentiepositie van Europese financiële instellingen dan ook verslechteren, omdat andere jurisdicties deze lagere risicofactoren voor de berekening van de NSFR al permanent hebben gemaakt.13 Het kabinet hecht er daarnaast waarde aan dat de repo markten blijven bijdragen aan de goede werking van geld- en kapitaalmarkten, specifiek de markten voor staatsobligaties.14 Wel had het kabinet liever gezien dat het wetsvoorstel geen permanente verlenging van de transitiemaatregelen zou bevatten, maar een tijdelijke verlenging van bijvoorbeeld vijf á tien jaar, gekoppeld aan een nieuwe evaluatie. Met een lange, tijdelijke verlenging kan de EU signaleren op lange termijn te willen voldoen aan de Bazelstandaarden en kunnen Europese en internationale beleidsmakers een definitief besluit nemen nadat er meer informatie beschikbaar is over de weging tussen het functioneren van markten en liquiditeitsrisico’s voor individuele instellingen. Daarbij is het kabinet wel van mening dat het permanent maken van de transitiemaatregel de voorkeur heeft boven invoering van de hogere RSF-factoren, gezien het belang van een internationaal gelijk speelveld en de goede werking van financiële markten. Het kabinet zal zich tijdens de onderhandelingen inzetten voor een tijdelijke, maar voldoende lange verlenging van de transitiemaatregelen om zekerheid te geven aan marktpartijen. Het kabinet prefereert dit namelijk boven een permanente verlenging. Daarnaast is het kabinet van mening dat alleen deze beperkte en gerichte aanpassing van de verordening kapitaalvereisten moet worden aangepast met dit voorstel. Met het oog op het belang van financiële stabiliteit in de gehele Eurozone vindt het kabinet het onwenselijk als andere transitiemaatregelen in de verordening kapitaalvereisten een permanent karakter krijgen of verlengd worden. Het kabinet zal zich er dan ook voor inzetten dat deze beperkte aanpassing van de verordening wordt aangenomen zonder dat er andere transitiemaatregelen verlengd worden.

  2. Eerste inschatting van krachtenveld

De verwachting van het kabinet is dat een meerderheid van lidstaten in de Raad voorstander is van het wetsvoorstel van de Europese Commissie. De vraag die mogelijkerwijs de meeste discussie op zal roepen, is of de verlenging van de transitiemaatregelen permanent of tijdelijk van aard moet zijn. Van verschillende lidstaten heeft Nederland daarnaast vernomen dat deze lidstaten er voorstander van zijn om het voorstel zonder materiële wijzigingen door te voeren. Meerdere lidstaten hebben er in het verleden toe opgeroepen dat de Commissie op korte termijn met een wetsvoorstel moest komen omdat de transitiemaatregel eind juni afloopt en hogere RSF-factoren zonder wijzigingen automatisch van kracht worden. Over de positie van het Europees Parlement of leden van het Europees Parlement is nog niets bekend. De rapporteur in het Parlement is Jonás Fernández van de Fractie van de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten in het Europees Parlement (S&D). Het voorstel zal behandeld worden in de Commissie economische en monetaire zaken (ECON).

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

  1. Bevoegdheid

Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken. Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid voor het voorstel is positief. De rechtsbasis voor deze wijziging van de verordening kapitaalvereisten is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Dit artikel maakt maatregelen mogelijk ter bevordering van de werking van de interne markt en is eveneens de rechtsbasis van de te wijzigen verordening kapitaalvereisten. Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde rechtsgrondslag omdat deze wetswijziging de werking van de interne markt, specifiek de obligatiemarkt en de markt voor korte termijn financieringstransacties, versterkt. Op het terrein van de interne markt heeft de EU een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid (artikel 4, lid 2, sub a, VWEU).

  1. Subsidiariteit

    Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het subsidiariteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief. De wijziging van de verordening heeft tot doel om bij te dragen aan het goed functioneren van de interne markt, specifiek de financiële markten voor korte termijn financieringstransacties en de obligatiemarkten. Gezien de sterk geglobaliseerde aard van deze markten kunnen maatregelen onvoldoende door lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Een EU-aanpak is daarom nodig. Door optreden op EU-niveau wordt een Europees gelijk speelveld voor marktpartijen die actief zijn op obligatiemarkten en voor korte termijn financieringstransacties gewaarborgd. Bovendien kan een wijziging van bestaande EU-regelgeving slechts op EU-niveau plaatsvinden. Om die redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.

