[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Deltafonds 2024

Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2024

Jaarverslag

Nummer: 2025D19985, datum: 2025-05-21, bijgewerkt: 2025-05-28 17:23, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36740-J-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36740 J-1 Jaarverslag en slotwet Deltafonds 2024.

Onderdeel van zaak 2025Z08678:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024–2025
36 740J Jaarverslag en Slotwet Deltafonds 2024
Nr. 1

Jaarverslag van het Deltafonds (J)

Ontvangen 21 mei 2025

Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 1.622.819

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 1.443.100

A. Algemeen

1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, het departementale jaarverslag van het Deltafonds (J) over het jaar 2024 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Infrastructuur en Waterstaat decharge te verlenen over het in het jaar 2024 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
  2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
  3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2024
  2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
  3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
  4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2024 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2024, alsmede over de saldibalans over 2024 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

B.Madlener

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

Voor u ligt het jaarverslag van het Deltafonds, Hoofdstuk J van de Rijksbegroting. Naast het Deltafonds kent IenW ook de Beleidsbegroting Infrastructuur en Waterstaat (Hoofdstuk XII) en het Mobiliteitsfonds (Hoofdstuk A). Van deze begrotingen zijn separate jaarverslagen opgesteld.

In de Waterwet (stb. 2009, nr 107) is opgenomen dat er een Deltafonds wordt ingesteld met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Op grond van het amendement-Jacobi (Kamerstukken II, 2013-2014 33 503, nr. 8) is het met ingang van 1 januari 2015 mogelijk om de uitgaven op het gebied van waterkwaliteit, ook wanneer deze uitgaven geen relatie hebben met waterveiligheid en zoetwatervoorziening, te verantwoorden op het Deltafonds.

De producten van het Deltafonds zijn gerelateerd aan artikel 11 Integraal Waterbeleid op de beleidsbegroting van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting). De doelstelling van dit beleidsartikel is het op orde houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft en over voldoende zoetwater beschikt.

Het Deltafonds wordt voor het grootste deel gevoed door een bijdrage uit de beleidsbegroting van IenW (artikelonderdeel 26.02). Daarnaast worden voor een aantal projecten uitgaven doorberekend aan derden, zoals andere departementen, lagere overheden, buitenlandse overheidsinstanties en de Europese Unie.

De apparaatsuitgaven en apparaatsontvangsten van het kerndepartement (met uitzondering van de Staf-Deltacommissaris) worden verantwoord op artikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement van de begroting Hoofdstuk XII.

Opbouw

Het Jaarverslag van het Deltafonds bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. Een algemeen deel: hierin is naast deze leeswijzer de officiële aanbieding van het Jaarverslag aan de Staten-Generaal en het verzoek tot dechargeverlening opgenomen.
  2. Het beleidsverslag 2024 van het Deltafonds, deze bestaat uit:

    1. Het Deltafondsverslag 2024, waarin een korte terugblik is opgenomen met betrekking tot de realisatie van de belangrijkste uitvoeringsprioriteiten over het verslagjaar 2024 en een overzicht van de onderuitputting, waarbij de grootste en belangrijkste meevallende realisaties worden toegelicht;
    2. De productartikelen van het Deltafonds;
    3. De bedrijfsvoeringsparagraaf.
  3. De Jaarrekening 2024 van het Deltafonds, deze bestaat uit de verantwoordingstaat en saldibalans van het Deltafonds.
  4. De volgende twee bijlagen:

    1. Instandhouding;
    2. Afkortingenlijst.

Normering jaarverslag

De financiële informatie in het beleidsverslag (onderdeel B) wordt gepresenteerd door middel van de tabellen ‘Budgettaire gevolgen van beleid’. Verschillen tussen de vastgestelde begroting en de realisatie worden conform de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2025 op het niveau van de artikelonderdelen toegelicht volgens onderstaande uniforme ondergrenzen. In aanvulling hierop worden ook de verschillen van de verplichtingen en ontvangsten volgens deze ondergrenzen toegelicht.

< 50 1 2
≥ 50 en < 200 2 4
≥ 200 < 1000 51 5
≥ 1000 5 5
  1. Naar aanleiding van de motie van de leden Van Helvert en Van Veldhoven (Kamerstukken II 2015-2016, 34 475 XII, nr. 12) worden bij alle begrotingsartikelen op het Mobiliteitsfonds en Deltafonds groter dan € 1 miljard de begrotingsmutaties boven de € 5 miljoen toegelicht. Dit heeft als praktische uitwerking dat bij de artikelen tussen de € 200 miljoen en € 1 miljard de ondergrens voor technische mutaties ook neerwaarts is bijgesteld. Voor beleidsmatige mutaties was er bij de artikelen van deze omvang reeds sprake van een ondergrens van € 5 miljoen.

Afronding budgettaire tabellen en verantwoordingsstaat

De verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in de verantwoordingsstaat zijn in lijn met de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften naar boven afgerond. Om aansluiting te hebben tussen de budgettaire tabellen en de verantwoordingsstaat, zijn de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in budgettaire tabellen waar relevant tevens naar boven afgerond. Met deze werkwijze komen de cijfers in de verantwoordingsstaat overeen met de cijfers zoals opgenomen in de budgettaire tabellen.

Inzicht in budgetten van verkenningen en planuitwerkingprogramma’s en de realisatieprogramma's

Het inzicht in de budgetten van de verkenningen en planuitwerkingprogramma’s en de realisatieprogramma’s wordt vergroot door begrotingsmutaties expliciet in de MIRT projectoverzichten zichtbaar te maken op projectniveau (toezegging WGO van 22 juni 2011). Deze projectoverzichten zijn in ieder geval voorzien van toelichtingen indien sprake is:

  1. Van een wijziging (anders dan door de verwerking van loon- en prijsbijstelling) in het taakstellend projectbudget groter dan 10% of meer dan € 10 miljoen;
  2. Van een wijziging groter dan 1 jaar in de oplevering van het project.

In aanvulling op de toelichting op de budgettaire tabel, worden bij de projectoverzichten van het realisatieprogramma wijzigingen van het kasbudget op projectniveau toegelicht conform de staffel «Norm bij te verklaren verschillen» behorende bij de budgettaire tabel.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2025 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

Indicatoren en kengetallen

Het jaarverslag is opgesteld conform de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften (RBV). De RBV stelt dat er op 14 maart een door de Auditdienst Rijk goedgekeurd jaarverslag aan de minister van Financiën wordt aangeboden en dat wijzigingen door vakministers, in uitzonderlijke gevallen, tot 28 maart verwerkt kunnen worden. Voor enkele indicatoren en kengetallen in de jaarverslagen van IenW zijn op deze momenten de realisatiegegevens nog niet beschikbaar en kunnen derhalve niet worden toegevoegd aan het jaarverslag. Hierdoor komt het voor dat er realisatiegegevens van indicatoren en kengetallen bekend worden ná het opstellen van het jaarverslag maar vóór publicatie van het jaarverslag. Deze gegevens worden, zoals in het jaarverslag aangegeven, bij de eerstvolgende begroting aan uw Kamer aangeboden.

Groeiparagraaf

Doorwerking wijzigingen Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2025

Voor het opstellen van het departementaal jaarverslag geldt de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) 2025 van de Minister van Financiën. In RBV 2025 zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd die doorwerken in de jaarverslagen van IenW op het gebied van:

  1. Negatieve bijstellingen verplichtingen
  2. Onderuitputting in het beleidsverslag

Ad 1. Negatieve bijstellingen verplichtingen

Voor negatieve bijstellingen van (garantie) verplichtingen die in een eerder jaar door de Tweede Kamer zijn geautoriseerd en aangegaan is het niet meer toegestaan dat deze worden gesaldeerd in de budgettaire tabellen en de verantwoordingsstaat.

Ad 2. Onderuitputting in het beleidsverslag

In het beleidsverslag wordt gerapporteerd over de in het verantwoordingsjaar opgetreden onderuitputting.

B. Productverslag

3. Deltafondsverslag 2024

Werken aan waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit vraagt continu inspanningen en investeringen. Deze worden verantwoord in het Deltafonds. Het aantal mensen en de waarde van het te beschermen goed veranderen onder invloed van economische en demografische ontwikkelingen. Ook water en bodem veranderen in de loop van de tijd; de zeespiegel stijgt en de bodem daalt. Door de klimaatverandering wordt het warmer, zullen rivierafvoeren en regenval grotere extremen vertonen en komen er meer droge periodes.

Het Deltaprogramma is het nationale programma waarin Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken om Nederland veilig en aantrekkelijk te houden, te beschermen tegen hoogwater en optimaal om te gaan met het beschikbare zoetwater.

Het Deltaprogramma heeft als doel ons land nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en – met het oog op het veranderende klimaat – klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. Ook voorziet het programma in het op orde houden van de zoetwatervoorziening.

Mijlpalen en resultaten 2024

Hieronder wordt ingegaan op de mijlpalen in het lopende programma. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2024 zijn opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2024 is gestart.

Zoetwater

Het Deltaprogramma Zoetwater werkte in 2024 aan de realisatie van maatregelen om Nederland weerbaar te maken tegen droogte in 2050. Meeste maatregelen zijn in uitvoering en dus niet hier als behaalde mijlpaal te noemen. In 2024 is fase C van het project Kleinschalige wateraanvoer West Nederland afgerond. De uitvoering van de vierde en laatste deel van KWA is dit jaar begonnen.

Exploitatie, onderhoud en vernieuwing

Voor het exploitatie, onderhoud en vernieuwing zijn afspraken over prestaties gemaakt voor het watermanagement en beheer en onderhoud, waaronder kustlijnhandhaving met zandsuppleties, stormvloedkeringen, peil- en hoogwaterbeheersing. Deze afspraken over prestaties zijn nader toegelicht in artikel 3 Exploitatie, Onderhoud en Vernieuwing van het Deltafonds.

Voor een nadere toelichting op de stand van zaken van exploitatie, onderhoud en vernieuwing wordt verwezen naar bijlage 1 Instandhouding van deze jaarverantwoording. In 2024 heeft IenW onder meer de volgende activiteiten in het kader van exploitaie, onderhoud en vernieuwing uitgevoerd.

Hoofdwatersystemen Zandsuppleties basiskustlijn
Planfase Maas: vervanging, bediening en besturing (MB2)
Planfase vervanging Sifons en Duikers onder de Brabantse kanalen
Planfase renovatie gemaal Heumen
Planfase gemaal IJmuiden
Planfase Objecten IJsselmeergebied
Realisatiefase Groot onderhoud Stuwen maas (Gronst)
Realisatiefase Marijkesluizen
Realisatiefase Krammersluizen
Landelijk Meetnet Water

Aanleg

In 2024 is voortvarend gewerkt aan het verbeteren van de waterveiligheid, onder andere door het uitvoeren van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma en het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma. Hieronder volgen de mijlpalen die IenW bij deze programma’s in 2024 heeft behaald:

2024 Krachtige IJsseldijken Krimpenerwaard (KIJK) Ravenstein - Lith
Ravenstein - Lith
Standhazense Dijk
Industrieterrein Grutbroek
Zuidermeerdijk MSNF
Kunstwerken Noordoostpolder
Proces verbaal
van oplevering Wolferen - Sprok
2024 Salmsteke
Standhazensedijk
Stad Tiel
Extra Vaststelling RE fase Noordelijke Randmeerdijk
2024 Vecht Stenendijk Hasselt

1 Onderuitputting

In onderstaande tabel wordt de totale onderuitputting gepresenteerd. Daarbij worden de grootste en/of belangrijkste meevallende realisaties apart toegelicht. De overige meevallende realisaties worden in de post «overige meevallers» toegelicht.

De tabel geeft per begrotingsartikel een overzicht van de onderuitputting1in 2024, zowel in miljoenen euro’s als in percentage van de vastgestelde begroting 2024. Een minus staat voor voordelig saldo een plus staat voor nadelig saldo. De tabel wordt ondersteund met een toelichting per voordelig saldo.

Bedrag Als % v.d. vastgestelde begroting
Afsluitdijk ‒ 11.046 ‒ 0,6%
Hoogwaterbeschermingsprogramma ‒ 13.620 ‒ 0,7%
Kaderrichtlijn water ‒ 34.381 ‒ 1,9%
Grote wateren ‒ 14.977 ‒ 0,8%
Integraal rivierenmanagement ‒ 12.149 ‒ 0,7%
Overige saldi 58.376 3,2%
Totaal ‒ 27.797 ‒ 1,5%

Toelichting:

Algemeen:

Het Voordelig saldo wordt volledig aan 2025 toegevoegd zodat de beschikbare projectbudgetten meerjarig ongewijzigd blijven en daarmee onverminderd uitgevoerd kunnen worden.

Afsluitdijk

Dit betreft grotendeels de energieverrekening met opdrachtnemer DBFM. Deze verrekening, met effect in de jaren 2024 en later, was eerder nog niet in prognoses verwerkt aangezien niet eerder bekend was hoe dit verrekend zou gaan worden. Recentelijk is daar duidelijkheid over gekomen en zijn er in het verlengde van de vaststellingsovereenkomst, nadere contractuele afspraken over gemaakt. Nu is het bedrag voor de verrekening van de energiekosten vastgelegd en gecorrigeerdHierbij is geen sprake van arbeidsmarktkrapte en het doelbereik is niet in het geding.

Hoogwaterbeschermingsprogamma

Het voordelig saldo betreft met name de uitvoering van het HWBP waar minder betalingen gerealiseerd zijn door onder andere vertraging in de subsidieaanvragen, doorlooptijden vergunningverlening. De ontstane vertraging is mogelijk deels veroorzaakt door arbeidsmarktkrapte (bij rijksoverheid, dan wel bij derden), maar de omvang daarvan is niet aan te geven. Het doelbereik is niet in het geding.

Kaderrichtlijn water

Het voordelig saldo betreft o.a dat vergunningenprocedures bij de partnerprojecten meer tijd kosten waardoor de afronding planstudie en de start van de realisatie naar achteren schuift. Daarnaast wordt de planning voor het opstarten van grondverwerving niet gehaald en doorgeschoven naar achteren, deels door onzekerheid over perceelgrenzen, deels door benodigde hernieuwde berekeningen stikstof en de uitspraak van het Europese Hof dat er geen tijdelijke achteruitgang van de waterkwaliteit mag zijn in de aanlegfase. De ontstane vertraging is mogelijk deels veroorzaakt door arbeidsmarktkrapte (bij rijksoverheid, dan wel bij derden), maar de omvang daarvan is niet aan te geven.

Grote wateren

Bij het Programma Aanpak Grote Wateren heeft budget niet tot volledige realisatie geleid vanwege onder andere het aanhouden of cancelen projecten waaronder Duurzame Visserij. Zandbaan en Noord Hollandse Markermeerkust. Tevens zijn op basis van opdrachtbrieven de geplande kasritmes bijgesteld.

Impulsregeling klimaatadaptatie

Door een gebrek aan capaciteit en samenwerking tussen meerdere partijen bij Zuidelijke Maasdal is uitstel gegeven voor een uitgewerkte Plan van Aanpak/Samenwerkingsovereenkomst (PvA/SOK). Verder is een verschuiving van kasritme van Paddenpol naar latere jaren. Deze wijziging vloeit voort uit de bestuursovereenkomst (BOK).

Overige saldi

Dit betreft een saldo van diverse mee- en tegenvallers op het Deltafonds.

4. Productartikelen

4.1 Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het Rijk investeert in waterveiligheid om te voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen en het Rijk en om een bijdrage te leveren aan het beheer van de Rijkswateren. Het artikel waterveiligheid is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2020 2021 2022 2023 2024 2024 2024
Verplichtingen 280.032 765.964 865.701 695.545 1.052.500 1.060.356 ‒ 7.856 1
Uitgaven 451.429 428.861 536.517 560.656 604.197 709.270 ‒ 105.073
1.01 Grote projecten waterveiligheid 161.763 38.164 109.167 70.774 60.595 92.452 ‒ 31.857 2
1.01.01 Programma HWBP-2 Waterschapsprojecten 141.647 12.644 85.955 66.999 54.394 89.494 ‒ 35.100
1.01.02 Programma HWBP-2 Rijksprojecten 9.852 991 913 596 981 1.167 ‒ 186
1.01.03 Ruimte voor de rivier 4.218 3.417 445 2.064 286 334 ‒ 48
1.01.04 Maaswerken 6.046 21.112 21.854 1.115 4.934 1.457 3.477
1.02 Ontwikkeling waterveiligheid 282.887 381.902 416.639 472.361 526.084 585.591 ‒ 59.507 3
1.02.01 Planning waterveiligheid 11.386 46.018 38.125 28.738 13.329 40.793 ‒ 27.464
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 546 559 3.131 2.082 1.448 1.376 72
1.02.02 Aanleg waterveiligheid 271.501 335.884 378.514 443.623 512.755 544.798 ‒ 32.043
1.03 Studiekosten 6.779 8.795 10.711 17.521 17.518 31.227 ‒ 13.709 4
1.03.01 Studie en onderzoekskosten 6.779 8.795 10.711 17.521 17.518 31.227 ‒ 13.709
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 9.879 9.888 9.888
1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid 193.910 174.597 208.140 185.258 187.914 169.003 18.911 5
1.09.01 Ontvangsten waterschappen HWPB-2 57.391 309 104 0 0 0 0
1.09.02 Overige ontvangsten HWPB-2 61 0 0 0 0 0 0
1.09.03 Ontvangsten waterschappen HWPB 117.901 169.964 181.972 179.975 186.733 169.003 17.730
1.09.04 Overige ontvangsten HWPB 5150 100 13.430 1.533 638 0 638
1.09.05 Overige aanleg ontvangsten 13.407 4.224 12.634 3.750 543 0 543

C. Toelichting op de budgettaire gevolgen van de uitvoering

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De per saldo lagere realisatie op verplichtingen bij artikel 1 waterveiligheid (€ -7,9 miljoen), door zowel projecten met een hogere als met een lagere realisatie. De hogere realisatie betreft:

    1. Studie- en onderzoekskosten SITO-regeling (€ 9,9 miljoen).
    2. Afsluitdijk Bestaande Spuimiddelen (€ 5,1 miljoen).
    3. HWBP-2 Waterschapsproject Markermeerdijk (€ 54,2 miljoen) waarbij de projectplanning is herzien, hetgeen leidt tot aanpassing van de verplichtingen.
    4. HWBP Waterschapsprojecten (€ 30,2 miljoen) waarbij de planningen van de waterschappen zijn herzien, hetgeen leidt tot aanpassing van de verplichtingen o.a. bij Gouderak, Ravenstein, Sterke Lekdijk, Streefkerk-Ameide-Fort Everdingen, Lith-Bokhoven en Schielandse Zeedijk.
    5. Diverse kleine mutaties € 6,8 miljoen.

    De lagere realisatie betreft de projecten:

    1. HWBP Rijksprojecten (€ -19,5 miljoen) door vertraging in de marktbenadering en het doorschuiven van risicoreserveringen.
    2. Beekdalen € -10,2 miljoen; lagere realisatie doordat de meerjarige beschikking voor Beekdalen eind 2023 was aangegaan maar begroot was in 2024. Derhalve is het verplichtingenbudget vanuit 2024 naar voren geschoven en realisatie lager.
    3. Integraal riviermanagement € -13,5 miljoen, de toelichting is in lijn met lagere uitgaven, zie 3.
    4. Rivierverruiming Rijn (= IJsselpoort) en Maas € -5,5 miljoen. De lagere realisatie voor IJsselpoort (€ -2,1 miljoen) is als gevolg van gebrek aan capaciteit met als gevolg langere doorlooptijd van de planfase dan voorzien en realisatiefase ook vertraagd is. De lagere realisatie voor Rivierverruiming Maas (€ -3,5 miljoen) bestaat uit diverse kleine mutaties.
    5. Overprogrammering waar abusievelijk verplichtingen waren begroot € - 36,9 miljoen

    Diverse kleine mutaties per saldo € -28,5 miljoen.,

  2. De per saldo lagere realisatie van de uitgaven op de Grote projecten waterveiligheid (HWBP-2 Waterschapsprojecten en Maaswerken) (€ -31,9 miljoen) is met name het gevolg van:

    1. De doorwerking van de vastgestelde planning van het project Markermeerdijk en het corrigeren van het ramingsverschil (€ -35,1 miljoen).
    2. De hogere realisatie bij de Maaswerken (€ 3,5 miljoen) zijn met name het gevolg van de gemaakte extra kosten bij het project Grensmaas bij het begeleiden van vastgoedzaken, kabels en leidingen en juridische begeleiding.
    3. Diverse kleine mutaties per saldo (€ -0,3 miljoen).
  3. De per saldo lagere realisatie van € -59,5 miljoen op Ontwikkeling waterveiligheid is het gevolg van:

    1. Overprogrammering van € 44,5 miljoen.
    2. Hogere realisatie op de Afsluitdijk (€ 2,8 miljoen) grotendeels veroorzaakt door een overheveling vanuit artikel 4 ten behoeve van vast onderhoud ten behoeve van de Bestaande Spuimiddelen.
    3. Vertraging bij de HWBP Rijksprojecten (€ -5,3 miljoen) doordat bij het project Dijk Vlieland de laatste 2 betalingstermijnen niet meer worden betaald in 2024 en net over de jaargrens in 2025 vallen.
    4. Lagere realisatie bij de HWBP Waterschapsprojecten per saldo (€ -61,4 miljoen) en bestaat zowel uit projecten met een hogere realisatie (€ 186,8 miljoen) als projecten met een lagere realisatie (€ -248,2 miljoen). De hogere realisatie betreft de projecten:

      1. Kleine waterschapsprojecten < 25 miljoen (€ 12,0 miljoen) door omschakeling van lineair kasritme uit subsidiebeschikkingen naar kasritmes o.b.v. de werkelijke voortgang van de projecten.
      2. Zwolle (€ 37,8 miljoen) door omschakeling van lineair kasritme uit subsidiebeschikking naar kasritme o.b.v. werkelijke voortgang project en tevens meerwerk vanuit COVID en PFAS.
      3. Door omschakeling van lineair kasritme uit subsidiebeschikking naar kasritme o.b.v. werkelijke voortgang project. Dit speelt bij de projecten:

        1. Lauwersmeer-Veerse Gat (€ 18,7 miljoen).
        2. Gorinchem-Waardenburg (€ 25,7 miljoen).
        3. Ravenstein (€ 15,5 miljoen).
        4. Zuid-Beveland (14,5 miljoen).
        5. Sterke Lekdijk (€ 11,1 miljoen).
        6. Gouwzee (€ 14,1 miljoen).
        7. Cuijk (€ 6,0 miljoen).
        8. Lob van Gennep (€ 5,6 miljoen).
        9. Streefkerk-Ameide-Fort Everdingen (€ 7,0 miljoen).
        10. Rijnkade-Arnhem (€ 8,3 miljoen).
      4. Diverse kleine mutaties per saldo (€ 10,5 miljoen).
      5. De lagere realisatie betreft de projecten:.

        1. Maasovereenkomst (€ -5,7 miljoen) door omschakeling van lineair kasritme uit subsidiebeschikking naar kasritme o.b.v. werkelijke voortgang project.
        2. Waterschapsprojecten (€ -29,0 miljoen) betreft het doorschuiven van de reservering.
        3. Zettingsvloeiingen (€ -15,0 miljoen) door langere zettingstijd steenbestorting.
        4. Vecht-Zuid (€ -27,0 miljoen) door actualisatie van de projectplanning.
        5. Neder-Betuwe (€ -40,0 miljoen) door actualisatie van de projectplanning.
        6. Koehool-Lauwersmeer (€ -34,2 miljoen) doordat het uitvoerende waterschap een lagere declaratie heeft ingediend.
        7. Den Helder-Den Oever (€ -35,5 miljoen) door actualisatie van de projectplanning.
        8. Spijk-Westervoort (€ -16,4 miljoen) door langere onderzoeksduur en besluitvorming over voorkeursalternatief.
        9. Doeveren (€ -16,6 miljoen) door een geactualiseerde uitvoeringsplanning van het Waterschap.
        10. Vertraging bij de Regionale Rijkskeringen (€ -3,8 miljoen) door capaciteitstekorten schuift het budget grotendeels naar 2025.
        11. Vertraging bij Wettelijk Beheer Instrumentarium (€ -2,9 miljoen) doordat het dossier hydraulische belastingen on hold is gezet.
        12. Diverse kleine mutaties binnen HWWBP Waterschapsprojecten per saldo (€ -17,1 miljoen).
    5. Integraal riviermanagement € -15,4 miljoen lagere realisatie door verschillende projecten die vertraging hebben opgelopen, waaronder Rijksbijdrage Damlateraalkanaal (€ -3,2 miljoen), uitvoering Paddenpol (€ -1,5 miljoen), Zuidelijk Maasdal (€ -3,2miljoen), Lob van Gennep (€ -1,8 miljoen). Vertraging is ontstaan doordat de initiele planning anders blijkt nadat, bestuursovereenkomsten zijn getekend en op basis van actuelere informatie het kasritme wordt gewijzigd. Of vertraging is ontstaan doordat samenwerking met verschillende betrokken partijen voor een bestuursovereenkomst vertraging oploopt. Ook is de besteding van middelen vanuit de programmeernota Deltafonds (€ 4,7 miljoen) vertraagd en tot slot zijn er diverse kleinere mutaties van € 1,0 miljoen.
    6. Rivierverruiming Rijn (= IJsselpoort) en Maas € -10,4 miljoen. De lagere realisatie voor IJsselpoort (€ -2,1 miljoen) is als gevolg van gebrek aan capaciteit met als gevolg langere doorlooptijd van de planfase dan voorzien en realisatiefase ook vertraagd is. Voor Rivierverruiming Maas is de lagere realisatie voornamelijk veroorzaakt door project Oeffelt vertraagd, door vertraging bij het tekenen van de bestuursovereenkomst waarin ook het project naar toekomstige jaren is verschoven.
    7. Diverse kleinere mutaties per saldo €-14,3 miljoen.
  4. De per saldo lagere realisatie op studie- en onderzoekskosten (€ -13,7 miljoen) is het gevolg van:

    1. Hogere uitgaven voor het uitvoeren van het onderzoeksprogramma 2024 voor de water en bodemopgaven (€ 9,9 miljoen).

      De per saldo hogere realisatie op studie- en onderzoekskosten (€ 9,9 miljoen) is het gevolg van programmamiddelen voor het uitvoeren van het onderzoeksprogramma 2024 voor de water en bodemopgaven. Dit onderzoeksprogramma wordt uitgevoerd onder Subsidieregeling Instituten voor Toegepast Onderzoek (SITO-regeling).

