Besluit vervanging abonnementstarief Wmo 2015
Bijlage
Nummer: 2025D19395, datum: 2025-04-25, bijgewerkt: 2025-04-25 16:47, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Ontwerp Besluit vervanging abonnementstarief Wmo 2015 (2025D19393)
Preview document (š origineel)
Besluit van tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en het Besluit langdurige zorg in verband met de vervanging van het abonnementstarief door een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage (Besluit vervanging abonnementstarief Wmo 2015)
(KetenID WGK025415)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van [datum], nr. [nummer];
Gelet op de artikelen 2.1.4, vierde lid, 2.1.4a, tweede en vijfde lid, en 2.1.4b, vijfde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 3.2.5, eerste en tweede lid, van de Wet langdurige zorg;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van [datum], nr. [nummer]);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van [datum], nr. [nummer];
Hebben goedgevonden en verstaan:
ARTIKEL I
Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van belasting komt het tweede onderdeel te luiden:
20. in de overige gevallen: in dat jaar ingehouden loonbelasting, bedoeld in artikel 20 van de Wet op de loonbelasting 1964, vermeerderd met de in dat jaar ingehouden premie voor de volksverzekeringen, bedoeld in artikel 9 van de Wet financiering sociale verzekeringen;.
2. De begripsbepaling bijdrage vervalt.
3. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
- nihilstelling: nihilstelling als bedoeld in artikel 3.8, derde lid;
- onderbreking: periode van ten minste eenendertig opeenvolgende dagen of, indien dat korter is, een volledige kalendermaand waarin:
1o. de levering van een voorziening geheel is onderbroken, waarbij buiten beschouwing blijven de hulpmiddelen en woningaanpassingen waarvoor het CAK op grond van artikel 3.8c, vijfde lid, het totaalbedrag aan eigen bijdrage dat voor de maatwerkvoorziening bij de cliƫnt of de gehuwde cliƫnten tezamen in rekening is gebracht niet meer bijhoudt; en
2o. de cliƫnt verblijf als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering heeft of, wanneer geen sprake is van verblijf, aan de cliƫnt geen enkel concreet aanbod tot gehele of gedeeltelijke levering is gedaan;
- pauzering: tijdelijke stopzetting van de eigen bijdrage waarbij in verband met een onderbreking geen eigen bijdrage of een eigen bijdrage gelijk aan ā¬Ā 0 in rekening wordt gebracht;.
4. In de begripsomschrijving van peiljaar wordt āeen bijdrageā vervangen door āeen eigen bijdrageā.
B
Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:
Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen
C
Het opschrift van paragraaf 1 komt te luiden:
§1a. Algemeen
D
Artikel 3.1 komt te luiden:
Artikel 3.1
Dit hoofdstuk is van toepassing op eigen bijdragen voor algemene voorzieningen waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie en op eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen.
E
Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt āartikel 3.14, tweede lid, of artikel 3.16ā vervangen door āartikel 3.9, tweede lid, artikel 3.14, tweede lid, of artikel 3.16ā.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Een vastgestelde eigen bijdrage wordt niet herzien als gevolg van een wijziging van een bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, indien de herziening tot een hogere eigen bijdrage zou leiden.
F
Artikel 3.3 vervalt.
G
Artikel 3.4 wordt vernummerd tot artikel 3.3.
H
Artikel 3.3 (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ādit besluitā vervangen door ādit hoofdstukā, wordt āde bijdrage wordt vastgesteldā vervangen door āde eigen bijdrage al dan niet na herziening wordt vastgesteldā en wordt ābedoeld in artikel 3.18ā vervangen door ābedoeld in artikel 3.10a of 3.18ā.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De cliƫnt meldt aan het CAK, het college of een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, van de wet een wijziging van zijn burgerlijke staat als gevolg van het al dan niet voeren van een gezamenlijke huishouding of het al dan niet duurzaam gescheiden leven van de persoon met wie de cliƫnt gehuwd is, indien de wijziging van belang is voor de vaststelling of herziening van de eigen bijdrage.
3. Het derde lid vervalt.
I
De artikelen 3.5 en 3.6 worden vervangen door vijf artikelen, luidende:
Artikel 3.4 [meldplicht gemeenten]
1. Indien het CAK of een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, van de wet belast is met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage voor een voorziening, meldt het college aan het CAK of de instantie de datum waarop de levering van de voorziening aan een cliƫnt aanvangt of, indien een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget aan de cliƫnt wordt verstrekt, de datum waarop het budget volgens beschikking ingaat dan wel de datum waarop de cliƫnt met een maatwerkvoorziening de leeftijd van achttien jaar bereikt. De melding wordt gedaan uiterlijk vier weken na deze datum. Aan het CAK meldt het college daarbij dat het een maatwerkvoorziening met beschermd wonen of een andere maatwerkvoorziening betreft. Aan het CAK of de instantie meldt het college daarbij tevens het bestaan van een grond voor een vrijstelling of ontheffing van de eigen bijdrage, indien de toepassing afhankelijk is van de melding door het college.
2. Het college meldt aan het CAK of de instantie de datum waarop een onderbreking aanvangt en eindigt, indien de onderbreking kan leiden tot een pauzering. De meldingen worden gedaan uiterlijk acht weken na de aanvang van de onderbreking en uiterlijk vier weken na de het einde van de onderbreking.
3. Het college meldt aan het CAK of de instantie de datum waarop er een grond ontstaat of vervalt voor het toepassen van een vrijstelling of ontheffing van de eigen bijdrage, indien de toepassing afhankelijk is van de melding door het college. De meldingen worden gedaan uiterlijk vier weken nadat het ontstaan of vervallen van de grond door het college is vastgesteld.
4. Het college meldt aan het CAK of de instantie de datum waarop de levering van de voorziening eindigt of, indien een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de datum waarop het budget volgens beschikking eindigt. De melding wordt gedaan uiterlijk vier weken na deze datum.
5. Het college verstrekt aan het CAK of de instantie desgevraagd binnen vier weken de gegevens, waaronder persoonsgegevens en gegevens over gezondheid, die van belang zijn voor de vaststelling of herziening en de inning van een eigen bijdrage, bij overschrijding van welke termijn het CAK of de instantie zich een oordeel kan vormen op basis van de beschikbare gegevens.
6. Indien een maatwerkvoorziening met beschermd wonen is toegekend door het college van een gemeente waarvan de cliƫnt geen ingezetene is stelt dat college het college van de gemeente waarvan de cliƫnt ingezetene is in kennis van een melding als bedoeld in het eerste, derde en vierde lid, welke kennisgeving wordt gedaan op de datum van de melding.