  2. Proportionaliteit

    Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel). Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De wijziging van de verordening heeft tot doel om een internationaal gelijk speelveld te behouden en de markten voor kortetermijnfinanciering en obligaties beter te laten functioneren. Het voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat dit optreden gericht bijdraagt aan de verlenging van een transitiemaatregel die af zou lopen indien er niet op EU-niveau wordt opgetreden. Bovendien gaat het voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat andere transitiemaatregelen in de verordening kapitaalvereisten niet worden verlengd en buiten beschouwing blijven.

5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

  1. Consequenties EU-begroting

Het voorstel heeft naar verwachting geen financiële consequenties voor de EU-begroting. Indien het voorstel wel gevolgen zou hebben voor de EU-begroting, is het kabinet van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële

kaders van het MFK 2021-2027, en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Ook wil het kabinet niet vooruitlopen op de integrale afweging van middelen na 2027.

  1. Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/ of medeoverheden

Het voorstel heeft naar verwachting geen financiële gevolgen voor de Rijksbegroting. Mochten er uiteindelijk toch budgettaire consequenties blijken te zijn, dan worden deze ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

  1. Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger:

zijn er regeldrukgevolgen voor het bedrijfsleven en burgers?

Omdat het voorstel een voortzetting van de huidige regelgeving betreft, zijn er naar verwachting geen financiële consequenties en is er geen additionele regeldruk voor het bedrijfsleven of burgers. De Commissie verwacht juist dat het voorstel negatieve financiële consequenties voorkomt voor banken die actief zijn in de markt voor effectenfinancieringstransacties (specifiek reverse repo’s). Met dit voorstel wordt namelijk voorkomen dat deze instellingen meer liquide middelen aan moeten houden voor dit type transacties.

  1. Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

De Commissie voorziet dat het voorstel voorkomt dat het aflopen van de transitiemaatregelen negatieve gevolgen heeft op het concurrentievermogen van de EU en van Europese financiële instellingen. Eén van de argumenten die de Commissie aandraagt voor het voorstel – en die wordt gesteund door het kabinet – is dat het uitblijven van dit wetsvoorstel de concurrentiepositie van Europese financiële instellingen ten opzichte van niet-Europese financiële instellingen benadeelt.15 In deze sterk geglobaliseerde en competitieve financiële markten zijn de (winst)marges van marktdeelnemers klein. Bij het uitblijven van deze aanpassing zou de concurrentiepositie van Europese financiële instellingen dan ook verslechteren, omdat andere jurisdicties deze lagere risicofactoren voor de berekening van de NSFR al permanent hebben gemaakt. Met dit wetsvoorstel waarborgt de Europese Commissie voor de markt van reverse repo’s zoveel mogelijk een internationaal gelijk speelveld. Daarmee draagt dit voorstel ook bij aan de goede werking van Europese obligatiemarkten en een rol voor Europese financiële instellingen op deze markten. Het kabinet acht het onwenselijk als Europese financiële instellingen in mindere mate concurrerend zijn op deze (deel)markten en staat daarom welwillend tegenover dit voorstel van de Europese Commissie.

6. Implicaties juridisch

  1. Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

De verordening is rechtstreeks van toepassing in de lidstaten en hoeft daarom niet te worden omgezet in nationaal recht. Het voorstel heeft geen gevolgen voor de lex silencio positivo.

  1. Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel bevat geen nieuwe gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.

  1. Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

De inwerkingtreding van de verordening wordt voorzien op de dag na de officiële publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie. De verordening is vanaf 29 juni 2025 van toepassing in de lidstaten, wat de dag is waarop de tijdelijke maatregelen rondom de NSFR zouden verlopen.

  1. Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Artikel 510, zesde lid, van de verordening kapitaalvereisten bevat al een rapportageverplichting voor EBA. Deze rapportageverplichting wordt aangepast waardoor de EBA uiterlijk 31 januari 2029 een nieuw rapport moet opstellen over de mondiale ontwikkelingen, de NSFR en de aangepaste RSF-factoren. Artikel 510, zevende lid, van de verordening kapitaalvereisten bevat ook een bepaling die de Commissie opdraagt, indien passend en rekening houdend met het in lid 6 bedoelde rapport van EBA, met een wetgevingsvoorstel te komen. Dit lid moet worden aangepast in plaats van verwijderd indien de uitzondering wordt verlengd in plaats van permanent wordt.