      De per saldo lagere uitgaven hebben met name betrekking op:

    2. MIRT-onderzoeken Waterveiligheid (€ -9,9 miljoen) voornamelijk door vertraging voor de beleidstafel watoverlast en hoogwater; vertraging op de programma's voor Cybersecurity Waterveiligheid en Cyber Vitaal (€ -7,8 miljoen) door onvoldoende capaciteit vanwege de krapte op de arbeidsmarkt; diverse kleinere mutaties van per saldo € -5,9 miljoen.
  5. De per saldo hogere ontvangsten (€ 18,9 miljoen) zijn met name het gevolg van de verrekening van het Bestuursakkoord Water door een aangepaste uitvoeringsplanning.

D. Toelichting op de artikelonderdelen

1.01 Grote projecten waterveiligheid

Motivering

Deze projecten, waaraan de Tweede Kamer de status van Groot Project heeft toegekend, dragen bij aan de waterveiligheid in Nederland. Voor meer achtergrondinformatie over programmering in 2024 (en verder) wordt verwezen naar het MIRT Overzicht 2024, de betreffende voortgangsrapportages en het Deltaprogramma 2024.

Producten

Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2)

Onder dit programma vallen de verbetermaatregelen die zijn voortgekomen uit de periodieke toetsing volgens de Waterwet. Uit de resultaten van de eerste (2001) en tweede (2006) toetsing op veiligheid van de primaire water keringen bleek dat een deel van deze keringen niet voldeed aan de wettelijke norm (Kamerstukken II, 2007–2008, 27 625 en 18 106, nr. 103).

Conform de Regeling Grote Projecten heeft de Tweede Kamer in 2023 de Voortgangsrapportages 23 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023 Kamerstuk 32698-79) en 24 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 32 698, nr. 82) ontvangen.

Meetbare gegevens

Het HWBP-2 bestaat uit 87 versterkingsprojecten, inclusief de Zwakke Schakels. Per 31 december 2024 voldoen 86 projecten aan de vigerende veiligheidsnorm. Het laatste HWBP-2 project, zijnde het project Markermeerdijk Hoorn-Edam-Amsterdam, bevindt zich in de realisatiefase.

De toename van het projectbudget (€ 10,0 miljoen) is met name het gevolg van de prijsbijstelling (€ 7,0 miljoen).

Projecten Nationaal 2027 2027
HWBP-2 Rijksprojecten 1 1 0 170 170
HWBP-2 Waterschapsprojecten 89 54 ‒ 35 2.640 2.650 1
Overige projectkosten (programmabureau) 1 0 ‒ 1 49 49
afrondingen 0
Programma realisatie 91 55 ‒ 36 2.859 2.869
begroting (DF 1.01.01/02) 91 55 ‒ 36

Toelichting

  1. De per saldo lagere realisatie op de HWBP-2 Waterschapsprojecten is met name het gevolg van de vastgestelde planning van het project Markermeerdijk en het corrigeren van het ramingsverschil (€ -35,1 miljoen).

Ruimte voor de Rivier

Op 22 januari 2019 heeft de Tweede Kamer de Groot Project Status van Ruimte voor de Rivier beëindigd. Het laatste project dat bijdraagt aan de doelstelling van de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier is het project Reevesluis. Over dit project wordt gerapporteerd via het MIRT-overzicht.

Projecten Nationaal
Ruimte voor de Rivier 0 0 0 2.246 2.246 2019 2019
Programma realisatie 0 0 0 2.246 2.246
begroting (DF 1.01.03) 0 0 0 2.246 2.246

Toelichting

Afgelopen jaar zijn geen middelen besteed aan Ruimte voor de Rivier.

Maaswerken

Maaswerken is voortgekomen uit het Deltaplan Grote Rivieren dat na twee hoogwaters in de Rijn en de Maas in december 1993 en januari 1995 tot stand kwam. Belangrijkste doelstelling is het verbeteren van de bescherming van inwoners van Limburg en Noord-Brabant tegen hoogwater van de Maas.

Op 22 januari 2019 heeft de Tweede Kamer de Groot Project Status van Zandmaas en Grensmaas beëindigd. De rapportage over de voortgang en afronding van het programma vindt plaats via het MIRT overzicht. Het prioritaire deel van dit werk is in 2020 afgerond.

Projectbudget: De toename van het projectbudget (€ 5,0 miljoen) is met name het gevolg van het desalderen van extra ontvangsten bij het project Grensmaas (€ 3,7 miljoen) en de prijsbijstelling 2024 (€ 1,3 miljoen).

Hoogwaterbeschermingsprogramma 100% in 2017 (gerealiseerd) 100 % in 2016
Natuurontwikkeling (94,9%) 1.147 ha (100%) 427 ha
Grind ten minste 35 miljoen ton

Grensmaas en Zandmaas, natuurontwikkeling

De deelprogramma’s Grensmaas en Zandmaas (fase I) dragen primair bij aan de hoogwaterveiligheidsdoelstelling. Daarnaast wordt met deze projecten natuur gerealiseerd die ten goede komt aan het NatuurnetwerkNederland (NNN).

  1. Grensmaas: De totale oppervlakte natuurontwikkeling in de Grensmaas is 1.208 ha. Het Ministerie van LVVN neemt hiervan thans 728 ha voor haar rekening (Kamerstukken II, 2014–2015, 18 106, nr. 230). De Minister heeft in maart 2019 aan de Tweede Kamer laten weten dat eind 2018 1.125 ha van de natuurdoelstelling Grensmaas gerealiseerd is (Kamerstukken II, 2018-2019, 18 106, nr. 247). Eind 2024 is 1.147 ha (94,9%) gerealiseerd
  2. Zandmaas: De natuuropgave binnen de Zandmaas is gerealiseerd. De gerealiseerde deellocaties van de Zandmaas zijn allen aan de eindbeheerders (zijnde Waterschap Limburg, gemeenten, natuurbeheerorganisaties en beheer RWS) de afgelopen jaren overgedragen.
Projecten Zuid-Nederland
Grensmaas 1 4 3 116 120 2017-2027 2017-2027
Zandmaas 1 1 0 392 392 2020 2021
afronding ‒ 1 1
Programma realisatie 1 5 4 508 512
begroting (DF 1.01.04) 1 5 4

Toelichting

  1. De hogere realisatie bij de Maaswerken (€ 3,5 miljoen) zijn met name het gevolg van de gemaakte extra kosten bij het project Grensmaas bij het begeleiden van vastgoedzaken, kabels en leidingen en juridische begeleiding (€ 3,7 miljoen).

Maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid

De kengetallen hieronder geven informatie over de stand van zaken van maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid onder het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2), en de programma’s Ruimte voor de Rivier (RvdR) en Maaswerken. Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende programma’s. De beleidsinspanningen van de Minister van IenW die onder Hoofdstuk XII (artikel 11) vallen richten zich op de regie op deze programma’s.

Figuur 3 Maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid

Bron: RWS2025

1.02 Ontwikkeling waterveiligheid

Motivering

Naast de grote projecten op het gebied van waterveiligheid zijn hieronder de overige aanlegprojecten beschreven.

1.02.01 Planning waterveiligheid (DGWB)

De planning waterveiligheid dient om een probleem of een initiatief met maatschappelijke meerwaarde op het gebied van waterbeheer te verkennen en daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Op dit artikelonderdeel worden diverse projecten en programma’s verantwoord die zich in de planningsfase bevinden.

Projecten Nationaal
Reservering areaalgroei 24 26
Integraal Rivieren Management (IRM) 159 168 2025 2025
Projecten Noordwest-Nederland
EPK Planuitwerking en verkenningen Waterveiligheid 12 10
Projecten Zuid-Nederland
Meerkosten Rivierverruiming Rijn en Maas 223 232
Projecten Oost-Nederland
IJsseldelta fase 2 102 101 2024 2024
afronding
Totaal programma planuitwerking en verkenning 520 537
budget DF 1.02.01 520 537

1.02.02 Aanleg waterveiligheid

Dit programma levert een bijdrage aan het voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk en bij de waterschappen én levert een bijdrage aan het beheer van de Rijkswateren.

Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)

Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) is een alliantie tussen de waterschappen en IenW. Het programma heeft als doel in 2050 alle primaire waterkeringen in Nederland op orde te hebben. Circa 90% van de primaire waterkeringen is in beheer bij de waterschappen. Het overige deel is vrijwel volledig in beheer bij het Rijk. Door de samenwerking binnen de alliantie wordt de beschikbare kennis en deskundigheid van de verschillende waterbeheerders benut.

De opgave van het HWBP volgt uit de landelijke beoordelingsronde overstromingsrisico (LBO-1), die op 1 januari 2017 van start is gegaan en in 2023 is afgerond. In 2024 is een analyse uitgevoerd om te komen tot een concretisering van de versterkingsopgave. Daaruit volgt dat de verwachte resterende opgave tot 2050 lager uitvalt: ca 1.400 km. Het HWBP kent een voortrollend karakter, waarbij jaarlijks een actualisatie van het programma plaatsvindt en er een nieuw jaar aan de programmering wordt toegevoegd. Met deze werkwijze ontstaat een adaptief programma dat in kan spelen op nieuwe ontwikkelingen.

Het HWBP is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering.

Rivierverruiming, niet zijnde Ruimte voor de Rivier

Langs de Maas, de Rijn, de Waal en de Lek zijn projecten uitgevoerd ten behoeve van natuurontwikkeling in de uiterwaarden en om een grotere waterafvoer te kunnen opvangen, de zogeheten NURG (Nadere Uitwerking Rivieren Gebied) projecten. Het NURG-programma is uitgevoerd door de Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Infrastructuur en Waterstaat. Inmiddels is het overgrote deel van de opgave gerealiseerd en hebben de beide ministeries bij de Herijking van de Ecologische Hoofdstructuur afspraken gemaakt over de verdeling van de restopgave. Hierin is afgesproken dat elk ministerie haar nog lopende restpunten afmaakt. Met de projecten Uiterwaardvergraving Afferdense en Deestse Waarden en Herinrichting Heesseltsche Uiterwaarden 2021 is het NURG programma voor het grootste deel afgerond. Er is nog een kleine restopgave die de verwerving en inrichting van enkele gebieden betreft. Voor de uitvoering hiervan heeft het ministerie van LVVN een opdracht verstrekt aan Staatsbosbeheer tot en met 2030.

Overige onderzoeken en kleine projecten

Onderdeel van overige onderzoeken en kleine projecten is onder andere het Project Roggenplaat. Rijkswaterstaat heeft in opdracht van de ministeries IenW en LVVN een zandsuppletie uitgevoerd om de negatieve effecten van de zandhonger in de Oosterschelde tegen te gaan. Het project is in de winter van 2019-2020 succesvol uitgevoerd met een omvang van 213 ha en 1,4 miljoen m3. Inmiddels is de monitoring gestart waarmee de suppletie zal worden geëvalueerd in 2025.

Projectbudget

  1. HWBP: De verhoging van de beschikbare bedragen voor HWBP Waterschaps-, rijks-, en overige projecten, is met name het gevolg van het verlengen van de begrotingsperiode van 2037 naar 2038 en de toegekende prijsbijstelling.
  2. Afsluitdijk Bestaande Spuimiddelen: De toename van het projectbudget (€ 50,0 miljoen) wordt met name veroorzaakt door een overheveling vanuit artikel 4 ten behoeve van vast onderhoud ten behoeve van de Bestaande Spuimiddelen (€ 44,5 miljoen, plus de prijsbijstelling van € 5,9 miljoen).
  3. Beekdalen: De verhoging van het projectbudget betreft met name de overboeking van € 293,4 miljoen CA-gelden die op de aanvullende post Beekdalen stonden bij het ministerie van Financiën. Daarnaast is € 1,7 miljoen overgeboekt naar het BTW-Compensatiefonds en is er € 4,0 miljoen prijscompensatie toegevoegd.
Projecten Nationaal
HWBP: Rijksprojecten 34 29 ‒ 5 736 827 1
HWBP Overige projectkosten (programmabureau) 10 11 1 180 200 1
HWBP: Waterschapsprojecten 514 453 ‒ 61 7.552 8.045 1
Kennisprogramma Zeespiegelstijging 2 2 0 10 10
Wettelijk Beoordelingsinstrumentarium 2023 5 2 ‒ 3 40 41
Zandhonger Oosterschelde 0 11 11
Landelijk Verbeterprogr. Regionale Rijksk. 4 1 ‒ 3 10 12
Meanderende Maas 1 0 ‒ 1 8 9
Projecten Noord-Nederland
Afsluitdijk 2 1 ‒ 1 7 7
Afsluitdijk Bestaande Spuisluis 3 149 199 2
Projecten Oost-Nederland
Kribverlaging Pannerdensch kanaal 2 1 ‒ 1 32 32 2023 2023
IJsseldelta fase 2 4 0 ‒ 4 96 93 2021 2023
Monitoring Langsdammen Waal 0 0 5 5
Projecten Zuidwest-Nederland
Overige onderzoeken en kleine projecten 0 88 88
Dijkversterking en herstel steenbekleding 0 830 827 2023 2023
Projecten Zuid-Nederland
Beekdalen 10 9 ‒ 1 34 330 3
afrondingen 1 1 0
Programma realisatie 589 513 ‒ 79 9.788 10.736
begroting (DF 1.02.02) 545 513 ‒ 32 9.788 10.736
Overprogrammering (-) ‒ 44 0

Toelichting

  1. De lagere realisatie op de HWBP Rijksprojecten (€ -5,3 miljoen) wordt grotendeels veroorzaakt doordat de laatste 2 betalingstermijnen bij het project Dijk Vlieland niet meer worden betaald in 2024 en net over de jaargrens in 2025 vallen. De per saldo lagere realisatie bij de HWBP Waterschapsprojecten (€ -61,4 miljoen) bestaat zowel uit projecten met een hogere realisatie (€ 186,8 miljoen) als projecten met een lagere realisatie (€ -248,2 miljoen). De hogere realisatie betreft de projecten:

    1. Kleine waterschapsprojecten < 25 miljoen (€ 12,0 miljoen) door omschakeling van lineair kasritme uit subsidiebeschikkingen naar kasritmes o.b.v. de werkelijke voortgang van de projecten.
    2. Zwolle (€ 37,8 miljoen) door omschakeling van lineair kasritme uit subsidiebeschikking naar kasritme o.b.v. werkelijke voortgang project en tevens meerwerk vanuit COVID en PFAS.
    3. Door omschakeling van lineair kasritme uit subsidiebeschikking naar kasritme o.b.v. werkelijke voortgang project. Dit speelt bij de projecten:

      1. Lauwersmeer-Veerse Gat (€ 18,7 miljoen).
      2. Gorinchem-Waardenburg (€ 25,7 miljoen).
      3. Ravenstein (€ 15,5 miljoen).
      4. Zuid-Beveland (14,5 miljoen).
      5. Sterke Lekdijk (€ 11,1 miljoen).
      6. Gouwzee (€ 14,1 miljoen).
      7. Cuijk (€ 6,0 miljoen).
      8. Lob van Gennep (€ 5,6 miljoen).
      9. Streefkerk-Ameide-Fort Everdingen (€ 7,0 miljoen).
      10. Rijnkade-Arnhem (€ 8,3 miljoen).
    4. Diverse kleine mutaties per saldo (€ 10,5 miljoen).

    De lagere realisatie betreft de projecten:.

    1. Maasovereenkomst (€ -5,7 miljoen) door omschakeling van lineair kasritme uit subsidiebeschikking naar kasritme o.b.v. werkelijke voortgang project.
    2. Waterschapsprojecten (€ -29,0 miljoen) betreft het doorschuiven van de reservering.
    3. Zettingsvloeiingen (€ -15,0 miljoen) door langere zettingstijd steenbestorting.
    4. Vecht-Zuid (€ -27,0 miljoen) door actualisatie van de projectplanning.
    5. Neder-Betuwe (€ -40,0 miljoen) door actualisatie van de projectplanning.
    6. Koehool-Lauwersmeer (€ -34,2 miljoen) doordat het uitvoerende waterschap een lagere declaratie heeft ingediend.
    7. Den Helder-Den Oever (€ -35,5 miljoen) door actualisatie van de projectplanning.
    8. Spijk-Westervoort (€ -16,4 miljoen) door langere onderzoeksduur en besluitvorming over voorkeursalternatief.
    9. Doeveren (€ -16,6 miljoen) door een geactualiseerde uitvoeringsplanning van het Waterschap.
    10. Vertraging bij de Regionale Rijkskeringen (€ -3,8 miljoen) door capaciteitstekorten schuift het budget grotendeels naar 2025.
    11. Vertraging bij Wettelijk Beheer Instrumentarium (€ -2,9 miljoen) doordat het dossier hydraulische belastingen on hold is gezet.
    12. Diverse kleine mutaties binnen HWWBP Waterschapsprojecten per saldo (€ -17,1 miljoen).

1.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en de overige studiekosten op het gebied van waterveiligheid.

Producten

Nationaal Watermodel

In 2024 is het reguliere beheer en onderhoud van het Nationale Watermodel uitgevoerd. In 2024 is het Landelijk Waterkwaliteitsinstrumentarium gebruikt voor de KRW tussenevaluatie en de jaarlijkse update van de emissieregistratie. De doorontwikkeling van het Landelijk Waterkwaliteit Modelinstrumentarium ( o.a. toevoeging van regionale hydrologische informatie) is in 2024 volgens planning doorgegaan. Eind 2024 is geconstateerd dat de geplande eindoplevering (eind 2025) zal vertragen met drie tot zes maanden omdat oplevering van het Landelijk Hydrologisch Model 4.3 meer tijd vergt. In 2024 is het plan van aanpak voor het beheer en onderhoudsplan voor het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium opgesteld.

Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie

Binnen het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) werken alle overheden en hun stakeholders in 45 werkregio’s met elkaar samen aan het doel om Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te hebben ingericht. Zij doen dit aan de hand van de zeven ambities van DPRA (o.a. stresstesten uitvoeren, dialogen, uitvoeringsagenda’s, voorbereid zijn op weersextremen). In 2024 is de tweede DPRA-cyclus gestart. Om tot een krachtige start van deze cyclus te komen is in 2024 een doelensystematiek ontwikkeld die regio’s helpt om de klimaatadaptatie opgave voor hun gebied concreet te maken. Dit moet ook aanknopingspunten geven voor structurele financiering en de benodigde monitoring van de voortgang van klimaatadaptatie. Verder zijn de uitgangspunten voor het uitvoeren van de tweede ronde stresstesten geüniformeerd en geactualiseerd op basis van de laatste KNMI’23 scenario’s en wordt gewerkt aan een nieuwe meer gedetailleerde handreiking voor het voeren van dialogen op het juiste schaalniveau. Tot slot zijn er een groot aantal bijeenkomsten georganiseerd om kennis te delen en het netwerk van ruimtelijke adaptatie verder te versterken.

IJsselmeergebied

Samen met de partners in het platform IJsselmeergebied zijn activiteiten uitgevoerd, onder meer voor het Deltaprogramma IJsselmeergebied. Gewerkt is aan het in kaart brengen van de mogelijke strategieën en opties voor herijking van het Deltaprogramma IJsselmeergebied.

Missiegedreven innovatiebeleid

Het ministerie van IenW werkt in het missiegedreven innovatiebeleid, samen met de ministeries van LVVN en VWS en de betrokken topsectoren, aan de kennis en innovatie agenda voor het thema Landbouw, Water, Voedsel (KIA LWV). Het aantal samenwerkingsprojecten liep de afgelopen jaren terug. Daarom is in 2024 de IenW deelname aan de gezamenlijke PPS-call voor deze agenda geëvalueerd. Het onderzoeksbureau adviseerde om als IenW meer richting mee te geven aan de gewenste innovatieontwikkeling. IenW heeft hierop de TKI’s opdracht gegeven een verkenning uit te voeren voor mogelijke innovatieprojecten rondom waterbesparing bij de industrie en klimaatadaptieve binnenvaartlogistiek. Deze onderwerpen sluiten aan bij actueel IenW-beleid, bieden kansen voor het toekomstig verdienvermogen van Nederland en maken onderdeel uit van de opgaven uit de KIA LWV. In 2024 is tevens besloten het publiek-private innovatieproject voor de monitoring en verwijdering van PFAS uit water te co-financieren.

Water4All - Water Security for the Planet

IenW participeert in het Europese onderzoeksprogramma Water4All «watersecurity for the planet». Met dit programma coördineren de lidstaten en de Europese Commissie gezamenlijk onderzoek rond integraal waterbeleid. In 2024 is onder andere onderzoek gestart op het gebied van aquatische ecosysteemdiensten.

Integraal Riviermanagement / Ruimte voor de Rivier 2.0

In 2024 heeft het Ontwerp Programma onder de Omgevingswet Integraal Riviermanagement (POW IRM) ter visie gelegen en is het programma Ruimte voor de Rivier 2.0 van start gegaan. Het kabinet zet met dit programma in op een rivierengebied dat klaar is voor de toekomst. Dit programma richt zich, in tegenstelling tot het eerdere programma Ruimte voor de Rivier, zowel op hoogwater als op laagwater. Hierbij gaat het om vijf rivierfuncties veilige waterafvoer, scheepvaart, zoetwatervoorziening, natuur en ecologische waterkwaliteit en ruimtelijke economie.

De extremen van nu worden het normaal van de toekomst. Om te zorgen dat de nodige maatregelen op tijd worden uitgevoerd, zijn binnen afzienbare tijd keuzes nodig. Dat geldt voor de ruimte die de rivier nodig heeft voor waterafvoer en natuur, maar ook voor het herstel van de rivierbodem voor het verbeteren van de bevaarbaarheid en de zoetwaterverdeling. In 2024 is gestart met de voorbereiding van deze besluiten die in 2026 moeten worden genomen.

Bij verschillende projecten die gericht zijn op het geven van ruimte aan de rivier zijn in 2024 stappen gezet naar de uitvoering. Zo zijn voor de projecten Arcen en Meanderende Maas realisatieovereenkomsten getekend in 2024. Zo zorgt IenW samen met medeoverheden voor een toekomstbestendig rivierengebied.

Programma Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium (BOI) 2023

Het programma BOI2023 bouwt voort op het WBI2017, het Ontwerp Instrumentarium (OI) 2014 en de bestaande Technische Leidraden en voegt hier nieuw ontwikkelde kennis en functionaliteit aan toe zodat het instrumentarium aansluit op de actuele kennis en de ervaringen die in de eerste beoordelingsronde (2017-2023) zijn opgedaan. In 2024 is gewerkt aan voorbereiding van de nieuwe hydraulische belastingen die in de periode 2025-2026 opgeleverd zullen worden. Verder is gewerkt aan de contouren van een vernieuwd BOI-programma om te komen tot instrumenten die nog beter aansluiten bij de behoeften van de gebruikers. Dit wordt in 2025 in samenwerking met de gebruikers en (kennis)partners in het veld verder ingevuld.

Lange termijn ambitie / Kennisprogramma Waterveiligheid

Er worden langjarige activiteiten (onderzoek) uitgevoerd om een solide kennisbasis te ontwikkelen. De kennis over waterveiligheid wordt hiermee op het vereiste niveau gehouden, zodat sprake is van actueel, effectief en uitvoerbaar waterveiligheidsbeleid.

In 2024 is met name gewerkt aan onderzoeken die bijdragen aan het bepalen van een reële overstromingskans en de implementatie van overstromingskansbenadering, door o.a.:

  1. Beschouwen van de keten van gebeurtenissen die leidt tot overstroming (faalpaden)
  2. Integrale beschouwing van de hydraulische belasting en sterkte
  3. Identificatie en omgaan met de relevantie van mechanismen en onzekerheden
  4. Omgang met voorlanden

Kennisprogramma Zeespiegelstijging

In het Kennisprogramma Zeespiegelstijging wordt onderzoek gedaan naar de effecten van zeespiegelstijging en de handelingsperspectieven voor de korte en de lange termijn. Het KNMI voert onder andere modelstudies uit naar versnelde smelt van Antarctica, omdat deze bepalend zal zijn voor de snelheid van zeespiegelstijging in de toekomst.