7. Indien een cliƫnt een maatwerkvoorziening met opvang is toegekend door het college van een gemeente waarvan de cliƫnt geen ingezetene is:
a. stelt dat college het college van de gemeente waarvan de cliƫnt ingezetene is in kennis van de datum waarop de levering van de voorziening aanvangt of het persoonsgebonden budget volgens beschikking ingaat en de datum waarop de levering van de voorziening eindigt of het persoonsgebonden budget volgens beschikking eindigt, welke kennisgeving wordt gedaan uiterlijk vier weken na die datum;
b. stelt dat college het CAK in kennis van het ontstaan of vervallen van een grond voor het toepassen van een vrijstelling indien de opvang in een kalendermaand gedurende twee of meer nachten aaneengesloten is geboden en de cliƫnt daarvoor een eigen bijdrage verschuldigd is, welke kennisgeving wordt gedaan uiterlijk vier weken na de datum waarop een besluit is genomen over de verschuldigdheid van de eigen bijdrage.
8. Bij ministeriƫle regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de gegevensverwerkingen, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, en kan worden geregeld dat het college op een daarbij te bepalen wijze de cliƫnt in kennis stelt van een melding of kennisgeving als bedoeld in het eerste tot en met zevende lid.
Artikel 3.4a [beslistermijn]
1. Het CAK of de instantie neemt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk acht weken na een melding als bedoeld in artikel 3.4, eerste tot en met vierde lid, een besluit over de vaststelling, al dan niet na herziening, van de eigen bijdrage.
2. Indien het college is belast met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage, neemt het college een besluit over de vaststelling van de eigen bijdrage zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twaalf weken na de datum waarop:
a. de levering van de voorziening aanvangt of het persoonsgebonden budget volgens beschikking ingaat;
b. een onderbreking na aanvang vier weken duurt of een onderbreking eindigt, indien de onderbreking leidt tot een pauzering;
c. er een grond ontstaat of vervalt voor het toepassen van een vrijstelling of ontheffing van de eigen bijdrage;
d. de levering van de voorziening eindigt of het persoonsgebonden budget volgens beschikking eindigt.
Artikel 3.5 [start en stop]
1. De eigen bijdrage voor een algemene voorziening waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie of voor een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang, al dan niet in de vorm van een persoonsgebonden budget, is verschuldigd:
a. indien op de eerste dag van een kalendermaand de levering van de voorziening aan de cliƫnt aanvangt, het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening van de cliƫnt volgens beschikking ingaat of de cliƫnt met een maatwerkvoorziening de leeftijd van achttien jaar bereikt: met ingang van die eerste dag, doch niet eerder dan de eerste dag van de derde kalendermaand voorafgaande aan de maand waarin de eigen bijdrage is vastgesteld;
b. indien na de eerste dag van een kalendermaand de levering van de voorziening aan de cliƫnt aanvangt, het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening van de cliƫnt volgens beschikking ingaat of de cliƫnt met een maatwerkvoorziening de leeftijd van achttien jaar bereikt: met ingang van de eerste dag van de daaropvolgende kalendermaand, doch niet eerder dan de eerste dag van de derde kalendermaand voorafgaande aan de maand waarin de eigen bijdrage is vastgesteld.
2. Ambtshalve of op aanvraag van de cliƫnt kan de termijn van drie kalendermaanden, bedoeld in het eerste lid, met een aantal kalendermaanden worden verkort of kan, in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, worden besloten dat de eigen bijdrage verschuldigd is met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin deze is vastgesteld, indien zich bijzondere of verzwarende omstandigheden voordoen voor de cliƫnt.
3. De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening met beschermd wonen of opvang, al dan niet in de vorm van een persoonsgebonden budget, is verschuldigd met ingang van de dag waarop het beschermd wonen of de opvang aanvangt of het persoonsgebonden budget volgens beschikking ingaat, doch niet eerder dan de eerste dag van de twaalfde kalendermaand voorafgaande aan de maand waarin de eigen bijdrage wordt vastgesteld.
4. Ambtshalve of op aanvraag van de cliƫnt kan de termijn van twaalf kalendermaanden, bedoeld in het derde lid, met een aantal kalendermaanden worden verkort of kan, in afwijking van het derde lid, worden besloten dat de eigen bijdrage verschuldigd is met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin deze is vastgesteld, indien:
a. de eigen bijdrage ten gevolge van een ernstige tekortkoming of vertraging in de daarvoor benodigde gegevensverwerkingen niet eerder kon worden vastgesteld;
b. deze tekortkoming of vertraging niet aan de cliƫnt te wijten is; en
c. zich bijzondere of verzwarende omstandigheden voordoen voor de cliƫnt.
5. Een pauzering van de eigen bijdrage voor een algemene voorziening met een duurzame hulpverleningsrelatie of een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang geldt:
a. indien op de eerste dag van een kalendermaand de onderbreking aanvangt: gedurende de periode met ingang van die eerste dag tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin de onderbreking van de voorziening eindigt;
b. indien na de eerste dag van een kalendermaand de onderbreking aanvangt: gedurende de periode met ingang van de eerste dag van de daaropvolgende kalendermaand tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin de onderbreking van de voorziening eindigt.
6. Een vrijstelling, ontheffing of nihilstelling van de eigen bijdrage voor een algemene voorziening met een duurzame hulpverleningsrelatie of een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang geldt met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de vrijstelling, ontheffing of nihilstelling van toepassing is tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin de vrijstelling, ontheffing of nihilstelling niet meer van toepassing is.
7. Een vrijstelling of ontheffing van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening met beschermd wonen of opvang geldt met ingang van de dag waarop de vrijstelling of ontheffing van toepassing is tot de dag waarop de vrijstelling of ontheffing niet meer van toepassing is.
8. De eigen bijdrage voor een algemene voorziening met een duurzame hulpverleningsrelatie of een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang is verschuldigd tot de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin de levering van de voorziening eindigt of het persoonsgebonden budget volgens beschikking eindigt.
9. De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening met beschermd wonen of opvang is verschuldigd tot de dag waarop het beschermd wonen of de opvang eindigt of het persoonsgebonden budget volgens beschikking eindigt.
Artikel 3.6 [herziening]
1. Indien feiten of omstandigheden aanleiding geven tot een wijziging van de door het CAK, het college of de instantie vastgestelde eigen bijdrage, wordt de vaststelling van de eigen bijdrage zo spoedig mogelijk herzien, doch uiterlijk acht weken nadat respectievelijk het CAK, het college of de instantie op de hoogte is gekomen van die feiten of omstandigheden.
