Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de Geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken van 7 en 8 mei 2025 (Kamerstuk 21501-02-3132)
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D19821, datum: 2025-05-01, bijgewerkt: 2025-05-09 12:23, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: S.L. Dekker, adjunct-griffier
- Beslisnota bij Antwoorden op vragen commissie over o.a. de Geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken van 7 en 8 mei 2025 (Kamerstuk 21501-02-3132)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-3134 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2025Z08617:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-05-13 12:00: Raad Buitenlandse Zaken d.d. 20 mei 2025 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-05-15 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 3134 Verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld 1 mei 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over de brieven van 23 april 2025 over de Geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken van 7 en 8 mei 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3132) en over het Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 april 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3131).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 april 2025 aan de minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 1 mei 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Klaver
Adjunct-griffier van de commissie,
Dekker
Inhoudsopgave
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van het lid van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen de minister van Buitenlandse Zaken graag enkele vragen over zijn inbreng bij de informele Raad Buitenlandse Zaken van 7 en 8 mei.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie volgen nauwgezet de ontwikkelingen rondom het munitieplan van Hoge Vertegenwoordiger (HV) Kaja Kallas. Kan de minister een update geven van de stand van zaken en de mogelijkheden om zo snel mogelijk om een Hongaars veto heen te werken?
Antwoord van het kabinet
Zoals uw Kamer in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 april jl. heeft kunnen lezen worden er vorderingen gemaakt ten aanzien van het plan van de Hoge Vertegenwoordiger (HV) om additionele militaire steun aan Oekraïne te leveren in 2025. De EU-lidstaten gezamenlijk hebben tot dusver reeds circa EUR 23 mld. aan militaire steun voor Oekraïne gecommitteerd voor 2025. Het kabinet pleit voor het gezamenlijk bereiken van EUR 40 miljard aan leveringen van militaire steun in 2025. Het initiatief is optioneel voor EU-lidstaten en staat open voor participatie door derde landen. Daarmee is er geen sprake van een risico op een Hongaars veto. Evenwel zet het kabinet zich in om zoveel mogelijk draagvlak te creëren onder EU-lidstaten voor deelname aan het initiatief, in lijn met de veiligheidsarrangementen die zowel Nederland als de EU hebben gesloten-met Oekraïne.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vernomen dat enkele Europese Unie (EU)-lidstaten overwegen om sancties tegen Rusland in nationale wet- en regelgeving vast te leggen, om te voorkomen dat Hongarije de verlenging van de Europese sancties instrumentaliseert of zelfs blokkeert. Behoort Nederland ook tot deze lidstaten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet spant zich in om de sanctiedruk op Rusland hoog te houden. Voorts zet het kabinet zich in om de druk verder op te blijven voeren. Nederland speelt hierbij een voortrekkersrol en werkt nauw samen met andere EU-lidstaten. Maatregelen op Europees niveau genieten de sterke voorkeur van het kabinet.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 april dat HV Kallas pleit voor versterking en uitbreiding van het mandaat van de Militaire Bijstandsmissie van de Europese Unie ter ondersteuning van Oekraïne (EUMAM Oekraïne). Kan de minister verder toelichten wat versterking en uitbreiding inhoudt en of het kabinet het pleidooi van HV Kallas steunt?
Antwoord van het kabinet
EU-lidstaten zijn momenteel met elkaar in gesprek om te onderzoeken op welke manier het mandaat van EU-trainingsmissie EUMAM kan worden versterkt en uitgebreid. Er wordt onder meer gesproken over betere coördinatie en afstemming van trainingsbehoeften, specialisatie van trainingen en het verplaatsen van trainingen naar Oekraïne. Het kabinet verkent op continue basis mogelijkheden om Oekraïne verder te ondersteunen en sluit daarbij op voorhand geen opties uit. Deze elementen dienen in breder internationaal verband te worden gewogen. Daar is het kabinet voortdurend over in gesprek met partners.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 april dat Nederland de Israëlische blokkade van humanitaire hulp en elektriciteit heeft veroordeeld. Heeft de minister de blokkade veroordeeld als schending van het humanitair oorlogsrecht? Zo nee, waarom niet? Deze leden lezen tevens dat Nederland pleitte voor een gecoördineerde inspanning van EU-lidstaten om Israël de blokkade te laten opheffen. Welke gecoördineerde inspanning verlangt de minister precies en welke instrumenten zouden EU-lidstaten moeten inzetten om de druk op Israël op te voeren?
Antwoord van het kabinet
Het blokkeren van humanitaire hulp druist evident in tegen het humanitair oorlogsrecht, hetgeen een belangrijke reden is voor het kabinet om deze blokkade te veroordelen. Humanitaire hulp mag nooit worden ingezet als drukmiddel. Deze boodschap is onder meer benadrukt bij de ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 9 april jl. en tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 14 april jl. Ook heeft Nederland de gezamenlijke verklaring van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland van 23 april jl., over de oproep tot opheffing van de humanitaire blokkade en tot terugkeer naar een staakt-het-vuren, publiekelijk gesteund.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen tevens dat de minister de noodzaak van onafhankelijk onderzoek naar de aanval op de 15 hulpverleners in Gaza heeft onderstreept. Israël heeft het onderzoek inmiddels afgerond. Is de minister tevreden met de uitkomst of pleit hij voor verder onderzoek? Acht hij strafrechtelijk onderzoek noodzakelijk, aangezien het volgens de minister zelf leek op schendingen van het humanitair oorlogsrecht?
Antwoord van het kabinet
Tijdens de ontbieding van de Israëlische ambassadeur is benadrukt dat het kabinet de aanval op hulpverleners veroordeelt en dat een grondig en onafhankelijk onderzoek moet worden uitgevoerd. In de Raad Buitenlandse Zaken van 14 april heb ik conform motie Kahraman1 benadrukt dat, indien Israël dit nalaat, een onafhankelijk internationaal onderzoek noodzakelijk is. Het Israëlische leger publiceerde op 20 april jl. een verklaring over het onderzoek dat is uitgevoerd over deze aanval op hulpverleners. De Israëlische legerleiding heeft op basis van dit onderzoek besloten de verantwoordelijke brigadecommandant een reprimande te geven en de betrokken bataljonscommandant uit zijn functie te ontheffen. Dit onderzoek is inmiddels overgedragen aan de militaire aanklager voor opvolging. Nederland zal conform de motie Kahraman/Ceder2 in Europees verband oproepen tot een internationaal onderzoek.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vernemen ook dat de minister zijn Israëlische collega heeft aangesproken over de casus over de Tent of Nations. Kan de minister ook toelichten wat de reactie van zijn collega daarop was?
Antwoord van het kabinet
In recent contact met de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Sa’ar heeft Nederland Tent of Nations opgebracht en opgeroepen snel tot een afronding van het landregistratieproces te komen. Tevens heeft het kabinet onderstreept dat het kolonistengeweld onacceptabel is. Minister Sa’ar verzocht tijdens het gesprek om nadere achtergrondinformatie over de zaak. Er is naderhand informatie verschaft over het werk van de familie Nassar, de landregistratiezaak en de Nederlandse positie op kolonistengeweld. Ook is de oproep tot actie nogmaals herhaald. De posten in Tel Aviv en Ramallah volgen de situatie nauwgezet.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de minister voornemens is om deel te nemen aan de internationale conferentie voor de tweestatenoplossing in juni in New York, georganiseerd door Frankrijk en Saoedi-Arabië.
