[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024

Jaarverslag

Nummer: 2025D19996, datum: 2025-05-21, bijgewerkt: 2025-05-28 16:19, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36740-XV-1).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36740 XV-1 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024.

Onderdeel van zaak 2025Z08704:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024–2025
36 740XV Jaarverslag en Slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024
Nr. 1

Jaarverslag van het ministerie van sociale zaken en werkgelegenheid

Ontvangen 21 mei 2025

A. Algemeen

1. Gerealiseerde uitgaven en ontvangsten

Figuur 1 Gerealiseerde begrotingsgefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 63.328.936.000,-

Figuur 2 Gerealiseerde begrotingsgefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 2.579.277.000,-

Figuur 3 Gerealiseerde premiegefinancierde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 78.144.756.000,-

Figuur 4 Gerealiseerde premiegefinancierde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 miljoen). Totaal € 209.000.000,-

2. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Staatssecretaris Participatie en Integratie, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) over het jaar 2024 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid decharge te verlenen over het in het jaar 2024 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
  2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
  3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  4. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
  5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2024;
  2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
  3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
  4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2024 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2024, alsmede over de saldibalans over 2024 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Y.J.van Hijum

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

3. Leeswijzer

3.1 Opbouw jaarverslag

Het jaarverslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bestaat uit vijf onderdelen: algemeen, beleidsverslag, jaarrekening, departementspecifieke informatie en bijlagen.

Algemeen

Het onderdeel algemeen omvat:

  1. de figuren met de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten;
  2. het verzoek tot dechargeverlening;
  3. deze leeswijzer.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag is opgebouwd uit vier onderdelen:

  1. De paragraaf beleidsprioriteiten bevat een uiteenzetting op hoofdlijnen van de bereikte resultaten. Daarnaast wordt hier ingegaan op de budgettaire ontwikkelingen van de uitgaven aan Sociale Zekerheid. Ook zijn hier opgenomen de realisatie periodieke rapportages / beleidsdoorlichtingen, de openbaarheidsparagraaf en een overzicht van de onderuitputting.
  1. De beleidsartikelen verantwoorden meer in detail in hoeverre de doelstellingen van SZW zijn behaald. Tevens is hier de toelichting te vinden op opmerkelijke verschillen tussen de financiële realisatie en de vastgestelde begroting.
  1. De niet-beleidsartikelen verantwoorden de financiële afwikkeling van de apparaatsuitgaven kerndepartement en de onvoorziene uitgaven en loon- en prijsbijstellingen.
  1. De bedrijfsvoeringsparagraaf geeft informatie over de bedrijfsvoering.

Jaarrekening

De jaarrekening is opgebouwd uit drie onderdelen:

  1. de verantwoordingsstaat van het Ministerie van SZW;
  1. de saldibalans, met de bij dit onderdeel behorende financiële toelichting;
  1. de paragraaf WNT-verantwoording.

Departementspecifieke informatie

De departementspecifieke informatie gaat over de sociale fondsen SZW en over de gerealiseerde koopkrachtontwikkeling.

Bijlagen

De bijlagen betreffen de ingevolge de Rijksbegrotingsvoorschriften verplichte bijlagen:

  1. toezichtsrelaties rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen;
  2. moties en toezeggingen;
  3. afgerond evaluatie- en overig onderzoek;
  4. inhuur externen;
  5. verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer;
  6. rijksuitgaven Caribisch Nederland;
  7. NGF-bijlage;
  8. budgettair overzicht Oekraïne.

Tot slot is een lijst van afkortingen opgenomen.

3.2 Specifieke aandachtspunten

Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen

In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke tabel ‘Budgettaire gevolgen van beleid’. In de paragraaf beleidsprioriteiten wordt ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten komen een-op-een voort uit de administratie van SZW. De premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten zijn afgeleid uit de jaarverslagen van UWV en de SVB.

Focusonderwerp

De Tweede Kamer heeft verzocht om bij de verantwoording over het jaar 2024 aandacht te besteden aan het onderwerp "Prioriteren van beleid met aandacht voor de uitvoering en arbeidsmarkt". Zoals voorgeschreven in de Rijksbegrotingsvoorschriften, is de informatie hierover opgenomen in de beleidsprioriteiten (paragraaf 4.5 Onderuitputting).

Grondslagen voor de vastlegging en waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2025 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel. Sinds 1 januari 2018 vallen onder het Ministerie van SZW geen agentschappen meer.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt ervoor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsprioriteiten (paragraaf 4.1 Het beeld van 2024) wordt teruggekomen op de landenspecifieke aanbevelingen zoals verwoord in de begroting.

Gegevens oude jaren

In dit jaarverslag worden ook kerncijfers gepresenteerd over jaren vóór 2024. Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente informatie. Dit betekent dat deze cijfers kunnen afwijken van voorlopige gegevens die in vorige jaarverslagen werden gepresenteerd.

Afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften

Bij de budgettaire tabellen in het beleidsverslag wordt het verschil tussen de budgettaire raming uit de begroting 2024 en de realisatie voor het jaar 2024 toegelicht indien de afwijking tussen raming en realisatie groter is dan 5% van het begrotingsbedrag of groter is dan € 25 miljoen. Hiermee wordt afgeweken van model 3.22e uit de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2025.

Groeiparagraaf

Er zijn geen noemenswaardige aanpassingen.

B. Beleidsverslag

4. Beleidsprioriteiten

4.1 Het beeld van 2024

1. Inleiding

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zet zich in voor werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Iedereen moet de kans krijgen om mee te doen en zich te ontwikkelen, als het tegenzit is er een vangnet, werk is eerlijk, gezond en veilig en dient pensioen zich aan dan is er inkomen. Het jaar 2024 was een overgangsjaar. De begroting voor dat jaar is opgesteld door het toen demissionaire kabinet Rutte IV. Op 2 juli trad het kabinet Schoof aan. Dit kabinet presenteerde op 13 september zijn regeerprogramma, met onder meer voorgenomen maatregelen op de terreinen bestaanszekerheid, koopkracht, arbeidsmigratie en arbeidsmarktkrapte. Met uitvoeringsorganisaties en andere betrokkenen werkt SZW samen om de ambities te verwezenlijken.

In dit jaarverslag blikken we terug op zowel de beleidsprioriteiten uit de begroting 2024 als die uit het regeerprogramma. We gaan achtereenvolgens in op bestaanszekerheid (paragraaf 2), de arbeidsmarkt (paragraaf 3), meedoen en aan het werk in de samenleving (paragraaf 4), arbeidsmigratie (paragraaf 5), integratie en sociale samenhang (paragraaf 6), en kinderopvang en het verlofstelsel (paragraaf 7). En tot slot gaan we in op het programma Werk aan Uitvoering, internationale zaken en het vervolg op de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag.

2. Bestaanszekerheid

Het kabinet heeft in 2024 € 2 miljard ingezet om de koopkracht van huishoudens structureel te versterken en om de koopkracht voor mensen met een laag middeninkomen en gezinnen te verbeteren. Door de hoge inflatie in de achterliggende periode stond de bestaanszekerheid van gezinnen onder druk. Om de positie van gezinnen te versterken is het kindgebonden budget verhoogd, met een extra verhoging voor oudere kinderen zoals geadviseerd door de Commissie sociaal minimum. Daarnaast zijn ook de huurtoeslag, arbeidskorting en de kinderbijslag verhoogd. Om mensen met een hoge energierekening te ondersteunen heeft het Rijk een bijdrage geleverd van € 56 miljoen aan het Tijdelijk Noodfonds Energie. Voor Caribisch Nederland heeft het kabinet een belangrijke extra impuls gegeven aan bestaanszekerheid.

Een eenvoudiger stelsel van inkomensondersteuning is noodzakelijk voor de bestaanszekerheid van mensen. Het stelsel van inkomensondersteuning is erg complex geworden voor veel mensen die ervan afhankelijk zijn. De complexiteit kan bij mensen voor onzekerheid zorgen over rechten, plichten, het inkomen en de ondersteuning. Door vereenvoudiging van het stelsel van inkomensondersteuning wil het kabinet zorgen voor meer bestaanszekerheid voor mensen. Het kost tijd om een nieuw stelsel in te voeren. Het kabinet heeft de eerste stappen hiervoor gezet met het opstellen van een hervormingsagenda inkomensondersteuning. De hervormingsagenda kent drie doelen: inkomensondersteuning moet bestaanszekerheid bieden, deze moet makkelijker te begrijpen zijn en (meer) werken moet lonen. Voor een groot deel van de regelingen binnen de sociale zekerheid kan of moet de complexiteit worden opgelost door de regelingen te vereenvoudigen (Kamerstukken II 2024/25, 26 448, nr. 792). Hieronder gaan we verder in op de vereenvoudiging van regelingen. 

Het kabinet wil de Participatiewet meer laten aansluiten op wat mensen nodig hebben. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans is naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wetsvoorstel bevat meer dan 20 maatregelen om de regels en ondersteuning van de Participatiewet beter te laten aansluiten op wat mensen nodig hebben (Spoor 1) (Kamerstukken II 2023/24, 36 582, nr. 3). Daarnaast werkt het kabinet verder aan een fundamentele herziening van de Participatiewet (Spoor 2). Hierbij staan vertrouwen, menselijke maat en eenvoud centraal. Een belangrijke gerealiseerde eerste stap is de probleemanalyse, gebaseerd op signalen uit de praktijk en extern onafhankelijk onderzoek. Deze probleemanalyse is eind 2024 met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II 2024/25, 34 352, nr. 330). Gelijktijdig ondersteunt het kabinet gemeenten bij het meer inrichten van de uitvoering vanuit vertrouwen, menselijke maat en eenvoud zodat inwoners zich gehoord, begrepen en geholpen voelen (Spoor 3).

Met het programma Simpel Switchen wil het kabinet belemmeringen wegnemen zodat mensen makkelijker en veiliger tussen uitkering en werk en tussen dagbesteding – beschut werk – banenafspraak – regulier werk kunnen wisselen. Er zijn volgende stappen gezet in het programma Simpel Switchen. In maart 2024 is het meerjaren Programmaplan Simpel Switchen 2024-2027 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 312). Concreet is er een aantal subsidies verleend om, op meerdere plekken in het land in de lokale uitvoering, te werken aan het verlagen van drempels die mensen tegenkomen bij switchen van bijvoorbeeld uitkering naar (beschut) werk. Deze opbrengsten en ervaringen zullen landelijk worden gedeeld om zo meer mensen te kunnen begeleiden bij overgangen.

Het kabinet wil niet-gebruik van regelingen in de sociale zekerheid tegengaan. Het is wenselijk dat mensen gebruik maken van de uitkering waar zij recht op hebben. Met het wetsvoorstel Proactieve dienstverlening SZW dat begin 2025 voor advies aan de Raad van State is verzonden zet het kabinet hierin de eerste stappen.

Het kabinet ziet in de adviezen van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (Octas) grote urgentie om het arbeidsongeschiktheidsstelsel te vereenvoudigen en te verbeteren. Hier is de Tweede Kamer begin 2025 nader over geïnformeerd. De noodzaak om het arbeidsongeschiktheidsstelsel te vereenvoudigen, wordt onderstreept door foutieve vaststelling van WIA-uitkeringen die in 2024 aan het licht kwam. Veel mensen hebben hierdoor een te hoge of juist een te lage uitkering ontvangen. Het kabinet en UWV betreuren dit zeer en vinden het belangrijk om de mensen die het betreft op zowel een snelle als zorgvuldige manier herstel te bieden. Hiervoor is een verbeteraanpak opgesteld (Kamerstukken II 2024/25, 26 448, nr. 793). Ook het verbeteren van de tijdigheid van WIA-beoordelingen is hier onderdeel van, zodat mensen sneller zekerheid krijgen over hun inkomen.

Het kabinet heeft verder gewerkt aan overige opties om de regelingen binnen de sociale zekerheid te vereenvoudigen en is gestart met een aantal verkenningen. Er is gewerkt aan domein overstijgende knelpunten en aan harmonisatie van begrippen in de inkomensondersteuning. Hierop wordt de komende jaren voortgebouwd. Daarnaast heeft het kabinet het afgelopen jaar een aantal verkenningen gestart. Zo worden voor de AOW de mogelijkheden verkend van vereenvoudiging van de leefvormen. Dit kan de uitvoering van de AOW beter uitlegbaar maken voor mensen. Samen met UWV worden vereenvoudigingsopties voor de Toeslagenwet verkend. Ook verkent het kabinet vereenvoudiging van de Werkloosheidswet.

Een fout moet mensen niet in de problemen brengen. In lijn met de conclusies uit het rapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening (PEFD) heeft het kabinet stappen gezet om het handhavingsinstrumentarium menselijker te maken. Hierom werkt het kabinet een wetsvoorstel met het ‘vergisrecht’ uit. Daarnaast wordt de mogelijkheid onderzocht om een aantal wijzigingen door te voeren op het gebied van terugvordering en kwijtschelding. Het kabinet beoogt met het wetsvoorstel het handhavings- en sanctioneringsstelsel gebalanceerd vorm te geven met daarbij vertrouwen als uitgangspunt (Kamerstukken II 2024/25, 17 050, nr. 609).

Het kabinet vindt het belangrijk dat zo veel mogelijk mensen gezond kunnen genieten van hun pensioen. Voor mensen met zwaar werk vraagt dit extra aandacht. Het afgelopen jaar heeft het kabinet met vakbonden en werkgeversorganisaties hierover het akkoord ‘gezond naar het pensioen’ bereikt. Samen met sociale partners gaat het kabinet aan de slag met een duurzame inzetbaarheidsagenda om gezond langer doorwerken te bevorderen. De RVU-drempelvrijstelling wordt vanaf 2026 structureel en gerichter voortgezet met ijkmomenten. Daarmee blijft het kabinet sociale partners ruimte bieden voor afspraken over eerder uittreden voor die werknemers met zwaar werk die niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd.

Bovendien heeft het kabinet zich ingezet voor de invoering van de Wet toekomst pensioenen met daarbij oog voor knelpunten en verbeteringen. De wet kent drie doelen: een aanvullend pensioen dat sneller stijgt, een persoonlijkere en duidelijkere pensioenopbouw, en een pensioenstelsel dat beter aansluit bij dat mensen niet meer veertig jaar bij één baas werken. In de pensioensector wordt hard gewerkt aan de voorbereidingen op de transitie. Drie pensioenfondsen hebben eind 2024 alle voorbereidingen afgerond met het oog op hun overgang naar het nieuwe stelsel per 1 januari 2025. De arbeidsvoorwaardelijke fase van de transitie is op deze datum tot een einde gekomen, en de implementatiefase is van start gegaan.

De transitie wordt uitgebreid gemonitord langs drie stromen; de transitiemonitor, de doelstellingenmonitor en de deelnemerservaringen. De voortgangsrapportage monitoring, waarin de drie stromen samen komen, wordt twee keer per jaar met de Tweede en Eerste Kamer gedeeld. Ook is er een Regeringscommissaris transitie pensioenen benoemd. De regeringscommissaris geeft gevraagd en ongevraagd, maar in ieder geval twee keer per jaar, advies over de haalbaarheid van de transitie. Via het platform Werkenaanonspensioen.nl ondersteunt SZW de professionals in de sector, met onder meer een landelijk congres. Via Pensioenduidelijkheid.nl is het publiek geïnformeerd, onder andere door middel van een meerjarige publiekscampagne. Al deze werkzaamheden zijn in nauwe samenwerking met de sector uitgevoerd.

In 2024 heeft het kabinet een gebaar van erkenning aan ouderen van Surinaamse herkomst gemaakt vanwege het ervaren leed en onrecht van deze groep. Een groot deel van de Surinaamse Nederlanders die voorafgaand aan de onafhankelijkheid in 1975 naar Nederland kwam, heeft een eenmalig bedrag van € 5.000 gekregen. Dit gebaar ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van een groep Surinaamse Nederlanders. Het gaat daarbij om de verwachtingen die zijn ontstaan rondom het onafhankelijkheidsproces van Suriname, en de komst van deze groep naar Nederland met het oog op behoud van rechten en plichten.

Het kabinet zet zich onverminderd in voor oplossingen van de alleenverdienersproblematiek. Een groep alleenverdienende huishoudens heeft door een samenloop van sociale zekerheid, toeslagen en fiscaliteit een lager besteedbaar inkomen dan het sociaal bestaansminimum. Het kabinet vindt dit schrijnend en onwenselijk. Het afgelopen jaar is samengewerkt met de Belastingdienst, Dienst Toeslagen en het Inlichtingenbureau, zodat gemeenten de betrokken huishoudens proactief kunnen benaderen voor ondersteuning met bijzondere bijstand. Voor 2025, 2026 en 2027 heeft het kabinet, met hulp van de gemeenten, in afwachting van de structurele oplossing via de inkomstenbelasting, een tijdelijke regeling ingevoerd om de betrokken huishoudens zoveel mogelijk ambtshalve een vaste tegemoetkoming te geven (Stb. 2024, 407).

Minder mensen met problematische schulden blijft van belang omdat problematische schulden zowel voor de mensen zelf als voor de samenleving grote impact kunnen hebben. Hiertoe heeft het kabinet het Nationaal programma Armoede en Schulden aangekondigd. In 2024 heeft het kabinet in reactie op het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) problematische schulden aangekondigd in te zetten op een breed palet aan samenhangende maatregelen (Kamerstukken II 2024/25, 24 515, nr. 770). Ook is de contourenschets civiele invordering met de Tweede Kamer gedeeld, waarin denkrichtingen zijn opgenomen die kunnen bijdragen aan een beter functionerend invorderingsstelsel (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 767). 

Om meer mensen met schulden eerder en nog betere schuldhulpverlening te bieden hebben in maart 2024 Divosa, de NVVK, de VNG en het kabinet bestuurlijke afspraken over de basisdienstverlening schuldhulpverlening ondertekend. Hiermee committeren de partijen zich om hun leden te stimuleren de basisdienstverlening in te voeren. Naast het doel om meer mensen met schulden eerder en nog betere schuldhulpverlening te bieden, is het doel dat gemeenten in dat kader de dienstverlening gelijktrekken. Ook is het actieplan basisdienstverlening gepubliceerd. Dit plan kunnen gemeenten gebruiken om de basisdienstverlening in eigen gemeenten te implementeren.

Voor de aanpak van problematische schulden van mensen heeft het kabinet het afgelopen jaar geld gereserveerd. Voor 2025 is € 24 miljoen gereserveerd, oplopend naar € 100 miljoen in de periode 2028 tot en met 2030 en structureel € 75 miljoen vanaf 2031. Daarnaast heeft het kabinet in 2024 € 18,7 miljoen beschikbaar gesteld voor het openstellen van een tweede tijdvak van de subsidieregeling Financiële educatie voor het voortgezet onderwijs. Met deze subsidieregeling stimuleert het kabinet de financiële educatie om jongeren voor te bereiden op een financieel gezonde toekomst. De Nationale Ombudsman heeft in 2024 een rapport uitgebracht over vroegsignalering van betalingsachterstanden door gemeenten. Daarop heeft het kabinet een verbeterplan vroegsignalering aangekondigd voor 2025. In 2024 is gestart met het experiment voor betalingsachterstanden bij de eigen bijdrage Wmo en Wlz en is de consultatie gestart voor het experiment van betalingsachterstanden bij de Belastingdienst en Dienst Toeslagen.

Zo’n 110.000 huishoudens met een lager inkomen en hoge energierekening hebben via het Tijdelijk Noodfonds Energie hulp gehad bij het betalen van de energierekening. Aan dit fonds heeft het kabinet een subsidie verstrekt. De totale omvang van het Tijdelijk Noodfonds Energie bedroeg € 84 miljoen, waarvan € 56 miljoen is bijgedragen door het Rijk. Dit Noodfonds is gerealiseerd door publiek-private samenwerking met een aantal energieleveranciers.

Het kabinet heeft zich in 2024 ingezet voor het terugdringen van (kinder)armoede. Het kabinet heeft geïnvesteerd in een koopkrachtpakket om huishoudens te ondersteunen. Enkele maatregelen daarbinnen komen specifiek ten goede aan gezinnen met kinderen in armoede, zoals de verhoging van het kindgebonden budget en de verhoging van de kinderbijslag. In 2024 heeft SZW € 52,5 miljoen bijgedragen om samen met OCW en VWS schoolmaaltijden aan te bieden op scholen in kwetsbare wijken. Het kabinet heeft bovendien besloten het programma schoolmaaltijden structureel voort te zetten. Ook wil het kabinet via subsidie aan Divosa eerder mensen met geldzorgen op het spoor komen via mensen betrokken bij geboortezorg, scholen en sleutelfiguren. Daarnaast heeft het kabinet de vijf landelijke armoedefondsen ondersteund met subsidie voor het ondersteunen van kinderen met hulp in natura.

Het kabinet heeft geïnvesteerd in het verbeteren van de koopkracht en het bestrijden van armoede in Caribisch Nederland. In de begroting is € 30 miljoen voor 2024 (en € 32 miljoen structureel vanaf 2025) vrijgemaakt voor Caribisch Nederland. In lijn met de adviezen van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland heeft het kabinet deze middelen onder meer ingezet om het minimumloon in twee stappen flink te verhogen: per 1 januari en 1 juli 2024. De tweede verhoging is mogelijk gemaakt door het bij de begrotingsbehandeling van SZW aangenomen amendement Ceder/Wuite (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. 25). Ook zijn uitkeringen op grond van het besluit onderstand BES, de Wet Algemene ouderdomsverzekering BES en de Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES, en kinderbijslag verhoogd. Om werkgevers voor een deel tegemoet te komen in de gestegen loonkosten, zijn de werkgeverspremies in 2024 verlaagd met 1,5%. Op 1 januari 2025 zijn deze premies verder verlaagd met 1,6%. Met bovengenoemde Prinsjesdagmiddelen is in 2024 eveneens de energietoelage voor minimahuishoudens op Caribisch Nederland gecontinueerd en is er € 1 miljoen beschikbaar gesteld ter ondersteuning van het lokale armoedebeleid van de openbare lichamen. In 2025 wordt deze rijksbijdrage aan het lokale armoedebeleid structureel.

Het kabinet zet zich in voor het verbeteren van de kwaliteit en financiële toegankelijkheid van de kinderopvang op Caribisch Nederland. In juni 2024 is de Wet kinderopvang BES gepubliceerd (Stb. 2024, 140). In de wet zijn onder andere eisen opgenomen over de kwaliteit, de financiering en het toezicht op de kinderopvang.

3. Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt werd geleidelijk iets minder krap. Met 108 vacatures per 100 werklozen is de spanning op de arbeidsmarkt echter nog steeds hoog. Het kabinet heeft eind 2024 in een brief plannen uitgewerkt om de krapte te verminderen (Kamerstukken II 2024/25, 29 544, nr. 1260). Het aantal vacatures daalt nu al ruim twee jaar bijna onafgebroken, echter is er in het laatste kwartaal van 2024 weer een lichte toename te zien. De meeste vacatures zijn in de handel, de zorg en de zakelijke dienstverlening. Gezamenlijk zijn deze drie bedrijfstakken goed voor de helft van alle openstaande vacatures. De werkloosheid is gelijk gebleven. Er zijn momenteel rond de 370 duizend werklozen in Nederland. In combinatie met de daling van het aantal vacatures zorgt de gelijkblijvende werkloosheid voor een lichte daling van de spanning op de arbeidsmarkt.

Na een jarenlange groei is de omvang van de werkzame beroepsbevolking ongeveer gelijk gebleven. De werkzame beroepsbevolking bestaat uit iets meer dan 9,8 miljoen personen. Door de jarenlange groei van de werkzame beroepsbevolking is de netto arbeidsparticipatie op een historisch hoog niveau. De netto arbeidsparticipatie is het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de gehele bevolking. Binnen de werkzame beroepsbevolking is het aandeel van werknemers met een vaste arbeidsrelatie licht gegroeid, hetzelfde geldt voor het aandeel zelfstandigen. Het aandeel van werknemers met een flexibele arbeidsrelatie is daarentegen gedaald.

De stijging van de cao-lonen die in 2023 was begonnen heeft zich doorgezet. De cao-lonen (per uur en inclusief bijzondere beloningen) zijn tussen de 6,3% en 7% gestegen ten opzichte van dezelfde maanden een jaar eerder. De hogere cao-lonen zijn het gevolg van de compensatie voor de hoge inflatie vanaf 2022 en de sterke onderhandelingspositie van werknemers vanwege de krappe arbeidsmarkt.

Een goed functionerende arbeidsmarkt die werkzekerheid biedt is van groot belang. Werkenden, werkgevers, onze samenleving, onze economie: iedereen heeft baat bij een goed functionerende arbeidsmarkt. Dat gaat niet vanzelf. Te veel mensen zijn onzeker over hun werk of inkomen. Ook zijn bedrijven niet altijd wendbaar genoeg. De commissie Borstlap wees daar al op. Dit kabinet gaat daarom door met het hervormen van de arbeidsmarkt en werkt aan een aantal verschillende wetsvoorstellen. We richten ons op meer werkzekerheid, meer duidelijkheid en meer wendbaarheid.

Het kabinet heeft gewerkt aan een wetsvoorstel dat meer werkzekerheid biedt aan flexwerkers. Via dit wetsvoorstel worden nulurencontracten vervangen door een bandbreedtecontract met meer rooster- en inkomenszekerheid. Ook verkorten we de meest onzekere fases van uitzendwerk en voorkomen we draaideurconstructies van tijdelijke contracten. In 2024 heeft de Raad van State hierover op hoofdlijnen positief geadviseerd.

Werkgevers willen wendbaar zijn zodat zij kunnen anticiperen op veranderende omstandigheden. Daarom geldt per 1 januari 2025 het lagere WW-tarief bij overwerk voor werknemers met een vast contract van gemiddeld meer dan 30 uur per week. Hierdoor krijgen werkgevers meer mogelijkheden om werknemers met een groot vast contract flexibeler in te zetten tegen de lage WW-premie. Daarnaast heeft het kabinet gewerkt aan het vergroten van de wendbaarheid van kleine en middelgrote ondernemers bij re-integratieverplichtingen. Het wetsvoorstel re-integratie tweede spoor dat hierin voorziet is in 2024 voorbereid. Ook heeft het kabinet verder gewerkt aan de uitwerking van het Wetsvoorstel personeelsbehoud bij crisis (Wpc). Dit wetsvoorstel beoogt bedrijven te ondersteunen in het behouden van banen van werknemers in een crisis die buiten het reguliere ondernemersrisico ligt.

Het onderscheid tussen werknemers en zelfstandigen is niet altijd duidelijk waardoor schijnzelfstandigheid en oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden tussen werkenden ontstaat. Het kabinet is daarom doorgegaan met het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden. Daarnaast introduceert het kabinet in het wetsvoorstel een rechtsvermoeden van werknemerschap op basis van uurtarief. Op dit wetsvoorstel is advies van de Raad van State ontvangen. Dit advies was op hoofdlijnen positief. Verder is het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 opgeheven. Daarmee wordt bijgedragen aan het voorkomen van schijnzelfstandigheid. Wel worden er over het kalenderjaar 2025 nog geen boetes opgelegd. Dit geldt voor zowel verzuim- als vergrijpboetes. Met deze maatregelen geeft de Belastingdienst uitvoering aan het verzoek van de Tweede Kamer voor een zachte landing bij de handhaving op schijnzelfstandigheid.

In het regeerprogramma staat opgenomen dat er voor zelfstandigen, net als werknemers, een verplichte (budgetneutrale) arbeidsongeschiktheidsverzekering komt. Daarom heeft het kabinet het afgelopen jaar verder gewerkt aan het wetsvoorstel Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (Baz). Zelfstandigen worden hierdoor beter beschermd tegen verlies van inkomen bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Daarnaast zorgt de verzekering voor een gelijker speelveld op de arbeidsmarkt en wordt het gebruik van socialezekerheidsregelingen beperkt. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de uitkomsten van de internetconsultatie van dit wetsvoorstel en over de uitkomsten van de uitvoeringstoetsen en adviezen (Kamerstukken II 2024/25, 31 311, nr. 278).

Goede arbeidsomstandigheden zijn van groot belang voor een gezonde samenleving. Het kabinet is daarom het afgelopen jaar aan de slag gegaan met de Arbovisie 2040. Hierbij is ingezet op de eerste vier thema’s: de introductie van financiële prikkels om preventie door werkgevers te verbeteren, het verbeteren van beschikbaarheid en kwaliteit van risico-inventarisaties en -evaluaties, onderzoek naar de mogelijkheden om Arboregelgeving makkelijker en duidelijker te maken, en onderzoek naar het borgen van ketenverantwoordelijkheid voor opdrachtgevers en betere bescherming van kwetsbare werkenden in de Arboregelgeving. 

Het kabinet werkt aan verbeteringen van de Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB). Sinds 2023 kunnen slachtoffers van drie beroepsziekten een aanvraag doen voor een TSB. Vanwege een lager aantal aanvragen en toekenningen dan was voorzien heeft het kabinet samen met de uitvoerders van de regeling verbeteringen binnen de regeling ontwikkeld en deels ook al voltooid. Met dit plan wil het kabinet het gebruik van de TSB door mensen waarvoor deze bedoeld is vergroten (Kamerstukken II 2024/25, 25 883, nr. 518).

4. Meedoen en aan het werk in de samenleving

Het kabinet stimuleert meer uren werken. Het programma Meer uren werkt! richt zich op uitbreiding van het aantal gewerkte uren van mensen die in deeltijd werken en die meer kunnen en willen werken. Hiervoor heeft het programma budget ontvangen van het Nationaal Groeifonds. Het programma loopt van 2024 tot en met 2033 en heeft tot doel:

  1. betere kwaliteit van maatschappelijke dienstverlening (met name in sectoren als zorg en welzijn, kinderopvang en onderwijs);
  2. toename van het aandeel economisch zelfstandige burgers;
  3. hoger arbeidsaanbod in uren in Nederland als basis voor een hoger bbp en een grotere brede welvaart.

Voor de eerste fase (2024 tot 2029) is voor de ontwikkeling, uitvoering, evaluatie en opschaling van interventies gericht op het werken van meer uren een bedrag van € 30 miljoen beschikbaar gesteld. Via de Tijdelijke subsidieregeling onderzoek interventies ter uitbreiding arbeidstijd (regeling Meer uren werkt), gepubliceerd op 13 november 2024, is daarvan € 6,6 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van zeven interventies. De Universiteit Utrecht onderzoekt de interventies op effectiviteit, waarna bewezen effectieve interventies worden opgeschaald naar de gehele arbeidsmarkt.

Met hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur wil het kabinet de arbeidsmarktdienstverlening structureel verbeteren. Het is belangrijk dat mensen en bedrijven weten waar ze hulp kunnen krijgen bij de zoektocht naar een baan of personeel, zeker gezien de personeelstekorten op de arbeidsmarkt. De hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur bouwt voort op de lessen geleerd uit de regionale mobiliteitsteams. De hervorming bestaat uit: het creëren van één regionaal loket ‘het Werkcentrum’, het versterken van het van-werk-naar-werk-stelsel, het meer centraal zetten van de ondersteuningsbehoefte en het structureel borgen van een gezamenlijk publiek-private governance. De maatregelen in de Kamerbrief over Hervorming Arbeidsmarktinfrastructuur van 29 april 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 33 566, nr. 109) zijn uitgewerkt in een Werkagenda waarop wordt samengewerkt met UWV, VNG, gemeenten, SBB, onderwijspartijen, werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties. Tegelijkertijd ondersteunen we de regio’s bij het implementeren van het Werkcentrum. In 10 van de 35 arbeidsmarktregio’s is in 2024 een fysiek en digitaal Werkcentrum geopend.

Nog steeds staan te veel mensen met een beperking aan de zijlijn van de arbeidsmarkt. Het kabinet zet daarom in op verdere verbetering en vereenvoudiging van beschut werk. Met de VNG zijn bestuurlijke afspraken gemaakt om de achterstanden op beschut werk in te lopen en het budget voor beschut werk is per 2024 met circa € 65 miljoen per jaar verhoogd. Daarnaast wordt gewerkt aan een verdere verbetering en vereenvoudiging van beschut werk. Naast een specifiek onderzoek naar het versimpelen van het beoordelingsproces, hebben diverse sessies plaatsgevonden met professionals van gemeenten, UWV, sociaal ontwikkelbedrijven en VSO-PRO-scholen om hun ervaringen en ideeën op te halen. Op basis van het onderzoek en de opgehaalde input wordt een verbeteragenda opgesteld met concrete opties om beschut werk te verbeteren.

Ook zet het kabinet in op verdere verbetering van de verdeling van plekken en middelen voor beschut werk. Gemeenten ervaren een mismatch tussen de huidige verdeling van (de financiering van) werkplekken en de actuele vraag naar beschut werk. Om die reden wordt gewerkt aan een betere verdeling van de plekken en middelen voor beschut werk. Daarnaast heeft het kabinet in 2024 diverse maatregelen aangekondigd om de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven te versterken. Vanaf 2025 is er een impulsbudget beschikbaar en een structurele basisfinanciering voor de bedrijfskosten van sociaal ontwikkelbedrijven. Verder is een ondersteuningsprogramma voorbereid dat in 2025 van start gaat. Dit programma bestaat uit handreikingen, een ondersteuningsteam en een lerend netwerk.

Voor werkzekerheid en de noodzakelijke productiviteitsgroei is het van belang dat werkenden zich blijven ontwikkelen. De SLIM-regeling is na een positieve evaluatie voor een periode van vijf jaar verlengd. Met deze regeling wil het kabinet leren en ontwikkelen in het midden- en kleinbedrijf vanzelfsprekend maken. Daarnaast heeft het kabinet het afgelopen jaar gewerkt aan de uitwerking van een scholingsfaciliteit binnen de SLIM-regeling. Deze is in maart 2025 opengesteld. Met deze subsidie is het mogelijk om (delen van) arbeidsmarktrelevante opleidingen te volgen die zijn gericht op in- en doorstroom in maatschappelijk cruciale sectoren. Het gaat om scholing die is opgenomen in de sectorale Ontwikkelpaden voor deze sectoren.

5. Arbeidsmigratie

Het kabinet wil komen tot een selectiever en gerichter arbeidsmigratiebeleid en zet zich onverminderd in om misstanden tegen te gaan. Er zijn belangrijke stappen gezet in het uitvoeren van de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten. Zo is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend om de strafbepaling van mensenhandel te moderniseren en verruimen (wetsvoorstel Wet modernisering en uitbreiding strafbaarstelling mensenhandel, Kamerstukken II 2023/24, 36 547, nr. 2). Met dit wetsvoorstel regelen we dat we arbeidsuitbuiting effectiever kunnen aanpakken. Met het project Work in NL is en wordt gewerkt aan de verbetering van de ondersteuning aan arbeidsmigranten, onder andere door het opzetten van fysieke en mobiele informatiepunten. De jaarrapportage arbeidsmigranten 2024 biedt een gedetailleerder inzicht in de voortgang van de maatregelen en de geboekte resultaten (Bijlage bij Kamerstukken II 2024/25, 29 861, nr. 150).

Veel misstanden met arbeidsmigranten komen door malafide uitzendbureaus en hun inleners. Een van de aanbevelingen van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten is het opzetten van een toelatingsstelsel voor bestaande en startende uitzendbureaus. Hiertoe is in oktober 2023 het wetsvoorstel Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) ingediend bij de Tweede Kamer. Omdat de besluitvorming over de uitvoerder langer duurt dan verwacht, bleek in 2024 dat het beoogde tijdpad van inwerkingtreding niet langer haalbaar was (Kamerstukken II 2024/25, 36 446, nr. 15). In januari 2025 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het vervolg dat aan de uitvoering van het toelatingsstelsel wordt gegeven (Kamerstukken II 2024/25, 36 446, nr. 29). Naar verwachting wordt een nieuw tijdpad van inwerkingtreding voor de zomer gecommuniceerd met de Tweede Kamer. Het kabinet verkent of het mogelijk is om op sectoraal niveau het inlenen van arbeidskrachten te verbieden of een verplichting op te nemen om een minimaal percentage arbeidskrachten in eigen dienst te nemen (Kamerstukken II 2023/24, 25 883, nr. 500). Bij de beslissing of deze bestaande bevoegdheid in de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) daadwerkelijk wordt ingezet, zal de sectorale impact worden meegewogen evenals de verwachte effectiviteit en proportionaliteit. Ook wordt ingezet om flexwerkers meer werk- en inkomenszekerheid te bieden conform het arbeidsmarktpakket. Daarnaast stelt het kabinet maatregelen voor om de tijdelijkheid van terbeschikkingstelling van arbeidskrachten bij dezelfde inlener te waarborgen.

Demografische ontwikkelingen zijn bepalend voor de toekomst van ons land. De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 heeft op 15 januari 2024 haar adviesrapport «Gematigde groei» uitgebracht. In het rapport schetst de staatscommissie wat de effecten zijn van demografische ontwikkelingen (toenemende bevolkingsgroei, vergrijzing en diversiteit) op verschillende beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, wonen, economie, arbeidsmarkt, sociale cohesie en publieke voorzieningen zoals zorg en onderwijs. Hierbij adviseert de staatscommissie ook ten aanzien van beleidsopties en handelingsperspectief. De kabinetsreactie op dit rapport is op 24 mei 2024 aan de Eerste Kamer en Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2024/25, 29 861, nr. 150). Naar aanleiding van het adviesrapport heeft er een plenair debat plaatsgevonden met de Tweede Kamer (eerste termijn in december 2024 en tweede termijn in januari 2025). Naar aanleiding van de aanbeveling van de staatscommissie voor een meerjarige overkoepelende programmatische aanpak op demografie, is ABDTOPConsult gevraagd te adviseren over hoe een dergelijke aanpak en governance er Rijksbreed uit zou kunnen zien.

Op 4 juli 2024 heeft de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen Caribisch Nederland haar adviesrapport «Gerichte groei» uitgebracht. BZK coördineert de voorbereiding van de kabinetsreactie op dit rapport.

6. Integratie en sociale samenhang

Voor het samenleven met elkaar in Nederland, is een goede integratie van nieuwkomers essentieel. Als onderdeel van het monitoring- en evaluatieplan zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de ervaringen van gemeenten, taalscholen en inburgeraars met de Wet inburgering 2021 (Wi2021). Uit deze onderzoeken blijkt dat gemeenten een dekkend inburge­ringsaanbod hebben gerealiseerd en er binnen een complexe context in geslaagd zijn om alle onderdelen uit de eerste fase van de wet te implementeren. Verder zijn inburgeraars over het algemeen positief over de wet. Er zijn nog diverse uitdagingen in de uitvoering. Samen met gemeenten en andere partijen is SZW aan de slag gegaan om de knelpunten op te lossen of te mitigeren. Het lerend stelsel van de Wi2021 werpt zo zijn vruchten af (Kamerstukken II 2024/25, 32 824, nr. 446). Vanaf 2 juli 2024 is de politieke verantwoordelijkheid over Inburgering overgeheveld naar de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De bijbehorende middelen zijn vanaf 1 januari 2025 te zien op de begroting van Justitie en Veiligheid.

Het kabinet zet in op verbetering van de arbeidsmarktkansen en arbeidsparticipatie van statushouders. Hiervoor is het actieplan Statushouders aan het Werk opgesteld (Kamerstukken II 2023/24, 32 824, nr. 381). Zo is onder meer de subsidieregeling ‘Ondersteuning werkgevers inzet statushouders’ gepubliceerd (Stcrt. 2024, 19739). Deze subsidieregeling biedt werkgevers een financiële tegemoetkoming voor de extra begeleiding van statushouders op de werkvloer, gericht op het verkleinen van de taal- en cultuurverschillen. Voor werkgevers is een handreiking ontwikkeld, met praktische aanbevelingen en voorbeelden over hoe werkgevers de begeleiding van statushouders op de werkvloer effectief kunnen vormgeven. Ten slotte is gewerkt aan een Kamerbrief over de Actieagenda Integratie met maatregelen die worden verkend en onder andere toezien op het vergroten van arbeidsdeelname van mensen met een migratieachtergrond en het creëren van gelijkwaardige kansen op de arbeidsmarkt en die kunnen bijdragen aan een open en vrije samenleving.

Het kabinet vindt dat ontheemden uit Oekraïne tijdens hun verblijf in Nederland onderdeel moeten kunnen zijn van de Nederlandse samenleving en zet daarom in op participatie en zelfredzaamheid van deze groep. Werk staat hierbij centraal. Meer dan de helft van de ontheemden uit Oekraïne in Nederland werkt. Het gaat hierbij merendeels om een tijdelijke baan, die vaak onder het eigen opleidings- en kwalificatieniveau ligt. Het kabinet heeft een actieplan opgesteld, dat zich richt op het verhogen van de arbeidsmarktparticipatie en het verbeteren van de arbeidsmarktpositie van Oekraïense ontheemden (Kamerstukken II 2023/24, 36 045, nr. 187). Ook is de Wet kinderopvang gewijzigd waardoor Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag (Stb. 2024, 390). Door kinderopvang toegankelijker te maken voor ouders uit Oekraïne en ouders met een partner buiten de EU kunnen zij (meer) werken.

7. Kinderopvang en verlofstelsel

Een goed en toegankelijk kinderopvangstelsel is van groot belang om ouders te kunnen laten werken. In 2024 heeft het kabinet verder gewerkt aan de plannen voor de afschaffing van de kinderopvangtoeslag en de invoering van een nieuw financieringsstelsel in de kinderopvang. Dit nieuwe stelsel is eenvoudiger en zekerder voor ouders en kent geen grote voorschotten en terugvorderingen bij ouders meer. Ook gaat de vergoeding voor kinderopvang door het nieuwe stelsel voor veel ouders sterk omhoog. In november zijn de contouren van het nieuwe financieringsstelsel met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II 2024/25, 31 322, nr. 547). Dit stelselontwerp is een doorontwikkeling van het plan van het vorige kabinet (Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 490) en is het afgelopen jaar samen met de kinderopvangsector en de betrokken uitvoerders uitgewerkt. Komend jaar start een ‘verkennende’ fase waarin het theoretisch stelselontwerp met de Dienst Toeslagen als verantwoordelijk uitvoerder wordt uitgewerkt tot daadwerkelijk uitvoerbaar financieringsstelsel. In deze fase wordt gewerkt aan een wetsvoorstel dat rond de zomer van 2025 wordt gepubliceerd voor internetconsultatie. Tegelijkertijd betreft het nieuwe stelsel een grote opgave, waarvan de implicaties voor de Dienst Toeslagen op dit moment nog niet volledig in beeld zijn. Na afloop van deze fase volgt daarom een weegmoment, waarop expliciet besloten wordt over de verdere voortgang. Dit weegmoment zal plaatsvinden in 2025. Op dat moment wordt ook gekeken wanneer het wetvoorstel kan worden ingevoerd.

Daarnaast heeft het kabinet, samen met Dienst Toeslagen en brancheorganisaties, doorgewerkt aan verbeteringen binnen het huidige stelsel. Samen met de sector zijn maatregelen genomen om de personeelstekorten in de kinderopvang te verminderen. Zo is het Ontwikkelpad kinderopvang gepubliceerd, om laagdrempelige instroom en stapsgewijze doorgroei van werknemers in de sector te stimuleren. Ondersteunend hieraan is in 2024 een subsidieregeling opengesteld, waarmee kinderopvangorganisaties subsidie kunnen aanvragen voor het aannemen en scholen van groepshulpen. Verder heeft de Tweede Kamer op 1 oktober ingestemd met het wetsvoorstel om de kwaliteit van de gastouderopvang te verbeteren. Met dit wetsvoorstel worden eisen aangescherpt, om gastouders verder te professionaliseren en de begeleiding van de gastouder door het gastouderbureau te versterken. Een uitgebreidere toelichting op wat er de afgelopen jaren met het kinderopvangbeleid al bereikt is, is opgenomen in de beleidsagenda kinderopvang (Kamerstukken II 2024/25, 31 322, nr. 548).

Met het stelsel van verlofregelingen uit de Wet arbeid en zorg (Wazo) draagt de overheid bij aan een goede balans tussen werk en zorg voor kinderen of andere naasten. Eerder is gebleken dat dit stelsel op onderdelen complex en onoverzichtelijk is geworden. In 2024 heeft het voorgaande kabinet met behulp van scenario’s de Tweede Kamer geïnformeerd over de vereenvoudigingsmogelijkheden (Kamerstukken II 2023/24, 32 855, nr. 39).

8. Programma Werk aan Uitvoering

Met het programma Werk aan Uitvoering is in 2024 een start gemaakt met een viertal versnellingstrajecten om de publieke dienstverlening duurzaam te verbeteren. In 2024 is het programma Werk aan Uitvoering herijkt om een nieuwe focus aan te brengen op een viertal versnellingsthema’s (Kamerstukken II 2023/24, 29 362, nr. 350). Dit zijn: 1) vereenvoudiging van beleid en wetgeving, 2) gegevensdeling, 3) grip krijgen op schaarste in de uitvoering en 4) samenwerking tussen beleid, uitvoering en de politiek. Het kabinet blijft zich inzetten om overheidsbreed op deze thema’s stappen te zetten. Daarnaast ondersteunt Werk aan Uitvoering organisaties in het verder verbeteren van hun dienstverlening, en het delen van kennis en goede voorbeelden daarvan. Werk aan Uitvoering stimuleert partijen om op basis van gelijkwaardigheid hierin samen te werken. Het kabinet informeert de Tweede Kamer jaarlijks over de voortgang van het programma middels de Voortgangsrapportage WaU (Kamerstukken II 2023/24, 29 362, nr. 350).

9. Internationale zaken

Ook na het aantreden van de nieuwe Europese Commissie 2024-2029 zet het kabinet de beïnvloeding van de Europese beleidsagenda onverminderd voort. De Nederlandse EU-prioriteiten op SZW-terrein (arbeidsmigratie en grensoverschrijdende handhaving, digitalisering in het arbeidsrecht, de toekomst van sociale zekerheidscoördinatie, gezond en veilig werken, inburgering en integratie, en de ontwikkeling van vaardigheden) vinden goeddeels hun weerklank in het werkprogramma van de Commissie en de Nederlandse bi- en multilaterale contacten. Op diverse (sub-)thema’s wordt gewerkt aan verdere concretisering.

10. Vervolg parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POC KOT)

Het kabinet heeft zich het afgelopen jaar onverminderd ingezet om vervolg te geven aan het rapport 'Ongekend onrecht'. Het kabinet heeft aangekondigd te rapporteren over het vervolg op het rapport ‘Ongekend onrecht’ via de departementale jaarverslagen (Kamerstukken II 2022/23, 35 510, nr. 135). Hier volgen ontwikkelingen op een aantal toezeggingen uit de kabinetsreactie op dat rapport (Kamerstukken II 2021/22, 35 510, nr. 4).

De afgelopen jaren heeft het kabinet gewerkt aan de herziening van de kinderopvangtoeslag. In het regeerprogramma is dit jaar directe financiering aan kinderopvang opgenomen. Hiermee wordt een concrete stap gezet naar het einde van de kinderopvangtoeslag. Op de korte termijn zouden ook al een aantal stappen in de toeslagen worden genomen in het kader van de motie Lodders en Van Weyenberg. Een van deze maatregelen, een oplossing in het partnerbegrip voor onvrijwillig elders verblijvende partners, is in 2024 in het regeerprogramma opgenomen.

In 2024 is naast een rijksbrede handreiking ook een specifieke handreiking invoeringstoets opgesteld in samenwerking tussen SZW, SVB en UWV. Daarnaast zijn diverse invoeringstoetsen van SZW naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarbij gaat het om de Vereenvoudiging Wajong, Betaald Ouderschapsverlof, Recht op kinderopvangtoeslag bij Wlz-indicatie. De invoerings­toets is een nieuw instrument dat is aangekondigd in de kabinetsreactie POC KOT.

Daarnaast is Professionals voor Maatwerk Multiproblematiek (PMM) afgelopen jaar structureel in de organisatie ingebed. PMM vormt 1 ingang bij het Rijk voor professionals (gemeenten en publieke dienstverleners in sociaal domein) bij vastgelopen domein overstijgende multiproblematiek van inwoners. PMM is een samenwerking van 6 ministeries (SZW, VWS, OCW, J&V, BZK, toegevoegd is FIN/Toeslagen), 17 uitvoeringsorganisaties en 64 bestuurlijk aangesloten gemeenten. Daarnaast zijn de grootste zorgverzekeraars aangesloten en mogen alle gemeenten gebruik maken van PMM. Inmiddels zijn er 440 professionals verder geholpen door het PMM-loket en daarmee inwoners. De geleerde lessen worden gedeeld met de Tweede Kamer (april 2025) en hebben inmiddels geleid tot onder andere aanpassingen van wetgeving, ICT-systemen, informatie op websites en procedures. Voor enkelvoudige problematiek kunnen burgers zelf terecht bij de SZW-maatwerkplaats, die afgelopen jaar ook de Minister van SZW en Kamerleden hebben betrokken bij casuïstiek.

Ook is verder gewerkt aan het inrichten van de loketfunctie. Wat betreft het inrichten van de loketfunctie zijn vorig jaar uitvoerings­toetsen of impactanalyses gedaan door de diverse uitvoeringsorganisaties die zijn aangesloten bij het BZK-programma inrichten overheidsbrede loketten. Dit houdt in de eerste stap in dat een groeiende groep gemeenten wordt aangesloten op interne professionallijnen bij bijvoorbeeld UWV en SVB.

Op 10 juni overhandigde de Staatscommissie rechtsstaat haar adviesrapport. Na het verschijnen van de kabinetsreactie op het rapport ‘Ongekend onrecht’ was een motie aangenomen om een staatscommissie in te stellen die onderzoek zou doen naar de rechtsstaat. Het rapport van de Staatscommissie rechtsstaat wordt voor de zomer 2025 van een kabinetsreactie voorzien.

Tot slot is er een parlementaire enquête geweest naar fraudebeleid en dienstverlening (PEFD). Naar aanleiding van de kabinetsreactie (5 december 2024) en het hierop volgende debat (15 januari 2025) is er twee keer een jaarlijkse rapportage over de voortgang op aanbevelingen toegezegd. Eind 2025 en eind 2026 zullen deze voortgangsrapportages verschijnen.

Kerncijfers

Handhaving UWV, SVB en gemeenten

Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld het opleggen van boetes).

In de tabellen 1, 2 en 3 is een overzicht gegeven van de kerncijfers op het gebied van handhaving bij UWV, de SVB en gemeenten. De kerncijfers laten over de hele linie een daling zien van het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling, het benadelingsbedrag en het aantal opgelegde boetes. Met name bij UWV is de daling fors te noemen aangezien er 38% minder overtredingen geconstateerd zijn en het benadelingsbedrag met 30% is gedaald. De oorzaak kan mogelijk liggen in de eveneens forse daling van het aantal onderzoekswaardige signalen. Daarnaast zijn eventueel verklarende factoren de toegenomen inzet op preventie, het meer hanteren van de menselijke maat en de benodigde capaciteit op de herstelacties. Ook bij de SVB is sprake van een daling van 26% van het aantal geconstateerde overtredingen. Het grootste deel van deze daling is te verklaren door een daling van het aantal geconstateerde overtredingen bij de wet Algemene Kinderbijslag. Dit is een wet met weinig verplichtingen. Het totale benadelingsbedrag en het aantal opgelegde boetes is wel consistent gebleven. Bij gemeenten ten slotte zijn ten opzichte van het 3e kwartaal van 2023 het aantal geconstateerde overtredingen en het benadelingsbedrag met respectievelijk 22% en 19% gedaald. Hier is niet direct een verklaring voor te geven. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door extra inspanningen op preventie waardoor er minder overtredingen geconstateerd worden. De incassoratio is bij alle uitvoerders stabiel.