2. De herziene eigen bijdrage geldt:
a. indien het een jaarlijkse berekening voor een nieuw kalenderjaar betreft: gedurende de periode van de eerste dag van januari tot en met de eenendertigste dag van de maand december van het desbetreffende kalenderjaar;
b. indien het een definitieve vaststelling als bedoeld in artikel 3.9, vierde lid, 3.13, vierde lid, of 3.14, vierde lid, betreft: met ingang van de dag waarop de op basis van het voorlopig vastgestelde bijdrageplichtig inkomen berekende eigen bijdrage verschuldigd was;
c. indien het een pauzering van de eigen bijdrage voor een algemene voorziening met een duurzame hulpverleningsrelatie of een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang betreft: met ingang van de dag waarop de periode, bedoeld in artikel 3.5, vijfde lid, aanvangt en vervolgens met ingang van de dag waarop die periode eindigt;
d. indien het een vrijstelling, ontheffing of nihilstelling van de eigen bijdrage voor een algemene voorziening met een duurzame hulpverleningsrelatie of een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang betreft: met ingang van de dag, bedoeld in artikel 3.5, zesde lid, waarop deze van toepassing is tot de dag, bedoeld in artikel 3.5, zesde lid, waarop deze niet meer van toepassing is;
e. indien het een vrijstelling of ontheffing van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening met beschermd wonen of opvang betreft: met ingang van de dag, bedoeld in artikel 3.5, zevende lid, waarop deze van toepassing is tot de dag, bedoeld in artikel 3.5, zevende lid, waarop deze niet meer van toepassing is;
f. indien het een beƫindiging van de eigen bijdrage voor een algemene voorziening met een duurzame hulpverleningsrelatie of een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang betreft: met ingang van de dag, bedoeld in artikel 3.5, achtste lid;
g. indien het een beƫindiging van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening met beschermd wonen of opvang betreft: met ingang van de dag, bedoeld in artikel 3.5, negende lid;
h. indien het een andere herziening betreft:
1o. van een eigen bijdrage voor een algemene voorziening waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie of voor een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang:
- indien de feiten of omstandigheden zich voordoen of hebben voorgedaan op de eerste dag van een kalendermaand: met ingang van die eerste dag;
- indien de feiten of omstandigheden zich voordoen of hebben voorgedaan na de eerste dag van een kalendermaand: met ingang van de eerste dag van de daaropvolgende kalendermaand;
2o. van een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening met beschermd wonen of opvang: met ingang van de dag waarop de feiten of omstandigheden zich voordoen of hebben voorgedaan.
3. Onverminderd artikel 3.5, eerste tot en met vierde lid, is de herziene eigen bijdrage verschuldigd over ten hoogste zesendertig kalendermaanden voor de maand waarin de herziene bijdrage is vastgesteld.
4. Ambtshalve of op aanvraag van de cliƫnt:
a. kan de periode, bedoeld in het derde lid, worden verkort tot drie kalendermaanden voor een eigen bijdrage voor een algemene voorziening waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie of voor een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang en tot twaalf kalendermaanden voor een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening met beschermd wonen of opvang, indien:
1o. de herziening leidt tot een hogere eigen bijdrage;
2o. de herziene eigen bijdrage ten gevolge van een ernstige tekortkoming of vertraging in de daarvoor benodigde gegevensverwerkingen niet eerder kon worden vastgesteld; en
3o. deze tekortkoming of vertraging niet aan de cliƫnt te wijten is;
b. kan de periode, bedoeld in het derde lid, worden verkort tot minder kalendermaanden dan voortvloeit uit toepassing van onderdeel a of kan, in afwijking van het derde lid, worden besloten dat de eigen bijdrage verschuldigd is met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin deze is vastgesteld, indien zich bovendien bijzondere of verzwarende omstandigheden voordoen voor de cliƫnt.
5. De periode, bedoeld in het derde lid, kan ambtshalve of op aanvraag van de cliƫnt met een aantal kalendermaanden worden verlengd, indien:
a. de herziening leidt tot een lagere eigen bijdrage;
b. de herziene eigen bijdrage ten gevolge van een ernstige tekortkoming of vertraging in de daarvoor benodigde gegevensverwerkingen niet eerder kon worden vastgesteld; en
c. deze tekortkoming of vertraging niet aan de cliƫnt te wijten is.
6. Een aanvraag als bedoeld in het vijfde lid wordt gedaan uiterlijk vijf jaar nadat de cliƫnt op de hoogte is gekomen of kon zijn van de feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot herziening van de eigen bijdrage.
Artikel 3.6a [inning en betaling]
1. De eigen bijdrage wordt maandelijks geĆÆnd.
2. De cliƫnt betaalt de eigen bijdrage binnen dertig dagen nadat de eigen bijdrage voor de kalendermaand waarvoor deze verschuldigd is aan de cliƫnt in rekening is gebracht dan wel binnen een daarbij bepaalde langere termijn.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt een eigen bijdrage die verschuldigd is over een of meer kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin de eigen bijdrage of de herziene eigen bijdrage wordt vastgesteld, in een keer geïnd en betaalt de cliënt de eigen bijdrage binnen dertig dagen nadat deze in rekening is gebracht dan wel binnen een daarbij bepaalde langere termijn.
4. Het CAK is bevoegd tot verrekening van vorderingen met betrekking tot de eigen bijdrage op of van de cliƫnt met andere vorderingen van of op de cliƫnt op grond van de wet of de Wet langdurige zorg.
5. Het college of een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, van de wet, is bevoegd tot verrekening van vorderingen op of van de cliĆ«nt met andere vorderingen van of op de cliĆ«nt op grond van de wet of, tenzij de cliĆ«nt de thuissituatie heeft verlaten in verband met risicoās voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, de Participatiewet.
6. Een herziene eigen bijdrage wordt zoveel mogelijk verrekend met de eerder vastgestelde eigen bijdrage.
7. Het CAK, het college of de instantie kan de cliƫnt een betalingsregeling aanbieden.
J
Artikel 3.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt āgenoemd in de 3.9, tweede en vierde lid, 3.11, tweede lid, 3.12, derde lid, en artikel 3.14, tweede en vierde lid,ā vervangen door āgenoemd in de artikelen 3.9, tweede en vierde lid, 3.11, tweede lid, 3.12, derde lid, en artikel 3.14, tweede en vierde lid, de minimumbedragen, genoemd in artikel 3.8, eerste lid, onderdelen a, b, c en d, en het bedrag, genoemd in artikel 3.8, tweede lid,ā.
2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Bij ministeriƫle regeling worden de bedragen, genoemd in 3.8, eerste lid, jaarlijks gewijzigd aan de hand van de ontwikkelingen van:
a. voor een ongehuwde cliƫnt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt: het bruto-ouderdomspensioen per maand voor de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet, en de bruto-vakantie-uitkering per maand, vastgesteld overeenkomstig artikel 29, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van die wet;
b. voor een ongehuwde cliƫnt die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt: het inkomen per dag, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, eerste subonderdeel, van de Toeslagenwet en de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van die wet;
c. voor de gehuwde cliƫnt of de gehuwde cliƫnten tezamen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt: het bruto-ouderdomspensioen per maand voor de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet, en de bruto-vakantie-uitkering per maand, vastgesteld overeenkomstig artikel 29, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van die wet;
d. voor de gehuwde cliƫnt of de gehuwde cliƫnten tezamen van wie ten minste ƩƩn van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt: het inkomen per dag, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Toeslagenwet en de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van die wet.