Antwoord van het kabinet
Nederland is voornemens om deel te nemen aan de High-level International Conference for the Peaceful Settlement of the Question of Palestine and the Implementation of the Two-State Solution. Deze zal in juni plaatsvinden bij de Verenigde Naties (VN) in New York. Het niveau van deelname is nog niet bepaald. Op 20 mei zal Nederland samen met Marokko als onderdeel hiervan een bijeenkomst in Rabat organiseren. Zie overigens het antwoord op vraag 17.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ten slotte in het verslag van de laatste Raad Buitenlandse Zaken dat Luxemburg namens Nederland voor Europese sancties tegen Milorad Dodik heeft gepleit. Kan de minister ook aangeven of hij opvolging heeft gegeven aan de motie Piri c.s. (Kamerstuk 21501-02, nr. 3117) door met het ministerie van Justitie en Veiligheid en met de Benelux-partners in gesprek te gaan over een nationaal inreisverbod? Zo ja, wat is de voortgang?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft conform de motie van het lid Piri c.s.3 in Benelux-verband in de Raad Buitenlandse Zaken op 14 april inderdaad gepleit voor EU-sancties en het verkennen van andere opties, zoals het verder opschorten van de EU-financiering van projecten ten behoeve van Republika Srpska. In bepaalde gevallen, waarin er een dreiging voor de openbare orde bestaat, is het mogelijk om ook nationale maatregelen te nemen. Dit valt in dit geval niet voldoende te onderbouwen. Het EU-spoor blijft dan ook de voorkeur van het kabinet hebben, ook omwille van de effectiviteit van de maatregelen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie stellen dat Oekraïne onverminderd gesteund moet worden tegen de Russische agressie, het is dan ook goed dat Nederland met 300.000 stuks munitie wil bijdragen aan het munitieplan. Deze leden vragen het kabinet hoe zij erop inzet dat andere landen ook meer bijdragen aan het Europese munitieplan. De voornoemde leden willen de uitgangspositie van Oekraïne versterken. Welke stappen kan het kabinet in EU-verband en met andere partners hiervoor zetten? De kans dat Rusland bezwijkt onder interne druk is klein, daarom is het belangrijk dat de externe druk op Rusland verder wordt opgevoerd. Deze leden vragen het kabinet wat de huidige stappen zijn om de schaduwvloot verder tegen te gaan, sancties te versterken en sanctie-omzeiling tegen te gaan.
Antwoord van het kabinet
Zoals toegelicht door de HV in haar recente persconferentie4 worden er grote stappen gezet met betrekking tot het munitieplan. Het doel is dit jaar twee miljoen stuks munitie te leveren aan Oekraïne. Nederland zal een substantiële bijdrage leveren aan het munitieplan en ook andere EU-lidstaten hebben aangegeven bij te dragen. De HV geeft aan dat met deze toezeggingen twee-derde van de doelstelling gehaald wordt. Nederland roept alle lidstaten op hun bijdrage aan het initiatief te leveren. Zoals uw Kamer in de kabinetsappreciatie Witboek Europese Defensie Gereedheid 2030 van 11 april jl. heeft kunnen lezen ziet het kabinet ook de voorstellen in het Witboek als oproep aan alle lidstaten om steun aan Oekraïne op te schalen.
Het kabinet spant zich in voor het verder opvoeren van de economische druk tegen Rusland en roept in deze context op tot spoedige aanname van een aanzienlijk zeventiende sanctiepakket met onder meer aanvullende maatregelen. Mede op Nederlands initiatief is in het veertiende pakket de mogelijkheid gecreëerd om individuele schepen te sanctioneren. In totaal sanctioneerde de EU tot op heden 153 schepen. Het kabinet spant zich ervoor in deze lijst verder aan te vullen. Daarnaast verkent het kabinet in samenwerking met EU- en G7-partners de mogelijkheden om in aanvulling op het sanctioneren van schepen ook de achterliggende eigendomsstructuren met sancties aan te pakken.
De leden van de VVD-fractie stellen dat een afschrikwekkende Europese defensie het belangrijkst is om de Russische dreiging op het Europese continent tegen te gaan. Daarom vragen deze leden het kabinet hoe zij zich inzet om deze boodschap in Europa te verkopen. Om een afschrikwekkende defensie te hebben, zijn voldoende financiële middelen voor defensie van belang, hoe zet het kabinet zich in om de defensie-uitgaven van landen te laten stijgen? In aanloop naar de NAVO-top is de verwachting dat er een hogere NAVO-norm komt. De voornoemde leden vragen het kabinet wat hierover de huidige discussie en stand van zaken is bij Europese collega’s.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet onderschrijft het belang van een afschrikwekkende Europese defensie. Europa onderkent de urgentie hiervan en neemt reeds in toenemende mate verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid. Dit gebeurt onder andere door verhoging van de defensiebudgetten van Europese NAVO-bondgenoten en door het stimuleren van de Europese defensie-industrie. Nederland spreekt in NAVO-verband bondgenoten erop aan wanneer zij niet aan de NAVO-norm voldoen. Ook neemt Nederland in EU-verband een proactieve rol bij de vormgeving van initiatieven ter ondersteuning van de defensie-industrie, zoals het Europees Defensie-Industrie Programma (EDIP). Naar verwachting zal de secretaris-generaal van de NAVO in de periode voorafgaand aan de NAVO-top een voorstel voor een nieuwe NAVO-norm voor defensie-uitgaven doen, en zal het kabinet een standpunt hierover innemen. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
De leden van de VVD-fractie willen strategische partnerschappen met landen buiten de EU uitbreiden, om sterker te staan binnen de veranderende geopolitieke realiteit. Deze leden vragen het kabinet hoe zij het sluiten van strategische partnerschappen gaat aankaarten binnen de Informele Raad. Worden er de komende tijd nieuwe samenwerkingsinitiatieven of partnerschappen verwacht? De voornoemde leden vragen het kabinet specifiek hoe zij de autonomie op kritieke grondstoffen verder versterkt. Wat is de inzet hierop binnen de Informele Raad? Ook zijn zij benieuwd wat de inzet van het kabinet gaat zijn om vanuit de EU nieuwe initiatieven te starten op het gebied van militaire samenwerking.
Antwoord van het kabinet
De internationale verhoudingen zijn ingrijpend veranderd. Dit vraagt om een assertieve, realistische en waar nodig meer transactionele houding van de EU. De EU onderzoekt constant de mogelijkheden voor versterkte samenwerking en voor partnerschappen met derde landen of andere internationale organisaties. Het kabinet steunt deze aanpak en zal het belang hiervan nogmaals benadrukken tijdens de Gymnich. Ook bilateraal gaat Nederland partnerschappen aan, zoals binnenkort voorzien is met India.
Het kabinet werkt via de Nationale Grondstoffenstrategie en de Europese Critical Raw Materials Act samen met Europese partners aan het verminderen van de risicovolle strategische afhankelijkheden van kritieke grondstoffen. Onderdeel van deze strategieën is samenwerking met derde landen. De EU heeft inmiddels grondstoffenpartnerschappen gesloten met veertien landen. Wat betreft Nederland ligt nu de prioriteit bij het geven van invulling aan de bestaande EU-partnerschappen. Ook bilateraal hebben we partnerschappen afgesloten op kritieke grondstoffen, zoals met Vietnam, Canada, Zuid-Korea en recent met de Canadese provincie Québec, waarbij deze partnerschappen zich op verschillende onderdelen van de grondstoffenwaardeketens richten.
Ook veiligheid- en defensiepartnerschappen zijn belangrijk. Samenwerken met een breed scala aan partners vergroot de weerbaarheid van de EU, bijvoorbeeld via een mogelijk veiligheid- en defensiepartnerschap met het VK. Ook bij de onderhandelingen over instrumenten ten behoeve van de defensie-industrie - in het bijzonder het Europees Defensie-Industrie Programma (EDIP) en het Security Action for Europe-instrument - pleit Nederland voor voldoende toegang voor derde landen, zodat samenwerking op het gebied van defensie-industrie gewaarborgd blijft.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
Rusland/Oekraïne:
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken bijgaand dit schriftelijk overleg, maar hebben nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie verwelkomen het munitieplan van HV Kallas en het feit dat Nederland met extra militaire steun door het leveren van 300.000 stuks munitie hieraan zal bijdragen. Deze leden vragen of er inmiddels meer duidelijkheid is over de opties voor een toekomstige vredesmissie in Oekraïne.
Antwoord van het kabinet
Militaire planners van verschillende landen van de Coalition of the Willing, waaronder Nederland, brengen op dit moment in kaart wat nodig is om Oekraïne te ondersteunen na een mogelijk staakt-het-vuren. Er is op dit moment helaas nog geen concreet uitzicht op een dergelijk staakt-het-vuren. Zodra dit verandert, zal het kabinet uw Kamer daarover informeren.
De leden van de NSC-fractie zouden graag willen weten hoe een eventuele uitbreiding van de EUMAM Oekraïne trainingsmissie eruit zou kunnen zien. Deze leden vragen of de minister kan aangeven welke mogelijkheden in deze samenhang bediscussieerd worden.