  1. Constitutionele toets

Niet van toepassing.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Met het voorstel worden huidige verplichtingen in de uitvoering en/of handhaving niet gewijzigd. Er worden daarom geen problemen met betrekking tot de uitvoerbaarheid en handhaving voorzien. De verwachting is dan ook dat dit voorstel geen financiële of personele gevolgen heeft voor De Nederlandsche Bank en/of het Eurosysteem.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Het voorstel zal naar verwachting van het kabinet geen gevolgen hebben voor (de belangen van) ontwikkelingslanden.


  1. Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012.↩︎

  2. Liquiditeitsrisico’s kunnen ontstaan als de middelen zijn geïnvesteerd in illiquide activa, zoals bedrijfsleningen of woninghypotheken, of doordat financieringsbronnen in een stress scenario wegvallen.↩︎

  3. Beschikbare stabiele financiering (ASF) omvat alle activa, gewogen voor de mate van illiquiditeit middels een ASF-factor tussen 0% en 100%. Alle vereiste stabiele financiering (RSF) wordt gewogen voor de stabiliteit van deze verplichting middels een RSF-factor tussen 0% en 100%. NSFR stelt: ASF/RSF ≥ 100%↩︎

  4. Het Bazels Comité stelt internationale standaarden vast voor bankenregelgeving. In de EU worden deze standaarden geïmplementeerd in de verordening en richtlijn kapitaalvereisten om ze geldig te laten zijn.↩︎

  5. Dit is een berekening van de liquide middelen die de financiële instelling beschikbaar verwacht te hebben in het aankomende jaar, gewogen naar de liquiditeit en voorspelbaarheid van deze beschikbaarheid.↩︎

  6. Dit is de berekening van de verwachte betalingsverplichtingen van een financiële instelling in het aankomende jaar, gewogen naar de stabiliteit en voorspelbaarheid van deze verplichting.↩︎

  7. Verordening (EU) nr. 2019/876, artikel 510, lid 8.↩︎

  8. Effectenfinancieringstransacties zijn met name transacties tussen financiële instellingen met een korte looptijd, waarbij geld wordt uitgeleend of ingeleend in ruil voor activa als onderpand.↩︎

  9. Een repo (repurchase agreement) is een lening met een korte looptijd waarbij partij A aan partij B onderpand beschikbaar stelt in ruil voor cash. Aan het einde van de looptijd koopt partij A het onderpand terug van partij B tegen een vooraf bepaald rentetarief. Voor partij A is in dit voorbeeld sprake van repo (onderpand wordt uitgeleend, geld wordt ingeleend). Voor partij B is in dit voorbeeld sprake van een reverse repo (geld wordt uitgeleend, onderpand wordt ingeleend).↩︎

  10. Kamerstukken II, 2024/25, 21501-07, nr. GZ.↩︎

  11. Zie SWD(2016) 377.↩︎

  12. Kamerstukken II, 2024/25, 32 013, nr. 302.↩︎

  13. Het staff working document laat zien dat belangrijke andere jurisdicties, zoals de VS, het VK, Japan en Zwitserland, de NSFR-standaard niet conform de Bazelstandaard geïmplementeerd hebben voor effectenfinancieringstransacties, maar de in de EU geldende tijdelijke verlaagde factoren permanent hanteren. Hierdoor kan het wel laten ingaan van deze standaard nadelige gevolgen voor de Europese markten hebben en tot een ongelijk speelveld leiden. Een toename van de RSF-factoren zou, bij het uitblijven van dit wetsvoorstel, de NSFR van Europese banken gemiddeld met 1,2 procentpunt verlagen. Hoewel banken veelal ruim boven de vereiste 100% zitten voor de NSFR, zou de infasering van de hogere RSF-factor de cumulatieve lange termijn vereiste financieringsvereiste doen stijgen met maximaal EUR 300 miljard (0,9% van de totale activa in de Europese bankensector). Grote, internationaal actieve banken zouden daar meer impact van ondervinden dan kleinere banken. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat banken buiten de Europese Unie die actief zijn in de EU hun activiteiten dusdanig herstructureren dat zij niet onder de hogere RSF-factoren vallen.↩︎

  14. In het begeleidende Staff Working Document beschrijft de Europese Commissie het belang van effectenfinancieringstransacties voor de verbinding tussen geldmarkten (activa met een looptijd tot één jaar) en kapitaalmarkten (activa met een looptijd vanaf één jaar). Als een verlenging van de transitiemaatregelen uit zou blijven, kunnen verschillende markten voor financiering, waaronder de obligatiemarkten, duurder of minder liquide worden.↩︎

  15. Europese Commissie – Staff working document SWD(2025) 77, p. 14.↩︎