K
Na paragraaf 1a (nieuw) wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§1b. Eigen bijdragen voor algemene voorzieningen waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie
Artikel 3.7a [samenloop]
1. Een vrijstelling van de eigen bijdrage voor een algemene voorziening waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie is van toepassing indien de cliƫnt of, indien hij een echtgenoot heeft, zijn echtgenoot:
a. een maatwerkvoorziening is toegekend en ten behoeve van de vaststelling van de verschuldigdheid van de eigen bijdrage voor die maatwerkvoorziening is aangemeld bij het CAK;
b. een maatwerkvoorziening is toegekend die niet louter vervoer omvat en:
1o. ten behoeve van de vaststelling van de verschuldigdheid van de eigen bijdrage voor die maatwerkvoorziening is aangemeld bij een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, van de wet; of
2o. de verschuldigdheid van de eigen bijdrage voor die maatwerkvoorziening wordt vastgesteld door een college;
c. volgens een indicatiebesluit als bedoeld in artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg recht heeft op zorg of overige diensten als bedoeld in artikel 3.1.1 van die wet.
2. De ongehuwde cliƫnt en de gehuwde cliƫnten zijn gelijktijdig voor niet meer dan ƩƩn algemene voorziening met een duurzame hulpverleningsrelatie een eigen bijdrage verschuldigd. Deze voorziening wordt door het college aangewezen en op de andere algemene voorzieningen met een duurzame hulpverleningsrelatie is een vrijstelling van toepassing.
Artikel 3.7b [pauze]
Bij een onderbreking van een algemene voorziening waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie is een pauzering van de eigen bijdrage van toepassing.
L
Het opschrift van paragraaf 2 komt te luiden:
§2. Eigen bijdragen voor een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang
M
Artikel 3.8 komt te luiden:
Artikel 3.8 [ivb, samenloop en vrijstellings- en ontheffingsgronden]
1. De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang bedraagt per maand:
a. voor een ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt ⬠[PM1 in prijspeil 2025: 23,60], met dien verstande dat dit minimumbedrag indien zijn bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9, meer bedraagt dan ⬠[PM2 135% sociaal minimum voor alleenstaande vanaf AOW-leeftijd: x.xxx,xx], wordt verhoogd met een twaalfde gedeelte van 10% van het verschil tussen dat inkomen en ⬠[PM2];
b. voor een ongehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt ⬠[PM1], met dien verstande dat dit minimumbedrag, indien zijn bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9, meer bedraagt dan ⬠[PM3 135% sociaal minimum voor alleenstaande beneden AOW-leeftijd: x.xxx,xx], wordt verhoogd met een twaalfde gedeelte van 10% van het verschil tussen dat inkomen en ⬠[PM3];
c. voor de gehuwde cliënt die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt of de gehuwde cliënten tezamen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt ⬠[PM1], met dien verstande dat dit minimumbedrag, indien het bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9, meer bedraagt dan ⬠[PM4 135% sociaal minimum voor gehuwden vanaf AOW-leeftijd: x.xxx,xx] wordt verhoogd met een twaalfde gedeelte van 10% van het verschil tussen dat inkomen en ⬠[PM4];
d. voor de gehuwde cliĆ«nt die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of de gehuwde cliĆ«nten tezamen van wie ten minste ƩƩn van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt ⬠[PM1], met dien verstande dat dit minimumbedrag, indien het bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9, meer bedraagt dan ā¬Ā [PM4 135% sociaal minimum voor gehuwden van wie ten minste een der partners beneden de AOW-leeftijd is: x.xxx,xx] wordt verhoogd met een twaalfde gedeelte van 10% van het verschil tussen dat inkomen en ⬠[PM4].
2. De eigen bijdrage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan ⬠[PM6 in prijspeil 2025: 328] per maand.
3. Bij verordening kan worden bepaald dat op de eigen bijdrage, bedoeld in het eerste lid, voor een of meer groepen cliƫnten als bedoeld in het eerste lid een nihilstelling van toepassing is, indien het bijdrageplichtig inkomen dan wel het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen lager is dan een bij die verordening te bepalen bedrag, welk bedrag per groep cliƫnten kan verschillen.
4. Een vrijstelling van de eigen bijdrage, bedoeld in het eerste lid, is van toepassing:
a. indien de cliƫnt of zijn echtgenoot een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening met beschermd wonen dan wel een eigen bijdrage als bedoeld in de artikelen 3.3.2.1 of 3.3.2.2 van het Besluit langdurige zorg verschuldigd is;
b. voor elke kalendermaand waarin de cliƫnt of zijn echtgenoot gedurende twee of meer nachten aaneengesloten een maatwerkvoorziening met opvang geleverd krijgt en daarvoor een eigen bijdrage verschuldigd is;
c. voor een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang die uitsluitend bestaat uit een rolstoel.
5. Een ontheffing van de eigen bijdrage, bedoeld in het eerste lid, is van toepassing indien het college van oordeel is dat:
a. na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of Veilig Thuis, de verschuldigdheid van de eigen bijdrage kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige door de ouder, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;
b. de cliƫnt onvoldoende betalingscapaciteit heeft;
c. de verschuldigdheid van de eigen bijdrage gelet op voortdurende of meervoudige problematiek van de cliƫnt nadelige gevolgen zou hebben voor de doelstellingen van een integrale dienstverlening of de veiligheid en leefbaarheid van zijn omgeving die niet opwegen tegen de belangen die met de verschuldigdheid van de eigen bijdrage is gediend;
d. een cliƫnt aan wie een maatwerkvoorziening bestaande uit een hulpmiddel of een woningaanpassing is geleverd voordat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, nadien geen eigen bijdrage verschuldigd dient te zijn omdat dit gelet op het belang dat de verschuldigdheid van een eigen bijdrage beoogt te dienen tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden.
6. Bij ministeriƫle regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de betalingscapaciteit, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, door het college wordt beoordeeld.