Antwoord van het kabinet
In de discussie over de uitbreiding van het mandaat van de EU-trainingsmissie EUMAM liggen verschillende opties op tafel. Zo wordt onder meer gesproken over betere coördinatie en afstemming van trainingsbehoeften, specialisatie van trainingen en het verplaatsen van trainingen naar Oekraïne. Voor het kabinet staat voorop dat de missie zo goed mogelijk moet aansluiten op de noden van Oekraïne. Het kabinet verkent op continue basis mogelijkheden om Oekraïne verder te ondersteunen en sluit daarbij op voorhand geen opties uit. Zie ook het antwoord op vraag 3.
De leden van de NSC-fractie vragen hoe kansrijk de minister het idee van 10 EU-landen acht om EU-sancties tegen Rusland om te zetten in nationale wetgeving. Deze leden vragen hoeveel tijd voor een dergelijke procedure uitgetrokken zou moeten worden.
Antwoord van het kabinet
Slechts een beperkt aantal EU-lidstaten kent momenteel een wettelijk kader om nationaal sancties in te voeren of bestaande EU-sancties over te hevelen naar nationaal niveau. EU-sancties zijn naar het oordeel van het kabinet effectiever. In verband met het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal zijn sancties die zijn ingevoerd door één lidstaat of door een groep lidstaten zeer kwetsbaar voor omzeiling.
De leden van de NSC-fractie zijn benieuwd naar de uitkomsten van de Lviv-conferentie op 12 maart. Zij vragen of de minister dit verder kan toelichten.
Antwoord van het kabinet
Op 12 april jl. vond in Lviv de eerste intergouvernementele conferentie plaats tussen Nederland en Oekraïne met als doel de bilaterale betrekkingen verder te ontwikkelen en Oekraïne te steunen bij het doorvoeren van hervormingen en het voldoen aan de Kopenhagen-criteria voor toetreding tot de EU, met het oog op een toekomstig lidmaatschap van de EU. De vier focusthema’s van de conferentie waren (1) rechtsstaat en accountability; (2) landbouw; (3) energie en (4) sociale zaken. Ambtenaren van de ministeries van Justitie en Veiligheid, Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Buitenlandse Zaken namen deel. Tijdens de conferentie en de bilaterale gesprekken van de minister van Buitenlandse Zaken is onder andere gesproken over het belang van goed bestuur, rechtstaat en de strijd tegen corruptie. Ook is benadrukt dat toetreding van Oekraïne tot de EU gebaseerd moet zijn op het voldoen aan de lidmaatschapsvereisten. De conferentie werd zowel door Oekraïense als door Nederlandse deelnemers als zeer nuttig ervaren.
Israël/Gaza:
De leden van de NSC-fractie zijn benieuwd naar de uitkomsten van de eerste politieke dialoog met de Palestijnse Autoriteit (PA). Deze leden vragen of de minister kan aangeven hoe de hervormingsagenda van de PA eruitziet. De EU heeft Israël herhaaldelijk opgeroepen om de humanitaire blokkade van Gaza te beëindigen, tot nu toe zonder succes. De voornoemde leden vragen welke maatregelen op dit moment op EU-niveau bediscussieerd worden, om Israël ertoe te bewegen om deze blokkade op te heffen.
Antwoord van het kabinet
De eerste EU High Level Dialogue met de Palestijnse Autoriteit (PA) vond op 14 april jl. plaats. De Kamer is hierover middels het verslag van de RBZ van 14 april geïnformeerd. Hoge Vertegenwoordiger (HV) Kallas stond stil bij de moeilijke omstandigheden voor de Palestijnse bevolking, veroordeelde de blokkade van humanitaire hulp, lichtte het Europese standpunt op kolonistengeweld toe, en benadrukte het belang van de terugkeer naar een staakt-het-vuren als opmaat naar een gedragen tweestatenoplossing. De HV benadrukte het belang van de hervormingsagenda van de PA, dat onderdeel is van de dialoog tussen de PA en de EU en dat voorwaardelijk is voor de Europese financiële steun, onder andere ten aanzien van de aanpassing van het sociale zekerheidssysteem en van curriculum van schoolboeken. Ook Nederland benoemde het belang van een hervormde PA en de implementatie van de hervormingsagenda, en erkende de door de PA genomen stappen, onder andere waar het betalingen aan families van gevangenen betreft. Voor de discussie op EU-niveau over de humanitaire blokkade verwijst het kabinet naar het antwoord op vraag 4.
De leden van de NSC-fractie vragen wat de actuele stand is rond de Global Alliance for the Implementation of the Two-State Solution en wat de verwachtingen van de minister zijn ten opzichte van de in juni door Frankrijk en Saudi-Arabië geplande internationale conferentie over de oplossing van de Palestijnse kwestie.
Antwoord van het kabinet
Voor Nederland blijft de tweestatenoplossing het uitgangspunt voor een toekomstige vreedzame en duurzame oplossing. Het kabinet erkent het belang van internationale samenwerking ter bevordering hiervan. In dit kader heeft Nederland zich actief aangesloten bij het initiatief van de EU en Saudi-Arabië: de Global Alliance for the Implementation of the Two-State Solution. Op 20 mei zal Nederland samen met Marokko als onderdeel hiervan een bijeenkomst in Rabat organiseren.
Daarnaast is Nederland voornemens om deel te nemen aan de High-level International Conference for the Peaceful Settlement of the Question of Palestine and the Implementation of the Two-State Solution. In april hebben de eerste consultaties plaatsgevonden. Hier heeft Nederland in een stemverklaring het belang van een tweestatenoplossing benadrukt. Momenteel wordt er door Frankrijk en Saudi-Arabië gewerkt aan een agenda voor de conferentie in juni bij de VN in New York. Nederland verwacht dat deze conferentie en de Global Alliance for the Implementation of the Two-State Solution elkaar kunnen versterken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de BBB-fractie maken zich zorgen om de aanhoudende oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Graag vernemen zij van de minister hoe hij aankijkt tegen de stroef lopend lijkende Amerikaanse onderhandelingen met beide partijen. Dit in het licht van de snelle oplossing die president Trump in het vooruitzicht had gesteld.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet is altijd heel duidelijk geweest over het einddoel: Oekraïne in staat stellen zich te verdedigen en te voorkomen dat Rusland deze oorlog wint. Hoofddoel van onze steun is het waarborgen van het voortbestaan van Oekraïne als soevereine staat in het licht van de ongekende Russische agressie. Het kabinet roept al sinds het begin van de grootschalige invasie Rusland op de oorlog te stoppen. Dit is ook in het belang van de Europese veiligheid en dus ook van Nederland. Momenteel zien we echter dat Rusland voortdurend aanvallen blijft uitvoeren op Oekraïense steden, civiele infrastructuur en burgers (zoals in Kharkiv, Sumy, Kryvy Rih en Kyiv vorige week). Hieruit leidt het kabinet af dat Rusland geen daadwerkelijke intentie heeft deze oorlog te stoppen. Momenteel voert de VS de druk op om te komen tot een akkoord en vinden er in verschillende settings gesprekken plaats met zowel Oekraïne, Rusland, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk als Duitsland. Het blijft van belang te werken aan een rechtvaardige en duurzame vrede. Het is aan Oekraïne om de voorwaarden voor vrede te bepalen, en we doen alles wat we kunnen om Oekraïne daarin te steunen.
De leden van de BBB-fractie zien het bijdragen aan een vredesmissie als een risico, zeker als er ook Nederlandse troepen zouden moeten worden ingezet. Zeker ook als de Amerikanen daarbij geen bijdrage of zekerheden leveren. Hoe kijkt de minister aan tegen de mogelijke inzet van Nederlandse troepen in Oekraïne? Neemt hij daarbij alle risico’s mee, zoals een escalatie naar een nog groter conflict? Wat betekent dat voor de Nederlandse betrokkenheid daarin? Deze leden vragen hoe de artikel 5-procedure van de NAVO werkt als er bijvoorbeeld Nederlandse troepen in Oekraïne gestationeerd zijn die worden aangevallen door Russische troepen. Hoe reflecteert onze minister daarop, vragen voornoemde leden.
Antwoord van het kabinet
Nederland is met militaire planners betrokken bij de Coalition of the Willing om in kaart te brengen wat nodig is om Oekraïne te ondersteunen na een mogelijk staakt-het-vuren. Er is op dit moment helaas nog geen concreet uitzicht op een dergelijk staakt-het-vuren. Zodra dit verandert, zal het kabinet uw Kamer daarover informeren.