2022 2023 2024 2022 2023 2024
UWV1 4,5 2,6 1,6 15 13 9
SVB2 3,0 3,1 2,3 6,2 7,1 6,7
Gemeenten3 204 144 8,645 47 34 225
Totaal 6 6 6 69 54 6
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Bron: SVB, administratie.
  3. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  4. Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.
  5. Betreft de stand ultimo 3e kwartaal 2024.
  6. Dit totaal kan niet worden berekend.
2022 2023 2024 2022 2023 2024 2022 2023 2024
UWV1 1,7 1,1 0,6 2,0 1,2 0,7 7,1 4,4 2,5
SVB2 0,9 0,9 0,8 0,9 1,1 1,1 4,0 4,0 3,3
Gemeenten3 5,8 4,3 2,74 3,7 2,9 1,74 4,2 5,2 5
Totaal 8 6 6 7 5 6 15 14 6
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Bron: SVB, administratie.
  3. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  4. Betreft de stand ultimo 3e kwartaal 2024.
  5. Dit kerncijfer komt in juni beschikbaar
  6. Dit totaal kan niet worden berekend.
UWV1 58 56 47 29 19
SVB2 44 58 41 29 13
Gemeenten3 40 35 31 24 144
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Bron: SVB, administratie.
  3. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  4. Betreft voorlopige cijfers.

Re-integratie

Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een arbeidsbeperking met hulp van UWV aan het werk zijn gegaan.

Hoewel de vraag naar arbeid is toegenomen, heeft dat voor Wajongers relatief weinig extra banen opgeleverd. In 2024 heeft UWV iets minder Wajongers aan werk geholpen dan in 2023. Daarmee is de doelstelling van 8.000 plaatsingen wederom niet gerealiseerd. Het wordt steeds moeilijker om voor de Wajongers die (nog) niet werken een plaatsing te realiseren. Dit komt mede doordat er sinds 2015 geen nieuwe jonggehandicapten met arbeidsvermogen meer in de Wajong kunnen instromen, waardoor de gemiddelde leeftijd van Wajongers stijgt. Daarnaast slaagt UWV er steeds beter in om Wajongers aan het werk te houden en heeft UWV in 2024 8.335 contractverlengingen voor Wajongers gerealiseerd. Omdat het aan het werk houden van de Wajongers steeds belangrijker wordt, is vanaf 2025 de prestatie indicatie gewijzigd. Waarbij UWV zich verantwoordt over het totaal aantal plaatsingen en contractverlengingen voor mensen met een Wajonguitkering (norm is 15.000).

UWV heeft in 2024 4.500 mensen met een WIA/WGA-uitkering aan het werk geholpen, die daarmee hun volledige restverdiencapaciteit benutten. Daarnaast hebben in 2024 nog 8.100 mensen met een WIA/WGA-uitkering gedeeltelijk het werk hervat. UWV heeft daarmee ruimschoots de voor het eerst in 2024 vastgestelde doelstelling van 3.000 plaatsingen gerealiseerd.

Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering 150 150 150 100 100 2
Mensen met recht op Ziektewetuitkering 400 450 500 350 400 2
Mensen met recht op WIA-uitkering 3.000 3.000 4.200 4.500 4.500 3.000 1.500
Mensen met recht op Wajong 6.700 7.100 7.700 7.100 6.100 8.000 ‒ 1.900
Totaal 10.250 10.650 12.600 12.050 11.100
  1. De aantallen zijn afgerond op vijftigtallen. De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.
  2. Door de aard van deze regelingen kan geen streefwaarde worden opgesteld.

4.2 Budgettaire ontwikkeling uitgaven Sociale Zekerheid

Deze paragraaf presenteert een totaaloverzicht van de uitgaven aan Sociale Zekerheid voor het jaar 2024. Eerst wordt de opbouw van de totale uitgaven aan Sociale Zekerheid weergegeven, onder verdeeld naar begrotings- en premiegefinancierde uitgaven. Daarna wordt inzicht gegeven in de onderverdeling van de uitgaven aan Sociale Zekerheid naar de verschillende regelingen. In deze paragraaf worden de ontvangsten in mindering gebracht op de uitgaven (netto uitgaven aan Sociale Zekerheid).

Uit tabel 5 is af te leiden dat de totale uitgaven aan Sociale Zekerheid € 0,6 miljard lager zijn uitgekomen dan voorzien bij de begroting 2024. De uitgaven aan Sociale Zekerheid zijn deels begrotingsgefinancierd en deels premiegefinancierd. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden uit belastinginkomsten betaald, de premiegefinancierde uitgaven worden voornamelijk door middel van premies betaald.

Voorheen gold voor de uitgaven aan Sociale Zekerheid een apart uitgavenplafond. In de begrotingsregels van dit kabinet is bepaald dat dit deeluitgavenplafond verdwijnt. Als gevolg hiervan is ook de definitie van Sociale Zekerheidsuitgaven veranderd. De hernieuwde definitie is toegelicht in de SZW-begroting 2025. De tabellen in deze paragraaf zijn opgesteld aan de hand van de hernieuwde definitie. Ten tijde van de begroting 2024 werd nog de oude definitie van uitgaven aan Sociale Zekerheid gehanteerd. De hier gepresenteerde uitgaven voor de begroting 2024 kunnen daardoor afwijken van de bedragen die als Sociale Zekerheidsuitgaven zijn opgenomen in de SZW-begroting 2024.

Totaal uitgaven begrotingsgefinancierd 63.329 60.722 2.607
-/- Correctie dubbeltelling rijksbijdragen 31.203 28.094 3.109
-/- Correctie ontvangsten begrotingsgefinancierd 817 726 91
A. SZ-uitgaven begroting 31.309 31.902 ‒ 593
Totaal uitgaven premiegefinancierd 78.145 78.193 ‒ 48
-/- Correctie ontvangsten premiegefinancierd 209 215 ‒ 6
B. SZ-uitgaven premie 77.936 77.978 ‒ 43
Totaal SZ-uitgaven (A + B) 109.245 109.881 ‒ 636
  1. Als gevolg van afronding kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Op de totaaltelling van de uitgaven vindt een correctie plaats om dubbeltelling te voorkomen die ontstaat doordat sociale fondsen voor een deel gefinancierd worden uit begrotingsmiddelen. Deze zogeheten rijksbijdragen worden verantwoord op artikel 12 van dit jaarverslag. Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds. De opbrengsten van de AOW-premie zijn namelijk onvoldoende om de ouderdomsuitgaven (AOW) te dekken.

Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend, wordt eveneens gecorrigeerd. De hier gepresenteerde gerealiseerde begrotingsontvangsten wijken af van de totale ontvangsten van SZW. De niet-plafondrelevante ontvangsten (voornamelijk werkgeversbijdragen kinderopvangtoeslag) worden immers niet meegenomen als ontvangsten van SZW. Rekening houdend met deze correcties bedragen de begrotingsgefinancierde uitgaven aan Sociale Zekerheid in 2024 € 31,3 miljard. De premiegefinancierde uitgaven bedragen € 77,9 miljard in 2024. De totale uitgaven aan Sociale Zekerheid in 2024 komen daarmee op € 109,2 miljard.

Arbeidsmarkt
NOW ‒ 2.742 ‒ 626 1.156 0 1.156
LIV/LKV/Jeugd-LIV 518 687 611 661 ‒ 50
Compensatieregeling transitievergoeding na 2 jaar ziekte/CTV MKB 366 489 594 406 188
Werkloosheid en Bijstand
WW-uitgaven (werkloosheid) 2.540 2.865 3.379 3.171 208
Macrobudget participatiewetuitkeringen (bijstand) 6.022 6.659 7.341 6.976 365
Arbeidsongeschiktheid, Ziekte en Verlofregelingen
WIA/WAO/WAZ/Wajong 14.684 16.757 18.499 17.295 1.204
ZW-uitgaven 1.953 2.182 2.422 2.112 310
WAZO/geboorteverlof/ouderschapsverlof 1.744 2.397 2.671 2.653 19
Ouderdom/Nabestaanden
AOW 43.000 47.738 51.709 48.305 3.404
Inkomensondersteuning AOW 1.031 196 218 199 19
Anw 309 337 358 323 35
Kinderopvang en kindregelingen
KOT 3.990 4.166 4.716 4.547 170
AKW/WKB 6.658 7.963 9.472 9.137 335
Re-integratie/Participatie
Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid 179 187 217 223 ‒ 6
Uitvoeringskosten en overige uitgaven
Uitvoeringskosten (o.a. UWV/SVB) 2.662 2.936 3.045 2.838 207
Overige uitgaven 3.037 3.055 2.837 3.710 ‒ 873
Nominale ontwikkeling 0 0 0 7.326 ‒ 7.326
Totaal SZ-uitgaven 85.949 97.986 109.245 109.881 ‒ 636

Tabel 6 toont een onderverdeling van de uitgaven aan Sociale Zekerheidsuitgaven naar de verschillende regelingen. Wederom is het startpunt de begroting 2024. Ontvangsten worden in mindering gebracht op de uitgaven. De realisaties voor 2022 en 2023 zijn volgens de destijds gehanteerde definitie van Sociale Zekerheidsuitgaven weergeven. De gerealiseerde overige uitgaven in 2022 en 2023 kunnen daardoor niet zonder meer met de overige uitgaven in 2024 vergeleken worden. De hernieuwde definitie heeft geen invloed op de vergelijkbaarheid tussen 2022 en 2023 enerzijds en 2024 anderzijds van de andere posten in de tabel.

Arbeidsmarkt

De uitgaven aan arbeidsmarkt vallen in totaal € 1.294 miljoen hoger uit dan begroot. Dit komt voornamelijk door hogere per saldo uitgaven aan de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW). De nabetalingen aan de NOW vielen bij de meeste tranches hoger uit dan begroot, en de terugontvangsten waren voor een aantal NOW-tranches lager dan bij de begroting verwacht.

De uitgaven aan het Lage-inkomensvoordeel, Minimumjeugdloonvoordeel en Loonkostenvoordelen zijn € 50 miljoen lager dan begroot. Aan het LIV werd minder uitgegeven omdat er minder banen onder het LIV vielen dan verwacht. Hetzelfde geldt voor het jeugd-LIV. De uitgaven aan het LKV vielen voornamelijk lager uit doordat er minder gebruik is gemaakt van de LKV ouderen dan verwacht.

De uitgaven aan de compensatieregeling transitievergoeding komen € 188 miljoen hoger uit dan begroot. De hogere uitgaven zijn grotendeels het gevolg van een hoger aantal uitgekeerde compensaties voor de transitievergoeding na 2 jaar ziekte. Ook vielen de gerealiseerde uitgaven hoger uit vanwege indexatie van de uitkeringsbedragen. Voor deze indexatie waren reeds middelen gereserveerd op de SZW-begroting op de post voor de nominale ontwikkeling.

Werkloosheid en Bijstand

De gerealiseerde uitgaven aan de WW komen € 208 miljoen hoger uit dan begroot bij de Miljoenennota. Dat verschil volgt voor het merendeel uit de indexatie van de uitkeringsbedragen. Voor deze indexatie waren reeds middelen gereserveerd op de SZW-begroting op de post voor de nominale ontwikkeling.

De uitgaven aan het Macrobudget Participatiewetuitkeringen vallen € 365 miljoen hoger uit dan begroot. Een lager dan verwachte werkloosheid leidde tot lagere uitgaven aan het macrobudget. Ook de verwerking van realisaties uit 2023 die doorwerken in het budget voor 2024 zorgde voor lagere uitgaven. Vanwege indexatie van de uitkeringsbedragen komt de realisatie per saldo toch hoger uit dan bij de Miljoenennota begroot. Voor deze indexatie waren reeds middelen gereserveerd op de SZW-begroting op de post voor de nominale ontwikkeling.

Arbeidsongeschiktheid, Ziekte en Verlofregelingen

De uitgaven voor arbeidsongeschiktheid, ziekte en verlofregelingen zijn in totaal € 1.533 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De gerealiseerde uitgaven aan arbeidsongeschiktheid vallen hoger uit omdat er meer WGA-uitkeringen zijn verstrekt dan verwacht. De ZW-uitgaven vallen hoger uit omdat het aantal ZW-uitkeringen in 2024 is toegenomen. De voornaamste reden voor de hogere gerealiseerde uitgaven aan arbeidsongeschiktheid en de ZW is echter de indexatie van de uitkeringsbedragen. Voor deze indexatie waren reeds middelen gereserveerd op de SZW-begroting op de post voor de nominale ontwikkeling.

De uitgaven aan de verlofregelingen komen lager uit vanwege een lager aantal toekenningen in 2024, maar komen door de indexatie van de uitkeringsbedragen toch hoger uit dan bij de Miljoenennota begroot. Voor deze indexatie waren reeds middelen gereserveerd op de SZW-begroting op de post voor de nominale ontwikkeling.

Ouderdom en Nabestaanden

De AOW en Anw uitgaven zijn in totaal € 3.458 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De uitgaven aan de AOW zijn lager uitgekomen door een lager aantal gerechtigden en een lager gemiddeld toekenningspercentage. De uitgaven aan de IOAOW volgen de uitgaven aan de AOW. Vanwege indexatie van de uitkeringsbedragen komen de gerealiseerde AOW- en IOAOW-uitgaven per saldo toch hoger uit dan bij de Miljoenennota begroot. Voor deze indexatie waren reeds middelen gereserveerd op de SZW-begroting op de post voor de nominale ontwikkeling.

Een afschrijving van oninbare vorderingen uit voorgaande jaren zorgt voor meer uitgaven aan de Anw in 2024. Maar het grootste deel van de hogere gerealiseerde Anw-uitgaven wordt verklaard door de indexatie van de uitkeringsbedragen. Voor deze indexatie waren reeds middelen gereserveerd op de SZW-begroting op de post voor de nominale ontwikkeling.

Kinderopvang en Kindregelingen

Het saldo van de uitgaven en ontvangsten kinderopvangtoeslag is € 170 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Er is minder uitgegeven aan kinderopvangtoeslag door een lager gemiddeld vergoedingspercentage als gevolg van een sterker dan verwachte stijging van huishoudinkomens in 2024. Vanwege indexatie van de uitkeringsbedragen komt de realisatie per saldo toch hoger uit dan bij de Miljoenennota begroot.

De uitgaven aan AKW en WKB zijn € 335 miljoen hoger uitgekomen dan bij de Miljoenennota begroot. De AKW-uitgaven vallen lager uit doordat in 2024 de bevolkingsprognose naar beneden is bijgesteld. De uitgaven aan de WKB zijn lager uitgekomen omdat bij het vaststellen van de voorschotten met een hogere loonstijging is gerekend, waardoor de (voorlopige) voorschotbedragen lager uitvallen. Maar vanwege indexatie van de kinderbijslag en het kindgebonden budget komt de realisatie hoger uit dan begroot. Voor deze indexatie waren reeds middelen gereserveerd op de SZW-begroting op de post voor de nominale ontwikkeling.

Re-integratie en Participatie

In 2024 is € 6 miljoen minder uitgegeven aan re-integratie arbeidsongeschikten dan begroot. De voornaamste reden hiervoor is dat het initiële bedrag uit de begroting 2024 met voorjaarsnota naar beneden is bijgesteld naar aanleiding van ramingen van UWV.

Uitvoeringskosten en overige uitgaven

De uitvoeringskosten van onder andere UWV en de SVB komen € 207 miljoen hoger uit dan begroot. Dit komt grotendeels door de ten tijde van de begrotingsopstelling geraamde loon- en prijsbijstelling. Voor deze indexatie waren reeds middelen gereserveerd op de SZW-begroting op de post voor de nominale ontwikkeling.

4.3 Realisatie periodieke rapportages / beleidsdoorlichtingen

BD Arbeidsmarkt 1 X Kamerstuk 30982, nr. 58
BD Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 2 X Kamerstuk 30982, nr. 60
BD Jonggehandicapten 4 X Kamerstuk 30982, nr. 40
BD Oudedagsvoorziening 8 X Kamerstuk 30982, nr. 54
BD Nabestaanden 9 X Kamerstuk 30982, nr. 55
BD Tegemoetkoming ouders 10 X Kamerstuk 30982, nr. 46
BD Uitvoering 11 X Kamerstuk 30982, nr. 62
PR Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind 7 X Kamerstuk 31322, nr. 513
PR Werkloosheid werknemers 5 X Kamerstuk 26448, nr. 718
PR Integratie en maatschappelijke samenhang 13 X Kamerstuk 31824, nr. 413
PR Arbeid, zorg en de ontwikkeling van het kind 6 X Kamerstuk 26447, nr. 60

Voor het meest recente overzicht van de programmering van periodieke rapportages / beleidsdoorlichtingen, zie het overzicht Ingepland en uitgevoerd onderzoek op rijksfinanciën.nl. Voor de realisatie van deze en andere grote (evaluatie)onderzoeken, zie de bijlage «Afgerond evaluatie- en overig onderzoek».

SEA-thema's waar nog geen periodieke rapportage voor is afgerond:

  1. SEA-thema 1: Gezonde en veilige arbeidsomstandigheden;
  2. SEA-thema 2: Leven lang ontwikkelen;
  3. SEA-thema 3: Arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden;
  4. SEA-thema 5: Pensioen en oudedag;
  5. SEA-thema 6: Armoede en schulden;
  6. SEA-thema 7: Bijstand en participatie;
  7. SEA-thema 8: Jonggehandicapten;
  8. SEA-thema 10: Ziekte en arbeidsongeschiktheid werknemers;
  9. SEA-thema 11: Inkomensondersteuning nabestaanden en wezen;
  10. SEA-thema 13: Uitvoering SUWI-stelsel;
  11. SEA-thema 14: Corona.

4.4 Openbaarheidsparagraaf

Het versneld op orde brengen van onze informatiehuishouding en het vergroten van de transparantie naar de samenleving en parlement zijn belangrijke lessen uit het verslag ‘Ongekend onrecht’ van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK, december 2020). Daarnaast heeft de Wet open overheid (Woo) per 1 mei 2022 de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) vervangen. Dit betekent dat de overheid (nog) transparanter moet worden.

SZW heeft de verbetering van haar informatiehuishouding en de implementatie van de Wet open overheid belegd in het programma ’ENIGMA, Informatiehuishouding Open op Orde 2021 ‒ 2026’. Het programma heeft tot doel om het informatiebeheer van SZW te verbeteren, transparanter te maken en om het bewustzijn van de omgang met openbaarheid van informatie in het DNA van medewerkers en in het werk van SZW te verankeren.

In 2024 is het verbeteren en het transparanter maken van de informatiehuishouding van SZW verder vormgegeven. In deze paragraaf worden de highlights van deze inspanningen inhoudelijk nader toegelicht voor de twee hoofdonderdelen van deze opgave, namelijk de verbetering van de informatiehuishouding (langs de vier actielijnen van het programma ENIGMA) en de actieve openbaarmaking (implementatie Woo). Vervolgens wordt over de passieve openbaarmaking gerapporteerd. Ten slotte wordt ingegaan op de financiën van het programma ENIGMA.

Verbetering van de informatiehuishouding (highlights)

Actielijn 1. Informatieprofessionals

Ook in 2024 is veel aandacht besteed aan de bewustwording en het vergroten van de kennis van de SZW-medewerkers op het gebied van informatiebeheer. Onder meer door de start van een project dat ervoor zorgt dat er bij indiensttreding van medewerkers structurele aandacht en een passend trainingsaanbod is met betrekking tot openbaarmaking en informatiehuishouding. Vanaf 2024 maakt het Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening (KWIV) onderdeel uit van het (strategisch) personeelsbeleid en -planning van de organisatie. Het KWIV geeft aan welke eisen en competenties noodzakelijk zijn voor het profiel van de informatieprofessional.

Daarnaast is binnen SZW een pilot uitgevoerd om te onderzoeken aan welke informatieprofessionals er behoefte bestaat. Op basis van de uitkomsten hiervan zal in 2025 worden bezien hoe dit in de organisatie kan worden ingebed.

Actielijn 2. Volume en aard van de informatie

De e-mailarchiveringsknop in Outlook, die interdepartementaal zou worden ontwikkeld, is niet gerealiseerd. De planning is inmiddels doorgeschoven naar Q1 2025.

De implementatie van de Capstone methodiek (uitsluitend archivering van e-mails van sleutelfunctionarissen >S16) is niet gerealiseerd. In 2024 is interdepartementaal besloten om de Capstone methodiek voor e-mailarchivering om te zetten in een beleidskader e-mailarchivering. In de loop van 2025 kan dit mogelijk worden geïmplementeerd.

De sociale media archivering is in 2024 geïmplementeerd.

Actielijn 3. Informatiesystemen

Een goed werkend Document Management systeem (DMS) is randvoorwaardelijk voor het op orde brengen van de informatiehuishouding (goed kunnen opslaan, archiveren en eenvoudig/snel/goed terugvinden van informatie). Het nieuwe DigiDoc Online is in 2024 geïmplementeerd en het oude DigiDoc 2 is niet meer toegankelijk voor de SZW-medewerkers.

Archiefwaardige informatie op de netwerkschijven wordt niet beheerd, wat in strijd is met de Archiefwet. Daarom worden enkele projecten uitgevoerd om de netwerkschijven op te schonen en de medewerkers te bewegen om vanuit Digidoc Online te werken. In 2024 zijn vier pilots vanuit Netwerkschijven op orde afgerond, waarvan in Q1 2025 het evaluatierapport wordt opgeleverd. In 2025 wordt een organisatiebrede deadline gesteld voor het op ‘read-only’ zetten van de schijven, ze zijn dan enkel nog beschikbaar om te raadplegen.

Actielijn 4. Bestuur en naleving

Er is een beleidskader voor informatiebeheer vastgesteld.

Een eerste versie van het dashboard Informatiehuishouding is gereed. Deze dashboards worden gedeeld met de organisatie in de context van het kwaliteitssysteem. De implementatie daarvan is vanaf Q2 2025.

Actieve openbaarmaking

In de Wet open overheid (Woo) is geregeld dat de overheid (nog) transparanter moet worden en daarom moet ook SZW een deel van haar informatie (documenten) tijdig actief openbaar maken naar de burger toe, daar waar de burger dat nu nog vaak via een Woo-verzoek moet opvragen.

In de Woo staat beschreven welke 11 informatiecategorieën verplicht openbaar moeten worden gemaakt onder artikel 3.3. Daarnaast is er een inspanningsverplichting voor (de openbaarmaking van) overige informatie. In 2024 is verder gewerkt aan de inventarisatie van de documenten die openbaar moeten worden gemaakt in het kader van de bovengenoemde 11 informatiecategorieën. Daarbij zijn deze verplichte informatiecategorieën op werkveld- en directieniveau inzichtelijk gemaakt en verwerkt in concept infographics. Deze worden in Q1 2025 definitief opgeleverd als nulmeting voor de actieve openbaarmaking. Dit is de basis voor de vervolgstap (doorlichting opstellen, vaststellen en publicatieprocessen per verplichte informatie categorie) om als SZW te voldoen aan de publicatie-eisen Woo 2025/2026.

Er zijn in 2024 twee pilots inspanningsverplichting actieve openbaarmaking gestart om een SZW werkwijze/plan van aanpak te ontwikkelen om naast de 11 verplichte informatiecategorieën andere documenten/dossiers openbaar te maken.

Het betreft de pilots:

  1. Het actief openbaar maken van de tervisieleggingstukken van de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving; deze pilot is afgerond.
  2. Het actief openbaar maken van het beleidsdossier Herziening kinderopvangstelsel; deze pilot is opgestart en de eerste resultaten worden in Q1 2025 openbaar gemaakt.

Passieve openbaarmaking

Het is van groot belang om burgers, wetenschappers en journalisten tijdig van informatie te kunnen voorzien ingeval zij een Woo-verzoek indienen. Hiervoor is het noodzakelijk om binnen SZW een goed ingericht werkproces te hebben. De maximale termijn voor de beantwoording van Woo-verzoeken bedraagt 42 dagen. Deze termijn is door SZW in 2024 nog niet gehaald.

In het jaar 2024 heeft SZW ingezet op een bewuste sturing op het bijhouden van de instroom. Wat opvalt is dat de gemiddelde doorlooptijd van de zaken die binnen dat jaar zijn ontvangen dichterbij de wettelijke termijn beweegt: voor de zaken ontvangen in 2024 geldt een gemiddelde doorlooptijd van 60 dagen. Het lukt echter niet om de (ijzeren) voorraad te verkleinen. In rapportages van de Woo-cijfers komt dat tot inzicht in het gegeven dat de afhandeling van een zaak uit die oudere voorraad direct de gemiddelde doorlooptijd bezien over de gehele voorraad opstuwt.

SZW heeft daarmee de taak om in goed contact met verzoekers tot een gerichte aanpak te komen in dossiers en om herhaaldelijk te blijven communiceren bij te verschuiven deadlines. Ook SZW verkent mogelijkheden om de met regelmaat opkomende zeer omvangrijke verzoeken in gesprek met de verzoeker zo behapbaar en planbaar mogelijk te behandelen. De aanpak van SZW om in voorkomend geval verzoekers middels een inventarislijst inzicht te bieden in de bij de zoekslag gevonden documenten is een voorbeeld van een aanpak die de verzoeker in staat stelt om diens verzoek gerichter terug te brengen tot minder door SZW te beoordelen documenten. Deze aanpak is door de Adviescommissie Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI) genoemd in het «whitebook Woo» met tips voor behandeling van Woo-verzoeken.

Voor de kwantitatieve gegevens over de passieve openbaarmaking wordt verwezen naar de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk.

Financiën programma ENIGMA

Het programma ENIGMA had in 2024 drie financieringsstromen: de POK-IHH-gelden van BZK, de middelen die zijn ontvangen in het kader van de Woo en middelen die SZW zelf heeft ingezet voor het programma. Het budget voor het programma ENIGMA was in 2024 in totaal € 7,4 miljoen. Er is in 2024 meer uitgegeven dan dit budget (namelijk € 8,0 miljoen). Het tekort is binnen SZW opgevangen.

4.5 Onderuitputting

In deze bijlage wordt de totale onderuitputting gepresenteerd. Daarbij worden de grootste en/of belangrijkste meevallende realisaties apart toegelicht.

Stimuleringregeling LLO in MKB 7,5 0,0%
Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden 36,5 0,1%
Re-integratie Wajong 5,5 0,0%
Arbeidsmarktdienstverlening 12,3 0,0%
Uitvoeringskosten UWV 5,8 0,0%
DUO 5,7 0,0%
Apparaat 16,2 0,0%
Opdrachten 19,8 0,0%
Overige onderuitputting Subsidies 23,8 0,0%
Ontvangsten Arbeidsmarkt 5,0 0,0%
Ontvangsten Arbeidsmarktdienstverlening 8,0 0,0%
Ontvangsten Integratie en maatschappelijke samenhang 12,0 0,0%
Overige meerontvangsten 17,8 0,0%
Totaal 174,8 0,3%

Stimuleringregeling LLO in MKB

Het verschil wordt verklaard door onderuitputting op het kasbudget van de regeling. De geschatte hoeveelheid betalingen vanwege vaststellingen en voorschotten bleek te hoog geweest. Dit komt doordat op voorhand het type aanvragen, de looptijd van projecten en de timing van vaststellingsverzoeken moeilijk te voorspellen zijn. De arbeidsmarktkrapte is geen oorzaak geweest van deze onderuitputting.

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

De beoordeling van de aanvragen heeft enige vertraging opgelopen. Deze beoordelingen worden in 2025 voortgezet. Daarnaast is het laatste aanvraagtijdvak voor sectoren van 2024 niet volledig uitgeput. Tot slot heeft de aanvullende bevoorschotting bij lopende projecten vertraging opgelopen welke naar verwachting in 2025 worden uitgevoerd. De arbeidsmarktkrapte is geen oorzaak geweest van deze onderuitputting.

Re-integratie Wajong

UWV beschikt over één taakstellend re-integratiebudget verdeeld over artikel 3 en 4. UWV heeft het totale taakstellend budget van 2024 nagenoeg uitgeput. De verdeling tussen WIA/WAO/ZW/WW 35-min en Wajong is echter anders dan in de begroting is opgenomen. Het Wajong deel is € 5,5 miljoen lager uitgevallen en het WIA deel is hoger uitgevallen, dit is slechts een administratief verschil.

Arbeidsmarktdienstverlening

Vanuit dit budget werden de kosten voor de personele inzet in de regionale mobiliteitsteams en de inzet van aanvullende dienstverlening gefinancierd. In 2024 was er een vrijval van circa € 12 miljoen van het budget vanwege lager uitgevallen uitvoeringskosten en lagere uitgaven uit het ontschot budget. Het landelijk ontschot budget is opgedeeld in 35 regionale budgetten. De uitputting van het ontschot budget verschilt per arbeidsmarktregio. Van de 35 regio's hebben 22 regio's 90% of meer van het budget benut. Het ontschot budget eindigt in 2024 en is niet begroot in 2025.

Uitvoeringskosten UWV

De onderuitputting komt doordat er minder uitvoeringstoetsen zijn uitgevoerd en opdrachten later zijn gestart. Deze vertraging heeft geen tot weinig impact gehad op het bereiken van de doelstellingen. De arbeidsmarktkrapte is geen oorzaak geweest van deze onderuitputting.

DUO

Er zijn minder leningen verstrekt door DUO dan geprognosticeerd. Een oorzaak kan zijn dat statushouders minder snel worden gehuisvest dan de taakstelling en/of verwachting is. De arbeidsmarktkrapte is geen oorzaak geweest van deze onderuitputting.

Apparaat

Dit betreft met name eigen personeel. De belangrijkste oorzaken voor de lagere realisatie betreffen: in de raming van de uitgaven was onvoldoende rekening gehouden met het effect van het IKB (individueel keuzebudget) en sociale lasten. Daarnaast is de omvang van de vergoedingen voor ziekte- en zwangerschap groter dan verwacht, wat per saldo leidt tot lagere uitgaven. Ten slotte zijn er vacatures minder goed ingevuld.

Opdrachten

Diverse kleine uitgaven zijn lager uitgevallen dan eerder verwacht. De arbeidsmarktkrapte is geen oorzaak geweest van deze onderuitputting.

Overige onderuitputting Subsidies

Diverse kleine uitgaven zijn lager uitgevallen dan eerder verwacht. De arbeidsmarktkrapte is geen oorzaak geweest van deze onderuitputting.

Ontvangsten Arbeidsmarkt

De algemene ontvangsten blijken € 8,8 miljoen te zijn in plaats van de begrote € 1,2 miljoen. Het verschil van € 7,6 miljoen wordt hoofdzakelijk verklaard door € 4,5 miljoen ontvangsten als gevolg van het goedkoper uitvallen van een opdracht aan het RIVM van 2023 voor de uitvoering van de Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB). De arbeidsmarktkrapte is geen oorzaak geweest van deze onderuitputting.

Ontvangsten Arbeidsmarktdienstverlening

Er zijn twee terugontvangsten op de arbeidsmarktdienstverlening (samen ongeveer € 8 miljoen). Dit betreft nacalculatie van de personele inzet en het ontschot budget van de arbeidsmarktdienstverlening ten opzichte van de begrotingsstand. De arbeidsmarktkrapte is geen oorzaak geweest van deze extra ontvangsten.

Ontvangsten Integratie en maatschappelijke samenhang

Het gaat hierbij om een vordering op COA voor de afrekening Voorinburgering 2023 van € 8 miljoen en de ontvangsten op de SPUK onderwijsroute voor € 4 miljoen. Verklaring hiervoor is dat sommige gemeenten minder statushouders hebben gehuisvest dan andere gemeenten. De gemeenten die minder statushouders hebben gehuisvest betalen een deel van hun voorschot terug aan het Rijk zodat het Rijk deze middelen kan herverdelen over andere gemeenten.

Overige meerontvangsten Ontvangsten

Diverse kleine ontvangsten vallen hoger uit dan verwacht.

Focusonderwerp: Prioriteren van beleid met aandacht voor de uitvoering en arbeidsmarkt

Arbeidsmarktkrapte kan tot vertraging in de beleidsuitvoering en soms ook tot onderuitputting van budgetten leiden. De gerapporteerde onderuitputting is echter voornamelijk toe te schrijven aan andere oorzaken dan arbeidsmarktkrapte.

Arbeidsmarktkrapte kan weliswaar de realisatie van bepaalde doelen belemmeren. In de beleidsontwikkeling wordt nadrukkelijk stilgestaan bij de uitvoerbaarheid van voorgenomen beleid, waarbij regeldruk en schaarste van arbeidskrachten een rol kunnen spelen.

Om de uitdagingen van krapte te adresseren, heeft het kabinet in december 2024 de brede arbeidsmarktagenda gepresenteerd (Kamerstukken II 2024/25, 29 544, nr. 1260). In deze agenda wordt ingezet op beleid langs vijf sporen:

  1. verhogen van de kwaliteit van werk;
  2. versterken van de economie;
  3. verhogen van de productiviteit;
  4. verhogen van de duurzame arbeidsparticipatie;
  5. verbeteren van de match op de arbeidsmarkt.

In 2024 is daarnaast de invoeringstoets ingevoerd naar aanleiding van het rapport ‘Ongekend Onrecht’. Dit nieuwe instrument toetst op een vroeg moment de uitwerking van nieuwe wetgeving in de praktijk. Er zijn diverse invoeringstoetsen van SZW naar de Tweede Kamer gestuurd, zoals de Vereenvoudiging Wajong, Betaald Ouderschapsverlof en Recht op kinderopvangtoeslag bij Wlz-indicatie. In deze invoeringstoetsen wordt onder andere gewezen op het belang van uitlegbaarheid en vereenvoudigingen van wet- en regelgeving.

In 2024 is het programma Werk aan Uitvoering herijkt om een nieuwe focus aan te brengen. Rijksbreed zet dit programma zich onder andere in voor de vereenvoudiging van beleid en wetgeving en om grip te krijgen op schaarste in de uitvoering.

5. Beleidsartikelen

5.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

A. Algemene doelstelling

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  1. gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);
  2. arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);
  3. arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);
  4. toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);
  5. de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);
  6. maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Ketenaansprakelijkheid voor loon;
  7. de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);
  8. de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;
  2. de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;
  3. het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;
  4. het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;
  5. het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;
  6. het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;
  7. het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;
  8. de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

Afschaffen LIV en LKV oudere werknemer

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen is op 24 april 2024 gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2024, 102). Met deze wet zijn een aantal wijzigingen geregeld:

  1. Het afschaffen van het lage-inkomensvoordeel (LIV) per 1 januari 2025.
  2. Het verlagen van het loonkostenvoordeel (LKV) oudere werknemer per 1 januari 2025 en het afschaffen van het LKV oudere werknemer per 1 januari 2026.
  3. Het verruimen van de voorwaarden van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer, waardoor meer werkgevers aanspraak kunnen maken op dit loonkostenvoordeel. Deze wijziging is per 1 januari 2025 in werking getreden.

Vertraging wetsvoorstel banenafspraak

Het wetsvoorstel banenafspraak is op 17 oktober 2023 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 449, nr. 2). In dat wetsvoorstel staan onder andere een aantal wijzigingen aangekondigd voor het LKV doelgroep banenafspraak. Doordat de parlementaire behandeling niet voor 1 juli 2024 is afgerond, is de beoogde datum van inwerkingtreding opgeschoven van 1 januari 2025 naar 1 januari 2026.

Invoering van het wettelijk minimumuurloon

Per 1 januari 2024 is de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: Wml) gewijzigd. Sindsdien is het verplicht om werknemers per uur minimaal het wettelijk minimumuurloon te betalen en geldt voor alle sectoren één uniform uurloon. Omdat bij het bepalen van de hoogte van het wettelijk minimumuurloon ten tijde van de invoering is uitgegaan van een voltijds dienstverband van 36 uur, heeft de invoering van het wettelijk minimumuurloon ook tot een loonsverhoging geleid voor werknemers in sectoren waar sprake is van een arbeidsduur van meer dan 36 uur per week.

Individuele scholing SLIM-regeling

De scholingssubsidie Stimulans Arbeidsmarktpositie (STAP) is per 1 januari 2024 afgeschaft en met een deel van het resterende budget wordt een individuele scholingsfaciliteit binnen SLIM vormgegeven. In afwijking van de oorspronkelijke planning is de scholingsfaciliteit in 2024 nog niet aan de SLIM-regeling toegevoegd. De subsidie sluit aan bij de scholing in Sectorale Ontwikkelpaden voor maatschappelijk cruciale sectoren. Voorwaardelijk voor de subsidie is onder meer dat de sectoren een Sectoraal Ontwikkelpad hebben vastgesteld. De totstandkoming van de Ontwikkelpaden heeft meer tijd gekost dan verwacht. Daardoor is de vaststelling van de Ontwikkelpaden én de opening van het eerste aanvraagtijdvak voor de scholingssubsidie, later dan gepland, namelijk begin 2025.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

Kleine werkgevers die de activiteiten van hun onderneming beëindigen vanwege pensionering of overlijden hebben, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. Oorspronkelijk zou dit ook gelden voor bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever. Zoals bij de begroting 2024 aangekondigd, is het onderdeel compensatie bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever niet in werking getreden. Reden hiervoor was dat na onderzoek is gebleken dat het niet mogelijk is tot een werkbaar sociaal-medisch kader te komen aan de hand waarvan ziekte van de werkgever kan worden beoordeeld.

Gezond en veilig werken

In 2024 is het kabinet aan de slag gegaan met de uitwerking van de opgaven in de Arbovisie 2040. Hierbij is gestart met vier thema’s: de introductie van financiële prikkels om preventie door werkgevers te verbeteren, het verbeteren van beschikbaarheid en kwaliteit van risico-inventarisaties en -evaluaties, onderzoek naar de mogelijkheden om Arboregelgeving makkelijker en duidelijker te maken, en onderzoek naar het borgen van ketenverantwoordelijkheid voor opdrachtgevers en betere bescherming van kwetsbare werkenden in de Arboregelgeving. Met de voortgangsbrief uitwerking Arbovisie 2040 van 18 juni 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 25 883, nr. 496) is de Tweede Kamer geïnformeerd over uitwerking van de thema’s van de Arbovisie.

Sinds januari 2023 is het Nationaal actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (NAP) in uitvoering. In 2024 was er onder meer een publiekcampagne gericht op het voeren van het gesprek over (on)gewenste omgangsvormen op de werkvloer. Zowel de eerste als tweede flight van de campagne hebben een groot effect gehad op het aantal gesprekken op de werkvloer over dit onderwerp. Daarnaast is SZW samen met de regeringscommissaris en de sociale partners gestart met het aanbieden van omstanderstrainingen. Verder is een sectorgerichte aanpak van grensoverschrijdend gedrag in de steigers gezet.

Het kabinet is begonnen met de implementatie van de aangepaste Asbest­richtlijn en heeft hierover op 23 september 2024 een brief gestuurd aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2024/25, 25 834, nr. 197). Voor de invulling van de vergunningplicht uit de Asbestrichtlijn blijkt een grondslag in de Arbeidsomstandighedenwet nodig.

Met de «Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten» (BMS) ondersteunt SZW werkgevers en werkenden bij de preventieve aanpak van burn-outklachten. Zo is in 2024 een ouderschapstoolbox ontwikkeld die werkende ouders gaat helpen om arbeid en zorgtaken te combineren. Vanaf september 2024 ondersteunt het project «Werkstress en burn-out in het MKB» mkb-bedrijven met diverse tools, aanpakken en een lerend netwerk van mkb-bedrijven en diverse partners.

Het kabinet heeft € 14,7 miljoen vrijgemaakt voor de aanpak van het tekort aan bedrijfsartsen en innovatie van de arbozorg in Nederland. In samenwerking met ZonMw is daarom in 2024 een vierjarig subsidieprogramma Innovatieve Arbozorg opgezet. Het programma bestaat uit drie lijnen, gericht op blijvende resultaten. Programmalijn 1 ziet op versterking en innovatie van de opleiding en het vergroten van het bestand van praktijkopleiders. In programmalijn 2 staat samenwerking tussen arbodeskundigen centraal. Programmalijn 3 gaat over het versterken van de kennisinfrastructuur. Er is veel belangstelling voor het programma. In verband met de subsidietaakstelling wordt voor de laatste lijn € 1 miljoen minder ter beschikking gesteld. De SER heeft in haar advies over de Arbovisie 2040 aangekondigd met een vervolgadvies over onder meer de inrichting en financiering van de bedrijfsgezondheidszorg te komen. Dit vervolgadvies is uitgesteld en wordt in het voorjaar van 2025 verwacht.1

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 14.053.826 10.544.115 2.152.533 1.259.891 2.262.892 1.439.039 823.853
Uitgaven 14.014.042 10.377.403 2.022.690 1.248.083 2.061.879 1.103.313 958.566
1.0 Arbeidsmarkt 14.014.042 10.377.403 2.022.690 1.248.083 2.061.879 1.103.313 958.566
Inkomensoverdrachten 742.715 537.852 517.612 686.869 610.964 661.049 ‒ 50.085
Lage-inkomensvoordeel 528.567 388.259 361.736 530.776 461.659 491.913 ‒ 30.254
Minimumjeugdloonvoordeel 63.325 19.688 18.859 14.748 16.423 21.915 ‒ 5.492
Loonkostenvoordelen 150.823 129.905 137.017 141.345 132.882 147.221 ‒ 14.339
Subsidies (regelingen) 13.251.188 9.812.736 1.479.162 527.866 1.413.490 383.119 1.030.371
Overige subsidies algemeen 2.921 2.566 2.613 4.067 6.580 8.395 ‒ 1.815
Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen 1.292 0 1.944 488 7.361 14.300 ‒ 6.939
Stimuleringregeling LLO in MKB 0 2.514 19.547 46.403 56.962 89.230 ‒ 32.268
Stimulans Arbeidsmarktpositie 0 0 183.700 108.767 250 700 ‒ 450
Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid 13.183.600 9.669.471 1.208.261 316.315 1.155.793 0 1.155.793
Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN 28.735 15.580 25 0 0 0 0
Nederland leert door 14.400 95.335 30.296 23.525 0 120 ‒ 120
Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA) 20.100 0 7 0 0 0 0
Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden 140 27.270 31.726 28.301 186.013 270.374 ‒ 84.361
Stimulans Arbeidsmarktpositie ontwikkeladvies 0 0 1.043 0 0 0 0
Subsidie meer uren werkt 0 0 0 0 531 0 531
Opdrachten 14.384 21.405 20.530 27.241 31.217 52.616 ‒ 21.399
Opdrachten 14.384 21.405 20.530 27.241 31.217 52.616 ‒ 21.399
Bekostiging 525 550 550 100 100 100 0
Bekostiging 525 550 550 100 100 100 0
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken 100 94 204 0 0 177 ‒ 177
Ministerie van VWS 100 94 204 0 0 56 ‒ 56
Ministerie van EZ en LVVN 0 0 0 0 0 121 ‒ 121
Bijdrage aan agentschappen 5.130 4.766 4.632 5.041 5.108 5.252 ‒ 144
Agentschap RIVM 5.078 4.713 4.570 4.969 5.027 5.065 ‒ 38
Agentschap CJIB 52 53 62 72 81 187 ‒ 106
Bijdrage aan medeoverheden 0 0 0 966 1.000 1.000 0
SPUK Brabants Migratie Informatiepunt 0 0 0 966 1.000 1.000 0
Ontvangsten 11.195 995.736 3.978.434 974.391 24.304 14.880 9.424
Art. Ontvangsten 11.195 995.736 3.978.434 974.391 24.304 14.880 9.424
1.0 Arbeidsmarkt 11.195 995.736 3.978.434 974.391 24.304 14.880 9.424
Ontvangsten 11.195 995.736 3.978.434 974.391 24.304 14.880 9.424
Algemeen 1.252 3.546 10.340 14.359 8.806 1.180 7.626
Boeten 9.943 9.023 18.032 17.399 15.498 13.700 1.798
Terug ontvangsten NOW 0 983.167 3.950.062 942.633 0 0 0
Art. Verplichtingen 1.014.824 724.102 365.538 489.120 594.388 434.055 160.333
Uitgaven 1.014.824 724.102 365.538 489.120 594.388 434.055 160.333
1.0 Arbeidsmarkt 1.014.824 724.102 365.538 489.120 594.388 434.055 160.333
Inkomensoverdrachten 1.014.824 724.102 365.538 489.120 594.388 434.055 160.333
Transitievergoeding na 2 jaar ziekte 1.014.824 717.885 358.301 481.026 584.770 398.472 186.298
Compensatieregeling Transitievergoeding MKB 0 6.217 7.237 8.094 9.618 7.843 1.775
Transitievergoeding na 2 jaar ziekte nominaal 0 0 0 0 0 27.205 ‒ 27.205
Compensatieregeling Transitievergoeding MKB nominaal 0 0 0 0 0 535 ‒ 535
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Lage-inkomensvoordeel (LIV)

Er is in 2024 (over 2023) in totaal € 461,7 uitgekeerd aan circa 115.000 werkgevers en circa 552.000 werknemers. Dit is € 30,3 miljoen minder dan waar rekening mee is gehouden bij de begrotingsopstelling. Dit komt doordat er minder banen onder het LIV vielen dan verwacht. Aangezien het LIV een tegemoetkoming is voor werkgevers die werknemers met een laag loon in dienst hebben, kan het zijn dat de verhoging van het WML in 2023 ertoe heeft geleid dat minder banen onder het LIV vielen dan verwacht. Daarnaast zijn de cao-lonen in 2023 opnieuw relatief hard gestegen. Dat betekent dat meer werknemers buiten het uurlooncriterium van het WML vallen, waardoor er voor die werknemers geen aanspraak gemaakt kan worden op het LIV. Deze ontwikkelingen zijn terug te zien in de realisatiecijfers van 2024, omdat de tegemoetkoming in jaar t+1 wordt uitgekeerd.

Minimumjeugdloonvoordeel

De uitgaven aan het minimumjeugdloonvoordeel zijn € 5,5 miljoen lager dan in de begroting was opgenomen. Dit komt doordat er minder banen onder het jeugd LIV vielen dan verwacht. Er is in 2024 (over 2023) in totaal € 16,4 miljoen uitgekeerd aan circa 60.000 werkgevers en circa 199.000 werknemers. Mogelijke verklaringen zijn dezelfde als die voor het lage-inkomensvoordeel.

Loonkostenvoordelen

Er is in 2024 (over 2023) in totaal € 132,9 miljoen uitgekeerd. Dit is € 14,3 miljoen minder dan begroot. Dit komt voornamelijk doordat er minder gebruik gemaakt is van de LKV ouderen dan op voorhand gedacht. Het zou kunnen dat werkgevers minder geneigd zijn LKV ouderen aan te vragen omdat het LKV ouderen op termijn gaat vervallen, of dat werkgevers in de veronderstelling zijn dat het reeds vervallen is. Onder het LKV vielen ruim 12.000 werkgevers onder het LKV ouderen, ruim 7.000 onder het LKV Arbeidsgehandicapten, circa 450 onder het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en circa 10.000 onder het LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Bij de LKV waren circa 77.000 werknemers betrokken.

Compensatieregeling transitievergoeding na 2 jaar ziekte

De uitgaven komen in 2024 circa € 186 miljoen hoger uit dan werd verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. Zowel de uitgaven met terugwerkende kracht als de reguliere uitgaven zijn in 2024 hoger uitgevallen. De hogere uitgaven zijn grotendeels het gevolg van een hoger aantal uitgekeerde compensaties. In 2024 waren er (exclusief de uitbetalingen met terugwerkende kracht) ongeveer 9.500 meer uitgekeerde compensaties dan verwacht ten tijde van de begroting. Ongeveer € 27 miljoen van het verschil tussen de realisatie en begroting wordt verklaard door loonontwikkeling.

Compensatieregeling transitievergoeding bij bedrijfsbeëindiging

De uitgaven aan de Compensatieregeling Transitievergoeding MKB zijn in 2024 circa € 1,8 miljoen hoger uitgekomen dan werd verwacht ten tijde van het opstellen van de begroting. Dit is met name het gevolg van een hoger aantal uitgekeerde compensaties. Er zijn 88 meer uitbetalingen geweest dan verwacht. Daarnaast verklaart de indexatie ongeveer € 0,5 miljoen van het verschil tussen de stand van de begroting en de realisatie.

Subsidies

Overige subsidies algemeen

De uitgaven onder algemene subsidies zijn € 1,8 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Gedurende 2024 is € 5 miljoen kasgeschoven naar 2025 voor Inclusiviteitstechnologie en € 0,7 miljoen kasgeschoven naar 2025 voor Diversiteit in Bedrijf. Voor de subsidie aan het Lexces onderzoeksprogramma is € 2,8 miljoen overgeboekt vanuit het opdrachtenbudget werkprogramma Lexces. Daarnaast heeft SZW bijdrages gedaan aan, en ontvangen van, andere departementen. In totaal is € 0,3 miljoen bijgedragen aan SZW voor Netspar, voor Fairwork en voor de aanpak stresspreventie MKB. SZW heeft € 0,3 miljoen overgeboekt naar VWS voor het programma Vitaal Bedrijf. Om een voorzien tekort in het subsidiebudget te dekken is € 0,6 miljoen overgeboekt uit het actieprogramma DI & LLO. Tot slot is er uit het opdrachtenbudget van artikel 1 in totaal € 0,8 miljoen overgeboekt voor het Steunpunt RI&E, het platform talent voor Technologie, de ouderschapsbox, het Huiswerk Expertisecentrum Flexwonen en Fairwork.

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (DI & LLO)

Bij het Actieprogramma DI & LLO is er circa € 6,9 miljoen minder gerealiseerd dan voorzien bij de begroting. De voornaamste verklaring daarvoor is dat de Expeditieregeling een nieuwe regeling is en werkt met een aantal voorschotbetalingen over verschillende jaren. Daardoor was het lastig in te schatten wat het kasritme van deze subsidieregeling zou zijn. De uitbetaling van € 5,3 miljoen voor het tweede aanvraagtijdvak van 2024 is verschoven naar 2026 en een uitbetaling van een voorschot van € 0,4 miljoen betreffende het tijdvak 2022 is deels verschoven naar 2025. Het overige verschil betreft onderuitputting bij opdrachtenbudget voor het programma.

Stimuleringsregeling LLO in MKB (SLIM)

De uitgaven voor de SLIM-regeling waren € 32,3 miljoen lager dan begroot bij de vastgestelde begroting. Dit komt hoofdzakelijk doordat de individuele scholingsfaciliteit binnen de SLIM nog niet van start kon gaan in 2024, wat leidde tot een vrijval van € 25 miljoen. Het overige verschil wordt verklaard door minder uitgaven aan de reguliere SLIM-regeling. De geschatte hoeveelheid betalingen vanwege vaststellingen en voorschotten bleek te hoog geweest. Dit komt doordat op voorhand het type aanvragen, de looptijd van projecten en de timing van vaststellingsverzoeken moeilijk te voorspellen zijn.

Stimulans Arbeidsmarktpositie (STAP)

Hoewel STAP per 2024 is afgeschaft, was er in 2024 nog budget beschikbaar voor de tijdelijke overbruggingsregeling EVC-procedures. Hiervoor zijn nog € 0,25 miljoen aan nabetalingen gedaan in 2024. € 0,1 miljoen is overgeboekt naar UVB voor de uitvoering. Daarnaast was er sprake van € 0,35 miljoen onderuitputting.

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW)

In 2024 liep het vaststellingsproces voor de verschillende NOW-tranches door. Indien bedrijven achteraf meer of minder recht blijken te hebben op subsidies dan leidt dit tot nabetalingen of terugontvangsten. De nabetalingen (en daarmee uitgaven) vallen voor alle tranches behalve NOW-1 hoger uit dan verwacht. Tegelijkertijd zijn voor NOW-1, NOW-2 en NOW-6 de terugontvangsten lager dan verwacht.  Per saldo vallen de uitgaven aan de NOW in 2024 uiteindelijk € 1,16 miljard hoger uit dan ten tijde van de begroting voorzien.

Nederland leert door

De evaluatie van het programma Nederland Leert door liep door tot 2024. Hiervoor is € 16.000,- overboekt naar het opdrachtenbudget. Daarnaast was er sprake van € 0,1 miljoen onderuitputting omdat de kosten van die evaluatie lager uitvielen dan voorzien.