N
Na artikel 3.8 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 3.8a [eigen bijdragen die niet afhankelijk zijn van inkomen of vermogen]
1. Bij verordening kunnen maatwerkvoorzieningen zonder beschermd wonen of opvang, zonder hulpmiddel of woningaanpassing en niet uitsluitend vervoer omvattend worden aangewezen waarvoor in afwijking van artikel 3.8 voor de ongehuwde cliƫnt, de gehuwde cliƫnt of de gehuwde cliƫnten tezamen een bij verordening te bepalen eigen bijdrage geldt die niet afhankelijk is van het inkomen of vermogen van de cliƫnt of, indien de cliƫnt een echtgenoot heeft, van hun gezamenlijke inkomen of vermogen en die per maand ten hoogste de verwachte maandelijkse kostprijs van de aan de cliƫnt en zijn echtgenoot verstrekte voorzieningen bedraagt, indien het college de cliƫnt en zijn echtgenoot geen andere maatwerkvoorziening verstrekt dan een aangewezen maatwerkvoorziening en het college bij de beschikking tot verstrekking van de maatwerkvoorziening op basis van de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, vaststelt dat de verwachte maandelijkse kostprijs van de aan de cliƫnt en zijn echtgenoot verstrekte maatwerkvoorzieningen in bij de verordening te bepalen mate lager zal zijn dan het verwachte bedrag van de eigen bijdrage dat gelet op artikel 3.8, eerste en tweede lid, van toepassing zou zijn.
2. Een aanwijzing van een maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid kan worden beperkt tot bij verordening aan te wijzen groepen cliƫnten.
3. Artikel 3.7a, eerste lid, onderdelen a en c, en artikel 3.8, vierde lid, onderdeel b, vijfde lid, en zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een eigen bijdrage als bedoeld in het eerste lid.
4. Ieder kalenderjaar of op aanvraag van de cliƫnt toetst het college of de verwachte maandelijkse kostprijs van de aan de cliƫnt en zijn echtgenoot verstrekte maatwerkvoorzieningen in bij de verordening te bepalen mate lager zal zijn dan het verwachte bedrag van de eigen bijdrage dat gelet op artikel 3.8, eerste en tweede lid, van toepassing zou zijn.
5. Bij verordening kunnen in het kader van een maatwerkvoorziening geleverde vormen van vervoer met een andere bestemming dan een locatie waar de cliƫnt een maatregel wordt geleverd die deel uitmaakt van een maatwerkvoorziening, worden aangewezen die zijn uitgezonderd van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, en waarvoor een bij verordening te bepalen eigen bijdrage geldt die niet afhankelijk is van het inkomen of vermogen van de cliƫnt of, indien de cliƫnt een echtgenoot heeft, van hun gezamenlijke inkomen of vermogen en die ten hoogste de kostprijs bedraagt.
6. Indien de maatwerkvoorziening, bedoeld in het vijfde lid, voor het overige uitsluitend bestaat uit een rolstoel, is een vrijstelling van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, van toepassing.
7. Bij ministeriƫle regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de hoogte van de eigen bijdrage, bedoeld in het vijfde lid.
Artikel 3.8b [pauze]
1. Bij een onderbreking van een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang is een pauzering van de eigen bijdrage voor die voorziening van toepassing, waarbij:
a. geen eigen bijdrage in rekening wordt gebracht indien de maatwerkvoorziening geen hulpmiddel of woningaanpassing bevat waarvoor het CAK op grond van artikel 3.8c, derde of vijfde lid, onderdeel a, onder 3o, het totaalbedrag aan eigen bijdrage bijhoudt dat het voor de maatwerkvoorziening bij de cliƫnt of de gehuwde cliƫnten tezamen in rekening heeft gebracht;
b. een eigen bijdrage gelijk aan ā¬Ā 0 in rekening wordt gebracht indien de maatwerkvoorziening een hulpmiddel of woningaanpassing bevat waarvoor het CAK op grond van artikel 3.8c, derde of vijfde lid, onderdeel a, onder 3o, het totaalbedrag aan eigen bijdrage bijhoudt dat het voor de maatwerkvoorziening bij de cliĆ«nt of de gehuwde cliĆ«nten tezamen in rekening heeft gebracht.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een maatwerkvoorziening die in de vorm van een persoonsgebonden budget is verstrekt.
Artikel 3.8c [kostprijsbewaking]
1. Indien een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang een of meer hulpmiddelen of woningaanpassingen bevat en het CAK belast is met de vaststelling en inning van de eigen bijdrage voor die voorziening, meldt het college aan het CAK:
a. de cliƫnt;
b. de datum waarop de cliƫnt voor het eerst een hulpmiddel of woningaanpassing geleverd wordt of volgens beschikking toegestaan wordt het persoonsgebonden budget aan te wenden voor een hulpmiddel of woningaanpassing; en
c. de kostprijs, rekening houdend met de redelijkerwijs aannemelijke waarde van het hulpmiddel of de woningaanpassing op de datum van levering, of bij wijze van kostprijs het deel van het persoonsgebonden budget dat volgens beschikking toegekend is voor het hulpmiddel of de woningaanpassing.
2. De melding, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan binnen uiterlijk vier weken na de datum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, of, indien dat later is, de datum waarop de grond voor het toepassen van een vrijstelling in verband met beschermd wonen of opvang vervalt, de grond voor het toepassen van een ontheffing vervalt of de cliƫnt met de maatwerkvoorziening de leeftijd van achttien jaar bereikt.
3. Het CAK houdt het totaalbedrag aan eigen bijdrage bij dat het voor de maatwerkvoorziening bij de cliƫnt of de gehuwde cliƫnten tezamen in rekening heeft gebracht vanaf de datum waarop de cliƫnt of zijn echtgenoot voor het eerst een hulpmiddel of woningaanpassing geleverd wordt of volgens beschikking toegestaan wordt het persoonsgebonden budget aan te wenden voor een hulpmiddel of woningaanpassing.
4. Het CAK meldt aan het college in welke maand het totaalbedrag, bedoeld in het derde lid, de kostprijs van het hulpmiddel of de woningaanpassing, bedoeld in het derde lid, naar verwachting zal overschrijden. Het CAK meldt daarbij welke cliƫnt het betreft. De melding wordt twee kalendermaanden voor die maand gedaan of, indien de overschrijding binnen deze termijn zal plaatsvinden, onmiddellijk.
5. Binnen vier weken na de melding van het CAK meldt het college het aan het CAK indien de cliƫnt, bedoeld in het vierde lid:
a. in de maand, bedoeld in het vierde lid, in het kader van een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang een ander hulpmiddel of andere woningaanpassing geleverd wordt of volgens beschikking toegestaan wordt het persoonsgebonden budget aan te wenden voor een ander hulpmiddel of andere woningaanpassing, in welk geval het eerste tot en met vijfde lid van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande dat:
1o. het college de kostprijs, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, meldt van het hulpmiddel of de woningaanpassing waarvoor de levering of aanwending van het persoonsgebonden budget als eerstvolgende heeft plaatsgevonden en plaatsvindt of toegestaan was en is;
2o. het college de datum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, niet meldt;
3o. het CAK het totaalbedrag, bedoeld in het derde lid, bijhoudt vanaf de eerste dag van de maand, bedoeld in het vierde lid; en
4o. het CAK de overschrijding meldt van de kostprijs van het hulpmiddel of de woningaanpassing waarvoor de levering plaatsvindt of aanwending van het persoonsgebonden budget toegestaan is en als eerstvolgende een melding is gedaan aan het CAK.