De leden van de BBB-fractie zien dat steun aan Oekraïne nodig blijft als er geen staakt-het-vuren of vrede komt in de nabije toekomst. Wat voor scenario’s voorziet de minister als dat het geval mocht blijken te zijn, en wat betekent dat voor de verschillende budgetten die aan deze scenario’s hangen? Zij zullen immers mogelijk in de toekomst op de begroting gaan drukken. Deze leden vragen hoe sterk of zwak de minister de kracht van Rusland op de korte en langere termijn inschat. Dit om te kunnen bepalen wat de beste drukmiddelen kunnen zijn en waar hiermee de zwaartepunten te leggen.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet steunt Oekraïne zoveel als nodig, zo lang als nodig. Zowel in het geval van een staakt-het-vuren en een vredesovereenkomst als bij het uitblijven daarvan zal het noodzakelijk zijn om Oekraïne van steun te voorzien. Het kabinet speculeert niet over de bedragen die in de toekomst nodig zijn, maar in ieder geval zal het, conform het Regeerprogramma Oekraïne onverminderd blijven steunen.
Ongeacht de verschillende mogelijke scenario’s, zal Rusland voorlopig een grote bedreiging voor de Oekraïense en Europese veiligheid blijven vormen. Het is van belang de druk op Rusland langs alle sporen te blijven opvoeren. Het kabinet benadrukt dat dit geen keuzemenu is. Van voortdurende militaire en niet-militaire steun aan Oekraïne (zoals herstel van kritieke infrastructuur) tot het nog verder opvoeren van sanctiedruk en het tegengaan van sanctieomzeiling: inzet op alle sporen is noodzakelijk om de Russische dreiging te adresseren.
De ontwikkelingen in het Midden-Oosten baren de leden van de BBB-fractie grote zorgen, zoals gebleken is uit onze diverse inbrengen in debatten hierover. Voor deze leden is de huidige Syrische regering nog niet betrouwbaar genoeg om alle sancties te verlichten of zelfs op te heffen. Voor humanitaire goederen kan een uitzondering worden gemaakt. De aanval op verschillende minderheden, als de Alawieten en Christenen, vinden zij dusdanig ernstig dat de nieuwe regering daar een sterk optreden, zekerheden en bescherming moet laten zien. Kan de minister aangeven hoe hij dit gaat controleren?
Antwoord van het kabinet
Het is cruciaal dat de Syrische overgangsregering zich blijft uitspreken tegen alle vormen van geweld tegen burgergroepen en daartegen optreedt. Hierbij is de opvolging van de bevindingen van het comité dat onderzoek doet naar het geweld aan de kust en de vervolging van de daders van groot gewicht. In alle diplomatieke contacten met de Syrische overgangsregering en in internationale fora benadrukt het kabinet het belang van de bescherming van alle gemeenschappen in Syrië en zal dit blijven doen. Zo heeft Nederland bijvoorbeeld tijdens de Raden van Buitenlandse Zaken op 17 maart jl. en 14 april jl. en tijdens de Europese Raad op 20 maart jl. opgeroepen tot bescherming van alle bevolkingsgroepen.5 Daarnaast heeft de Speciaal Gezant voor Syrië tijdens zijn bezoeken aan Damascus het belang van de bescherming van alle bevolkingsgroepen, waaronder christenen en alawieten, benadrukt.
De leden van de BBB-fractie pleiten nogmaals voor berechting van oorlogsmisdadigers die zich tijdens de Syrische burgeroorlog schuldig hebben gemaakt en het opsporen van vermiste (Yezidi) personen. Kan de minister aangeven hoe hij dit wil oppakken met Nederlandse ondersteuning?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet hecht groot belang aan het voorkomen van straffeloosheid en maakt zich hard voor accountability in Syrië. Het kabinet zet zich onder andere stevig in voor het vervolgen en berechten van IS-strijders, onder meer door inzet op een tribunaal tegen door IS-strijders begane misdaden. Voor het zomerreces zal uw Kamer hierover een brief toegaan.
Ook is er aandacht voor het opsporen van vermiste personen, inclusief Yezidi’s. Zo blijft Nederland de VN-bewijzenbank voor Syrië (Independent Institution on Missing Persons (IIIM)) financieel en politiek steunen zodat bewijsmateriaal van mensenrechtenschendingen verzameld kan blijven worden voor nationale en internationale procedures. Daarnaast heeft Nederland zich in de Mensenrechtenraad vorige week actief en met succes ingezet voor de verlenging met een jaar van het mandaat van de Commission of Inquiry, dat onderzoek doet naar mensenrechtenschendingen in Syrië. Ten slotte geeft Nederland politieke steun aan het VN-vermistenmechanisme voor Syrië (IIMP).
Tot slot willen deze leden nogmaals onderstrepen dat Islamitische Staat (IS)-strijders met EU-paspoorten die al dan niet gevangen zitten in Syrië, ook nooit meer terug hoeven te keren naar de EU. Hoe gaat de minister daarvoor zorgen, net als voor hun bewaking en berechting in Syrië?
Antwoord van het kabinet
Het is van groot belang dat de kampen en detentiecentra in Noordoost-Syrië bewaakt blijven, zoals Nederland ook in EU-verband heeft benadrukt tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 24 februari jl. Het kabinet onderzoekt mogelijkheden om gevangen genomen IS’ers te doen berechten in Syrië. Op dit moment is het terughalen van Nederlandse uitreizigers, ondanks de veranderde situatie in Syrië, niet aan de orde. Om te kunnen beslissen over repatriëring weegt het kabinet in iedere casus de verschillende omstandigheden en factoren. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met de nationale veiligheid, internationale betrekkingen en de veiligheid in het gebied en van betrokkene(n). Specifiek voor Nederlanders die zijn afgereisd naar Syrië om zich aan te sluiten bij ISIS, geldt dat deze nog steeds gevangen zitten in Noordoost-Syrië onder het bewind van de Syrian Democratic Forces. Deze personen zijn internationaal gesignaleerd en Nederland heeft hier in internationaal verband nauw contact over. Het kabinet houdt met partners binnen en buiten de EU de situatie nauwlettend in de gaten en blijft alert op mogelijke dreigingen voor de nationale veiligheid die kunnen ontstaan als gevolg van ontwikkelingen.
De leden van de BBB-fractie maken zich zorgen over de humanitaire situatie in Gaza. Israël heeft het recht zich te verdedigen en de gijzelaars moeten vrijkomen. De gewelddadige kolonisten op de Westelijke Jordaanoever brengen echter, samen met de hernieuwde aanvallen op Gaza, Israël zelf ook weinig goeds. Sterker nog, de aanval op de Gazaanse hulpdiensten was een buitengewoon ernstig en betreurenswaardig voorval dat voornoemde leden grote zorgen baart. Dit mag niet meer gebeuren en hierover moet via een onafhankelijke commissie de waarheid boven tafel komen en de eventuele schuldigen moeten worden bestraft. Hoe gaat de minister dit monitoren? De beeldvorming over Israël als enige democratie in het Midden-Oosten komt hierdoor ook verder onder druk te staan, ook in Nederland. Deze leden vinden het zorgwekkend dat het daardoor in de publieke opinie lastiger wordt om Israël te steunen als het aangevallen wordt en zien dat antisemitisme ook mede hierdoor zorgwekkend is gegroeid.
Antwoord van het kabinet
Hiervoor verwijst het kabinet naar de beantwoording van vraag 5.
Wat kan de minister doen om de humanitaire situatie in Gaza te helpen verlichten en de gijzelaars vrij te krijgen? Wat kan de minister hiernaast parallel doen om de tweestatenoplossing ondanks alle obstakels alsnog dichterbij te brengen?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet veroordeelt de aanhoudende blokkade, die indruist tegen internationaal recht. Professionele en gemandateerde organisaties, zoals de Verenigde Naties en de Rode Kruis- en Halve Maanbeweging, moeten veilige en ongehinderde toegang hebben tot mensen in nood in de gehele Gazastrook. Dit maakt Nederland ook kenbaar richting Israël; recent nog tijdens de ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 9 april jl., en daarnaast ook in EU en multilateraal verband. Naast diplomatieke inzet ten behoeve van humanitaire hulp richt Nederland zich op de ondersteuning van hulporganisaties die in de Gazastrook actief zijn. Nederland heeft reeds EUR 82 miljoen aan additionele middelen vrijgemaakt in respons op de crisis in de Gazastrook sinds 7 oktober 2023.