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

Voor de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) is meerjarig in totaal € 1 miljard beschikbaar. In de SZW-begroting begin 2024 werden de uitgaven aan de MDIEU op circa € 270 miljoen begroot. Gedurende het jaar is de verwachting naar beneden bijgesteld. Hierdoor is € 80 miljoen doorgeschoven naar toekomstige jaren. Tevens is  er een bijboeking geweest van circa € 31 miljoen uit het voorgaande jaar. Hierdoor is het budget uitgekomen op circa € 220 miljoen. In 2024 is ongeveer € 186 miljoen gerealiseerd. Het laatste aanvraagtijdvak voor sectoren van 2024 is niet volledig uitgeput. Daarnaast heeft de beoordeling van nieuwe aanvragen en de aanvullende bevoorschotting van lopende projecten vertraging opgelopen. Deze betalingen worden in 2025 voortgezet.

Subsidie Meer Uren Werkt!

Voor het groeifondsproject Meer Uren Werkt! is in 2024 budget overgeheveld van EZ naar SZW. In 2024 zijn voorschotten uitbetaald voor de projectsubsidie aan de Universiteit Utrecht.

Opdrachten

Van het opdrachtenbudget van € 52,6 miljoen is € 31,2 miljoen gerealiseerd. De onderuitputting van € 21,4 miljoen heeft verscheidene oorzaken. Een kasschuif voor het programma bedrijfsartsen ‘zorg voor werkenden’ van € 8,5 miljoen, een interdepartementale overboeking aan VWS van € 2 miljoen voor Programma innovatieve arbozorg en een overboeking aan OCW van € 0,7 miljoen voor het nationaal actieplan seksuele intimidatie (NAP). Verder zijn de kosten voor de ondersteuning van de uitvoering van de tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB) € 3,5 miljoen lager uitgevallen. Daarnaast is er door vertraging en het niet van start gaan van opdrachten van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten € 1,9 miljoen minder uitgegeven. Tot slot is er ook bij andere projecten vertraging en zijn er opdrachten vervallen ten behoeve van voorlichting, onderzoek en communicatie.

Bekostiging

Het bedrag voor bekostiging betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

SZW doet bijdrages aan andere begrotingshoofdstukken. Omdat het hier een interdepartementale overboeking betreft zijn er geen uitgaven op de SZW-begroting.

Ministeries van EZ en LVVN

In totaal is circa € 0,1 miljoen bijgedragen aan EZ aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Ministerie van VWS

In totaal is circa € 0,1 miljoen bijgedragen aan VWS ten behoeve van de helpdesk REACH/CLP. Deze helpdesk levert informatie aan bedrijven over de Europese regelgeving rondom chemische stoffen.

Bijdrage aan agentschappen

Het Ministerie van SZW levert jaarlijks een bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De bijdrages zijn in 2024 respectievelijk € 0,04 miljoen en € 0,1 miljoen lager uitgevallen.

Bijdrage aan medeoverheden

Aan de provincie Noord-Brabant wordt een specifieke uitkering verstrekt ten behoeve van het Brabants Migratie Informatiepunt (BMIP).

Ontvangsten

Algemene ontvangsten

De algemene ontvangsten blijken € 8,8 miljoen te zijn in plaats van de begrote € 1,2 miljoen. Het verschil van € 7,6 miljoen wordt hoofdzakelijk verklaard door € 4,5 miljoen ontvangsten als gevolg van het goedkoper uitvallen van een opdracht aan het RIVM van 2023 voor de uitvoering van de Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB).

Boeteontvangsten

De boeteontvangsten van de Nederlandse Arbeidsinspectie waren met € 15,5 miljoen € 1,8 miljoen hoger dan geraamd (€ 13,7 miljoen). Er zijn meer boetes opgelegd dan verwacht.

De raming van de boeteontvangsten van de Nederlandse Arbeidsinspectie is met onzekerheid omgeven. De realisatie hangt onder meer af van het type en aantal bedrijven die worden bezocht en wat er wordt waargenomen bij deze inspecties. Overigens zijn de boeteontvangsten niet taakstellend voor de Nederlandse Arbeidsinspectie, waardoor niet wordt gestuurd op het realiseren van de geraamde boeteontvangsten. De Arbeidsinspectie stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Kerncijfers

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt was in 2024 stabiel. Gedurende het jaar varieerde het seizoensgecorrigeerde werkloosheidspercentage licht tussen 3,6% en 3,7%. Over het gehele jaar was het werkloosheidspercentage 3,7% tegenover 3,6% in 2023. Er is nog steeds sprake van een erg krappe arbeidsmarkt. Voor alle kwartalen gold dat het aantal vacatures hoger lag dan het aantal werkenden. Het eerste kwartaal waren er 110 vacatures per 100 werklozen, in het tweede kwartaal 108, het derde kwartaal 106 en het vierde kwartaal 108 vacatures per 100 werklozen.

Beroepsbevolking (x 1.000) 9.581 9.663 9.898 10.096 10.170
Niet-beroepsbevolking (x 1.000) 3.786 3.483 3.330 3.230 3.217
Werkzame beroepsbevolking (x 1.000) 9.116 9.255 9.548 9.737 9.798
Werkloze beroepsbevolking (x 1.000) 465 408 350 359 372
Werkloosheidspercentage 4,8 4,2 3,5 3,6 3,7
15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid) 10,6 9,3 7,6 8,2 8,7
25 tot 45 jaar 3,9 3,3 2,9 2,9 3,0
45 tot 75 jaar 3,4 3,0 2,5 2,2 2,1

De kerncijfers arbeidsmarkt laten een lichte toename van de werkzame beroepsbevolking zien. Dit is een minder sterke groei dan de afgelopen jaren. De werkzame beroepsbevolking is in 2024 met 61.000 mensen toegenomen. Over de hele periode 2020-2024 gaat dit om een toename van 682.000 personen. In diezelfde periode is de niet-beroepsbevolking met ruim 500.000 mensen afgenomen. Het aantal werklozen is met 13.000 het afgelopen jaar licht gestegen. Historisch gezien is de werkloosheid momenteel echter nog steeds op een laag niveau.

De ontwikkeling van het werkloosheidspercentage verschilt per leeftijdsgroep. De jeugdwerkloosheid (15- tot 25-jarigen) is gestegen, de werkloosheid van 25- tot 45-jarigen is licht gestegen en de werkloosheid van 45- tot 75-jarigen is iets gedaald. Het is gebruikelijk dat de werkloosheid onder jongeren harder toeneemt dan het algemene werkloosheidcijfer. Jongeren hebben vaker bijbanen en een flexibel contract. Daardoor reageert het werkloosheidcijfer van deze groep sterker op conjuncturele schommelingen.

Laag (x 1.000) 2022 850 753 248 1.851
2023 897 807 267 1.971
2024 908 804 259 1.972
Midden (x 1.000) 2022 2.030 1.066 568 3.665
2023 2.051 1.087 582 3.720
2024 2.066 1.042 580 3.688
Hoog (x 1.000) 2022 2.413 858 713 3.984
2023 2.447 830 730 4.007
2024 2.506 824 768 4.097
Totaal (x 1.000)1 2022 5.293 2.677 1.529 9.500
2023 5.395 2.724 1.579 9.698
2024 5.480 2.670 1.607 9.757
  1. Totaal is berekend als de som van laag, midden en hoog opleidingsniveau. De categorie onbekend is niet meegenomen in het totaal waardoor het totaal niet overeenkomt met de tabel op statline.

Het aantal werknemers met een vaste arbeidsrelatie is in 2024 licht gestegen, hetzelfde geldt voor het aantal zelfstandigen. Het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie is licht gedaald. Werknemers met een lager opleidingsniveau hebben vaker een flexibele arbeidsrelatie. Het percentage werknemers met een flexibele arbeidsrelatie daalde in 2024 sterker voor de groepen hoger- en middenopgeleiden dan voor de groep laagopgeleiden.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is na een piek in 2022 gedaald naar 5,2% in 2024, maar het verzuimpercentage is nog altijd hoog ten opzichte van 2020 en de jaren daarvoor. Het percentage werknemers met een beroepsziekte is in 2023 en 2024 hoger dan de jaren daarvoor, maar is in 2024 wel iets gedaald ten opzichte van een jaar eerder. In de periode 2020-2024 is het aandeel werknemers met een arbeidsongeval vrijwel stabiel en het aantal incidenten met gevaarlijke stoffen ligt tussen 0 tot 3 incidenten per jaar.

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1 1,2 1,3 1,3 1,3 1,2
Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2 1,1 0,9 3
Ziekteverzuim (%)4 4,7 4,9 5,6 5,3 5,2
Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen5 0 2 3 2 2
Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)6 3,2 3,3 3,9 3,6
Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2 1,8 1,9 3
  1. Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.
  2. Bron: CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.
  3. De resultaten van de tweejaarlijkse monitor komen niet tijdig om op te nemen in het jaarverslag. Resultaten worden na de zomer van 2025 verwacht.
  4. Bron: CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.
  5. Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, administratie.
  6. Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende kalenderjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

In 2024 is het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen (twv’s) ten opzichte van 2023 sterk toegenomen. De toename komt grotendeels voor rekening van de verleende twv’s voor asielzoekers en kennismigranten kort verblijf. Nadat door de uitspraak van de Raad van State op 29 november 2023 de beperking dat asielzoekers maximaal 24 weken in een periode van 52 weken mogen werken onverbindend is verklaard, is een forse stijging in de arbeidsparticipatie van asielzoekers merkbaar. In 2024 zijn 9.207 vergunningen verleend, ruim 7.000 meer dan in 2023.  De groei na de coronajaren in aantal verleende twv’s voor buitenlandse werkstudenten die bijkomende werkzaamheden verrichten, heeft zich ook dit jaar verder doorgezet (van 4.215 in 2020, naar 11.030 in 2023 en 12.509 in 2024). Een vergelijkbare ontwikkeling laat de toename in twv’s voor kennismigranten kort verblijf zien (van 771 in 2021, naar 2013 in 2023 en 2.532 in 2024). Daarnaast lijken de arbeidsmarkttekorten in verschillende sectoren ertoe te leiden dat werkgevers vaker buiten Nederland en Europa naar personeel zoeken. Het aantal afgegeven arbeidsmarktadviezen voor deze vergunningen (ruim 721) is bijna verdubbeld ten opzichte van coronajaar 2020 (381) en met bijna 50% toegenomen ten opzichte van 2023 (484).

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1 5.764 5.679 5.917 6.182 6.142
bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers 4.873 4.799 4.979 5.184 5.227
bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers 891 880 938 999 915
Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2 9,2 11,6 17,0 20,2 29,4
  1. Bron: SZW, administratie.
  2. Bron: UWV, kwantitatieve informatie. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

Voor een goed zicht op haar resultaten hanteert de Arbeidsinspectie kerncijfers. In het meerjarenplan (2023-2026) staan deze kerncijfers genoemd; ze geven inzicht in de directe resultaten van het inspectiewerk en brengen de bijdrage van de Arbeidsinspectie aan maatschappelijk effect in beeld. Het gaat om de volgende indicatoren en invulling daarvan:

  1. balans tussen reactieve en actieve inspecties voor gezond en veilig werk;
  2. deelname door de NLA aan meer dan 90% van de inspecties die samen met andere handhavende instanties worden uitgevoerd bij Seveso-bedrijven;
  3. een beheerst niveau van informatiegestuurd werken, een volwassenheidsniveau waarbij de organisatie de prestaties voortdurend en structureel meet en daarop actief bijstuurt;
  4. het verhogen van de interventiedekking eerlijk werk van 3,8% naar 5%.

De Arbeidsinspectie is selectief als inspecties vooral ingezet worden bij die bedrijven waar sprake is van risico’s en overtredingen. Effectiviteit wordt gemeten door na te gaan in welke mate inspecties ertoe leiden dat bedrijven risico’s en overtredingen oplossen. Voor zowel selectiviteit als voor effectiviteit is het handhavingspercentage bij inspecties de voornaamste indicator. Een hoog handhavingspercentage bij eerste inspecties betekent dat de Arbeidsinspectie daar vaak overtredingen aantreft en de juiste bedrijven selecteert. Als die geconstateerde overtredingen vervolgens bij een herinspectie zijn opgelost is het handhavingspercentage daar juist laag. Het is dan aannemelijk dat de Arbeidsinspectie daar effect heeft gehad.

Inspectie Control Framework
Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Seveso; %) 47:53 51:49 52:48 50:50 2:-2
Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Seveso-inspecties (%) 89 93 98 >90 01
Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)23 3 3
Interventiedekking Eerlijk werk (%)24 4,3 4,3 4,4
Effect
Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Seveso) 45 50 47 >50 3
Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Seveso) 24 23 17 <50 01
Handhavingspercentage Seveso5 42 32 38 <40 01
Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk 54 49 54 >50 01
Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk 29 46 38 <50 01
  1. Het verschil is aangegeven met 0, aangezien de realisatie binnen de raming valt.
  2. Voor deze kerncijfers kent de Arbeidsinspectie alleen doelen voor 2023 en 2026. Voor de tussenliggende jaren zijn geen doelen geformuleerd.
  3. Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol".
  4. Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Arbeidsinspectie toezicht houdt via de interventieclusters 1 (rechtstreekse beïnvloeding) en 2 (beïnvloeding via anderen).
  5. Bij het inspecteren van Seveso-bedrijven wordt geen onderscheid gemaakt tussen eerste inspecties en herinspecties. De Nederlandse Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

Toelichting Indicatoren en kerncijfers

Verhouding actief/reactief in gezond en veilig werk

De verhouding actief/reactief op het domein Gezond & Veilig komt in 2024 uit op 52:48. Deze realisatie ligt sinds medio 2023 in lijn met de norm 50:50. Dit betekent dat er sprake is van balans is tussen de capaciteitsinzet bij risicogestuurde interventies en interventies op basis van meldingen en verzoeken.

Deelname van de Arbeidsinspectie aan de gezamenlijke Seveso-inspecties

Bedrijven worden als Seveso-inrichting aangewezen op grond van de aanwezigheid van relatief grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. In 2024 heeft de Arbeidsinspectie in 98% van de gevallen deelgenomen aan de gezamenlijke Seveso-inspecties. Dit is een toename ten opzichte van 2023; toen was dit 93%. Hiermee is de gestelde norm van >90% voor 2024 behaald. Met deze verhoogde inzet van deelname van gezamenlijke Seveso-inspecties hebben de Arbeidsinspectie en de andere toezichthouders elkaars werk op dit domein versterkt.

Informatiegestuurd werken en interventiedekking

De Arbeidsinspectie heeft zich in haar meerjarenplan ten doel gesteld, binnen de wettelijke mogelijkheden, steeds beter en meer innovatief gebruik te maken van de beschikbare data binnen de eigen organisatie en bij ketenpartners en bedrijven. Het doel is om in 2026 op een beheerst niveau van informatiegestuurd werken te komen. In 2024 is voortgang geboekt. Er is een stappenplan gemaakt om data beter te kunnen benutten, en een speciaal team ‘datagovernance’ ingericht om meer waarde uit data te halen.

In het algoritmeregister heeft de Inspectie in 2024 één impactvol algoritme opgenomen. Dit betreft het IPA-risicomodel waarmee een risicoscore voor elke gemelde asbestsanering wordt bepaald, zodat saneringen met de hoogste risicoscores kunnen worden geselecteerd voor inspectie. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe technische mogelijkheden om de effectiviteit en efficiëntie van het inspectiewerk te versterken door bijvoorbeeld sneller en gemakkelijker de beschikbare data te kunnen benaderen en analyseren.

Het doel voor de interventiedekking eerlijk werk is om door te ontwikkelen van een bereik van 4,4% in 2024 naar uiteindelijk 5% van de werkgevers in de toezichtpopulatie.

Handhavingspercentages

In 2024 handhaafde de Arbeidsinspectie bij 47% van de eerste inspecties in het domein Gezond en Veilig, net iets onder de streefwaarde van 50%. In het domein Eerlijk lag het percentage bij eerste inspecties met 54% boven de norm van 50%. Voor herinspecties zijn de streefwaardes ruim gehaald. De handhavingspercentages daarbij waren in 2024 17% bij Gezond en Veilig werk en 38% bij eerlijk werk. Bij Seveso-bedrijven voert de Arbeidsinspectie geen herinspecties uit, maar blijft de Arbeidsinspectie periodiek inspecteren tot alle geconstateerde onvolkomenheden of overtredingen zijn opgeheven. Met een handhavingspercentage van 38% in 2024 is ook daar de streefwaarde (<40%) behaald.

5.2 Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

A. Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  2. de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;
  3. het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;
  4. het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
  5. het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;
  6. de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;
  7. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);
  8. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld, vanaf 2022 wordt het deelbudget voor loonkostensubsidies op basis van historische uitgaven over gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

C. Beleidsconclusies

Participatiewet in balans

Het kabinet heeft in 2024 het wetsvoorstel Participatiewet in balans naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2023/24, 36 582, nr. 3). Het wetsvoorstel bevat meer dan 20 maatregelen om de regels en ondersteuning van de Participatiewet beter te laten aansluiten op wat mensen nodig hebben (Spoor 1). Daarnaast werkt het kabinet verder aan een fundamentele herziening van de Participatiewet (Spoor 2). Hierbij staat vertrouwen, menselijke maat en eenvoud centraal. Een belangrijke in 2024 gerealiseerde eerste stap is de probleemanalyse, gebaseerd op signalen uit de praktijk en extern onafhankelijk onderzoek. Deze probleemanalyse is eind 2024 met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II 2024/25, 34 352, nr. 330). Gelijktijdig is in 2024 gestart met het faciliteren van gemeenten bij de beweging richting uitvoering vanuit vertrouwen, menselijke maat en eenvoud zodat inwoners zich gehoord, begrepen en geholpen voelen (Spoor 3).

Aanpak geldzorgen, armoede en schulden

Het kabinet bleef zich onverminderd inzetten om het aantal mensen met problematische schulden terug te dringen en heeft in 2024 aan een Nationaal Programma Armoede en Schulden gewerkt. In 2024 heeft het kabinet gereageerd op het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) problematische schulden (Kamerstukken II 2024/25, 24 515, nr. 770). In de reactie is aangekondigd dat het kabinet in zal zetten op een breed palet aan samenhangende maatregelen in lijn met de adviezen uit het IBO problematische schulden. Het kabinet maakt hier structureel € 75 miljoen voor vrij. Ook is in 2024 de contourenschets civiele invordering met de Kamer gedeeld, waarin denkrichtingen zijn opgenomen die kunnen bijdragen aan een beter functionerend invorderingsstelsel (Kamerstukken II 2023/24, 24 515, nr. 767).

In maart 2024 hebben Divosa, de NVVK, de VNG en het kabinet bestuurlijke afspraken over de basisdienstverlening schuldhulpverlening ondertekend. Hiermee committeren de partijen zich om hun leden te stimuleren om de basisdienstverlening in te voeren. Het doel van de basisdienstverlening is dat meer mensen met schulden eerder en nog betere schuldhulpverlening ontvangen en dat gemeenten in dat kader de dienstverlening gelijktrekken. Ook is het actieplan Basisdienstverlening Schulhulpverlening gepubliceerd. Dit plan kunnen gemeenten gebruiken om de basisdienstverlening in eigen gemeenten te implementeren.

In 2024 heeft de Nationale Ombudsman een rapport uitgebracht over vroegsignalering van betalingsachterstanden door gemeenten. Het kabinet ziet de urgentie en werkte in 2024 aan een verbeterplan vroegsignalering. In 2024 is gestart met het experiment voor betalingsachterstanden bij de eigen bijdrage Wmo en Wlz en is de consultatie gestart voor het experiment van betalingsachterstanden bij de Belastingdienst en Dienst Toeslagen.

Het kabinet heeft zich in 2024 ingezet voor de betaalbaarheid van de energierekening. De grootste maatregel van SZW was subsidieverstrekking ter hoogte van € 55,5 miljoen aan het Tijdelijk Noodfonds Energie. Dit Noodfonds is gerealiseerd door publiek-private samenwerking met een aantal energieleveranciers, hierdoor zijn zo’n 110.000 huishoudens geholpen bij het betalen van de energierekening.

Het kabinet heeft zich in 2024 ingezet voor het terugdringen van (kinder)armoede. Een nieuwe, onafhankelijke, armoededefinitie van CBS, SCP en Nibud heeft de groep mensen in armoede duidelijk zichtbaar gemaakt evenals de groep inwoners die zich net boven de armoedegrens bevinden. Volgens deze nieuwe definitie leefden er in 2023 540.000 mensen (3,1%) en 115.000 kinderen (3,6%) in armoede. Het kabinet heeft in 2024 geïnvesteerd in een koopkrachtpakket om huishoudens op en onder het sociaal minimum te ondersteunen, zoals de verhoging van de huurtoeslag en de verhoging van het kindgebonden budget. Naast de koopkrachtmaatregelen heeft het kabinet verschillende acties in gang gezet danwel gecontinueerd om de gevolgen van armoede te verzachten en mensen met geldzorgen eerder in beeld te krijgen. Het aandeel kinderen in armoede nam in 2024 met 0,2%-punt af tot 3,4%. SZW heeft in 2024 ook € 52,5 miljoen bijgedragen aan het programma schoolmaaltijden. Samen met OCW en VWS bestond de totale investering in 2024 uit € 166 miljoen. Gratis schoolmaaltijden helpen kinderen om beter mee te doen in de klas, en helpen ouders die moeite hebben om rond te komen. Het kabinet heeft verder ingezet op ondersteuning in de vorm van voedselhulp door subsidie aan het Nederlandse Rode Kruis. Ook heeft het kabinet middels subsidie aan Divosa de inzet op het eerder bereiken van gezinnen met geldzorgen mogelijk gemaakt, onder meer door via de geboortezorg, scholen en sleutelfiguren geldzorgen bij gezinnen in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren. Daarnaast heeft het kabinet de vijf landelijk werkende armoedefondsen ondersteund met subsidie voor het ondersteunen van kinderen met hulp in natura. Het kabinet zet daarnaast in op het terugdringen van het niet-gebruik van inkomensregelingen en voorzieningen.

Daarnaast heeft het kabinet in 2024 € 18,7 miljoen beschikbaar gesteld voor het openstellen van een tweede tijdvak van de subsidieregeling Financiële educatie voor het voortgezet onderwijs. Met deze subsidieregeling stimuleert het kabinet de financiële educatie om jongeren voor te bereiden op een financieel gezonde toekomst. 

Alleenverdieners

Het kabinet zet zich onverminderd in voor oplossingen van de alleenverdienersproblematiek. Een groep alleenverdienende huishoudens heeft door een samenloop van sociale zekerheid, toeslagen, en fiscaliteit een lager besteedbaar inkomen dan het bestaansminimum. Het kabinet vindt dit schrijnend en onwenselijk. Het afgelopen jaar is samengewerkt met de Belastingdienst, Dienst Toeslagen, het Inlichtingenbureau en de VNG, zodat gemeenten de betrokken huishoudens proactief konden benaderen voor ondersteuning met bijzondere bijstand. In 2024 is het wetsvoorstel aangenomen waarmee er voor 2025, 2026 en 2027 een tijdelijke regeling wordt ingevoerd, in afwachting van een oplossing via de inkomstenbelasting. Gemeenten zullen de betrokken huishoudens zoveel mogelijk ambtshalve een vaste tegemoetkoming kunnen geven.

Ondersteuning van kwetsbare jongeren naar werk

Op 10 december 2024 is het wetsvoorstel Van school naar duurzaam werk aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2024/25, 36 667, nr. 2). Met dit wetsvoorstel worden scholen en gemeenten beter in staat gesteld om jongeren met een (risico op een) structurele achterstand op de arbeidsmarkt te begeleiden bij de transitie van school naar werk en het behouden van werk bij (dreigende) werkloosheid. De beoogde inwerkingtreding van de nieuwe wet- en regelgeving is 1 januari 2026. Gemeenten en scholen kregen in 2024 middelen om de maatregelen uit de tijdelijke Aanpak Jeugdwerkloosheid, gestart in de coronatijd, voort te zetten tot inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid

Het kabinet continueert de interdepartementale inzet van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV). Het NPLV is een programma voor een langjarige inzet van het Rijk om samen met gemeenten en andere lokale partijen de leefbaarheid en veiligheid in 20 focusgebieden in 19 steden weer op orde te krijgen en de bewoners perspectief te bieden. Onderdeel van het NPLV is de specifieke uitkering Kansrijke Wijk. Voor deze specifieke uitkering zijn voor de periode 2023-2025 middelen beschikbaar gesteld voor twee hoofdthema’s: € 20 miljoen voor preventie van armoede en schulden en € 22,5 miljoen voor re-integratie. Het kabinet heeft in 2024 tevens besloten om de SPUK Kansrijke Wijk te continueren in de periode 2026-2028 met de middelen die hiervoor gereserveerd zijn.

Alle gebieden zijn in 2024 gestart met de uitvoering van hun plannen. Gebieden gebruiken de middelen voor inzet op deze thema’s via projecten en interventies. Soms betreft het nieuwe projecten, maar ook continuering op reeds ontwikkelde interventies. Vanuit re-integratie wordt voornamelijk ingezet op lokale re-integratiedienstverlening, het matchen van laagdrempelige banen in de buurt met werkzoekende inwoners en de professionalisering van dienstverlening. Voor preventie van armoede wordt onder meer ingezet op inzet en versterken van het informele circuit door bijvoorbeeld ervaringsdeskundige en sleutelfiguren. Het afgelopen jaar zijn er ook leerkringen georganiseerd rondom deze thema’s.

Infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven en Beschut werk

Het kabinet zet in op verdere verbetering en vereenvoudiging van beschut werk. Zo zijn met de VNG bestuurlijke afspraken gemaakt om de achterstanden op beschut werk in te lopen en is het budget voor beschut werk per 2024 met € 2.157 per plek verhoogd. Dit komt neer op een structurele investering van circa € 65 miljoen per jaar. Daarnaast wordt gewerkt aan een verdere verbetering en vereenvoudiging van beschut werk. Naast een specifiek onderzoek naar het versimpelen van het beoordelingsproces, hebben in 2024 diverse sessies plaatsgevonden met professionals van gemeenten, UWV, sociaal ontwikkelbedrijven en VSO-PRO-scholen om hun ervaringen en ideeën op te halen. Op basis van het onderzoek en de opgehaalde input wordt een verbeteragenda opgesteld met concrete opties om beschut werk te verbeteren.

Daarnaast heeft het kabinet in 2024 diverse maatregelen aangekondigd om de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven te versterken. Vanaf 2025 komt er een impulsbudget beschikbaar dat start met een budget van € 35 miljoen en afloopt naar € 19,8 miljoen in 2034. Ook komt er een structurele basisfinanciering voor de bedrijfskosten van sociaal ontwikkelbedrijven. Deze basisfinanciering bedraagt € 19,8 miljoen in 2025 en loopt op naar € 35,9 miljoen in de structurele situatie vanaf 2035. Verder is een ondersteuningsprogramma voorbereid dat in 2025 van start gaat. Dit programma bestaat uit handreikingen, een ondersteuningsteam en een lerend netwerk.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2023 was om 105.000 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting. In 2023 is de landelijke doelstelling van 105.000 extra banen (sector en markt samen) met 85.665 banen niet gehaald. Voor het eerst sinds de invoering van de banenafspraak hebben ook de marktwerkgevers de doelstelling in 2023 niet gehaald.

De Staatssecretaris Participatie en Integratie heeft de Tweede Kamer op 16 juli 2024 geïnformeerd over het versterken van de banenafspraak en de resultaten banenafspraak 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 34 352, nr. 320). In juli 2025 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de realisatiecijfers van 2024. In mei 2024 heeft de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen de Nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Vereenvoudigde banenafspraak toegestuurd aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 449, nr. 6). Tegelijk met de beantwoording van de schriftelijke inbreng is ook een Nota van Wijziging ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 449, nr. 7), dat voorstelt om twee specifieke doelgroepen toe te voegen aan de doelgroep banenafspraak: mensen met een Wajong-uitkering die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben en werken bij een reguliere werkgever, en mensen met een IVA-uitkering die op basis van een experiment werken met loondispensatie. De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden in februari 2025. Daarnaast is in 2024 samen met sociale partners, UWV en gemeenten en vertegenwoordigers van de doelgroep gewerkt aan een toekomstvisie op de banenafspraak. In het voorjaar van 2025 zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de voorlopige uitkomsten daarvan.

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 53.799 60.966 71.113 74.031 90.000
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 12.298 11.842 10.004 11.634 25.000
  1. Berekening SZW op basis van metingen UWV.
  2. Realisatiecijfers komen in juni 2025 beschikbaar en worden opgenomen in de begroting van 2026.
  3. Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Kamerstukken II, 2013/14, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

Verhoging Onderstand BES

Het kabinet heeft, in overeenstemming met het advies van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland, als tijdelijk uitgangspunt genomen dat de onderstand, voor een alleenstaande die zelfstandig woont, stijgt tot 85% van het WML per 1 januari 2024. Naast de verhoging op 1 januari heeft er een tweede beleidsmatige verhoging van de onderstand plaatsgevonden op 1 juli 2024. In totaal is de onderstand voor een alleenstaande die zelfstandig woont in 2024 beleidsmatig verhoogd met respectievelijk 41,6%, 35,8% en 25,1% op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het basisbedrag is alleen geïndexeerd voor de inflatie. Rekening houdend met het basisbedrag is de hoogte van de AOV-toeslag afgestemd op de hoogte van het wettelijk ouderdomspensioen per eiland. De andere toeslagen in de onderstand, te weten de toeslag voor zelfstandig wonen, de toeslag voor een gezamenlijke huishouding, de kindertoeslagen en de toeslag bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid zijn beleidsmatig verhoogd boven op de inflatiecorrectie.

Op grond van de Beleidsregels toepassing Besluit onderstand BES geldt voor de aanspraak op bijzondere onderstand een inkomensgrens die samenvalt met 120% van het aan een 40-urige werkweek gerelateerde wettelijk minimumloon. In samenhang met de beleidsmatige ontwikkeling van het wettelijk minimumloon in 2024 is deze inkomensgrens in twee stappen (1 januari en 1 juli 2024) opgetrokken naar USD 2.100.

Energietoeslag Caribisch Nederland

De in 2022 in het leven geroepen energietoeslag van USD 1.300 per huishouden liep ook in 2024 nog door. Deze toeslag is bedoeld voor huishoudens in Caribisch Nederland met een laag inkomen.

Werken met een beperking en arbeidsbemiddeling Caribisch Nederland

Ter ondersteuning van het beleid van de openbare lichamen op het terrein van werken met een arbeidsbeperking en arbeidsbemiddeling is in 2024 voor Bonaire € 1,4 miljoen, Sint Eustatius € 0,7 miljoen en Saba € 0,6 miljoen overgemaakt per bijzondere uitkering.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 10.474.111 8.469.221 7.183.029 7.718.054 8.820.771 8.123.192 697.579
Uitgaven 10.478.338 8.458.560 7.184.756 7.663.162 8.497.306 8.123.620 373.686
2.0 Bijstand, Participatiewet en toeslagenwet 10.478.338 8.458.560 7.184.756 7.663.162 8.497.306 8.123.620 373.686
Inkomensoverdrachten 10.404.216 8.390.683 7.107.092 7.531.299 8.296.380 7.895.263 401.117
Macrobudget participatiewetuitkering en intertemporele tegemoetkoming 6.378.336 6.436.262 6.021.600 6.659.300 7.340.912 6.975.967 364.945
Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004) 3.210.858 1.136.165 292.350 20.054 9.855 7.047 2.808
Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) 332.007 352.009 366.816 407.196 455.079 437.190 17.889
Toeslagenwet (TW) 478.000 461.000 413.000 436.400 479.900 458.266 21.634
Bijstand overig 1.000 900 902 979 819 803 16
Onderstand (Caribisch Nederland) 4.015 4.347 12.424 7.370 9.815 15.990 ‒ 6.175
Subsidies (regelingen) 48.881 42.616 47.789 95.887 127.591 87.411 40.180
Europees fonds meestbehoeftigen 104 98 62 0 0 0 0
Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) 2.800 2.800 2.800 3.360 2.800 2.800 0
Sectorplannen 1.131 0 0 0 0 0 0
NIBUD 375 275 318 366 484 379 105
Overige subsidies algemeen 25.726 22.622 27.390 36.059 38.196 8.642 29.554
Cofinanciering dienstverlening 6.212 0 0 0 0 0 0
Armoede en schulden 2.507 1.044 438 80 0 0 0
Alle kinderen doen mee 9.842 9.694 10.774 17.643 13.736 10.590 3.146
Regionale kansen kinderen 184 83 7 0 0 0 0
Waarborgfonds sanering 0 6.000 6.000 2.100 3.048 0 3.048
Energiefonds 0 0 0 29.545 55.470 60.000 ‒ 4.530
Geldzorgen Armoede en Schulden (Gas) 0 0 0 6.734 13.857 0 13.857
Stapsgewijze arbeidstoeleiding praktijkleren mbo 0 0 0 0 0 5.000 ‒ 5.000
Opdrachten 13.628 12.827 18.957 22.229 19.549 58.277 ‒ 38.728
Opdrachten algemeen 13.628 12.827 18.957 22.229 19.549 58.277 ‒ 38.728
Bekostiging 1.435 1.155 0 82 0 1.297 ‒ 1.297
Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (ZonMw) 1.435 1.155 0 82 0 1.297 ‒ 1.297
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 170 172 0 182 0 193 ‒ 193
Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (ZonMw) 170 172 0 182 0 193 ‒ 193
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken 0 0 809 447 1.078 1.800 ‒ 722
Financiën 0 0 809 447 1.078 1.800 ‒ 722
Bijdrage aan sociale fondsen 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 0
Pensioenfonds Wsw 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 0
Bijdrage aan agentschappen 0 0 101 2.074 39.164 69.370 ‒ 30.206
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 0 0 101 74 78 370 ‒ 292
DUO 0 0 0 2.000 39.086 69.000 ‒ 29.914
Bijdrage aan medeoverheden 0 1.100 0 944 3.544 0 3.544
SPUK Preventie ondermijning 0 1.100 0 0 0 0 0
Bijzondere uitkeringen 0 0 0 0 2.636 0 2.636
SPUK Grensinformatiepunten 0 0 0 944 908 0 908
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 8 7 8 18 0 9 ‒ 9
Contributie Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) 8 7 8 18 0 9 ‒ 9
Ontvangsten 25.190 958.115 266.633 109.361 85.215 61.823 23.392
Art. Ontvangsten 25.190 958.115 266.633 109.361 85.215 61.823 23.392
2.0 Bijstand, Participatiewet en toeslagenwet 25.190 958.115 266.633 109.361 85.215 61.823 23.392
Ontvangsten 25.190 958.115 266.633 109.361 85.215 61.823 23.392
Algemeen 25.190 28.422 49.799 45.261 27.061 17.223 9.838
Tozo retour kapitaal verstrekkingen 0 929.693 216.834 64.100 58.154 44.600 13.554

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Macrobudget participatiewetuitkeringen

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming1 6.378.336 6.436.262 6.021.600 6.659.300 7.340.912 6.975.967 364.945
Macrobudget participatiewetuitkeringen2 6.378.336 6.436.262 6.021.600 6.659.300 7.340.912 6.975.967 364.945
Algemene bijstand3 5.968.729 5.930.527 5.348.767 5.921.390 6.551.132 6.159.445 391.687
Loonkostensubsidie 319.391 415.339 515.149 507.079 8.070
IOAW 328.387 295.515 261.529 240.685 211.657 209.897 1.760
IOAZ 30.719 29.148 27.798 29.716 31.178 31.089 89
Bbz (levensonderhoud) 47.125 130.157 64.116 50.937 31.047 50.941 ‒ 19.894
Correctie verdeelmodel 3.376 50.915 1.232
Overig 749 17.516 ‒ 16.767
  1. Door afrondingsverschillen kan het totaal afwijken van de som der delen.
  2. Toelichting definitief macrobudget 2024; berekening SZW.
  3. Tot en met 2021 loopt loonkostensubsidie mee in het deelbudget voor algemene bijstand.

Algemene bijstand

De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies, waaronder de middelen voor bijstandsuitkeringen aan startende ondernemers. Dit budget wordt samen met de middelen voor IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud onder de gemeenten verdeeld.

Budgettaire ontwikkelingen

Het macrobudget participatiewetuitkeringen valt in 2024 € 364,9 miljoen hoger uit dan begroot. Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand. De toelichting voor de loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud volgt verderop in het artikel. In 2024 is het definitieve budget aan gemeenten voor algemene bijstand € 391,7 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De stijging is met name het gevolg van een opwaartse loon- en prijsbijstelling (€ 419,8 miljoen). Ook is het macrobudget opwaarts bijgesteld naar aanleiding van het besparingsverlies dat optreedt door de banenafspraak (€ 30,1 miljoen). Daarnaast is het macrobudget naar beneden bijgesteld door een lagere verwachte werkloosheid (- € 37,7 miljoen) en als gevolg van de verwerking van de realisaties 2023 (- € 20,5 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume bijstandsgerechtigde huishoudens op grond van de Participatiewet is als gevolg van de verslechterde conjunctuur gestegen ten opzichte van het volume in 2023.

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 362 359 341 338 342 359 ‒ 17
  1. Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2024 zijn geraamd.

Tabel 22 bevat informatie over re-integratie en participatie-inspanningen van gemeenten op grond van de Participatiewet. De voorzieningen die gemeenten aanbieden variëren van sociale activering en vrijwilligerswerk tot training, opleiding en proefplaatsingen op weg naar werk en begeleiding en jobcoaching eenmaal aan het werk. Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 hebben gemeenten beschikking gekregen over het instrument structurele loonkostensubsidie en zijn zij verantwoordelijk voor het naar behoefte creëren van beschut werk. Vanaf 2015 is geen nieuwe instroom meer mogelijk in de Wet Sociale Werkvoorvoorziening (Wsw). De tabel bevat tevens informatie over het werknemersbestand van de Wsw.

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 223 225 217 225 2432
Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 171 173 162 168 1762
Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)3 32 41 37 32 134
Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 48 55 57 58 642
Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)5 72 68 63 60 58
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5 37 36 36 36 35
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen5 6,8 6,9 7,3 7,5 7,7
  1. Bron: CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.
  2. Betreft de stand ultimo Q3 2024.
  3. Bron: CBS, Uitstroom na re-integratie.
  4. Betreft de stand medio 2024.
  5. Bron: Panteia, WSW-rapportage.

Tabel 23 bevat informatie over mensen met een arbeidsbeperking die werken onder de Banenafspraak, op een interne plaatsing onder de Wsw of op een beschut werkplek onder de Participatiewet. Dit zijn veelal mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, maar niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn. Het totaal aantal werkenden met een arbeidsbeperking nam toe tussen 2020 en 2024. Zoals verwacht is het aantal mensen dat werkt via de Banenafspraak en op een beschut werkplek toegenomen en het aantal mensen dat werkt via de Wsw afgenomen.

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo) 165 173 178 182 184
waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)2 119 128 134 139 141
waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)3 41 38 36 34 33
waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)4 5,2 6,8 8,0 9,4 10
  1. Betreft de stand medio 2024. De realisatiecijfers van geheel 2024 worden opgenomen in de begroting 2026.
  2. Bron: UWV, Factsheet banenafspraak.
  3. Bron: Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek. Onder «interne plaatsing» valt ook 'werken op locatie', waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf.
  4. Bron: UWV, Rapportage beschut werk.

Loonkostensubsidie (LKS)

Het instrument LKS voorziet werkgevers van een compensatie voor de lagere loonwaarde van een werknemer op basis van de Participatiewet. Vanaf 2022 worden gemeenten voor het lopende jaar gefinancierd op basis van de gerealiseerde uitgaven aan loonkostensubsidies van het vorige jaar.

Budgettaire ontwikkelingen

De LKS-uitgaven in 2024 bedragen € 515,1 miljoen, dat is € 8,1 miljoen meer dan begroot. De opwaartse bijstelling is de som van de loon- en prijsbijstelling (€ 33,2 miljoen), de verwerking van de volumerealisaties (- € 17,7 miljoen) en de bijstelling aan de hand van de gerealiseerde prijs in 2023 (- € 7,4 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume loonkostensubsidie (x 1.000 personen, jaargemiddelde) 23 26 31 36 38 45 ‒ 7
  1. Betreft het halfjaargemiddelde voor Q1 en Q2 2024. Het jaargemiddelde voor heel 2024 wordt opgenomen in de begroting 2026.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de IOAW en IOAZ vallen samen € 1,8 miljoen hoger uit dan begroot. De IOAW en IOAZ worden naar beneden bijgesteld door de verwerking van de volumerealisaties van 2023. In 2023 kregen namelijk minder mensen een IOAW- of IOAZ-uitkering dan verwacht. Hierdoor verwachten we dat in 2024 ook minder mensen een IOAW- of IOAZ-uitkering hebben gekregen. Daarnaast worden de IOAW en IOAZ naar beneden bijgesteld door de verwerking van de uitgavenrealisaties van 2023. In 2023 waren de IOAW- en IOAZ-uitkeringen gemiddeld lager dan verwacht (bijvoorbeeld door meer kostendelers). Daarom verwachten we dat de gemiddelde IOAW- of IOAZ-uitkering in 2024 ook lager was.

Deze effecten leiden per saldo tot € 1,8 miljoen meer uitgaven aan de IOAW in 2024. Dit bestaat uit de verwerking van de volumerealisaties 2023 (- € 1,8 miljoen), de verwerking van de uitgavenrealisaties 2023 (- € 2,6 miljoen), de loon- en prijsbijstelling (€ 13,3 miljoen) en bijstellingen van de doorstroom vanuit de WW naar de IOAW (- € 7,1 miljoen).

Aan de IOAZ is in 2024 per saldo € 0,1 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Dit komt door de verwerking van de volumerealisaties 2023 (- € 1,7 miljoen), de verwerking van de uitgavenrealisaties 2023 (- € 0,2 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 2,0 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 21 19 16 14 12 12 0
Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 1,8 1,6 1,5 1,5 1,5 1,7 ‒ 0,2
  1. Betreft voorlopige CBS-cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2024 zijn geraamd.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.

Budgettaire ontwikkelingen

Het Bbz levensonderhoud is in 2024 neerwaarts bijgesteld met € 19,9 miljoen. De neerwaartse bijstelling is de som van de verwerking van de volumerealisaties (- € 16,2 miljoen), de bijstelling aan de hand van de gerealiseerde prijs in 2023 (- € 5,7 miljoen) en de loon- en prijsbijstelling (€ 2,0 miljoen). Na afloop van de Tozo was het gebruik van de Bbz tijdelijk gestegen, sindsdien is het verwachte Bbz-gebruik gedaald.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) 2,5 3,8 6,2 1,9 1,8 2,8 ‒ 1

Handhaving

De kerncijfers handhaving Participatiewet laten zien dat de gepercipieerde kans op detectie iets afneemt, maar dat de kennis van verplichtingen hoog blijft. Op basis van de voorlopige cijfers van 2024 lijkt het erop dat het aantal vorderingen, de hoogte van het totale benadelingsbedrag en het aantal opgelegde boetes afneemt (in vergelijking met de stand ultimo derde kwartaal 2023). Een mogelijke verklaring is dat gemeenten meer inzetten op preventie waardoor overtredingen minder vaak voorkomen.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 661 572 692 732 672
Kennis van de verplichtingen (%) 801 872 892 902 902
Opsporing3 Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 25 26 20 14 8,75
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 59 59 47 34 225
Sanctionering3 Aantal boetes (x 1.000) 9,2 7,2 5,8 4,3 2,75
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 5,6 4,3 3,7 2,9 1,75
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022 2023 2024
Terugvordering6 Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) 40 35 31 24 147
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis».
  2. Bron: I&O Reseach «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  4. Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager.
  5. Betreft de stand ultimo 3e kwartaal 2024. De handhavingscijfers over het 4e kwartaal 2024 met betrekking tot opsporing en sanctionering zijn nog niet beschikbaar.
  6. Bron: CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.
  7. Betreft voorlopige cijfers.

Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2024 is € 6,6 miljoen aan gemeenten vergoed voor de uitvoering van het Bbz in 2022. Gemeenten hebben hiermee kapitaalverstrekkingen verstrekt.

Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandig ondernemers (Tozo)

Gemeenten hebben in 2020 en 2021 uitvoering gegeven aan een extra tijdelijke voorziening voor zelfstandigen, de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo). Ondernemers van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum is geraakt, hebben een beroep kunnen doen op ondersteuning voor levensonderhoud in de vorm van aanvullende bijstand. Daarnaast was het mogelijk voor zelfstandigen met een liquiditeitsprobleem om een lening voor bedrijfskapitaal aan te vragen. De Tozo betrof een tijdelijke regeling; per 1 oktober 2021 zijn uitkeringen ten behoeve van levensonderhoud afgelopen en is het niet langer mogelijk een aanvraag voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal op grond van de Tozo in te dienen.

Budgettaire ontwikkelingen

Op basis van de definitieve verantwoording van gemeenten over 2022, heeft in 2024 de definitieve vaststelling van de vergoeding over 2022 plaatsgevonden. Dat heeft geleid tot € 1,2 miljoen aan nabetalingen. In 2024 hebben daarnaast de verrekeningen als gevolg van het Beeld van de Uitvoering 2023 plaatsgevonden. Dat heeft geleid tot € 0,1 miljoen aan nabetalingen. De vaststelling heeft ook tot terugvorderingen geleid, die worden onder de ontvangsten toegelicht. Daarnaast heeft in 2024 als gevolg van een rechterlijke uitspraak een nabetaling van in totaal € 2 miljoen plaatsgevonden aan de gemeenten Almere, Lelystad en Dronten.

Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)

Ouderen met geen of een onvolledig opgebouwd AOW-pensioen, of ouderen met een volledig opgebouwd AOW-pensioen en een partner jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen recht hebben op algemene bijstand (in de vorm van AIO). Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de AIO kwamen in 2024 circa € 17,9 miljoen hoger uit dan verwacht bij de begroting. Dit wordt voornamelijk verklaard door een opwaartse loon- en prijsbijstelling. Daarnaast was de gemiddelde uitkering per AIO-huishouden hoger dan eerder verwacht. De uitstroom van het aantal AIO-huishoudens was ook hoger dan verwacht. Dit komt onder andere door de eenmalig extra uitstroom veroorzaakt door de wetswijziging "Afschaffing korting Schuldig Nalatig".

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde) 49 51 52 52 53 55 ‒ 2
  1. Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2024 zijn geraamd.

Handhaving

In 2024 heeft de SVB ongeveer evenveel onderzoeken kunnen uitvoeren als in 2023 (het aantal onderzoeken lag de jaren daarvoor lager in verband met corona). Daarbij legt de SVB de nadruk op preventie en het voorkomen van fouten. Het hoge percentage kennis van de verplichtingen is daar een uiting van. De incassoratio loopt op naarmate het ontstaansjaar verder terug ligt, omdat dan over een langere periode geïncasseerd is: van 13% voor in 2024 ontstane vorderingen tot 76% bij vorderingen uit ontstaansjaar 2021.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 1 562 652 6423 642
Kennis van de verplichtingen (%) 1 952 942 932 922
Opsporing4 Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000) 0,5 0,5 0,6 0,7 0,9
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 0,4 0,4 0,5 0,7 0,6
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 1,3 1,1 1,3 1,8 1,7
Sanctionering4 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,3 0,3 0,4 0,5 0,6
Aantal boetes (x 1.000) 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022 2023 2024
Terugvordering4 Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) 52 76 40 23 13
  1. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Dit cijfer is aangepast ten opzichte van het jaarverslag 2023 in verband met een foutieve tekst in de rapportage van 2023.
  4. Bron: SVB, administratie.
  5. Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de TW komen ongeveer € 21,6 miljoen hoger uit dan begroot. Dat wordt voornamelijk veroorzaakt door de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 30,7 miljoen). Het resterende verschil wordt grotendeels verklaard door een lager aantal TW-aanvullingen dan verwacht bij het opstellen van de begroting van 2024. Met name voor de WIA was het beroep op een TW-aanvulling minder dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren) 114 109 99 92 98 104 ‒ 6
Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1) 3.388 3.425 3.412 3.908 4.113 4.411 ‒ 298

Handhaving

Sinds 2021 vindt er een automatisch koppeling plaats via de Polisadministratie van het sociale verzekeringsinkomen van de partner. Hierdoor ontstaan er minder meldingen van het niet voldoen aan deze inlichtingenplicht.

Opsporing1 Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000) 2,1 1,5 1,1 1,1 0,5
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2 1,5 1 0,8 0,6 0,3
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) 5,9 4,2 3,5 3,5 1,5
Sanctionering1 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,4 0,3 0,2 0,2 0,1
Aantal boetes (x 1.000) 0,9 0,6 0,5 0,3 0,2
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,7 0,6 0,4 0,2 0,1
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022 2023 2024
Terugvordering1 Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) 51 43 34 21 18
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijstand overig

Onder de post Bijstand overig worden uitgaven aan de bijstand buitenland verantwoord.

Beleidsrelevante kerncijfers

Instroom in de bijstand buitenland is niet meer mogelijk. Naarmate de regeling langer bestaat zal de laatste rechthebbende uit de bijstand buitenland stromen.

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo) 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0

Onderstand Caribisch Nederland

De Rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan Onderstand Caribisch Nederland waren in 2024 € 6,2 miljoen lager dan begroot. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een overboeking naar BZK voor de energietoelage op de BES eilanden (- € 4,5 miljoen) en lager dan verwachte uitkeringslasten voor de onderstand (- € 0,9 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo) 0,7 0,8 0,8 0,9 1,2 0,8 0,4

Subsidies

De realisatie op het budget Overige subsidies algemeen is € 38,2 miljoen. Het budget Overige subsidies algemeen wordt voorzien door overboekingen uit de opdrachtbudgetten binnen het artikel of vanuit andere artikelen binnen de SZW-begroting als er in de loop van een uitvoerings­jaar nieuwe toekenningen plaatsvinden in de financiering van de opdrachtbudgetten. Dit verklaart dat er € 29,6 miljoen meer is uitgegeven dan begroot. Voorbeelden van nieuwe toekenningen uit 2024 zijn de subsidies aan sectorale ontwikkelpaden, Alliantie Vrijwillige Schuldhulp, Nederlandse Schuldhulproute, Nederlandse Rode Kruis, VNG en de NVVK. Ook is er circa € 4,3 miljoen aan doorgeschoven betalingen uit 2023 gerealiseerd in 2024.

De subsidie aan de SAM& partijen is in 2024 met € 3,1 miljoen opgehoogd vanuit het opdrachtenbudget om een extra impuls te geven aan het bestrijden van de gevolgen van kinderarmoede.

Het budget voor het Waarborgfonds Saneringskredieten wordt jaarlijks doorverdeeld naar artikel 2 vanaf de reservering op artikel 99. Vanaf artikel 2 wordt de subsidie toegekend aan de stichting. Dit jaar is er € 3,0 miljoen aan subsidie bevoorschot aan de stichting.

De onderuitputting op het noodfonds is ontstaan omdat er onvoldoende private cofinanciering is gevonden om het gehele bedrag beschikbaar te kunnen stellen vanuit het Rijk. Private partijen hebben in 2024 € 27,7 miljoen beschikbaar gesteld. Het uitgangspunt was 1/3 private cofinanciering en 2/3 bijdrage vanuit het Rijk. Daarom kon het Rijk maximaal € 55,5 miljoen beschikbaar stellen. Aangezien er een reservering was getroffen van € 60,0 miljoen in de begroting 2024 is er € 4,5 miljoen vrijval ontstaan.

Vanuit het subartikelonderdeel Geldzorgen Armoede en Schulden wordt de subsidieregeling financiële educatie bekostigd. In 2024 ging het om € 13,9 miljoen. De gerealiseerde middelen voor het tijdvak voor het voortgezet onderwijs zijn in 2024 doorverdeeld vanuit artikel 99.