b. in de maand, bedoeld in het vierde lid, al dan niet in de vorm van een persoonsgebonden budget een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang wordt verstrekt die uitsluitend bestaat uit de eerder door het college aan het CAK gemelde hulpmiddelen en woningaanpassingen, in welk geval de cliƫnt aan het CAK in afwijking van artikel 3.5 voor deze maatwerkvoorziening geen eigen bijdrage meer verschuldigd is met ingang van de eerste dag van de maand, bedoeld in het vierde lid;
c. in de maand, bedoeld in het vierde lid, al dan niet in de vorm van een persoonsgebonden budget een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang wordt verstrekt zonder andere hulpmiddelen of woningaanpassingen dan eerder door het college aan het CAK gemeld en met andere diensten of maatregelen, in welk geval het CAK het totaalbedrag aan eigen bijdrage dat het voor de maatwerkvoorziening bij de cliƫnt in rekening heeft gebracht niet meer bijhoudt met ingang van de eerste dag van de maand, bedoeld in het vierde lid.
6. Het college meldt aan het CAK met betrekking tot een hulpmiddel of woningaanpassing waarvoor een melding als bedoeld in het eerste of vijfde lid is gedaan en nog geen melding als bedoeld in het vierde lid is ontvangen, de datum waarop de levering van het hulpmiddel of de woningaanpassing aan de cliƫnt eindigt of waarop het de cliƫnt volgens beschikking niet langer toegestaan is het persoonsgebonden budget aan te wenden voor het hulpmiddel of de woningaanpassing. De melding wordt gedaan binnen uiterlijk vier weken na deze datum. Het vijfde lid, onderdelen a, b en c, zijn van overeenkomstige toepassing op de melding.
7. Bij de toepassing van het derde tot en met zesde lid geldt voor een hulpmiddel of woningaanpassing als kostprijs het verschil tussen de eerder op grond van het eerste of vijfde lid aan het CAK gemelde kostprijs en het totaalbedrag aan eigen bijdrage dat het CAK op grond van het derde of vijfde lid in vervolg op die melding heeft bijgehouden, indien dat hulpmiddel of die woningaanpassing eerder aan het CAK is gemeld en na een vrijstelling of ontheffing van de eigen bijdrage de levering van dat hulpmiddel of die woningaanpassing door het college wordt voortgezet voor de cliƫnt of het persoonsgebonden budget volgens de beschikking van het college door de cliƫnt aangewend kan blijven voor dat hulpmiddel of die woningaanpassing.
8. Bij de toepassing van het eerste tot en met zesde lid geldt voor een hulpmiddel of woningaanpassing als kostprijs het verschil tussen de eerder op grond van het eerste of vijfde lid aan het CAK gemelde kostprijs en het totaalbedrag aan eigen bijdrage dat het CAK op grond van het derde of vijfde lid in vervolg op die melding heeft bijgehouden, indien met betrekking tot dat hulpmiddel of die woningaanpassing een melding als bedoeld in het eerste of vijfde lid is gedaan en:
a. de levering van dat hulpmiddel of die woningaanpassing door het college wordt voortgezet voor de echtgenoot van de cliƫnt of het persoonsgebonden budget volgens de beschikking van het college door de echtgenoot van de cliƫnt aangewend kan blijven voor dat hulpmiddel of die woningaanpassing;
b. de levering van dat hulpmiddel of die woningaanpassing door een ander college wordt voorgezet voor de cliƫnt of de echtgenoot van de cliƫnt of het persoonsgebonden budget volgens de beschikking van een ander college door de cliƫnt of de echtgenoot van de cliƫnt aangewend kan blijven voor dat hulpmiddel of die woningaanpassing.
9. Het CAK en de colleges verstrekken elkaar op verzoek de kostprijs en het totaalbedrag, bedoeld in het achtste lid. Het verzoek en de verstrekking worden zo spoedig mogelijk gedaan, doch uiterlijk op een zodanig tijdstip dat voldaan kan worden aan de termijnen, bedoeld in het eerste tot en met zesde lid.
10. Bij ministeriƫle regeling kunnen regels worden gesteld over:
a. het bepalen van de kostprijs, waaronder het bepalen van de redelijkerwijs aannemelijke waarde van het hulpmiddel of de woningaanpassing en de in aanmerking te nemen kostenposten, waarbij onder meer onderscheid gemaakt kan worden tussen hulpmiddelen en woningaanpassingen en de wijzen waarop het college het hulpmiddel of de woningaanpassing verkrijgt en aan de cliƫnt levert;
b. het op een daarbij te bepalen wijze in kennis stellen van een cliƫnt door het CAK of het college van een melding als bedoeld in het eerste, vierde, vijfde of zesde lid.
11. Bij de toepassing van dit artikel blijft een rolstoel buiten beschouwing.
O
Artikel 3.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt ā, bedoeld in artikel 3.8, tweede lidā.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. āOp aanvraag van de cliĆ«nt stelt het CAK voor de berekening van de verlaagde bijdrage, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, onderdeel a, in afwijking van het eerste lid,ā wordt vervangen door āIn afwijking van het eerste lid stelt het CAK op aanvraag van de cliĆ«ntā;
b. aan het slot wordt toegevoegd ā, en de eigen bijdrage daardoor op een lager bedrag zal worden vastgesteldā.
3. In het derde lid wordt ābijdrage, bedoeld in het eerste lid,ā vervangen door āeigen bijdrageā.
P
Artikel 3.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt āwordt de bijdrage vastgesteld op het bedrag, bedoeld in artikel 2.1.4, derde lid, of 2.1.4a, vierde lid, van de wetā vervangen door āwordt de eigen bijdrage vastgesteld op het minimumbedrag, genoemd in artikel 3.8, eerste lid, onderdelen a, b, c, of d, of is, indien een verordening als bedoeld in artikel 3.8, derde lid, geldt, een nihilstelling van toepassingā.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ā1.ā voor het eerste lid vervallen.
Q
Artikel 3.10a komt te luiden:
Artikel 3.10a
1. Het CAK herziet ieder kalenderjaar de vastgestelde eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang die afhankelijk is van het inkomen of vermogen van de cliƫnt of, indien de cliƫnt een echtgenoot heeft, van hun gezamenlijke inkomen of vermogen.