Nederland blijft bij betrokken partijen het belang benadrukken van een onmiddellijk staakt-het-vuren, het vrijlaten van alle gegijzelden en het duurzaam staken van de gewelddadigheden.
Voor Nederland blijft de tweestatenoplossing het uitgangspunt voor een toekomstige vreedzame en duurzame oplossing, en benadrukt dit ook in contacten met Israël, de Palestijnse Autoriteit en andere relevante partners. Nederland erkent het belang van internationale samenwerking ter bevordering hiervan. In dit kader heeft Nederland zich actief aangesloten bij het initiatief van de Europese Unie en Saudi-Arabië: de Global Alliance for the Implementation of the Two-State Solution. Op 20 mei 2025 organiseert Nederland samen met Marokko als onderdeel hiervan een bijeenkomst in Rabat.
Daarnaast is Nederland voornemens om deel te nemen aan de High-level International Conference for the Peaceful Settlement of the Question of Palestine and the Implementation of the Two-State Solution in juni in New York. In april hebben de eerste consultaties in New York plaatsgevonden. Hier heeft Nederland in een stemverklaring het belang van een tweestatenoplossing wederom benadrukt. Momenteel wordt er door Frankrijk en Saudi-Arabië gewerkt aan een agenda voor de conferentie in juni. Nederland verwacht dat deze conferentie en de bijeenkomst van de Global Alliance for the Implementation of the Two-State Solution elkaar kunnen versterken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie onderschrijven de verklaring van de ministers van Buitenlandse Zaken van Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk6. Onderschrijft de minister deze verklaring ook en is hij voornemens om zich bij deze ministers aan te sluiten, zo vragen deze leden?
Antwoord van het kabinet
Nederland heeft de gezamenlijke verklaring van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland over onder andere de oproep tot opheffing van de humanitaire blokkade en tot een terugkeer naar een staakt-het-vuren publiek gesteund.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 april jl. dat Nederland de noodzaak van een grondig onafhankelijk eigen onderzoek heeft onderstreept en dat als Israël dat nalaat, onafhankelijk internationaal onderzoek nodig is. Deze leden vragen hoe deze inbreng zich verhoudt tot de aangenomen motie-Kahraman/Ceder (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3107) die ‘verzoekt om in Europees verband en bilateraal bij de Israëlische autoriteiten erop aan te dringen een onafhankelijk internationaal onderzoek naar dit incident te laten plaatsvinden’? Hiermee heeft de minister niet volledig de motie uitgevoerd. Op welke wijze is de minister dat voornemens alsnog te doen?
Antwoord van het kabinet
Hiervoor verwijst het kabinet naar de beantwoording van vraag 5.
De leden van de ChristenUnie-fractie hadden verwacht inmiddels kennisgenomen te kunnen hebben van de erkenning van de Armeense genocide door de Nederlandse regering, zoals de motie-Ceder c.s. (Kamerstuk 21501-02, nr. 3122) vraagt. Waarom willigt het Nederlandse kabinet voor de derde maal deze heldere oproep van de Kamer niet in, zo vragen de leden?
Antwoord van het kabinet
Tijdens het debat over de Europese Raad op 17 december jl. heeft de minister-president aangegeven dat de Kamer een brief zou ontvangen in het eerste kwartaal van 2025 over de zienswijze van de regering ten aanzien van de kwestie van de Armeense genocide. Deze brief is op 25 april jl. verstuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van de informele Raad Buitenlandse Zaken d.d. 7-8 mei gekregen en danken het kabinet voor het toezenden daarvan.
Oekraïne
De leden van de SGP-fractie zijn zeer positief over het leveren van munitie aan Oekraïne en zijn daarom ook voorstander van het initiatief van de HV. De voorgenoemde leden horen dat een groot deel hiervan is veiliggesteld en vragen het kabinet of dit ook voortvarend geleverd wordt.
Antwoord van het kabinet
Het doel van het munitieplan is om in 2025 twee miljoen stuks te leveren aan Oekraïne. De toezeggingen van Nederland en andere lidstaten hebben alle betrekking op leveringen dit jaar. Zoals toegelicht door de HV in haar recente persconferentie7 is daarmee twee derde van het beoogde doel reeds gecommitteerd door de EU. Nederland levert een substantiële bijdrage. De Kamer zal hier zoals gebruikelijk via de periodieke leveringenbrief over worden geïnformeerd.
De leden van de SGP-fractie zijn ook benieuwd naar nadere toelichting van het verslag van de Raad van 14 april op het punt van het EUMAM Oekraïne mandaat en hoe dat besproken is. Kan het kabinet schetsen welke opties voor het EUMAM Oekraïne mandaat genoemd zijn en in welke richting de mogelijke uitbreiding zou gaan, zo vragen de leden van de SGP-fractie. Deze leden lezen ook in opmerkingen van de HV dat het naast het trainen van Oekraïense militairen zou gaan om het potentieel wijzigen van het mandaat om bij te dragen aan veiligheidsgaranties van de “coalition of the willing” 8 en horen graag van het kabinet uitgebreider over het mandaat van EUMAM Oekraïne als de wijziging daadwerkelijk ter sprake komt. De aan het woord zijnde leden zijn positief over de bijdrage van EUMAM Oekraïne aan het trainen van Oekraïense militairen en kijken constructief naar een bijdrage aan de veiligheidsgaranties voor Oekraïne na een eventueel staakt-het-vuren. Het wijzigen van het EUMAM Oekraïne mandaat daarvoor moet goed overwogen en verduidelijkt worden, derhalve vragen de aan het woord zijnde leden om nadere informatie daarover.
Antwoord van het kabinet
EU-lidstaten onderzoeken momenteel op welke manier het mandaat van EU-trainingsmissie EUMAM kan worden versterkt en uitgebreid. Daarbij liggen verschillende opties op tafel. Zo wordt onder meer gesproken over betere coördinatie en afstemming van trainingsbehoeften, specialisatie van trainingen en het verplaatsen van trainingen naar Oekraïne. Onderhandelingen met betrekking tot een staakt-het-vuren zijn nog bezig. De uitkomst daarvan is bepalend voor de rol die EUMAM zou kunnen spelen in relatie tot de eventuele inzet van de “Coalition of the Willing”. Voor het kabinet staat voorop dat de missie zo goed mogelijk moet aansluiten op de noden van Oekraïne. Het kabinet onderschrijft dat het aanbieden van trainingen in Oekraïne mogelijk bepaalde voordelen biedt. Tegelijkertijd dient het kabinet ook de risico’s mee te wegen die met trainen in Oekraïne gepaard kunnen gaan. Het kabinet verkent op continue basis mogelijkheden om Oekraïne verder te ondersteunen en sluit daarbij op voorhand geen opties uit.
Dialoog met de Palestijnse Autoriteit en Hervormingen
De leden van de SGP-fractie zijn voorts zeer geïnteresseerd in het gesprek met de Palestijnse Autoriteit en vinden het opmerkelijk dat de Europese Commissie daarna 1,6 miljard aan steun heeft toegezegd voor drie jaar. De aan het woord zijnde leden verwachten een koppeling van forse hervormingen, concrete hervormingen en echte conditionaliteit aan de toegezegde steun. Kan het kabinet zich daar duidelijk voor uitspreken en noemen welke hervormingen zij de afgelopen jaren hebben gezien die aanleiding geven om nu in vertrouwen nog extra steun te geven? Deze leden zijn bijzonder bezorgd over trage hervormingen rond onderwijs, het democratische gehalte van de Palestijnse Autoriteit en het bestrijden van terreur.
Antwoord van het kabinet
Het Europese meerjarensteunprogramma voor de Palestijnse Autoriteit (PA), waar de EUR 1,6 miljard onderdeel van uitmaakt, is gebaseerd op de hervormingsmatrix waarin de PA zich committeert aan het doorvoeren van hervormingen onder andere op het gebied van sociale zekerheid (inclusief betalingen aan familie van gevangenen) en het curriculum van schoolboeken. Nederland benadrukt consequent dat de monitoring van de doorvoering van de aangekondigde hervormingen tijdens de loop van het steunprogramma essentieel is, hetgeen door de Commissie wordt onderkend en bevestigd. Dit heeft Nederland ook tijdens de High Level Dialogue opgebracht. Het kabinet ziet de Palestijnse Autoriteit overigens als de enige beschikbare bestuurlijke optie voor de Palestijnse gebieden op dit moment. Zie ook het antwoord op vraag 17.