Ten slotte heeft het opzetten van de regeling voor praktijkleren in het mbo vertraging opgelopen, waardoor de uitgaven (€ 5,0 miljoen) zijn doorgeschoven naar 2025. Dit is later ingezet ten behoeve van de taakstelling op subsidiebudgetten uit het hoofdlijnenakkoord.

Opdrachten

De realisatie op het opdrachtenbudget is afgerond € 38,7 miljoen lager ten opzichte van de beginstand van de begroting. Dit wordt vooral veroorzaakt door subsidieverstrekkingen waarvoor middelen zijn verschoven van het opdrachtenbudget naar het subsidiebudget. Het gaat om € 22,4 miljoen aan subsidies samenhangend met armoede en schulden en € 3,3 miljoen aan subsidies op het terrein van bevordering arbeidsparticipatie.

Daarnaast zijn er overboekingen van en naar andere departementen verwerkt (per saldo € 0,8 miljoen). Ook is er sprake geweest van herschikkingen binnen de SZW-begroting tussen verschillende begrotingsartikelen (per saldo € 3,1 miljoen).

Ten slotte heeft er onderuitputting op artikel 2 opdrachten plaatsgevonden van € 5,9 miljoen. Dit komt doordat het niet mogelijk is gebleken alle voorgenomen activiteiten in 2024 te realiseren.

Bekostiging

In 2024 is er voor de bekostiging van het meerjarig kennisprogramma Vakkundig aan het Werk-I, dat wordt uitgevoerd door ZonMw, € 1,3 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Dit komt doordat het kennisprogramma in 2023 is afgerond.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

In 2024 is er voor de uitvoering door ZonMw van het meerjarig kennisprogramma Vakkundig aan het Werk-I € 0,2 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Dit komt omdat het kennisprogramma in 2023 is afgerond.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan het Ministerie van Financiën voor audit- en controlewerkzaamheden ten behoeve van het ESF-programma 2014-2020 en 2021-2027 is in 2024 € 0,7 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Dit komt gedeeltelijk omdat controlewerkzaamheden later worden gefactureerd en de uitgaven in 2025 plaatsvinden. Ook zijn er minder controlewerkzaamheden uitgevoerd dan verwacht.

Bijdrage aan sociale fondsen

Sinds 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10,0 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI. Voorwaarde hierbij is dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

In 2024 bedroeg de bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en de ESF-programma's € 0,3 miljoen minder dan begroot. Er zijn minder controles uitgevoerd dan verwacht, doordat werkzaamheden zo efficiënt als mogelijk zijn ingericht.

DUO heeft in 2024 de eenmalige tegemoetkoming voor de energiekosten 2023 (TEKS) uitgekeerd aan studenten die aan de voorwaarden voldeden. De uitgaven aan de tegemoetkoming waren € 29,9 miljoen lager dan verwacht, doordat het aantal studenten dat recht had op de tegemoetkoming lager was dan vooraf geraamd.

Bijdrage aan medeoverheden

Grensinformatiepunten

De uitvoering van de grensinformatiepunten is al jarenlang belegd bij verschillende partijen. Sinds 2019 levert SZW een structurele bijdrage aan provincies en gemeenten (de Rijksontvangers). De SVB had en heeft daarnaast een eigen rol in de uitvoering. Daarvoor blijft budget op artikel 11 staan. De bijdrage aan de Rijksontvangers wordt nu echter niet meer via de SVB gedaan, maar via een SPUK.

Bijzondere uitkeringen

In 2024 zijn bijzondere uitkeringen verstrekt aan de BES-eilanden voor in totaal € 2,6 miljoen ter ondersteuning van het beleid van de openbare lichamen op het terrein van werken met een arbeidsbeperking en arbeidsbemiddeling.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

In 2024 is er € 0 uitgegeven aan de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden (CASS). Dit komt doordat in 2023 zowel de contributie van 2023 (€ 9.000) als de contributie van 2024 (€ 9.000) was betaald.

Ontvangsten

Algemeen

De ontvangsten bedragen in 2024 € 27,1 miljoen. Een deel van deze ontvangsten heeft betrekking op het Bbz. In 2024 hebben gemeenten € 13,6 miljoen aan SZW betaald voor terugbetalingen voor kapitaalverstrekkingen.

Verder heeft € 3,8 miljoen van de ontvangsten betrekking op de terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming met de gemeentelijke budgetten Participatiewetuitkeringen, zoals afgesproken in het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom. Tot slot waren er in 2024 ontvangsten vanwege terugvorderingen van te hoge voorschotten bij de Toeslagenwet (€ 6,4 miljoen).

Tozo

De ontvangsten van de Tozo bedragen € 58,2 miljoen in 2024. Op basis van de voorlopige verrekening van het Beeld van de uitvoering 2023 is er € 56,6 miljoen terugontvangen. Verder bedragen de ontvangsten als gevolg van de definitieve vaststelling over 2022 € 1,6 miljoen.

5.3 Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen te blijven werken of het werk te hervatten.

De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA omvat twee uitkeringsregimes: de Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is bij de introductie van de WIA ingetrokken, maar geldt nog wel voor mensen die vóór 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel uitkeringsgerechtigden als werkgevers dat uitkeringsgerechtigden aan het werk blijven of (op termijn) weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de uitkeringsgerechtigde.

Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  2. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  3. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
  4. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidsconclusies

WIA-dagloonvaststelling bij loonloze tijdvakken in WIA-referteperiode

In 2023 heeft het kabinet Rutte-IV aangekondigd dat een maatregel uitgewerkt werd betreffende de WIA-dagloonvaststelling als er een loonloos tijdvak in de WIA-referteperiode is ontstaan door toekenning van een WW-uitkering. Op 30 juli 2024 heeft de Centrale Raad van Beroep een aantal uitspraken gedaan die gevolgen hebben voor een grotere doelgroep dan door de beoogde maatregel voorzien. Door de uitspraken hebben alle WIA-uitkeringsgerechtigden met een loonloos aangiftetijdvak – ongeacht de reden hiervan – recht op een andere berekeningswijze van het WIA-dagloon. Deze nieuwe berekeningswijze wordt sinds datum uitspraak gehanteerd door UWV. Deze berekeningswijze leidt tot een hoger dagloon. Deze uitspraken hebben daarmee het gevolg dat de WIA-uitkeringslasten stijgen.

Voortzetting van de 60-plusmaatregel

De 60-plusmaatregel is voortgezet in 2024. Met deze buitenwettelijke maatregel kregen 60-plussers een vereenvoudigde WIA-beoordeling zonder inzet van de verzekeringsarts en met extra aandacht vanuit arbeidsdeskundigen.

Tijdelijke maatregel beoordelen op verdiensten (heet nu Praktisch beoordelen)

Per 1 juli 2024 is de tijdelijke maatregel ‘praktisch beoordelen’ ingegaan voor de duur van 3 jaar. Deze maatregel is bedoeld om een bijdrage te leveren aan het terugdringen van de mismatch bij sociaal medisch beoordelen. De maatregel houdt in dat voor mensen die werken bij de WIA-claimbeoordeling (of na de eerste ziektedag), op basis van alleen hun feitelijke verdiensten een beoordeling wordt gemaakt van hun arbeidsongeschiktheidspercentage, en niet meer óók op basis van een theoretische schatting. Dit heeft als gevolg dat er tijdelijk meer WIA-beoordelingen worden gedaan.

Verlenging tijdelijke maatregel kwijtschelding voorschotten

De tijdelijke buitenwettelijke maatregel waarbij voorschotten niet teruggevorderd worden wanneer blijkt dat werknemers bij de claimbeoordeling geen recht op een WIA-uitkering hebben, als dit niet verrekend kan worden met een andere uitkering, is verlengd met een jaar tot en met 2025. Het kwijtschelden van de terugvorderingen betreft buitenwettelijk begunstigend beleid.

Verbeteraanpak UWV WIA-kwaliteit

In de zomer van 2024 bleek dat er een groot aantal fouten is gemaakt bij de vaststelling van WIA-uitkeringen in de periode 2020-2024. UWV werkt aan een verbeteraanpak om fouten te corrigeren en de kwaliteit van de vaststelling te verbeteren. Hier wordt dieper op ingegaan in paragraaf 7.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

Verhoging (maximum) dagloon OV BES

Het maximumdagloon in de Wet ongevallenverzekering BES (OV BES) is per 1 januari 2024 en 1 juli 2024 telkens in lijn met de verhoging van het wettelijk minimumloon aangepast.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 690 668 1.083 5.900 7.360 6.629 731
Uitgaven 690 668 1.083 5.900 7.360 9.717 ‒ 2.357
3.0 Arbeidsongeschiktheid 690 668 1.083 5.900 7.360 9.717 ‒ 2.357
Inkomensoverdrachten 690 668 1.083 1.099 1.360 937 423
Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland) 690 668 1.083 1.099 1.360 937 423
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 0 0 0 4.801 6.000 8.780 ‒ 2.780
Uitvoering individuele plaatsing & steun 0 0 0 4.801 6.000 8.780 ‒ 2.780
Ontvangsten 0 0 0 2 1.048 0 1.048
Art. Ontvangsten 0 0 0 2 1.048 0 1.048
3.0 Arbeidsongeschiktheid 0 0 0 2 1.048 0 1.048
Ontvangsten 0 0 0 2 1.048 0 1.048
Algemeen 0 0 0 2 1.048 0 1.048
Art. Verplichtingen 10.459.318 10.685.608 11.145.203 12.805.391 14.250.282 14.192.288 57.994
Uitgaven 10.459.318 10.685.608 11.145.203 12.805.391 14.250.282 14.192.288 57.994
3.0 Arbeidsongeschiktheid 10.459.318 10.685.608 11.145.203 12.805.391 14.250.282 14.192.288 57.994
Inkomensoverdrachten 10.375.604 10.585.517 11.044.054 12.693.038 14.120.568 14.051.070 69.498
WAO 3.677.536 3.374.283 3.179.789 3.280.812 3.212.165 3.038.000 174.165
IVA 3.174.480 3.463.953 3.841.318 4.669.604 5.361.040 5.025.817 335.223
WGA 3.091.141 3.301.225 3.559.883 4.213.689 4.943.780 4.546.579 397.201
WAZ 102.447 88.349 81.451 81.100 75.699 72.839 2.860
WGA eigenrisicodragers 330.000 357.707 381.613 447.833 527.884 499.921 27.963
WAO nominaal 0 0 0 0 0 208.773 ‒ 208.773
IVA nominaal 0 0 0 0 0 344.803 ‒ 344.803
WGA nominaal 0 0 0 0 0 278.583 ‒ 278.583
WAZ nominaal 0 0 0 0 0 5.469 ‒ 5.469
WGA eigenrisicodragers nominaal 0 0 0 0 0 30.286 ‒ 30.286
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 83.714 100.091 101.149 112.353 129.714 141.218 ‒ 11.504
Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW 83.714 100.001 101.149 111.673 129.714 135.649 ‒ 5.935
Scholingsexperiment WGA 0 90 0 680 0 0 0
Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW nominaal 0 0 0 0 0 5.569 ‒ 5.569
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Ongevallenverzekering (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de Ongevallenverzekering komen € 0,4 miljoen hoger uit dan verwacht bij de vastgestelde begroting. Dit is waarschijnlijk vooral het gevolg van fouten in het IT-systeem, die vooralsnog niet verholpen zijn. Problemen met onrechtmatige betalingen worden nader toegelicht in de Bedrijfsvoeringsparagraaf.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume uitkeringen Ongevallenverzekering (x 1.000 uitbetaalde arbeidsongeschiktheidsdagen) 0,1 0,2 0,2 7,11 6,51 0,2 2
  1. Er wordt sinds het jaarverslag 2023 een nieuwe definitie gebruikt. Dit is op basis van het aantal uitkeringsdagen in plaats van het aantal uitkeringen. Hierdoor zijn de realisatiecijfers vanaf 2023 niet vergelijkbaar met de realisatiecijfers van voorgaande jaren en met de begroting 2023.
  2. Dit verschil kan niet worden berekend.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn recht op een uitkering, mits aan de daarvoor geldende voorwaarden voldaan is. In de WIA staat werk voorop. Het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming. De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De IVA verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken of bij wie herstel op termijn nog mogelijk is, krijgt een uitkering op basis van de WGA. De WIA wordt uitgevoerd door UWV. Werkgevers kunnen daarbij eigenrisicodrager worden voor de WGA-lasten van hun (ex-)werknemers. Dit betekent dat ze een lagere premie aan UWV betalen, omdat zij het gros van de verplichtingen van UWV met betrekking tot re-integratie en uitkeringsbetaling overnemen.

Inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA)

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten IVA zijn € 335 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door indexatie van de uitkeringsbedragen (circa € 337 miljoen). Tegelijkertijd zijn het volume hoger uitgevallen en de gemiddelde uitkeringshoogte lager. Deze effecten heffen elkaar ongeveer op.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal IVA-uitkeringen komt ongeveer 3.000 hoger uit dan verwacht. Dit is het saldo van meer instroom, een vrijwel gelijke uitstroom en meer doorstroom vanuit de WGA.

Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) inclusief WGA eigenrisicodragers

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten WGA (inclusief WGA eigenrisicodragers) zijn € 425 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt voor het overgrote deel veroorzaakt door indexatie van de uitkeringsbedragen (circa € 315 miljoen). Daarnaast komt het aantal uitkeringen in de WGA met 9.000 hoger uit.

Beleidsrelevante kerncijfers

Door de mismatch tussen vraag en aanbod van sociaal-medische beoordelingen lukt het vaak niet een WIA-beoordeling binnen de gestelde termijn plaats te laten vinden. In dat geval kan een voorschot op de uitkering worden verstrekt. Het aantal voorschotten in 2024 lag hoger dan geraamd ten tijde van het opstellen van de begroting. Dit heeft gevolgen voor diverse kerncijfers. Omdat een voorschot administratief geregistreerd wordt als instroom in de WGA 80-100 is de instroom in de WGA hoger dan verwacht. Een deel van de voorschotten wordt uiteindelijk na de WIA-beoordeling afgewezen (als er geen recht op WIA blijkt te bestaan), dit leidt ertoe dat ook de uitstroom uit de WGA duidelijk hoger ligt. Een deel van de mensen heeft recht op een IVA-uitkering, dit leidt ertoe dat de doorstroom vanuit de WGA naar de IVA hoger is dan verwacht.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WAO blijft gelden voor werknemers die op 1 januari 2004 een WAO-uitkering ontvingen. De WAO verstrekt uitkeringen tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarom zullen er nog decennia lang mensen zijn die een beroep blijven doen op de WAO. De WAO wordt uitgevoerd door UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten WAO zijn € 174 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt meer dan volledig veroorzaakt door indexatie van de uitkeringsbedragen (circa € 211 miljoen). Het resterende verschil van - € 37 miljoen wordt veroorzaakt door een lager dan verwachte gemiddelde uitkeringshoogte en een lager aantal uitkeringen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal WAO-uitkeringen komt ongeveer 1.000 lager uit dan verwacht.

IVA, WGA en WAO
Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo) 564 568 577 590 607 596 11
waarvan IVA 137 146 157 170 182 179 3
waarvan WGA 213 227 240 253 273 264 9
waarvan WAO 215 194 180 167 152 153 ‒ 1
Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%) 7,5 7,4 7,7 7,6 7,6 7,6 0
Instroom in uitkeringen (x 1.000) 50 56 55 60 69 54 15
waarvan IVA 12 12 11 12 13 12 1
waarvan WGA 38 44 44 48 56 41 15
waarvan WAO 0,6 0,7 0,6 0,5 0,4 0,5 ‒ 0,1
Instroomkans (%) 0,7 0,7 0,7 0,8 0,9 0,7 0,2
Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000) 49 53 46 49 53 46 7
waarvan IVA 13 14 13 13 15 15 0
waarvan WGA 14 18 18 22 23 17 6
waarvan WAO 23 21 15 14 15 14 1
Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000) 11 12 14 14 15 12 3
Uitstroomkans WAO + WIA (%) 8,0 8,6 7,4 7,6 8,0 7,1 0,9
WGA
Aandeel werkend WGA (%, ultimo) 20 20 21 20 20 1
Aandeel werkende WGA'ers met resterende verdiencapaciteit (%, ultimo) 47 49 51 50 50 1
  1. Dit aandeel wordt niet geraamd.

Handhaving

Het aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen, waarschuwingen en boetes zijn lager vergeleken met vorig jaar. Het aantal geconstateerde overtredingen en het totale benadelingsbedrag zijn echter vrijwel gelijk gebleven vergeleken met vorig jaar.

Preventie1 Gepercipieerde detectiekans (%) 2 563 603 613 553
Kennis van de verplichtingen (%) 2 933 933 923 933
Opsporing4 Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000) 3,4 3,4 1,8 1,6 1,0
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)5 1,1 0,5 0,3 0,2 0,2
Totaal benadelingsbedrag 6,2 5,1 3,9 3,3 3,4
Sanctionering4 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1,2 0,9 0,6 0,7 0,3
Aantal boetes (x 1.000) 0,7 0,4 0,2 0,2 0,1
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) 0,9 0,5 0,3 0,3 0,1
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022 2023 2024
Terugvordering4 Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) 61 63 38 25 16
  1. Kerncijfers preventie hebben alleen betrekking op WGA en WAO. De IVA is bij het onderzoek «Kennis der verplichtingen en detectiekans» buiten beschouwing gebleven.
  2. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  3. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  4. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  5. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico’s al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten WAZ zijn circa € 3 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt meer dan volledig veroorzaakt door indexatie van de uitkeringsbedragen (circa € 5 miljoen). Het resterende verschil van - € 2 miljoen wordt veroorzaakt door een lager dan verwachte gemiddelde uitkeringshoogte en een lager aantal uitkeringen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal WAZ-uitkeringen komt ongeveer 100 lager uit dan verwacht.

Bestand in aantal uitkeringen (x 1.000, ultimo) 8,4 7,3 6,5 5,8 5,1 5,2 ‒ 0,1

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Individuele plaatsing & steun

Voor inzet van re-integratiemethode Individuele Plaatsing & Steun zijn niet alle middelen uitgeput. Dit komt doordat dit een relatief nieuwe en tijdelijke regeling is, waardoor het lastig is om de uitvoeringscapaciteit op tijd op te bouwen.

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW/WW

Op artikel 3 staat het premiegefinancierde budget voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW. UWV zet deze middelen in om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. UWV koopt hiermee trajecten en diensten in gericht op het vinden van werk. Daarnaast koopt UWV uit dit budget voorzieningen (waaronder jobcoaching en vervoer) in voor het ondersteunen van werkenden met een structurele functionele beperking.

UWV beschikt over één taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en van voorzieningen voor de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief Wajongers). Dit budget wordt jaarlijks aan UWV beschikbaar gesteld en door UWV verantwoord via de reguliere rapportages. Het begrotingsgefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget wordt verantwoord in beleidsartikel 4.

De realisatie van het premiegefinancierde re-integratiebudget is op basis van de realisatiegegevens van UWV circa € 5,9 miljoen lager dan begroot. De voornaamste reden hiervoor is dat het initiële bedrag uit de begroting 2024 met voorjaarsnota naar beneden is bijgesteld naar aanleiding van ramingen van UWV.

Premiegefinancierd (WIA/WAO/WAZ/ZW/WW) 83.714 100.001 101.149 111.673 129.714 135.649 ‒ 5.935
Begrotingsgefinancierd (Wajong) 86.000 67.100 77.463 74.939 86.800 86.880 ‒ 80
waarvan ESB 13.000 13.000 13.291 13.291 17.088 15.000 2.088
Totaal beschikbaar budget voor inkoop 156.714 154.101 165.321 173.3211 199.4262 207.529 ‒ 8.103
  1. In 2023 sluit het beschikbare budget niet een op een aan op de uitgaven aan re-integratie door UWV. Dit wordt verklaard doordat UWV in 2023 ESF-gelden heeft ontvangen voor oude projecten (€ 9,3 miljoen).
  2. In 2024 sluit het beschikbare budget niet een op een aan op de uitgaven aan re-integratie door UWV. Dit wordt verklaard doordat UWV in 2024 ESF-gelden heeft ontvangen voor oude projecten (€ 1,9 miljoen).

Ontvangsten

De gereserveerde middelen voor inzet van re-integratiemethode Individuele Plaatsing & Steun in 2023 zijn niet volledig uitgeput. Het resterende bedrag heeft geleid tot een terugontvangst in 2024.

5.4 Artikel 4 Jonggehandicapten

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt jonggehandicapten arbeids- en inkomensondersteuning.

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) bestaat met ingang van 2021 uit twee groepen jonggehandicapten: personen met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie en personen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

De groep met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bestaat uit jonggehandicapten die zijn ingestroomd vanuit de «oude Wajong» (tot 2010) en de «Wajong2010» (2010 tot 2015). Voor deze groep staat arbeidsparticipatie centraal. De overheid zet in op het vergroten van de arbeidsparticipatie van deze groep via arbeidsondersteuning. Daarnaast zet de overheid in op inkomensondersteuning, waarbij (meer) gaan werken moet lonen. Sinds 2015 is er geen nieuwe instroom meer van jonggehandicapten met mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in de Wajong. Deze groep komt nu doorgaans in aanmerking voor de Participatiewet.

De tweede groep heeft duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Deze groep bestaat uit mensen die vanuit de «oude Wajong», «Wajong2010» en de «Wajong2015» (sinds 2015) zijn ingestroomd. De overheid heeft voor deze groep als doel te voorzien in een inkomensvoorziening. Zij hebben geen recht op arbeidsondersteuning.

Als het totale inkomen van een persoon met een Wajong-uitkering en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan UWV en een subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. De Minister financiert de inkomensondersteuning via het verstrekken van uitkeringen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  2. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;
  3. het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben;
  4. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV.

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het jonggehandicaptenbeleid te realiseren, zoals bijvoorbeeld de jonggehandicaptenkorting, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

Het kwalitatieve onderzoek naar de beleving van mensen met een Wajong-uitkering van de Wajong en de Wet vereenvoudiging Wajong is in 2024 opgeleverd. Het rapport zal tegelijkertijd met de monitorrapportage in de eerste helft van 2025 naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Hetzelfde geldt voor het syntheserapport Wajong-dienstverlening.

Deze onderzoeken zijn input voor de periodieke rapportage Jonggehandicapten met tevens de wetsevaluatie Wet vereenvoudiging Wajong, die in 2024 is gestart en in 2025 wordt opgeleverd. De Tweede Kamer is bij brief van 11 juni 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 30 982, nr. 72) geïnformeerd over de globale opzet van de periodieke rapportage.

In paragraaf 7.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering wordt ingegaan op de kwaliteit van de Wajong-beoordelingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 3.430.369 3.567.679 3.717.894 4.139.039 4.465.500 4.198.496 267.004
Uitgaven 3.430.369 3.567.679 3.717.894 4.139.039 4.465.500 4.198.496 267.004
4.0 Jonggehandicapten 3.430.369 3.567.679 3.717.894 4.139.039 4.465.500 4.198.496 267.004
Inkomensoverdrachten 3.344.369 3.500.579 3.640.394 4.064.100 4.378.700 4.111.616 267.084
Wajong 3.344.369 3.500.579 3.640.394 4.064.100 4.378.700 4.111.616 267.084
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 86.000 67.100 77.500 74.939 86.800 86.880 ‒ 80
Re-integratie Wajong 86.000 67.100 77.500 74.939 86.800 86.880 ‒ 80
Ontvangsten 22.340 28.494 4.901 41.861 4.619 0 4.619
Art. Ontvangsten 22.340 28.494 4.901 41.861 4.619 0 4.619
4.0 Jonggehandicapten 22.340 28.494 4.901 41.861 4.619 0 4.619
Ontvangsten 22.340 28.494 4.901 41.861 4.619 0 4.619
Restituties 22.340 28.494 4.901 41.861 4.619 0 4.619

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

De Wajong biedt inkomensondersteuning aan mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan hen die tijdens hun studie voor het bereiken van de 30-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden. Sinds 2015 is de Wajong alleen nog voor mensen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. De Wajong wordt uitgevoerd door UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten Wajong zijn € 267 miljoen hoger dan begroot. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door indexatie van de uitkeringsbedragen (circa € 288 miljoen). Het resterende verschil (- € 21 miljoen) kan worden verklaard door een neerwaarste bijstelling van de gemiddelde jaaruitkering door relatief meer werkende uitkeringsgerechtigden met arbeidsvermogen.

Beleidsrelevante kerncijfers.

Het aantal Wajonguitkeringen en de instroom Wajong vallen iets hoger uit dan bij de begroting 2024 is geraamd.

Volume Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen, ultimo) 2431 2432 2442 2451 2471 246 1
waarvan oude Wajongregelingen 2271 2232 2192 2152 2122 212 0
waarvan met arbeidsvermogen (%) 491 492 492 492 492 49 0
waarvan Wajong2015 161 212 252 302 352 35 0
Instroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)1 6,4 6,23 6,4 6,8 7,0 6,9 0,1
Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)1 7,5 5,74 5,5 5,6 5,6 5,7 ‒ 0,1
Aandeel Wajongers met arbeidsvermogen dat werkt (%)1 49 54 55 56 56 55 1
  1. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  2. Bron: SZW berekening op basis van UWV, kwantitatieve informatie.
  3. Interne verschuivingen tussen de drie Wajong regelingen tellen vanaf 2021 niet meer mee als nieuwe toekenning; alleen nieuwe instroom in de Wajong telt vanaf 2021 mee.
  4. Interne verschuivingen tussen de drie Wajong regelingen tellen vanaf 2021 niet meer mee; alleen nieuwe uitstroom uit de Wajong telt vanaf 2021 mee.

Handhaving

De gepercipieerde detectiekans is wederom iets verder toegenomen, terwijl de kennis van de verplichtingen op een gelijk hoog niveau is gebleven. Het aantal onderzoekwaardige signalen van overtredingen is in 2024 iets afgenomen ten opzichte van 2023. Het totale benadelingsbedrag is daarom ook afgenomen.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 551 561 581 622
Kennis van de verplichtingen (%) 881 891 891 882
Opsporing3 Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000) 2,3 0,5 0,4 0,4 0,3
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 1,4 0,1 0,1 0,1 0,1
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 4,4 1,8 1,1 1,3 0,8
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,5 0,1 0,1 0,1 0,1
Aantal boetes (x 1.000) 0,7 0,1 0,1 0,1 <0,1
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,6 0,2 0,1 0,1 <0,1
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022 2023 2024
Terugvordering3 Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) 44 34 30 9 4
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans»
  3. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  4. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Re-integratie Wajong

Voor jonggehandicapten is een re-integratiebudget beschikbaar om hen te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten gericht op het vinden van werk, voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching) en voor de financiering van de subsidieregeling voor scholing aan jongeren met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen. Jonggehandicapten met arbeidsvermogen zijn verplicht om mee te werken aan re-integratie.

UWV beschikt over één taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en voorzieningen voor de ondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wajong, WIA, WAO, WAZ, ZW en WW). Het premiegefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de WIA, WAO, WAZ, ZW en WW en wordt verantwoord in artikel 3. In tabel 41 is het totale budget dat voor UWV beschikbaar is voor de inkoop van re-integratietrajecten en werkvoorzieningen te zien, voor zowel WIA/WAO/WAZ/ZW/WW als Wajong.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van het begrotingsgefinancierde re-integratiebudget is in lijn met de begroting (het verschil bedraagt minder dan 5%).

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen een terugbetaling van UWV aan te veel ontvangen middelen in 2023. Het voorschot dat in 2023 aan UWV is overgemaakt ten behoeve van de Wajong bleek op basis van het jaarverslag circa € 4,6 miljoen hoger dan de daadwerkelijke uitgaven in 2023. Dit bedrag is in 2024 terugbetaald.

5.5 Artikel 5 Werkloosheid

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid en stimuleert hen het werk te hervatten.

De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk inkomen om de periode van werkloosheid te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht, het besluit passende arbeid en inkomstenverrekening stimuleert de overheid een terugkeer naar werk.

Werklozen die bij instroom in de WW ouder zijn dan 60 jaar en 4 maanden, komen na afloop van hun WW-recht in aanmerking voor een uitkering op minimumniveau op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW).

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Daarnaast stimuleert de Minister met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan de werking van de arbeidsmarkt. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  2. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  3. het borgen van het activerend karakter van de regelingen en van hun bijdrage aan de werking van de arbeidsmarkt;
  4. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV;
  5. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidsconclusies

Vereenvoudiging WW

Naar aanleiding van de resultaten van het rapport over de knelpunten in de WW (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 736) heeft in 2024 samen met UWV een ambtelijke verkenning naar oplossingsrichtingen plaatsgevonden. De uitkomst van deze verkenning is dat er voor een groot deel van de gesignaleerde knelpunten geen ‘quick fixes’ zijn. Het oplossen van deze knelpunten vraagt om aanpassing van de huidige wet- en regelgeving. Er zijn hiervoor nog geen concrete beleidsvarianten ontwikkeld. In het licht van de bredere vereenvoudigingsagenda wordt bezien welke prioriteit het traject vereenvoudiging WW krijgt. In 2024 is daarnaast een aantal knelpunten op verzoek van UWV geprioriteerd, waarvoor ook oplossingsrichtingen nader zijn verkend.

Regeling Dienstverlening aan huis

Op 30 maart 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat pgb-dienstverleners, die minder dan 4 dagen per week werkzaam zijn, niet mogen worden uitgezonderd van de verzekeringsplicht voor de WW. De uitspraak leidt ertoe dat deze werknemers verplicht verzekerd zijn voor de WW en overige werknemersverzekeringen. In de zomer van 2024 is het wetsvoorstel ‘aanpassing Regeling dienstverlening aan huis’ in internetconsultatie gegaan en voor uitvoeringstoetsen en adviezen verzonden. De opbrengsten van de internetconsultatie, uitvoeringstoetsen en adviezen worden verwerkt en besproken met betrokken partijen. Het wetsvoorstel verloopt volgens planning. UWV geeft op dit moment met een aangepaste werkwijze uitvoering aan de uitspraak (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 742).

WW-maatregel

Medio 2024 is gestart met het uitwerken van de WW-bezuiniging uit het hoofdlijnenakkoord, welke per 1 januari 2027 is ingeboekt. Daartoe zijn (onder andere) de opties zoals genoemd in het hoofdlijnenakkoord - het verlengen van de opzegtermijn in combinatie met een poortwachterstoets en/of een duurverkorting naar 18 maanden – nader verkend.

IOW

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) is in 2024 door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer aangenomen en begin oktober, met terugwerkende kracht tot 1-1-2024, in werking getreden. Met deze wet is het recht op instroom in de IOW verlengd tot 1 januari 2028. De verlenging van de Wet IOW is het eerste onderdeel van het arbeidsmarktpakket dat in werking getreden is.

Onderzoek inspanningsplicht WW

In het jaarverslag van 2023 is een grootschalig en meerjarig onderzoek aangekondigd naar de effectiviteit van de sollicitatieplicht in de WW, als invulling van de inspanningsplicht. Dit onderzoek is vormgegeven via een experiment. De Algemene Maatregel van Bestuur (Stb. 2024, 130) die als basis dient voor dit experiment is op 1 juni 2024 in werking getreden. Aan het experiment zullen ongeveer 100.000 WW-gerechtigden meedoen. Met dit experiment willen SZW en UWV inzicht krijgen in de doeltreffendheid van de huidige invulling van de inspanningsplicht én de effectiviteit van een andere invulling van de inspanningsplicht onderzoeken. Ter voorbereiding op de landelijke uitrol van het experiment in januari 2025, is in 2024 een pilot uitgevoerd.

Arbeidsparticipatie 55-plussers

In de seniorenkansenvisie staat de brede praktijkverkenning centraal. Hieruit is de digitale loopbaancoach LOLA ontwikkeld die 55-plussers helpt om inzicht te krijgen in hun vaardigheden en hun ambities op de arbeidsmarkt. LOLA koppelt deze input aan passende beroepen en vacatures. Binnen de seniorenkansenvisie is verder een pilot werving assessment gestart. Deze richt zich op het veranderen van de beeldvorming bij werkgevers. Doordat de kandidaat al voorafgaand aan de sollicitatie een assessment heeft afgelegd voor het gewenste beroep, kan er een stukje twijfel bij de werkgever worden weggenomen over de geschiktheid van de kandidaat.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 129.951 174.212 155.470 177.990 164.386 181.927 ‒ 17.541
Uitgaven 131.300 163.923 162.714 179.081 164.913 186.375 ‒ 21.462
5.0 Werkloosheid 131.300 163.923 162.714 179.081 164.913 186.375 ‒ 21.462
Inkomensoverdrachten 116.549 115.717 102.091 110.641 109.000 99.655 9.345
Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) 116.469 115.352 102.000 110.600 109.000 99.504 9.496
Cessantiawet (Caribisch Nederland) 36 294 46 1 0 49 ‒ 49
Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit 35 0 0 0 0 0 0
Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven 9 71 45 40 0 102 ‒ 102
Subsidies (regelingen) 5.633 7.319 6.548 7.840 8.096 20.448 ‒ 12.352
Experimenten 50+ 332 0 0 0 0 0 0
Tijdelijke subsidieregeling ontwikkeladvies 45+ 4.733 0 0 0 0 0 0
Overige subsidies algemeen 568 754 561 505 650 600 50
Coordinatie arbeidsmarktdienstverlening 0 6.565 5.542 5.823 6.274 11.348 ‒ 5.074
Werkgeverssubsidie praktijkleren 0 0 445 1.512 1.172 8.500 ‒ 7.328
Opdrachten 118 0 0 0 0 0 0
Opdrachten algemeen 118 0 0 0 0 0 0
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 9.000 40.582 53.851 59.765 47.371 65.400 ‒ 18.029
Scholing WW 9.000 21.122 11.900 0 0 0 0
Arbeidsmarktdienstverlening 0 19.460 41.951 59.765 47.371 65.400 ‒ 18.029
Bijdrage aan agentschappen 0 305 224 835 446 872 ‒ 426
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland 0 305 224 835 446 872 ‒ 426
Ontvangsten 1.300 1 10.703 4.798 8.918 0 8.918
Art. Ontvangsten 1.300 1 10.703 4.798 8.918 0 8.918
5.0 Werkloosheid 1.300 1 10.703 4.798 8.918 0 8.918
Ontvangsten 1.300 1 10.703 4.798 8.918 0 8.918
Restituties 1.300 1 10.703 4.798 8.918 0 8.918
Art. Verplichtingen 4.288.372 3.786.240 2.703.835 3.050.795 3.602.317 3.579.605 22.712
Uitgaven 4.288.372 3.786.240 2.703.835 3.050.795 3.602.317 3.579.605 22.712
5.0 Werkloosheid 4.288.372 3.786.240 2.703.835 3.050.795 3.602.317 3.579.605 22.712
Inkomensoverdrachten 4.288.372 3.786.240 2.703.835 3.038.568 3.587.640 3.565.733 21.907
WW 4.288.372 3.786.240 2.703.835 3.038.568 3.587.640 3.374.085 213.555
WW nominaal 0 0 0 0 0 191.648 ‒ 191.648
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 0 0 0 12.227 14.677 13.872 805
Scholing WW 0 0 0 12.227 14.677 13.872 805
Ontvangsten 226.961 189.830 164.000 174.000 209.000 214.603 ‒ 5.603
Art. Ontvangsten 226.961 189.830 164.000 174.000 209.000 214.603 ‒ 5.603
5.0 Werkloosheid 226.961 189.830 164.000 174.000 209.000 214.603 ‒ 5.603
Ontvangsten 226.961 189.830 164.000 174.000 209.000 214.603 ‒ 5.603
Ufo 226.961 189.830 164.000 174.000 209.000 203.000 6.000
Ufo nominaal 0 0 0 0 0 11.603 ‒ 11.603

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsgeschikten die bij aanvang van de loongerelateerde WGA-uitkering 60 jaar en vier maanden of ouder zijn, kunnen na afloop van hun loongerelateerde uitkering recht hebben op IOW.

De IOW is een tijdelijke regeling. Oudere WW’ers en WGA’ers kunnen in aanmerking komen voor een IOW-uitkering als zij vóór 1 januari 2028 werkloos of gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden. De IOW wordt uitgevoerd door UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De IOW-uitgaven zijn in 2024 ongeveer € 9,5 miljoen hoger uitgevallen dan begroot. Dit wordt met name verklaard door de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 7 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal IOW-uitkeringsjaren is in de realisaties op hetzelfde niveau uitgekomen als bij de begroting werd verwacht (ongeveer 6.800).

Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren) 8,5 8,0 7,3 7,4 6,8 6,8 0,0

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die werkzaam zijn in de private sector ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt SZW deze verplichting over.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan uitkeringen op grond van de Cessantiawet zijn € 49.000,- lager dan begroot. Vanwege de aard van de uitkering zijn deze uitgaven moeilijk voorspelbaar.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen) <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 0 <0,1 <0,1

Tijdelijke regeling tegemoetkoming Westhaven

De Minister van SZW heeft sinds 2020 een tijdelijke tegemoetkoming beschikbaar gesteld voor werknemers in de Westhaven. Deze tegemoetkoming is voor werknemers die als gevolg van de sluiting van de Hemwegcentrale hun baan zijn kwijtgeraakt en daardoor inkomensverlies lijden.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2023 zijn de laatste medewerkers ondersteund via deze subsidie. Er waren in 2024 geen uitgaven meer. De tijdelijke regeling is in 2024 komen te vervallen.

Werkloosheidswet (WW)

De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een uitkering. Het recht op een WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden. De maximale duur is afhankelijk van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt voordat hij werkloos werd. Per jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer de eerste tien jaar één maand recht op een WW-uitkering op. Vanaf tien jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer met elk extra gewerkt jaar een halve maand recht op WW-uitkering op. Voor gewerkte jaren vóór 2016 geldt een overgangsrecht. De WW wordt uitgevoerd door UWV. Hoofdstuk 11, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de WW.

Budgettaire ontwikkelingen

De WW-uitgaven komen ongeveer € 214 miljoen hoger uit dan begroot. Dat verschil volgt vrijwel volledig uit de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 192 miljoen, de post nominaal in tabel 48).

Beleidsrelevante kerncijfers

In tabel 52 is te zien dat het aantal WW-uitkeringsjaren lager is dan verwacht. Dat komt onder andere door een hoger aantal beëindigde WW-uitkeringen dan bij het opstellen van de begroting werd verwacht.

Uit tabel 53 valt op te maken dat de uitstroom gerelateerd aan werk in 2024 iets is gedaald ten opzichte van 2023. Dit kan naar verwachting worden verklaard door de licht afnemende krapte op de arbeidsmarkt.

Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren) 221 196 133 127 141 150 ‒ 9
Aantal lopende WW-uitkeringen (x 1.000, ultimo) 286 192 149 161 175 190 ‒ 15
Aantal WW-instromers (x 1.000) 479 292 229 249 271 272 ‒ 1
waarvan nieuwe uitkeringen (x 1.000) 443 262 205 226 249 1
waarvan herleefde uitkeringen (x 1.000)2 36 30 24 23 23 1
Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000) 417 386 272 237 257 251 6
  1. Dit getal wordt niet geraamd.
  2. Wie na afloop van een WW-uitkering binnen 26 weken weer werkloos wordt, kan de oude WW-uitkering weer terugkrijgen. Dit wordt «herleving» genoemd.
Aandeel uitstroom gerelateerd aan werk binnen 12 maanden na instroom3 46 49 46 45 43
waarvan leeftijd bij instroom jonger dan 55 jaar 49 51 50 48 45
waarvan leeftijd bij instroom 55 jaar en ouder 30 36 33 33 35
Aandeel uitstroom gerelateerd aan werk binnen 3 maanden na instroom 26 23 24 24 23
  1. Bron: UWV, administratie.
  2. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  3. Het aandeel uitstroom wordt berekend door alle werkgerelateerde uitstroom te delen door de totale uitstroom. Dit gaat dus over alle WW-gerechtigden die in het betreffende verslagjaar zijn uitgestroomd, deze mensen kunnen in een eerder jaar zijn ingestroomd. Deze cijfers onderschatten de daadwerkelijke werkhervatting vanwege een vertragingseffect in de registratie en vanwege het ontbreken van gedeeltelijke werkhervatting.

Handhaving

Het aantal onderzochte signalen en geconstateerde overtredingen is bijna gehalveerd in vergelijking met 2023. Het aantal waarschuwingen en aantal boetes is als gevolg hiervan ook verlaagd.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 611 792 702 712 732
Kennis van de verplichtingen (%) 911 932 932 932 932
Opsporing3 Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000) 2,8 4,5 3,6 3,0 1,7
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 0,8 0,8 1,0 0,5 0,3
Totaal benadelingsbedrag (x 1 mln) 3,6 3,7 4,4 3,6 2,0
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1 1,6 1,9 1,6 1,1
Aantal boetes (x 1.000) 0,6 0,7 0,8 0,4 0,2
Totaal boetebedrag ( x 1 mln) 0,8 1 1,2 0,7 0,4
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022 2023 2024
Terugvordering3 Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) 51 56 53 28 22
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis».
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  4. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Subsidies

Overige subsidies algemeen

De realisatie op deze post ligt iets hoger dan in de begroting aanvankelijk is opgenomen. Voornaamste reden hiervoor is een budgetneutrale herschikking vanaf artikel 11 voor subsidie van de Seniorenkansenvisie.

Coördinatie arbeidsmarktdienstverlening

Deze subsidies hebben werknemers- en werkgeversorganisaties in staat gesteld een structuur in te richten voor de landelijke aansturing en ondersteuning van de regionale uitvoering van de organisaties die deelnemen aan de regionale mobiliteitsteams. In 2024 is de uitputting € 6,3 miljoen ten opzichte van € 11,3 miljoen zoals begroot. De niet bestede middelen zijn doorgeschoven naar 2025 vanwege nabetalingen over 2024.

Werkgeverssubsidie praktijkleren

In 2024 is er voor de Subsidieregeling praktijkleren in totaal € 1,2 miljoen besteed. Dit is € 7,3 miljoen lager dan verwacht. Er is onvoldoende vraag gebleken in 2024 voor deze regeling. Wel heeft deze opstartfase tijd nodig om bekender te worden bij werkgevers. Vanaf 2025 is het begrote bedrag dat voorkomt uit de hervorming arbeidsmarktinfrastructuur lager. Dit moet beter aansluiten op de realisatie.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Arbeidsmarktdienstverlening

Vanuit dit budget werden de kosten voor de personele inzet in de regionale mobiliteitsteams en de inzet van aanvullende dienstverlening gefinancierd. In 2024 bedroeg het oorspronkelijke begrote bedrag € 65,4 miljoen. Circa € 18 miljoen hiervan is niet besteed. Dit komt enerzijds door nabetalingen in 2025, deze middelen zijn vooruit geschoven. En anderzijds door vrijval van circa € 12 miljoen van het budget vanwege lager uitgevallen uitvoeringskosten en lagere uitgaven uit het ontschot budget. Het landelijk ontschot budget is opgedeeld in 35 regionale budgetten, de verdeling is gebaseerd op een verdeelsleutel die zoveel mogelijk rekening houdt met de arbeidsmarktsituatie van de regio’s. De uitputting van het ontschot budget verschilt per arbeidsmarktregio. Van de 35 regio's hebben 22 regio's 90% of meer van het budget benut.

Scholing WW

Het beschikbare budget voor scholing WW is in 2024 verhoogd van € 13,9 miljoen tot € 14,7 miljoen. Dit is deels de loon- en prijsbijstelling (€ 0,4 miljoen) en deels een beleidsmatige verhoging (€ 0,4 miljoen). Het aantal verstrekte scholingstrajecten kwam in 2024 uit op circa 5.200. Dit heeft geleid tot een realisatie van € 15 miljoen bij UWV. Het budget is daarmee met € 0,3 miljoen overschreden. Deze overschrijding brengt UWV ten laste van een bestemmingsfonds re-integratielasten.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft € 0,4 miljoen ontvangen voor de uitvoering van de Subsidieregeling praktijkleren in de derde leerweg in 2024. De uitvoeringskosten RVO zijn lager dan verwacht, omdat het aantal werkgevers dat subsidie heeft aangevraagd bij RVO achterblijft. De uitvoeringskosten voor deze regeling zijn niet lineair gekoppeld aan het aantal aanvragen en daarmee het subsidiebedrag.

Ontvangsten

Restituties

Er waren oorspronkelijk geen ontvangsten begroot. De ontvangsten zijn ongeveer € 8,9 miljoen hoger uitgevallen. Dat komt door een terugontvangst van de IOW-uitkeringslasten (ongeveer € 1 miljoen) en twee terugontvangsten op de arbeidsmarktdienstverlening (samen ongeveer € 8 miljoen).

Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo)

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. UWV verhaalt de uitkeringslasten op overheidswerkgevers. Deze lasten staan als ontvangsten op dit artikel en zijn in 2024 € 6 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd. Een verklaring voor dit verschil is de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 11,6 miljoen, de post nominaal in tabel 49). Naast de indexatie van de uitkeringsbedragen zijn de ontvangsten iets lager uitgevallen dan geraamd.

5.6 Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van ziekte en stimuleert hen het werk te hervatten. De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van zwangerschap en bevalling en komt tegemoet bij verlofopname wegens geboorte van een kind, adoptie of opname van een pleegkind en vanaf 2 augstus 2022 ook wegens verlofopname voor verzorging en opvoeding van het kind.

De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loonbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze (gewezen) werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.

Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in een tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werknemers en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering. Ook andere verlofvormen geven recht op een uitkering, namelijk: adoptie- en pleegzorgverlof en aanvullend geboorteverlof. Vanaf 2 augustus 2022 komen werknemers ook in aanmerking voor een uitkering wegens ouderschapsverlof.

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).

Slachtoffers van het organo psycho syndroom (OPS), ook wel «schildersziekte» genoemd, kunnen in aanmerking komen voor een eenmalige financiële tegemoetkoming.

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering op grond van de Ziekteverzekering (ZV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  2. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  3. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door UWV en de SVB;
  4. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidsconclusies

Regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten

Sinds 1 januari 2023 kunnen slachtoffers van ernstige beroepsziekten door blootstelling op het werk gebruikmaken van de regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB). Het doel van deze regeling is om slachtoffers een snellere route te bieden naar erkenning van hun beroepsziekte. Momenteel kunnen mensen aanvragen indienen voor de beroepsziekten longkanker door asbest, allergisch beroepsastma en schildersziekte (CSE). De regeling wordt de komende jaren gestaag uitgebreid, waarbij nieuwe ziekten worden toegevoegd.

Het aantal aanvragen en toekenningen ligt lager dan voorzien was bij de invoering. Samen met de uitvoerders zijn daarom in 2024 verschillende verbeteringen ontwikkeld en deels voltooid. We werken aan een gerichtere manier van communiceren om meer kansrijke aanvragers te bereiken. Daarnaast worden de protocollen voor de beoordeling van de aanvragen bijgesteld om de kans op een toekenning te verhogen. Ook wordt er gewerkt aan verbeteringen in de  uitvoeringsketen.

Wet arbeid en zorg (WAZO)

Mede op basis van het in december 2023 gepubliceerde SER-advies Balans in maatschappelijk verlof (SER, 23/08) zijn in 2024 scenario’s ontwikkeld voor de vormgeving van een vereenvoudigd verlofstelsel. De toenmalige Minister van SZW heeft de Tweede Kamer in april 2024 over het advies en de scenario’s geïnformeerd (Kamerstukken II 2023/24, 32 855, nr. 39). Gelijktijdig is het onderzoek naar het niet-gebruik van aanvullend geboorteverlof aan de Tweede Kamer aangeboden.

In 2024 is tevens de periodieke evaluatie arbeid en zorg afgerond. Deze evaluatie betreft een beleidsdoorlichting van het beleidsterrein arbeid en zorg over de periode 2017-2023. Deze is aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2024/25, 26 447, nr. 60). De belangrijkste conclusie is dat het aannemelijk is dat de verlofregelingen bijdragen aan een betere balans tussen werk en privé van werknemers. Daarnaast is het aannemelijk dat de verlofregelingen bijdragen aan het ontwikkelen van een band tussen ouder en kind en het garanderen van de veiligheid en gezondheid van moeder en kind.

Ten slotte is de Invoeringstoets betaald ouderschapverlof (UWV) uitgevoerd. Deze is gelijktijdig met de periodieke rapportage arbeid en zorg aan de Tweede Kamer aangeboden. De aandachtspunten die uit de onderzoeken naar voren zijn gekomen worden benut bij de verdere vormgeving van een vereenvoudigd verlofstelsel in de Wet arbeid en zorg. 

Verhoging maximum dagloon ZV BES

Het maximumdagloon in de Wet ziekteverzekering BES (ZV BES) is per 1 januari 2024 en 1 juli 2024 telkens in lijn met de beleidsmatige verhoging van het wettelijk minimumloon aangepast.

Inwerkingtreding wijzigingswet Caribisch Nederland

De Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024 is op 4 februari 2025 aangenomen door de Eerste Kamer. Een aantal onderdelen van de wet treedt al in werking per 1 juli 2025, maar de uitbreiding van het verlofstelsel maakt van deze eerste fase geen onderdeel uit. De inwerkingtreding daarvan zal worden vastgelegd in een op een later moment tot stand te brengen koninklijk besluit.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 13.108 14.105 15.277 44.003 21.196 60.379 ‒ 39.183
Uitgaven 13.350 14.105 15.277 44.003 21.196 60.379 ‒ 39.183
6.0 Ziekte en verlofregelingen 13.350 14.105 15.277 44.003 21.196 60.379 ‒ 39.183
Inkomensoverdrachten 13.183 14.105 15.277 44.003 21.196 60.379 ‒ 39.183
Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS) 5.520 6.198 6.548 6.952 7.581 6.242 1.339
Ziekteverzekering (Caribisch Nederland) 2.963 4.958 8.129 8.677 9.415 5.107 4.308
Organo Psycho Syndroom (OPS)- fonds 4.700 2.949 600 274 0 192 ‒ 192
Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB) 0 0 0 28.100 4.200 48.838 ‒ 44.638
Subsidies (regelingen) 167 0 0 0 0 0 0
Kanker en werken 167 0 0 0 0 0 0
Ontvangsten 0 0 1.081 291 27.983 0 27.983
Art. Ontvangsten 0 0 1.081 291 27.983 0 27.983
6.0 Ziekte en verlofregelingen 0 0 1.081 291 27.983 0 27.983
Ontvangsten 0 0 1.081 291 27.983 0 27.983
Restituties 0 0 1.081 291 27.983 0 27.983
Art. Verplichtingen 3.281.109 3.643.640 3.697.026 4.578.992 5.093.665 5.037.471 56.194
Uitgaven 3.281.109 3.643.640 3.697.026 4.578.992 5.093.665 5.037.471 56.194
6.0 Ziekte en verlofregelingen 3.281.109 3.643.640 3.697.026 4.578.992 5.093.665 5.037.471 56.194
Inkomensoverdrachten 3.281.109 3.643.640 3.697.026 4.578.992 5.093.665 5.037.471 56.194
ZW 1.939.940 1.978.911 1.953.070 2.181.731 2.422.364 2.111.914 310.450
WAZO 1.285.497 1.452.050 1.442.603 1.587.007 1.699.987 1.699.724 263
WAZO aanvullend geboorteverlof partners 55.672 212.679 214.335 232.344 266.743 253.831 12.912
Wet Betaald ouderschapsverlof (WBO) 0 0 87.018 577.910 704.571 699.217 5.354
ZW nominaal 0 0 0 0 0 120.379 ‒ 120.379
WAZO nominaal 0 0 0 0 0 98.083 ‒ 98.083
WAZO aanvullend geboorteverlof partners nominaal 0 0 0 0 0 14.468 ‒ 14.468
Wet Betaald ouderschapsverlof (WBO) nominaal 0 0 0 0 0 39.855 ‒ 39.855
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

Werknemers die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose als gevolg van blootstelling aan asbest tijdens het werk, kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden. Dat gebeurt in de vorm van een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding van de werkgever. Als de (voormalige) werkgever het slachtoffer alsnog een schadevergoeding betaalt, wordt het voorschot hiermee verrekend. Indien de werknemer geen schadevergoeding ontvangt, wordt het voorschot omgezet in een tegemoetkoming. De TAS wordt uitgevoerd door het Instituut Asbestslachtoffers en de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten voor de TAS zijn in 2024 ongeveer € 1,3 miljoen hoger uitgevallen dan oorspronkelijk begroot. Er zijn minder terugvorderingen ontvangen dan verwacht. Dit kan mogelijk worden verklaard door het feit dat de blootstelling aan asbest voor het gros van de asbestslachtoffers dateert van vóór 1990. Hierdoor wordt het voor de uitvoering steeds lastiger om bemiddelingen af te sluiten waar de werkgever aansprakelijk kan worden gesteld met een schadevergoeding als resultaat. Dit leidt ertoe dat voorschotten vanuit de TAS minder vaak worden teruggevorderd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen) 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,0
waarvan toekenning in verband met maligne mesothelioom 0,3 0,3 0,4 0,3 0,3 0,4 ‒ 0,1
waarvan toekenning in verband met asbestose <0,1 <0,1 0,1 0,1 0,1 0 0,1
Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen) 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0
Aantal toekenningen maligne mesothelioom bij leven ten opzichte van totaal aantal toekenningen (%) 80 82 80 79 83 1
  1. Dit cijfer wordt niet geraamd.

Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten voor de ziekteverzekering BES (ZV) vallen € 4,3 miljoen hoger uit dan begroot. De loon- en prijsbijstelling verklaart € 0,1 miljoen. Het overige verschil van € 4,2 miljoen kan een budgettair tegenvallend indirect effect zijn van de minimumloonsverhoging op de BES in 2024, maar is waarschijnlijk mede het gevolg van fouten in het IT-systeem. Hier is in het voorjaar van 2024 (deels) op geanticipeerd door een opwaartse bijstelling van het budget met € 2,3 miljoen. Een uitgebreidere toelichting van de IT-problemen wordt gegeven in de Bedrijfsvoeringsparagraaf.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume Ziekteverzekering CN (x 1.000 uitbetaalde ziektedagen) 64 114 219 124 122 110 12

OPS-fonds

De OPS problematiek is het gevolg van blootstellingen aan vluchtige oplosmiddelen in het werk die hoger waren dan volgens de destijds geldende wettelijke voorschriften waren toegestaan. In maart 2020 is de tijdelijke CSE-regeling in werking getreden om OPS-slachtoffers een financiële tegemoetkoming toe te kennen. Bij de opzet van de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij regelingen voor asbestslachtoffers. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB.

De CSE-regeling liep tot eind 2023. Lopende aanvragen worden nog afgehandeld. OPS-slachtoffers kunnen vanaf 2024 een aanvraag indienen via de TSB-regeling.

Budgettaire ontwikkelingen

Vanwege het geringe bedrag voor uitkeringen in het OPS-voorzieningsfonds, is voor de CSE-regeling besloten dat dit enkel per nabetaling aan uitvoerder SVB wordt betaald. Dit betekent dat er in 2025 een nabetaling zal plaatsvinden voor 2024. In 2024 zijn er daarom geen uitkeringslasten voor het OPS-voorzieningsfonds.

Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB)

De TSB maakt het mogelijk om (ex-)werkenden met een ernstige stoffengerelateerde beroepsziekte een financiële tegemoetkoming toe te kennen. De tegemoetkoming is geen schadevergoeding maar vormt een erkenning van het feit dat men door participatie aan het arbeidsproces ziek is geworden. Indien de (ex-)werkende naast de tegemoetkoming ook een schadevergoeding van de ex-werkgever/opdrachtgever ontvangt, of eerder heeft ontvangen, moet bij een gehonoreerde schadeclaim de tegemoetkoming worden terugbetaald tot het bedrag van de gehonoreerde schadeclaim. De TSB wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten voor de TSB zijn ongeveer € 45 miljoen lager uitgevallen dan voorzien in de vastgestelde begroting. SZW heeft in 2024 een voorschot verstrekt aan de SVB ter hoogte van € 4,2 miljoen. De uitkeringslasten van de SVB in 2023 bedroegen circa € 1,5 miljoen. Het restant van het voorschot wordt in 2025 terugontvangen van de SVB. De lage realisatiecijfers zijn te wijten aan een aanloopperiode van de regeling, die in 2023 van start is gegaan. De regeling heeft een langere tijd nodig om in te groeien dan verwacht.

Ziektewet (ZW)

De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering als zij geen werkgever meer hebben. Deze personen ontvangen ook ondersteuning bij re-integratie. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst zijn van een werkgever. Dit zijn werknemers die tijdelijk arbeidsongeschikt zijn als gevolg van zwangerschap of orgaandonatie en zieke werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De werkgever mag de ZW-uitkering dan verrekenen met het loon dat moet worden doorbetaald. De ZW wordt uitgevoerd door UWV of door werkgevers zelf wanneer zij ervoor gekozen hebben om eigenrisicodrager voor de ZW te zijn.

Budgettaire ontwikkelingen

De ZW-uitkeringslasten komen circa € 310 miljoen hoger uit dan begroot. Dit komt met name door een hogere gemiddelde prijs vanwege indexatie naar prijspeil 2024. Bovendien is het aantal ZW-uitkeringen voor de eindedienstverbanders, zieke zwangeren en voor mensen met een no-risk polis sterker toegenomen dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume ZW (x 1.000 uitkeringen, gemiddelde) 107 107 102 100 105 98 7
Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen) 325 346 394 312 324 1
Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen) 365 414 442 322 329 1
  1. In- en uitstroom worden niet geraamd.

Handhaving

Het aantal onderzochte signalen is gehalveerd en ook het aantal geconstateerde overtredingen is verminderd vergeleken met vorig jaar. Het aantal waarschuwingen is ook gehalveerd maar het aantal boetes is gelijk gebleven. Er is een sterke daling zichtbaar in het totaal benadelingsbedrag.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 571 782 672 682 602
Kennis van de verplichtingen (%) 871 932 952 942 942
Opsporing3 Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000) 3,3 4,8 5,2 2,6 1,3
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 2,0 2,4 2,4 1,2 0,8
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 2,9 2,9 2,5 1,4 1,2
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 1,9 3,6 4,3 1,9 0,9
Aantal boetes (x 1.000) 0,8 0,3 0,2 0,1 <0,1
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,6 0,3 0,1 0,1 <0,1
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022 2023 2024
Terugvordering3 Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) 61 60 53 40 9
  1. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis».
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: UWV, kwantitatieve informatie.
  4. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet arbeid en zorg (WAZO)

De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, adoptie- en pleegzorgverlof, (aanvullend) geboorteverlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Vaak bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering: zwangerschaps- en bevallingsuitkering, adoptie- en pleegzorguitkering, geboorteverlofuitkering en ouderschapsverlofuitkering. Deze uitkeringen op grond van de WAZO worden uitgevoerd door UWV.

Budgettaire ontwikkelingen

De WAZO-uitkeringslasten komen circa € 0,3 miljoen hoger uit dan begroot. Dit komt door een hogere gemiddelde uitkering in 2024 als gevolg van de indexatie naar prijspeil 2024 (+ € 96 miljoen). De gemiddelde uitkering valt hoger uit dan geraamd (+ € 47 miljoen). Het aantal toekenningen kwam lager uit dan ten tijde van de begroting werd ingeschat (- € 145 miljoen), vanwege een lager aantal geboortes dan geraamd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Totaal aantal toekenningen zwangerschaps- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000 uitkeringen) 142 153 144 145 147 155 ‒ 8
Aantal toekenningen werknemers (x 1.000 uitkeringen) 130 140 132 132 134 142 ‒ 8
Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000 uitkeringen) 12 13 12 13 13 13 0

WAZO aanvullend geboorteverlof partners

Het aanvullend geboorteverlof duurt maximaal 5 weken. Het verlof dient binnen 6 maanden na de geboorte te worden opgenomen. Ook deze regeling wordt door UWV uitgevoerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten voor het aanvullend geboorteverlof komen circa € 13 miljoen hoger uit dan begroot. Dit komt met name door een hogere gemiddelde uitkering als gevolg van de indexatie naar prijspeil 2024 (+ € 14 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Totaal aantal toekenningen aanvullend geboorteverlof (x 1.000 uitkeringen) 24 81 76 76 84 83 1
Gemiddeld aantal opgenomen dagen 22 22 23 23 23 23 0

WAZO betaald ouderschapsverlof

Het betaald ouderschapsverlof duurt maximaal 9 weken. De uitkering wordt alleen verstrekt indien het verlof in het eerste levensjaar van het kind wordt opgenomen. Bij adoptie of pleegzorg kan het verlof worden opgenomen gedurende het eerste jaar na opname van het kind in het gezin.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten voor het betaald ouderschapsverlof vielen circa € 5,4 miljoen hoger uit dan begroot. Enerzijds viel de gemiddelde uitkering lager uit dan voorzien (- € 32,6 miljoen). Anderzijds was de raming in de begroting 2024 nog in prijspeil 2023. Als gevolg van de indexatie naar prijspeil 2024 is er sprake van een hogere gemiddelde uitkering (+ € 39 miljoen). Ook het aantal lopende uitkeringen gedurende het jaar viel lager uit dan voorzien (- € 1,8 miljoen).

Ontvangsten

In 2024 is er een afrekening geweest van de bevoorschotting aan de SVB over 2023 van ongeveer € 28 miljoen. Het grootste aandeel hiervan was een terugbetaling voor de TSB-regeling. De uitkeringslasten voor de TSB-regeling waren in 2023 veel lager dan in 2022 was voorzien. De lage realisatiecijfers zijn te wijten aan een aanloopperiode van de regeling, die in 2023 van start is gegaan. Het restant van de voor 2023 begrote uitkeringslasten is in 2024 terugontvangen.

5.7 Artikel 7 Kinderopvang

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede, veilige en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling. De kinderopvangtoeslag houdt formele kinderopvang betaalbaar voor ouders. Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier, in opdracht van gemeenten, toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten die de (informatie)positie van ouders versterken. Dit om te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen brengen die veilig en van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de (informatie)positie van ouders. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  2. het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend;
  3. het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang;
  4. het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving;
  5. het verstrekken van middelen ten behoeve van de kinderopvang en voor- en naschoolse voorzieningen in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids;
  6. het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid van de kinderopvang.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door het directoraat-generaal Toeslagen.

C. Beleidsconclusies

Verbeteringen in het huidige stelsel en maximum uurprijs 2024

In 2024 zijn de maximum uurprijzen in eerste instantie met € 0,02 minder geïndexeerd ten opzichte van de reguliere indexatie, om verschillende beleidsmaatregelen te bekostigen. Zo kwamen er middelen beschikbaar voor Dienst Toeslagen om meer te werken vanuit de actualiteit om terugvorderingen bij ouders te voorkomen en voor kinderopvangtoeslag gedurende de periode van zwangerschap en bevalling voor alle ouders die tot een doelgroep in de kinderopvangtoeslag horen. Daarnaast kwamen middelen beschikbaar om de maximum uurprijs voor gastouderopvang per 2025 met € 0,21 extra te verhogen, zodat er meer financiële ruimte ontstaat om te voldoen aan de kwaliteitseisen die worden aangescherpt.

Daarnaast nam de Tweede Kamer in oktober 2023 het amendement Van der Lee c.s. op de SZW-begroting aan om de maximum uurprijzen in 2024 verder te verhogen (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. 57). Het amendement beoogde de kinderopvangtoeslag die ouders ontvangen beter aan te laten sluiten op de daadwerkelijke kosten voor kinderopvang die zij maken. In reactie op het amendement heeft het kabinet de maximum uurprijzen voor dagopvang, bso en gastouderopvang in 2024 met respectievelijk 6,2%, 9,9% en 4,0% extra verhoogd, bovenop de reguliere indexatie. Uit de eerste twee kwartaalrapportages kinderopvang over 2024 blijkt dat de betaalbaarheid voor ouders hierdoor is toegenomen2.

Ook is in 2024 de Wet kinderopvang gewijzigd waardoor Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten de EU aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag (Stb. 2024, 390). Door kinderopvang toegankelijker te maken voor ouders uit Oekraïne en ouders met een partner buiten de EU kunnen zij (meer) werken.

Zij-instroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt

Eind 2023 is het Ontwikkelpad Kinderopvang gepubliceerd. In 2024 is dit in verschillende arbeidsmarktregio’s geïmplementeerd. Dit Ontwikkelpad bevordert laagdrempelige (zij-)instroom en biedt doorgroeimogelijkheden aan huidige medewerkers in de kinderopvang. Het Ontwikkelpad helpt mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt om te starten als groepshulp, en als zij dat kunnen en willen, zich stapsgewijs te ontwikkelen tot pedagogisch professional. Tevens is in 2024 samen met de sector gewerkt aan de uitbreiding van het Ontwikkelpad. De uitbreiding maakt nieuwe routes en ontwikkelingsmogelijkheden inzichtelijk in de kinderopvang. In november 2024 is de conceptuitbreiding gepubliceerd3.

Om kinderopvangorganisaties te ondersteunen in het aannemen en scholen van groepshulpen, heeft SZW in 2024 een tijdelijke subsidieregeling gepubliceerd met een budget van € 6 miljoen (Stcrt. 2024, 13538). Met de subsidieregeling kunnen kinderopvangorganisaties voor maximaal twee groepshulpen subsidie voor de loonkosten ontvangen (maximaal € 10.056 per groepshulp). Voorwaarde is dat de groepshulp scholing volgt of heeft gevolgd via praktijkleren in het mbo en minimaal een jaar in dienst is. Met de regeling heeft SZW met name de kleinere organisaties in staat gesteld om de voordelen van een groepshulp en het werken met het Ontwikkelpad te ondervinden. In november 2024 is het eerste tijdvak voor subsidieaanvragen opengesteld. In november 2025 en 2026 volgen nog twee aanvraagtijdvakken.

Herijking kwaliteitseisen kinderopvang

Gedurende 2024 is een aantal kwaliteitseisen voor de kinderopvang gewijzigd. Deze wijzigingen hebben als doel om knelpunten te verminderen en de kwaliteitseisen beter te laten aansluiten bij de praktijk. Voor de dagopvang betreft het de inzet van een beroepskracht in opleiding als vast gezicht en de mogelijkheid van meertalige dagopvang. Voor de buitenschoolse opvang gaat het om het berekenen van de beroepskracht-kindratio op kindercentrumniveau, vereenvoudigen van kindercentrum-overstijgend opvangen tijdens schoolvrije dagen en de inzet van anders-gekwalificeerden. Daarnaast is in dagopvang en buitenschoolse opvang de mogelijkheid om meer beroepskrachten in opleiding in te zetten (maximaal 50% in plaats van 33% van de formatie) verlengd tot 1 juli 2026. Het kabinet blijft de gevolgen van deze wijzigingen in de komende periode monitoren.

Kinderopvang Caribisch Nederland

De Eerste Kamer heeft in mei 2024 ingestemd met de Wet kinderopvang Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Wet KO BES). Het doel van de Wet KO BES is om de kwaliteit en de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang in Caribisch Nederland te verbeteren. De Wet bevat onder andere eisen over de kwaliteit en financiering van de kinderopvang. De inwerkingtreding van de Wet KO BES zal op zijn vroegst op 1 januari 2026 plaatsvinden, om de uitvoering in staat te stellen zich voldoende op de nieuwe wet voor te bereiden. Tot het moment van inwerkingtreding van de Wet KO BES blijft de Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland van kracht. In 2024 is de Algemene Maatregel van Bestuur behorende bij de Wet KO BES in consultatie gegaan.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 3.913.026 4.115.024 4.217.155 4.436.342 4.987.256 4.879.664 107.592
Uitgaven 3.912.442 4.108.446 4.206.526 4.440.566 4.990.686 4.882.946 107.740
7.0 Kinderopvang 3.912.442 4.108.446 4.206.526 4.440.566 4.990.686 4.882.946 107.740
Inkomensoverdrachten 3.892.805 4.088.912 4.180.058 4.378.908 4.939.015 4.798.571 140.444
Kinderopvangtoeslag 3.596.605 3.813.334 4.105.961 4.378.908 4.939.015 4.798.571 140.444
Tegemoetkomingsregeling Eigen Bijdrage 296.200 275.578 74.097 0 0 0 0
Subsidies (regelingen) 1.249 6.632 8.504 12.327 16.778 16.691 87
Kinderopvang 1.248 1.411 969 1.335 1.572 2.050 ‒ 478
Subsidies Caribisch Nederland 0 5.221 7.535 10.992 15.206 14.641 565
Versterking T&I vaardigheden kinderopvang 1 0 0 0 0 0 0
Opdrachten 3.001 1.597 1.891 2.858 2.673 22.977 ‒ 20.304
Overige Opdrachten 2.048 1.524 1.621 1.558 1.470 2.973 ‒ 1.503
Opdrachten Caribisch Nederland 953 73 270 753 196 1.692 ‒ 1.496
Opdrachten Stelselherziening KO 0 0 0 547 1.007 18.312 ‒ 17.305
Bekostiging 980 1.394 1.478 433 1.617 1.687 ‒ 70
Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland 980 1.394 1.478 433 1.617 1.687 ‒ 70
Bijdrage aan agentschappen 6.827 7.275 7.698 8.100 8.706 9.391 ‒ 685
Agentschap DUO 6.827 7.275 7.698 8.100 8.706 9.391 ‒ 685
Bijdrage aan medeoverheden 7.580 2.636 6.897 37.940 21.897 33.629 ‒ 11.732
Versterking Kinderopvang Samenwerking BES(t) 4 kids CN 7.580 2.636 6.897 6.398 11.639 11.283 356
SPUK kwijtschelden schulden Kinderopvang 0 0 0 31.542 10.258 22.346 ‒ 12.088
Ontvangsten 1.483.420 1.498.566 1.627.788 1.792.216 1.932.541 1.826.825 105.716
Art. Ontvangsten 1.483.420 1.498.566 1.627.788 1.792.216 1.932.541 1.826.825 105.716
7.0 Kinderopvang 1.483.420 1.498.566 1.627.788 1.792.216 1.932.541 1.826.825 105.716
Ontvangsten 1.483.420 1.498.566 1.627.788 1.792.216 1.932.541 1.826.825 105.716
Algemeen 577 433 11.726 17.737 1.405 480 925
Terugontvangsten kinderopvangtoeslag 245.506 176.917 189.809 198.528 222.613 251.672 ‒ 29.059
Werkgeversbijdrage Kinderopvang 1.237.337 1.321.216 1.426.253 1.575.951 1.708.523 1.574.673 133.850

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en daarom geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK). De KOT wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal Toeslagen van het Ministerie van Financiën. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan kinderopvangtoeslag zijn in 2024 uitgekomen op € 4.939,0 miljoen. Met de uitgaven aan kinderopvangtoeslag is een belangrijke bijdrage geleverd aan de financiële toegankelijkheid van kinderopvang voor ouders. De uitgaven waren in € 140,4 miljoen hoger dan in begroting 2024 was voorzien. Een belangrijke verklaring van dit verschil is de jaarlijkse reguliere indexatie van de kinderopvangtoeslag (€ 280,1 miljoen). Wanneer hiervoor wordt gecorrigeerd komen de uitgaven € 139,7 miljoen lager uit dan bij de begroting werd geraamd. Hiervoor zijn de volgende verklaringen: ten eerste zijn de reguliere voorschotten kinderopvangtoeslag in totaal € 96,7 miljoen lager uitgekomen. Enerzijds zijn de huishoudinkomens in 2024 sterker gestegen dan waar rekening mee was gehouden, waardoor het gemiddelde toeslagpercentage over 2024 ruim 2 procentpunt lager is uitgekomen dan verwacht. Anderzijds is er ook een opwaarts effect. Het kabinet heeft de toeslagpercentages voor 2025 voor met name middeninkomens verhoogd. Doordat ouders de kinderopvangtoeslag in de maand vooraf krijgen uitgekeerd, waren er meeruitgaven in december 2024. Hiermee was tijdens het opstellen van de begroting nog geen rekening gehouden, omdat de KOT-tabel voor 2025 op het moment van publiceren van de begroting 2024 nog niet was vastgesteld. Voorts zijn nabetalingen in 2024 over eerdere toeslagjaren € 48,2 miljoen lager uitgekomen dan verwacht. Er waren vooral minder nabetalingen over toeslagjaar 2023. Het resterende (positieve) verschil van € 5,4 miljoen wordt verklaard door overige, relatief kleine factoren.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag is in 2024 uitgekomen op 912.000, 21.000 kinderen meer dan verwacht. Het verschil is toe te schrijven aan een hoger aantal kinderen in de buitenschoolse opvang.

Gemiddeld over 2024 gingen kinderen 65,7 uur per maand naar de kinderopvang (met kinderopvangtoeslag) ofwel 0,9 uur minder dan verwacht. Het opgetreden verschil is sterker dan de afzonderlijke verschillen bij de dagopvang en buitenschoolse opvang. Dit houdt verband met een samenstellingseffect.

Het gebruik van kinderopvangtoeslag onder huishoudens met een verzamelinkomen tot 1½ x modaal is lager uitgekomen dan ten tijde van het opstellen van de begroting werd verwacht. Daar staat een hoger dan verwacht gebruik van de regeling tegenover onder huishoudens met een inkomen vanaf 1½ x modaal. Zoals bij de budgettaire ontwikkeling reeds is vermeld, zijn de inkomens in 2024 sterker gestegen dan was voorzien.

De Tweede Kamer heeft in november 2023 een amendement aangenomen om de maximum uurprijzen in de kinderopvangtoeslag voor 2024 extra te verhogen. Daardoor verschilt de realisatie van de wettelijke maximum uurprijs van de bedragen die in de begroting 2024 waren opgenomen. Mede als gevolg van de extra verhoging van de maximum uurprijzen zijn de gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen in 2024 hoger uitgekomen dan waar rekening mee was gehouden. Dit is met name het geval bij de dagopvang en buitenschoolse opvang.

De verwachte ouderbijdrage die was opgenomen in de begroting 2024 was een onderschatting. Dit komt omdat er abusievelijk was uitgegaan van lagere inkomens dan in de tabel vermeld.

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000) 550 552 586 604 614 595 19
Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)
0-12 jaar 824 826 873 893 912 891 21
0-4 jaar (dagopvang) 389 397 417 423 426 426 0
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 435 429 456 470 485 465 20
Deelname kinderen met kinderopvangtoeslag (%)
0-12 jaar 38 39 41 42 43 41 2
0-4 jaar (dagopvang) 57 58 60 61 62 60 2
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 30 30 32 33 34 32 2
Aantal uren per kind per maand
0-12 jaar 61,1 63,8 65,2 66,3 65,7 66,6 ‒ 0,9
0-4 jaar (dagopvang) 85,3 88,4 90,5 92,1 91,7 92,0 ‒ 0,3
4-12 jaar (buitenschoolse opvang) 39,5 41,0 42,1 43,1 42,9 43,3 ‒ 0,4
Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met kinderopvangtoeslag x 1.000)2
Tot 130% Wml 75 73 70 75 75 70 5
130% Wml tot 1 1/2 x modaal 165 164 158 145 127 145 ‒ 18
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal 431 433 468 485 502 501 1
3 x modaal en hoger 153 156 177 189 208 174 34
Aantal uren per kind met kinderopvangtoeslag3
Tot 130% Wml 74 77 82 86 84 87 ‒ 3
130% Wml tot 1 1/2 x modaal 60 62 65 68 68 67 1
1 1/2 x modaal tot 3 x modaal 57 60 61 61 61 62 ‒ 1
3 x modaal en hoger 67 71 70 69 69 71 ‒ 2
  1. De cijfers van 2024 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van inkomen en gebruik. Voor 2023 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2022 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.
  2. In voorgaande jaarverslagen was bij de bepaling van het gebruik van kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (en het aantal uren per kind) voor alle jaren uit praktisch oogpunt steeds uitgegaan van dezelfde inkomensgroepen in de kinderopvangtoeslagtabel. In de praktijk kan de ontwikkeling van het minimumloon en het modaal inkomen verschillen van de indexering van de toetsingsinkomensgrenzen. Sinds het Jaarverslag 2024 is voor alle jaren uitgegaan van het precieze inkomensbereik.
  3. Zie bovenstaande voetnoot 2.
Bijdragen sectoren (in %)
Collectief 73 72 71 69 67 69 ‒ 2
waarvan Overheid 46 46 45 43 43 44 ‒ 1
waarvan Werkgevers 27 26 26 26 24 25 ‒ 1
Ouders 27 28 29 31 33 31 2
Wettelijke maximum uurprijs (in €)
Dagopvang 8,17 8,46 8,50 9,12 10,25 9,65 0,60
Buitenschoolse opvang 7,02 7,27 7,31 7,85 9,12 8,30 0,82
Gastouderopvang 6,27 6,49 6,52 6,85 7,53 7,24 0,29
Gemiddelde tarieven van kinderopvanginstellingen (in €)2
Dagopvang 8,42 8,74 8,95 9,61 10,31 10,00 0,31
Buitenschoolse opvang 7,64 7,87 8,07 8,61 9,15 8,89 0,26
Gastouderopvang 6,42 6,61 6,79 7,09 7,38 7,34 0,04
Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen3
130% Wml 0,53 0,55 0,56 0,74 0,83 0,43 0,40
1 1/2 x modaal 1,63 1,68 1,72 1,94 2,18 1,95 0,23
3 x modaal 4,63 4,80 5,06 5,60 6,49 5,74 0,75
Ouderbijdrage volgend kind in € per uur voor gezinsinkomen4
130% Wml 0,38 0,40 0,41 0,47 0,52 0,42 0,10
1 1/2 x modaal 0,47 0,49 0,50 0,59 0,67 0,57 0,10
3 x modaal 1,16 1,20 1,28 1,43 1,65 1,46 0,19
  1. De cijfers van 2024 zijn gebaseerd op de opgaven van aanvragers, die nog kunnen wijzigen als gevolg van het definitief vaststellen van uurtarieven. Voor 2023 is het merendeel van de beschikkingen definitief vastgesteld. Voor 2022 en eerdere jaren zijn vrijwel alle beschikkingen en onderliggende gegevens definitief.
  2. De cijfers over de gemiddelde uurprijs zijn gebaseerd op de uurprijzen die ouders aan Toeslagen doorgeven. Deze kunnen afwijken van de door de ouders werkelijk betaalde uurprijzen. Het betreft de gemiddelde uurprijzen, waarbij gewogen is naar gebruik. Ter illustratie: de uurprijs van gebruikers die 60 opvanguren afnemen weegt drie keer zo zwaar mee bij bepaling van het gemiddelde als de uurprijs van gebruikers die 20 opvanguren afnemen.
  3. Kosten van kinderopvang per uur voor ouders, gegeven de maximum uurprijs en de toeslag die ouders ontvangen. In voorgaande jaarverslagen en begrotingen was bij de bepaling van de ouderbijdrage voor alle jaren uit praktisch oogpunt steeds uitgegaan van dezelfde inkomensgroep in de kinderopvangtoeslagtabel. In de praktijk kan de ontwikkeling van het minimumloon en het modaal inkomen verschillen van de indexering van de toetsingsinkomensgrenzen. Sinds het Jaarverslag 2024 uitgegaan van de precieze inkomensgroep die bij het betreffende inkomen hoort. Dit verklaart het verschil met de Begroting 2024.
  4. Zie bovenstaande voetnoot 3.

Subsidies

In 2024 is € 1,6 miljoen subsidie uitgekeerd aan diverse instellings- en projectsubsidies op het gebied van kinderopvang. De uitgaven voor subsidies Kinderopvang zijn in 2024 € 0,5 miljoen lager uitgekomen dan begroot. De reden daarvoor is dat er minder aanvragen zijn ontvangen en er zijn minder aanvragen toegekend. Ook is er ruim € 0,2 miljoen minder subsidie toegekend aan de VNG dan begroot.

In 2024 is € 15,2 miljoen subsidie uitgekeerd ten behoeve van de Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland.

Opdrachten

Op het budget voor ‘Overige opdrachten’ van € 3,0 miljoen is € 1,5 miljoen uitgegeven aan diverse onderzoeken en opdrachten ter ondersteuning van kinderopvangbeleid. De lagere realisatie dan begroot komt voornamelijk doordat diverse kleine projecten zijn komen te vervallen in 2024 en daarnaast onderzoeken gedeeltelijk zijn doorgeschoven naar 2025.

Van het budget voor Opdrachten Caribisch Nederland is € 0,2 miljoen aan uitgaven gerealiseerd aan diverse opdrachten. Gedurende het jaar is budget overgeheveld naar verscheidene andere posten binnen de Rijksbegroting, alwaar de uitgaven worden verantwoord. Zo heeft een interdepartementale overboeking plaatsgevonden naar de OCW-begroting van € 0,5 miljoen voor toezicht op de kinderopvang in Caribisch Nederland, een overboeking van € 0,2 miljoen ten behoeve van de tijdelijke subsidieregeling naar Uitvoering van Beleid en een overboeking naar het apparaatsbudget op artikel 96 van de SZW-begroting voor de uitvoering van BES(t) 4 Kids ad. € 0,1 miljoen.

Van het budget voor Opdrachten stelselherziening KO van € 18,3 miljoen is € 1,0 miljoen aan uitgaven gerealiseerd. Dit budget is grotendeels benut voor het ontwerpen en (door)ontwikkelen van een nieuw financieringsstelsel kinderopvang en het opzetten van de werkmaatschappij voor de uitvoering van dit nieuwe stelsel. Vanwege de val van het kabinet Rutte IV en de formatieduur van het kabinet Schoof zijn er in 2024 geen grote uitgaven gedaan aan de stelselherziening en de werkmaatschappij. In het regeerprogramma heeft het kabinet Schoof afgesproken om door te gaan met de stelselherziening. Om deze reden is via een kasschuif € 15,2 miljoen naar toekomstige jaren geschoven. Het restant van de onderuitputting is te verklaren doordat het langer heeft geduurd dan gedacht om één verantwoordelijke uitvoerder aan te wijzen als ‘hoofdaannemer’ van het nieuwe stelsel.

Bekostiging

De bekostiging betreft de uitgaven aan Stichting Projectenbureau Publieke Gezondheid van de Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland (PGV) voor de coördinatie op het toezicht op de kinderopvang. PGV is wettelijk aangewezen voor deze taak.

Bijdrage aan agentschappen

Het budget van € 9,4 miljoen is geheel bestemd voor de uitvoering door DUO van het Landelijke Register Kinderopvang en het Personenregister Kinderopvang. In 2024 bedroeg de bekostiging van DUO € 8,7 miljoen. De uitgaven kwamen € 0,7 miljoen lager uit dan begroot. Dit heeft voornamelijk te maken met het project dat de problematiek rondom databeveiliging aanpakt bij de registers kinderopvang. De start van de analyse en de analyse vergde meer tijd dan verwacht. Dit draagt bij aan een langzamere opstart en minder kosten in 2024.

Bijdrage aan medeoverheden

In 2024 is een bijzondere uitkering verstrekt aan de openbare lichamen van € 11,6 miljoen in het kader van het programma BES(t) 4 kids. Het programma ondersteunt kinderopvangorganisaties in Caribisch Nederland. Het doel van het programma is het verbeteren van de kwaliteit van de kinderopvang in Caribisch Nederland en het realiseren van meer huisvesting voor nieuwe kinderopvangorganisaties.

In 2024 is € 10,3 miljoen aan compensatie uitbetaald aan gemeenten voor het kwijtschelden van publieke schulden in het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag. Gemeenten worden met een vertraging van twee jaar gecompenseerd voor kwijtscheldingen middels een specifieke uitkering. De compensatie over het jaar 2022 viel € 12,1 miljoen lager uit dan begroot verwacht, omdat blijkt dat er in 2022 bij minder gedupeerden een vordering is kwijtgescholden dan eerder geraamd. Het Ministerie van Financiën verwacht dat de komende jaren nog een groot aantal gedupeerden voor kwijtschelding in aanmerking komt, daarom is € 10,9 miljoen doorgeschoven naar toekomstige jaren.

Ontvangsten

De terugontvangsten kinderopvangtoeslag zijn € 29,1 miljoen lager uitgekomen dan werd verwacht. Bij het bepalen van het definitieve recht van huishoudens kwam het totale bedrag aan terugvorderingen lager uit dan eerder verwacht, met name voor de toeslagjaren 2022 en 2023. Hierdoor waren er over deze jaren ook minder terugontvangsten. Daarnaast sluit de kinderopvangtoeslag die ouders tijdens het jaar als voorschot ontvangen steeds beter aan bij hun rechten. Doordat dit effect sterker blijkt te zijn dan verwacht hoeft er minder teruggevorderd te worden. Als gevolg daarvan zijn ook de ontvangsten over toeslagjaar 2024 lager dan verwacht.

De ontvangsten algemeen zijn € 0,9 miljoen hoger uitgekomen dan begroot.

De ontvangsten werkgeversbijdrage kinderopvang zijn € 133,9 miljoen hoger dan in de begroting 2024 werd geraamd. De werkgeversbijdrage voor de kinderopvang bestaat uit een vast percentage (0,5%) van de totale loonsom. De totale loonsom is in 2024 hoger uitgekomen dan verwacht, dit wordt mede verklaard doordat in de begroting nog was gerekend in prijspeil 2023. Als gevolg van de hogere loonsom zijn er ook meer ontvangsten uit de werkgeversbijdrage kinderopvang. 

Kerncijfers

Het aantal gewerkte uren per week is in alle groepen in 2024 stabiel tot zeer licht gedaald ten opzichte van 2023.

Vrouwen 15 tot 75 jaar 26,2 27,4 27,9 27,9 27,9
Mannen 15 tot 75 jaar 35,4 36,3 36,1 36,0 35,9
Moeders met jonge kinderen (0-11 jaar) 26,9 27,5 28,1 28,2 28,1
Vaders met jonge kinderen (0-11 jaar) 39,4 40,4 40,1 40,0 39,8

De netto arbeidsparticipatie in 2024 laat een wisselend beeld zien. Over de gehele beroepsbevolking (‘totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar’) is de netto arbeidsparticipatie stabiel gebleven ten opzichte van 2023, evenals voor moeders en vaders met jonge kinderen. Onder moeders binnen een ouderpaar en alleenstaande vaders is de netto arbeidsparticipatie in 2024 gestegen. Onder vaders binnen een ouderpaar en alleenstaande moeders is de netto arbeidsparticipatie in 2024 juist gedaald ten opzichte van 2023.

Totaal mannen en vrouwen 15 tot 75 jaar 68,4 70,4 72,2 73,1 73,2
Moeders (lid van ouderpaar) 80,5 81,4 82,6 82,8 83,3
Vaders (lid van ouderpaar) 91,7 91,8 92,6 93,3 92,2
Alleenstaande moeders 68,5 71,5 70,5 73,6 71,8
Alleenstaande vaders 79,8 83,5 84,4 83,5 84,5
Moeders met jonge kinderen (0-11) 80,1 79,7 81,5 81,8 81,9
Vaders met jonge kinderen (0-11) 93,9 94,4 94,3 95,0 95,0

5.8 Artikel 8 Oudedagsvoorziening

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een basispensioen aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Het kabinet vindt dat iedere gepensioneerde een basispensioen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 89,4% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pen­sioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pen­sioenstelsel. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief op eigen initiatief individuele pensioenproducten afsluiten.

De overheid biedt inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden (IOAOW) en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd (OBR).

Inwoners van Caribisch Nederland die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  2. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;
  3. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
  4. de vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspen­sioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);
  5. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het pensioenbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

C. Beleidsconclusies

Verhoging AOV BES

De uitkering AOV is op 1 januari 2024 gestegen naar respectievelijk USD 1.335, USD 1.322 en USD 1.406 op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Met deze verhoging staat de AOV in een verhouding van 85/100 ten opzichte van het WML. Op 1 juli 2024 is de AOV-uitkering opnieuw verhoogd naar respectievelijk USD 1.488, USD 1.431 en USD 1.403 per maand. Bij de bijstelling van de bedragen voor de AOV voor Sint Eustatius en Saba is telkens rekening gehouden met de zogeheten ‘duurtetoeslag’ van respectievelijk USD 57 en USD 85 die AOV-gerechtigden op deze eilanden ontvangen. Met inbegrip van de duurtetoeslag komen AOV-gerechtigden met een volledige AOV-uitkering op Sint Eustatius en Saba vanaf 1 juli 2024 op hetzelfde maandbedrag van USD 1.488 uit als op Bonaire. In totaal is de uitkering AOV in 2024, met inbegrip van de duurtetoeslag op de Bovenwinden, beleidsmatig verhoogd met respectievelijk 39,5%, 35,0% en 23,1% op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Schuldig Nalatig

Per 1 januari 2024 is het wetsvoorstel in werking getreden waarmee de korting op de AOW-uitkering vanwege schuldige nalatigheid is afgeschaft (Stcrt. 2023, 31259). Het wetsvoorstel heeft als doel om disproportionele effecten voor burgers te voorkomen en de uitvoering van de AOW voor de SVB en de Belastingdienst te vereenvoudigen.

Akkoord «gezond naar het pensioen»

Het kabinet vindt het belangrijk dat zo veel mogelijk mensen gezond kunnen genieten van hun pensioen. Voor mensen met zwaar werk vraagt dit extra aandacht. Het afgelopen jaar heeft het kabinet met vakbonden en werkgeversorganisaties hierover het akkoord ‘gezond naar het pensioen’ bereikt. Samen met sociale partners gaat het kabinet aan de slag met een duurzame inzetbaarheidsagenda om gezond langer doorwerken te bevorderen. Daarbij wordt bijvoorbeeld gekeken naar manieren om zwaar werk lichter te maken, of om een tijdige overstap van een zwaardere naar een lichtere functie te faciliteren. Bij de agenda voor duurzame inzetbaarheid wordt ook de ondersteuning van het mkb in het oog gehouden. Verder gaan kabinet en sociale partners onderzoeken of er belemmeringen kunnen worden weggenomen rond het sparen van verlof. De RVU-drempelvrijstelling wordt vanaf 2026 structureel en gerichter voortgezet met ijkmomenten. Daarmee blijft het kabinet sociale partners ruimte bieden voor afspraken over eerder uittreden voor die werknemers met zwaar werk die niet gezond kunnen doorwerken tot de AOW-leeftijd. De vrijgestelde fiscale ruimte wordt naast het huidige drempelbedrag verruimd met € 300 bruto per maand, bedoeld voor werknemers met zwaar werk in een knellende financiële situatie. Via jaarlijkse monitoring en driejaarlijkse ijkmomenten kijken kabinet en sociale partners of het totale pakket aan maatregelen zich volgens gemaakte afspraken ontwikkelt.

Implementatietraject Wet toekomst pensioenen (Wtp)

Na de inwerkingtreding van de Wtp per 1 juli 2023 is de implementatie van de wet van start gegaan. Sociale partners en pensioenuitvoerders hebben de mogelijkheid op een zelfgekozen moment, maar voor 1 januari 2028, de overstap te maken naar het nieuwe pensioenstelsel.

Om hier zicht op te houden is een uitgebreid monitoringsprogramma opgezet. Uit de voortgangsrapportage van 31 januari 2025 blijkt dat eind 2024 77% van de pensioenfondsen voornemens is om in te varen, en voor ruim 92% van de deelnemers het transitieplan gereed is. De pensioen­sector werkt hard aan de transitie naar het pensioenstelsel en er moet nog veel gebeuren, knelpunten uit de uitvoeringspraktijk worden opgepakt, zoals de ervaren knelpunten om evenwichtig in te kunnen varen met de standaardmethode. Met de aanpassingen die op 24 december 2024 in de Staatscourant zijn gepubliceerd (Stcrt. 2024, 42208) is het voor alle pensioenfondsen mogelijk om een evenwichtige transitie te bereiken. Het lerend vermogen van de sector is van cruciaal belang om de transitie tijdig af te ronden.

Wetsvoorstel verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel

Op 20 juni 2024 is het wetsvoorstel verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2023/24, 36 578, nr. 2). Met dit wetsvoorstel wordt conform de toezegging aan de Eerste Kamer de uiterste transitiedatum uit de Wet toekomst pensioenen van 1 januari 2027 verschoven naar 1 januari 2028. Hiermee kunnen de werkzaamheden die gepaard gaan met de pensioentransitie beter worden gespreid in de tijd, wat ten goede komt van de uitvoering.

Externe geschilleninstantie(s)

Per 1 januari 2024 heeft de aanwijzing van externe geschilleninstantie(s) op grond van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) plaatsgevonden. Dit zijn voor pensioenfondsen de Geschilleninstantie Pensioenfondsen (GIP) en voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen het Klachteninstituut financiële dienstverlening (Kifid). Na een periode van voorbereiding is GIP sinds januari 2024 operationeel. Het indienen en in behandeling nemen van geschillen loopt, de eerste uitspraken staan online en er zijn diverse bemiddelingsresultaten behaald. Het GIP heeft in 2024 ongeveer 500 geschillen behandeld, dit aantal was in lijn met de vooraf door GIP uitgesproken verwachting. Bij de 500 geschillen zaten geen geschillen gerelateerd aan de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Dit is in lijn met de verwachting aangezien de eerste pensioenuitvoerders per 1 januari 2025 over zijn gestapt naar het nieuwe pensioenstelsel. Kifid is op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) ook aangewezen als geschilleninstantie voor financiële ondernemingen. Er zijn nagenoeg geen pensioenklachten ontvangen in 2024.

Wetsvoorstel Herziening bedrag ineens

Op 12 januari 2021 is de wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen. Het zogenaamde ‘bedrag ineens’ is een maximum van 10% van de waarde van het opgebouwde ouderdomspensioen dat op pensioendatum mag worden opgenomen. Om de complexiteit voor de uitvoering en de uitvoeringskosten te verminderen en tegelijkertijd de begrijpelijkheid voor de deelnemer te verbeteren is het wetsvoorstel Herziening bedrag ineens in 2022 ingediend. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel Herziening bedrag ineens op 8 oktober 2024 aangenomen. Het onderdeel bedrag ineens uit de wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen, zal in werking treden nadat het wetsvoorstel Herziening bedrag ineens ook door de Eerste Kamer is aangenomen. Daarna hebben uitvoerders nog voldoende voorbereidingstijd nodig om de wijziging te implementeren en te communiceren. Om de deelnemer te ondersteunen bij het keuzerecht bedrag ineens zal SZW een tool voor bedrag ineens laten ontwikkelen. De inwerkingtreding van ‘bedrag ineens’ is in 2024 uitgesteld naar 1 juli 2025. De definitieve datum hangt af van de voortgang van de parlementaire behandeling. De Minister van SZW heeft aangegeven nadrukkelijk in de gaten te houden of de sector zich nog comfortabel voelt bij deze datum en daarover in overleg te blijven.

Adequaat pensioen voor iedereen

Het kabinet streeft ernaar dat iedereen een adequaat pensioen kan opbouwen. In 2024 is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Pensioenopbouw in balans gepubliceerd. In het IBO is gekeken naar de pensioenopbouw van verschillende groepen, waaronder zelfstandigen. Een van de conclusies van het IBO is dat het Nederlandse pensioenstelsel grotendeels effectief is in het voorkomen van armoede bij pensionering. Daarnaast laat het IBO zien dat veel huishoudens hun levensstandaard na pensionering kunnen behouden, zeker wanneer vermogen in de eigen woning of onderneming wordt meegenomen. Voor zelfstandigen is het behoud van hun levensstandaard vaak afhankelijk van het aanspreken van illiquide vermogen in de vierde pijler, zoals hun woning of eigen bedrijf. Het IBO doet een aantal aanbevelingen maar concludeert dat het pensioenstelsel effectief functioneert en adviseert, mede gezien de lopende transitie tot 2028, om geen ingrijpende wijzigingen door te voeren maar wel de pensioenopbouw van specifieke groepen waaronder zelfstandigen te monitoren. In de reactie op het IBO heeft het kabinet aangegeven deze lijn te volgen.

Besluit Gegevensverstrekking voor Keuzebegeleiding

Op 1 juli 2024 is per Algemene Maatregel van Bestuur, het Besluit Gegevensverstrekking voor Keuzebegeleiding in werking getreden. Hierdoor wordt het mogelijk voor pensioenfondsen om op verzoek van de deelnemer ook de AOW-opbouw en de opbouw van arbeidsvoorwaardelijk pensioen bij andere aanbieders te tonen. In het Besluit zijn nadere eisen en waarborgen gesteld aan deze gegevensuitwisseling zodat deze in lijn is met de van toepassing zijnde privacy wet- en regelgeving. Doordat pen­sioenuitvoerders deelnemers een completer beeld kunnen geven van hun pensioeninkomsten na pensionering, kunnen ze hen beter begeleiden bij keuzes in de pensioenregeling.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 24.903 23.302 29.515 41.304 182.977 177.333 5.644
Uitgaven 24.903 23.302 29.673 41.573 182.343 177.333 5.010
8.0 Oudedagsvoorziening 24.903 23.302 29.673 41.573 182.343 177.333 5.010
Inkomensoverdrachten 24.903 23.302 29.067 41.201 181.923 176.972 4.951
AOV inclusief tegemoetkoming (Caribisch Nederland) 22.999 22.009 28.148 39.908 54.940 54.264 676
Overbruggingsregeling AOW 1.904 1.293 919 1.293 1.364 948 416
Gebaar erkenning Surinaamse ouderen 0 0 0 0 125.619 121.760 3.859
Opdrachten 0 0 606 372 420 361 59
Opdrachten 0 0 606 372 420 361 59
Ontvangsten 174 50 166 0 0 0 0
Art. Ontvangsten 174 50 166 0 0 0 0
8.0 Oudedagsvoorziening 174 50 166 0 0 0 0
Ontvangsten 174 50 166 0 0 0 0
Restituties 174 50 166 0 0 0 0
Art. Verplichtingen 41.234.597 42.956.000 44.030.599 47.934.500 51.926.160 52.336.311 ‒ 410.151
Uitgaven 41.234.597 42.956.000 44.030.599 47.934.500 51.926.160 52.336.311 ‒ 410.151
8.0 Oudedagsvoorziening 41.234.597 42.956.000 44.030.599 47.934.500 51.926.160 52.336.311 ‒ 410.151
Inkomensoverdrachten 41.234.597 42.956.000 44.030.599 47.934.500 51.926.160 52.336.311 ‒ 410.151
AOW 40.257.440 41.944.000 43.000.051 47.738.285 51.708.571 48.304.646 3.403.925
Inkomensondersteuning AOW 977.157 1.012.000 1.030.548 196.215 217.589 198.584 19.005
AOW nominaal 0 0 0 0 0 3.813.422 ‒ 3.813.422
Inkomensoudersteuning AOW nominaal 0 0 0 0 0 19.659 ‒ 19.659
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)

Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op Sint Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die gebaseerd is op de prijsverschillen tussen de eilanden. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor de AOV zijn in 2024 € 0,7 miljoen hoger uitgevallen dan verwacht bij de vastgestelde begroting. Dit wordt hoofdzakelijk verklaard door de jaarlijkse indexatie (€ 0,9 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo) 4,3 4,5 4,8 4,9 5,5 4,8 0,7

Overbruggingsregeling AOW (OBR)

De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2025. Vanaf 2016 is de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden. Sinds 1 oktober 2016 kan een OBR-uitkering tot maximaal één jaar met terugwerkende kracht worden aangevraagd. De aanvraag moet dan wel worden gedaan vóór dat de AOW-gerechtigde leeftijd is bereikt. De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets, exclusief eigen woning en pensioenvermogen. De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitkeringslasten voor de OBR in 2024 waren € 0,4 miljoen hoger dan verwacht bij de vastgestelde begroting. Dit komt doordat er meer mensen de OBR zijn ingestroomd en een hogere gemiddelde uitkering hebben ontvangen dan eerder verwacht. Daarnaast heeft de loon- en prijsbijstelling ook voor een opwaarts effect van de OBR-uitkeringslasten gezorgd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Instroom OBR (x 1.000 uitkeringen) 0,4 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0

Gebaar erkenning Surinaamse ouderen

Het kabinet maakt een gebaar van erkenning aan ouderen van Surinaamse herkomst, in de vorm van een eenmalig bedrag van € 5.000. Het gebaar van erkenning ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van deze groep bij hun komst naar Nederland. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

Aan de meeste mensen is het gebaar in 2024 ambtshalve toegekend. Wie het eenmalige bedrag niet automatisch heeft ontvangen, kan een handmatige aanvraag doen. Het aantal ouderen dat zich heeft gemeld en recht heeft op het gebaar bleek groter te zijn dan eerder werd verwacht.

Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB. Hoofdstuk 11, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de uitgaven aan de AOW.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de AOW komen in 2024 € 3,404 miljard hoger uit dan begroot. Dit verschil wordt hoofdzakelijk verklaard door de indexatie van de AOW-uitkeringsbedragen (€ 3,581 miljard). Het overige verschil komt door een lager aantal gerechtigden, een lager gemiddeld toekenningspercentage voor de gekorte AOW-gerechtigden en een hoger aandeel alleenstaanden.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde) 3.483 3.546 3.581 3.567 3.594 3.604 ‒ 10
Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo) 19 19 19 19 19 19 0

Handhaving

De onderstaande tabel geeft de resultaten weer in 2024 met betrekking tot preventie, detectie, correctie en sanctionering. Uit onderstaande tabel blijkt dat een stabiel hoog aantal AOW-gerechtigden de plichten van de uitkering kent. Uit het onderzoek van I&O Research blijkt dat gerechtigden in grote mate weten wanneer welke veranderingen zij moeten doorgeven aan de SVB. Bijna acht op de tien gerechtigden vinden het makkelijk zich aan de plichten te houden. De gepercipieerde detectiekans is laag maar wel iets toegenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de verwachte kans dat ter controle gegevens van de Belastingdienst worden opgevraagd. Tot slot is op het vlak van detectie een lichte daling te zien van het aantal onderzoek waardige signalen.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 1 382 362 392 412
Kennis van de verplichtingen (%) 1 922 892 932 932
Opsporing3 Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000) 5,8 5,8 5 4,6 4,4
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 0,4 0,4 0,5 0,5 0,4
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 2,0 2,0 2,6 3,3 2,7
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 0,3 0,4 0,5 0,3 0,3
Aantal boetes (x 1.000) 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,4 0,4 0,5 0,7 0,6
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022 2023 2024
Terugvordering3 Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) 48,1 49,8 36,7 30,1 12,7
  1. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: SVB, administratie.
  4. Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Inkomensondersteuning AOW (IOAOW)

In 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds. Per 1 januari 2023 is de IOAOW verlaagd en per 1 januari 2025 is de regeling afgeschaft.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de inkomensondersteuning AOW komen € 19 miljoen hoger uit dan begroot. De uitgaven volgen de AOW-ontwikkelingen.

Opdrachten

De middelen voor opdrachten zijn ingezet voor onderzoek. Het betreft gereserveerde middelen voor onderzoek naar het effect van de AOW-leeftijdsverhoging.

Aanvullende arbeidspensioenen

Sociale partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het totaal aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130% (ongeveer gelijk aan het vereist eigen vermogen), alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat in het huidige pensioenstelsel een dergelijke dekkingsgraad gemiddeld genomen toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen. Ten opzichte van 2023 is het aantal fondsen met een dekkingsgraad onder de 130% licht afgenomen. Mogelijk door een relatief goed beursjaar in 2024, ten opzichte van 2023. Tegelijkertijd is ook het aantal pensioenfondsen ten opzichte van 2023 afgenomen.

Het dalend aantal pensioenfondsen is al een aantal jaren zichtbaar. Het gaat hierbij vooral om pensioenfondsen met een geringe omvang. Door schaalvergroting met andere pensioenfondsen kan beter worden voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer. In 2024 waren er zeven pensioenfondsen minder dan in 2023.