In aanvulling op de Tussenbalans van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging (Kamerstukken II, 2023/24, 36410-J-5), is in maart 2024 het rapport ‘Ruimte voor zeespiegelstijging’ aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2024/25, 36 410 J, nr. 9). Hierin zijn de bevindingen van drie verschillende consortia gerapporteerd, die onderzochten op welke alternatieve wijze Nederland zou kunnen omgaan met een zeespiegelstijging van 2 tot 5 meter. Hieruit blijkt dat, hoewel het gaat om een erg grote opgave met veel impact, er verschillende denkrichtingen technisch haalbaar zijn. Er wordt gewerkt aan het bij elkaar brengen van alle resultaten in zogenaamde ‘adaptatiepaden’ die inzicht bieden in momenten waarop specifieke besluiten nodig zijn en de keuzes die dan gemaakt kunnen worden. Dergelijke besluiten zijn nu nog niet aan de orde. In het voorjaar van 2026 volgt de eindrapportage.

Cyberweerbaarheid in de watersector

Om de digitale weerbaarheid in de watersector te verhogen is in 2020 het uitvoeringsprogramma «Versterken cyberweerbaarheid in de Watersector» gestart. Partijen in de watersector werken onder regie van het Ministerie van IenW in dit programma samen aan projecten die met name gericht zijn op operationele technologie (OT).

De activiteiten in het programma geven onder andere invulling aan de Nederlandse Cybersecurity Strategie (NLCS). Afgesproken is om de projectmatige aanpak voort te zetten en instrumenten te ontwikkelen die de watersector helpen om voorbereid te zijn aanvullende maatregelen die worden gesteld in de Cyberbeveiligingswet. In 2024 is een aantal activiteiten opgestart of hernieuwd. De opgestarte activiteiten zijn merendeels gedreven door wetgeving of doorontwikkeling van eerdere trajecten, waarbij voortgebouwd wordt op kennis en ervaring uit deze trajecten. De roadmap voor de drinkwatersector op het gebied van monitoring en detectie heeft geresulteerd in een traject met de drinkwaterbedrijven waarin samenwerken en samen leren op het thema monitoring en detectie invulling heeft gekregen. Het project voor het analyseren van ketenrisico’s voor het hoofd- en regionale watersysteem liep in 2024 door.

Trainen en oefenen blijft een belangrijke pijler onder het continu weerbaarder maken van de sector. Om die reden is het traject rondom Red Team / Blue team trainingen gericht op OT in 2024 opnieuw opgestart. Normering van maatregelen is van belang om effectief maatregelen te kunnen nemen. Ook hier is binnen het programma aandacht aan besteed in 2024. Tot slot is het cybersecurity dreigingsscenario traject voor het proces keren en beheren afgerond.

Cybersecurity vitaal

Vanuit het Actieprogramma ‘Verbeteren weerbaarheid van het vitale proces keren en beheren waterkwantiteit’ zijn in 2024 verschillende projectmatige activiteiten uitgevoerd die bijdragen aan het verbeteren van de weerbaarheid van dat proces. Gezamenlijk met de vitale aanbieders is onder meer gekeken naar het synchroniseren van de methodiek om kritieke infrastructuur te identificeren en is nader onderzoek gestart naar de positie actoren in het vitale proces.

De implementatie van de Critical Entities Resilience directive (CER) en de Network and Information systems Security 2 richtlijn (NIS2) wordt binnen IenW projectmatig getrokken door het projectteam Versterkte Aanpak Vitaal CER NIS2. Binnen deze projectstructuur wordt, vanuit de diversie IenW directies, input geleverd op de concept wetteksten die worden ontwikkeld door het ministerie van Justitie en Veiligheid die de EU richtlijnen omzet in Nederlandse wetgeving. Daarnaast wordt binnen het projectteam nagedacht over de financiële consequenties van de richtlijnen op de sectoren en het ministerie zelf en het toezicht dat moet plaatsvinden. De implementatietermijn loopt nog door t/m begin 2025.

1.09 Ontvangsten

Ontvangsten waterschapsprojecten

Conform de Spoedwet (Stb. 2011, 302) dragen de waterschappen vanaf 2011 € 81 miljoen per jaar bij aan het HWBP. Deze bijdrage van de waterschappen is conform het regeerakkoord Rutte I en het Bestuursakkoord Water aangevuld tot € 131 miljoen in 2014 en tot € 181 miljoen structureel vanaf 2015 (inclusief projectgebonden aandeel, prijspeil 2010). Deze bijdrage wordt geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het ministerie van Financiën. Voor 2024 komt dit bedrag uit op ongeveer € 232 miljoen (inclusief projectgebonden aandeel). De middelen van de waterschappen worden eerst ingezet voor de waterschapsprojecten van het HWBP-2 en vervolgens voor de waterschapsprojecten van het HWBP. Het in 2013 door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming) (Kamerstukken II, 2012-2013, 33 465, nr. 3) is per 1 januari 2014 in werking getreden. De wet regelt dat het Rijk en de waterschappen elk de helft van de bijdrage aan het HWBP betalen.

4.2 Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op het gebied van zoetwatervoorziening is het beleid gericht op een duurzame zoetwatervoorziening die economisch doelmatig is. De uitvoering is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van tekorten. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en gebruikers. Het Ministerie van IenW werkt samen met deze partijen in het Deltaprogramma Zoetwater. De maatregelen die in uitvoering worden genomen staan in het Deltaplan Zoetwater.

In periodes van ernstig watertekort (in droge zomers) wordt water verdeeld op basis van een verdringingsreeks.

Op dit artikel worden de producten op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De waterkwaliteit maatregelen in het hoofdwatersysteem die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening worden op artikel 7 van het Deltafonds verantwoord.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal waterbeleid) op de begroting van hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2020 2021 2022 2023 2024 2024 2024
Verplichtingen 31.038 37.281 128.731 127.234 59.616 116.987 ‒ 57.371 1
Uitgaven 15.802 35.173 71.465 114.664 70.429 105.207 ‒ 34.778
2.02 Ontwikkeling zoetwatervoorziening 14.268 33.224 69.590 112.883 67.909 101.487 ‒ 33.578 2
2.02.01 Planning zoetwatervoorziening 0 0 0 0 0 0 0
2.02.02 Aanleg zoetwatervoorziening 14.268 33.224 69.590 112.883 67.909 101.487 ‒ 33.578
2.03 Studiekosten 1.534 1.949 1.874 1.781 2.520 3.720 ‒ 1.200
2.03.01 Studie en onderzoekskosten Deltaprogramma 1.534 1.949 1.874 1.781 2.520 3.720 ‒ 1.200
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 0 0 0 802 553 0 802
2.09 Ontvangsten investering in waterkwantiteit en zoetwatervoorzieningen 1.500 92 0 114 112 0 112

C. Toelichting op de budgettaire gevolgen van de uitvoering

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De lagere realisatie in de verplichtingen betreft met name vertraging op het deltaplan Zoetwater, waarbij sprake is van capaciteits issues bij RWS en de aanvragers, waardoor aanvragen vertraagd worden ingediend (€ -37,2 miljoen). Daarnaast is voor de impulsregeling Klimaatadaptatie € 9,6 miljoen doogeschoven uit 2023, is € -7,8 miljoen overgeboekt naar het BTW-compensatiefonds en is in totaal € -21 miljoen aan resterende middelen teruggevallen aan de investeringsruimte. Diverse kleine mutaties per saldo (€ -1,0 miljoen).
  2. De lagere realisatie op de uitgaven het onderdeel Ontwikkeling Zoetwatervoorziening heeft betrekking op de bij de verplichtingen genoemde oorzaken bij het deltaplan Zoetwater (€ -11,4 miljoen) en de impulsregeling Klimaatadaptatie (€ -20,1 miljoen). Daarnaast was sprake van diverse kleinere mutaties van per saldo € -2,1 miljoen.

D. Toelichting op de artikelonderdelen

2.01 Ontwikkeling waterkwantiteit

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met een maatschappelijke meerwaarde te verkennen en om daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

Er zijn momenteel geen projecten verantwoord.

2.02 Overige waterinvesteringen Zoetwatervoorziening

Motivering

Het betreft projecten die de zoetwatervoorziening bevorderen en de kwaliteit waarborgen. Dit zijn maatregelen en voorzieningen van nationaal belang ter voorkoming, en waar nodig beperking van, waterschaarste en ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen, voor zover deze onderdeel uitmaken van opgaven op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

Realisatieprogramma Zoetwatervoorziening

Deltaplan Zoetwater 2015-2021 (fase 1)

De meeste maatregelen uit de eerste fase van het Deltaplan Zoetwater (2015-2021), met een omvang van € 400 miljoen, waarvan € 150 miljoen uit het Deltafonds, zijn t/m 2023 afgerond. Ca. 80% van het budget is benut. Vier grote complexe maatregelen voor het Hoofdwatersysteem en het regionaal watersysteem hebben nog een doorloop t/m 2025. De versterking van de Friese IJsselmeerkust n.a.v. het aanpassen van het peilbeheer van het IJsselmeer is nu  voortvarend in uitvoering. Het project aanvoerdeel Noordervaart is opnieuw vertraagd en nog niet gestart. Dit project heeft medio 2023 extra budget gekregen; de eerste aanbesteding is door de rechter begin 2024 teniet gedaan.

In 2024 zijn twee grote programma’s ter bevordering van de zoetwatervoorziening in de zoetwaterregio’s Oost en Zuid Nederland uit Fase 1 ter waarde totaal € 303 miljoen (waarvan € 60 miljoen Deltafonds) afgerond. Het laatste gerealiseerde project van dit programma betrof het beekherstel van de Boven Mark. Ook de Optimalisatie watervoorziening Brielse Meer stap 1 is afgerond. Dit is een belangrijk project voor de West Nederland en de industrie in de Europoort. Tevens  zijn de projecten Slim Watermanagement Fase 1 en Sturen op Zout (totaal € 6 miljoen Deltafonds) ook in 2024 afgerond, waardoor RWS en de regio’s beter kunnen sturen tijdens droogte en lage afvoeren.

Deltaplan Zoetwater fase 2 (2022-2027)

De zoetwaterregio’s en Rijkswaterstaat voeren momenteel het maatregelenpakket afgesproken in het Deltaplan Zoetwater fase 2 (2022-2027) uit. Dit maatregelenpakket omvangt 150 maatregelen ter waarde van circa € 800 miljoen, waarvan circa € 250 miljoen vanuit het Deltafonds en circa € 550 miljoen vanuit de zoetwaterregio’s komt. Circa 69% (€ 173 miljoen) van de (co)financiering van de Deltafonds is t/m 2024 verplicht. Meeste maatregelen zijn in uitvoering en dus niet hier als behaalde mijlpaal te noemen. Voorbeelden hiervan zijn o.a. implementatie Slim Watermanagement Fase 2, strategie klimaatbestendige zoetwatervoorziening Hoogwatersysteem, water vasthouden projecten in Oost en Zuidoost Nederland en Zeeland, aanvoer vergroten in West NL en Rivierengebied en pilots zuinig watergebruik. De verkenning naar antiverziltingsmaatregelen bij de sluizencomplex Den Oever (Afsluitdijk) is in 2024 afgerond, in 2025 wordt de realisatie gestart en naar verwachting in 2029 afgerond.

De investeringen worden gedaan door het Rijk (Deltafonds), water­ schappen, provincies, gemeenten, drinkwaterbedrijven, en de water­ gebruikers. Maatregelen in het hoofdwatersysteem worden volledig bekostigd uit het Deltafonds. Regionale maatregelen worden voor 75% door de regio bekostigd; maximaal 25% van de kosten wordt uit het Deltafonds vergoed. Bovenregionale maatregelen en innovatieve maatregelen kunnen in aanmerking komen voor een maximale bijdrage van 50% uit het Deltafonds.

Tijdelijke Impulsregeling Klimaatdaptatie

Zoals afgesproken in het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie heeft IenW een tijdelijke Impulsregeling Klimaatadaptatie uitgewerkt waarvoor via het Deltafonds €200 miljoen beschikbaar is gesteld. Deze regeling is vanaf 1 januari 2021 t/m 31 december 2023 voor 45 werkregio’s opengesteld, met als doel de uitvoering van klimaatadaptatiemaatregelen door decentrale overheden te versnellen. Alle werkregio’s hebben aanvragen ingediend waarbij is voldaan aan de afgesproken co-financiering (1/3 deel rijk, 2/3 deel andere overheden). Begin 2024 zijn de laatste aanvragen uit 2023 beoordeeld en zijn toekenningsbeschikkingen afgegeven. Het beschikbare rijksbudget is daarmee vrijwel geheel benut. Klimaatadaptatie maatregelen kunnen worden uitgevoerd tot eind 2027. Eind 2024 is een evaluatie naar de Impulsregeling Klimaatadaptatie gestart (als onderdeel van de evaluatie van de wijziging van de Waterwet uit 2020). Dit onderzoek geeft antwoord op de vraag of de wetswijziging en de Impulsregeling Klimaatadaptatie het resultaat hebben opgeleverd dat de ondertekenaars van het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie in 2020 voor ogen hadden. Het evaluatieonderzoek wordt conform afspraak voor 1 juli 2025 aangeboden aan de Kamer.

Belangrijkste (budgettaire) aanpassingen

Deltaplan Zoetwater fase 2
De ophoging van het budget heeft betrekking toekenning van prijsindexatie (€ 6,0 miljoen) en de toevoeging van middelen vanuit Zoeterwater fase 1 (€ 6,3 miljoen).

Impulsregeling ruimtelijke adaptatie
Het projectbudget is met € 41 miljoen neerwaarts bijgesteld doordat € 19,7 miljoen is afgedragen aan het BTW-compensatiefonds en € 21 miljoen niet benodigde middelen voor indexering is teruggevallen aan de investeringsruimte.

Projecten Nationaal
Deltaplan zoetwater fase 1 10 9 ‒ 1 85 83
Deltaplan zoetwater fase 2 30 18 ‒ 12 245 258 1
Impuls ruimtelijke adaptie 60 40 ‒ 20 209 168 2
Waterbewust leven 7 3
Projecten Zuidwest-Nederland
Ecologische Maatr. Markermeer 0 10 10 2021/2022 2021/2022
Besluit Beheer Haringvlietsluizen 1 1 0 84 85 2018/2029 2018/2029
afrondingen 0
Programma realisatie 101 68 ‒ 33 633 611
begroting (DF 2.02.02) 101 68 ‒ 33

Toelichting

  1. De lagere kasrealisatie betreft met name vertragingen in het kasritme op het Deltaplan fase 2 (€ -14,4 miljoen). Daarnaast is vanuit fase 1 in 2024 € 2,5 miljoen budget overgeheveld naar fase 2.
  2. De lagere realisatie op de Impuls ruimtelijke adaptatie betreft met name de teruggave aan de investeringsruimte van € 21 miljoen niet benodigde indexering. Daarnaast was € 9,6 miljoen doorgeschoven vanuit 2023 en heeft een overboeking van € -7,8 miljoen naar het BTW-compensatiefonds plaatsgevonden.
  3. De toename van het budget betreft met name de toevoeging van middelen voor de publiekscampagne Waterbewust leven.

Verkenningen- en Planuitwerkingsprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met een maatschappelijke meerwaarde te verkennen en om daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering. Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

Er worden op dit artikelonderdeel nu geen projecten verantwoord.

2.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma en de overige studiekosten op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

In 2024 zijn diverse opdrachten en ondersteunende onderzoeken geïnitieerd op het gebied van zoetwatervoorziening.

4.3 Artikel 3 Exploitatie, onderhoud en vernieuwing

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van instandhouding verantwoord. Dit betreft het watermanagement, het regulier beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Doel hierbij is het duurzaam op orde houden van het watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, zodat Nederland droge voeten heeft.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2020 2021 2022 2023 2024 2024 2024
Verplichtingen 138.955 222.293 268.281 330.693 368.610 322.573 46.037 1
Uitgaven 143.892 229.412 261.437 338.169 327.216 312.524 14.692
3.01 Exploitatie 7.458 7.809 8.028 7.304 8.186 7.594 592
3.01.01 Exploitatie watermanagement 7.458 7.809 8.028 7.304 8.186 7.594 592
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 7.458 7.809 8.028 7.304 8.186 7.594 592
3.02 Onderhoud en vernieuwing 136.434 221.603 253.409 330.865 319.030 304.930 14.100 2
3.02.01 Onderhoud waterveiligheid 91.761 177.644 144.350 224.046 273.582 265.565 8.017
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 91.761 177.644 144.350 224.046 273.582 265.565 8.017
3.02.02 Onderhoud zoetwatervoorziening 29.190 34.797 99.251 87.700 32.284 21.701 10.583
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 29.190 34.797 99.251 87.700 32.284 21.701 10.583
3.02.03 Vernieuwing 15.483 9.162 9.808 19.119 13.164 17.664 ‒ 4.500
3.09 Ontvangsten 0 0 4.714 0 0 0 0

C. Toelichting op de budgettaire gevolgen van de uitvoering

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De per saldo hogere verplichtingen (€ 46,0 miljoen) is het gevolg van:

    1. Ophoging van het budget op vernieuwing voor de aanbesteding van de renovatie Krammersluizen (€ 31,1 miljoen);
    2. Bijdrage van het ministerie van Economische Zaken (EZ) aan het programma Windenergie op zee (€ 11,5 miljoen);
    3. Prijsbijstelling 2024 (€ 8,9 miljoen);
    4. Het restant betreft kleinere mutaties (€ -5,5 miljoen).
  2. De hogere realisatie op onderhoud en vernieuwing (€ 14,1 miljoen) is het gevolg van:

    1. De bijdrage van het ministerie van Economische Zaken (EZ) aan het programma Windenergie op zee (€ 11,5 miljoen);
    2. De lagere realisatie op vernieuwing is met name het gevolg van het aanpassen van het kasritme door vertraging in planstudies en het later uitvoeren van ingenieursdiensten bij Vervanging Stuwen Maas(€ -4,7 miljoen)
    3. Loon- en prijsbijstelling 2024 (€ 9,1 miljoen);
    4. Diverse kleinere mutaties per saldo € -1,8 miljoen.

D. Toelichting op de artikelonderdelen

3.01 Exploitatie

Motivering

Met exploitatie streeft IenW naar:

  1. Het goed voorbereid zijn op crisissituaties door te zorgen voor een robuuste informatievoorziening;
  2. Het reguleren van de hoeveelheid water in het hoofdwatersysteem onder normale omstandigheden en bij zowel (extreem) hoogwater als laagwater;
  3. Een duurzaam watersysteem, met zowel een goede chemische als ecologische kwaliteit, dat voorziet in de beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit voor de gebruiker.

Producten

Over exploitatie worden de volgende activiteiten uitgevoerd:

  1. Monitoring waterstanden, waterkwaliteit en informatievoorziening;
  2. Crisisbeheersing en -preventie;
  3. Regulering gebruik door vergunningverlening en handhaving;
  4. Het nakomen van bestuurlijke afspraken waterverdeling en gebruik (onder andere in waterakkoorden);
  5. Regulering waterverdeling (operationele modellen actualiseren en toepassen, bediening (stormvloed)keringen, stuwen, gemalen en spuien).

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

De doelstellingen voor het waterkwantiteitsbeheer van de Rijkswateren zijn:

  1. Het op orde brengen en houden van de samenhang tussen het regionaal- en het hoofdwatersysteem, zodat zowel wateroverlast als watertekort wordt bestreden;
  2. Het kunnen beschikken over voldoende water in de Rijkswateren, zodat kan worden voldaan aan de behoeften die voortvloeien uit de gebruiksfuncties.

Daarnaast is zorg gedragen voor een adequate informatievoorziening over de reguliere waterkwantiteit en waterkwaliteit. Dit houdt de vergaring en beschikbaarstelling in van interne en externe informatie over het water systeem. Het gaat daarbij om de dagelijkse informatie voor de verschillende gebruikers (waaronder scheepvaart, drinkwaterbedrijven, zwemwaterkwaliteit/provincies en recreatie) en om berichtgeving bij uitzonderlijke situaties over hoog- en laagwater, naderende stormvloeden, verontreinigingen en ijsvorming.

3.01.01 Exploitatie Watermanagement

Omvang Areaal Areaaleenheid 2021 2022 2023 Realisatie 2024 Begroting 2024
Watermanagement km2 water 90.187 90.219 90.213 90.132 90.216

Toelichting

In 2024 is een kleine toename gerealiseerd door de verruiming van de Twentekanalen (fase 2) en de Overnachtingshaven bij Lobith. Deze stonden oorspronkelijk voor 2023 gepland. Daarnaast is er een grote afname geweest, met name door aanpassingen in de Ooster- en Westerschelde. Hier zijn de kwelders en schorren groter geworden, waardoor het wateroppervlak is afgenomen. Ook heeft er een nieuwe inventarisatie plaatsgevonden van de gehele IJssel met bijbehorende uiterwaarden. Dit heeft geresulteerd in een afname van het wateroppervlak.

Indicatoren 2021 2022 2023 Realisatie 2024 Streefwaarde 2024 toelichting
RWS verstrekt informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit bij maatschappelijk vitale processen. 96% 100% 99% 96% 95% 1
Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde gebieden 100% 75% 100% 100% 100% 2

Toelichting

De indicatoren voor de uitvoering van de RWS-taken op het gebied van watermanagement zijn geënt op het leveren van snelle en betrouwbare informatie en op het handhaven van de afgesproken peilen, voldoende wateraan en -afvoer en bestrijden verzilting.

  1. De eerste indicator betreft de informatievoorziening voor maatschappelijk vitale processen ten tijde van hoogwater, ijsgang of calamiteuze lozingen. RWS verstrekt dan informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit over ijsberichtgeving, berichtgeving over hoogwater, stormvloed en berichten over verontreinigingen. De informatievoorziening voldeed in 2024 aan de norm.
  2. De streefwaarde voor ‘Waterhuishouding op orde’ is gesteld op 100%, die gerealiseerd wordt als alle vier onderliggende indicatoren voldoen aan de prestatieafspraak. De PIN meet of afspraken die zijn vastgelegd in waterakkoorden en peilbesluiten voldoende worden gerealiseerd.

    In 2024 zijn de streefwaarden van alle vier onderliggende indicatoren gehaald.

Ten aanzien van de indicator is nog het volgende op te merken:

- Door een aanvaring met een vrachtschip tegen stuw Borgharen bij Maastricht op 12 oktober 2024, kon Rijkswaterstaat een deel van de stuw niet sluiten. Een van de gevolgen was een kortdurende daling van de waterstand in de Maas tussen België en Borgharen.

- Het is in de periode augustus tot en met oktober 2024 enkele malen voorgekomen dat vijf van de zes pompen van gemaal IJmuiden niet binnen de gestelde tijd beschikbaar waren bij een significante neerslagverwachting. Het leidde niet tot peiloverschrijdingen. 

3.02 Onderhoud en vernieuwing

Motivering

Onderhoud en vernieuwing omvat waterveiligheid (bescherming tegen overstromen door hoogwater) en de zoetwatervoorziening. Het is gericht op het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als voor de zoetwatervoorziening wordt vervuld.

Producten

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

Conform toezegging aan de Tweede Kamer wordt in het jaarverslag aangegeven wat de omvang van het uitgesteld en (eventueel) achterstallig onderhoud aan het einde van het jaar was.

Voor het Hoofdwatersysteem bedroeg het uitgesteld onderhoud per 31 december 2024 € 270 miljoen, daarvan was € 30 miljoen achterstallig. Ten opzichte van 2023 is het achterstallig onderhoud met € 14 miljoen toegenomen

Voor een overzicht van het uitgesteld en achterstallig onderhoud op alle RWS-netwerken, wordt u verwezen naar de bijlage 1 'Instandhouding netwerken Rijkswaterstaat' bij dit Jaarverslag

Meetbare gegevens

Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig Volume uitgesteld onderhoud Waarvan achterstallig
Hoofdwatersysteem 159 1 190 3 249 16 260 30 270 25

3.02.01 Onderhoud Waterveiligheid

Binnen waterveiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen:

  1. Kustlijnhandhaving (conform de herziene basiskustlijn 2017).
  2. Beheer en onderhoud Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen (conform de Waterwet).
  3. Beheer en onderhoud uiterwaarden.