De leden van de SGP-fractie hechten aan het tegengaan van radicalisering onder de Palestijnse bevolking omdat dit een cruciale stap is voor enige duurzame vrede van onderop. Daarin zijn de schoolboeken en het curriculum cruciaal. Deze leden vragen al langer aandacht voor antisemitisme, aanwakkering van haat en het recht praten van terreur en geweld in Palestijnse en Arabische schoolboeken. De schoolboeken vol met antisemitisme zijn al langer een probleem en obstakel in de lesmethodes van UNRWA en verschillende landen en gebieden. Derhalve vragen deze leden of en hoe dit specifieke onderwerp aan bod is gekomen tijdens de High-Level Dialogue met de PA.
Antwoord van het kabinet
Hiervoor verwijst het kabinet naar de beantwoording van vraag 31.
Reeds eerder waren de leden van de SGP-fractie bezorgd en verbaasd toen in september 2024 de EU ook extra steun verleende aan de Palestijnse Autoriteit met een “letter of intent”9 eraan gekoppeld. Is de voortgang van de daarin benoemde hervormingen nog besproken tijdens de High Level Dialogue? Deze leden zijn namelijk benieuwd of het genoemde actieplan over curriculumhervorming is aangenomen en hoe het kabinet dit apprecieert. Gaarne een reflectie.
Antwoord van het kabinet
De intentieverklaring getekend door de Europese Commissie en de Palestijnse Autoriteit (PA) op 19 juli 2024 bevat een strategie gericht op het stabiliseren van de PA en de economie op de Westelijke Jordaanoever, waaraan een noodsteunprogramma is verbonden van EUR 400 miljoen. De strategie probeert daarnaast voorwaarden te scheppen voor de wederopbouw van de Gazastrook zodra de situatie ter plaatse dat toelaat. Het noodpakket van EUR 400 miljoen is reeds betaald, in drie tranches. Tranche 1 en 2 van het noodpakket bestonden voornamelijk uit herbestemming van bestaande Europese steun (het reguliere meerjarensteunprogramma), tranche 3 (EUR 110 mln.) was een nieuw bedrag. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 18 november 2024 heeft de Europese Commissie toegezegd dat aan de voorwaarden voor tranche 3 is voldaan. In een eerder stadium werd besloten een gedeelte van het geld uit de tweede tranche van het noodsteunprogramma (EUR 17.5 mln.) niet over te maken vanwege het feit dat op dat moment onvoldoende voortgang was geboekt met de uitvoering van de in de intentieverklaring afgesproken ‘prioritaire acties’ met betrekking tot de hervorming van het sociaal systeemstelsel waaronder betalingen aan families van gevangenen. Op dit moment zijn alle betalingen van het noodsteunpakket aan de PA overgemaakt omdat is vastgesteld dat in voldoende mate aan de voorwaarde is voldaan. De intentieverklaring is daarom tijdens de High Level Dialogue niet meer besproken.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de denktank Impact-SE in maart 2025 met een rapport “Back to school: Gaza’s educational frameworks in the shadow of war”10 kwam over het nieuwe curriculum van de Palestijnse Autoriteit. Het curriculum en onderwijshervorming is een van de belangrijke sectoren voor hervormingen van de Palestijnse autoriteit, en een onderwerp wat steeds conditioneel gekoppeld is aan de financiële steun. Derhalve vragen de leden van de SGP-fractie ook of het kabinet bekend is met dit rapport en de zorgen van deze leden over de onthullingen daarin deelt. Is in de Europese voorbereiding of in het High Level Dialogue over de bevindingen van dit Impact-SE rapport gesproken? Zo niet, wil het kabinet dan van dit rapport kennisnemen en een reactie daarop naar de Kamer sturen, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord van het kabinet
Het rapport van Impact-SE is niet specifiek onderdeel geweest van de High Level Dialogue. Wel zijn de hervormingen van de Palestijnse Autoriteit (PA), waaronder op het gebied van het curriculum in schoolboeken, onderdeel van de dialoog tussen de EU en de PA. Het kabinet heeft kennisgenomen van de conclusies van het rapport van Impact-SE en steunt de inzet van de Europese Commissie om de dialoog met de PA over de hervormingen te voeren.
De leden van de SGP-fractie vragen voorts waarom het hervormen van de Palestijnse Autoriteit zo langzaam verloopt en weinig conditioneel is, graag een reflectie daarop van het kabinet. Het verbaast de aan het woord zijnde leden dat tussen een afspraak voor hervormingen en financiële steun in de zomer van 2024, en een High Level Dialogue over meer financiële steun en hervormingen in april 2025 alsnog dit curriculum opgestart wordt door het Onderwijsministerie van de Palestijnse Autoriteit. In het rapport van Impact SE blijkt dat 7 oktober verheerlijkt wordt alsmede de Intifada, dat het curriculum nog steeds overduidelijk antisemitisme bevat. Kan het kabinet met het oog daarop toelichten hoeveel controle op de hervormingen er is, en hoeveel conditionaliteit? De aan het woord zijnde leden zien veel toegezegde hervormingen en veel financiële steun, maar ook herhaaldelijk tegenwerking zoals in het nieuwe curriculum.
Antwoord van het kabinet
Zoals bekend is de hervormingsagenda van de Palestijnse Autoriteit (PA) onderdeel van de dialoog tussen de PA en de EU. Zie ook het antwoord op vraag 34.
Zoals onder antwoord vraag 34 aangegeven, is de Europese financiële steun (het Europese meerjarenprogramma) voor de Palestijnse Autoriteit afhankelijk van voortgang op de hervormingsagenda waarvan onderwijs een belangrijk aandachtspunt is. Het is in beginsel aan de EU om deze voortgang te monitoren en te kwalificeren.
Hier wordt actief invulling aan gegeven. Illustratief hiervoor was het Europese besluit om in een eerder stadium nog geen geld over te maken voor de tweede tranche van het noodsteunpgrogramma (EUR 17.5 mln.) vanwege onvoldoende voortgang op het implementeren van de in de intentieverklaring afgesproken ‘prioritaire acties’ op het gebied van hervorming van het sociaal systeem stelsel, waaronder betalingen aan families van gevangenen. Op dit moment zijn alle betalingen van het noodsteunpakket aan de PA overgemaakt omdat is vastgesteld dat in voldoende mate aan de voorwaarde is voldaan. Zie ook het antwoord op vraag 33.
Nederland benadrukt consequent het belang van hervormingen op het gebied van schoolboeken en betalingen aan families van gevangenen. Nederland heeft geen reden om te betwijfelen dat deze zorgen voldoende worden geadresseerd en worden meegewogen door de EU.
EU en toetredingen
Voorts vragen de leden van de SGP-fractie naar de lunch met ministers van kandidaat-lidstaten en het niet uitnodigen van Georgië. Kan het kabinet noemen waarom Georgië niet uitgenodigd is? De aan het woord zijnde leden hebben ernstige bezwaren bij een aangenomen wet rond Buitenlandse actoren, de verkiezingen en het optreden tegen demonstraties, en hechten tegelijk aan het in gesprek blijven en ook kunnen aanspreken van de Georgische overheid.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft zorgen over de acties van de Georgische autoriteiten zoals het uitblijven van juridische vervolging na het gewelddadige optreden tegen demonstranten, journalisten en politici, maar ook over de repressieve wetgeving die in snel tempo is aangenomen. Als gevolg van deze acties zijn op EU-niveau enkele maatregelen van kracht, waaronder het aanzienlijk beperken van het aantal politieke contactmomenten met de autoriteiten van Georgië.11 Het voorzitterschap, dat over de uitnodigingen gaat, heeft gehandeld in lijn met deze maatregel. Het kabinet steunt dit.
De leden van de SGP-fractie zijn net zoals het kabinet zeer kritisch over verdere uitbreiding van de EU en lezen dat goed terug in de paragrafen over de toetreding van Albanië en de Intergouvernementele Conferentie. Kan het kabinet nader motiveren waarom er wel closing benchmarks maar geen opening benchmarks zijn voor cluster 3? En is dat bij andere clusters wel het geval, zo vragen deze leden. De aan het woord zijnde leden zien een geopolitiek belang in de westelijke Balkan en betrokkenheid van de Unie daar, maar blijven kritisch over toetreding.