Totaal aantal pensioenfondsen1 196 188 181 180 173
Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad ≤130%2 192 171 125 128 121
Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers (x 1.000) 5.844 5.741 5.428 5.957 5.7583
Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000) 3.418 3.455 3.154 3.619 3.5083
  1. Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.
  2. Beleidsdekkingsgraad.
  3. Betreft voorlopige cijfers. Definitieve cijfers komen in Q3 2025 beschikbaar.

5.9 Artikel 9 Nabestaanden

A. Algemene doelstelling

De overheid beschermt nabestaande partners en wezen voor zover nodig tegen de financiële gevolgen van het verlies van partner of ouders.

De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij in deze gevallen op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  2. de vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;
  3. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;
  4. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

C. Beleidsconclusies

Anw

In 2024 is geen nieuw beleid gemaakt. Dit is conform de verwachting zoals opgenomen in de begroting 2024.

Verhoging AWW BES

De hoogte van de AWW is afhankelijk van de leeftijd van de weduwe en weduwnaar of (half)wees. De AWW is per 1 januari 2024 voor alle categorieën beleidsmatig verhoogd boven op de inflatiecorrectie. Het hoogste AWW-bedrag is vastgesteld gelijk aan het niveau van de beleidsmatig verhoogde AOV (voor Sint Eustatius en Saba daarbij meegerekend het bedrag van de zogeheten ‘duurtetoeslag’). De verhouding tussen de AWW ten opzichte van het WML is 85/100 voor de leeftijdscategorie weduwen vanaf 58 jaar. De andere leeftijdscategorieën zijn een afgeleide daarvan.

De AWW-uitkering is per 1 juli 2024 zowel voor weduwen en weduwnaren als voor wezen en halfwezen opnieuw beleidsmatig verhoogd. Met de verhoging van 1 juli 2024 ontvangt een weduwe of weduwnaar uit de oudste leeftijdscategorie een AWW-uitkering van 1.488 USD per maand. In totaal is de AWW op Bonaire, Sint Eustatius en Saba in 2024 beleidsmatig verhoogd met respectievelijk 41,7%, 36,6% en 23,6%.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 1.172 1.209 1.600 2.078 2.829 3.064 ‒ 235
Uitgaven 1.172 1.209 1.600 2.078 2.829 3.064 ‒ 235
9.0 Nabestaanden 1.172 1.209 1.600 2.078 2.829 3.064 ‒ 235
Inkomensoverdrachten 1.172 1.209 1.600 2.078 2.829 3.064 ‒ 235
AWW (Caribisch Nederland) 1.172 1.209 1.600 2.078 2.829 3.064 ‒ 235
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0
Art. Verplichtingen 338.139 316.766 308.776 336.500 358.152 347.383 10.769
Uitgaven 338.139 316.766 308.776 336.500 358.152 347.383 10.769
9.0 Nabestaanden 338.139 316.766 308.776 336.500 358.152 347.383 10.769
Inkomensoverdrachten 338.139 316.766 308.776 336.500 358.152 347.383 10.769
ANW 332.268 311.233 303.394 330.900 352.229 317.603 34.626
Tegemoetkoming ANW 5.871 5.533 5.382 5.600 5.923 5.372 551
ANW nominaal 0 0 0 0 0 23.877 ‒ 23.877
Tegemoetkoming ANW nominaal 0 0 0 0 0 531 ‒ 531
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De hoogte van de uitkering is leeftijdgerelateerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitkeringslasten voor de AWW in 2024 waren € 0,2 miljoen lager dan verwacht bij de vastgestelde begroting. Dit komt doordat er minder uitkeringen verstrekt werden.

Beleidsrelevante kerncijfers

Volume AWW (x 1.000 personen, ultimo) 0,3 0,3 0,4 0,3 0,3 0,4 ‒ 0,1

Algemene nabestaandenwet (Anw)

De Anw is een volksverzekering en regelt, onder voorwaarden, bij overlijden een uitkering voor de partner of een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten voor de Anw en de Anw-tegemoetkoming zijn € 35,2 miljoen hoger uitgevallen dan geraamd. Een belangrijke post hierbij is de indexatie van de uitkeringsbedragen (€ 24,4 miljoen). Er resteert een verschil van € 10,8 miljoen. Dit verschil wordt verklaard door afschrijving van oninbare vorderingen uit voorgaande jaren.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal Anw-gerechtigden neemt van jaar op jaar af, met name omdat het aantal gerechtigden met een uitkering op grond van overgangsrecht sinds de invoering van de Anw in 1996 gestaag afneemt. Het aantal Anw-gerechtigden dat op basis van de zorg voor een minderjarig kind een Anw-uitkering ontvangt is in 2024 hoger uitgevallen dan bij de begroting 2024 verwacht. Het aantal Anw-gerechtigden dat op grond van arbeidsongeschiktheid een Anw-uitkering ontvangt was in 2024 daarentegen lager dan eerder verwacht.

Volume Anw nabestaande partners (x 1.000 personen, ultimo) 26 23 24 23 22 22 0
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht voor 1 juli 1996 5,1 4 3,7 3,1 2,6 2,5 0
Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 personen, ultimo), ingang recht na 1 juli 1996 19 18 19 19 19 19 0
waarvan met kind 7,8 7,4 7,7 7,6 7,4 7,0 0,4
waarvan op grond van arbeidsongeschiktheid 12 11 11 11 11 12 ‒ 1
Volume wezenuitkering (x 1.000 personen, ultimo) 1,1 1,0 1,0 1,0 1,0 1,0 0,0

Handhaving

De onderstaande tabel geeft de resultaten weer in 2024 met betrekking tot preventie, opsporing, sanctionering en afdoening. Uit de tabel blijkt dat de gepercipieerde detectiekans is toegenomen ten opzichte van 2023. De kennis van plichten in de Anw is hoog. De kerncijfers over opsporing en sanctionering vertonen een stabiel beeld. Het totaal benadelingsbedrag is gestegen naar het niveau van voor de coronamaatregelen. Verder toont de tabel dat er beperkt boetebeslag in de Anw voorkomt. De terugbetalingen in 2024 op vorderingen die zijn ontstaan in 2024 zijn zeer beperkt. Door het kleine aantal vorderingen toont de terugvordering door de jaren heen een wisselend beeld. Uitschieters kunnen het gemiddelde sterk beïnvloeden. Bij de Anw gaat het om een relatief klein aantal vorderingen, maar de gemiddelde vordering is hoog.

Preventie Gepercipieerde detectiekans (%) 1 582 732 562 642
Kennis van de verplichtingen (%) 1 872 932 932 942
Opsporing3 Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000) 0,2 0,3 0,2 0,2 0,2
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 0,3 0,3 0,5 0,3 0,9
Sanctionering3 Aantal waarschuwingen (x 1.000) <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1
Aantal boetes (x 1.000) <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,1 <0,1 <0,1 0,1 0,1
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022 2023 2024
Terugvordering3 Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) 10 38 30 3 1
  1. Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar.
  2. Bron: I&O Research «Kennis der verplichtingen en gepercipieerde detectiekans».
  3. Bron: SVB, administratie.
  4. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

5.10 Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

A. Algemene doelstelling

De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of verzorgers voor de kosten van kinderen.

De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de kinderbijslagvoorziening BES (Caribisch Nederland). Gezinnen met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
  2. de vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW, de WKB en de kinderbijslagvoorziening BES;
  3. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de SVB;
  4. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de WKB door het directoraat-generaal Toeslagen.

C. Beleidsconclusies

Structurele intensivering kindgebonden budget

Het kabinet heeft per 1 januari 2024 een pakket aan koopkrachtmaatregelen getroffen om de evenwichtigheid van de koopkracht te bevorderen en te voorkomen dat de (kinder)armoede in Nederland oploopt. Hiertoe is onder meer besloten om het kindgebonden budget structureel te verhogen. Daarbij zijn onder andere de maximum kindbedragen en het extra kindgebonden budget voor kinderen van 12 t/m 17 jaar verhoogd. Deze verhogingen zijn wettelijk geregeld via het Belastingplan 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 36 418).

Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State over aanspraak op kindgebonden budget

Sinds 1 januari 2022 kent de Wet op het kindgebonden budget (WKB) een uitzondering op het koppelingsbeginsel. Deze uitzondering houdt in dat de ouder van een rechtmatig in Nederland verblijvend kind aanspraak kan maken op kindgebonden budget, terwijl de partner van die ouder niet rechtmatig in Nederland verblijft. Op 15 november 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2023:4215 en 4265) geoordeeld dat die uitzondering ook vóór invoering in 2022 van toepassing is, omdat de wetgever in 2022 heeft aangegeven dat hij deze situatie niet heeft voorzien en onwenselijk acht.

Sinds 1 november 2024 is daarom een beleidsregel van kracht die belanghebbenden met terugwerkende kracht tot 2018 aanspraak geeft op kindgebonden budget als zij daar een verzoek voor indienen (Verzamelbesluit Toeslagen).

Wetsvoorstel vereenvoudiging dubbele kinderbijslag intensieve zorg

Per 1 juli 2024 is de wetswijziging in werking getreden waarmee het verkrijgen van dubbele kinderbijslag wegens intensieve zorg in Europees Nederland is vereenvoudigd (Kamerstukken II 2022/23, 36 385, nr. 2). Het wetsvoorstel omvat twee wijzigingen: ten eerste is ambtshalve toekenning van de dubbele kinderbijslag mogelijk gemaakt voor kinderen met een Wlz-indicatie. Ten tweede is het mogelijk gemaakt om de dubbele kinderbijslag met een half jaar terugwerkende kracht toe te kennen.

Verhoging kinderbijslagvoorziening BES

De Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland heeft eind oktober 2023 geadviseerd om een aanvullende stap te zetten om huishoudens met kinderen op Caribisch Nederland meer bestaanszekerheid te bieden. Om invulling te geven aan het advies van de commissie is de kinderbijslag op Caribisch Nederland per 1 januari 2024 beleidsmatig verhoogd met USD 90 naar een maandbedrag per kind van USD 225 op Bonaire, USD 216 op Sint Eustatius en USD 225 op Saba.

Oplossen knelpunt samenloop studiefinanciering en kinderbijslagvoorziening BES

Anders dan in Europees Nederland hadden ouders in Caribisch Nederland van kinderen die studiefinanciering ontvangen geen recht op kinderbijslag. Met het wetsvoorstel Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024 is deze koppeling vervallen, zodat deze ouders voortaan wel recht hebben op kinderbijslag. Dit wetsvoorstel is begin 2025 door beide Kamers aangenomen. In 2024 is op deze wetswijziging geanticipeerd vanwege het belang van de kinderbijslag voor Caribisch Nederland. Hierover is de Kamer op 4 juni 2024 geïnformeerd (Kamerstukken II 2023/24, 36 557, nr. 5).

Invoering Dubbele Kinderbijslag Intensieve Zorg op Caribisch Nederland

Naar analogie van de Europees Nederlandse regeling op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) is in 2024 ook voor Caribisch Nederland een regeling voor dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg tot stand gebracht. Vooruitlopend op de structurele regeling betrof dit een tijdelijke regeling. De eerdere tijdelijke regeling is in 2024 opgevolgd door de 'Tijdelijke regeling tegemoetkoming kinderen met intensieve zorg BES 2024'. Rechthebbenden op Caribisch Nederland ontvangen een eenmalig bedrag van USD 3.879,31.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 6.553.288 6.525.745 6.850.451 8.202.440 9.753.736 9.495.502 258.234
Uitgaven 6.553.288 6.525.745 6.850.451 8.202.440 9.753.736 9.495.502 258.234
10.0 Tegemoetkoming ouders 6.553.288 6.525.745 6.850.451 8.202.440 9.753.736 9.495.502 258.234
Inkomensoverdrachten 6.553.288 6.525.745 6.850.451 8.202.440 9.753.736 9.495.502 258.234
Algemene Kinderbijslagwet (AKW) 3.648.851 3.678.956 3.935.401 4.369.420 4.625.128 4.562.631 62.497
Wet op het Kindgebonden Budget (WKB) 2.899.951 2.842.356 2.909.453 3.824.670 5.113.938 4.920.275 193.663
Kinderbijslagvoorziening BES 4.486 4.433 5.597 8.350 14.670 12.596 2.074
Ontvangsten 198.758 163.076 186.904 231.470 267.081 345.809 ‒ 78.728
Art. Ontvangsten 198.758 163.076 186.904 231.470 267.081 345.809 ‒ 78.728
10.0 Tegemoetkoming ouders 198.758 163.076 186.904 231.470 267.081 345.809 ‒ 78.728
Ontvangsten 198.758 163.076 186.904 231.470 267.081 345.809 ‒ 78.728
Terugontvangsten 198.758 163.076 186.904 231.470 267.081 345.809 ‒ 78.728

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Inkomensoverdrachten

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

De AKW biedt ouders of verzorgers een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen onder de 18 jaar met zich mee brengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de AKW vielen € 62,5 miljoen hoger uit dan begroot. Dit komt voornamelijk door de loon- en prijsbijstelling (indexatie) in 2024 van circa € 69,1 miljoen. Ook vond er in 2024 een nabetaling plaats aan de SVB van circa € 5 miljoen (afrekening uitkeringslasten 2023). Ten slotte heeft er tussentijds in 2024 een neerwaartse bijstelling plaatsgevonden van de uitkeringslasten als gevolg van een neerwaartse bijstelling van de bevolkingsprognose.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal gezinnen AKW (x 1.000, jaargemiddelde) 1.884 1.874 1.870 1.874 1.878 1.884 ‒ 6
Aantal kinderen AKW (x 1.000, jaargemiddelde) 3.311 3.285 3.278 3.286 3.335 3.308 27
Aantal dubbele AKW uitkeringen ( x 1.000, ultimo jaar):
Kind uitwonend vanwege onderwijsredenen 1,0 0,9 0,9 0,8 0,8 1
Kind thuiswonend met intensieve zorg 32,2 32,0 34,2 40,6 46,2 1
Kind uitwonend vanwege ziekte of handicap 1,0 1,1 1,2 1,2 1,2 1
Extra tegemoetkoming AKW (x 1.000) 9,6 10,5 10,4 11,1 13,9 1
  1. Deze cijfers worden niet geraamd.

Handhaving

De eisen die in de kinderbijslag worden gesteld aan 16- en 17-jarigen zijn per 1 januari 2020 afgeschaft. Het gaat om de bijverdiengrens en het verlies van kinderbijslag wanneer het kind studiefinanciering ontvangt. Met deze wijziging kent de kinderbijslag te weinig verplichtingen om zinvol onderzoek te doen. Om deze reden maakt de kinderbijslag geen onderdeel uit van het onderzoek kennis der verplichtingen.

De afschaffing van deze eisen heeft geleid tot een afname van het aantal overtredingen en het benadelingsbedrag. Sinds 2021 blijven de signalen, overtredingen, waarschuwingen en boetes stabiel.

Opsporing1 Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000) 0,3 0,2 0,3 0,2 0,5
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2 3,0 1,9 1,9 1,8 1,3
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln) 2,3 1,7 1,7 1,7 1,4
Sanctionering1 Aantal waarschuwingen (x 1.000) 3,9 2,5 3,0 3,1 2,4
Aantal boetes (x 1.000) 0,6 0,4 0,3 0,3 0,2
Totaal boetebedrag (x € 1 mln) 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1
Ontstaansjaar vordering
2020 2021 2022 2023 2024
Terugvordering1 Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) 51 66 56 38 27
  1. Bron: SVB, administratie.
  2. Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Wet op het kindgebonden budget (WKB)

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De WKB wordt uitgevoerd door het directoraat-generaal Toeslagen van het Ministerie van Financiën. Indien sprake is van een aanvulling op buitenlandse gezinstoeslagen, is de SVB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de WKB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten WKB komen per saldo circa € 193,7 miljoen hoger uit dan begroot. Dit is allereerst het gevolg van de loon- en prijsbijstelling (indexatie) in 2024 van circa € 478 miljoen. Verder valt de bevoorschotting van de WKB per saldo juist € 284 miljoen lager uit dan begroot.

Aan het neerwaarste effect liggen meerdere oorzaken ten grondslag. Ten eerste zijn de uitgaven voor 2024 gedurende het jaar neerwaarts bijgesteld. Dit heeft grotendeels te maken met het feit dat de bevoorschotting van de WKB in 2024 achterbleef bij de eerder geraamde uitgaven voor dit jaar. De oorzaak van de lage bevoorschotting is vermoedelijk dat Dienst Toeslagen bij het vaststellen van de voorschotten voor 2024 gemiddeld genomen een enigszins te hoge loonstijging voor de WKB-gerechtigden heeft aangehouden. Een hogere loonstijging resulteert daarbij (voorlopig) in lagere voorschotbedragen. Het is onze verwachting dat na het vaststellen van de aangiftes inkomstenbelasting 2024 komende zomer duidelijk wordt dat de bevoorschotting over toeslagjaar 2024 (gemiddeld) te laag is geweest. En dat de lagere uitgaven in 2024 zich vanaf 2025 alsnog voordoen in de vorm van hogere nabetalingen.

Verder zijn de nabetalingen in 2024 over eerdere toeslagjaren lager uitgevallen dan eerder werd verwacht.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal huishoudens WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 1.002 989 939 1.040 1.039 1.058 ‒ 19
Aantal kinderen WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 1.833 1.836 1.761 1.952 1.975 2.016 ‒ 41
Aantal alleenstaande ouders WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 342 341 337 341 344 345 ‒ 1
  1. De cijfers in de tabel over de afgelopen jaren kunnen afwijken van de cijfers uit het jaarverslag 2023. Dit komt doordat het definitieve recht op kindgebonden budget pas na afloop van het jaar wordt vastgesteld (dit kan meerdere jaren duren). Daarnaast ziet circa 5% van de doelgroep in de eerste instantie af van een voorschot, waardoor de toekenning pas achteraf zichtbaar wordt.

Wet kinderbijslagvoorziening BES

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders of verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten voor de kinderbijslagvoorziening BES vielen circa € 2,1 miljoen hoger uit dan voorzien bij de vastgestelde begroting. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de verhoging van de kinderbijslagvoorziening BES per 1 januari 2024 met 90 USD. De geraamde kosten van deze verhoging in de begroting waren een onderschatting van de werkelijke kosten. Een andere verklaring, die een veel kleinere rol speelt, is de reguliere loon- en prijsbijstelling (indexatie) in 2024.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal kinderen kinderbijslagvoorziening BES (x 1.000, ultimo) 1 1 5,8 5,7 6,1 4,5 1,6
  1. Om de KBV-kerncijfers te kunnen produceren moeten er verschillende handmatige acties uitgevoerd worden. Deze handmatige acties vormen een risico voor de betrouwbaarheid van de gegevens. Voor de jaren 2019 t/m 2021 in het jaarverslag zijn er fouten gemaakt bij de totstandkoming van de cijfers, deze cijfers vallen waarschijnlijk lager uit dan de werkelijke cijfers. Daarom zijn de cijfers van 2019 t/m 2021 weggehaald. Voor 2022 en 2023 is dit opgelost en zijn de berekeningen opnieuw opgemaakt.

Ontvangsten

De ontvangsten komen per saldo circa € 78,7 miljoen lager uit dan begroot. Ook dit houdt grotendeels verband met het feit dat Dienst Toeslagen bij het vaststellen van de voorschotten in 2023 en 2024 gemiddeld genomen van een enigszins te hoge loonstijging voor de WKB-gerechtigden is uitgegaan. Immers, door de lagere bevoorschotting in deze jaren neemt de kans op nabetalingen toe en de kans op terugvorderingen af. Een gedeelte van de ouders heeft doordat Dienst Toeslagen van een hogere loonontwikkeling is uitgegaan, een lagere terugvordering gekregen dan anders het geval was geweest. Verder geldt dat ook het aandeel oninbare vorderingen meerjarig opwaarts is bijgesteld naar aanleiding van een zichtbare oploop in het aandeel oninbare vorderingen in realisatiejaren.

5.11 Artikel 11 Uitvoering

A. Algemene doelstelling

De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van socialezekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.

De uitvoering van de socialezekerheidswetten vindt mede plaats door ZBO’s en RWT’s. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen (BKWI), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Inlichtingenbureau (IB). Hij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het ministerie.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale‐ zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving (wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;
  2. de vormgeving van het stelsel van socialezekerheidswetten die UWV en de SVB uitvoeren;
  3. de vaststelling van de budgetten die aan UWV, de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;
  4. de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door UWV, de SVB en het IB en de verantwoording daarover;
  5. de vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld;
  6. de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Prestatie-indicatoren UWV en SVB

In onderstaande tabellen zijn indicatoren voor UWV en de SVB weergegeven die de doelmatigheid, rechtmatigheid en klantgerichtheid van de uitvoering weergeven.

Doelmatigheid: Percentage realisatie uitvoeringskosten binnen budget 96 95 99 98 102 100 2
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid 992 99,22 99,42 99,22 99,22 99 0,2
Klantgerichtheid: Cijfer klanttevredenheid uitkeringsgerechtigden 7,4 7,5 7,5 7,6 3 7,5
  1. Bron: UWV, jaarplan 2024.
  2. In dit cijfer is niet de rechtmatigheid van de NOW- subsidieverstrekking meegenomen. In het jaarverslag van het UWV wordt dit nader toegelicht.
  3. UWV is gestopt met de klanttevredenheidmonitor waardoor dit cijfer niet meer kan worden geleverd. Voor de begroting 2026 gaat bekeken worden of een soortgelijke indicator uit de nieuwe «menselijke maat monitor» gebruikt kan worden ter vervanging van het cijfer klanttevredenheid uitkeringsgerechtigden.
Doelmatigheid: Kosten per klant2 3 3 66 64 71 4
Rechtmatigheid: Percentage rechtmatigheid 100 100 100 100 100 99 1,0
Klantgerichtheid: Cijfer klanten 8,2 5 8,2 5 8,3 8 0,3
  1. Bron: SVB, jaarplan 2024.
  2. Betreft een gewogen gemiddelde.
  3. Deze indicator wordt pas vanaf 2022 berekend en is niet eerder beschikbaar.
  4. Er is geen norm afgesproken voor de indicator doelmatigheid.
  5. Het klanttevredenheidsonderzoek vindt tweejaarlijks plaats.

In de jaarverslagen van UWV en de SVB kan een nader onderscheid per wet/regeling met betrekking tot het percentage rechtmatigheid worden teruggevonden.

C. Beleidsconclusies

Persoonlijke dienstverlening

Het belang van de uitvoering kreeg de afgelopen jaren meer aandacht. De ZBO’s hebben naar aanleiding van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag structurele middelen ontvangen waarmee zij verschillende trajecten hebben opgezet. Ook zijn er middelen beschikbaar gesteld voor Werk aan Uitvoering tot en met 2031 om verder te werken aan het persoonlijker en menselijker maken van de dienstverlening. UWV heeft hier in 2024 aan gewerkt, onder meer door middel van een vernieuwd dienstverleningsconcept en het implementeren van een UWV-breed klantsignaalmanagement.

De SVB heeft zich in 2024 ingezet om te zorgen dat mensen op tijd weten en krijgen waar ze recht op hebben. De SVB heeft de toegankelijkheid van de dienstverlening geoptimaliseerd en de rechtmatigheidsnorm voor de uitvoering van de wetten (onder andere kinderbijslag en AOW) ruim gehaald. De complexiteit van internationale dienstverlening is hierbij een aandachtspunt.

De SVB heeft tevens gewerkt aan het verder verbeteren van de persoonlijke dienstverlening door trajecten als Bestuursrecht op Maat en de Bedoeling 2.0 door inzet op begrijpelijke en laagdrempelige communicatie richting de burger en door inzet op één loketfunctie. In 2024 zijn meer overheidbrede loketten geopend. De SVB is nu aanwezig in totaal 12 fysiek overheidsbrede loketten.

ICT

UWV zet grote stappen in de vernieuwing van ICT-systemen om de stabiliteit, continuïteit en wendbaarheid van de organisatie te verbeteren. Een belangrijke stap was de aanpak van het OpenVMS-platform, dat eind 2027 niet meer wordt ondersteund. UWV heeft de aanbevelingen van het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) verwerkt in plannen voor twee projecten: het AW-uitkeringssysteem en het WW-systeem. Daarnaast wordt gewerkt aan DataFabriek en WORKit, om de stabiliteit, continuïteit en wendbaarheid van de ICT te verbeteren. Om de digitale dienstverlening verder te verbeteren heeft UWV de website uwv.nl vernieuwd, waarbij het aantal pagina’s is teruggebracht van 2.000 naar 650. Hierdoor is informatie sneller vindbaar en de website beter toegankelijk, ook op mobiele apparaten.

De SVB heeft in 2024 gewerkt aan de implementatie van de IV-strategie 2021-2025. Belangrijke onderdelen van deze strategie zijn het verbeteren en borgen van continuïteit en wendbaarheid van de IT en de dienstverlening aan mensen. Om de afhankelijkheid van één ICT-dienstverlener te mitigeren neemt de SVB in samenspraak met het Ministerie van SZW verschillende maatregelen. De SVB kent een aantal grote trajecten die ertoe dienen om de technische schuld aan te pakken: bij een technische schuld presteren de systemen conform het ontwerp, maar hebben op onderdelen achterstallig onderhoud. Het grootste programma, Modernisering AA, dat tot eind 2028 loopt, heeft als doel om het kernsysteem voor de dienstverlening en uitvoering van de sociale regelingen als AOW, AIO, AKW te moderniseren. De SVB heeft de aanbevelingen van het AcICT omtrent dit programma overgenomen.

Verbeteraanpak UWV WIA-kwaliteit

In de zomer van 2024 bleek dat er een groot aantal fouten is gemaakt bij de vaststelling van WIA-uitkeringen in de periode 2020-2024. UWV werkt aan een verbeteraanpak om fouten te corrigeren en de kwaliteit van de vaststelling te verbeteren. Hier wordt dieper op ingegaan in paragraaf 7.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

Informatiebeveiliging en privacy

UWV en SVB hebben maatregelen getroffen om informatiebeveiliging en privacy (IB&P) te verbeteren, in lijn met de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Met de invoering van de AI-verordening in 2024 heeft UWV zich voorbereid op strengere eisen aan AI-gebruik, waaronder de impact op grondrechten en risicomanagement. De ambitie is om eind 2025 volledig te voldoen aan BIO 1.0 en tegelijkertijd de implementatie van BIO 2.0 en de Cyberbeveiligingswet geleidelijk door te voeren. Een ander voorbeeld van UWV is ook het oplossen van IB&P-risico’s rond Sonar. UWV heeft geïnvesteerd en blijft investeren in verbeteringen, mede vanwege de complexiteit van het ICT-landschap. Daarnaast heeft UWV extra afspraken gemaakt over AVG-compliance bij de contractverlenging van de bemiddelingsservice, die werkgevers en werkzoekenden koppelt. Met de groeiende cyberdreigingen heeft UWV ook eind 2024 het UWV Security Operations Center doorontwikkeld naar een Cyber Defense Center, dat een groter mandaat en meer slagkracht heeft om securitymaatregelen tijdig te implementeren. UWV werkt aan de versterking van bedrijfscontinuïteitsmanagement (BCM), zodat de kritische processen uiterlijk 1 januari 2027 volledig bestand zijn tegen verstoringen.

De SVB heeft in 2024 verder gewerkt aan het meerjarig programma Digitale Veiligheid SVB. Hierbij neemt de SVB verdere stappen in zonering en segmentering van het SVB-netwerk en in een gecontroleerde toegang hiertoe. De SVB bereidt zich voor op de invoering van de nieuwe NIS2-richtlijnen voor wat betreft informatiebeveiliging en digitale weerbaarheid.

Herijking handhavingsinstrumentarium

Het handhavingsbeleid in de sociale zekerheid wordt herijkt. In dit kader is het rapport van Team Preventie, waarin aanbevelingen worden gedaan voor het ontwikkelen van een integrale preventieve aanpak, begin 2024 overhandigd aan de Minister van SZW (Kamerstukken II 2024/25, 17 050, nr. 609). Aan opvolging van de aanbevelingen wordt gewerkt. Ook wordt gewerkt aan een wetswijziging om passende handhaving mogelijk te maken door een uitgebreider instrumentarium te introduceren voor uitkeringsinstanties en gemeenten. In 2024 zijn de uitvoeringstoetsen op het wetsvoorstel verwerkt en is het voorstel, in samenspraak met UWV, SVB en VNG, aangepast. Het voorstel is in februari verzonden naar de Raad van State voor advisering.

Herijking KPI’s en (sturing op) publieke waarden

SZW werkt met de publieke dienstverleners aan de modernisering van de wet SUWI. Een van de beoogde aanpassingen betreft het wettelijk vastleggen van verantwoording over publieke waarden. Het gaat hierbij om het kunnen stellen van nadere regels rondom dienstverlening en de mate waarin deze plaatsvindt op basis van de publieke waarden dienstbaarheid, responsiviteit, inclusiviteit, toegankelijkheid, betrouwbaarheid, effectiviteit, rechtmatigheid en doelmatigheid.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 589.863 654.624 700.110 741.755 733.917 699.527 34.390
Uitgaven 589.977 654.624 699.830 741.196 734.383 698.229 36.154
11.0 Uitvoering 589.977 654.624 699.830 741.196 734.383 698.229 36.154
Opdrachten 0 0 573 681 721 2.942 ‒ 2.221
Handhaving en gegevensuitwisseling 0 0 573 681 721 2.942 ‒ 2.221
Bekostiging 0 0 7.441 9.044 8.256 10.788 ‒ 2.532
Uitvoeringskosten CN 0 0 7.441 9.044 8.256 10.788 ‒ 2.532
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 589.271 653.789 691.006 729.842 723.619 682.851 40.768
Uitvoeringskosten UWV 434.577 487.173 507.942 525.400 520.729 463.615 57.114
Uitvoeringskosten SVB 139.415 149.116 167.765 188.450 184.133 204.325 ‒ 20.192
Uitvoeringskosten Inlichtingenbureau (IB) 15.279 17.500 15.299 15.992 18.757 14.911 3.846
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties 706 835 810 1.629 1.787 1.648 139
Landelijk Clientenraad 706 835 810 1.629 1.787 1.648 139
Ontvangsten 173 88.058 82.925 54.288 89.527 0 89.527
Art. Ontvangsten 173 88.058 82.925 54.288 89.527 0 89.527
11.0 Uitvoering 173 88.058 82.925 54.288 89.527 0 89.527
Ontvangsten 173 88.058 82.925 54.288 89.527 0 89.527
Algemeen 173 88.058 82.925 54.288 89.527 0 89.527
Art. Verplichtingen 1.782.864 1.845.340 1.972.833 2.207.746 2.319.792 2.265.931 53.861
Uitgaven 1.782.864 1.845.340 1.972.833 2.207.746 2.319.792 2.265.931 53.861
11.0 Uitvoeringskosten 1.782.864 1.845.340 1.972.833 2.207.746 2.319.792 2.265.931 53.861
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 1.782.864 1.845.340 1.972.833 2.207.746 2.319.792 2.265.931 53.861
Uitvoeringskosten UWV 1.629.664 1.670.751 1.818.002 2.008.578 2.089.734 1.987.793 101.941
Uitvoeringskosten SVB 153.200 174.589 154.831 199.168 230.058 165.971 64.087
Uitvoeringskosten UWV nominaal 0 0 0 0 0 103.590 ‒ 103.590
Uitvoeringskosten SVB nominaal 0 0 0 0 0 8.577 ‒ 8.577
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Opdrachten

Met het opdrachtenbudget voor handhaving en gegevensuitwisseling wordt beleidsontwikkeling op het gebied van handhaving en preventie ondersteund. Vanaf het opdrachtenbudget is circa € 0,7 miljoen uitgegeven die onder deze post in het jaarverslag wordt verantwoord. Deze middelen zijn onder andere besteed aan het onderzoek Kennis der verplichtingen, het burgerperspectief in het kader van proactieve dienstverlening en het onderzoek naar de effecten van het terugvorderbeleid. Naast de uitgaven die direct onder deze post in het jaarverslag worden verantwoord, is er budget beschikbaar gesteld waarvan de uitgaven elders worden verantwoord. Zo is in 2024 € 0,5 miljoen ter beschikking gesteld aan de doorontwikkeling van verzoekservices voor de Individuele Inkomenstoeslag en € 0,3 miljoen voor de aanpak van de alleenverdienersproblematiek. Deze uitgaven worden in het jaarverslag verantwoord als bijdrage aan het Inlichtingenbureau. Aan meerdere gemeenten is een decentralisatieuitkering verstrekt voor het begeleiden van kwetsbare jongeren in het kader van preventie van ondermijnende criminaliteit. Hiervoor is een bijdrage gedaan aan het Gemeentefonds van € 1,2 miljoen.

Bekostiging

De RCN-unit SZW is een bij de Rijksdienst Caribisch Nederland gepositioneerd onderdeel van het departement dat namens de Minister is belast met uitkeringsverstrekking, vergunningverlening en arbeidsinspectie in Caribisch Nederland.

De uitvoeringskosten zijn € 2,5 miljoen lager uitgevallen dan voorzien bij de Begroting 2024. Dit heeft grotendeels te maken met vertraging bij de projecten voor ICT-ontwikkeling. € 0,9 miljoen is overgeboekt naar het Ministerie van BZK voor de basisdienstverlening van de Shared Service Organisatie Caribisch Nederland.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor het uitvoeringsbudget van UWV (inclusief BKWI), de SVB en het IB, waarbinnen deze organisaties hun jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben alleen betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde ZBO’s. In de jaarplannen nemen UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW.

De uitvoeringskosten van UWV en de SVB wijzigen gedurende de jaren als gevolg van beleidswijzigingen en van volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten. Voor een nadere toelichting op de volumeontwikkelingen wordt naar de desbetreffende artikelen verwezen.

Budgettaire ontwikkelingen

De totale uitvoeringskosten UWV vallen € 159,1 miljoen hoger uit dan begroot. Dit wordt grotendeels verklaard door de loon- en prijsbijstelling over 2024 (€ 131,6 miljoen). De totale uitvoeringskosten SVB vallen € 43,9 miljoen hoger uit dan begroot. Dit wordt grotendeels verklaard door de loon- en prijsbijstelling over 2024 (€ 18,9 miljoen).

In de tabellen 94 en 95 zijn de gerealiseerde uitvoeringskosten van UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten en regelingen. Deze toedeling is extracomptabel.

UWV (incl. BKWI) 2.064.328 2.157.924 2.325.944 2.533.978 2.610.463
Begrotingsgefinancierd 434.577 487.173 507.942 525.400 520.729
IOW 2.547 2.580 2.576 2.312 1.698
Wajong 165.237 189.080 202.567 200.894 224.592
Re-integratie Wajong1 110.340 95.777 108.423 118.851 114.837
Basisdienstverlening 83.050 91.932 84.137 93.738 87.750
Beoordeling gemeentelijke doelgroep 20.000 20.000 20.000 20.000 20.000
WSW-indicatiestelling 2.065 1.329 1.664 1.980 1.330
Scholingsexperiment WGA 500 0 0 0 0
Scholingsbudget WW 780 5.500 900 0 0
NOW 1 19.200 20.600 7.700 0 894
NOW 2 8.200 10.000 3.900 0 4.294
NOW 3 5.800 16.000 20.347 1.400 16.038
NOW 4 0 4.000 1.400 1.400 2.106
NOW 5 0 0 10.565 8.600 3.000
NOW 6 0 0 2.000 38.061 14.480
TOFA 3.100 2.591 100 0 0
MCKW 763 337 291 209 132
Uitvoering kassierstaak 0 3.300 3.300 1.670 2.220
Centrale uitvoering landelijke ondersteuning 0 3.000 3.100 3.040 2.930
Skills en mogelijkheden 0 1.498 2.458 3.220 3.082
Inzet doelgroep banenafspraak 0 3.100 4.000 0 0
STAP 0 0 13.100 13.500 2.682
IPS voor gemeenten 0 0 0 130 90
BKWI 12.908 16.550 15.412 16.395 18.574
Premiegefinancierd 1.629.751 1.670.751 1.818.002 2.008.578 2.089.734
WW 626.189 622.234 587.109 656.262 676.607
ZW 373.890 391.344 427.172 425.935 386.061
WAZO 10.521 12.874 15.199 12.308 12.287
WAO 68.185 72.036 80.165 64.302 70.968
Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW1 106.626 131.981 164.699 182.380 218.973
WGA 335.363 382.235 442.583 544.699 613.378
IVA 64.926 75.563 88.281 111.736 157.182
WAZ 3.070 2.944 4.034 3.196 3.178
Toevoeging aan bestemmingsfonds/egalisatiereserve 40.981 ‒ 20.460 8.760 7.760 ‒ 48.900
  1. Dit zijn uitvoeringskosten. Re-integratie in de vorm van voorzieningen en/of trajecten staan weergegeven op beleidsartikel 3. De uitvoeringskosten re-integratie hebben betrekking op de werkzaamheden die UWV verricht ten behoeve van de inkoop van externe re-integratiediensten en re-integratiedienstverlening voor werkzoekenden in de WIA, WAO, en Wajong die UWV zelf aanbiedt.
SVB 292.615 323.705 322.596 387.618 414.191
Begrotingsgefinancierd 139.415 149.116 167.765 188.450 184.133
AKW 97.326 101.565 115.105 131.841 126.800
TAS 2.980 2.349 4.688 1.582 1.565
TSB 7.680 4.448
KOT/WKB 5.634 9.0811 7.347 10.034 10.034
AIO 30.916 33.600 38.625 35.079 39.074
Bijstand buitenland 224 224 224 224 223
Overbruggingsregeling AOW 503 489 0 250 250
Remigratiewet 1.832 1.808 1.776 1.760 1.739
Premiegefinancierd 153.200 174.589 154.831 199.168 230.058
AOW 142.500 165.055 145.124 186.351 214.712
Anw 10.700 9.534 9.707 12.817 15.345
  1. Inclusief Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang.

Bijdrage aan nationale organisaties

De Landelijke Cliëntenraad (LCR) is een overlegorgaan ingesteld bij Wet SUWI waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen. De uitgaven van de LCR zijn hoger dan begroot door hogere personeelskosten. SZW en LCR werken samen aan maatregelen om te voorkomen dat in 2025 het budget wordt overschreden.

Ontvangsten

De ontvangsten bedragen in 2024 circa € 90 miljoen. Dit betreffen verrekeningen over rijksgefinancierde regelingen met betrekking tot de uitvoeringskosten van UWV en SVB over 2023.

5.12 Artikel 12 Rijksbijdragen

A. Algemene doelstelling

De overheid borgt voldoende dekking in sociale fondsen.

De uitgaven die worden gedaan vanuit de sociale fondsen worden hoofdzakelijk gefinancierd via premies. In een aantal gevallen vindt de overheid het heffen van premies niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen vindt de overheid financiering van een regeling vanuit de algemene middelen passend, maar wordt de regeling wel betaald uit een van de sociale fondsen. In beide gevallen worden de inkomsten van de sociale fondsen aangevuld via een of meerdere rijksbijdragen.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de sociale fondsen uit de rijksbegroting, al dan niet in aanvulling op premieheffing. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  1. de vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;
  2. het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.

C. Beleidsconclusies

De beoogde resultaten, het waar gewenst aanvullen van de sociale fondsen via een rijksbijdrage, zijn gerealiseerd.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 20.184.827 23.151.182 20.291.413 20.635.874 31.203.175 28.094.182 3.108.993
Uitgaven 20.162.857 23.173.152 20.291.413 20.635.874 31.203.175 28.094.182 3.108.993
12.0 Rijksbijdragen 20.162.857 23.173.152 20.291.413 20.635.874 31.203.175 28.094.182 3.108.993
Bijdrage aan sociale fondsen 20.162.857 23.173.152 20.291.413 20.635.874 31.203.175 28.094.182 3.108.993
Kosten heffingskortingen AOW 2.029.300 2.337.200 2.420.700 2.802.100 3.066.400 3.091.200 ‒ 24.800
Vermogenstekort Ouderdomsfonds 17.851.600 20.561.200 17.612.000 17.543.400 27.828.000 24.711.200 3.116.800
Tegemoetkoming arbeidsongeschikten 160.161 160.349 167.394 180.798 202.575 182.923 19.652
Zwangere zelfstandigen 81.235 92.433 91.319 109.576 106.200 108.859 ‒ 2.659
Transitievergoeding 40.561 21.970 0 0 0 0 0
Ontvangsten 2.052 2.085 823 21 6.680 0 6.680
Art. Ontvangsten 2.052 2.085 823 21 6.680 0 6.680
12.0 Rijksbijdragen 2.052 2.085 823 21 6.680 0 6.680
Ontvangsten 2.052 2.085 823 21 6.680 0 6.680
Algemeen 2.052 2.085 823 21 6.680 0 6.680

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdragen aan de sociale fondsen worden overgemaakt van de begroting van SZW aan verschillende fondsen bij SVB en UWV. Hoofdstuk 11, Sociale fondsen SZW, gaat nader in op de financiering van de sociale fondsen.

Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW

Deze rijksbijdrage compenseert de gewijzigde premieopbrengst die het gevolg is van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdrage wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en eventuele wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen is gedurende het jaar met € 24,8 miljoen naar beneden bijgesteld. Dat komt doordat gedurende het jaar de geraamde kosten van de heffingskortingen iets naar beneden zijn bijgesteld. Er is dan een lagere rijksbijdrage nodig om deze (deels) te compenseren.

Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds

De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden grotendeels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is echter wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat dat fonds gemiddeld genomen een neutrale vermogenspositie heeft.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds voor 2024 is in juli van dat jaar vastgesteld, met gebruik van de CEP raming van het CPB en de realisatiecijfers uit het SVB-jaarverslag van 2023. Ten opzichte van de begroting 2023 is de rijksbijdrage € 3,1 miljard hoger vastgesteld. Dat komt allereerst omdat het Ouderdomsfonds het jaar 2023 heeft afgesloten met een vermogenstekort. Een tekort in het fonds wordt verrekend in de rijksbijdrage van het volgende jaar, die daardoor dus hoger moest zijn. Dit effect droeg voor € 1,5 miljard bij aan de stijging van de rijksbijdrage. Daarnaast was er in 2024 sprake van € 1,4 miljard lagere geraamde premie-inkomsten dan waar in de begroting rekening mee werd gehouden, en € 0,2 miljard hogere uitgaven. Ook deze zijn verwerkt in de vaststelling van de rijksbijdrage.

Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten

De tegemoetkomingen arbeidsongeschikten voor de categorieën WAO, WAZ, IVA en WGA worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen. De tegemoetkomingen voor arbeidsongeschikten worden verantwoord op de beleidsartikelen 3 en 4.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage is gedurende het jaar met € 19,7 miljoen naar boven bijgesteld in lijn met de geraamde uitgaven aan de tegemoetkoming arbeidsongeschikten.

Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

De regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling (zie ook beleidsartikel 6). Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen worden via deze rijksbijdrage gefinancierd. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van UWV opgenomen.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage is gedurende het jaar met € 2,7 miljoen naar beneden bijgesteld op basis van lagere geraamde uitgaven aan de regeling ZEZ.

Ontvangsten

Bij de rijksbijdragen is soms sprake van een klein bedrag aan ontvangsten. De rijksbijdragen voor de tegemoetkoming arbeidsongeschikten en voor de ZEZ worden door het ministerie overgemaakt naar UWV. De hoogte van de rijksbijdragen wordt tijdens het jaar aangepast aan de verwachte uitgaven van UWV. Aan het einde van het jaar, als de laatste maandelijkse betaling voor de rijksbijdrage is gedaan, kunnen de uitgaven van UWV echter nog wijzigen. Er ontstaat dan een klein verschil tussen het overgemaakte bedrag, en de daadwerkelijk door UWV uitgegeven bedragen. Als de rijksbijdrage eigenlijk hoger had moeten zijn, dan doet het ministerie een nabetaling in het volgende jaar. Als de rijksbijdrage iets te hoog is geweest, dan ontvangt het ministerie in het volgende jaar het teveel betaalde bedrag terug. Dit wordt dan verwerkt als ontvangst op dit beleidsartikel.

In 2024 is er bijvoorbeeld € 6 miljoen terugontvangen van de rijksbijdrage voor de ZEZ in 2023 en € 0,6 miljoen van de rijksbijdrage voor de AO-tegemoetkoming van 2023.

5.13 Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang

A. Algemene doelstelling

De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migratieachtergrond. Daarnaast bevordert de overheid de acceptatie van culturele diversiteit in de samenleving.

In het integratiebeleid ligt de nadruk op het creëren van sociale stabiliteit in een samenleving die in cultureel opzicht steeds meer divers wordt. Een sociaal stabiele samenleving houdt in dat:

  1. mensen zelfredzaam zijn en zonder belemmeringen kunnen meedoen;
  2. zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;
  3. iedereen zich thuisvoelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.

Dit wordt gerealiseerd door:

  1. het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;
  2. het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland;
  3. het faciliteren dat nieuwkomers snel de Nederlandse taal machtig zijn en kennis hebben van de Nederlandse samenleving.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten, en het samenleven met elkaar in de diverse samenleving. De samenlevingsvraagstukken verschillen per gemeente of regio. De rol van de Minister bij het oplossen hiervan is een faciliterende. Hij financiert gemeenten voor het invullen van de regierol bij inburgering voor asielstatushouders, het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) voor het programma Voorbereiding op de Inburgering, een leenstelsel voor inburgeringsplichtige gezins- en overige migranten en een uitkeringsregeling aan remigranten op grond van de Remigratiewet alsmede de hiermee samenhangende uitvoeringskosten. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  1. de vormgeving, het onderhoud en de werking van het inburgeringsstelsel;
  2. de visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;
  3. het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;
  4. de uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland.

Voor personen die vóór 1 januari 2022 inburgeringsplichtig werden (Wet inburgering 2013), ligt de uitvoering van het inburgeringsstelsel (onder meer examens en leenstelsel) bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de uitvoering van de voorinburgering bij het COA. Voor personen die vanaf 1 januari 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden (Wi2021) krijgen gemeenten de regierol over de uitvoering van inburgering. DUO blijft ook in het nieuwe stelsel een belangrijke ketenpartner en is verantwoordelijk voor onder andere het vaststellen van de inburgeringsplicht, het vaststellen van de inburgeringstermijnen, de verlenging daarvan, het laten afnemen van examens en de handhaving van de inburgeringsplicht aan het einde van het inburgeringstraject. Het COA biedt voorinburgering aan in nauw contact met gemeenten. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is eigenaar van DUO en de Minister van Justitie en Veiligheid is eigenaar van COA. Vanuit deze rol zijn laatstgenoemde ministers verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering en daaronder valt de dienstverlening van DUO respectievelijk COA aan het Ministerie van SZW. Gemeenten krijgen middelen voor uitvoeringskosten via het Gemeentefonds en middelen voor inburgeringsvoorzieningen via een specifieke uitkering.

Vanaf 2 juli 2024 is de politieke verantwoordelijkheid over Inburgering overgeheveld naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De bijbehorende middelen zijn vanaf 01-01-2025 te zien op de begroting van Justitie en Veiligheid. De beleidsmedewerkers op dit beleidsterrein blijven formeel bij SZW, maar werken voor de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

C. Beleidsconclusies

In hoofdstuk 4.1 van het jaarverslag staan de beleidsconclusies van Integratie en sociale samenhang beschreven. Er is in 2024 ondermeer gewerkt aan een Kamerbrief over een Actieagenda integratie. De Actieagenda heeft twee pijlers: 1) maatregelen gericht op waarden en normen van de open en vrije samenleving (focus samenleving) en 2) activiteiten in het kader van Meedoen en aan de slag met taal en werk (focus nieuwkomers).

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Art. Verplichtingen 179.789 203.252 342.975 428.776 627.737 761.123 ‒ 133.386
Uitgaven 181.996 190.131 343.489 425.275 626.715 762.123 ‒ 135.408
13.0 Integratie en maatschappelijke samenhang 181.996 190.131 343.489 425.275 626.715 762.123 ‒ 135.408
Inkomensoverdrachten 41.403 40.492 39.241 37.759 37.454 38.386 ‒ 932
Remigratiewet 41.400 40.492 39.241 37.759 37.454 38.386 ‒ 932
Inburgering 3 0 0 0 0 0 0
Subsidies (regelingen) 13.505 17.967 16.356 15.896 19.975 16.991 2.984
Opbouw kennisfunctie integratie 2.763 2.882 2.817 3.213 2.628 2.531 97
Vluchtelingenwerk Nederland 1.084 1.070 1.076 1.018 1.394 1.161 233
Overige subsidies algemeen 9.658 10.531 5.988 4.037 6.801 6.487 314
Vroege Integratie en Participatie 0 3.484 6.475 7.628 9.152 6.812 2.340
Opdrachten 10.650 8.758 10.563 12.827 11.651 18.746 ‒ 7.095
Inburgering en Integratie 9.031 7.221 9.025 11.231 10.070 17.046 ‒ 6.976
Remigratie 1.619 1.537 1.538 1.596 1.581 1.700 ‒ 119
Bijdrage aan ZBO's/RWT's 14.215 26.231 30.956 33.651 38.000 73.187 ‒ 35.187
COA 14.215 26.231 30.956 33.651 38.000 73.187 ‒ 35.187
Bijdrage aan agentschappen 22.976 26.321 24.011 26.089 27.168 31.572 ‒ 4.404
Agentschap DUO 22.976 26.321 24.011 26.089 27.168 31.572 ‒ 4.404
Bijdrage aan medeoverheden 0 0 127.612 208.349 434.179 531.865 ‒ 97.686
Gemeenten maatschappelijke begeleiding 0 0 0 0 0 1.896 ‒ 1.896
Gemeenten inburgeringsvoorzieningen 0 0 111.982 186.141 413.981 514.085 ‒ 100.104
Specifieke uitkering onderwijsroute 0 0 15.000 22.208 20.198 15.884 4.314
Specifieke uitkering overig 0 0 630 0 0 0 0
Leningen 79.247 70.362 94.750 90.704 58.288 51.376 6.912
DUO 79.247 70.362 94.750 90.704 58.288 51.376 6.912
Ontvangsten 5.068 4.956 5.205 43.030 24.672 1.000 23.672
Art. Ontvangsten 5.068 4.956 5.205 43.030 24.672 1.000 23.672
13.0 Integratie en maatschappelijke samenhang 5.068 4.956 5.205 43.030 24.672 1.000 23.672
Ontvangsten 5.068 4.956 5.205 43.030 24.672 1.000 23.672
Algemeen 552 740 383 10.501 12.492 0 12.492
Leningen 4.516 4.216 4.822 6.059 7.015 1.000 6.015
Ontvangsten SPUK Inburgering 0 0 0 26.470 5.165 0 5.165

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Het integratiebeleid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit en heeft als einddoel dat groepen met een migratieachtergrond dezelfde maatschappelijke positie innemen als groepen zonder migratieachtergrond. Dit doel komt dichterbij als de verschillen tussen de groepen afnemen. Drie belangrijke indicatoren hiervoor zijn de arbeidsparticipatie, de werkloosheid en het aandeel leerlingen dat in het voortgezet onderwijs havo en vwo volgt.

De figuren 5, 6 en 7 presenteren de ontwikkeling in deze indicatoren: de aandelen van de bevolking met betaald werk, het werkloosheidspercentage en het aandeel leerlingen in de derde klas van het voortgezet onderwijs dat havo of vwo volgt naar achtergrond, generatie en (school)jaar. De figuren laten verschillen zien zowel tussen de uiteenlopende herkomstgroepen als tussen de generaties binnen dezelfde herkomstgroep.

Figuur 5 Kerncijfers integratie: netto arbeidsparticipatie4 (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Figuur 6 Kerncijfers integratie: werkloze beroepsbevolking5 (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Figuur 7 Kerncijfers integratie: aandeel havo/vwo-leerlingen in het 3e leerjaar van het voortgezet onderwijs (%)

Bron: CBS, Kernindicatoren Integratie.