RWS heeft de wettelijke zorg voor de primaire waterkeringen en de storm vloedkeringen, die in beheer zijn bij het Rijk, en voor de handhaving van de basiskustlijn. De handhaving van de basiskustlijn gaat afslag van strand en duinen tegen (veiligheid) en houdt Nederland (het strand) op zijn plaats. Het zijn voornamelijk de waterschappen die de primaire waterkeringen (dijken en duinen) beheren, ook die langs de Nederlandse kustlijn. Er wordt hier alleen gerapporteerd over het areaal dat in beheer van het Rijk is.

ad 1. Kustlijnhandhaving Het handhaven van de kustlijn wordt gerealiseerd door het suppleren van zand op het strand of in de vooroever (onder water). Het Nederlandse kustsysteem kent een continu tekort aan zand mede als gevolg van de zeespiegelstijging. Tevens wordt ook extra zand in het kustfundament gesuppleerd om de zandverliezen deels te compenseren. Daarnaast zijn lokale maatregelen zoals onderhoud van dammen en strandhoofden van belang, om structurele kusterosie te bestrijden.

ad 2. Beheer en Onderhoud Rijkswaterkeringen en stroomvloedkeringen

  1. Rijkswaterkeringen: RWS beheert en onderhoudt 203 kilometer primaire waterkeringen. Er wordt vast onderhoud uitgevoerd, bijvoorbeeld het maaien van dijken. Daarnaast wordt variabel onderhoud gepleegd. Dat betekent dat de waterkeringen periodiek worden geïnspecteerd en dat zo nodig tekortkomingen worden verholpen.
  2. Primaire waterkeringen zijn waterkeringen die onder de Waterwet vallen, omdat ze bescherming bieden tegen het buitenwater. Voor wat betreft de Rijkskeringen gaat het met name om enkele zeedijken op de Waddeneilanden, de Afsluitdijk, de Houtribdijk, de dijk van Marken en dammen in Zeeland en Zuid Holland. Naast deze primaire waterkeringen beheert en onderhoudt RWS ook 508 kilometer niet-primaire waterkeringen (voornamelijk kanaaldijken) meestal aangeduid als regionale keringen. Deze hoeven geen bescherming te bieden tegen het buitenwater. De normen voor deze regionale keringen in beheer bij het Rijk zijn in 2015 door de Minister vastgesteld na afstemming met de provincies. In 2021 is de toetsing van de regionale Rijkskeringen afgerond en aangeboden aan de Tweede Kamer. In 2022 is een eerste voortrollend versterkingsprogramma voor de regionale keringen opgesteld.In 2023 is de Tweede Landelijke Beoordeling van Primaire Waterkeringen Overstromingskansen (LBO-2) gestart op basis van de Regeling veiligheid primaire waterkeringen 2023. De Regeling bevat regels, procedures en randvoorwaarden, voor het bepalen voor de beoordeling van de primaire waterkeringen.
  3. Stormvloedkeringen: Om ons land tegen de zee te beveiligen is een aantal stormvloedkeringen aangelegd, die bij hoogwater gesloten kunnen worden. Deze stormvloedkeringen zijn primaire waterkeringen die vallen onder de Waterwet. Het Rijk heeft sinds 2018 zes stormvloed keringen in beheer: de Oosterscheldekering, de Maeslantkering, de Hartelkering, de Hollandsche IJsselkering, de stormvloedkering Ramspol en de Haringvlietsluizen. Het onderhoud aan de keringen betreft voornamelijk het conserveren van schuiven en overige constructiedelen, het onderhoud aan werktuigbouwkundige en elektronische onderdelen en het onderhoud aan het besturingssysteem. Naast deze onderhoudsactiviteiten vindt de bediening van deze objecten plaats en worden periodiek inspecties uitgevoerd.

ad 3. Beheer en Onderhoud uiterwaarden

Het Rijk beheert 5.185 hectare aan uiterwaarden. Het beheer en onderhoud is gericht op het op orde houden van de vegetatie in de uiterwaarden teneinde hoogwater effectief te kunnen afvoeren.

3.02.02 Onderhoud Zoetwatervoorziening

Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn om het hoofdwatersysteem zodanig te onderhouden dat de beoogde functies voor waterverdeling volgens de vigerende regelgeving en waterakkoorden kunnen worden vervuld. De beoogde functies voor waterverdeling zijn opgenomen in het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 (voorheen Beheerplan voor de Rijkswateren).

Dit betreft onder meer het beheer en onderhoud aan:

  1. Waterverdeling en peilbeheer;
  2. Stuwende en spuiende kunstwerken;

Onder zoetwatervoorziening valt ook de uitwerking van respectievelijk «Anders omgaan met water; Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21) en de maatregelen in het kader van Natura-2000. Natura-2000 streeft naar het beschermen van gezonde watersystemen die een duurzaam gebruik mogelijk maken.

Binnen het Deltaprogramma Zoetwater worden de functies voor waterverdeling geanalyseerd om knelpunten op te sporen. Dit gebeurt aan de hand van het instrument waterbeschikbaarheid. Door middel van een dialoog met gebruikers zijn de functies voor waterverdeling en de daaraan gekoppelde activiteiten in 2023 en de jaren daarvoor in beeld gebracht en zijn waar mogelijk geoptimaliseerd.

In 2024 is Slim Watermanagement Fase 1 vrijwel geheel afgerond, Meerdere meetpunten zijn gerealiseerd, waaronder chloridemeetnet ongestuwde Lek en Flexibel meetnet Hollandsche Ijssel. Ook de debietmeters Neder-Rijn Lek t.b.v. zoetwaterbuffers west Nederland zijn gerealiseerd. Jaarlijkse voorgangsrapportages worden gepubliceerd op de website van het deltaprogramma.

Meetbare gegevens

Beheer en onderhoud

In onderstaande figuur is een verdeling gegeven van de beheer- en onderhoudskosten voor kunstwerken, dijken, dammen, duinen, stormvloedkeringe, kustfundament en oevers. Deze percentages zijn gebaseerd op een meerjarig gemiddelde.

Kustlijn km 293 293 293 294 293
Stormvloedkeringen stuks 6 6 6 6 6
Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:
– Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen km 201 201 202 203 201
– Niet-primaire waterkeringen/duinen km 623 604 604 508 605
– Uiterwaarden in beheer Rijk ha 5.183 5.182 5.183 5.185 5.189

Toelichting

Er is een kleine toename van de kustlijn, door het vaststellen van de nieuwe Basiskustlijn (BKL) in het najaar van 2024. Deze wijziging was niet voorzien in de Begroting 2024.

In de Begroting 2024 was een kleine afname (150 m) voorzien van de primaire keringen met de overdracht van dijkvak Bosscherveld, maar deze is uitgesteld. Wel is er in 2024 een administratieve correctie doorgevoerd bij de aansluiting van de Afsluitdijk aan de Friese zijde. Dit heeft geleid tot een kleine toename ten opzichte van het jaarverslag 2023.

In 2024 is een kleine toename gerealiseerd in de niet-primaire keringen door de verruiming van de Twentekanalen (fase 2). Deze stonden oorspronkelijk voor 2023 gepland. Daarnaast is er een grote afname van de niet-primaire duinen op de Waddeneilanden. Een deel ervan is integraal onderdeel geworden van de bestaande, erachter gelegen primaire waterkeringen. Een ander deel betreft niet-primaire duinen op de zandplaten. Die hebben formeel geen kerende functie meer, hier vindt alleen nog natuurbeheer plaats. 

In 2024 is door twee Grensmaasprojecten het oppervlak uiterwaarden iets toegenomen. Daarnaast is in 2024 de Overnachtingshaven bij Lobith gerealiseerd wat tot een kleine afname van de uiterwaarde heeft geleid. Deze stond oorspronkelijk voor 2023 gepland. Dit heeft netto geresulteerd in een kleine toename van het uiterwaarden oppervlak ten opzichte van vorig jaar.

De basiskustlijn is voldoende op zijn plaats gebleven (minstens 90% van de meetlocaties ligt zeewaarts van de afgesproken kustlijn). 90% 91% 93% 94% 90% 1.
De zes stormvloedkeringen zijn tijdens het stormseizoen steeds beschikbaar om hoogwater te keren en voldoen aan de veiligheidsnormen uit de Waterwet. De Indicator is het percentage van het aantal stormvloedkeringen dat voldoet aan de afgesproken faalkanseis of het beschermingsniveau. 83% 83% 100% 83% 100% 2.

Toelichting

  1. Deze indicator geeft aan in hoeverre de kustlijn zeewaarts van de basiskustlijn ligt. De ligging van de basiskustlijn wordt iedere 6 jaar herijkt; de in 2023 herziene ligging dient nog officieel te worden vastgesteld. Kleine verschuivingen zijn normaal en toegestaan en worden door middel van het programma voor kustsuppletie gecorrigeerd. Deze kleine verschuivingen komen tot uitdrukking in de streefwaarde dat tenminste 90 procent van de kustlijn op zijn plaats blijft. Deze streefwaarde is in 2024 gehaald.
  2. Deze indicator is erop gericht dat de zes stormvloedkeringen in het stormseizoen voldoen aan de afgesproken faalkanseis of voldoen aan de toetsing op de wettelijk vastgestelde eis m.b.t. het overstromingsrisico (Oosterscheldekering en Haringvlietsluizen). De realisatie op deze indicator is 83% in 2024. Van de zes stormvloedkeringen voldoet de Maeslantkering niet aan faalkanseis vanwege technische gebreken. De meest urgente zijn inmiddels verholpen, waardoor de functioneringssluiting in september 2024 succesvol verliep. De resterende gebreken zijn naar verwachting in het voorjaar van 2025 verholpen.
Maeslantkering Kans op niet-sluiten bij sluiting 1:87 1:100
Hartelkering Kans op niet-sluiten bij sluiting 1:13 1:10
Hollandsche IJsselkering Kans op niet-sluiten bij sluiting 1:1433 1:200
Ramspolkering Kans op niet-sluiten bij sluiting 1:257 1:100
Oosterscheldekering Faalkans per jaar 1:10.000 1:10.000
Haringvlietsluizen Faalkans per jaar 1:1.000 1:1.000

Toelichting

De faalkanseisen voor de stormvloedkeringen worden op basis van de normering van de achterliggende waterkeringen vastgesteld. Bepalend daarvoor zijn de beschermingsniveaus van de achterliggende dijktrajecten, ook wel aangeduid als het achterland. Gegeven de veiligheidseis aan het achterland, en de hoogte en sterkte van de waterkerende objecten die het achterland beschermen kan afgeleid worden welke aanvullende veiligheid, in termen van waterstandsverlaging, de keringen moeten borgen. Deze waterhuishoudkundige samenhang resulteert uiteindelijk in verschillende faalkanseisen per kering.

Voor stormvloedkeringen met maximaal twee kerende deuren of balgen, kan het effect op de waterveiligheid van het achterland direct worden door vertaald naar de prestatie-eis. Dit geldt voor de Ramspolkering, de Maeslantkering, de Hartelkering en de Hollandsche IJsselkering. De Maeslantkering mag bijvoorbeeld per honderd sluitvragen hooguit één keer falen (1:100).

De methodiek van faalkansberekening is bij de Oosterscheldekering en Haringvlietsluizen afwijkend van de andere stormvloedkeringen vanwege de constructie met 62 resp. 17 schuiven. Bij deze keringen is het van belang dat de combinatie wordt gemaakt van de verschillende faalscenario’s (partieel falen) en het gecombineerde effect daarvan op de waterstanden achter de keringen. Als de berekende prestatiepeilen onder de gehanteerde beoordelingspeilen liggen voldoen deze keringen aan de wettelijk vastgestelde eis m.b.t. het overstromingsrisico, waarbij de kans wordt uitgedrukt in jaren (Bijvoorbeeld 1: 10.000 jaar).

Figuur 4 Jaarlijkse hoeveelheden zandsuppleties en percentages raaien waarin de basiskustlijn is overschreden.

Bron: Rijkswaterstaat, 2025

Toelichting

Het streven is dat minimaal 90% van de kustlijn zeewaarts ligt van de basiskustlijn. In Figuur 4 is weergegeven hoe afgelopen jaren gepresteerd is op dat onderdeel, hoeveel zand er gesuppleerd is. In 2024 is er 4,5 Mm³ gesuppleerd.

Suppleren voor kustlijnzorg

Om de basiskustlijn en het kustfundament te kunnen handhaven, is een zandsuppletieprogramma opgesteld en worden meerjarige contracten afgesloten. Het suppletieprogramma wordt jaarlijks geactualiseerd aan de hand van de laatste kustmetingen. De inhoud en omvang van dit programma kan jaarlijks variëren naargelang de specifieke behoefte en budgettaire mogelijkheden. Om te bereiken dat voor het beschikbare budget de maximale hoeveelheid zand wordt gesuppleerd, hebben de aannemers binnen het contract de vrijheid om de suppletiewerkzaamheden over meerdere jaren te spreiden.

Handhaven basiskustlijn en kustfundament 12,9 4,5 4,1 5,5

Toelichting

In 2023 is er 12,9 miljoen m³ gesuppleerd. De realisatie voor 2024 is 4,5 miljoen m³. De prognoses zijn relatief laag. Dat heeft verschillende oorzaken, zoals de forse suppletieinspanning in de voorgaande jaren, de overgang tussen twee meerjarenprogramma's en kortdurende vertraging in de aanbesteding. In de resterende jaren van het meerjarenprogramma 2024-2027 zal meer gesuppleerd om op het afgeproken totaal van 40 miljoen m³ uit te komen.

Binnenwateren en daarin gelegen kunstwerken (spui- en uitwateringskolken, stuwen en gemalen)1 km2 2.992 3.027
Aantal kunstwerken stuks 118 115 32.284 21.701
Totaal
  1. Het betreft de totale oppervlakte van alle door RWS beheerde wateren (onder meer rivieren, kanalen en IJsselmeer), exclusief de Noordzee, water in Caribisch Nederland,
    de Waddenzee en de Westerschelde.

Toelichting

In 2024 is een kleine toename gerealiseerd door de verruiming van de Twentekanalen (fase 2) en de Overnachtingshaven bij Lobith. Deze stonden oorspronkelijk voor 2023 gepland. Daarnaast is er een grote afname geweest, met name door aanpassingen in de Oosterschelde. Hier zijn de kwelders en schorren groter geworden, waardoor het wateroppervlak is afgenomen. Ook heeft er een nieuwe inventatisatie plaatsgevonden van de gehele IJssel met bijbehorende uiterwaarden. Dit heeft geresulteerd in een afname van het wateroppervlak.

In de Begroting 2024 is uitgegaan van 115 kunstwerken. Dit aantal is hoger uitgekomen. De registratie van de spuisluizen bij de Oranjesluizen is verbeterd waardoor nu alle drie de spuisluizen meetellen in plaats van voorheen één. Er is een gemaal overgedragen aan de betreffende gemeente. Verder is de realisatie van het aantal kunstwerken hoger doordat in het jaarverslag over 2023 ook al een toename is gemeld. Deze wordt verklaard door administratieve verbeteringen in de classificatie van objecten, zoals een tweetal objecten die als waterreguleringswerk in de systemen stonden, maar volgens de definitie spuisluizen zijn.

Het verschil tussen Begroting 2024 en realisatie 2024 is toegelicht in de financiële toelichting artikel 3 budgettaire gevolgen van beleid tabel en betreft met name de bijdrage van EZ aan Wind op zee.

3.02.03 Vernieuwing

Motivering

Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als zoetwatervoorziening vervuld kan worden.

Producten

De waterveiligheid en beschikbaarheid moet in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de eerste helft en met name ook vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw valt te verwachten dat de opgave geleidelijk zal toenemen.

Vervangingen en renovaties van kunstwerken worden ondergebracht binnen het programma Vernieuwing. De scope van het programma omvat alle kunstwerken waar zich binnen de duur van het programma een levensduurproblematiek voordoet met mogelijke ernstige gevolgen voor de veiligheid en beschikbaarheid. De projecten in het programma verlengen de levensduur van de kunstwerken zodat de veiligheid en de beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur in stand wordt gehouden.

Meetbare gegevens

Het budget dat op dit artikelonderdeel in de huidige verantwoordingspe­ riode is opgenomen, is bestemd voor de werkzaamheden ten behoeve van de Stuwen Maas (Gronst), Landelijk Meetnet Water, Sluiscomplex IJmuiden,  o.a. nieuwe pomp, Bediening en Besturing Maasobjecten (MB2), De Marijkesluis, de Krammersluis, gemaal IJmuiden en Onderzoeksprogramma, Kennisprogramma Natte Kunstweken en Sluisjes ARK.

4.4 Artikel 4 Experimenteren cf. Art. III Deltawet

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Waterwet voorziet in een zogenoemde experimenteerbepaling die het mogelijk maakt om uit het Deltafonds uitgaven te doen voor maatregelen en voorzieningen op andere beleidsterreinen zoals natuur, milieu of economische ontwikkeling. Voorwaarde is wel dat deze maatregelen samenhangen met maatregelen ten behoeve van waterveiligheid of zoetwatervoorziening en dat er sprake is van additionele financiering in de vorm van het toevoegen van extra middelen aan het fonds afkomstig van andere begrotingen van het Rijk of derden.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2020 2021 2022 2023 2024 2024 2024
Verplichtingen 97.742 40.663 162.223 115.464 981 25.314 ‒ 24.333 1
Uitgaven 74.384 50.884 72.605 285.637 134.577 111.811 22.766
4.01 Experimenteerprojecten 0 0 0 0 0 0 0
4.01.01 Experimenteerprojecten 0 0 0 0 0 0 0
4.02 GIV/PPS 74.384 50.884 72.605 285.637 134.577 111.811 22.766 2
4.02.01 GIV/PPS 74.384 50.884 72.605 285.637 134.577 111.811 22.766
4.09 Ontvangsten experimenteerartikel 0 0 0 0 0 0 0
4.09.01 Ontvangsten experimenteerartikel 0 0 0 0 0 0 0

C. Toelichting op de budgettaire gevolgen van de uitvoering

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. De lagere realisatie op de verplichtingen (€ 24,3 miljoen) is het gevolg van:

    1. Een wijziging in de energieverrekening met de opdrachtnemer van de Afsluitdijk die in een vaststellingsovereenkomst is vastgelegd en verplichtingenschuif tot gevolg heeft (€ -13,6 miljoen).
    2. Verplichtingenschuif (-27,0 miljoen) die voornamelijk wordt veroorzaakt doordat het verplichtingenritme in overeenstemming wordt gebracht met de meet recente planning en afspraken met de opdrachtnemer.
    3. Overheveling naar artikel 1 (€ -4,4 miljoen). Dit betreft vast onderhoud Bestaande Spuimiddelen gedurende de periode dat de spui gerenoveerd wordt.
    4. Prijsbijstelling 2024 (€ 20,7 miljoen).

2. De per saldo hogere realisatie op de uitgaven (€ 22,8 miljoen) is het gevolg van:

  1. Een betaling die vanuit 2023 naar 2024 is verschoven (€ 40,2 miljoen) als gevolg van de afwikkeling van het geschil hydraulische randvoorwaarden en de overeenstemming hierover.
  2. Een wijziging in de energieverrekening met de opdrachtnemer die in een vaststellingsovereenkomst is vastgelegd en kasschuif tot gevolg heeft (€ -4,1 miljoen).
  3. Overheveling naar artikel 1 (€ -4,4 miljoen). Dit betreft vast onderhoud Bestaande Spuimiddelen gedurende de periode dat de spui gerenoveerd wordt.
  4. Een kasschuif van 2024 naar 2025 (€ -14,5 miljoen) die voornamelijk wordt veroorzaakt doordat met de opdrachtnemer afspraken gemaakt zijn over het verrekenen van een contractwijziging.
  5. Prijsbijstelling 2024 (€ 4,1 miljoen).
  6. Diverse kleine mutaties per saldo (€ 1,5 miljoen).

D. Toelichting op de artikelonderdelen

4.01 Experimenteerprojecten

Motivering

Het experimenteerartikel staat ten dienste van een integrale uitvoering van het Deltaprogramma en biedt de mogelijkheid tot integrale bekostiging.

4.02 Geïntegreerde contractvormen/PPS

Motivering

Bij infrastructuurprojecten waarbij sprake is van publiek-private samen werking (PPS) bestaat de betaling uit een geïntegreerd bedrag voor aanleg, onderhoud én financiering gedurende een langdurige periode. De meest toegepaste vorm is DBFM (Design, Build, Finance and Maintain) waarbij de overheid pas na oplevering betaalt voor een dienst (beschikbaarheid) in plaats van mijlpalen voor een product tijdens de bouwfase. Deze contractvorm garandeert een efficiënte en effectieve beschikbaarheid van de noodzakelijke capaciteit om, rekening houdend met de aspecten veiligheid en leefomgeving, een betrouwbaar systeem te realiseren.

Producten

Het project Afsluitdijk is met een DBFM-contract op de markt gezet en verkeert in de realisatiefase. Openstelling (waterveilig) is voorzien in 2025 zoals ook aan de Tweede Kamer gemeld. Het project betreft de versterking van het dijklichaam volgens het principe van de overslagbestendige dijk, met behoud van de groene (vegetatie) uitstraling, het versterken van de schut- en spuicomplexen en het vergroten van de waterafvoercapaciteit door het aanbrengen van pompen in het spuicomplex Den Oever.

Projectbudget: De afname van het projectbudget (€ -16,7 miljoen) is per saldo het gevolg van:

  1. Overheveling naar artikel 1 (€ -44,5 miljoen). Dit betreft vast onderhoud Bestaande Spuimiddelen gedurende de periode dat de spui gerenoveerd wordt.
  2. Prijsbijstelling 2024 (€ 27,8 miljoen).
Projecten Noordwest- Nederland
Afsluitdijk 112 135 23 2.072 2.056 2025 2025 1
Programma realisatie 112 135 23 2.072 2.056
begroting DF 4.02.01 112 135

Toelichting

  1. De hogere realisatie (€ 22,8 miljoen) op de uitgaven is het gevolg van:

    1. Een betaling die vanuit 2023 naar 2024 is verschoven (€ 40,2 miljoen) als gevolg van de afwikkeling van het geschil hydraulische randvoorwaarden en de overeenstemming hierover.
    2. Een wijziging in de energieverrekening met de opdrachtnemer die in een vaststellingsovereenkomst is vastgelegd en kasschuif tot gevolg heeft (€ -4,1 miljoen).
    3. Overheveling naar artikel 1 (€ -4,4 miljoen). Dit betreft vast onderhoud Bestaande Spuimiddelen gedurende de periode dat de spui gerenoveerd wordt.
    4. Een kasschuif van 2024 naar 2025 (€ -14,5 miljoen) die voornamelijk wordt veroorzaakt doordat met de opdrachtnemer afspraken gemaakt zijn over het verrekenen van een contractwijziging.
    5. Prijsbijstelling 2024 (€ 4,1 miljoen).
    6. Diverse kleine mutaties per saldo (€ 1,5 miljoen).

4.5 Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de apparaatskosten van RWS en de Staf Deltacommissaris geraamd alsmede de investeringsruimte, de overige netwerkgebonden uitgaven van RWS en programma-uitgaven van de Deltacommissaris die niet direct aan de afzonderlijke projecten uit dit Deltafonds zijn toe te wijzen.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2020 2021 2022 2023 2024 2024 2024
Verplichtingen 341.416 347.316 371.519 367.021 378.613 394.734 ‒ 16.121 1
Uitgaven 341.349 347.510 371.603 366.946 378.426 394.693 ‒ 16.267
5.01 Apparaat 263.436 266.547 266.040 281.310 307.995 287.234 20.761 2
5.01.01 Staf Deltacommissaris 1.612 1.555 1.585 1.521 1.652 1.591 61
5.01.02 Apparaatskosten RWS 261.824 264.992 264.455 279.789 306.343 285.643 20.700
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 261.824 264.992 264.455 279.789 306.343 285.643 20.700
5.02 Overige uitgaven 77.913 80.963 105.563 85.636 70.431 69.124 1.307
5.02.01 Overige netwerkgebonden uitgaven 76.737 79.746 103.854 84.082 68.654 67.014 1.640
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 76.737 79.746 103.854 84.082 68.654 67.014 1.640
5.02.02 Programma-uitgaven DC 1.176 1.217 1.709 1.554 1.777 2.110 ‒ 333
5.03 Investeringsruimte 0 0 0 0 0 33.225 ‒ 33.225 3
5.03.01 Programmaruimte 0 0 0 0 0 33.225 ‒ 33.225
5.04 Reserveringen 0 0 0 0 0 5.110 ‒ 5.110 4
5.04.01 Reserveringen 0 0 0 0 0 5.110 ‒ 5.110
Ontvangsten 43.988 ‒ 5.232 286.037 231.529 207.516 0 207.516
5.09 Netwerkgebonden kosten en overige ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
5.09.01 Overige ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
5.10 Saldo afgesloten rekeningen 43.988 ‒ 5.232 286.037 231.529 207.516 0 207.516 5
5.10.01 Saldo afgesloten rekeningen 43.988 ‒ 5.232 286.037 231.529 207.516 0 207.516

C. Toelichting op de budgettaire gevolgen van de uitvoering

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer. De mutatie op de verplichtingen is direct gerelateerd aan de hieronder toegelichte kasmutaties.