Antwoord van het kabinet
Of voorafgaand aan het openen van een cluster zogenoemde opening benchmarks van toepassing zijn hangt af van de mate van voorbereiding van de kandidaat-lidstaat om de onderhandelingen over het betreffende cluster aan te gaan. De Commissie acht in dit geval dat Albanië in voldoende mate voorbereid is voor deze fase van de onderhandelingen over Cluster 3. Het kabinet onderschrijft deze bevinding van de Commissie. Closing benchmarks zien evenwel op de vereisten waar een kandidaat-lidstaat gedurende het verdere toetredingsproces aan moet voldoen, om hoofdstukken vallend onder een cluster te zijner tijd onder voorbehoud te kunnen sluiten, en zijn daarom in beginsel altijd van toepassing. Alle lidstaten zullen te zijner tijd moeten instemmen met het onder voorbehoud sluiten van ieder afzonderlijk hoofdstuk vallend onder Cluster 3.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie en reactie van de bewindspersoon
Met grote verontrusting hebben de leden van de Volt-fractie kennisgenomen van het bericht dat de Verenigde Staten (VS) zich mogelijk als bemiddelaar uit de onderhandelingsgesprekken tussen Rusland en Oekraïne zouden willen terugtrekken, door de mogelijkheid dat deze terugtrekking symbool kan staan voor het terugtrekken van alle steun uit de VS aan Oekraïne. Heeft de minister hier meer concrete informatie over, zeker nu minister Rubio en Oekraïne-gezant Kellogg vandaag (d.d. woensdag 23 april) niet aanwezig zijn bij het topoverleg in Londen over de beëindiging van de oorlog? Waarom is dit overleg opeens afgeschaald? Bereidt de EU zich voor op het scenario dat de VS zich definitief terugtrekken als bemiddelaar en op het overnemen van deze rol? En staat het kabinet pal achter Oekraïne op het punt dat het niet bereid is territoriale soevereiniteit op te geven aan Rusland? Hoe staat het met het plan van EU Hoge Vertegenwoordiger Kallas om 40 miljard euro aan militaire steun voor Oekraïne te mobiliseren? Op welke manier zet Nederland zich nu in om dit plan te laten slagen?
Antwoord van het kabinet
Tijdens het overleg in Londen van 23 april jl. is constructief gesproken tussen vertegenwoordigers van Oekraïne, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en de speciaal gezant voor Oekraïne van de VS, de heer Kellogg. Het kabinet volgt deze ontwikkelingen op de voet. Het kabinet blijft zich inzetten voor aanhoudende betrokkenheid van de VS bij Oekraïne. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dit op 29 april nog besproken met zijn Amerikaanse ambtsgenoot. De EU draagt hetzelfde standpunt uit. Het kabinet staat achter de soevereiniteit van Oekraïne. Het is aan de Oekraïners om te beslissen of en onder welke voorwaarden zij akkoord gaan met een vredesakkoord. Zij vechten voor het voorbestaan van hun land en voor hun vrijheid. Voor uw vraag over het plan van EU HV Kallas en de Nederlandse inzet verwijst het kabinet naar de beantwoording van vraag 1.
Daarnaast vragen de leden van de Volt-fractie in het licht van het zeer zorgelijke bericht over de bevindingen in het jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) hoe de minister het bericht duidt dat de Russische oorlogsindustrie meer materieel produceert dan het nodig heeft in Oekraïne. Ziet de minister dit als een extra onderbouwing voor de berichten vanuit experts en inlichtingendiensten dat Rusland binnen vijf jaar, of, naar de voorspelling van president Zelensky, namelijk binnen één jaar, een NAVO-land zou kunnen aanvallen? Minister van Defensie Brekelmans sprak eerder over de grijze zone tussen vrede en oorlog waar we als NAVO-landen in leefden. Nu spreekt de directeur van de MIVD echter over een donkergrijze zone. Kan de minister duiding geven aan wat deze donkergrijze zone precies betekent en wat er nu anders of extra gedaan wordt aan onze defensie nu we in deze zone verkeren?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet ziet dat statelijke actoren zoals Rusland onze samenleving proberen te ontwrichten en verzwakken, onder meer door cyber- en hybride aanvallen. Donkergrijs betekent voor het kabinet dat wij weliswaar niet in oorlog zijn, maar desondanks ons moeten verhouden tot de dreiging die Rusland vormt voor de Europese en Nederlandse veiligheid. Het antwoord wat anders of extra gedaan wordt aan onze defensie is aan de minister van Defensie.
Verder vragen de leden van de Volt-fractie op welke manier de minister zich inzet om 18 miljard euro aan directe investeringen in de Oekraïense defensie-industrie te regelen, zodat de industrie in staat is volledig te draaien. Brengt de minister dit op tijdens zijn overleggen met zijn Europese collega’s? Staan zij hier welwillend tegenover? Wanneer zijn hierin de eerste stappen te verwachten? Volgens een artikel in de Washington Post zijn er meer landen die momenteel het Deense model voor directe investeringen in de Oekraïense defensie-industrie overwegen. Is de minister bereid om met deze landen een coalition of the willing te vormen op dit gebied en zo de Oekraïense defensie-industrie op volledige capaciteit te laten draaien?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet onderschrijft de noodzaak en wenselijkheid van verdergaande investeringen in de Oekraïense defensie-industrie. De samenwerking met de Oekraïense defensie-industrie is ook opgenomen in de veiligheidsovereenkomst tussen onze beide landen. Uiteraard is dit ook onderwerp van gesprek met Europese collega’s. Er bestaat veel welwillendheid binnen de EU om samenwerking aan te gaan met de Oekraïense defensie-industrie: zowel bilateraal als ook via EU-instrumenten. De minister van Defensie werkt aan de verdere implementatie van het aanschaffen van militaire goederen in de Oekraïense defensie-industrie: een zogenoemd ‘government to business’ model. In dit opzicht verschilt de Nederlandse aanpak van het Deense model, omdat dit laatste niet direct verwerft bij de Oekraïense industrie, maar contracten financiert die door de Oekraïense overheid worden gesloten (‘government to government to business’-model). Beide modellen kennen voor- en nadelen. De opgedane ervaringen en resultaten zullen te zijner tijd met elkaar vergeleken worden. Gezien het Nederlandse model afwijkt van het Deense model, en de investeringen in de Oekraïense defensie-industrie al op verschillende wijze worden gestimuleerd, ligt het niet voor de hand hiervoor een coalitie te vormen. Vanzelfsprekend is het kabinet bereid ervaringen met andere landen te delen als zij een dergelijke vorm van samenwerking met de Oekraïense defensie-industrie overwegen.
De leden van de Volt-fractie herkennen de toenemende kritiek van de Nederlandse bevolking op de Israël-Gaza strategie van dit kabinet en juichen dit dan ook toe. Bijna zes op de tien (57 procent) Nederlanders vinden dat de militaire reactie van Israël op de aanvallen van Hamas buitenproportioneel is. Zal de minister zijn Israël-beleid aanpassen nu 54 procent van de Nederlanders een kritischer beleid van de Nederlandse regering vraagt ten aanzien van Israël en sancties tegen Israël in overweging nemen nu Israël Gaza noodhulp blijft ontzeggen en de Palestijnse bevolking collectief blijft straffen voor de daden van Hamas? Ziet de minister in dat zijn continue oproepen aan de Israëlische regering niet werken?
Antwoord van het kabinet
Sinds het uitbreken van de oorlog heeft Nederland zich, met partners en naar vermogen, ingezet om de situatie ter plaatse te verbeteren. Deze inzet loopt langs verschillende sporen: diplomatiek, humanitair, veiligheid en bestrijding van straffeloosheid.
Sinds het verbreken van het staakt-het-vuren van 18 maart jl. is er een nieuwe fase in het conflict aangebroken. Het Israëlische handelen baart ernstige zorgen en roept serieuze vragen op over proportionaliteit, ook in relatie tot het grote aantal burgerslachtoffers. Om deze reden heeft Nederland de afgelopen maanden verdere stappen gezet om de druk op Israël op te voeren. Denk hierbij aan het intrekken van de algemene exportvergunning voor dual use goederen en het ontbieden van de Israëlische ambassadeur op 9 april jl. Nederland blijft de relatie met Israël inzetten om de situatie op de grond te verbeteren. Hierbij worden ook stevige boodschappen overgebracht, zoals op humanitair gebied, waar mogelijk met andere landen zoals Frankrijk, Duitsland en het VK. Het kabinet verwijst hierbij ook naar de beantwoording van vraag 4.