2. Indien ten aanzien van de ongehuwde of gehuwde cliƫnt en diens echtgenoot geen voor de vaststelling van de eigen bijdrage benodigde gegevens inzake het inkomen en de rendementsgrondslag beschikbaar zijn en zich geen wijziging van de voor de vaststelling van de eigen bijdrage relevante feiten en omstandigheden heeft voorgedaan, is een herziene eigen bijdrage als bedoeld in het eerste lid, zo nodig in afwijking van artikel 3.10:
a. voor cliƫnten als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, onderdelen a, b, c en d, indien zij in de maand voorafgaande aan het kalenderjaar waar de herziening betrekking op heeft het minimumbedrag, genoemd in die onderdelen verschuldigd waren: gelijk aan het minimumbedrag, genoemd in die onderdelen, zoals dat bedrag geldt in de eerste maand van het desbetreffende kalenderjaar;
b. voor cliënten die in de maand voorafgaande aan het kalenderjaar waar de herberekening betrekking op heeft als gevolg van een nihilstelling of pauzering een eigen bijdrage van ⬠0 verschuldigd waren: gelijk aan ⬠0;
c. voor de overige cliƫnten: gelijk aan het bedrag dat zij aan eigen bijdrage verschuldigd waren in de maand voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de herberekening betrekking heeft, met dien verstande dat de eigen bijdrage ten minste het minimumbedrag, genoemd in artikel 3.8, eerste lid, onderdelen a, b, c of d, en ten hoogste het bedrag, genoemd in artikel 3.8, tweede lid, bedraagt, zoals deze bedragen gelden in de eerste maand van het desbetreffende kalenderjaar.
R
Artikel 3.10b vervalt.
S
Het opschrift van paragraaf 3 komt te luiden:
§3. Eigen bijdragen voor een maatwerkvoorziening met beschermd wonen
T
Artikel 3.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt āDe bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, derde lid,ā vervangen door āDe eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening met beschermd wonenā.
2. In het tweede lid wordt āDe bijdrageā vervangen door āDe eigen bijdrageā.
3. In het derde lid wordt āde bijdrageā vervangen door āde eigen bijdrageā.
U
Artikel 3.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in de aanhef wordt āeen bijdrageā vervangen door āde eigen bijdrageā;
b. in onderdeel d wordt āwaarover een persoonsgebonden budget is verleendā vervangen door āwaarvoor een persoonsgebonden budget is verleendā.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in de aanhef wordt āDe bijdrageā vervangen door āDe eigen bijdrageā;
b. in onderdeel a wordt āen wiens echtgenoot geen maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget ontvangtā vervangen door āen wiens echtgenoot geen maatwerkvoorziening ontvangtā;
c. in onderdeel b wordt āen wiens echtgenoot een persoonsgebonden budget of een andere maatwerkvoorziening ontvangtā vervangen door āen wiens echtgenoot een maatwerkvoorziening ontvangtā;
d. in onderdeel c wordt āde bijdrageā vervangen door āde eigen bijdrageā.
3. In het derde lid wordt āDe bijdrageā vervangen door āDe eigen bijdrageā.
4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel b wordt āof persoonsgebonden budget voor beschermd wonenā vervangen door āof na eindiging van een persoonsgebonden budget voor beschermd wonenā en wordt āeen bijdrageā vervangen door āeen eigen bijdrageā.
b. in onderdeel c wordt āeen bijdrageā vervangen door āeen eigen bijdrageā.
5. In het zesde en zevende lid wordt āde bijdrageā vervangen door āde eigen bijdrageā.
V
In artikel 3.13, tweede en derde lid wordt ābijdrageā telkens vervangen door āeigen bijdrageā.
W
Artikel 3.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en derde lid wordt ābijdrageā vervangen door āeigen bijdrageā.
2. Aan het slot van het tweede lid wordt toegevoegd ā, en de eigen bijdrage daardoor op een lager bedrag zal worden vastgesteldā.
X
In artikel 3.17, eerste en tweede lid, wordt āde bijdrageā telkens vervangen door āde eigen bijdrageā.
Y
Artikel 3.18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Ieder kalenderjaar wordt de vastgestelde eigen bijdrage herzien.
2. In het tweede lid wordt ābijdrageā telkens vervangen door āeigen bijdrageā.
Z
In artikel 3.19 wordt ābijdrageā telkens vervangen door āeigen bijdrageā.
AA
Het opschrift van paragraaf 4 komt te luiden:
§4. Eigen bijdragen voor een maatwerkvoorziening met opvang
BB
Artikel 3.20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt āDe hoogte van de bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, vierde lid,ā vervangen door āDe hoogte van een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening met opvangā en wordt āna afdracht van de bijdrageā vervangen door āna afdracht van de eigen bijdrageā.
2. In het tweede lid wordt āDe bijdrage, bedoeld in het eerste lidā vervangen door āDe eigen bijdrageā en wordt ātwee of meer nachten aaneengesloten een maandā vervangen door ātwee of meer nachten aaneengesloten in een maandā.
ARTIKEL II
Het Besluit langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 3.3.1.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Een vastgestelde eigen bijdrage wordt niet herzien als gevolg van een wijziging van een bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, indien de herziening tot een hogere eigen bijdrage zou leiden.
B
Artikel 3.3.1.3, tweede en derde lid, worden, onder vernummering van het vierde lid tot zevende lid, vervangen door de volgende vijf leden:
2. Het CAK stelt vast of en in welke omvang de verzekerde een eigen bijdrage verschuldigd is.
3. De eigen bijdrage wordt maandelijks geĆÆnd.
4. De verzekerde betaalt de eigen bijdrage binnen dertig dagen nadat de eigen bijdrage voor de maand waarvoor deze verschuldigd is aan de verzekerde in rekening is gebracht dan wel binnen een daarbij bepaalde langere termijn.
5. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt een eigen bijdrage die verschuldigd is over een of meer kalendermaanden voorafgaande aan de maand waarin de eigen bijdrage of de herziene eigen bijdrage wordt vastgesteld, in een keer geĆÆnd en betaalt de verzekerde de eigen bijdrage binnen dertig dagen nadat deze in rekening is gebracht dan wel binnen een daarbij bepaalde langere termijn.
6. Het CAK is bevoegd tot verrekening van vorderingen krachtens de wet van of op de verzekerde met vorderingen van of op de verzekerde krachtens de wet of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
7. Een herziene eigen bijdrage wordt zoveel mogelijk verrekend met de eerder vastgestelde eigen bijdrage.
8. Het CAK kan de verzekerde een betalingsregeling aanbieden.
C
Artikel 3.3.1.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ādit besluitā vervangen door āde paragrafen 3.1 en 3.2ā en wordt āde bijdrage wordt vastgesteldā vervangen door āde eigen bijdrage al dan niet na herziening wordt vastgesteldā
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De verzekerde meldt aan het CAK een wijziging van zijn burgerlijke staat als gevolg van het al dan niet duurzaam gescheiden leven van de persoon met wie de verzekerde gehuwd is of het al dan niet voeren van een gezamenlijke huishouding, indien de wijziging van belang is voor de vaststelling of herziening van de eigen bijdrage.