  1. De mutatie op de verplichtingen is direct gerelateerd aan de hieronder toegelichte kasmutaties.
  2. De hogere realisatie op de apparaatskosten RWS (€ 20,7 miljoen) wordt met name veroorzaakt door de loon- en prijsbijstelling 2024 (€ 15,2 miljoen), de bijdrage van het ministerie van Economische Zaken (EZ) aan het programma Windenergie op zee (€ 4,5 miljoen) en het saldo van overige verschillen (€ 1 miljoen).
  3. De verlaging van dit artikelonderdeel betreft met name de herschikking van de risicoreservering voor prijsontwikkeling (€ -16,7 miljoen), herschikking van de risicoreservering IJsseldelta (€ -9,9 miljoen) en de herschikking van de risicoreservering voor Cybersecurity (€ -6,3 miljoen) en enkele kleine mutaties (€ -0,3 miljoen).
  4. Vanuit de beleidsreserveringen is € -2,3 mln onttrokken naar de uitvoering ten behoeve Regionale Rijkskeringen en is € -2,8 mln doorgeschoven naar latere als onderdeel van een grotere kasschuif in verband met vertraging in de totstandkoming van de versterkingsopgave regionale rijkskeringen.
  5. Dit betreft de verwerking van het voordelig saldo 2023 ad € 207,5 miljoen in 2024.

D. Toelichting op de artikelonderdelen

5.01 Apparaat

Motivering

In uitzondering op de systematiek van «Verantwoord Begroten» worden op deze begroting ook de apparaatskosten van de Staf deltacommissaris en RWS gepresenteerd.

Producten

Staf Deltacommissaris

Overeenkomstig de Deltawet heeft de Deltacommissaris een eigen bureau ter ondersteuning van zijn taken en een toereikend budget voor de hem toebedeelde taken. Op dit artikel worden personele en materiële kosten verantwoord, die nodig zijn om de ondersteunende taken van de Staf Deltacommissaris te kunnen uitvoeren.

Apparaatskosten Rijkswaterstaat

Dit betreft de apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) voor de programma's Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, HWBP-2, HWBP, Afsluitdijk, overige aanlegprojecten, verkenningen en planuitwerkingen, watermanagement, Beheer en Onderhoud en de uitvoering van landelijke taken en inhuur.

5.02 Overige Uitgaven

Producten

Overige netwerkgebonden uitgaven

Onder overige kosten zijn de externe kosten verantwoord die niet direct toewijsbaar zijn aan de producten van het Deltafonds. Hiertoe behoren externe kosten voor de landelijke taken basisinformatie, sectorspecifieke ICT, kennisontwikkeling & innovatie, watermanagement, beheer en onderhoud en overige.

Programmauitgaven Deltaprogramma

De programmauitgaven voor het Nationaal Deltaprogramma hebben betrekking op kennis- en strategieontwikkeling, advisering, monitoring en rapportage over (de voortgang van) het programma. Bovendien zijn er programmauitgaven voor het informeren en betrekken van belanghebbenden en publiek. Het Deltaprogramma 2024 is op Prinsjesdag 2023 aan de Staten-Generaal aangeboden (Kamerstukken 2023-2024, 36410-J-4).

5.03 Investeringsruimte

Op dit artikel wordt de beschikbare investeringsruimte op het Deltafonds verantwoord. De investeringsruimte is beschikbaar voor inzet op prioritaire beleidsopgaven binnen de scope van het Deltafonds. Jaarlijks vindt een integrale afweging plaats van de inzet van de beschikbare investeringsruimte.

5.04 Reserveringen

Hierop worden budgetten geraamd voor toekomstige opgaven, maar waarover nog geen startbeslissing is genomen. In de begroting van het Deltafonds 2024 was tot en met 2038 € 3.764 miljoen gereserveerd. Jaarlijks vindt een actualisatie plaats van de reserveringen. De meest actuele stand van de verschillende reserveringen is opgenomen in de begroting van het Deltafonds 2025, waar de reserveringen € 3.416 miljoen bedragen. De sterke toename wordt vooral verklaard doordat de resterende middelen voor Instandhouding van de Aanvullende Post zijn overgeboekt naar het Deltafonds. In het Deltafonds 2025 zijn de reserveringen afzonderlijk toegelicht.

4.6 Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de ontvangen bijdragen verantwoord die ten laste van de begroting van IenW komen. De doelstellingen van het onderliggend beleid zijn terug te vinden in de Begroting hoofdstuk XII.

Het productartikel is gerelateerd aan artikel 26 Bijdragen aan de Investeringsfondsen op de Begroting hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2020 2021 2022 2023 2024 2024 2024
6.09 Ten laste van begroting IenW 834.392 1.252.398 1.114.300 1.524.210 1.254.842 1.650.164 ‒ 395.322 1
6.09.01 Ten last van begroting IenW 834.392 1.252.398 1.114.300 1.524.210 1.254.842 1.650.164 ‒ 395.322

C. Toelichting op de budgettaire gevolgen van de uitvoering

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

De per saldo lagere realisatie van € -395,3 miljoen is veroorzaakt door:

  1. als gevolg van het geactualiseerde programma en om de overprogrammering op een verantwoord niveau te brengen is er een kasschuif met het generale beeld verwerkt op de begroting van het Deltafonds. De kasschuif heeft een meerjarige doorwerking en is over de gehele looptijd van het Deltafonds budgettair neutraal. De kasschuif betreft een verlaging met € -461,1miljoen in 2024;
  2. de toegekende loon- en prijsbijstelling ad € 62,9 miljoen die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds;
  3. diverse kleinere mutaties per saldo een verhoging van €  2,9 miljoen.

4.7 Artikel 7 Investeren in waterkwaliteit

A. Omschrijving van de samenhang in het beleid

Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit in het hoofdwatersysteem ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water worden verantwoord op artikelonderdeel 7.01.

Omdat de KRW-doelen nog niet gehaald dreigen te worden, is het implusprogramma KRW gestart. Door klimaatverandering en toenemend maatschappelijk gebruik staan de natuur en ecologische waterkwaliteit en daarmee de biodiversiteit van de grote wateren onder druk. Er zijn daarom aanvullende systeemingrepen en een transitie naar duurzaam beheer nodig om een duurzame verbetering te realiseren. Het Rijk wil in 2050 toekomstbestendige grote wateren met hoogwaardige natuur die goed samengaat met een krachtige economie. Via de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) wordt invulling gegeven aan deze ambitie. Dit is verantwoord op artikel 7.02.

Met de Delta-aanpak Waterkwaliteit wordt een extra impuls gegeven aan het realiseren van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en nieuwe uitdagingen om ons water chemisch schoon en ecologisch gezond te krijgen en te houden voor duurzaam gebruik. De prioriteiten daarbij zijn nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, opkomende stoffen en medicijnresten in water. Maatregelen voor de Delta-aanpak worden verantwoord op artikel 7.03.

Het artikel investeren in waterkwaliteit is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de Begroting Hoofdstuk XII.

B. Budgettaire gevolgen van de uitvoering

2020 2021 2022 2023 2024 2024 2024
Verplichtingen 116.294 65.770 79.486 69.123 87.870 208.705 ‒ 120.835 1
Uitgaven 52.556 44.711 68.667 68.279 107.974 185.990 ‒ 78.016
7.01 Ontwikkeling Kaderrichtlijn Water 19.778 29.061 49.628 42.834 52.816 102.665 ‒ 49.849 2
7.01.01 Real.progr.Kaderrichtlijn Water 19.778 29.061 49.628 42.834 52.816 102.665 ‒ 49.849
7.02 Ontwikkeling Waterkwaliteit 25.674 7.832 9.734 12.117 35.532 67.152 ‒ 31.620 3
7.02.01 Aanleg waterkwaliteit 22291 189 2784 8.435 32.768 59.596 ‒ 26.828
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 22291 0 0 1700 103 100 3
7.02.02 Planning waterkwaliteit 3.383 7.643 6.950 3.682 2.764 7.556 ‒ 4.792
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 3.383 7.643 6.950 3.630 2.764 1.637 1.127
7.03 Studiekosten waterkwaliteit 7.104 7.818 9.305 13.328 19.626 16.173 3.453 4
7.03.01 Studiekosten waterkwaliteit 7.104 7.818 9.305 13.328 19.626 16.173 3.453
- Waarvan bijdrage aan agentschap RWS 4.140 7.921 9.284 4.340 4.944
7.09 Ontvangsten investeringen in waterkwaliteit 389 729 630 753 232 328 ‒ 96
7.09.01 Ontvangsten investeringen in waterkwaliteit 389 729 630 753 232 328 ‒ 96

C. Toelichting op de budgettaire gevolgen van de uitvoering

Onderstaand wordt op het niveau van artikelonderdeel, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  1. Op artikel Investeren in waterkwaliteit is per saldo minder verplicht (€ - -120,8 miljoen) als gevolg van:

    1. Vertraging bij de KRW van € -65,2 miljoen als gevolg van:
      - Vertraging in het opstarten van grondverwerving bij KRW als gevolg van gebrek aan capaciteit, onzekerheid over perceelgrenzen en daardoor te volgen procedures (€ -50,4 miljoen);
      - Doorschuiven van risicoreservering (€ -5,0 miljoen);
      - Vertraging in de afronding van KRW planstudie (€ -3,2 miljoen);
      - diverse kleine mutaties per saldo (€ -6,6 miljoen)
    2. Vertraging bij de vormgeving van de subsidieregeling verwijdering medicijnresten, waardoor € -43,7 miljoen verplichtingenruimte voor de 2e tranche van de regeling doorschuift naar 2025
    3. Met name als gevolg van langere doorlooptijden bij projecten bij de PAGW op het gebied van eigendomspositie bepaling, vergunningverlening en aanbesteding wordt € - 23,6 miljoen doorgeschoven naar latere jaren.
    4. Vertraging in de uitvoeringsplanning van het Getij Grevelingen € -5,9 miljoen
    5. Het per saldo naar voren halen van € 3,2 miljoen voor de vastlegging van de aanvragen on de subsidieregeling projecten Delta Aanpak Waterkwaliteit
    6. Betreft ophoging van middelen voor stoffen en waterketen, met name als gevolg van het doorschuiven van het saldo 2023 € 4,5 miljoen
    7. Diverse kleinere posten van per saldo € 9,9 miljoen.

2. Kaderrichtlijn Water (€ -49,8 miljoen) is voornamelijk het gevolg van vertraging in planuitwerking, onder andere door  inwerking treden nieuwe Omgevingswet, Stikstofberekeningen en complexe omgevingsprocessen. Hierdoor is het publiceren van ontwerpbesluiten en het vaststellen van besluiten vertraagd. De start van de aanbesteding vertraagd hierdoor vaak ook. Daarnaast is vertraging opgetreden in de grondverwervingen. Bestuursovereenkomsten met projecten die door derden worden uitgevoerd (onder andere voor Meanderende Maas) zijn nog afgesloten en daarmee nog niet gefinancierd.

3. De lagere realisatie op dit artikeonderdeel (€ -31,7 miljoen) heeft met name betrekking op actualisering van de programmering van de onderliggende projecten;

  1. PAGW € -21,4 miljoen in verband met een actualisatie van het programma.
  2. DAW € -6,6 miljoen een vertraging in de uitfinanciering, door dat als gevolg van onrust in de landbouwsector minder aanvragen zijn ingediend dan was voorzien.
  3. Als gevolg van de vertraging bij het getij Grevelingen wordt € -5,9 miljoen naar achteren geschoven.
  4. Diverse kleine mutaties per saldo € 2,2 miljoen

4. De per saldo hogere realisatie op studiekosten Waterkwaliteit (€ 3,4 miljoen) is het gevolg van programmamiddelen voor het uitvoeren van het onderzoeksprogramma 2024 voor de water en bodemopgaven. Dit onderzoeksprogramma wordt uitgevoerd onder Subsidieregeling Instituten voor Toegepast Onderzoek (SITO-regeling) € 4,7 miljoen. Diverse kleine mutaties per saldo € -1,3 miljoen

D. Toelichting op de artikelonderdelen

7.01 Ontwikkeling Kaderrichtlijn Water

Motivering

De rijksoverheid, waterschappen, drinkwaterbedrijven, provincies,  gemeenten, kennisinstituten, landbouw, industrie en natuurorganisaties  werken hard aan het verbeteren van de kwaliteit van het water. Schoon,  voldoende en gezond water is het doel, de KRW geeft hier een nadere  uitwerking aan. Over de voortgang van de KRW is de tweede kamer eind  2024 geïnformeerd  (Kamerstuk 27 625 Nr. 693). De Tussenevaluatie KRW is 20 december 2024 gedeeld met de tweede kamer (kamerstuk 27 625 Nr. 696).

Producten

Verbeterprogramma Kaderrichtlijn Water

RWS voert voor de rijkswateren KRW-maatregelen uit ter verbetering van de ecologische waterkwaliteit in drie planperioden van zes jaar. In totaal worden door RWS 550 maatregelen uitgevoerd in en langs de grote wateren. Voorbeelden van KRW-maatregelen zijn nevengeulen,  natuurvriendelijke oevers en vispassages in het rivierengebied. In de derde en laatste planperiode (2022- 2027) zijn 146 resterende maatregelen  opgenomen (dit is inclusief 60 maatregelen die niet zijn afgerond in de tweede planperiode 2016- 2021). De projecten moeten bijdragen aan het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van de watersystemen, zoals de Kaderrichtlijn Water vraagt. 

Meetbare gegevens

In maart 2022 zijn de geactualiseerde Stroomgebiedbeheerplannen  (SGBP’s) vastgesteld. Het maatregelpakket voor de derde tranche bestaat  uit 146 maatregelen, inclusief de 60 gefaseerde maatregelen uit de  tweede tranche.

Over de uitvoering van alle maatregelen, ook die worden uitgevoerd door de waterschappen en andere partijen, gericht op de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en de uitvoering gericht op een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via De Staat van ons Water (laatste publicatie: Kamerstukken II, 2023-2024, 27 625 Nr. 668 ). Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de 6 jaar mogelijk. Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteert jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit in het Compendium voor de Leefomgeving.

Projectbudget: De toename van het projectbudget (€ 29,3 miljoen) is het gevolg de prijsbijstelling 2024 (€ 15,3 miljoen), de meerkosten voor de dijkverlegging Paddenpol (€ 9,6 miljoen) en toevoeging van het restbudget van KRW tranche 1 aan tranche 2 en 3 (€ 4,4 miljoen).

Projecten Nationaal
KRW 1e tranche 0 30 30
KRW 2e en 3e tranche 103 53 ‒ 50 698 727 2027 2027 1
Programma realisatie 103 53 ‒ 50 728 757
begroting (DF 7.01.01) 103 53 ‒ 50

Toelichting

  1. De per saldo lagere realisatie op het realisatieprogramma Kaderrichtlijn Water (€ -49,8 miljoen) is voornamelijk het gevolg van vertraging in planuitwerking, onder andere door  inwerking treden nieuwe Omgevingswet, Stikstofberekeningen en complexe omgevingsprocessen. Hierdoor is het publiceren van ontwerpbesluiten en het vaststellen van besluiten vertraagd. De start van de aanbesteding vertraagd hierdoor vaak ook. Daarnaast is vertraging opgetreden in de grondverwervingen. Bestuursovereenkomsten met projecten die door derden worden uitgevoerd (onder andere voor Meanderende Maas) zijn nog afgesloten en daarmee nog niet gefinancierd.

7.02 Ontwikkeling Waterkwaliteit

Motivering

Naast het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren ten behoeve van de KRW zijn hieronder de overige aanlegprojecten inzake waterkwaliteit opgenomen.

Producten

Grote wateren

In 2024 is het koepeldocument voor de ecologische streefbeelden van de Grote Wateren afgerond en zijn de gebiedsstreefbeelden van de Wadden-Eems-Dollard en de Schelde-Rijn-Maasmonding in een afrondende fase. Er zijn vier preverkenningen gestart en een perspectiefstudie IJsselvechtdelta i.s.m. de provincie Overijssel en het waterschap Drents-Overijsselse Delta (WDOD). De PAGW-bijdrage aan «duurzame visserij IJsselmeergebied» is niet door LVVN benut en zal ook niet benut gaan worden. Dit project is daarmee afgesloten.

Van de 30 (deel)projecten hebben 20 hun mijlpaal bereikt. Een aantal hiervan zijn hieronder uitgelicht:

  1. Het project Vierhuizergat-Lauwersmeer is gestart met realisatie.
  2. Voor het project Koehool-Lauwersmeer zijn herstelmaatregelen voor de kwelder Wierum uitgevoerd.
  3. In het project Onderwaternatuur Wadden zijn kunstriffen gerealiseerd met behulp van perenbomenhout.
  4. Voor de projecten Koehool-Lauwersmeer en Eemszijlen is een voorkeursalternatief vastgesteld.
  5. Na afronding van de variantenstudie zoet-zoutovergang Den Oever van het project Wieringerhoek is besloten tot enerzijds het verbeteren van de vismigratie door het spui- en schutsluizen complex en anderzijds het beperken van uitspoeling van zoetwatervis.
  6. In het project Friese IJsselmeerkust is een projectbeslissing genomen voor herstelmaatregelen in de Makkumer Noordwaard.
  7. De Notitie Reikwijdte en Detailniveau is uitgebracht van het project gebiedsontwikkeling Vierwaarden

Grondwater

Zoals in het advies van de Studiegroep Grondwater reeds werd aangegeven, staat de beschikbaarheid van  zoet grondwater van voldoende kwaliteit voor toekomstige generaties onder druk. Ook uit de Tussenevaluatie van de Kaderrichtlijn Water (2024) blijkt dat situatie van het grondwater, zowel kwaliteit als kwantiteit, steeds verder verslechterd. Een omslag is nodig om de duurzame bescherming van de grondwater te borgen.

Er is onvoldoende zicht op de hoeveelheid grondwater die wordt onttrokken, waardoor het lastig is hier beter grip op te krijgen. Ook voldoende zicht op de verontreiniging van het bovenste grondwater ontbreekt. Verontreinigingen van het grondwater verplaatsen zich ondertussen langzaam naar diepere lagen en vormen een bedreiging o.a. drinkwatervoorziening uit grondwater.

Om deze knelpunten aan te pakken zijn, vaak samen met de regionale grondwaterbeheerders, de eerste stappen gezet. Zo is er instemming om samen tot een ‘signaleringsmeetnet’ voor grondwaterkwaliteit te komen in het bovenste grondwater, om zo eerder de grondwaterverontreinigingen in beeld te krijgen en hierop te kunnen acteren. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de vergunning-meldingsplicht voor grondwateronttrekkingen meer uniform te maken. Daarbij is ook gekeken naar de mogelijkheden voor het periodiek herzien van deze vergunningen.

IenW werkt op dit moment aan het programma Bodem, Ondergrond en Grondwater. In dit programma worden onder andere de begrenzing en bescherming van de Nationale Grondwater Reserves (NGR) vastgelegd. Deze diepe en schone grondwatervoorraden kunnen ingezet worden voor de drinkwatervoorziening op de langere termijn (na 2050) en tijdens extreme crisisscenario’s als calamiteitenvoorzining. Vanwege de toenemende druk op de drinkwatervoorziening, is dit van groot belang.

Subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten
In 2023 is de bijdrageregeling op basis van overeenkomsten succesvol omgezet naar een subsidieregeling verwijdering medicijnresten. In 2022 is bij RWZI Leiden Noord een aanvullende zuivering in bedrijf gesteld. In 2023 zijn er vier nieuwe aanvullende zuiveringen in bedrijf gesteld voor de verwijdering van medicijnresten (RWZI Dinther, RWZI Houten, RWZI Oijen en RWZI Wervershoof). In 2024 zijn er nog zes aanvullende zuiveringen in bedrijf gesteld (RWZI Groesbeek, RWZI Gouda, RWZI Hapert, RWZI Horstermeer, RWZI Simpelveld en RWZI Winterswijk). In Nederland zijn er in totaal elf aanvullende zuiveringen voor medicijnresten in bedrijf, mede tot stand gekomen met een subsidie van het Rijk. Er wordt gewerkt aan het openstellen van de subsidieregeling stimulering verwijdering medicijnresten tweede tranche. Openstelling is voorzien in 2025.

Deltaplan Agrarisch Waterbeheer

In het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) is verder gewerkt aan het verminderen van de agrarische wateropgaven (verschil huidige situatie van het agrarisch waterbeheer en vereiste situatie). Hiermee wordt toegewerkt naar het behalen van de doelen van de Kaderrichtlijn Water, de doelen voor nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen en het voorkomen van schade door droogte en wateroverlast. Deze begrotingspost bevat subsidiemogelijkheden voor waterschappen om, in samenwerking met agrariërs, te werken aan verbetering van de waterkwaliteit en waterbeschikbaarheid. De lager dan verwachte realisatie heeft te maken met de onduidelijkheid in het landelijk gebied over het wel of niet doorgaan van gebiedsgerichte projecten. De verwachting is dat het aantal aanvragen in 2025 wel verder toeneemt. Het projectbudget is verlaagd als gevolg van het op een ander begrotingsonderdeel verantwoorden van een subsidie aan LTO-Nederland voor hun faciliterende rol in de uitvoering van het programma.

Waterkwaliteit in glastuinbouwgebieden

Om de waterkwaliteit in glastuinbouwgebieden te verbeteren is in 2024 gewerkt aan beter inzicht in lozingen vanuit kassen. Om dit te realiseren is sterker dan voorheen geïnvesteerd in de ICT infrastructuur van de uitvoeringsorganisatie glastuinbouw. Bovendien is onderzoek uitgevoerd naar resterende emissieroutes, zoals een kwantificering van waterige reststromen.Verder is via het Platform Duurzame Glastuinbouw gewerkt aan het vergroten van de glastuinbouwexpertise van toezichthouders bij omgevingsdiensten en waterschappen, zodat zij hun toezichttaak effectiever uit kunnen voeren.

Planning waterkwaliteit

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

Projecten Nationaal
Bijdrageregeling medicijnresten 15 15 0 68 60 1
Verruiming vaargeul Westerschelde 0 26 26
Natuurcompensatie Perkpolder 0 3 7
DAW Projecten (subsidies aan o.a. Kadaster, LTO) 10 3 ‒ 7 29 25
Grote Wateren 34 14 ‒ 20 221 567 2032 2032 2
afrondingen 1 1
Programma realisatie 59 33 ‒ 26 347 685
begroting (DF 7.02.01) 59 33 ‒ 26

Toelichting

  1. De verlaging van het projectbudget voor de subsidieregeling verwijderen medicijnresten is het gevolg van het toekennen van de loon- en prijsbijstelling (€ 1,9 miljoen), alsmede vanwege het overhevelen van middelen voor de Waterbewustleven-campagne (€ -3,8 miljoen) en voor onderzoeken in de stoffen en waterketen (€ -6,2 miljoen).
  2. Grote wateren: De lagere kasrealisatie is met name het gevolg van een actualisatie van de projectplanning waardoor een verschuiving van het programmabudget naar latere jaren is doorgevoerd. De verhoging van het projectbudget is met name het gevolg van de overheveling vanuit de beleidsreservering naar het uitvoeringsbudget (€ 329,2 miljoen) en de toegevoegde loon- en prijsbijstelling (€ 17 miljoen). De lagere kasuitgaven in 2024 (€ - 20 miljoen) zijn het gevolg van in verband met een actualisatie van het programma.
Projecten Nationaal
EPK Planuitwerking en verkenningen Waterkwaliteit 7 19
Projecten Zuid-Nederland
Getij Grevelingen 106 109 2028-2029 2028-2029
Totaal programma planuitwerking en verkenning 113 128
budget DF 7.02.02 113 128

7.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft de studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en de overige studiekosten op het gebied van waterkwaliteit.

Producten

KRW

De uitvoering van de maatregelen uit de stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027 is verder opgepakt. Begin 2023 is samen met de medeoverheden het impulsprogramma KRW gestart met 7 actielijnen. Met als kernpunten: stevig sturen op uitvoeren van de afgesproken maatregelen, gezamenlijk aanpakken van de risico’s daarbij, intensiveren maatregelen stoffen, aanpassen regelgeving en voorbereiden op rechtszaken. Op 20 december 2024 is de tussenevaluatie KRW afgerond en naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken vergaderjaar 2024–2025, 27 625, nr. 696). Onder leiding van de minister wordt via het  Bestuurlijk Overleg KRW en via bilaterale voortgangsgesprekken met de individuele gedeputeerden stevig op de uitvoering gestuurd.

PFAS
Het RIVM voert in opdracht van het ministerie IenW, VWS en LVVN het meerjarig onderzoeksprogramma PFAS uit. Dit programma loopt tot halverwege 2026. In het programma kijkt het RIVM op welke manier PFAS in mens en milieu kan worden teruggedrongen. Om dit te doen worden de belangrijkste PFAS-blootstellingsroutes en handelingsperspectieven in kaart gebracht. In 2024 is fase 1 van het programma afgerond en per rapportage en begeleidende brief aan de Kamer gedeeld.

Microplastics

Voor de kennisopbouw over de effecten van microplastics op de gezondheid van de mens investeert zowel IenW als VWS t/m 2025 in dit beleidsprogramma. De kennisopbouw wordt gecoördineerd door ZonMw. Om te bepalen hoeveel plastics in rivieren aanwezig zijn, ontwikkelt IenW monitoringsmethodieken voor zowel micro, meso- als macroplastics. Op dit moment wordt er gewerkt aan het opstellen van een meetplan voor microplastics in oppervlaktewater. Op basis van meetresultaten van de uitgevoerde onderzoeken naar microplastics in rivieren is vastgesteld dat er jaarlijks circa 3 miljoen kilo microplastics via de Rijn en Maas ons land binnenkomt. Daarnaast wordt er een start gemaakt met een risicobeoordeling van microplastics in oppervlaktewater.

5. Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het begrotingshoofdstuk Infrastructuur en Waterstaat (HXII) wordt gerapporteerd over het begrotingsbeheer, financieel beheer, de materiele bedrijfsvoering en overige aspecten van de bedrijfsvoering, over de rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen en belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering. Hieronder wordt gerapporteerd over de uitzonderingsrapportage rechtmatigheid en totstandkoming niet financiële verantwoordingsinformatie van het Deltafonds.

Rechtmatigheid

Bij de financiële verantwoording van het Deltafonds over 2024 is geen sprake van overschrijdingen van door de Rijksbegrotingsvoorschriften voorgeschreven rapportagetoleranties vastgesteld.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

De niet-financiële verantwoordingsinformatie betreft de indicatoren en kengetallen die beogen inzicht te bieden in de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de beleidsuitvoering en de doelmatigheid van de bedrijfsvoering. Uit de controle van de ADR zijn geen materiële bevindingen gebleken op het totstandkomingsproces van de niet-financiële informatie.

C. Jaarrekening

6. Verantwoordingsstaat Deltafonds

Art. Omschrijving Vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
1 Investeren in waterveiligheid 1.060.356 709.270 169.003 1.052.500 604.197 187.914 ‒ 7.856 ‒ 105.073 18.911
2 Investeren in zoetwatervoorziening 116.987 105.207 59.616 70.429 112 ‒ 57.371 ‒ 34.778 112
3 Exploitatie, onderhoud en vernieuwing 322.573 312.524 368.610 327.216 46.037 14.692
4 Experimenteren cf. art. III Deltawet 25.314 111.811 981 134.577 ‒ 24.333 22.766
5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven 394.734 394.693 378.613 378.426 ‒ 16.121 ‒ 16.267
6 Bijdragen andere begrotingen Rijk 1.650.164 1.254.842 ‒ 395.322
7 Investeren in waterkwaliteit 208.705 185.990 328 87.870 107.974 232 ‒ 120.835 ‒ 78.016 ‒ 96
Subtotaal 2.128.669 1.819.495 1.819.495 1.948.190 1.622.819 1.443.100 ‒ 180.479 ‒ 196.676 ‒ 376.395
Voordelig eindsaldo (cumulatief) vorig jaar 207.516 207.516
Subtotaal 2.128.669 1.819.495 1.819.495 1.948.190 1.622.819 1.650.616 ‒ 180.479 ‒ 196.676 ‒ 168.879
Voordelig eindsaldo (cumulatief) huidig jaar 0 ‒ 27.797 ‒ 27.797
Totaal 2.128.669 1.819.495 1.819.495 1.948.190 1.622.819 1.622.819 ‒ 180.479 ‒ 196.676 ‒ 196.676

7. Saldibalans

Intra-comptabele posten Intra-comptabele posten
1) Uitgaven ten laste van de begroting 1.622.817 1.734.347 2) Ontvangsten ten gunste van de begroting 1.443.099 1.710.334
1a) Nadelig saldo begrotingsfonds voorgaand jaar 0 0 2a) Batig saldo begrotingsfonds voorgaand jaar 207.516 231.529
3) Liquide middelen 0 0
4) Rekening-courant RHB (Rijkshoofdboekhouding) 27.798 207.516 4a) Rekening-courant RHB 0 0
5) Rekening-courant RHB Begrotingsreserve 0 0 5a) Begrotingsreserves 0 0
6) Vorderingen buiten begrotingsverband 0 0 7) Schulden buiten begrotingsverband 0 0
8) Kas-transverschillen 0 0
Subtotaal intra-comptabel 1.650.615 1.941.863 Subtotaal intra-comptabel 1.650.615 1.941.863
Extra-comptabele posten
9) Openstaande rechten 0 0 9a) Tegenrekening openstaande rechten 0 0
10) Vorderingen 263 974 10a) Tegenrekening vorderingen 263 974
11a) Tegenrekening schulden 0 0 11) Schulden 0 0
12) Voorschotten 2.222.808 1.762.616 12a) Tegenrekening voorschotten 2.222.808 1.762.616
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen 0 0 13) Garantieverplichtingen 0 0
14a) Tegenrekening andere verplichtingen 3.378.753 3.053.382 14) Andere verplichtingen 3.378.753 3.053.382
15) Deelnemingen 0 0 15a) Tegenrekening deelnemingen 0 0
Subtotaal extra-comptabel 5.601.824 4.816.972 Subtotaal extra comptabel 5.601.824 4.816.972
Totaal 7.252.439 6.758.835 Totaal 7.252.439 6.758.835

Toelichting samenstelling saldibalans

Als een minister meer dan één begroting beheert, in dit geval Infrastructuur en Waterstaat (XII), het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds, wordt per begroting een saldibalans opgesteld. Voor de begroting van Hoofdstuk XII, het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds worden geen gescheiden administraties gevoerd waardoor posten die niet zonder meer toewijsbaar zijn aan een bepaalde begroting, zijn opgenomen in de saldibalans van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII).

Wat betreft de toelichtingen zijn de volgende uitgangspunten toegepast. Een post, welke in verhouding tot de totale omvang van de balansregel een grote omvang heeft of de grens van € 25 miljoen overschrijdt, is tekstueel toegelicht.

Alle bedragen in de Saldibalans zijn, conform de regelgeving, naar boven afgerond. Als gevolg hiervan kunnen kleine verschillen ontstaan met de overige tabellen waarbij de reguliere afrondingsregels zijn gebruikt.

4) Rekening-courantverhouding Rijkshoofdboekhouding

Deze balansregel geeft de financiële verhouding met de Rijksschatkist weer.

10 en 10a) Vorderingen en Tegenrekening vorderingen

De Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die voortvloeien uit uitgaven ten laste van de begroting.

Totaal 263
Totaal 263

12 en 12a) Voorschotten en Tegenrekening voorschotten

Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen.

Totaal 2.222.808
Totaal 2.222.808

Toelichting

Artikel 01 Investeren in waterveiligheid

Voor de versterking van Markermeerdijken is aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier een voorschot verstrekt van € 339,1 miljoen.

Aan Waterschap Rivierenland zijn de volgende voorschotten verstrekt:

  1. Dijkversterking Gorichem-Waardenburg: Dit project wordt gerealiseerd en hiervoor zijn voorschotten verstrekt (€ 271,1 miljoen).
  2. Dijkversterking Wolferen-Sprok - De Stelt: De voorschotten zijn zowel voor de planuitwerking als de realisatie. In 2024 is de verwachting dat dit project wordt afgerond (153,8 miljoen).
  3. Dijkversterking Stad Tiel excl Fluvia: Dit project wordt op dit moment gerealiseerd (€ 34,3 miljoen).
  4. Dijkversterking Tiel - Waardenburg: Dit project bevindt zich in de realisatiefase tot en met 2026 (€ 134,1 miljoen).

Verder zijn er aan Waterschap Drents Overijsselse Delta voorschotten verstrekt voor de planuitwerking van het project IJsselwerken, de dijkversterking tussen Zwolle en Olst, (€ 52,6 miljoen) en aan Waterschap Drents Overijsselse Delta en Waterschap Groot Salland voor de versterking van de stadsdijken in Zwolle (€ 119,5 miljoen), welke in 2023 is gestart en doorloopt tot 2025. Aan Waterschap Aa en Maas is een voorschot van € 40,0 miljoen verstrekt voor de versterking van de dijk aan Ravenstein tot Lith. Aan Waterschap Noordzijlvest is een voorschot vertsrekt van € 54,5 miljoen voor de versterking van de Groningse Lauwersdijk. Aan Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is een voorschot verstrekt van € 34,2 miljoen voor de vesterking en verhoging van de dijk langs de Hollandsche IJssel.

Aan de provincie Flevoland is een voorschot van ongeveer € 69,4 miljoen verstrekt voor de specifieke uitkering N307/Roggebotsluis. De afrekening van dit voorschot wordt verwacht in 2025. Ten behoeve van de Dijkversterking van Hansweert is een voorschot verstrekt van € 82,7 miljoen verstrekt aan waterschap Scheldestromen. De realisatie is gestart in 2024.

Artikel 02 Investeren in zoetwatervoorziening

Aan het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zijn voorschotten verstrekt van in totaal circa € 14,7 miljoen ten behoeve van het realiseren van de eerste stap naar een robuuste zoetwatervoorziening van West-Nederland in droge perioden, waarbij rekening is gehouden met de klimaatverandering en regionale ontwikkelingen tot 2022. Naar verwachting worden deze voorschotten in 2026 afgewikkeld. Aan diverse gemeenten en provincies zijn in het kader van specifieke uitkeringen voor de Tijdelijke impulsregeling klimaatadaptatie 2022–2027 voorschotten verstrekt voor € 166,3 miljoen. De afrekening van deze voorschotten wordt in 2028 verwacht. Aan diverse provincies en waterschappen zijn voorschotten ad € 67,5 miljoen verstrekt voor specifieke uitkeringen in het kader van stimulering maatregelen 2e fase Deltaprogramma Zoetwater. De afrekening van deze voorschotten wordt in 2028 verwacht. Verder is een voorschot van € 12,6 miljoen aan de provincie Friesland voor specifieke uitkering ten behoeve van versterking Friese IJsselmeerkust versterkt. De afrekening van dit voorschot wordt in 2027 verwacht.

In 2024 vastgelegde voorschotten 607.600
In 2024 afgerekende voorschotten ‒ 147.408
Verdeeld naar jaar van betalen:
‒ 2022 en verder ‒ 112.563
‒ 2023 ‒ 16.224
‒ 2024 ‒ 18.621
Openstaand per 31 december 2024 2.222.808

14 en 14a) Andere verplichtingen en Tegenrekening andere verplichtingen

De post Andere verplichtingen vormt een saldo van de verplichtingen per 1 januari van het begrotingsjaar, de aangegane verplichtingen, hierop verrichte betalingen en negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen.

Aangegaan in 2024 2.018.319
Tot betaling gekomen in 2024 ‒ 1.622.816
Negatieve bijstellingen voorgaande jaren ‒ 70.131
Openstaand per 31 december 2024 3.378.753

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Inventarisatie van bestuurlijke afspraken voor zover al niet deel uitmakend van de juridische verplichtingen, zoals opgenomen in de financiële administratie (met name gesloten bestuursovereenkomsten of convenanten met decentrale overheden) heeft plaatsgevonden.

Ultimo 2024 is geen sprake van dergelijke bestuurlijke afspraken.

D. Bijlagen

Bijlage 1: Instandhouding

In deze bijlage bij het jaarverslag van het Mobiliteitsfonds en van het Deltafonds wordt een toelichting gegeven op de instandhouding van de netwerken die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vallen. Onderdeel A gaat in op de instandhouding van de netwerken die door Rijkswaterstaat worden beheerd. Dit betreft het Hoofdwegennet (HWN), het Hoofdvaarwegennet (HVWN) en het Hoofdwatersysteem (HWS). Onderdeel B gaat in op de instandhouding van de Hoofdspoorweginfrastructuur (HSWI) welke beheerd wordt door ProRail.

Bij instandhouding van de infrastructuur gaat het om het behouden van de huidige functie van de infrastructuur op het afgesproken kwaliteitsniveau. Hieronder vallen alle activiteiten op het vlak van exploitatie, onderhoud en vernieuwing van de bestaande infrastructuur.

  1. Tot het domein van de exploitatie (voorheen ‘beheer’) behoren activiteiten die gericht zijn op het reguleren van het gebruik: verkeersleiding en capaciteitsmanagement, verkeersmanagement en watermanagement;
  2. Onderhoud betreft de activiteiten die erop zijn gericht de beoogde (ontwerp)levensduur van de infrastructuur te realiseren;
  3. Vernieuwing (voorheen ’vervanging’ en/of ‘renovatie’) is gericht op het begin van een nieuwe levenscyclus van een nieuw object of het verlengen van de levensduur van het bestaande object. Het gaat bij vernieuwing expliciet niet om activiteiten die gericht zijn op toevoeging van functies of om aanleg van nieuwe of uitbreiding van bestaande infrastructuur (ontwikkeling).

1 Onderdeel A - Instandhouding van de netwerken van Rijkswaterstaat

Het basiskwaliteitsniveau vormt het uitgangspunt voor de instandhouding van de Rijkswaterstaat-netwerken. Instandhouding van de netwerken op het basiskwaliteitsniveau is erop gericht om de prestaties van de netwerken op peil te houden. Het zijn de prestaties – de beschikbaarheid, betrouwbaarheid, duurzaamheid en veiligheid van de infrastructuur – die de gebruikers direct ervaren. Allereerst wordt een overzicht gegeven van de geleverde prestaties op de netwerken. Vervolgens wordt de ontwikkeling van het areaal in beheer bij RWS, de gerealiseerde budgetten voor instandhouding, de ontwikkeling van de balanspost ‘saldo op ontvangen bijdragen’ (voorheen ‘nog uit te voeren werkzaamheden’) en het volume uitgesteld en achterstallig onderhoud toegelicht. Over duurzaamheidsprestaties wordt gerapporteerd via het IenW Duurzaamheidsverslag.

Prestaties

De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. In de begroting 2024 is aangegeven dat voor de netwerken in beheer van RWS de afspraken over het basiskwaliteitsniveau nog worden vertaald naar nieuwe indicatoren en streefwaarden. Dit vergt nog verdere uitwerking, daarom wordt in afwachting daarvan nog uitgegaan van de prestatieafspraken vanuit de Service Level Agreement (SLA) 2022-2023. Hierbij opgemerkt dat ook onder de SLA al gold dat de er aan de Tweede Kamer zal worden gerapporteerd hoe gescoord wordt op de prestatie-indicatoren, maar dat hierbij niet kan worden gestuurd op het behalen van de streefwaarden. Het basiskwaliteitsniveau is leidend voor het werk dat RWS moet voorbereiden.

Hoofdwegennet 1
Beschikbaarheid
Technische beschikbaarheid van de weg 90% 99% 98% 99% 99%
Files door Werk in Uitvoering als gevolg van aanleg en gepland onderhoud in:
Voertuigverliesuren (vanaf 2018) 10% 7% 3% 4% 7%
Levering verkeersgegevens:
– Beschikbaarheid data voor derden 90% 94% 93% 91% 91%
– Actualiteit data voor derden 95% 96% 100% 99% 99%
Veiligheid
– Voldoen aan norm voor verhardingen 99,7% 99,8% 99,7% 99,6% 99,4%
– Voldoen aan norm voor gladheidbestrijding 95% 99% 99% 99% 99%
Hoofdvaarwegennet 2
Beschikbaarheid / Betrouwbaarheid
Stremmingen gepland onderhoud 0,8% 2,0% 0,9% 0,6% 0,7%
Stremmingen ongepland onderhoud 0,2% 1,0% 2,4% 1,2% 1,2%
Tijdig melden ongeplande stremmingen 97% 98% 98% 97% 98%
Vaargeul op orde (% oppervlakte op orde)
– Toegangsgeulen 99% 100% 100% 100% 100%
– Hoofdtransportassen 90% 92% 93% 93% 96%
– Hoofdvaarwegen 85% 80% 82% 84% 83%
– Overige vaarwegen 85% 83% 83% 95% 96%
Veiligheid
Vaarwegmarkering op orde 95% 92% 89% 94% 96%
Hoofdwatersysteem 3
Waterveiligheid
Handhaving kustlijn 90% 90% 91% 93% 94%
Beschikbaarheid stormvloedkeringen 100% 83% 83% 100% 83%
Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde gebieden 100% 100% 75% 100% 100%
Betrouwbaarheid informatievoorziening 95% 96% 100% 99% 96%

1. Toelichting prestaties Hoofdwegennet:

De indicator voor het voldoen aan de norm voor verhardingen voldoet niet aan de streefwaarde. De overige indicatoren halen de streefwaarden wel.

  1. Bij de indicator ‘Files door Werk in Uitvoering’ worden alleen de files meegeteld die een snelheid hebben lager dan 50 km/uur en een lengte van minstens 2 km. In 2024 was 7% van alle files het gevolg van aanleg en geplande onderhoudswerkzaamheden (werk in uitvoering). Deze score is onder de streefwaarde van 10%. De score is gestegen ten opzichte van 2023 doordat in 2024 meer productie is gedraaid. Het totale reistijdverlies is gestegen van 56 miljoen voertuigverliesuren in 2023 naar 62 miljoen voertuigverliesuren in 2024 en het aandeel files door werk in uitvoering van 2,5 miljoen naar 4,5 miljoen voertuigverliesuren.
  2. Het voldoen aan de veiligheidsnormen voor verhardingen wordt gemonitord aan de hand van de schadekenmerken stroefheid en spoorvorming. In 2024 voldeed 99,4% van de wegverhardingen aan deze normen. Daarmee werd net niet aan de streefwaarde van 99,7% voldaan. Hier zijn twee redenen voor:

    1. Uit onderzoek is gebleken dat bij het instellen van de nieuwe meetmethode in 2017, de norm die hierin gesteld is voor dichte deklagen te streng is. In de metingen van 2025 zal de interne norm voor alleen dichte deklagen versoepeld worden.
    2. Er is sprake van uitgesteld onderhoud, waardoor verhardingen die eigenlijk al vernieuwd hadden moeten worden, nog niet zijn aangepakt. Ten gevolge hiervan zijn er normoverschrijdingen voor een steeds groter deel van het wegdek. 

2. Toelichting prestaties Hoofdvaarwegennet:

De indicatoren 'tijdig melden van stremmingen', «vaargeul op orde - Toegangsgeulen, Hoofdtransportas en Overige vaarwegen» -  en «vaarwegmarkering op orde» voldoen aan de streefwaarde. Tevens voldoet de indicator «stremmingen gepland onderhoud» aan de streefwaarde, met de kanttekening dat er momenteel in de praktijk meer onderhoud nodig is voor een optimale prestatie van de vaarwegen. Dit wordt ook gereflecteerd in de indicator 'ongeplande stremmingen', die niet aan de streefwaarde voldoet.

De overige twee indicatoren halen de streefwaarden niet:

  1. 'Stremmingen ongepland onderhoud' is 6 maal zo hoog als de streefwaarde en is in lijn met de scores van de afgelopen jaren. Ouderdom van de kunstwerken en het uitstellen van onderhoud en renovaties zijn oorzaken van deze score.
  2. 'Vaargeul op orde voor hoofdvaarwegen'. De grootste oorzaak voor deze score is dat bij een aantal vaarwegen (op de route Amsterdam-Delfzijl) de verdieping van de vaargeul nog loopt. Deze is naar verwachting 2030 afgerond. Bij de berekening van de score wordt nu alvast geanticipeerd op de nieuwe vaarwegklasse (opwaardering CEMT-klasse). 

3. Toelichting prestaties Hoofdwatersysteem:

De indicatoren ‘handhaving kustlijn’, ‘waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde gebieden’ en ‘betrouwbaarheid informatievoorziening’ voldoen aan de streefwaarden. Waterhuishouding op Orde is opgebouwd uit vier indicatoren. In 2024 zijn de streefwaarden van alle vier onderliggende indicatoren gehaald.

De indicator ‘beschikbaarheid stormvloedkeringen’ voldeed niet aan de streefwaarde:

  1. Van de zes stormvloedkeringen voldoet de Maeslantkering niet aan faalkanseis vanwege technische gebreken. De meest urgente zijn inmiddels verholpen, waardoor de functioneringssluiting in september 2024 succesvol verliep. De resterende gebreken zijn naar verwachting in het voorjaar van 2025 verholpen.

Omvang van het areaal

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij Rijkswaterstaat per verantwoording 2024.

Hoofdwegennet 1
Rijbaanlengte
– Hoofdrijbaan km 5.842 5.846 5.858 5.862
– Verbindingswegen en op- en afritten km 1.794 1.612 1.612 1.623
Areaal asfalt
– Hoofdrijbaan km2 77 77 77 78
– Verbindingswegen en op- en afritten km2 15 14 14 15
Groen areaal km2 184 184 188 188
Verkeerssignalering op rijbanen km 2.914 2.931 2.964 3.003
Verkeerscentrales stuks 6 6 6 6
Bediende objecten
– Spitsstroken km 308 308 293 281
– Bruggen Beweegbaar stuks 54 50 48 48
– Tunnelcomplexen stuks 20 20 20 21
– Aanleginrichtingen (veren) stuks 14 14 12 12
Aquaducten stuks 17 17 17 17
Ecoducten stuks 56 56 38 38
Hoofdvaarwegennet 2
Vaarwegen km 7.071 7.071 7.394 7.273
– waarvan binnenvaart km 3.426 3.426 3.540 3.415
– waarvan zeevaart km 3.646 3.646 3.854 3.858
Begeleide vaarweg km 592 592 857 858
Verkeersposten stuks 12 12 12 12
Vuurtorens (incl. BES-eilanden) stuks 24 24 23 23
Bediende objecten
– Schutsluiskolken stuks 130 131 127 126
– Bruggen beweegbaar stuks 113 112 107 109
Hoofdwatersysteem 3
Watermanagement wateroppervlak km2 90.187 90.219 90.213 90.132
Kustlijn km 293 293 293 294
Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:
–  Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen km 201 201 202 203
–  Niet primaire waterkeringen/duinen km 623 604 604 508
–  Uiterwaarden in beheer Rijk ha 5.183 5.182 5.183 5.185
Binnenwateren km2 3.044 3.030 3.024 2.992
Bediende objecten:
–  Stormvloedkeringen stuks 6 6 6 6
–  Spui- en uitwateringssluiskolken stuks 86 86 86 88
–  Stuwcomplexen stuks 10 10 10 10
–  Gemalen stuks 20 19 21 20

1. Toelichting areaalgegevens Hoofdwegennet

Algemeen beeld 2021-2024:

  1. De omvang van het hoofdwegennet is de afgelopen jaren toegenomen door grote verbredingsprojecten, zoals de A1 Oost (2019-2024) en grote reconstructies van wegen zoals de A7 Zuidelijke Ringweg Groningen. Daarnaast worden nieuwe wegen gefaseerd opengesteld, zoals de A16 Rotterdam (2023-2025) en de A24 Blankenburgverbinding (2022-2024). Door deze projecten is ook de lengte van de signalering toegenomen. 
  2. De op- en afritten en verbindingswegen zijn de laatste jaren met name toegenomen door de nieuwe knooppunten van de Blankenburgverbinding (A24) en het vernieuwde knooppunt Julianaplein in Groningen (A28/A7). Verder zijn nieuwe aansluitingen aangelegd en bestaande aansluitingen verruimd. De afname in 2022 heeft een administratieve oorzaak: de ventwegen langs N-wegen worden niet meer meegerekend bij de verbindingswegen.
  3. De lengte spitsstroken neemt af doordat bij grote verbredingen, zoals de A1 Oost (2023) en de A10 Zuidasdok (2024), de spitsstroken worden omgezet naar reguliere rijstroken. Met de openstelling van de nieuwe A24 Blankenburgverbinding (2024) zijn de aansluitende spitsstroken op de A15 weer ingericht als de oorspronkelijke vluchtstroken.
  4. Het groen areaal is in 2023 toegenomen als gevolg van een herziening van de beheergrenzen in Oost-Nederland.
  5. De afname van de beweegbare bruggen betreft voornamelijk bruggen die niet meer worden bediend en worden vervangen door vaste bruggen met een hogere doorvaarthoogte, zoals de drie Giessenbruggen in de A20 en de twee Kaagbruggen in de A44.
  6. De afname in 2023 van zowel het aantal ecoducten als het aantal aanleginrichtingen voor de veerbindingen heeft een administratieve oorzaak, namelijk een nieuwe inventarisatie met verbeterde uniforme definities.

Specifiek 2024:

  1. In 2024 hebben de eindopenstellingen plaatsgevonden van de A1 Apeldoorn - Azelo, de A7 Zuidelijke Ringweg Groningen en de A24 Blankenburgverbinding. Deze laatste zorgt voor de toename van één tunnelcomplex met twee tunnels, te weten de Hollandtunnel (landtunnel) en de Maasdeltatunnel (onder het Scheur). Deze openstellingen zorgen ook voor extra verkeerssignalering. De verbindingswegen nemen toe door de nieuwe knooppunten Vlaardingen (A20/A24) en Rozenburg (A15/A24) van de Blankenburgverbinding (A24). Ook de nieuwe parallelstructuur op de A44 ter hoogte van de aansluiting van de Rijnlandroute en het vernieuwde knooppunt Julianaplein (A28/A7) zorgen voor een toename van de verbindingswegen.
  2. De lengte spitsstroken is in 2024 afgenomen doordat in het project A24 Blankenburgverbinding de spitsstroken op de A15 tussen Welplaatweg en Rozenburg centrum weer zijn ingericht als de oorspronkelijke vluchtstroken. Eén van de spitsstroken op de A10 Zuid is in het project Zuidasdok omgezet naar versmalde reguliere rijstroken.