De leden van de Volt-fractie hebben daarnaast vernomen dat de Franse, Duitse en Britse ministers van Buitenlandse Zaken een verklaring naar buiten hebben gebracht ten aanzien van het ontzien van noodhulp aan Gaza door Israël en de uitspraken van defensieminister Katz. Wat is de reden dat de minister zich niet bij deze verklaring heeft aangesloten? Kan hij zich hier zo snel mogelijk alsnog bij aansluiten?
Antwoord van het kabinet
Nederland heeft de gezamenlijke verklaring van de zogenaamde “E3” (het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland) van 23 april jl. over onder andere de oproep tot opheffing van de humanitaire blokkade en tot een terugkeer naar een staakt-het-vuren publiekelijk gesteund en blijft met deze landen hecht samenwerken.
De leden van de Volt-fractie horen graag van de minister hoe hij de kans van slagen van het voorstel van Qatar en Egypte voor een wapenstilstand tussen Israël en Hamas beoordeelt. Hoe duurzaam denkt de minister dat dit voorstel is? Wat kan de rol van de EU zijn in het bevorderen van dit voorstel?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet steunt de inzet van bemiddelende partijen als Qatar, Egypte en de VS om tot een staakt-het-vuren in de Gazastrook te komen. Het kabinet draagt deze boodschap zowel bilateraal als in EU-verband uit en zet zich diplomatiek in om alle partijen aan tafel te krijgen. Dit is van belang voor het vrijlaten van alle gegijzelden, het verlichten van de humanitaire situatie in de Gazastrook en het duurzaam staken van de vijandelijkheden. De EU speelt geen rol bij deze onderhandelingen, maar Nederland steunt de betrokken landen om een staakt-het-vuren te bereiken, hoe moeilijk dit momenteel ook is.
Vervolgens hebben de leden van de Volt-fractie met afschuw vernomen dat Israël toeristische tours op Syrisch grondgebied organiseert. Dit is in hun ogen de zoveelste aanwijzing dat Israël niet van plan is om de gedemilitariseerde bufferzone op korte termijn te verlaten, iets wat al eerder is versterkt door de uitspraak van defensieminister Katz dat het Israëlische leger daar voor onbepaalde tijd gestationeerd zal blijven. Wat is de reactie van de minister op de organisatie van deze tours? De voornoemde leden verwachten een sterke veroordeling van deze acties. Wat gaat de minister – in nationaal en Europees verband – doen om ervoor te zorgen dat Israël zich zal terugtrekken uit de bezette Syrische gebieden?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft begrip voor de veiligheidszorgen van Israël naar aanleiding van de val van Assad. Tegelijkertijd heeft het kabinet van meet af aan benadrukt dat de defensieve tijdelijke maatregelen ook echt tijdelijk moeten zijn, dat alle actoren in lijn met internationaal recht moeten handelen en dat de territoriale integriteit van Syrië gerespecteerd moet worden. Maatregelen die niet uit veiligheidsoogpunt worden genomen of de tijdelijkheid daarvan in twijfel trekken, zoals de in december aangekondigde uitbreiding van nederzettingen, veroordeelt het kabinet. Dat geldt ook voor deze tours die de Israëlische krijgsmacht in de bufferzone zou organiseren. Het kabinet benut de dialoog met Israël om deze boodschappen uit te dragen, zowel in bilateraal als EU-verband.
De leden van de Volt-fractie hebben ook vernomen dat er geen overeenstemming is bereikt over de verdere versoepeling van sancties tegen Syrië bij de vorige Raad Buitenlandse Zaken. Wat was tijdens deze Raad het standpunt van de minister t.a.v. het opheffen van sancties op Syrië voor belangrijke sectoren, in plaats van het tijdelijk opheffen van deze sancties? Deze leden zijn van mening dat de Syrische economie niet op gang kan komen zonder een permanente opheffing van sancties op cruciale sectoren die de levensomstandigheden van de gemiddelde Syriër verslechteren.
Antwoord van het kabinet
De Raad sprak in april 2025 over Syrië en het belang van sanctieverlichting voor wederopbouw. De HV pleitte voor een verdere opschorting van sectorale maatregelen en kreeg daarin steun van een ruime meerderheid van de lidstaten. Nederland gaf aan voorstander te zijn van verdere stapsgewijze opschorting van sancties, vooral in sectoren die belangrijk zijn voor economisch herstel en wederopbouw. Nederland ziet sancties niet als losstaand beleidsterrein. Het instrument moet een geïntegreerde rol spelen in het bredere beleid en de doelen die we nastreven. Over het algemeen is het zo dat het verder verlichten van sancties de situatie in Syrië kan helpen verbeteren en onze eigen beleidsdoelen daarmee dichterbij kan brengen, inclusief een inclusieve en vreedzame politieke transitie.
Dan hebben de leden van de Volt-fractie vernomen dat Georgië niet is uitgenodigd voor de lunch met ministers van kandidaat-lidstaten. Begrijpelijk, gezien de afbrokkeling van de rechtsstaat en democratie in het land, vinden deze leden. Wat zijn de stappen die de minister (in EU-verband) zet om de Georgische bevolking en het maatschappelijk middenveld te versterken nu de Georgische overheid haar autoritaire grip versterkt? Hoe gaat de minister er in Europees verband voor zorgen dat het land niet volledig in Russische armen wordt gedreven en dat de hoop onder de EU-gezinde Georgische bevolking behouden wordt?
Antwoord van het kabinet
Nederland blijft, mede in EU verband, steun uitspreken voor de Georgische bevolking, die zich blijft inzetten voor democratische waarden en een sterke rechtsstaat in Georgië en voor een Europese toekomst van het land. Ook biedt Nederland al jaren steun aan het Georgische maatschappelijk middenveld via fondsen zoals MATRA en het mensenrechtenfonds. Het kabinet heeft sinds mei 2024 deze steun zo flexibel mogelijk ingezet, om zo het hoofd te kunnen bieden aan de snel verslechterende situatie voor het maatschappelijk middenveld, als gevolg van de Foreign Agent wet en soortgelijke repressieve wetgeving.
De leden van de Volt-fractie hebben tot slot verheugd kennisgenomen van het feit dat Nederland één van de koplopers is in het bieden van hulp aan Oekraïne om ervoor te zorgen dat het land goede stappen zet richting het behalen van de Kopenhagen criteria en dus een EU-lidmaatschap. Op welke manier doet het kabinet hetzelfde in de richting van andere kandidaat-lidstaten, zoals Moldavië?
Antwoord van het kabinet
Het kabinet onderschrijft het EU-perspectief van Moldavië en benadrukt dat alle kandidaat-lidstaten hun toetredingsproces in lijn met de methodologie zullen moeten doorlopen en aan alle vereisten zullen moeten voldoen. Conform de motie van de leden Paternotte/Veldkamp12 ondersteunt het kabinet Moldavië bij het doorvoeren van hervormingen gericht op het voldoen aan de Kopenhagencriteria. Zo steunt Nederland Moldavië bij de hervorming van de rechtelijke macht, als wezenlijk onderdeel van de rechtsstaathervormingen vallend onder de zogenoemde Fundamentals. Ook hebben er trainingen plaatsgevonden voor Moldavische ambtenaren.
Kamerstuk 21 501-02, nr. 3107↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 3107↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 3117↩︎
EEAS, Foreign Affairs Council: press remarks by High Representative Kaja Kallas after the meeting, 14 april 2025.↩︎
Conform de motie Omtzigt Kamerstuk 21 501-20, nr. 2242.↩︎
Ministère de l'Europe et des Affaires étrangères, ‘’On 50 days of the aid block in Gaza - Joint statement on behalf of the Foreign Ministers of France, Germany and the UK, 22 April 2025.↩︎
EEAS, Foreign Affairs Council: press remarks by High Representative Kaja Kallas after the meeting, 14 april 2025.↩︎
EEAS, Foreign Affairs Council: press remarks by High Representative Kaja Kallas after the meeting, 14 april 2025.↩︎
European Commission, ‘’EU proceeds with the disbursement of further emergency financial support to the Palestinian Authority’’, 5 september 2024.↩︎
Impact-SE (https://www.impact-se.org/reports-2/)↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2917↩︎
Kamerstuk 21 501-20, nr. 1983↩︎