Inkomensoverdrachten

Remigratiewet

De Remigratiewet biedt personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging een kans om terug te keren bij een dringende wens tot terugkeer doordat zij in een uitzichtloze situatie van afhankelijkheid (uitkeringssituatie) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. Om personen die daarvoor in aanmerking komen in staat te stellen naar hun herkomstland terug te keren, kan een remigratie-uitkering worden aangevraagd. De SVB voert de Remigratiewet uit. Remigranten konden tot 1 januari 2025 een remigratie-uitkering aanvragen.

Budgettaire ontwikkelingen

Vanwege een lager aantal personen met recht op een remigratie-uitkering, vallen de uitgaven € 0,9 miljoen lager uit dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Aantal remigranten met een periodieke uitkering ( x 1.000 personen, ultimo)1 14 13 13 13 12 12 0
  1. Inclusief nihil-uitkeringen: de remigrant heeft recht op een remigratie-uitkering, maar na verrekening van andere, exporteerbare uitkeringsgelden wordt het bedrag op nihil vastgesteld.

Subsidies

Op het artikelonderdeel Subsidies is per saldo € 3,0 miljoen meer uitgegeven dan vooraf begroot. De belangrijkste oorzaak hiervan is dat er tussentijds middelen zijn toegekend voor het programma statushouders aan het werk.

Opdrachten

Op het artikelonderdeel Opdrachten worden opdrachten aan derden verantwoord. Het betreft onder meer opdrachten ten behoeve van de ontwikkeling en het beheer van examens, onderzoeken in verband met de beleidsontwikkeling of -evaluatie en communicatieactiviteiten. Op dit budget is circa € 7,1 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Dit komt doordat de acties voor de overgang van handmatige naar geautomatiseerde gegevensuitwisseling tussen ketenpartners in de inburgeringsketen meer tijd kosten en daarom doorgeschoven zijn naar latere jaren.

Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO ontvangen1 21 26 28 37 37 31 6
waarvan Wi2013 26 6 0,5 0,3 0 0,3
waarvan Wi2021 n.v.t. 22 36 36 31 5
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de voorbereiding op inburgering in de opvang van COA2 4,5 8 8,7 7,9 8,6 23 ‒ 14,4
Inburgeraars die een inburgeringsdiploma of inburgeringscertificaat behalen3 24 12 12 16 18 ‒ 2
Afgesloten Plannen Inburgering en Participatie (PIP)4 n.v.t. 9 27 30 32 ‒ 2
Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding door gemeenten5 9 15 6 9 0,1 0,2 ‒ 0,1
  1. Bron: DUO, informatiesysteem Inburgering.
  2. Bron: COA, voortgangsrapportages.
  3. Dit kan zowel op A2 niveau zijn als op niveau Staatsexamen B1 of B2. De cijfers zijn exclusief vrijwillige inburgeraars. Onder de Wi2021 kan aan de inburgeringsplicht voldaan worden door het behalen van het inburgeringsexamen, maar ook door het behalen van een inburgeringscertificaat na afronding van de Z-route.
  4. Bron: DUO, informatiesysteem Inburgering. Dit gaat alleen over de Wi2021.
  5. Bron: DUO, informatiesysteem Inburgering. Dit betreft enkel de Wi2013. Voor de Wi2021 wordt een andere financieringssystematiek gehanteerd.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De bijdrage aan het COA is bedoeld voor het programma Voorbereiding op de Inburgering, een programma dat statushouders kunnen volgen wanneer zij – in afwachting van huisvesting in de gemeente – in het azc verblijven. In het voorjaar 2024 is de begroting met € 22 miljoen verlaagd uitgaande van de prognosecijfers van COA op dat moment. Gedurende het jaar 2024 is gebleken dat COA niet in staat was in deze mate het aantal trajecten op te schalen. Daarom is bij Najaarsnota 2024 dit budget nog eens met circa € 17 miljoen verlaagd. Inclusief de indexatie in 2024 is het budget daarom in totaal met € 35,2 miljoen lager uitgevallen dan oorspronkelijk begroot.

Bijdrage aan agentschappen

Op dit artikelonderdeel is de bijdrage opgenomen die aan DUO wordt verstrekt voor het uitvoeren van het leen- en examenstelsel inburgering. Op basis van de begroting van DUO en tussentijdse rapportages, komt de bijdrage van SZW aan de bedrijfsvoering van DUO € 4,4 miljoen lager uit dan aanvankelijk begroot.

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeenten maatschappelijke begeleiding

De begrotingsstand 2024 is € 1,9 miljoen. Middels een decentralisatie uitkering is € 1,4 miljoen overgemaakt naar gemeenten. De resterende middelen zijn elders ingezet. Dit komt doordat er minder trajecten zijn geweest dan aanvankelijk begroot. Deze middelen zijn toegevoegd aan het Gemeentefonds en zijn daardoor niet meer terug te zien op deze begroting.

Gemeenten inburgeringsvoorzieningen

Voor de specifieke uitkering inburgeringsvoorziening is circa € 100,1 miljoen minder gerealiseerd dan begroot. Het definitieve aantal inburgereraars in 2023 viel lager uit dan vooraf geprognosticeerd.

Specifieke uitkering onderwijsroute

Voor de specifieke uitkering onderwijsroute is € 4,3 miljoen meer uitgegeven dan begroot. Dit betreft een nabetaling over 2023. Dit betreft betalingen waarvan de verplichting al in 2023 is ingegaan. Dit bedrag wordt weer in mindering gebracht in het volgende jaar.

Leningen

Onder de Wi2013 konden alle inburgeraars geld lenen bij DUO om inburgeringsonderwijs te volgen. Onder de Wi2021 kunnen asielstatushouders niet lenen bij DUO, want zij krijgen inburgeringsvoorzieningen aangeboden vanuit hun gemeente. Gezins- en overige migranten kunnen onder de huidige wet wel bij DUO lenen. In 2024 is in totaal € 58,3 miljoen uitgegeven aan leningen. Dit is € 6,9 miljoen meer dan aanvankelijk begroot. Op basis van uitvoeringsinformatie van DUO is de raming in 2024 opwaarts bijgesteld.

Toegekende leningen
Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000 personen, ultimo) 11 17 9 4 3 2 1
Terugbetaalde leningen
Aantal terugbetalende inburgeraars die in het betreffende jaar een terugbetaling op hun lening doen (x 1.000 personen, ultimo) 18 10 12 16 13 12 1
Kwijtgescholden leningen
Aantal inburgeraars met kwijtgescholden lening (x 1.000 personen, ultimo) 18 12 12 9 13 9 4
Totaalbedrag kwijtgescholden leningen inclusief rente (x € 1 mln) 154 91 86 71 104 70 34

Ontvangsten

Ontvangsten algemeen

Dit betreft diverse ontvangsten van circa € 12 miljoen in totaal. Het gaat hierbij om een vordering op COA voor de afrekening Voorinburgering 2023 van € 8 miljoen en de ontvangsten op de SPUK onderwijsroute voor € 4 miljoen.

Leningen

Dit betreft terugbetalingen van leningen naar aanleiding van Wi2013 en Wi2021. De ontvangsten komen € 6 miljoen hoger uit dan geraamd. Indien asielstatushouders binnen de wettelijke termijn aan de inburgeringsplicht voldoen dan hoeven ze de lening niet terug te betalen. Daarnaast vindt terugbetaling van de lening door asielstatushouders en gezinsmigranten naar draagkracht plaats. Dit maakt het lastig om een precieze inschatting te maken van de te verwachten ontvangsten. Tevens is het vrijwillig aantal inburgeraars gestegen, deze groep betaalt sneller de lening af.

Ontvangsten SPUK Inburgering

Er zijn ontvangsten op de SPUK inburgeringsvoorziening met een totale hoogte van € 5,2 miljoen. Verklaring hiervoor is dat sommige gemeenten minder statushouders hebben gehuisvest dan andere gemeenten. De gemeenten die minder statushouders hebben gehuisvest betalen een deel van hun voorschot terug aan het Rijk zodat het Rijk deze middelen kan herverdelen over andere gemeenten.

6. Niet-beleidsartikelen

6.1 Artikel 96 Apparaat Kerndepartement

Dit artikel bevat alle personele en materiële uitgaven en bijbehorende ontvangsten van het Ministerie van SZW. In beleidsartikel 11 zijn de bijdragen aan zbo's verder toegelicht.

Budgettaire gevolgen

Art. Verplichtingen 403.751 452.010 502.241 557.445 641.773 563.867 77.906
Uitgaven 387.486 423.274 485.945 555.161 616.915 569.903 47.012
96.0 Apparaat Kerndepartement 387.486 423.274 485.945 555.161 616.915 569.903 47.012
Personele uitgaven 307.956 341.963 392.502 453.441 511.117 461.389 49.728
eigen personeel 293.498 318.847 359.236 411.214 468.081 446.849 21.232
externe inhuur 12.657 21.768 31.669 40.090 39.678 12.155 27.523
overige personele uitgaven 1.801 1.348 1.597 2.137 3.358 2.385 973
Materiële uitgaven 79.530 81.311 93.443 101.720 105.798 108.514 ‒ 2.716
overige materiële uitgaven 13.897 13.381 15.938 18.817 20.758 19.779 979
ICT 22.832 16.430 17.997 14.469 17.000 25.411 ‒ 8.411
bijdrage aan SSO's 42.801 51.500 59.508 68.434 68.040 63.324 4.716
Ontvangsten 52.986 64.920 78.914 92.868 106.689 91.299 15.390

Toelichting

Eigen personeel

Er is een toename van de uitgaven vanwege de ontwikkeling van lonen in 2024, uitbreiding van capaciteit bij de Nederlandse Arbeidsinspectie en uitbreiding van werkzaamheden bij de Rijksschoonmaakorganisatie.

Externe inhuur

Bij suppletoire begrotingen is het budget externe inhuur vanuit andere begrotingsonderdelen aangevuld ten behoeve van ICT-werkzaamheden, beoordeling van boeterapporten en uitvoering van subsidieregelingen.

Overige personele uitgaven

De hogere uitgaven voor post-actieven houden verband met een oploop van de uitgaven aan oud-medewerkers die gebruik maken van de regeling vervroegd uittreden (rvu).

ICT

Een deel van het bij begroting beschikbare ICT-budget is aangewend voor inhuur van automatiseringsdeskundigen. Deze uitgaven worden verantwoord onder externe inhuur.

Bijdrage aan SSO's

De uitgaven vallen hoger uit dan begroot door (1) gestegen prijzen (2) uitbreiding van de werkzaamheden van de RSO die deels leiden tot een stijging van de uitgaven aan SSO's en (3) ICT-uitgaven van het Financieel Dienstencentrum waar nog geen rekening mee was gehouden in de begroting.

Rijksschoonmaakorganisatie

In 2016 is begonnen met het uitvoeren van schoonmaakactiviteiten. De deelnemende departementen betalen voor het schoonmaken een vergoeding aan het Ministerie van SZW. De uitgaven van de RSO komen ten laste van de begroting van het Ministerie van SZW.

Tabel 104 laat de apparaatsuitgaven van RSO afzonderlijk zien. Vanaf 2019 nemen de jaarlijkse uitgaven toe doordat opdrachtgevers conform planning worden aangesloten op de dienstverlening van de RSO. Deze geplande aansluitingen zijn afgerond voor de departementen waarvan de externe schoonmaakdienstverlening contractueel is geëindigd.

Per 2021 werkt de RSO volgens een gestandaardiseerde dienstverlening met uniforme tarieven voor opdrachtgevers gebaseerd op de begrote uitgaven. Door de geprognosticeerde toename van de dienstverlening nemen de inkomsten toe evenals de bijbehorende uitgaven.

Kerndepartement exclusief RSO
Uitgaven 339.405 364.375 413.416 468.766 520.027 485.115 34.912
Ontvangsten 5.830 4.513 9.621 8.380 7.750 6.616 1.134
Rijksschoonmaakorganisatie
Uitgaven 48.081 58.899 72.529 86.395 96.888 84.788 12.100
Ontvangsten 47.156 60.407 69.293 84.488 98.939 84.683 14.256

Naar aanleiding van een toezegging in het wetgevingsoverleg over het jaarverslag 2018 is een indicator opgenomen met betrekking tot de medewerkerstevredenheid van de schoonmakers in dienst van de RSO. Dit onderzoek wordt tweejaarlijks gehouden.

Tevredenheid medewerkers RSO 8,6 9,0 8,9

Totaaloverzicht

Tabel 106 geeft een samenvatting van de apparaatsuitgaven van het kerndepartement en van de zbo’s en rwt’s van het ministerie. De toelichting op de ontwikkeling bij het kerndepartement is te vinden bij tabel 103. Zie beleidsartikel 11 en bijlage 1 voor een toelichting op de zbo’s/rwt’s.

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie 387.486 423.274 485.945 555.161 616.915 569.903 47.012
Totaal apparaatskosten zbo’s en rwt’s1 2.371.962 2.411.149 2.580.960 2.883.300 2.954.676 2.948.782 5.894
UWV (inclusief BKWI) 2.064.241 2.110.758 2.280.953 2.482.572 2.553.948 2.554.998 ‒ 1.050
SVB 292.615 283.868 285.338 384.736 381.971 378.873 3.098
IB 15.106 16.523 14.669 15.992 18.757 14.911 3.846
  1. Dit betreft zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde kosten. De ontvangsten artikel 11 zijn in mindering gebracht op de uitgaven.

Bezetting

Ten opzichte van 2023 is de bezetting met 97 fte toegenomen. De grootste stijging doet zich voor bij de Nederlandse Arbeidsinspectie: dit houdt verband met een structurele capaciteitsuitbreiding ten behoeve van effectief toezicht en handhaving op het certificeringsstelsel in de uitzendbranche en vooruitlopend ten behoeve van invoering van de dubbele meldplicht. Daarnaast is er een toename bij DG Werk aan Uitvoering: DG Werk aan Uitvoering (WaU) is als nieuwe DG gestart in 2023 en in 2024 meer op sterkte gekomen. De toename bij RSO wordt hoofdzakelijk verklaard door een toename van werkzaamheden.

Kerndepartement 1.305 1.421 1.617 1.740 1.762
NLA 1.386 1.513 1.592 1.752 1.815
RSO 1.047 1.192 1.281 1.360 1.372
Bezetting totaal ultimo 3.738 4.126 4.490 4.852 4.949

6.2 Artikel 99 Nog onverdeeld

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor loon- en prijsbijstelling en voor onvoorziene uitgaven.

Art. Verplichtingen 0 0 0 0 0 274.770 ‒ 274.770
Uitgaven 0 0 0 0 0 274.770 ‒ 274.770
99.0 Nog onverdeeld 0 0 0 0 0 274.770 ‒ 274.770
Nog te verdelen 0 0 0 0 0 274.770 ‒ 274.770
waarvan apparaat 0 0 0 0 0 49.776 ‒ 49.776
waarvan programma 0 0 0 0 0 224.994 ‒ 224.994
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0 0

De grondslag voor dit onderdeel ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel op te nemen ten behoeve van de voorlopige verwerking van de loon- en prijsindexering, een taakstelling of een ander nog te verdelen begrotingsbedrag.

Nog onverdeeld

Gedurende de begrotingsuitvoering in 2024 zijn diverse bedragen overgeheveld naar de betreffende beleidsartikelen op de SZW-begroting. Het gaat onder meer om een overheveling van € 20 miljoen naar artikel 11 voor de uitvoeringskosten van UWV voor de afwikkeling van de NOW-regelingen. Daarnaast is er € 18 miljoen overgeheveld naar artikel 2 voor de preventie van armoede en schulden (onder andere middels inzet op financiële educatie). Er is € 5,8 miljoen overgeboekt naar artikel 96 voor de uitvoering van de aanbevelingen uit het rapport van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten. Ook heeft er een herschikking plaatsgevonden van artikel 99 naar artikel 96 van € 10 miljoen voor het programma Beter Samenwerken en uitbreiding van het ICT-budget.

Daarnaast zijn overboekingen met andere departementen en begrotingen verwerkt. Dit betreft voornamelijk overboekingen naar het Gemeentefonds. Zo is er € 64 miljoen overgeboekt om gemeenten tegemoet te komen bij de financiële uitdagingen rondom de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven. Daarnaast is er € 40 miljoen overgeheveld voor het programma Aanpak geldzorgen, armoede en schulden en is er € 32,5 miljoen naar het Gemeentefonds overgeheveld voor de vangnetconstructie energietoeslag. Ook is er € 23 miljoen overgeboekt naar het Gemeentefonds om de begeleidingsmiddelen voor Beschut Werk te verhogen. Tot slot, is er € 5 miljoen overgeheveld naar het Ministerie van J&V om de toegang tot het recht voor arbeidsmigranten te verbeteren.

Ook zijn er diverse kasschuiven doorgevoerd naar latere jaren om beter aan te sluiten bij het benodigde kasritme van de betreffende reserveringen. Het gaat onder meer om een kasschuif van € 8,8 miljoen voor de uitvoeringskosten van de afwikkeling van de NOW van 2024 naar 2025. Daarnaast is € 8 miljoen voor het wetsvoorstel Stroomlijning Keten voor Derdenbeslag doorgeschoven van 2024 naar 2027.

Bij de eerste suppletoire begroting is een deel van de nog gereserveerde middelen voor loon- en prijsontwikkeling van 2023 afgeboekt. Daarnaast is bij de tweede suppletoire begroting € 11,9 miljoen afgeboekt ten behoeve van het EMU-saldo omdat een aantal reserveringen niet tot uitbetaling zijn gekomen in 2024.

7. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Deze paragraaf bevat een rapportage over de bedrijfsvoering van het Ministerie van SZW in 2024. Paragraaf 7.1 handelt over specifieke onderwerpen op het gebied van de bedrijfsvoering en is met voorbehoud van een alinea over de belangrijkste materiële risico's op fraude en corruptie, een uitzonderingsrapportage. Paragraaf 7.2 geeft indien van toepassing, aandacht aan rijksbrede bedrijfsvoeringonderwerpen. In paragraaf 7.3 zijn de belangrijkste ontwikkelingen en (voorgenomen) verbeteringen in de bedrijfsvoering opgenomen.

7.1 Uitzonderingsrapportage

Deze paragraaf rapporteert over een aantal verplichte onderwerpen. Alleen als iets specifieks op een van de onderwerpen is voorgevallen, is dat opgenomen.

Rechtmatigheid

Onzekerheid Rijksdienst Caribisch Nederland Unit SZW

Net als in voorgaande jaren zijn er fouten en/of onzekerheden geconstateerd in de rechtmatigheid bij de Wet ongevallenverzekering BES (artikel 3), de Wet ziekteverzekering BES (artikel 6) en de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES (artikel 9). Dit leidt tot overschrijding van de rapporteringstoleranties van de desbetreffende artikelen (zie tabel 109 voor exacte bedragen). In de alinea «Financieel beheer Rijksdienst Caribisch Nederland Unit SZW» wordt nader ingegaan op de voortgang op deze dossiers in het afgelopen jaar.

Onzekerheid tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening

Met de tijdelijke regeling aanvullende crisisdienstverlening heeft het kabinet de afgelopen jaren ingezet op aanvullende dienstverlening via de 35 regionale mobiliteitsteams (RMT's) voor personen die (dreigend) werkloos zijn. Zoals eerder gerapporteerd in het jaarverslag over boekjaar 2022 en 2023 is het vanwege de manier waarop de samenwerking in de RMT’s is vormgegeven in de huidige regeling, niet mogelijk gebleken om een gedegen financiële verantwoording en controle in te regelen. Het verantwoordingsproces geeft geen inzicht in de rechtmatigheid van bestedingen. Door het ontbreken van controle-informatie, kan er geen uitspraak worden gedaan over de rechtmatige besteding van deze middelen. De gehele stroom die samenhangt met dit beleid is hiermee onzeker en resulteert in een overschrijding van de rapporteringstolerantie op artikelniveau voor artikel 5 (zie tabel 109 voor exacte bedragen). Deze regeling is met ingang van het nieuwe jaar, 2025, tot een einde gekomen.

Verplichtingen
Artikel 5
Werkloosheid
164.386 16.439 0 47.371 47.371 28,8%
Artikel 8
Oudedagsvoorziening
182.977 18.298 0 26.778 26.778 14,6%
Artikel 9
Nabestaanden
2.829 283 0 652 652 23,0%
Uitgaven/ontvangsten
Artikel 3
Arbeidsongeschiktheid
8.408 841 0 1.360 1.360 16,2%
Artikel 6
Ziekte en verlofregelingen
49.179 4.918 0 9.415 9.415 19,1%
Artikel 9
Nabestaanden
2.829 283 138 0 138 Noot 11
  1. Noot 1: De som van de meest waarschijnlijke fouten en onzekerheden ad € 138.000 (kolom 6) is lager dan de rapporteringstolerantie ad € 283.000 (kolom 3). De maximale fout ad € 324.000 is echter hoger dan de rapporteringstolerantie. Dit wordt veroorzaakt door het nauwkeurigheidsverval ad € 53.000 en de basisonnauwkeurigheid ad € 133.000. Door het gebruik van een statistische steekproef zijn in kolom 7 geen percentages ingevuld.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

Financieel beheer Rijksdienst Caribisch Nederland unit SZW

In 2024 heeft de RCN-unit SZW de implementatie voortgezet van het meerjarige verbeterplan opgesteld in 2023 inzake het financieel beheer en ICT. Het doel van de verbetermaatregelen voor de RCN-unit SZW is tweeledig. Enerzijds om nieuwe onrechtmatigheden te voorkomen door de oorzaken die aan de onrechtmatigheden ten grondslag liggen weg te nemen en anderzijds om blijvend in control te komen.

Voorbeelden van verbetermaatregelen waar in 2024 aan is gewerkt, zijn versterking van de staf (met onder andere het aanstellen van een controller, ICT-manager, jurist, projectleider), verdere inrichting van de P&C-cyclus conform de cyclus van SZW, invoering van een nieuwe versie van de loondervingsapplicatie, het uitvoeren van een intern controleplan, het actualiseren van de procesbeschrijvingen en het opstellen van een doelarchitectuur om te komen tot een rechtmatige aanbesteding in 2025 voor de verbetering van de ICT.

Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met de inherente beperkingen waar men in Caribisch Nederland tegenaan loopt, zoals het niet beschikbaar zijn van DigID en het ontbreken van een polisadministratie. Ook het gegeven dat de RCN-unit SZW op kleine schaal bijna heel de sociale zekerheid uitvoert, blijft een uitdaging. Mede als gevolg van de voorgaande twee punten verwacht het ministerie dat het verbeteren van het financieel beheer inclusief de benodigde ICT een kwestie van lange adem is. Uiteraard verwacht ik jaarlijks wel concrete resultaten te kunnen melden.

IT-beheer Financieel Dienstencentrum

De in 2023 door de ADR geconstateerde tekortkomingen in de interne beheersing van een aantal General IT Controls (GITC) zijn in 2024 door FDC verder opgepakt. Deze tekortkomingen hebben betrekking op wijzigingsbeheer, logische toegangsbeveiliging en het onvoldoende vastleggen van deze (formele) procedures in documentatie. FDC heeft het wachtwoordbeheer aangepast en procesbeschrijvingen en autorisatiebeheer geactualiseerd en geformaliseerd. Ook de verbeteringen rond het mandaatbeheer, wijzigingsbeheer en de publicatie van procesbeschrijvingen zijn afgerond. Met de doorgevoerde verbeteringen en de blijvende aandacht voor GITC is de verwachting dat deze bevinding op redelijke termijn kan worden afgerond.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

SZW hecht veel waarde aan het onderkennen en beheersen van risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) bij regelingen die we (laten) uitvoeren. Hiervoor is een standaardproces ingericht. Indien er sprake is van nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving maakt SZW, in overleg met de relevante uitvoerder(s), een inschatting van de M&O-risico’s. Het monitoren en mitigeren van M&O-risico’s is een continu proces. Elke regeling kent in meer of mindere mate restrisico’s. Dit zijn de risico’s die overblijven ondanks de getroffen beheersmaatregelen ten aanzien van voorlichting, controle, sancties en evaluatie. Voorlichting over rechten, plichten en sancties door SZW en/of de uitvoerder(s) aan de aanvragers van een voorziening is een manier om de M&O-risico’s te beheersen. Verder zijn de uitvoerders gemachtigd om de rechtmatigheid van de aanvragen vast te stellen.

In het SZW-brede M&O-beleid is onder andere vastgelegd dat bij regelingen met een verhoogd M&O-risico een multidisciplinair team verantwoordelijk is voor het maken van de M&O-risicoanalyse. De stand van zaken omtrent het M&O-risico komt expliciet aan bod bij de periodieke besprekingen van de departementale risicoanalyse in de Bestuursraad.

Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland

Ondanks het standaard proces zijn er de laatste jaren tekortkomingen geconstateerd in de opzet en/of werking van het gevoerde beleid ter voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik in de Tijdelijke subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland. In de jaren 2020 tot en met 2024 zijn tijdelijke financiële middelen beschikbaar gesteld voor het verlagen van de kosten van kinderopvang voor ouders van kinderen in Caribisch Nederland. Het doel hiervan was om de financiële toegankelijkheid en de kwaliteit van de opvang te verbeteren. Uit onderzoek naar de financiële verantwoording in 2023 blijkt dat het niet in alle gevallen mogelijk is gebleken om aan de hand van administratieve onderbouwingen vast te stellen dat er kinderopvang heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat SZW de subsidie lager zou moeten vaststellen en de te veel ontvangen subsidie van de kinderopvangorganisaties dient terug te vorderen. Vanwege de financiële afhankelijkheid van de kinderopvangorganisaties zou het terugvorderen van de subsidie ertoe leiden dat deze organisaties ophouden te bestaan. Om die reden is besloten om de periode 2020 tot 1 januari 2024 niet over te gaan tot terugvordering (Kamerstukken II 2024/25, 31 322, nr. 527). Subsidies die in het jaar 2024 zijn toegekend zijn nog niet definitief vastgesteld. Kinderopvangorganisaties kunnen vanaf 2025 gebruikmaken van extra ondersteuning om de administratie te verbeteren. Momenteel brengt een externe deskundige in kaart hoe deze administratieve ondersteuning eruit moet zien.

Informatiebeveiliging

Het ministerie van SZW moet nog stappen nemen om te voldoen aan de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en de eisen die voortvloeien uit de Network and Information Security Directive (NIS2 richtlijn). SZW wil cyberweerbaar zijn. SZW heeft een programmaplan gemaakt met acties voor 2025 en 2026 voor de implementatie van zowel de NIS2 richtlijn als de BIO. In dit programma worden de belangrijkste prioriteiten en bijbehorende risico’s op het gebied van informatiebeveiliging voor SZW geïdentificeerd en opgepakt.

Fraude en corruptierisico’s

Als onderdeel van de risicoanalyses in het kader van de interne planning- & controlcyclus worden   eventuele frauderisico’s geïnventariseerd. De onderkende frauderisico’s hebben zich in 2024 niet gemanifesteerd. SZW ziet vooralsnog geen belangrijke materiële corruptierisico’s binnen het departement. SZW is hier alert op.

Er zijn beheersmaatregelen getroffen om frauderisico’s te beperken, zoals: de informatievoorziening over integer gedrag via de Gedragscode Integriteit Rijk, de toepassing van functiescheiding, het vier-ogen principe en het leren van incidenten die binnen en buiten de organisatie plaatsvinden. Het inrichten van een structureel proces rond het creëren van inzicht in de interne integriteitsrisico’s waaronder fraude- en corruptierisico’s en de beheersing van deze risico’s is in ontwikkeling.

De coördinator integriteit heeft melding gedaan van een integriteitsschending met een beperkt financieel belang. Hierbij zijn passende maatregelen getroffen.

7.2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Deze paragraaf handelt over rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen die op verzoek van de Saten-Generaal of naar aanleiding van de toezeggingen van het kabinet aan de Staten-Generaal zijn vastgesteld. Het betreft een uitzonderingsparagraaf, alleen onderwerpen waarover iets te melden is zijn opgenomen.

Schijnzelfstandigheid

SZW heeft per 18 november 2024 maatregelen getroffen om eventuele bestaande schijnzelfstandigheid af te bouwen, uiterlijk in het eerste kwartaal van 2025. Nieuwe gevallen van schijnzelfstandigheid worden voorkomen door middel van een nieuwe inhuurprocedure met verplicht gebruik van een afweegkader. Deze nieuwe procedure is ook op 18 november 2024 van kracht geworden. Binnen het departement wordt aandacht besteed aan voorlichting. Interdepartementaal spant het ministerie van SZW zich in door de eigen aanpak actief te delen.

Evaluatie van het Audit Committee

Het Audit Committee (AC) heeft in 2024 een zelfevaluatie uitgerond. De uitkomsten daarvan zijn besproken in het AC van begin november 2024. Dit heeft niet geleid tot grote wijzigingen in de werkwijze van het AC. Uit de tweejaarlijkse zelfevaluatie komt een positief beeld naar voren en men blijkt tevreden over de open wijze waarop het gesprek wordt gevoerd.

7.3 Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Deze paragraaf beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen en (voorgenomen) verbeteringen in de bedrijfsvoering, voor zover nog niet is toegelicht in paragrafen 7.1 en 7.2.

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Het stelsel voor ziekte en arbeidsongeschiktheid staat al geruime tijd onder grote druk. Het stelsel doet voor veel mensen waar het voor bedoeld is, maar het is ook voor veel mensen en de uitvoering complex. Ook de Algemene Rekenkamer was in haar verantwoordingsonderzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2023 kritisch onder andere op de uitvoerbaarheid van de sociaal-medische beoordelingen. Om inzicht te krijgen in de problematiek van het arbeidsongeschiktheidsstelsel en mogelijkheden om tot duurzame oplossingen te komen is een beroep gedaan op een adviescommissie. De Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) heeft op 29 februari 2024 een eindrapport met diverse oplossingsrichtingen gepresenteerd. In 2024 zijn deze oplossingsrichtingen ambtelijk uitgewerkt en begin 2025 is de Tweede Kamer over deze ambtelijke uitwerking geïnformeerd (Kamerstukken II 2024/25, 26 448, nr. 799).

De vraag naar sociaal-medische beoordelingen is al jaren groter dan het aantal beoordelingen dat UWV kan verrichten. De wachttijden voor met name de WIA-beoordeling zijn hierdoor lang. Dit geeft onzekerheid over het recht op een uitkering. Alleen maatregelen voor de middellange en lange termijn kunnen soelaas bieden. UWV verbetert de effectieve inzet van de beschikbare verzekeringsartsencapaciteit (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 788), onder meer door vorming van Sociaal Medische Centra (SMC’s) waar gewerkt wordt met taakdelegatie en multidisciplinaire teams. Daarnaast zijn aanvullende maatregelen getroffen, zoals de tijdelijke vereenvoudiging van de claimbeoordeling voor 60-plussers die per 1 januari 2025 is afgelopen en de maatregel praktisch beoordelen die sinds juli 2024 loopt voor een periode van 3 jaar. Als een WIA-claimbeoordeling niet tijdig kan plaatsvinden, wijst UWV mensen op de mogelijkheid om een voorschot te ontvangen om in het levensonderhoud te voorzien. UWV biedt deze mensen ook re-integratiedienstverlening aan. Sinds 2021 kan een voorschot worden kwijtgescholden wanneer er achteraf geen WIA-recht blijkt te zijn en verrekening met een andere uitkering niet mogelijk is. Dankzij inspanningen van UWV en de getroffen maatregelen is de omvang van de achterstanden, ondanks de toename van het aantal WIA-aanvragen, in 2024 stabiel gebleven. In 2025 werken we eraan om de mismatchproblematiek verder terug te dringen.

Daarnaast is in de zomer van 2024 aan het licht gekomen dat er in de periode 2020 ‒ 2024 fouten zijn gemaakt bij de vaststelling van WIA-uitkeringen, waardoor tienduizenden mensen een te lage of te hoge uitkering hebben ontvangen (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 767). SZW en UWV betreuren deze ontstane situatie zeer, in de eerste plaats voor de mensen die het betreft. Het is van belang om deze mensen op zowel een snelle als zorgvuldige manier herstel te bieden en te zorgen dat de kwaliteit die van UWV verwacht mag worden weer wordt geleverd. Daartoe heeft UWV gewerkt aan een verbeteraanpak (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 793). Op deze verbeteraanpak heeft een expert review plaatsgevonden door de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB). Het is de verwachting dat in 2025 gestart kan worden met de correcties van verkeerd vastgestelde uitkeringen. De Algemene Rekenkamer is in november 2024 gestart met een onderzoek naar de oorzaken en het ontstaan van de bij UWV gemaakte fouten. De verwachte publicatiedatum van dit onderzoek is oktober 2025.

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

UWV heeft vanaf 2020 geen periodieke kwaliteitscontroles op de Wajong uitgevoerd. Hierdoor is er geen volledig beeld over de kwaliteit van Wajong-beoordelingen. UWV is eind 2024 weer gestart met kwaliteitscontroles, maar heeft nog geen betrouwbaar beeld van de kwaliteit. In januari 2025 is hierover een brief (Kamerstukken II 2024/25, 26 448, nr. 798) aan de Tweede Kamer gestuurd. Mocht uit het onderzoek blijken dat er financiële gevolgen zijn, dan worden die verantwoord in het jaar waarin de uitgaven plaatsvinden om uitkeringen in de voorgaande jaren te corrigeren.

Relatie met zelfstandige bestuursorganen

Over 2024 is tweemaal een Stand van de uitvoering sociale zekerheid aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 760 en Kamerstukken II 2024/25, 26 448, nr. 797). Deze publicaties geven inzicht in ontwikkelingen en dilemma’s in de uitvoering van de zelfstandige bestuursorganen. Tevens hebben UWV en de SVB, net als voorgaande jaren, een knelpuntenbrief wet- en regelgeving aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 26 448, nr. 760).

In 2024 hebben UWV en de SVB, net als in 2023, hun prestatie-indicatoren verder ontwikkeld ten behoeve van sturen op publieke waarden. Daarnaast heeft UWV in 2024 twee keer een menselijke maat monitor opgesteld. Hiermee toetst en rapporteert UWV over hoe cliënten en werkgevers de kwaliteit van de dienstverlening ervaren. De SVB heeft in 2024 voor het eerst gewerkt met vier opgaven die centraal stonden in de sturing.

In 2024 en 2025 vindt de evaluatie samenwerking, sturing en toezicht plaats. Hierbij wordt gekeken hoe de ontwikkelingen van de afgelopen jaren hebben bijgedragen aan een werkbare invulling van de sturing, samenwerking en het toezicht en wat daar verder nog voor nodig is.

UWV en de SVB hebben van de accountant een goedkeurende verklaring gekregen in het accountantsverslag bij het jaarverslag 2023. Er is door de IT-auditor bij UWV en SVB een oordeel met beperking afgegeven inzake beheersing gegevensverwerking SUWI 2023. De SVB heeft de jaarrekeningwerkzaamheden in 2024 naar voren gehaald. Daarmee zet de SVB verdere stappen in de professionalisering van de financiële processen. De accountant van UWV constateert bevindingen over de beheersmaatregelen op de thema’s IT-governance, compliance, Business Continuity Management, leveranciers- en ketenmanagement, datakwaliteit en algemene IT-beheersmaatregelen. In het jaarplan 2025 besteedt UWV aandacht aan verbetermaatregelen op deze thema’s. UWV is verzocht de voortgang op deze thema’s te beschrijven in de vier- en achtmaandenverslagen en het jaarverslag. 

Herstel- en Veerkrachtplan

Met het Nederlands Herstel en Veerkrachtplan komt Nederland in totaliteit in aanmerking voor € 5,4 miljard van de Europese Unie (EU) voor herstel na de coronacrisis en de energiecrisis. EU-landen ontvangen het geld in delen. Nederland dient in totaal 5 betaalverzoeken in. Het eerste betaalverzoek heeft een waarde van € 1,3 miljard en is op 16 september 2024 officieel gemachtigd door de Europese Commissie. Voor SZW had dit betrekking op vier maatregelen, waaronder de inwerkingtreding van de wet tot hervorming van de tweede pijler van het pensioenstelsel. Nederland heeft eind 2024 (Kamerstukken II 2024/25, 21 501-07, nr. 2083) het tweede betalingsverzoek ingediend bij de Europese Commissie. In het tweede betaalverzoek komt Nederland in aanmerking voor € 1,2 miljard. Voor SZW lopen in het tweede betaalverzoek twee maatregelen mee. Zo heeft SZW structureel budget beschikbaar gesteld voor bij- en omscholing van werklozen met een zwakke arbeidspositie. Ook zijn sectorale maatwerktrajecten opgezet door middel van de subsidieregeling Nederland Leert Door.

Ook de Wet Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (Baz) is onderdeel van het HVP. Begin september 2024 is de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II 2023/24, 31 311, nr. 263) dat de publicatie van de Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen (Baz) in het eerste kwartaal van 2025 in het Staatsblad, niet langer haalbaar is. Hierover worden gesprekken gevoerd met de Europese Commissie.

Overgang beleidsterrein Inburgering naar het Ministerie van Justitie en Veiligheid

Per 2 juli 2024 is het beleidsterrein Inburgering naar het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) gegaan. De bijbehorende middelen zijn per 1-1-2025 overgeheveld naar de JenV-begroting. De beleidsmedewerkers op dit beleidsterrein blijven formeel bij SZW, maar werken voor de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

C. Jaarrekening

8. Departementale verantwoordingsstaat

Totaal 58.958.694 58.639.952 2.341.636 63.875.505 63.328.936 2.579.277 4.916.811 4.688.984 237.641
Beleidsartikelen
1 Arbeidsmarkt 1.439.039 1.103.313 14.880 2.262.892 2.061.879 24.304 823.853 958.566 9.424
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 8.123.192 8.123.620 61.823 8.820.771 8.497.306 85.215 697.579 373.686 23.392
3 Arbeidsongeschiktheid 6.629 9.717 0 7.360 7.360 1.048 731 ‒ 2.357 1.048
4 Jonggehandicapten 4.198.496 4.198.496 0 4.465.500 4.465.500 4.619 267.004 267.004 4.619
5 Werkloosheid 181.927 186.375 0 164.386 164.913 8.918 ‒ 17.541 ‒ 21.462 8.918
6 Ziekte en verlofregelingen 60.379 60.379 0 21.196 21.196 27.983 ‒ 39.183 ‒ 39.183 27.983
7 Kinderopvang 4.879.664 4.882.946 1.826.825 4.987.256 4.990.686 1.932.541 107.592 107.740 105.716
8 Oudedagsvoorziening 177.333 177.333 0 182.977 182.343 0 5.644 5.010 0
9 Nabestaanden 3.064 3.064 0 2.829 2.829 0 ‒ 235 ‒ 235 0
10 Tegemoetkoming ouders 9.495.502 9.495.502 345.809 9.753.736 9.753.736 267.081 258.234 258.234 ‒ 78.728
11 Uitvoering 699.527 698.229 0 733.917 734.383 89.527 34.390 36.154 89.527
12 Rijksbijdragen 28.094.182 28.094.182 0 31.203.175 31.203.175 6.680 3.108.993 3.108.993 6.680
13 Integratie en maatschappelijke samenhang 761.123 762.123 1.000 627.737 626.715 24.672 ‒ 133.386 ‒ 135.408 23.672
Niet-beleidsartikelen
96 Apparaat Kerndepartement 563.867 569.903 91.299 641.773 616.915 106.689 77.906 47.012 15.390
99 Nog onverdeeld 274.770 274.770 0 0 0 0 ‒ 274.770 ‒ 274.770 0

9. Saldibalans

Intra-comptabele posten Intra-comptabele posten
1 Uitgaven ten laste van de begroting 63.328.932 48.323.431 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2.579.272 3.344.597
3 Liquide middelen 1 1 3 Liquide middelen
4 Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding 0 0 4a Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding 60.772.661 45.135.755
5 Rekening-courant RHB Begrotingsreserve 0 0 5a Begrotingsreserves 0 0
6 Vorderingen buiten begrotingsverband 86.406 158.441 7 Schulden buiten begrotingsverband 63.405 1.521
8 Kas-transverschillen 0
Subtotaal intra-comptabel 63.415.339 48.481.873 Subtotaal intra-comptabel 63.415.338 48.481.873
Extra-comptabele posten Extra-comptabele posten
9 Openstaande rechten 0 0 9a Tegenrekening openstaande rechten 0 0
10 Vorderingen 898.579 921.005 10a Tegenrekening vorderingen 898.579 921.005
11a Tegenrekening schulden 0 0 11 Schulden 0 0
12 Voorschotten 24.072.816 21.207.675 12a Tegenrekening voorschotten 24.072.816 21.207.675
13a Tegenrekening garantieverplichtingen 0 0 13 Garantieverplichtingen 0 0
14a Tegenrekening andere verplichtingen 1.285.213 746.294 14 Andere verplichtingen 1.285.213 746.294
15 Deelnemingen 0 0 15a Tegenrekening deelnemingen 0 0
Subtotaal extra-comptabel 26.256.608 22.874.974 Subtotaal extra-comptabel 26.256.608 22.874.974
Totaal 89.671.947 71.356.847 Totaal 89.671.946 71.356.847

Toelichting bij de saldibalans

Het intracomptabele deel van de saldibalans (financiële posten 1 t/m 8) bevat het resultaat van de financiële transacties in de departementale administratie die een directe relatie hebben met de kasstromen. Deze kasstromen worden via het kas/bankboek (inclusief de rekening-courant met het Ministerie van Financiën) bijgehouden.

Het extracomptabele deel bevat het saldo van de overige rekeningen die met tegenrekeningen in evenwicht worden gehouden.

De cijfers in de saldibalans zijn vermeld in duizendtallen en afgerond naar boven. Hierdoor kunnen bij het subtotaal en het totaal afrondingsverschillen optreden.

Ad 1 en 2) Begrotingsuitgaven en -ontvangsten

Onder de post Uitgaven en ontvangsten ten laste van de begroting worden de gerealiseerde begrotingsuitgaven en -ontvangsten van het jaar opgenomen. De bedragen komen overeen met de bedragen uit de verantwoordingsstaat. Door een verschillende afrondingssystematiek kunnen kleine afrondingsverschillen ontstaan (maximaal aantal begrotingsartikelen * 1 (in duizenden)) tussen de posten ‘Uitgaven en ontvangsten ten laste van de begroting’ en de bedragen in de Verantwoordingsstaat.

Ad 3) Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo van de banken en de contante gelden.

Ad 4a) Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding

Op de Rekening‑courant met de Rijkshoofdboekhouding (RHB) is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen zijn de bedragen conform Rekening-courant afschriften en het saldobiljet van genoemd departement.

Ad 5 en 5a) Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve op basis van artikel 2.21 van de Comptabiliteitswet 2016 is een geoormerkte meerjarige budgettaire voorziening die door een ministerie op een afzonderlijke rekening-courant bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden. Het gaat om een budgettaire voorziening of reserve binnen de rijksbegroting. De reserve blijft meerjarig beschikbaar voor het doen van uitgaven in latere jaren. Het Ministerie van SZW heeft geen begrotingsreserves.

Ad 6) Vorderingen buiten begrotingsverband

Bij de vorderingen onder de post vorderingen buiten begrotingsverband worden de saldi van de betreffende grootboekrekeningen uitgaven buiten begrotingsverband uit de begrotingsboekhouding van het Ministerie van SZW opgenomen. Een uitgavensaldo op 31 december zal nog van derden ontvangen moeten worden (is dus een saldo van openstaande vorderingen).

Europese gelden 81.477
RSO doorbelasting 1.303
derden 3.619
omzetbelasting 6
Totaal 86.406

Ad 7) Schulden buiten begrotingsverband

Bij de schulden onder de post schulden buiten begrotingsverband worden de saldi van de betreffende grootboekrekeningen ontvangsten buiten begrotingsverband uit de begrotingsboekhouding van het Ministerie van SZW opgenomen. Een ontvangstensaldo op 31 december zal nog aan derden afgedragen moeten (is dus een saldo van openstaande schulden).

Afdracht Belastingdienst 24.388
Europese gelden 38.978
Derdenrekeningen 24
Diversen 14
Totaal 63.405

Ad 8) Kas-transverschillen

Op deze post worden bedragen opgenomen die zijn verantwoord in de uitgaven en ontvangsten, maar nog niet daadwerkelijk in de kas zijn uitgegeven en ontvangen. Het Ministerie van SZW heeft geen kas-transverschillen

Ad 9 en 9a) Openstaande rechten

Openstaande rechten zijn vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar die op andere wijze zijn ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat op grond van wettelijke regelingen, in de toekomst aanspraak bestaat op gelden van derden (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden). Het Ministerie van SZW heeft geen openstaande rechten.

Ad 10 en 10a) Vorderingen

Het saldo per 31 december 2024 kan als volgt worden gespecificeerd:

Vorderingen 638.062 5.998 35.222 217.302 1.995 898.579
Direct opeisbaar 638.062 5.998 35.222 1.552 1.995 682.829
Op termijn opeisbaar 0 0 0 0 0 0
Geconditioneerde vorderingen 0 0 0 215.750 0 215.750
638.062 5.998 35.222 217.302 1.995 898.579

Van de opeisbare vorderingen worden onderstaand de specificaties gegeven naar ouderdom.

t/m 2021 357 4.402 13.889 67.729 1 86.377
2022 0 45 3.077 37.001 0 40.123
2023 113 1.206 8.263 55.790 20 65.391
2024 2.073 345 9.994 56.782 1.975 71.169
2.543 5.998 35.222 217.302 1.995 263.060
t/m 2021 385.225 0 32.021 72.448 90.098 254.701
2022 137.416 0 141.937 131.406 5.236 142.712
2023 85.621 0 274.345 198.920 6.164 154.882
2024 0 160.458 75.601 1.633 83.224
608.262 0 608.761 478.375 103.131 635.519

Deze toeslagen hebben betrekking op kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget.

Onderstaand wordt per onderdeel een toelichting gegeven.

Ministerie

De vordering van het Ministerie exclusief Toeslagen bedraagt € 2,5 miljoen.

Kwijtschelding vorderingen toeslagen

Begin 2021 deelde de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen mee dat zij nader ingaat op de plannen om gedupeerden in de toeslagenaffaire met een schone lei te laten beginnen. De toeslag- en belastingschulden van de gedupeerde ouders en eventuele partner over de berekeningsjaren 2020 en eerder worden kwijtgescholden. Deze kwijtschelding raakt de stand op de saldibalans SZW voor de toeslagen kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag. In 2021 is gestart met de beoordeling en kwijtschelding van schulden. Op basis van cijfers van de Belastingdienst/Toeslagen blijkt dat er in 2024 in totaal € 4,2 miljoen aan vorderingen kindgebonden budget is kwijtgescholden en € 44,1 miljoen aan vorderingen kinderopvangtoeslag. Het betreft in totaal circa 5.600 vorderingen kindgebonden budget en 7500 vorderingen kinderopvangtoeslag. Burgers konden zich tot eind 2023 melden bij Dienst Toeslagen voor een aanvraag in de hersteloperatie toeslagen. Op basis van de Voortgangsrapportage Hersteloperatie toeslagen (Kamerstukken II 2024/2025, 31 066, nr. 1462) hebben zich in totaal 69.251 ouders als mogelijk gedupeerde aangemeld. Het totaal aantal ouders dat voor kwijtschelding in aanmerking komt staat nog niet definitief vast. Op 31 december 2024 hadden 11.772 mogelijk gedupeerden nog geen uitkomst van hun integrale beoordeling.

Vanaf 1 juli 2021 zijn gemeenten gestart met het kwijtschelden van gemeentelijke schulden aan KOT-gedupeerden. Hierover is de Kamer op 17 juni 2021 geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 848). In november 2021 is een specifieke uitkering gerealiseerd om gemeenten te compenseren voor de kwijtscheldingen en uitvoeringskosten (Stcrt. 2021, nr. 47169). Naast volledige compensatie van de kwijtscheldingen, ontvangen gemeenten € 275 per erkend gedupeerde die woonachtig is in de betreffende gemeente ter compensatie van de uitvoeringskosten. Gemeenten ontvangen deze compensatie met een vertraging, in 2024 is het jaar 2022 vastgesteld en zijn deze middelen aan gemeenten betaald. Met betrekking tot 2022 is een bedrag van € 10,7 miljoen aan gemeenten uitgekeerd. In 2025 vinden de vaststellingen over het jaar 2023 plaats.

Het totaal aan openstaande vorderingen per 31 december 2024 bedraagt voor KOT € 404,2 miljoen en voor WKB € 231,4 miljoen.

UVB

Alle openstaande vorderingen bij UVB hebben betrekking op subsidies, inclusief de vorderingen uit hoofde van Europese gelden.

Nederlandse Arbeidsinspectie

Deze vorderingen bestaan uit de door de Nederlandse Arbeidsinspectie opgelegde boetes vanaf 2007.

S&I

DUO voert de administratie uit voor de directie Samenleving en Integratie ten behoeve van de Wet Inburgering. Het openstaande bedrag van € 217,3 miljoen bestaat voor € 215,8 miljoen uit leningen en € 1,5 miljoen uit openstaande aflossingstermijnen. De vorderingen bij DUO betreffen de openstaande aflossingstermijnen welke aan de leningen onttrokken zijn. Leningen zijn bedoeld voor migranten met de plicht tot inburgering. Asielmigranten die met succes en tijdig hun inburgering afronden hoeven de lening niet terug te betalen. In praktijk betekent dit dat het grootste deel van de vorderingen niet hoeft te worden geïnd.

Rijksschoonmaakorganisatie (RSO)

Vanaf 2016 valt de RSO onder budgettaire verantwoordelijkheid van SZW. De administratie is uitbesteed aan de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR). De RSO is verantwoordelijk voor de schoonmaak van de Rijkspanden van de aangesloten departementen. Het totaalbedrag van de openstaande vorderingen ad € 2,0 miljoen bestaat uit in rekening gebrachte bedragen voor verrichte schoonmaakwerkzaamheden.

Ad 11 en 11a) Schulden

Onder de post Schulden wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende grootboekrekening(en) uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande schulden. Het Ministerie van SZW heeft geen schulden.

Ad 12 en 12a) Voorschotten

Voorschotten zijn bedragen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op later definitief vast te stellen of af te rekenen bedragen. Onder de post Voorschotten wordt het totaalbedrag van de saldi opgenomen van de betreffende (grootboek)rekeningen uit de administratie. Het totaalsaldo betreft de per 31 december openstaande voorschotten. De voorschotten UVB hebben betrekking op subsidies, inclusief de vorderingen uit hoofde van Europese gelden.

Voorschotten 23.706.509 366.307 24.072.816

Ministerie

In de onderstaande specificaties worden de openstaande voorschotten van het Ministerie verantwoord naar ouderdom en artikel. Hiervan is een totaalbedrag van € 11.245,6 miljoen toe te wijzen aan voorschotten toeslagregelingen. De uitgaven die hiermee samenhangen zijn verantwoord onder de post uitgaven van artikel 7 en 10. In totaal gaat het om respectievelijk KOT ad € 5.833,7 miljoen en WKB € 5.411,9 miljoen.

t/m 2021 91.253 0 30.916 60.337
2022 157.142 0 113.580 43.562
2023 11.080.962 0 10.789.381 291.582
2024 12.106.219 40.793 12.065.426
Totaal 11.329.357 12.106.219 10.974.669 12.460.908

De openstaande voorschotten (exclusief toeslagen en exclusief UVB) waren ultimo 2023 € 11,3 miljard. Ultimo 2024 tellen de openstaande voorschotten op tot € 12,4 miljard. Het verschil wordt verklaard door een hogere bevoorschotting van de AKW (€ 0,3 miljard), Wajong (€ 0,3 miljard), Wet inburgering 2021 (€ 0,3 miljard) en overige wetten en regelingen (tezamen € 0,2 miljard) in 2024 ten opzichte van 2023.

t/m 2021 149.889 0 128.470 21.419
2022 1.246.884 0 1.127.893 118.991
2023 7.375.583 39.495 6.261.760 1.153.318
2024 739.468 8.421.772 0 9.161.240
2025 0 790.634 0 790.634
Totaal 9.511.825 9.251.900 7.518.124 11.245.601

De voorschotten van het toeslagjaar 2025 betreffen de eerste maandelijkse voorschottermijn, die in december 2024 is uitbetaald.