2. Toelichting areaalgegevens Hoofdvaarwegennet

Algemeen beeld 2021-2024

  1. In 2023 is er een toename doorgevoerd in het verkeersscheidingsstelsel voor de kust van Zeeland en de vaargeulen in de Waddenzee. Tevens is lengte op de Grensmaas toegenomen als gevolg van het opnemen van het deel van de Maas waar alleen recreatieverkeer is toegestaan.
  2. Het aantal vuurtorens nam in 2023 af door het buiten gebruik stellen van Lichtplatform Goeree.
  3. Het aantal schutsluiskolken nam geleidelijk toe, maar is in 2023 weer afgenomen. In 2021 is de Middensluis in Terneuzen buiten gebruik gesteld in verband met de vervanging door de Nieuwe Sluis in Terneuzen in 2024. In 2022 is de zeesluis bij IJmuiden in gebruik genomen. In 2023 is de Roggebotsluis gesloopt en zijn er vier schutsluizen overgedragen langs kanaal Lemmer-Delfzijl.
  4. Het aantal bediende bruggen neemt geleidelijk af. De Gerrit Krolbrug is in 2021 aangevaren. In 2023 is de brug over de Roggebotsluis gesloopt, en zijn vier bruggen langs het kanaal Lemmer-Delfzijl overgedragen.

Specifiek 2024:

  1. In 2024 is er een grote afname in lengte vaarweg die hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door wijzigingen van de vaarroutes op het IJsselmeer/Markermeer. Daarnaast is er een kleine toename van de lengte beheerde vaarweg op zee. Deze wordt veroorzaakt door een kleine aanpassing in de vaarwegroutes voor de kust van Zeeland.
  2. In 2024 is de begeleide vaarweg in totaal 1 km toegenomen, met name door verschuivingen van de getijdegeulen in de Westerschelde.
  3. In 2024 is het aantal schutsluizen door de realisatie van de zeesluis in Terneuzen met één toegenomen. Anderzijds is er een afname door de overdracht van een schutsluis aan de betreffende gemeente, en de aanpassing van de classificatie van een schutsluis naar spuisluis. Daarnaast zijn er twee beweegbare bruggen over de sluishoofden van de nieuwe zeesluis in Terneuzen gerealiseerd.

3. Toelichting areaalgegevens Hoofdwatersysteem

Algemeen beeld 2021-2024:

  1. De omvang van het hoofdwatersysteem varieert. De afname in 2023 betreft vooral het Markermeer (Strandeiland en Markerwadden).
  2. De lengtes van de primaire en niet-primaire keringen variëren. In 2021 zorgde een hernieuwde inventarisatie van de dijken voor een aanpassing in de realisatiecijfers.
  3. De omvang van de uiterwaarden varieert. Dit komt door zowel aanleg van bijvoorbeeld nevengeulen als overdrachten en verbeterde registratie.
  4. Het aantal spui- en uitwateringssluiskolken varieert. In 2021 is het aantal met één toegenomen door de aanleg van een spuisluis bij de Reevesluis. In 2023 zijn de twee Roggebotspuisluizen gesloopt en is de classificatie van twee objecten overgegaan naar spuisluis.
  5. In 2023 is het aantal gemalen met twee toegenomen door een aanpassing van de classificatie van twee objecten.

Specifiek 2024:

  1. In 2024 is er een grote afname geweest van de omvang van het wateroppervlak, met name door aanpassingen in de Ooster- en Westerschelde. Hier zijn de kwelders en schorren groter geworden, waardoor het wateroppervlak is afgenomen. Ook heeft er een nieuwe inventarisatie plaatsgevonden van de gehele IJssel met bijbehorende uiterwaarden. Dit heeft geresulteerd in een afname van het wateroppervlak.
  2. In 2024 is een administratieve correctie doorgevoerd bij de aansluiting van de Afsluitdijk aan de Friese zijde. Dit heeft geleid tot een kleine toename in 2024.
  3. In 2024 is een kleine toename gerealiseerd in de niet-primaire keringen door de verruiming van de Twentekanalen (fase 2). Daarnaast is er een grote afname van de niet-primaire duinen op de Waddeneilanden. Een deel ervan is integraal onderdeel geworden van de bestaande, erachter gelegen primaire waterkeringen. Een ander deel betreft niet-primaire duinen op de zandplaten. Die hebben formeel geen kerende functie meer, hier vindt alleen nog natuurbeheer plaats.
  4. In 2024 is door twee Grensmaasprojecten het oppervlak uiterwaarden iets toegenomen. Daarnaast is in 2024 de Overnachtingshaven bij Lobith gerealiseerd wat tot een kleine afname van de uiterwaarde heeft geleid. Dit heeft netto geresulteerd in een kleine toename van het uiterwaarden oppervlak.
  5. In 2024 is een gemaal overgedragen aan de betreffende gemeente. De registratie van de spuisluizen bij de Oranjesluizen is verbeterd waardoor nu alle drie de spuisluizen meetellen in plaats van voorheen één.

Budgetten exploitatie en onderhoud Hoofdwegennet, Hoofdvaarwegennet en Hoofdwatersysteem

In onderstaande tabel zijn de begrote en gerealiseerde budgetten op exploitatie en onderhoud toegelicht.

Artikelonderdeel 2024 2024 2024 Toelichting
Hoofdwegennet
MF 12.01 Exploitatie 8.474 4.401 4.073 1
MF 12.02.01 Onderhoud 929.291 904.696 24.595 2
MF 12.06.02 Overige netwerkgebonden kosten 111.890 108.509 3.381 3
Totaal realisatie Exploitatie en Onderhoud Hoofdwegen 1.049.655 1.017.606 32.049
Hoofdvaarwegennet
MF 15.01 Exploitatie 12.147 9.947 2.200 4
MF 15.02.01 Onderhoud 520.155 515.281 4.874 5
MF 15.06.02 Overige netwerkgebonden kosten 34.252 33.069 1.183 6
Totaal realisatie Exploitatie en Onderhoud Hoofdvaarwegen 566.554 558.297 8.257
Hoofdwatersysteem
DF 3.01.01 Watermanagement 8.186 7.594 592
DF 3.02.01 Onderhoud Waterveiligheid 273.582 265.565 8.017 7
DF 3.02.02 Onderhoud Zoetwatervoorziening 32.284 21.701 10.583 8
DF 5.02.01 Overige netwerkgebonden uitgaven 68.654 67.014 1.640 9
Totaal realisatie Watermanagement en Onderhoud Hoofdwatersysteem 382.706 361.874 20.832
Totaal realisatie Exploitatie, Watermanagement en Onderhoud RWS 1.998.915 1.937.777 61.138

Toelichting

Onderstaand wordt een toelichting gegeven op de verschillen tussen de begroting en de realisatie. Het betreft hier de realisatie van de agentschapsbijdrage van het moederdepartement aan RWS.

Hoofdwegennet

1. Het verschil van € 4,1 miljoen bestaat uit:

  1. € 1,0 miljoen voor uitvoering van de opdracht Nationaal toegangspunt Data laad- en tankpunten.
  2. € 1,1 miljoen voor de opdracht innovatiemanagement taskforce verkeersveiligheidsdata.                              
  3. € 2,0 miljoen diverse mutaties < € 1 miljoen.

2. Het verschil van € 24,6 miljoen bestaat uit:

  1. € 27,3 miljoen uitkering van de prijsbijstelling 2024.
  2. € 5,4 miljoen voor de realisatie van een geleiderail bij het zonnepark langs de A37.                             
  3. € -8,0 miljoen toevoegen van meerjarig onderhoudsbudget aan de scope van het uitvoeringsproject Tunnel A10.
  4. € -0,1 miljoen diverse mutaties < € 1 miljoen.

3. Het verschil van € 3,4 miljoen bestaat uit:

  1. € 3,3 miljoen uitkering van de prijsbijstelling 2024.
  2. € 0,1 miljoen diverse mutaties < € 1 miljoen.

Hoofdvaarwegennet

4. Het verschil van € 2,2 miljoen bestaat uit:

  1. € 1,9 miljoen voor de voortzetting van het impulsprogramma Beter Bediend.
  2. € 0,3 miljoen uitkering van de Prijsbijstelling 2024.

5. Het verschil van € 4,9 miljoen bestaat uit:

  1. € 16,0 miljoen voor Uitkering van de prijsbijstelling 2024.
  2. € 14,4 miljoen voor Overheveling van budget uit Aanleg en Vervanging en Renovatie ten behoeve van de overdracht van zij-objecten Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl.     
  3. € 5,1 miljoen ter dekking van excessieve prijsstijgingen voor Exploitatie en Onderhoud.
  4. € -19,2 miljoen terugbetaling van resterend budget na afronding van de Nota Mobiliteit Achterstallig Onderhoud Vaarwegen (NoMo AOV).
  5. € -13,9 miljoen opvangen van de financiële tegenvaller voor het E&O deel van de renovatie van het Julianakanaal.
  6. € 2,5 miljoen diverse mutaties < € 5 miljoen.

6. Het verschil van € 1,2 miljoen bestaat uit:

  1. € 1,0 miljoen voor Uitkering van de prijsbijstelling 2024.
  2. € 0,2 miljoen middelen voor de opdracht Digitalisering Walstroom.

Hoofdwatersysteem

7. Verschil van € 8,0 miljoen als gevolg van uitkering van de prijsbijstelling 2024.

8. Verschil van € 10,6 miljoen bestaat uit:

  1. € 11,5 miljoen bijdrage van het ministerie van Economische Zaken (EZ) aan het programma Windenergie op zee.
  2. € -0,9 miljoen diverse mutaties < € 5 miljoen.

9. Verschil van € 1,6 miljoen bestaat uit:

  1. € 2,0 miljoen uitkering van de prijsbijstelling 2024
  2. € -0,4 miljoen diverse mutaties < € 1 miljoen.        

Budgetten Vernieuwing Hoofdwegennet, Hoofdvaarwegennet en Hoofd­ watersysteem

In onderstaande tabel zijn de begrote en gerealiseerde budgetten op vernieuwing toegelicht. Met € 328 miljoen is de productie in 2024 licht gestegen ten opzichte van 2023 (€ 315 miljoen) maar blijft deze nog wel achter bij het beschikbare bedrag in de begroting. Het op stoom brengen van de productie kost tijd. Met de portfolioaanpak en meerjarige zekerheid over beschikbaar budget en capaciteit is de verwachting dat de komende jaren de productie fors zal stijgen.

2024 2024 2024 Toelichting
MF 12.02.04 Vernieuwing Hoofdwegennet 218.223 309.145 ‒ 90.922 1
MF 15.02.04 Vernieuwing Hoofdvaarwegennet 96.276 137.839 ‒ 41.563 2
DF 3.02.03 Vernieuwing Hoofdwatersysteem 13.164 17.664 ‒ 4.500 3
Totaal realisatie Vernieuwing Rijkswaterstaat 327.663 464.648 ‒ 136.985

Toelichting

1. Hoofdwegennet

Het verschil van ‒ € 90,9 miljoen bestaat uit:

  1. Reserveringen Groot Variabel Onderhoud (GVO) (- € 44,3 miljoen): opvragen van budget t.b.v. geluidschermen A10 Noord (- € 17,9 miljoen), renovatie eerste Heinenoordtunnel (- € 15,8 miljoen), Kunstwerken A44 (- € 7,6 miljoen) en overige kleine overhevelingen.
  2. Reservering brandwerendheid tunnels (- € 18,1 miljoen): dit betreft een actualisatie van de programmering van het programma Brandveiligheid Tunnels. De gehele programmering schuift met 2 jaar naar achteren van 2024-2028 naar 2026-3030.
  3. Toegekende prijsbijstelling 2024 (€ 8,7 miljoen).
  4. GVO Renovatie (- € 23,1 miljoen): er zijn lagere uitgaven bij de Heinenoordtunnel vanwege niet optreden risico’s en later uitvoeren afrondende werkzaamheden(- € 20,5 miljoen) en Haringvlietbrug (- € 4,9 miljoen). Bij N99 Kooijbrug (- € 3,8 miljoen) duurde de herberekening en het controleren van de raming met de aannemer langer. Daar staat tegenover hogere uitgaven op de A73 realisatiefase Swalmen tunnel (€ 6,3 miljoen).
  5. Een gedeeltelijk overschot bij GVO renovatie is ingezet bij DBFM A24 Blankenburgverbinding (- € 6,3 miljoen) om de betaling aan Vlaardingen te voldoen.
  6. Brandwerendheid tunnels (- € 5,9 miljoen): bij de uitvoering van het herstel van de brandwerendheid 2e Coentunnel blijken de vooraf ingeschatte risico's in 2024 nagenoeg niet op te treden, de kas wordt doorgeschoven naar 2027.
  7. Programma Intelligente wegkantstations (iWKS) (- € 2,0 miljoen): vertragingen door veel onzekerheden bij de start van de eerste iWKS trajecten (- € 44 miljoen) en overige kleine verschillen (- € 1,3 miljoen). Daar tegenover staan hogere uitgaven door de aanpassing van het uit te rollen programma (€ 26,8 miljoen), het doorschuiven van werk uit vorig jaar bij de projecten Barneveld-Nijkerk; Waterberg-Apeldoorn, Muiderberg en Watergraafsmeer meer voorbereidingstijd nodig was (€ 10,5 miljoen) en het later factureren van verschillende debiteuren (€ 6 miljoen).

2. Hoofdvaarwegennet

Het verschil van ‒ € 41,6 miljoen bestaat uit:

  1. Lagere realisatie van - € 29,7 miljoen door vertraging in de uitvoering van o.a.; Marijkesluis (- € 5,0 miljoen), overdracht van zes zijobjecten langs de HLD aan lokale overheden (Dorkwerdersluis, Platvoetburg, Groevesluizen Noord en Zuid, Driewegsluis en Slochtersluis) (- € 6,9 miljoen), ROK herberekeningen (- € 5,4 miljoen) en een meevaller bij de Verkeerspost Nijmegen (- € 3,5 miljoen).
  2. Diverse kasschuiven - € 12,3 miljoen van projecten. Door actualisatie van het programma Vervanging en Renovatie projecten schuift de reservering door naar latere jaren.
  3. Saldo van kleine mutaties (€ 0,6 miljoen).

3. Hoofdwatersysteem

De lagere realisatie op vernieuwing is met name het gevolg van het aanpassen van het kasritme door vertraging in planstudies en het later uitvoeren van ingenieursdiensten bij Vervanging Stuwen Maas (- € 4,5 miljoen).

Splitsing balanspost nog uit te voeren werkzaamheden

Saldo op ontvangen bijdragen

In navolging van de aanbeveling uit het rapport doorlichting agentschap Rijkswaterstaat (2021) en toezegging aan de Tweede Kamer over het gebruik en de naamgeving van de balanspost Nog Uit Te Voeren Werkzaamheden (NUTW) zijn de afspraken over het gebruik van de NUTW post opnieuw geformaliseerd. Hierbij is besloten om met ingang van 2024 de NUTW te splitsen in een post gerelateerd de bekostiging van de maatregelen ten behoeve van het basiskwaliteitsniveau (BKN) voor Exploitatie en Onderhoud en een post voor overige werkzaamheden gefinancierd vanuit EPK-BLS, respectievelijk «Saldo op ontvangen bijdragen voor exploitatie en onderhoud» en Saldo op ontvangen bijdragen voor te verlenen diensten».

Saldo op ontvangen bijdragen voor exploitatie en onderhoud

Onder dit saldo vallen de ontvangsten en uitgaven die samenhangen met afspraken over het basiskwaliteitsniveau.

Saldo op ontvangen bijdragen voor te verlenen diensten

Onder dit saldo vallen de ontvangsten en uitgaven in het kader van planstudies, Caribisch Nederland, werken voor en met partners, aanvullende opdrachten van het moederdepartement die niet tot BKN behoren en overige opdrachten.

Vertaling van oude naar nieuwe situatie

In de oude situatie vielen de aanvullende opdrachten van het moederdepartement die niet tot BKN behoren onder het kopje Exploitatie en Onderhoud. In de nieuwe situatie niet meer, ze vallen nu onder de Te Verlenen diensten. Omdat in de volgende twee paragrafen beide nieuwe balansposten afzonderlijk worden toegelicht, is het nodig om de eindstanden van de jaren 2022 en 2023 te vertalen van de oude naar de nieuwe situatie. Dat gebeurt in onderstaande tabel.

Oude situatie Schuif aanvullende opdrachten Nieuwe situatie
2022 2023 2022 2023 2022 2023
Exploitatie en Onderhoud
1) Hoofdwatersysteem 265 304 ‒ 25 ‒ 15 240 289
2) Hoofdwegennet 373 399 ‒ 13 ‒ 11 360 388
3) Hoofdvaarwegennet 164 184 ‒ 49 ‒ 41 115 143
Subtotaal Exploitatie en Onderhoud 802 887 ‒ 87 ‒ 67 715 820
Overig => Te Verlenen Diensten
4) Hoofdwatersysteem 59 63 25 15 84 78
5) Hoofdwegennet 157 188 13 11 170 199
6) Hoofdvaarwegennet 29 34 49 41 78 75
7) Overig 63 63 63 63
Subtotaal Te Verlenen Diensten 308 348 87 67 395 415
Totaal 1.110 1.235 0 0 1.110 1.235

Balanspost Saldo op ontvangen bijdragen voor exploitatie en onderhoud

RWS is een agentschap met een baten lasten administratie. Bij de instelling van het agentschap is met het ministerie van Financiën afgesproken dat RWS geen resultaat (verlies of winst) mag behalen op de kosten die worden gemaakt voor activiteiten die door de markt worden verricht. De middelen die aan het einde van een boekjaar tekort of over zijn en samenhangen met afspraken over het basiskwaliteitsniveau, worden op de balans van RWS verantwoord onder de post Saldo Op Ontvangen Bijdragen voor Exploitatie en Onderhoud (SOOB E&O).

Via deze balanspost kunnen middelen eerder of later worden aangewend dan oorspronkelijk voorzien. Deze werkwijze is analoog aan de werkwijze  die wordt gevolgd op het Deltafonds en het Mobiliteitsfonds. Daar wordt immers een saldo dat in enig jaar ontstaat meegenomen naar of verrekend met het volgende begrotingsjaar.

De balanspost SOOB E&O omvat overigens meer. Onder andere ook de mee- en tegenvallers op beheer- en  onderhoudscontracten komen in deze balanspost. Oorzaken voor mee- en tegenvallers en het eerder of later inzetten van middelen dan voorzien zijn bijvoorbeeld:

  1. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden kan blijken dat deze op een later of eerder moment gerealiseerd zullen worden dan bij het opstellen van de programmering en begroting was voorzien;
  2. Het moeten inpassen van maatregelen die niet waren voorzien;
  3. Wijzigende marktomstandigheden, met kostprijzen die sneller stijgen dan eerder geraamd. Dit leidt tot aanbestedingstegenvallers;
  4. Gebrek aan beschikbare capaciteit bij de uitvoeringsorganisatie of op  de markt.

De mutatie op deze balanspost wordt aan het eind van ieder jaar bepaald door de kosten in dat jaar van de opbrengsten af te trekken. De balanspost wordt in een volgend jaar weer aan de opbrengsten toegevoegd.

Hieronder worden de belangrijkste posten toegelicht die de opbouw van de post SOOB E&O per ultimo 2024 bepalen.

2022 2023 2024 Toelichting
Exploitatie en Onderhoud
1) Hoofdwatersysteem 240 289 265 1
2) Hoofdwegennet 360 388 186 2
3) Hoofdvaarwegennet 115 143 260 3
Totaal 715 820 711

Toelichting

1. Hoofdwatersysteem

Het saldo per eind 2024 is lager dan het saldo per eind 2023.

Ten opzichte van 2023 zijn de kosten gestegen. De hogere realisatie is het gevolg van intensivering op Onderhoud en Exploitatie door RWS door een combinatie van productie stijging, prijsstijgingen en het moeten opvangen van tegenvallers, en is in lijn met de afspraken over het verhogen van de productie die RWS heeft gemaakt in de instandhoudingsafspraak.

De kosten waren  in 2024 hoger dan de opbrengsten en daardoor is het saldo gedaald.

Het saldo van € 265 miljoen per eind 2024 gaat in de komende jaren gebruikt worden voor noodzakelijke onderhoudsmaatregelen ten behoeve van het basiskwaliteitsniveau.

2. Hoofdwegennet

Het saldo per eind 2024 is lager dan het saldo per eind 2023.

Dit wordt voor € 21 miljoen verklaard door de saldi voor een deel van Servicepakketten en Vastgoed waarvan in 2024 besloten is dat ze beschikbaar zijn voor E&O. Voorheen telden deze saldi mee bij de post overig/Te Verlenen Diensten.

Ten opzichte van 2023 zijn de kosten gestegen. De hogere realisatie is het gevolg van intensivering op Onderhoud en Exploitatie door RWS, door een combinatie van productie stijging, prijsstijgingen en het moeten opvangen van tegenvallers, en is in lijn met de afspraken over het verhogen van de productie die RWS heeft gemaakt in de instandhoudingsafspraak.

De opbrengsten zijn ook gestegen, als gevolg van bovengenoemde afspraken, maar minder dan de kosten. De kosten waren in 2024 hoger dan de opbrengsten en daardoor is het saldo gedaald.

Het saldo van € 186 miljoen per eind 2024 gaat in de komende jaren gebruikt worden voor noodzakelijke onderhoudsmaatregelen ten behoeve van het basiskwaliteitsniveau.

3. Hoofdvaarwegennet

Het saldo per eind 2024 is hoger dan het saldo per eind 2023.

Dit wordt voor € 27 miljoen verklaard door de saldi voor NOMO en Vastgoed waarvan in 2024 besloten is dat ze beschikbaar zijn voor E&O. Voorheen telden deze saldi mee bij de post overig/Te Verlenen Diensten.

In 2024 waren de kosten iets hoger dan de kosten in 2023. De hogere realisatie is het gevolg van intensivering op Onderhoud en Exploitatie door RWS, door een combinatie van productie stijging, prijsstijgingen en het moeten opvangen van tegenvallers, en is in lijn met de afspraken over het verhogen van de productie die RWS heeft gemaakt in de instandhoudingsafspraak.

De opbrengsten zijn echter ook gestegen, als gevolg van bovengenoemde afspraken, maar meer dan de kosten. Omdat de kosten in 2024 lager zijn dan de opbrengsten is het saldo gestegen.

Het saldo van € 260 miljoen per eind 2024 gaat in de komende jaren gebruikt worden voor noodzakelijke onderhoudsmaatregelen ten behoeve van het basiskwaliteitsniveau.

Balanspost Saldo op ontvangen bijdragen voor Te Verlenen Diensten

RWS is een agentschap met een baten lasten administratie. Bij de instelling van het agentschap is met het ministerie van Financiën afgesproken dat RWS geen resultaat (verlies of winst) mag behalen op de kosten die worden gemaakt voor activiteiten die door de markt worden verricht. De middelen die aan het einde van een boekjaar tekort of over zijn en betrekking hebben op de Te Verlenen Diensten, worden op de balans van RWS verantwoord onder de post Saldo Op Ontvangen Bijdragen voor Te Verlenen Diensten (SOOB TVD).

Via deze balanspost kunnen middelen eerder of later worden aangewend dan oorspronkelijk voorzien. Deze werkwijze is analoog aan de werkwijze  die wordt gevolgd op het Deltafonds en het Mobiliteitsfonds. Daar wordt immers een saldo dat in enig jaar ontstaat meegenomen naar of verrekend met het volgende begrotingsjaar.

De balanspost SOOB TVD omvat overigens meer. Onder andere ook de mee- en tegenvallers op de contracten komen in deze balanspost. Oorzaken voor mee- en tegenvallers en het eerder of later inzetten van middelen dan voorzien zijn bijvoorbeeld:

  1. Tijdens de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden kan blijken dat deze op een later of eerder moment gerealiseerd zullen worden dan bij het opstellen van de begroting was voorzien.
  2. Wijzigende marktomstandigheden, met kostprijzen die sneller stijgen  dan eerder geraamd. Dit leidt tot aanbestedingstegenvallers;
  3. Gebrek aan beschikbare capaciteit bij de uitvoeringsorganisatie of op  de markt.

De mutatie op deze balanspost wordt aan het eind van ieder jaar bepaald door de kosten in dat jaar van de opbrengsten af te trekken. De balanspost wordt in een volgend jaar weer aan de opbrengsten toegevoegd.

Hieronder worden de belangrijkste posten toegelicht die de opbouw van de post SOOB TVD per ultimo 2024 bepalen.

2022 2023 2024 Toelichting
Te verlenen diensten
4) Hoofdwatersysteem 84 78 77 1
5) Hoofdwegennet 170 199 202 2
6) Hoofdvaarwegennet 78 75 45 3
7) Overig 63 63 23 4
Totaal 395 415 347

Toelichting

1. Hoofdwatersysteem

Het saldo eind 2024 van € 77 miljoen is lager dan eind 2023 (78 miljoen). Van de € 77 miljoen voor Hoofdwatersysteem heeft € 26 miljoen betrekking op Kader Richtlijn Water (Verruiming vaargeul Westerschelde, natuurcompensatie Perkpolder). Dit is lager dan eind 2023, omdat de projecten voor Herstel&Inrichting zijn afgesloten en het restbudget is vrijgevallen naar E&O.

In het saldo zit € 29 miljoen op Planuitwerkingen en € 17 miljoen voor Wind op Zee. Het saldo voor Wind op Zee is hoger dan eind 2023 omdat er in 2024 meer ontvangen is van EZK dan er kosten zijn gemaakt.