D
Artikel 3.3.1.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt āin artikel 3.3.1.3, vierde lid, onderdelen a en b,ā vervangen door āin artikel 3.3.1.3, zevende lid, onderdelen a en b,ā.
2. Het tweede en derde lid komen te luiden:
2. De eigen bijdrage is verschuldigd met ingang van de dag waarop de verlening van de verzekerde zorg aanvangt of, indien het een persoonsgebonden budget betreft, met ingang van de dag waarop het budget volgens beschikking ingaat, doch niet eerder dan de eerste dag van de twaalfde kalendermaand voorafgaand aan de maand waarin de eigen bijdrage is vastgesteld.
3. Ambtshalve of op aanvraag van de verzekerde kan de termijn van twaalf kalendermaanden, bedoeld in het tweede lid, met een aantal kalendermaanden worden verkort of kan, in afwijking van het tweede lid, worden besloten dat de eigen bijdrage verschuldigd is met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin deze is vastgesteld, indien:
a. de eigen bijdrage ten gevolge van een ernstige tekortkoming of vertraging in de daarvoor benodigde gegevensverwerkingen niet eerder kon worden vastgesteld;
b. deze tekortkoming of vertraging niet aan de verzekerde te wijten is; en
c. zich bijzondere of verzwarende omstandigheden voordoen voor de verzekerde.
E
Artikel 3.3.1.6 komt te luiden:
Artikel 3.3.1.6
1. Indien feiten of omstandigheden aanleiding geven tot een wijziging van de hoogte van de eigen bijdrage, wordt de vaststelling van de eigen bijdrage herzien.
2. De herziene eigen bijdrage is verschuldigd:
a. indien het een jaarlijkse berekening voor een nieuw kalenderjaar betreft: gedurende de periode van de eerste dag van januari tot en met de eenendertigste dag van de maand december van het desbetreffende kalenderjaar;
b. indien het een andere herziening betreft: met ingang van de dag waarop de feiten of omstandigheden zich voordoen of hebben voorgedaan.
3. Onverminderd artikel 3.3.1.5, tweede en derde lid, is de herziene eigen bijdrage verschuldigd over ten hoogste zesendertig kalendermaanden voor de maand waarin de herziene bijdrage is vastgesteld.
4. Ambtshalve of op aanvraag van de verzekerde:
a. kan de periode, bedoeld in het derde lid, worden verkort tot twaalf kalendermaanden, indien:
1o. de herziening leidt tot een hogere eigen bijdrage;
2o. de herziene eigen bijdrage ten gevolge van een ernstige tekortkoming of vertraging in de daarvoor benodigde gegevensverwerkingen niet eerder kon worden vastgesteld; en
3o. deze tekortkoming of vertraging niet aan de verzekerde te wijten is;
b. kan de periode, bedoeld in het derde lid, worden verkort tot minder kalendermaanden dan voortvloeit uit toepassing van onderdeel a of kan, in afwijking van het derde lid, worden besloten dat de eigen bijdrage verschuldigd is met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin deze is vastgesteld, indien zich bovendien bijzondere of verzwarende omstandigheden voordoen voor de verzekerde.
5. De periode, bedoeld in het derde lid, kan ambtshalve of op aanvraag van de verzekerde met een aantal kalendermaanden worden verlengd, indien:
a. de herziening leidt tot een lagere eigen bijdrage;
b. de herziene eigen bijdrage ten gevolge van een ernstige tekortkoming of vertraging in de daarvoor benodigde gegevensverwerkingen niet eerder kon worden vastgesteld; en
c. deze tekortkoming of vertraging niet aan de verzekerde te wijten is.
6. Een aanvraag als bedoeld in het vijfde lid wordt gedaan uiterlijk vijf jaar nadat de verzekerde op de hoogte is gekomen of kon zijn van de feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot herziening van de eigen bijdrage.
F
Aan het slot van artikel 3.3.2.4, tweede lid, wordt toegevoegd ā, en de eigen bijdrage daardoor op een lager bedrag zal worden vastgesteldā.
G
Artikel 3.3.2.8, eerste lid, komt te luiden:
1. Ieder kalenderjaar wordt de vastgestelde eigen bijdrage herzien.
H
In artikel 3.3.2.9, tweede lid, wordt āwaarover de bijdrage binnen die maand verschuldigd isā vervangen door āwaarover de verzekerde zorg is verleend of, indien het een persoonsgebonden budget betreft, waarvoor het budget volgens beschikking is verleendā.
ARTIKEL III
1. Het recht zoals dat gold onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I blijft van toepassing op:
a. bijdragen als bedoeld in artikel 2.1.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip, in de kosten van het gebruik van een algemene voorziening in de periode tot dat tijdstip;
b. bijdragen als bedoeld in artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip, in de kosten van de levering van een maatwerkvoorziening in de periode tot dat tijdstip of, indien de maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is verstrekt, van de in de periode tot dat tijdstip toegestane aanwending van het persoonsgebonden budget.
2. Het recht zoals dat gold onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II blijft van toepassing op bijdragen als bedoeld in artikel 3.2.5 van de Wet langdurige zorg, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip, in de kosten van de verlening van zorg in de periode tot dat tijdstip.
3. In afwijking van artikel 3.5, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is een eigen bijdrage voor een algemene voorziening met een duurzame hulpverleningsrelatie of voor een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang die werd geleverd onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, verschuldigd met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin artikel I, onderdeel I, in werking is getreden.
4. Indien de levering van een voorziening als bedoeld in artikel 3.7b of 3.8b van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is onderbroken op de dag waarop artikel I, onderdelen K en M, in werking treden, geldt die dag als eerste dag van een onderbreking als bedoeld in respectievelijk artikel 3.7b of 3.8b van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
5. Artikel 3.8c van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is niet van toepassing op hulpmiddelen en woningaanpassingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, deel uitmaken van een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang en waarvan de kostprijs op dat tijdstip is bereikt in het kader van de toepassing van artikel 3.10b van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan dat tijdstip. Indien de maatwerkvoorziening uitsluitend bestaat uit deze hulpmiddelen of woningaanpassingen, is voor de maatwerkvoorziening geen eigen bijdrage verschuldigd.
6. Indien een maatwerkvoorziening zonder beschermd wonen of opvang op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel N, een of meer hulpmiddelen of woningaanpassingen bevat die onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip reeds deel uitmaakten van de maatwerkvoorziening en waarvan de kostprijs op dat tijdstip niet is bereikt in het kader van de toepassing van artikel 3.10b van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan dat tijdstip, brengt het college bij de melding, bedoeld in artikel 3.8c, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, op de kostprijs in mindering het totaalbedrag aan eigen bijdrage dat voor deze hulpmiddelen en woningaanpassingen is bijgehouden op grond van artikel 3.10b van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaande aan dat tijdstip.
ARTIKEL IV
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL V
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit vervanging abonnementstarief Wmo 2015.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,