2. Hoofdwegennet

Het saldo eind 2024 van € 202 miljoen is hoger dan eind 2023 (€ 199 miljoen). Van het saldo van € 202 miljoen voor Hoofdwegennet, is € 116 miljoen bestemd voor servicepakketten en € 15 miljoen voor file-aanpak . Dit is lager dan eind 2023, omdat er werkzaamheden die eerder doorgeschoven waren nu zijn uitgevoerd.

Het bevat ook een saldo van € 52 miljoen voor planuitwerkingen en van € 19 miljoen voor aanvullende opdrachten beheer en onderhoud . Dit is hoger dan eind 2023. Er zijn minder planuitwerkingen uitgevoerd dan begroot, onder mee als gevolg van de stikstofproblematiek. Bij de aanvullende opdrachten is er in 2024 budget ontvangen voor bijvoorbeeld Geleiderail zonnepark A37, waarvoor in 2024 nog geen kosten zijn gemaakt.

3. Hoofdvaarwegennet

Het saldo van € 45 miljoen op Hoofdvaarwegennet is lager dan eind 2023 (€ 75 miljoen) en dit wordt voor € 19 miljoen verklaard door het saldo van NOMO waarvan in 2024 is besloten dit ter beschikking te stellen aan Exploitatie en Onderhoud.

Het saldo van € 45 miljoen heeft voor € 15 miljoen op Planuitwerkingen en voor € 29 miljoen betrekking op aanvullende opdrachten, zoals MIVSP en Afdekken slibdepot Lateraalkanaal. De stand voor de aanvullende opdrachten is verlaagd, omdat er werkzaamheden die eerder doorgeschoven waren nu zijn uitgevoerd.

4. Overig

Het saldo op de post overig heeft betrekking projecten die Rijkswaterstaat uitvoert in Caribisch Nederland. Het saldo is lager dan eind 2023 en dit wordt voor € 31 miljoen verklaard door het saldo van Vastgoed waarvan in 2024 is besloten dit ter beschikking te stellen aan Exploitatie en Onderhoud.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

Bij het in stand houden van de infrastructuur, zoals beschreven bij de onderhoudsprogrammering, staat een veilig gebruik altijd voorop. Binnen dat kader wordt op basis van de technische staat bekeken wat een goed moment is voor onderhoud, renovatie of vervanging (LCC). Dit zorgt ervoor dat een deel van het onderhoud wordt uitgesteld naar latere jaren. Voor een deel gebeurt dit om werk-met-werk te combineren (ander onderhoudswerk of grotere renovatie-, vervangings- of aanlegprojecten) of de hinder voor de gebruikers te beperken. Voor een ander deel gebeurt dit omdat onvoorziene gebeurtenissen plaatsvinden en er maatregelen prioritair moeten worden ingepast die niet waren voorzien.

Het bepalen van de omvang van het uitgesteld onderhoud is geoperationaliseerd door te kijken welke onderhoudsmaatregelen per 1 januari van enig jaar op basis van het gebruikte onderhoudsregime een geadviseerd onderhoudsmoment hadden voor dat jaar. Voor het bepalen van de omvang van het achterstallig onderhoud is van de uitgestelde onderhoudsmaatregelen beoordeeld of de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieafspraken.

In onderstaande tabel is de totale omvang van het volume aan uitgesteld en achterstallig onderhoud per modaliteit van eind 2020 tot eind 2024 weergegeven. De oploop van het uitgestelde onderhoud van de afgelopen jaren kent diverse oorzaken. Zo spelen bijvoorbeeld wijzigende marktomstandigheden een rol, doen zich onvoorziene gebeurtenissen voor, die met hoge prioriteit moeten worden opgepakt en kan gebrek aan beschikbare capaciteit bij de uitvoeringsorganisatie of op de markt van invloed zijn.

Het uitgesteld onderhoud is in 2024 verder opgelopen. Deze stijging van het uitgesteld onderhoud is in lijn met de stijging over de jaren 2020-2023 en ook in lijn met eerdere prognoses, onder meer ook in de rapportage hierover door Rebel groep . De grootste toename aan uitgesteld onderhoud zit op de kunstwerken op zowel HWN als HVWN. De stijging van het achterstallig onderhoud op het HWN komt met name door beheersmaatregelen voor de Coenbrug. De stijging van het volume aan achterstallig onderhoud op het HVWN komt met name door afsluitingen van bruggen over de vaarweg Lemmer Delfzijl en van verschillende sluizen in de Brabantse kanalen. Op HWS zien we dat het achterstallig onderhoud iets is gedaald. Dit met name omdat beheersmaatregelen zijn getroffen bij de stuwen Roermond en Grave.

Op 17 maart 2023 (TK 29385, nr. 119) bent u geïnformeerd over het nieuwe basiskwaliteitsniveau voor de netwerken in beheer van Rijkswaterstaat. Hierbij werken we toe naar een balans in prestaties en beschikbaar budget (inclusief de coalitie akkoord middelen), rekening houdend met maakbaarheid qua capaciteit van Rijkswaterstaat, markt en grondstoffen. Om RWS te ondersteunen in het realiseren van deze opgave, wordt de sturing verder geoptimaliseerd. Een achtjarige opdracht in combinatie met verdere optimalisatie van de agentschapssturing, maakt het mogelijk om meer efficiëntievoordelen te realiseren. RWS wordt hierdoor beter in staat gesteld om kosten efficiënt over de gehele levenscyclus (LCC) voordelen te behalen, slim werk-met-werk te maken en effectievere contractvormen in de markt te zetten. Hierin moeten ook de effecten van reeds ingezette verbetermaatregelen en de in te zetten besparingen vanuit het BKN zichtbaar worden. De areaalinformatie wordt verbeterd middels het ontwikkelplan assetmanagement en via Markt in Transitie wordt er gewerkt aan effectieve contractvormen en een blijvend goede samenwerking met de markt. De maatregelen kennen een ingroeitraject. De komende periode is de verwachting dat het uitgesteld onderhoud nog zal oplopen. Ook na het definiëren van het basiskwaliteitsniveau is echter sprake van onzekerheden, is onduidelijk in welke mate de efficiency in de keten zijn doorwerking heeft, hoeverre achterstanden op de netwerken op korte termijn kunnen worden weggewerkt. Alle maatregelen worden daarom gevalideerd en gemonitord. Mochten er additionele maatregelen nodig blijken te zijn, dan zullen er keuzes moeten worden gemaakt om binnen de kaders te blijven – zowel wat betreft financiële middelen als capaciteit.

Hoofdwegennet 544 12 649 19 905 14 893 15 1.019 20
Hoofdvaarwegen 487 9 494 3 686 7 723 30 871 75
Hoofdwatersysteem1 159 1 190 3 249 16 260 30 270 25
Totaal 1.190 22 1.333 25 1.840 37 1.876 75 2.160 120
  1. Hierbij zijn de kosten voor de kustlijnzorg buiten beschouwing gelaten. Dit is gedaan omdat de opdrachtnemer de vrijheid heeft de suppleties uit te voeren binnen de door het contract bepaalde periode, met een beperkte mogelijkheid tot uitloop.

2 Onderdeel B - Instandhouding netwerk ProRail (Hoofdspoorweginfrastructuur)

Op grond van richtlijn nr. 91/440/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschap van 29 juli 1991 is ProRail via de beheerconcessie belast met het beheer en onderhoud van de landelijke spoorweginfrastructuur.

De subsidie die aan ProRail wordt verleend voor instandhouding van de landelijke spoorweginfrastructuur wordt jaarlijks vastgesteld met een beschikking overeenkomstig het bepaalde in de Wet Mobiliteitsfonds en de Subsidieregeling taakuitoefening beheerders van de HSWI. De subsidie wordt door ProRail aangewend voor het in een goede gebruikstoestand houden van de landelijke spoorinfrastructuur.

In het najaar van 2023 is de externe validatie op de door ProRail herijkte instandhoudingskosten van het spoor afgerond (Kamerstuk 36 410 A, nr. 16). Mede op basis hiervan is in 2024 samen met ProRail een basiskwaliteitsniveau voor het spoor gedefinieerd, in analogie van de basiskwaliteitsniveaus die eerder voor de RWS-netwerken zijn vastgesteld. In het voorjaar van 2024 is de Kamer geïnformeerd over de denkrichtingen voor het BKN spoor (Kamerstuk 29984, nr. 1184). Hierover is eind maart met de Kamer gesproken in het debat ‘Strategische keuzes bereikbaarheid’. In juni 2024 is het BKN spoor inhoudelijk vastgeklikt (Kamerstuk 29984, nr. 1202). Op dat moment resteerde nog een dekkingsopgave waarvan het Kabinet Rutte IV het op dat moment niet passend vond daarover nog te beslissen. Het kabinet Schoof heeft de dekkingsopgave bij de Ontwerpbegroting 2025 ingevuld en het BKN Spoor definitief vastgesteld (Kamerstuk 29984, nr. 1213). Het basiskwaliteitsniveau is een stabiel, langjarig en robuust instandhoudingsniveau van de Nederlandse spoorinfrastructuur vanaf 2026, dat haalbaar en maakbaar is en waarbij een constructief veilig en betrouwbaar spoornetwerk onverminderd wordt geborgd. Het BKN spoor biedt langjarige duidelijkheid over de basiskwaliteit in het hele land en creëert daarmee voorspelbaarheid richting ProRail, aannemers en vervoerders.

De aansturing van ProRail vindt door het ministerie van IenW plaats door een gecombineerde prestatiesturing op basis van de beheerconcessie en een financiële sturing via de subsidieverlening voor de instandhouding van het spoor. Dat betekent dat de minister van IenW op basis van de beheerconcessie afspraken met ProRail heeft gemaakt over kernprestatie-indicatoren (KPI’s) en de bijbehorende bodem-  en streefwaardes. De Tweede Kamer wordt (half)jaarlijks in een separate brief over de (half)jaarverantwoording van ProRail en de gerealiseerde prestaties geïnformeerd. Indien er een aanleiding is, kan er gedeeltelijk worden overgegaan op inputsturing door middel van (verbeter-)programma’s onder de concessie.

Hieronder wordt ingegaan op de door ProRail geleverde prestaties, de areaalgegevens, de gerealiseerde budgetten instandhouding en op het uitgesteld en achterstallig onderhoud. 

Prestaties ProRail

De prestaties van de Hoofdspoorweginfrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De actuele prestatieafspraken met ProRail zijn terug te vinden in het (addendum op) het beheerplan van ProRail. De actuele prestaties zijn real-time in te zien op prestaties.prorail.nl. In 2023 heeft ProRail de prestaties gerealiseerd zoals opgenomen in Tabel 77.

Klantoordeel reizigersvervoerders 6 7 6,9
Klantoordeel goederenvervoerders 6 7 4,9
Reizigerspunctualiteit HRN 5 minuten (gezamenlijk met NS) 88,90% 91,50% 89,70%
Reizigerspunctualiteit HRN 15 minuten (gezamenlijk met NS) 96,70% 97,40% 97,00%
Reizigerspunctualiteit HSL 5 minuten (gezamenlijk met NS) 82,10% 84,20% 73,60%
Betrouwbaarheid regionale series 3 minuten 90,70% 93,70% 88,60%
Impactvolle verstoringen 520 450 475
  1. Toelichting bodemwaarde: Waarde voor het jaarlijks minimaal te realiseren prestatieniveau op een prestatie indicator. In het geval van de prestatie indicatoren ‘Impactvolle verstoringen’ geldt een maximum.

Toelichting

Ten tijde van het opstellen van deze bijlage is er nog geen vastgesteld jaarverslag van ProRail over 2024 beschikbaar. Het vastgestelde jaarverslag wordt separaat aan de Tweede Kamer gestuurd. De informatie over 2024 zal eveneens aan de Tweede Kamer worden aangeboden in de bijlage bij de Ontwerpbegroting 2026. 

ProRail en NS hebben gezamenlijk drie prestatie-indicatoren met bijbehorende bodem- en streefwaarden. Uit het jaarverslag ProRail 2023 blijkt dat voor de ‘Reizigerspunctualiteit 5 en 15 minuten op het HRN’  ProRail en NS boven de bodemwaarde hebben gescoord en voor de ‘Reizigerspunctualiteit 5 minuten op de HSL’ hebben ProRail en NS de bodemwaarde niet gehaald.

Daarnaast heeft ProRail voor de prestatie -indicator ‘Klantoordeel reizigersvervoerder’ de bodemwaarde gehaald en voor de prestatie-indicatoren ‘Klantoordeel goederenvervoerders’  en ‘Betrouwbaarheid regionale series 3 minuten’ heeft ProRail de bodemwaarde niet gehaald.

De staatssecretaris van IenW heeft op basis van de concessie-afspraken voor het niet behalen van de prestatie-indicator ‘Reizigerspunctualiteit 5 minuten op de HSL’ aan NS een boete van € 0,5 miljoen en aan ProRail een boete van € 2,625 miljoen opgelegd. Daarnaast heeft de Staatssecretaris aan ProRail een boete van € 0,125 miljoen opgelegd voor het niet behalen van de bodemwaarde op de prestatie-indicator ‘Klantoordeel goederevervoerders’. Voor het niet behalen van de prestatie-indicator ‘Betrouwbaarheid regionale series 3 minuten’ heeft ProRail aanspraak gemaakt op een rechtvaardigingsgrond waarbij zij verwijst naar twee hoofdoorzaken: stakingen bij regionale vervoerders in het eerste kwartaal van 2023 en structurele personeelstekorten bij regionale vervoerders. Zonder deze factoren had ProRail de bodemwaarde wel gehaald en de hoofdoorzaken van de lagere score liggen buiten de invloedssfeer van ProRail. Om deze redenen is hiervoor geen boete opgelegd. (Kamerstukken 29 984, nr. 1201).

Ontwikkeling van het areaal ProRail

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij ProRail.

Spoorlengte km 7.097 7.053 7.023 7.002
Wissels stuks 6.392 6.260 6.220 6.078
Overwegen stuks 2.419 2.394 2.348 2.305
Seinen stuks 11.559 11.602 11.592 11.623
Beweegbare bruggen stuks 67 68 68 68
Tunnels stuks 26 26 26 27
Stations stuks 399 398 398 399

Toelichting

Ten tijde van het opstellen van deze bijlage is er nog geen vastgesteld jaarverslag van ProRail over 2024 beschikbaar. Het vastgestelde jaarverslag wordt separaat aan de Tweede Kamer gestuurd. De informatie over 2024 zal eveneens aan de Tweede Kamer worden aangeboden in de bijlage bij de Ontwerpbegroting 2026.

Uit het jaarverslag 2023 blijkt dat in de afgelopen jaren de spoorlengte, het aantal wissels en overwegen is verminderd en het aantal seinen is vergroot. Het aantal stations, beweegbare bruggen en tunnels is stabiel gebleven. Hieronder wordt nader ingegaan op deze onderdelen van het areaal.

ProRail heeft in de afgelopen jaren wissels gesaneerd die niet meer nodig zijn voor de dienstregeling en de bijsturing. ProRail doet dit op het moment dat die wissels het einde van de levensduur hebben bereikt. Dus in plaats van het vervangen van overbodige wissels, worden de wissels gesaneerd. Daarnaast zijn er grote functiewijzigingsprojecten (bijvoorbeeld PHS Amsterdam, PHS Nijmegen en ombouw Den Haag) die veel minder wissels gaan terugleggen dan er nu liggen. Wissels zijn grote kostendrivers vanwege de kosten voor vervanging, onderhoud en het verhelpen van storingen. Als gevolg van het vereenvoudigen van de spoorinfrastructuur nemen de kosten af en vermindert de kans op storingen.

Met het oog op het verbeteren van de overwegveiligheid zijn veel overwegen opgeheven of beveiligd. Nieuwe overwegen zijn in principe niet toegestaan, waardoor het aantal overwegen jaarlijks afneemt. Binnen het programma Niet-Actief Beveiligde Overwegen (NABO) zijn tussen 2018 en 2023 145 onbeveiligde overwegen veiliger gemaakt: naast het beveiligen van overwegen is ook op veel locaties gekozen voor het realiseren van alternatieve ontsluitingen richting beveiligde overwegen of voor het aanleggen van voetgangersbruggen of veetunnels. In het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO) zijn een aantal risicovolle overwegen vervangen door onderdoorgangen. Om de gevolgen van toenemende trein- of wegverkeersintensiteiten tegen te gaan worden elders ook verschillende overwegen vervangen door ongelijkvloerse kruisingen

De lengte van het spoor is in afgelopen jaren verminderd. Dit komt deels vanwege de werkzaamheden in de havens waar de sporen zijn weggehaald om een betere bereikbaarheid te bewerkstelligen voor de brandweer en deels doordat spoor is weggehaald bij de herstructurering van heuvelsysteem Kijfhoek.

Het aantal seinen is licht gegroeid. Dit komt door de spooraanpassingen op Kijfhoek.   

Budgetten instandhouding ProRail

In onderstaand overzicht is het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie opgenomen. In bijlage 1 van dit jaarverslag is nadere informatie opgenomen over de betalingen door IenW aan ProRail.

Artikelonderdeel 2024 2024 2024
MF 13.02 2.143 2.570 427
Totaal realisatie instandhouding HSWI

Toelichting

In 2024 is € 427 miljoen meer subsidie aan ProRail betaald dan oorspronkelijk was begroot. Dit wordt veroorzaakt door de verwerking van het saldo over 2023 à € 226 miljoen, opgebouwd uit € 145 miljoen ontvangsten van ProRail met betrekking tot de afrekening EOV 2022 die doorgeschoven is naar 2024 en € 81 miljoen lagere kosten aan btw over de gebruiksvergoeding door lagere inkomsten uit de gebruiksvergoeding bij ProRail). Daarnaast betreft het een overboeking van het programma emplacementen op orde naar EOV (€ 21,8 miljoen), loon- en prijsbijstelling 2024 (€ 70,9 miljoen), excessieve prijsstijgingen instandhouding spoor 2024 (€ 96 miljoen), lagere opbrengsten uit de gebruiksvergoeding ProRail 2023 (€ 103 miljoen), extra kosten voor gebruik kwartsloze ballast (€ 9,7 miljoen), een overboeking naar de beleidsbegroting HXII (€ 7 miljoen) ten behoeve van de tijdelijke subsidieregeling ‘Opstellen en rangeren spoorgoederenvervoer 2023–2025’,  een kasschuif bij Najaarsnota 2024 naar 2025 (€ 89,3 miljoen) vanwege vertraging op onderhoudsprojecten van ProRail, een kasschuif bij Slotwet 2024 (- € 6 miljoen) naar 2025 vanwege een lagere verrekening van btw op de gebruiksvergoeding en diverse kleine, overige mutaties naar EOV (€ 1,9 miljoen). Afrekening van de subsidie 2024 vindt plaats via de vaststelling van de subsidie in 2025.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

Naar aanleiding van een toezegging aan het lid Koerhuis (VVD) in het WGO Jaarverslag IenW van 15 juni 2023 is bij de MIRT-brief van november 2023 (Kamerstuk 31 0305 nr. 388) het PwC-onderzoek naar de meerjaarlijkse validatie van de instandhoudingskosten voor het spoor meegestuurd. Hierin gaf  PwC aan dat de omvang van het uitgesteld onderhoud nagenoeg stabiel is. PwC merkte bij enkele specifieke verstoringen aan de infrastructuur een lichte toename die een indicatie kan zijn van het mogelijk oplopen van het achterstallig onderhoud; echter hier is meer onderzoek voor nodig. Op basis van de prestaties van ProRail in 2024 wordt echter niet een aanzienlijke toename van achterstallig onderhoud verwacht. Bovendien wordt de toestand van het areaal steeds gemonitord. Dit wordt gedaan via de rapportage ‘Staat van de Infrastructuur’ en periodieke externe validaties op de instandhoudingsbehoefte.

ProRail concludeert dat de technische staat van de infrastructuur over 2023, net als in 2022 en 2021, ruim voldoende is (Kamerstuk 36600-A, nr. 19). Dankzij de huidige onderhouds- en vervangingsregimes blijft de infrastructuur op een stabiel niveau. Om de kwaliteit en de aantoonbare veiligheid van de infrastructuur te verbeteren, heeft ProRail diverse programma’s opgezet, zoals het programma Baanlichamen en Aantoonbaar Veilige Berijdbaarheid. ProRail heeft daarnaast gezamenlijk met IenW onder de concessie het verbeterprogramma Zee-Zevenaar opgezet. Deze richt zich specifiek op de spoorgoederencorridor die de Rotterdamse haven met de Duitse grens verbindt.

Hoewel ProRail de staat van de infrastructuur als ruim voldoende beoordeelt, wijst ProRail ook op enkele uitdagingen voor de toekomst. Naar verwachting zal de vraag naar (inter)nationale en duurzame mobiliteit in de nabije toekomst aanzienlijk toenemen, mede door factoren zoals bevolkingsgroei en verstedelijking. Om de toenemende behoefte aan duurzame mobiliteit te blijven ondersteunen, is het essentieel dat de spoorweginfrastructuur op peil blijft.

Balansposten ProRail

Tussen IenW en ProRail is sprake van een subsidierelatie waarbij is afgesproken dat:

• Overschotten en tekorten bij ProRail op uitgevoerde werkzaamheden (prijsverschillen, zoals aanbestedingsmeevallers) worden toegevoegd c.q. onttrokken aan de egalisatiereserve op de balans bij ProRail. De egalisatiereserve mag maximaal + of ‒ 5% van de (vijfjaars gemiddelde) subsidie bedragen.

• Overschotten bij ProRail die betrekking hebben op verleende subsidies die pas later in de tijd benodigd blijken te zijn (hoeveelheidsverschillen), worden jaarlijks, na vaststelling van de subsidie, terugbetaald aan IenW en weer toegevoegd aan de middelen in het Mobiliteitsfonds, waarna ze door ProRail weer kunnen worden aangevraagd in het jaar dat deze middelen alsnog benodigd zijn.

Ontvangen uit Mobiliteitsfonds 1.078 1.459 2.537
Ontvangsten van vervoerders 372 0 372
Ontvangsten van derden 129 194 323
Ontvangsten totaal 1.578 1.653 3.232
Betalingen aan leveranciers 1.453 1.387 2.840
Betalingen aan werknemers 406 126 532
Betalingen aan banken (rente en aflossing) ‒ 14 0 ‒ 14
Afdracht BTW aan fiscus 124 0 124
Betalingen totaal 1.969 1.513 3.482
Mutatie liquide middelen ‒ 391 140 ‒ 250
Liquide middelen per 31-12-2023 290
Liquide middelen per 31-12-2022 539
Afname liquide middelen 2023 249
Vooruit ontvangen bijdragen van derden (per saldo) 212 89 301
Vooruit ontvangen bijdragen van IenW (per saldo) ‒ 17 26 9
Vooruit ontvangen bijdragen 195 115 310
Nog te egaliseren investeringsbijdragen 23 54 76
Nog te egaliseren exploitatiebijdragen ‒ 67 0 ‒ 67
Nog te egaliseren bijdragen ‒ 44 54 9
Getroffen voorzieningen en overige reserves 51
Saldo van nog te betalen kosten en vooruitbetaalde kosten ‒ 80
Nog te betalen kosten ‒ 30
Liquide middelen per 31-12-2023 290

Toelichting

Ten tijde van het opstellen van deze bijlage is er nog geen vastgestelde jaarrekening van ProRail over 2024 beschikbaar. De vastgestelde jaarrekening wordt separaat aan de Tweede Kamer gestuurd. De informatie over 2024 zal eveneens aan de Tweede Kamer worden aangeboden in de bijlage bij de ontwerpbegroting 2026.

Bijlage 2: Lijst van afkortingen

BOI Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium
BOV Beheer, Onderhoud en Vervanging
BPRW Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren
DBFM Design, Build, Finance and Maintain
DF Deltafonds
DP Deltaprogramma
EHS Ecologische Hoofdstructuur
HWBP Hoogwaterbeschermingsprogramma
HWBP-2 Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma
IBOI Index Bruto Overheidsinvesteringen
IenW Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
KRW Kaderrichtlijn Water
LNV Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LRT3 Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen
MIRT Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport
NCSA Nationale Cybersecuritystrategie Agenda
NKWK Nationaal Kennis- en innovatieprogramma Water en Klimaat
NURG Nadere Uitwerking Rivieren Gebied
NUTW Nog uit te voeren werkzaamheden
NWO Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
PKB Planologische Kernbeslissing
PPS Publiek-private samenwerking
RvdR Ruimte voor de Rivier
RWS Rijkswaterstaat
SCM Strategische Capaciteitsmanagement
TTW Toegepaste en Technische Wetenschappen
VenR Vervanging en Renovatie
VNAC Versterking van de Nationale aanpak Cybersecurity
WB21 Waterbeleid voor de 21e eeuw
WBI Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium

  1. __Onderuitputting betreft hierbij alleen de specifieke najaars- en slotwetmutaties 2024. In lijn met de comptabele wetgeving is de vastgestelde begroting gedurende 2024 in onder meer verschillende suppletoire wetten bijgesteld. Voor het verloop van de wijziging van de begrotingsstaat voor het jaar 2024 wordt verwezen naar de slotwet 2024.↩︎