1 Arbeidsmarkt 24.914
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 1.167.244
3 Arbeidsongeschiktheid 6.000
4 Jonggehandicapten 4.465.500
5 Werkloosheid 174.706
6 Ziekte en verlofregelingen 11.407
7 Kinderopvang 5.879.707
8 Oudedagsvoorziening 126.880
9 Nabestaanden 0
10 Tegemoetkoming ouders 10.052.607
11 Uitvoering 703.126
12 Rijksbijdragen 308.500
13 Integratie en maatschappelijke samenhang 747.909
96 Apparaatsuitgaven kerndepartement 38.010
Totaal 23.706.509

De voorschotten UVB hebben betrekking op subsidies, inclusief de vorderingen uit hoofde van Europese gelden.

Saldo 1 januari 244.470 122.022 366.492
Verstrekt 79.036 173.975 253.011
Subtotaal 323.506 295.997 619.503
Afgerekend 200.980 52.216 253.196
Saldo 31 december 122.526 243.781 366.307
2024 ultimo 2024
t/m 2021 54.639 0 38.509 16.129
2022 60.681 0 37.985 22.697
2023 251.173 0 174.225 76.948
2024 0 253.011 2.478 250.533
Totaal 366.492 253.011 253.197 366.307

Ad 13 en 13a) Garantieverplichtingen

Een garantieverplichting is een voorwaardelijke financiële verplichting, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieverplichtingen worden administratief volledig verwerkt als verplichting. Er is dus geen verschil in de vastlegging van garantieverplichtingen en «gewone» verplichtingen. In het algemeen leiden garantieverplichtingen niet of slechts voor een bepaald (meestal klein) percentage tot betaling. Het Ministerie van SZW heeft geen garantieverplichtingen.

Ad 14 en 14a) Andere verplichtingen

Met andere verplichtingen worden alle verplichtingen exclusief de garantieverplichtingen, bedoeld. Financiële verplichtingen zijn (toekomstige) betalingsverplichtingen en hebben veelal een voorwaardelijk karakter. De financiële verplichting ontstaat wanneer met een derde of andere partij is overeengekomen tot het voldoen van een (contra)verplichting (bijvoorbeeld levering of subsidievoorwaarde). Nadat de andere partij, ten gunste waarvan de (betalings)verplichting is aangegaan, aan de afgesproken voorwaarden heeft voldaan, leidt dit tot een kasuitgave.

Saldo 1 januari 630.183 116.111 746.294
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar 63.875.534 146.555 64.022.090
Negatieve bijstellingen 72.535 1.489 74.024
Subtotaal (A) 64.433.182 261.178 64.694.360
Tot betaling gekomen in het verslagjaar 63.328.931 80.217 63.409.148
Subtotaal (B) 63.328.931 80.217 63.409.148
Saldo 31 december (A - B) 1.104.251 180.962 1.285.213
Saldo 1 januari 113.778 0 0 2.333 116.111
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar 121.484 0 0 25.071 146.555
Negatieve bijstellingen 245 1.243 1.489
Subtotaal (A) 235.017 0 0 26.161 261.178
Tot betaling gekomen in verslagjaar 73.706 0 0 6.511 80.217
Subtotaal (B) 73.706 0 0 6.511 80.217
Saldo 31 december (A - B) 161.312 0 0 19.650 180.962
1 Arbeidsmarkt 375.830 2.262.888 2.061.879 3.523 573.316
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet 117.276 8.820.770 8.497.305 29.924 410.818
3 Arbeidsongeschiktheid 0 7.360 7.360 0 0
4 Jonggehandicapten 0 4.465.500 4.465.500 0 0
5 Werkloosheid 5.123 164.386 164.912 11 4.585
6 Ziekte en verlofregelingen 0 21.196 21.196 0 0
7 Kinderopvang 20.691 4.987.256 4.990.686 1.988 15.273
8 Oudedagsvoorziening 133 182.976 182.343 0 766
9 Nabestaanden 0 2.828 2.828 0 0
10 Tegemoetkoming ouders 0 9.753.736 9.753.736 0 0
11 Uitvoering 1.084 733.916 734.383 173 445
12 Rijksbijdragen 0 31.203.175 31.203.175 0 0
13 Integratie en maatschappelijke samenhang 30.084 627.736 626.715 6.697 24.409
96 Apparaatsuitgaven kerndepartement 79.960 641.812 616.915 30.219 74.639
Totaal 630.183 63.875.534 63.328.931 72.535 1.104.251

Omvangrijke negatieve bijstellingen

Het totaalbedrag van € 72 miljoen bestaat uit diverse verplichtingen kleiner dan € 25 miljoen.

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Soms is er sprake van niet uit de saldibalans blijkende financiële verplichtingen, bijvoorbeeld in geval van door het Rijk gesloten bestuursovereenkomsten of bestuursconvenanten met decentrale overheden of met functionele overheden (ZBO's/RWT’s, bijvoorbeeld scholen).

Met ingang van 2012 is de bekostiging van de rijksgefinancierde wetten en regelingen, waarvan de uitvoering is opgedragen aan de SVB en UWV, gewijzigd van kasbasis naar transactiebasis. Om budgettaire redenen is ervoor gekozen de per 1 januari 2012 door SZW op transactiebasis nog verschuldigde bedragen niet aan de SVB en UWV uit te betalen. Deze permanente schulden bedragen ultimo 2023 € 848,3 miljoen aan de SVB en € 162,6 miljoen aan UWV.  Daarnaast is er in dit verband sprake van een permanente vordering op de SVB ter grootte van € 1,3 miljoen. De genoemde bedragen hebben in 2024 geen wijziging ondergaan. De schulden worden niet eerder afgewikkeld dan wanneer het desbetreffende fonds, wet of regeling is opgeheven c.q. beëindigd.

Verplichting Kwijtschelden gemeentelijke schulden KOT-gedupeerden

Vanaf 1 juli 2021 zijn gemeenten gestart met het kwijtschelden van gemeentelijke schulden aan KOT-gedupeerden. Hierover is de Kamer op 17 juni 2021 geïnformeerd (Kamerstukken II 2020/21, 31 066, nr. 848). In november 2021 is een specifieke uitkering gerealiseerd om gemeenten te compenseren voor de kwijtscheldingen en uitvoeringskosten (Stcrt. 2021, nr. 47169). Naast volledige compensatie van de kwijtscheldingen, ontvangen gemeenten € 275 per erkend gedupeerde die woonachtig is in de betreffende gemeente ter compensatie van de uitvoeringskosten. Gemeenten ontvangen deze compensatie met een vertraging, in 2024 is het jaar 2022 vastgesteld en zijn deze middelen aan gemeenten betaald. Met betrekking tot 2022 is een bedrag van € 10,7 miljoen aan gemeenten uitgekeerd. In 2025 vinden de vaststellingen over het jaar 2023 plaats.

Niet uit de saldibalans blijkende financiële risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures

In het geval van juridische procedures waarbij de Staat betrokken is en die een significante impact kunnen hebben op de financiële positie van een ministerie of de Staat, kan sprake zijn van niet uit de saldibalans blijkende financiële risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures. Het gaat om openbaar bekende, bij een gerecht aanhangig gemaakte procedures waarin geldelijke claims worden neergelegd. De financiële verplichting van deze procedures ontstaat vaak pas later doordat op het moment van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak een afdwingbare en controleerbare verplichting ontstaat. Specifiek betreft dit juridische procedure met de gemeente Den Haag.

Financieel risico hoger beroep tegen bijstandsbudgetten gemeente Den Haag 2017 ‒ 2022

De gemeente Den Haag gaat ieder jaar in bezwaar tegen de vaststelling van het budget bijstand en loonkostensubsidie (LKS). De gemeente is van mening dat hun budgetaandeel in de verdeling van het macrobudget bijstand en LKS onvoldoende is, waardoor ze meerjarige tekorten hebben op hun bijstandsuitgaven. Eind januari 2024 is de zaak over de bijstandsbudgetten voor de jaren 2017 tot en met 2022 in de rechtbank in Den Haag behandeld. De rechtbank heeft Den Haag over de jaren 2017 tot en met 2019 in het gelijk gesteld. Over de jaren 2020 tot en met 2022 heeft de rechtbank SZW in het gelijk gesteld. Zowel Den Haag als SZW is tegen de uitspraak in hoger beroep gegaan.

Het totale tekort van Den Haag over de periode 2017 tot en met 2019 bedraagt circa € 130 miljoen. In die jaren kwam de gemeente ook in aanmerking voor het vangnet. Hierdoor is het feitelijke tekort van Den Haag circa € 25 miljoen lager.

SZW blijft van mening dat het verdeelmodel bijstand goed functioneert. Volgens SZW bevat het verdeelmodel niet zodanige tekortkomingen dat Den Haag daar onevenredig door getroffen wordt. De rechtszaak brengt  een financieel risico voor het Rijk met zich mee.

Ad 15 en 15a) Deelnemingen

Onder de post Deelnemingen worden alle deelnemingen inclusief deelnemingspercentage opgenomen, zoals in een Besloten of Naamloze Vennootschap, internationale instellingen of C.V. Het Ministerie van SZW heeft geen deelnemingen.

10. WNT-verantwoording 2024 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Wet normering topinkomens (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen in de publieke (en semi-publieke) sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financiële jaarverslag. De publicatieplicht geldt eveneens voor topfunctionarissen zonder dienstbetrekking (externe inhuur). Daarnaast moet van niet-topfunctionarissen de bezoldiging (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het individueel toepasselijk drempelbedrag te boven gaat. Niet-topfunctionarissen zonder dienstbetrekking vallen buiten de reikwijdte van de wet. Ten aanzien van hen geldt de publicatieplicht dus niet. De gegevens van de leden van de Top Management Groep worden opgenomen in het jaarverslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het algemeen bezoldigingsmaximum zoals dat is opgenomen in art. 2.3 van de WNT bedraagt in 2024 € 233.000.

Er zijn geen functionarissen die in 2024 een bezoldiging boven het toepasselijke bezoldigingsmaximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. Er zijn in 2024 geen functionarissen die hun werkzaamheden als topfunctionaris hebben neergelegd en die op grond van hun voormalige functie nog 4 jaar aangemerkt worden als topfunctionaris. Er zijn in 2024 geen ontslaguitkeringen betaald die op grond van de WNT dienen te worden gerapporteerd.

D. Departementspecifieke Informatie

11. Sociale fondsen SZW

Deze paragraaf presenteert de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen. De informatie is bedoeld als achtergrondinformatie bij het jaarverslag. De daadwerkelijke verantwoording van uitgaven en inkomsten van de sociale fondsen vindt plaats via de jaarverslagen van de SVB en UWV en via de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven in de beleidsartikelen van dit jaarverslag. In deze paragraaf zijn de cijfers voor 2024 gebaseerd op de jaarverslagen van UWV en de SVB.

Exploitatiesaldi

Een groot deel van de uitgaven aan sociale zekerheid loopt via de sociale fondsen. In tabel 127 en tabel 128 zijn de exploitatierekeningen van de fondsen weergegeven. De arbeidsongeschiktheidsfondsen (Aof en Whk) en de WW-fondsen (Awf en Ufo) worden geïntegreerd weergegeven. Het exploitatiesaldo is het verschil tussen de ontvangsten en de uitgaven van een fonds. Naast de premieontvangsten behoren ook de rijksbijdragen en renteontvangsten tot de inkomsten van een fonds. De uitgaven bestaan voornamelijk uit de uitkeringslasten en de daarover te betalen werkgeverslasten en de uitvoeringskosten. In de begroting voor 2024 stonden de uit de sociale fondsen betaalde werkgeverslasten nog vermeld als betaalde en ontvangen onderlinge betalingen. In 2024 heeft het CBS de boekingswijze van deze geldstromen gewijzigd. De betaalde werkgeverslasten worden nu weergegeven als sociale lasten, terwijl de ontvangsten zijn opgenomen onder de premie-inkomsten. De standen begroting 2024 zijn in de tabellen hieronder hiervoor aangepast.

Begroting Realisatie Begroting Realisatie
Premies 25.210 23.585 173 161
Bijdragen van het Rijk 27.802 30.894 0 0
Rente en overige ontvangsten 117 6 95
Totaal Ontvangsten 53.013 54.596 180 255
Uitkeringen / Verstrekkingen 52.172 51.926 346 358
Sociale lasten 654 649 21 20
Uitvoeringskosten 163 217 12 15
Rente en overige uitgaven 24 1 0 0
Totaal Uitgaven 53.013 52.793 379 394
Exploitatiesaldo 0 1.803 ‒ 199 ‒ 138
  1. Door afrondingsverschillen kan het totaal afwijken van de som der delen.

Tabel 127 laat zien dat het Ouderdomsfonds het jaar heeft afgesloten met een positief exploitatiesaldo, terwijl in de begroting een overschot van nul werd geraamd. Het positieve exploitatiesaldo komt vooral doordat de bijdrage van het Rijk aan het fonds gedurende 2024 naar boven is bijgesteld. Deze rijksbijdrage is enerzijds gestegen omdat het Ouderdomsfonds het jaar 2023 afsloot met een vermogenstekort, dat via de rijksbijdrage in 2024 is aangevuld. Daarnaast is de rijksbijdrage gestegen omdat ten tijde van het vaststellen van de rijksbijdrage (ten tijde van de Voorjaarsnota) de premie-inkomsten lager werden geraamd. Onder de post overige ontvangsten valt onder andere de rente die de SVB ontvangt over de positieve fondsvermogens. Deze is hoger uitgevallen dan geraamd doordat de rente is gestegen. De uitgaven aan AOW-uitkeringen zijn iets lager uitgevallen dan begroot, deze worden toegelicht bij artikel 8 van dit jaarverslag.

Begroting Realisatie Begroting Realisatie
Premies 26.906 27.293 10.637 10.574
Bijdragen van het Rijk 90 112 95 93
Rente en overige ontvangsten 173 1.135 107 139
Totaal Ontvangsten 27.169 28.540 10.839 10.806
Uitkeringen/Verstrekkingen 18.222 18.876 4.222 4.006
Sociale lasten 2.910 3.248 863 738
Uitvoeringskosten 1.125 1.366 760 861
Rente en overige uitgaven 62 54
Totaal Uitgaven 22.257 23.552 5.844 5.659
Exploitatiesaldo 4.912 4.988 4.995 5.147
  1. Door afrondingsverschillen kan het totaal afwijken van de som der delen.

Bij de fondsen beheerd door UWV is het exploitatiesaldo iets beter uitgevallen dan begroot. Dat komt vooral doordat er meer premie-inkomsten waren dan verwacht. Oorzaken daarvoor zijn de hogere loonstijgingen en hogere arbeidsparticipatie. Vanwege de gestegen rente hebben de arbeidsongeschiktheidsfondsen ook meer rente ontvangen.

De uitgaven aan arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zijn iets hoger uitgevallen dan verwacht. De uitgaven aan WW-uitkeringen juist iets lager. Omdat voor de tabel in het jaarverslag is aangesloten bij het jaarverslag van UWV staan bij de realisaties ook de overige uitgaven en ontvangsten van de fondsen. In de begroting en het jaarverslag van SZW worden die toegerekend aan de verschillende uitkeringsregelingen en vallen ze onder de uitkeringslasten. De overige uitgaven bestaan bij de arbeidsongeschiktheidsfondsen voornamelijk uit kosten voor re-integratie. Bij de WW-fondsen betreft het naast re-integratie ook de STAP-subsidies en de bijdrage aan de SER.

Vermogenspositie

In tabel 129 worden de vermogensposities van de sociale fondsen vermeld. Ook hier zijn de arbeidsongeschiktheidsfondsen en de werkloosheidsfondsen geïntegreerd weergegeven. Het aanwezige vermogen neemt jaarlijks toe of af met het exploitatiesaldo (zie tabellen 127 en 128). Net als het exploitatiesaldo is ook de vermogenspositie gebaseerd op de cijfers in het jaarverslag van SVB en UWV.

Ouderdomsfonds (Aow) ‒ 466 1.803 1.339
Nabestaandenfonds (Anw) 2.669 ‒ 138 2.530
Arbeidsongeschiktheidsfondsen 29.253 4.988 34.244
WW-fondsen 5.092 5.147 10.237
Totaal sociale fondsen 36.548 11.799 48.347

De sociale fondsen hebben eind 2024 een positief vermogen van iets minder dan € 49 miljard. Zowel de arbeidsongeschiktheidsfondsen als de werkloosheidsfondsen hebben de laatste jaren een positief exploitatiesaldo, waardoor het vermogen van de fondsen toeneemt. Bij het Ouderdomsfonds wordt het vermogen eind 2024 meegenomen in het vaststellen van de rijksbijdrage voor 2025, waardoor deze lager kan worden vastgesteld. Over de jaren heen schommelt het vermogen van het Ouderdomsfonds daardoor rond de nul.

De sociale fondsen (en de beheerders, UWV en SVB) zijn onderdeel van de collectieve sector. Een vermogenstekort of -overschot houden ze aan op een rekening-courant bij het Rijk. De sociale fondsen kunnen daardoor altijd over voldoende middelen beschikken. Dat is ook nodig, omdat het recht op een uitkering niet afhankelijk is van de geraamde uitgaven. Als iemand recht heeft op een uitkering, dan wordt deze dus betaald, ongeacht de vermogenspositie van het fonds. Omdat de sociale fondsen onderdeel van de collectieve sector zijn, zijn de uitgaven en ontvangsten van de fondsen (en dus het exploitatiesaldo) onderdeel van het EMU-saldo, en de EMU-schuld.

12. Koopkracht

In de in dit hoofdstuk gepresenteerde koopkrachtcijfers (boxplot en voorbeeldhuishoudens) wordt de verandering van het besteedbaar inkomen tussen 2023 en 2024 weergegeven, gecorrigeerd voor inflatie.

In koopkrachtberekeningen wordt ervan uitgegaan dat er niets verandert in de persoonlijke omstandigheden van mensen (ook wel statische koopkracht genoemd). De berekeningen geven een inschatting van de effecten van economische ontwikkelingen en van overheidsbeleid op het inkomen van verschillende groepen huishoudens. De berekeningen zijn echter minder geschikt om de koopkracht voor individuele gevallen te voorspellen. Belangrijke gebeurtenissen zoals het vinden of verliezen van een baan of het maken van promotie kunnen immers niet meegenomen worden in de berekeningen en hebben doorgaans een groot effect op de persoonlijke koopkrachtsituatie. Dit moet altijd in ogenschouw gehouden worden bij het interpreteren van koopkrachtcijfers.

In 2024 heeft de loongroei zich gunstig ontwikkeld ten opzichte van de inflatie. Dit heeft voor een positieve reële inkomensontwikkeling gezorgd. Ook uitkeringen en AOW stijgen (vertraagd) mee met de lonen. Dat de loongroei in 2024 hoger was dan de inflatie had te maken met de vertraagde reactie van lonen op de inflatieschok als gevolg van de energiecrisis en met de krapte op de arbeidsmarkt.

De koopkrachtontwikkeling wordt gepresenteerd in een boxplot waarin de koopkrachtontwikkeling van het 25e percentiel, het 50e percentiel (de mediaan) en het 75e percentiel van de verschillende huishoudens is weergegeven (figuur 8). De huishoudens zijn hierin gerangschikt van lage naar hoge koopkrachtontwikkeling. In de boxplot is de spreiding rondom de mediane koopkrachtontwikkeling zichtbaar.

Figuur 8 Boxplot raming (linkerkolom) en realisatie (rechterkolom) koopkrachtontwikkeling 2024

Bron: SZW-berekeningen op basis van Macro-economische Verkenning (MEV) 2024 en Centraal Economisch Plan (CEP) 2025 van het CPB en VWS-raming van zorgpremies.

Ten opzichte van 2023 steeg de mediane koopkracht in 2024 met 2,9%. In de begroting voor 2024 werd een lagere mediane koopkrachtontwikkeling van 1,7% geraamd. De contractlonen voor 2024 zijn positiever uitgevallen dan in de raming bij de begroting. De contractloonstijging bij de bedrijven kwam uit op 6,7%, terwijl deze contractloonstijging bij de begroting op 5,6% werd geraamd. De inflatie (alternatieve cpi voor koopkracht) is juist lager uitgevallen dan initieel geraamd: 3,1% bij dit jaarverslag versus 3,6% in de raming bij de begroting. Beide factoren zijn gunstig voor de koopkracht.

De opwaartse bijstelling van de contractloonontwikkeling en de neerwaartse bijstelling van de inflatie verklaren mede waarom de positievere koopkrachtontwikkeling breed gedragen wordt. Een lager dan geraamde inflatie is gunstig voor alle huishoudens. Daarnaast hebben niet alleen werkenden profijt van hogere contractlonen maar ook uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden vanwege de (vertraagde) doorwerking van lonen op de uitkeringen en AOW.

Naast de reële loonontwikkeling had kabinetsbeleid invloed op de koopkrachtontwikkeling. Het kabinet stelde de volgende maatregelen voor:

  1. Het kabinet verhoogde het kindgebonden budget met € 619 voor het eerste kind en € 752 voor het tweede kind en verder. De bedragen voor kinderen tussen 12 en 17 jaar zijn extra verhoogd met € 400. De alleenstaande-ouderkop wordt met € 750 verlaagd en het afbouwpunt voor paren met € 11.111.
  2. De huurtoeslag werd € 416 op jaarbasis structureel verhoogd ten opzichte van het basispad van 2024.
  3. De arbeidskorting op het tweede knikpunt werd structureel met € 115 verhoogd.
  4. Een envelop voor inkomensverbeterend beleid voor huishoudens in Caribisch Nederland, waarmee voor deze huishoudens het wettelijk minimumloon, de uitkeringen en de kinderbijslag verhoogd zijn.
  5. Het aanvangspunt in het toptarief in de inkomstenbelasting werd geïndexeerd met 3,55% in plaats van de tabelcorrectiefactor van 9,9%.
  6. Indexatie van het aanvangspunt van het tweede schijf voor mensen boven de AOW-leeftijd in de inkomstenbelasting met 3,55% in plaats van 9,9%.
  7. Introductie van een minimumuurloon in 2024.
  8. Verlaging van de zelfstandigenaftrek met € 1280 tot € 3750.
  9. Verlaging van de MKB-winstvrijstelling van 14% naar 13,31%.6

Na de presentatie van de begroting heeft de Tweede Kamer de begroting gewijzigd aangenomen. De stijging van de tabelcorrectiefactor voor 2024 is verlaagd om de kinderbijslag beleidsmatig te verhogen (Stb. 2024, 6). Daarnaast is de verlaging op de diesel- en benzineaccijnstarieven verlengd naar 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 36 410, nr. 83). Ook is de maximum­uurprijs in de kinderopvangtoeslag extra verhoogd en werden middelen vrijgemaakt met als doel om het wettelijk minimumloon extra te verhogen (Kamerstukken II 2023/24, 36 410, nr. 83). De Eerste Kamer stemde later tegen de beleidsmatige verhoging van het wettelijk minimumloon. Tot slot heeft het kabinet in 2024 de huurtoeslag voor 2024 met € 36,60 per jaar extra verhoogd vanwege een gemaakte rekenfout in de koopkrachtcijfers voor een aantal voorbeeldhuishoudens (Kamerstukken II 2023/24, 36 410 XV, nr. 66 en Kamerstukken II 2023/24, 36 525, nr. 2).

Naast de boxplot op basis van een representatieve steekproef berekent SZW de koopkrachtontwikkeling van voorbeeldhuishoudens. Ook de voorbeeldhuishoudens hadden in 2024 een hogere koopkrachtontwikkeling dan initieel geraamd bij begroting (tabel 130). Zoals hierboven toegelicht, hangt dit samen met de contractlonen en inflatie.

Actieven:
Alleenverdiener met kinderen
modaal 4,1% 5,0%
2 x modaal 3,0% 4,2%
Tweeverdieners
modaal + ½ x modaal met kinderen 3,5% 4,8%
2 x modaal + ½ x modaal met kinderen 2,0% 3,0%
2½ x modaal + modaal met kinderen 2,0% 3,1%
modaal + modaal zonder kinderen 2,7% 3,6%
2 x modaal + modaal zonder kinderen 2,1% 3,0%
Alleenstaande
minimumloon 2,7% 3,0%
modaal 2,7% 3,6%
2 x modaal 1,7% 2,7%
Alleenstaande ouder
minimumloon 3,8% 4,5%
modaal 4,7% 5,7%
Inactieven:
Sociale minima
paar met kinderen 3,5% 4,3%
alleenstaande ‒ 4,6% ‒ 4,3%
alleenstaande ouder 1,0% 1,9%
AOW (alleenstaand)
(alleen) AOW ‒ 3,2% ‒ 2,8%
AOW +10000 1,1% 1,7%
AOW (paar)
(alleen) AOW ‒ 1,7% ‒ 1,4%
AOW +10000 1,4% 1,9%
AOW +30000 1,8% 2,6%

De koopkrachtontwikkeling van een alleenstaande met een bijstandsuitkering op het sociaal minimum en gepensioneerden met enkel AOW was negatief. Dat hangt samen met de energietoeslag en de huurtoeslag. In 2023 konden huishoudens met een laag inkomen aanspraak maken op een energietoeslag. In 2024 is dat niet meer het geval. Het wegvallen van de energietoeslag heeft een drukkend effect op de koopkrachtontwikkeling van deze groepen. Daarnaast wordt de huurtoeslag standaard niet meegenomen in de berekening van de koopkrachtontwikkeling van de voorbeeldhuishoudens, terwijl voor 2024 de huurtoeslag beleidsmatig verhoogd is. Tevens is de opwaartse bijstelling tussen raming en realisatie voor deze groep en de werkenden met minimumloon beperkter in vergelijking met de opwaartse bijstelling van andere groepen. Het grootste gedeelte van de opwaartse bijstelling van de contractlonen vond plaats bij de cMEV2025-raming (augustus 2024). Als gevolg is deze stijging van de contractloonstijging niet vertaald in een stijging van het wettelijk minimumloon per 1 januari 2024 en 1 juli 2024. Dit zal in 2025 plaatsvinden.

Het CPB publiceert sinds 2022 een raming van de ontwikkeling van de armoede. Deze raming laat zien hoeveel mensen een inkomen hebben onder de armoedegrens (het benodigde budget om in de basisbehoeften te kunnen voorzien). Daarnaast wordt in beeld gebracht hoeveel kinderen in armoede leven. In tabellen 131 en 132 worden de resultaten van de armoederaming voor de periode 2022- 2024 getoond.

Tussen de raming en bij de begroting en realisatie heeft het CPB de armoededefinitie voor de armoederaming veranderd.7 Tot en met MEV2025 (september 2024; dus ook bij het opstellen van de begroting) gebruikte het CPB het ‘niet-veel-maar-toereikendcriterium’ van het SCP als armoedegrens. In oktober 2024 hebben CBS, SCP en Nibud een gezamenlijke armoededefinitie gepresenteerd.8 Het CPB sluit in het CEP2025 op deze nieuwe definitie aan. Hierdoor zijn armoedecijfers in zowel niveau als ontwikkeling veranderd en zijn de armoedecijfers lastig vergelijkbaar tussen de armoederaming bij begroting en bij Jaarverslag (CEP2025). De voornaamste verklaring voor de lagere armoedecijfers met de nieuwe definitie is dat deze rekening houdt met vermogen. Daarnaast rekent de definitie met de daadwerkelijke woon- en energiekosten.

Personen (% onder armoedegrens) 4,7% 4,8% 4,8%
Kinderen (% onder armoedegrens) 6,7% 6,2% 5,1%
Personen (% onder armoedegrens) 3,4% 3,1% 3,5%
Kinderen (% onder armoedegrens) 4,0% 3,6% 3,4%

Bron: SZW-berekeningen op basis van Macro-economische Verkenning (MEV) 2024 en Centraal Economisch Plan (CEP) 2025 van het CPB en VWS-raming van zorgpremies

E. Bijlagen

Bijlage 1: Toezichtrelaties rechtspersonen met een wettelijke taak en zelfstandige bestuursorganen

Deze bijlage bevat informatie over het toezicht op rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) en zelfstandige bestuursorganen (ZBO's). De bijlage bestaat uit een overzichtstabel met RWT’s en ZBO’s die onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen, de begrote en gerealiseerde bijdrage vanuit het moederdepartement, overige departementen en eventuele bijzonderheden.

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) 40.356.328 43.797.557 50.726 52.364 ja
Bijzonderheden De genoemde bedragen zijn op basis van de totale collectieve bijdragen (inclusief premiegelden) zoals verantwoord in het jaarverslag van UWV.
In 2024 heeft UWV € 48,9 miljoen onttrokken uit de egalisatiereserve. UWV heeft in 2024 € 0 onttrokken uit hun bestemmingsfonds frictiekosten.
BKWI 16.730 18.574 0 0 nee
Bijzonderheden
Sociale Verzekeringsbank (SVB) 57.471.300 60.185.600 113.500 111.100 ja
Bijzonderheden De genoemde bedragen zijn op basis van de totale collectieve bijdragen (inclusief premiegelden) zoals verantwoord in het jaarverslag van de SVB.
In 2024 heeft SVB € 2,7 miljoen onttrokken uit de egalisatiereserve. Tevens heeft SVB € 0 toegevoegd aan of ontrokken van het bestemmingsfonds ICT.
Inlichtingenbureau (IB) 15.992 18.757 119 189 nee
Bijzonderheden

Bijlage 2: Moties en toezeggingen

Het overzicht is bijgewerkt tot eind februari 2025.

Afgehandelde moties

1423 Motie-Palland over de wet monitoren, er jaarlijks over rapporteren en na drie jaar evalueren Kamerstukken II, 2019-2020, 35 358, nr. 16 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-10-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 861, nr. 149)
  1. Dit is een identificatienummer voor de administratie binnen het Ministerie van SZW.
1624 Motie-Palland/Van Weyenberg over het monitoren van effecten van het wetsvoorstel Kamerstukken II, 2020-2021, 35 613, nr. 18 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 447, nr. 60)
1643 Motie-Van Weyenberg/ Maatoug over een brede adviescommissie om vast te stellen in welke sectoren en beroepen arbeidsmigranten nodig zijn Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 10 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 851, nr. 150)
1648 Motie-Gijs van Dijk/Ceder over een oplossing voor de nadelige gevolgen van een loonloze periode Kamerstukken II, 2020-2021, 35 830 XV, nr. 10 Door uitspraak van Centrale Raad van Beroep d.d. 30-07-2024 is de geschetste problematiek van deze motie opgelost. De uitspraak heeft direct effect op nieuwe WIA-uitkeringsgerechtigden. De motie kan daarom als afgedaan worden beschouwd
1703 Gewijzigde motie-De Kort over gemeenten oproepen meer bijstandsgerechtigden zonder startkwalificatie naar praktijkopleidingen toe te leiden Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 46 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 30 012, nr. 158)
1712 Motie-Maatoug/Simons over een bevoegdheid voor de Inspectie SZW tot bestuursrechtelijke stillegging bij een vermoeden van ernstige benadeling Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 62 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-02-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 861, nr. 157)
1742 Motie-Van Beukering-Huijbregts over voor 1 juli duidelijkheid over de mogelijkheid om voltijdsbonussen in cao’s op te nemen Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 1105 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 544, nr. 1260)
1752 Motie-Podt over het uitvoeren van maatschappelijke kosten-batenanalyses in het sociaal domein Kamerstukken II, 2021-2022, 34 352, nr. 239 Onderzoek naar brede baten zal doorlopend gedaan blijven worden. In de monitoringsbrief Participatiewet van 15 oktober 2024 wordt uitgebreid ingegaan op motie Podt en deze kan daarmee als afgedaan worden beschouwd. In de beantwoording op Kamervragen van de leden Welzijn, Van Vroonhoven en Omtzigt over een plan om het verhuren van een kamer aan studenten veel gemakkelijker te maken namens MVRO & SPI van 2 december 2024 is dit nog eens bevestigd
1789 Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over rechten voor ouders bij een fusie of overname van een kinderopvangorganisatie Kamerstukken II, 2021-2022, 31 322, nr. 451 Het onderzoek naar ouderbetrokkenheid (Ipsos I&O) is afgerond en afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d. 3 en 11 december 2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 322, nr. 550 en 31 322, nr. 551)
1803 Motie-Palland/Ceder over criteria ontwikkelen om de bredewelvaartsbenadering te concretiseren in het arbeidsmigratiebeleid Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 89 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-205, 29 861, nr. 150)
1814 Motie-Dassen over een plan om het STAP-budget gericht in te zetten voor maatschappelijk cruciale sectoren zoals techniek en ICT Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 47 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 30 012, nr. 158)
1820 Motie-Azarkan/Gündogan over onderzoeken of een loondoorbetalingstermijn van twee jaar bij ziekte een belemmering vormt tot het deelnemen aan de arbeidsmarkt Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1124 De minister heeft in het debat over de krapte op de arbeidsmarkt van 29 september 2022 aangegeven dit te laten onderzoeken door de commissie OCTAS. In de tussenrapportage van oktober 2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 730) is aangegeven dat de re-integratie bij de eigen werkgever in de loondoorbetalingsperiode voorafgaand aan de WIA-aanvraag goed gaat. In het eindrapport van februari 2024 (Bijlage bij Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 748) is tevens vermeld dat inkorting van deze periode uiteindelijk leidt tot verlies van werkgelegenheid. De Kamer is hiervan op de hoogte gesteld in de toegezegde brief met de ambtelijke uitwerking van de OCTAS-varianten (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 799). De motie is hiermee afgedaan
1822 Motie-Maatoug/Kathmann over het ontwikkelen van een toolkit om voorbereid te zijn op de bewegingen van de arbeidsmarkt Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1129 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 544, nr. 1260)
1823 Motie-Van Haga/Léon de Jong over onderzoeken of de arbeidskosten van 55-plussers verlaagd kunnen worden Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1131 In de Kamerbrief van 13 december 2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 544, nr. 1260) in bijlage 3 is deze motie behandeld. De motie is hiermee afgedaan
1834 Motie-Paternotte/Hermans inzake concrete acties waarbij meer werken wordt gestimuleerd door middel van volgbonus, roosteraanpassingen, en leeftijdsontslag binnen het Rijk Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200, nr. 24 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 544, nr. 1260)
1838 Motie-Strolenburg over het korten van de gestelde periode van tien jaar voor verbetering van de uitvoering en dienstverlening Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 VII, nr. 24 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 362, nr. 321)
1860 Motie-Palland c.s. over het doorontwikkelen van de STAP-regeling Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 56 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 30 012, nr. 158)
1868 Motie-Den Haan over verkennen of procedures eenvoudiger kunnen zodat mensen met een arbeidsbeperking sneller een baan kunnen krijgen bij mkb-bedrijven Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 71 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-07-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 320)
1911 Motie-Ceder over een verkenning naar een eventuele uitbreiding van de pilot toevoeging verzoek toelating Wsnp Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 678 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 779)
1969 Motie-Warmerdam over uitwerken hoe re-integratiebeleid, regionale arbeidsmarktdienstverlening en LLO-beleid elkaar raken Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 291 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 30 012, nr. 158)
1877 Motie-Nijboer/Maatoug over een nieuwe regeling waardoor het voor mensen met zware beroepen ook na 2025 mogelijk is eerder met pensioen te gaan of minder dagen te werken Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 140 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-09-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 658)
1887 Motie-Stoffer/Smals over het onderzoeken van de mogelijkheden om de pensioenopbouw voor zelfstandigen te verbeteren, zowel in de tweede als de derde pijler Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 162 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 32 043, nr. 667)
1912 Motie-Van Baarle/Ceder over een oplossing voor de weerslag van de lagere beslagvrije voet voor AOW-gerechtigden op de financiële zelfredzaamheid van ouderen Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 681 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-09-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 768)
1914 Gewijzigde motie-Kat c.s. over de wet zo aanpassen zodat bij substantiële wijzingen hier eerder en beter op ingespeeld kan worden Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 686 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-09-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 768)
1939 Motie van de leden Romke de Jong en Ceder over met sociale partners in gesprek gaan over het belang van wendbare werkenden en de mogelijkheden om arbeidsmobiliteit tussen sectoren eenvoudiger te maken Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1189 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 30 012, nr. 158)
1957 Motie-Piri/Kröger over uitzendbureaus verantwoordelijk houden voor een accurate registratie in de BRP van hun buitenlandse werknemers Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 112 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-02-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 27 859, nr. 159)
1959 Motie-Van den Brink/De Kort over het oneigenlijk innemen van reisdocumenten en bankpassen van arbeidsmigranten niet alleen bestraffen via artikel 447b van het Wetboek van Strafrecht Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 115 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-02-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 861, nr. 157)
1968 Motie-Léon de Jong over het inventariseren van belemmeringen voor werkgevers bij het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking Kamerstukken II, 2022-2023, 34 352, nr. 287 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-07-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 320)
1977 Motie-Warmerdam c.s. over het proactief benaderen van de groep huishoudens die onbedoeld onder het bestaansminimum terechtkomt Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 719 Gemeenten hebben in juli 2024 de lijsten ontvangen op basis waarvan zij mogelijke alleenverdieners pro-actief kunnen benaderen zoals beoogd met de motie Warmerdam. De Kamer is bij brief van 24 juni 2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 763) en in het CD Uitvoering van 2 oktober 2024 geïnformeerd
2003 Gewijzigde motie-Bontenbal/Marijnissen over in samenwerking met vakbonden en bedrijven onderzoeken welke fiscale of andere obstakels winstdeling belemmeren Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410, nr. 28 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-09-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 25 883, nr. 502)
2010 Motie-Omtzigt c.s. over de 10.000 gezinnen die onder het bestaansminimum leven nog voor de behandeling van de begroting van SZW aanschrijven Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410, nr. 70 De Kamer is bij brieven van 24 juni en 27 september 2024 geïnformeerd over de oplossingsrichtingen en het huidige handelingsperspectief voor de alleenverdienersproblematiek. Het wetsvoorstel Tijdelijke regeling Alleenverdieners is 7 november behandeld in het WGO en aangenomen. De regeling is op 1-1-2025 in werking getreden
2011 Motie-Palland c.s. over een normkader voor kinderen die als influencer werken of figureren op social media Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 468 Afgerond en naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2024-2025, 25 883, nr. 501)
2020 Motie-Palland over het belang van contacten met verschillende (religieuze) gemeenschappen in beleid en overheidshandelen Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 403 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 32 824, nr. 445)
2128 Motie Romke de Jong en Kat naar aanleiding van initiatiefnota van het lid Kat over sneller uit de schulden Kamerstukken II, 2022-2023, 36 260, nr. 5 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 779)
2035 Motie-Smals c.s. over het beter borgen van draagvlak en representativiteit bij cao-onderhandelingen Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 40 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 544, nr. 1255)
2036 Gewijzigde motie-Smals over de positie van zelfstandigen in de polder versterken met onder andere het bestuurslidmaatschap van de Stichting van de Arbeid Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 54 Tijdens de begrotingsbehandeling van SZW heeft de minister mondeling gereageerd op de positie van de Stichting van de Arbeid en de inhoud van de motie. De motie is daarmee afgehandeld
2039 Motie-Kat over de maatschappelijke opbrengsten en kosten van het afschaffen van de preferente status van de overheid meenemen in het IBO naar problematische schulden Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 43 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 779)
2041 Motie-Palland over het in beeld brengen van de maatschappelijke kosten en baten van het afschaffen van de kostendelersnorm voor familieleden Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 48 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 322, nr. 549)
2043 Motie-Pouw-Verweij c.s. over voorkomen dat de middeninkomens achterblijven en de marginale druk verder oploopt Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 51 Deze motie is afgedaan. Het kabinet heeft de motie meegewogen bij de augustusbesluitvorming en dit is benoemd in paragraaf 5.2 van de SZW-begroting
2052 Motie-Podt over de aanpak van personeelstekorten in publieke sectoren Kamerstukken II, 2023-2024, 29 544, nr. 1238 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 544, nr. 1260)
2059 Gewijzigde motie-De Kort c.s. over onderzoeken waarom het nog zo eenvoudig is om de "buy now, pay later"-leeftijdscontroles te omzeilen Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 747 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 27 879, nr. 108)
2062 Motie-Maatoug/Grinwis over verder werken aan voorstellen voor inkomensonafhankelijke en inkomensafhankelijke directe financiering van kinderopvang Kamerstukken II, 2023-2024, 31 322, nr. 526 Afgerond. Het kabinet werkt een inkomensonafhankelijk stelsel uit cf. HLA. Het parlement is hier in november 2024 nader over geïnformeerd met de hoofdlijnenbrief financieringsstelsel kinderopvang d.d. 11 november 2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 322, nr. 547)
2068 Motie-Aartsen c.s. over verkennen hoe toetsings- of toezichtkaders aangescherpt kunnen worden om het behalen van een koopkrachtig pensioen bij fondsen centraal te laten staan Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 642 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 32 043, nr. 666)
2067 Motie-Joseph/Vermeer over onafhankelijk laten onderzoeken of het hoorrecht in de praktijk voldoet aan de wensen van de deelnemers en juridisch voldoet Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 639 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 32 043, nr. 666)
2071 Motie-Mohandis/Palmen over onderzoeken hoe inkomensondersteunende regelingen van gemeenten ambtshalve verstrekt kunnen worden Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 317 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-09-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 324)
2078 Motie-Ceder/Becker over met werkgeversorganisaties plannen maken ter bevordering van het beheersen van de Nederlandse taal door EU-arbeidsmigranten en niet-EU-expats Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 428 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 125)
2079 Motie-Maatoug c.s. over de wetgeving ter ondersteuning van eenverdienersgezinnen naar de Kamer sturen zodra deze klaar is en uitspreken dat de Kamer deze stukken met voorrang behandelt Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 757 Regeling is in werking getreden per 1-1-2025
2080 Motie-Flach over diverse concrete opties en richtingen in kaart brengen om eerder stoppen met werken en duurzame inzetbaarheid structureel mogelijk te maken Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 641 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-09-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 658)
2084 Gewijzigde motie Van Hijum en Inge van Dijk inz. dat burgers door een samenloop van verschillende betalingsregelingen van publieke en/of private schuldeisers onder het bestaansminimum terecht kunnen komen Kamerstukken II, 2023-2024, 36 560, nr. 10 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-10-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 770)
2086 Motie-Patijn over de mogelijkheid onderzoeken voor een ontslagverbod voor mensen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 770 Uitwerking van de motie is in de OCTAS brief d.d. 28-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 799) naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarmee is deze motie afgedaan
2088 Motie Becker verzoekt breed in haar beleid en handelen contacten te onderhouden met verschillende (religieuze) gemeenschappen ten behoeve van maatschappelijke stabiliteit en emancipatie, en daarbij open en transparant te handelen en organisaties van deze gemeenschappen in beginsel tevens als maatschappelijke partners te zien Kamerstukken II, 2023-2024, 35 228, nr. 45 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 32 824, nr. 445)
2125 Motie-Van der Goot (OPNL) en Bakker-Klein (CDA) c.s. over het fiscale knelpunt bij hybride werken van grensarbeiders Kamerstukken I, 2023-2024, 35 714, H De Staatssecretaris van Financiën is in verschillende brieven (35714 I, 35 714 J, 35 714 K en 35 714 L) ingegaan op de uitvoering van deze motie
2126 Motie-Heijnen (BBB) c.s. over het terugdraaien van belastingverhogingen om het wetsvoorstel te dekken Kamerstukken I, 2023-2024, 36 488, F De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel voor de Wet verhoging wettelijk minimumloon 2024 (36488) op 16 april 2024 verworpen. Vervolgens heeft het kabinet in de begroting voor 2025 de dekking voor dit wetsvoorstel teruggedraaid
2102 Motie-Flach over verkennen hoe de agrarische sector kan worden uitgezonderd van de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen Kamerstukken II, 2024-2025, 31 311, nr. 267 Afgedaan met Kamerbrief voortgang Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen en wetsvoorstellen hervorming arbeidsmarkt d.d. 22-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 311, nr. 278)
2109 Gewijzigde motie-Saris over komen met een herstelplan voor de gemaakte fouten bij het UWV Kamerstukken II, 2024-2025, 36 154, nr. 14 Deze motie is afgerond. Met de Kamerbrief van 22 november 2024 is de Verbeteraanpak van UWV gedeeld (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 793)
2110 Motie-Ceder over de geleerde lessen samen met het UWV toepassen op het WIA-beleid Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 779 Deze motie is afgerond. In bijlage 4 bij de Verbeteraanpak heeft UWV de verschillende lessen en inzichten op een rij gezet en aangegeven hoe deze zijn toegepast met een referentie naar de betreffende onderdelen in de Verbeteraanpak (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 793)
2112 Motie-Ergin over een laagdrempelig vraag- en adviespunt instellen bij de inrichting van de hersteloperatie van het UWV Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 782 Deze motie is afgerond. In de Kamerbrief van 22 november is gemeld dat het hersteldossier voor de cliënt toegankelijk zal zijn en UWV voor cliënten die daar behoefte aan hebben, persoonlijke ondersteuning organiseert via cliëntondersteuners. Zij kunnen als vast aanspreekpunt dienen en hulp bieden wanneer er aanvullende ondersteuning nodig is (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 793)
2114 Gewijzigde motie-Van Kent over vakbonden en belanghebbenden betrekken bij de hersteloperatie bij het UWV Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 785 Deze motie is afgerond. Bij het opstellen van de Verbeteraanpak heeft UWV de relevante belanghebbenden betrokken. Ook bij de verdere realisatie van de verbeteraanpak en het herstel, zal UWV cliënten en andere betrokken partijen structureel blijven horen en informeren. Wat betreft de inhuur van consultancybureaus geldt dat de insteek is en blijft om dit zo min mogelijk te doen. De hersteloperatie vraagt wel om capaciteit en die capaciteit is binnen UWV al schaars. Het is daarom niet uit te sluiten dat UWV gebruik moet maken van externe inhuur van medewerkers. (Kamerstukken II, 2024-25, 26 448, nr. 793)
2115 Gewijzigde motie-Patijn over iedere vier jaar de hoogte van het wettelijk minimumloon vaststellen aan de hand van de vier criteria uit de Europese richtlijn Kamerstukken II, 2024-2025, 36 545, nr. 12 MSZW heeft tijdens het debat richting indiener aangegeven dat wat de motie vraagt reeds staande praktijk is. Uitvoering van de motie vraagt daarom geen aanvullende actie
2118 Motie-Flach c.s. over in het nationaal programma armoede en schulden inzetten op versterking van de preventieve aanpak van kinderarmoede Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 IX, nr. 18 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 779)
2134 Motie van de leden Van Kent en Patijn over bindende afspraken maken met Schiphol over het naleven van de maximale tilnorm conform de NIOSH-methode Kamerstukken II, 2024-2025, 25 883, nr. 509 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 665, nr. 528)
2136 Motie-Welzijn c.s. over een onderzoek naar de consequenties van het opheffen van het voorbehoud ten aanzien van artikel 26 van het Kinderrechtenverdrag Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 775 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2024, 24 515, nr. 779)
2158 Motie Welzijn/Ceder/Inge van Dijk/Flach/Lahla over aanbieders van buy now, pay later verplichten tot een zorgplicht, BKR-toets en registratie Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 63 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 27 879, nr. 108)
2191 Motie-Ceder c.s. over uitspreken dat de Wtta uiterlijk in Q1 van 2025 in de Kamer wordt behandeld en streven naar 1 juli 2026 als ingangsdatum Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 24 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 29)
2192 Motie-Postma/Ceder over een bevorderings-, vergewis- en meldplicht voor alle werkgevers ten aanzien van een correcte registratie van arbeidsmigranten in de Basisregistratie Personen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 24 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-02-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 27 859, nr. 159)
2205 Motie van het lid Baarle constaterende dat de parlementaire enquêtecommissie naar het regeerakkoord van het kabinet-Rutte I verwijst, waarin een taakstelling van 180 miljoen euro voor fraudebestrijding in de sociale zekerheid was opgenomen Kamerstukken II, 2024-2025, 35 867, nr. 23 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)
2216 Motie-Becker/Bontenbal over binnen de EU aandringen op het opnemen van een EU-equivalent van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen in het werkprogramma van de nieuwe Commissie Kamerstukken II, 2024-2025, 36 410, nr. 119 Ambtelijk SZW heeft dit in aanloop naar het op 11 februari jl. gepubliceerde Commissiewerkprogramma 2025 opgebracht in gesprek met de Europese Commissie. Na publicatie bleek een dergelijk initiatief niet te zijn opgenomen in het Werkprogramma. SZW zal op gepaste momenten de komende periode aandacht vragen voor het belang van het meewegen van demografische uitdagingen in relatie tot de Europese beleidsvorming

Lopende moties

771 Motie-Van Ojik/Kerstens over het eventueel verhogen van de heffing Kamerstukken II, 2014-2015, 33 981, nr. 40 Deze motie vraagt de heffing te verhogen als werkgevers ervoor kiezen de heffing te betalen in plaats van meer mensen met een beperking in dienst te nemen. Het wetsvoorstel Vereenvoudiging Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperking is op 17 oktober 2024 ingediend bij de Tweede Kamer. Het verhogen van de heffing als werkgevers ervoor kiezen de heffing te betalen in plaats van meer mensen in dienst te nemen is pas aan de orde als de quotumheffing is geactiveerd. Dat is gezien de nog lopende parlementaire behandeling van het wetsvoorstel voorlopige niet aan de orde. Planning: 4e kwartaal 2026
785 Motie-Elzinga (SP) c.s. inzake evaluatie van de wet twee jaar na de inwerkingtreding van quotumheffing Kamerstukken I, 2014-2015, 33 981, nr. F De motie betreft de evaluatie twee jaar na inwerkingtreding van het instrument ‘quotumheffing’ en de Kamer over de uitkomsten ervan te informeren. De quotumheffing is echter opgeschort. Om de in het sociaal akkoord afgesproken quotumregeling uitvoerbaar te maken en de mogelijkheden voor werkgevers om banen te realiseren te vergroten, heeft het kabinet Rutte III op 17 oktober 2023 het wetsvoorstel vereenvoudigde banenafspraak ingediend bij de Tweede Kamer. Een evaluatie van de quotumheffing is pas aan de orde als het wetsvoorstel is aangenomen en de quotumregeling is geactiveerd. Dit is voorlopig niet aan de orde. Planning: vierde kwartaal 2026
1040 Motie-Wiersma c.s. over een woonlandbeginsel voor de gezinsbijslagen Kamerstukken II, 2017-2018, 21 501-31, nr. 469 De EPSCO Raad van 21 juni 2018 is een algemene oriëntatie over de herziening van Verordening 883/2004 overeengekomen. Indexatie van gezinsbijslagen of alternatieven daarvoor vormden geen onderdeel van deze algemene oriëntatie vanwege grote bezwaren hiertegen van de huidige Europese Commissie en een meerderheid van de lidstaten. Nederland heeft tegen de algemene oriëntatie gestemd. Nederland heeft samen met Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en Ierland een brief over het belang van indexatie van gezinsbijslagen gezonden aan het voorzitterschap, de Europese Commissie en aan alle lidstaten. Indexatie van gezinsbijslagen vormt geen onderdeel van de besprekingen
1063 Motie-Strik overwegende, dat het kabinet zegt in te zetten op een inclusieve samenleving en dat onder meer vertaalt in maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers Kamerstukken I, 2017-2018, 34 775, nr. G Het eindrapport zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2025 aan de Kamer worden aangeboden
1148 Motie-Nijkerken-de Haan c.s. over opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid Kamerstukken II, 2018-2019, 34 352, nr. 126 Het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid is onderdeel van het wetsvoorstel vereenvoudiging banenafspraak dat op 17 oktober 2023 is aangeboden aan de Tweede Kamer. Er is een schriftelijke vragenronde gehouden en de nota naar aanleiding van het verslag is op 22 mei 2024 aangeboden aan de Tweede Kamer. Op 4 juni 2024 heeft de commissie SZW besloten dat het wetsvoorstel wordt aangemeld voor plenaire behandeling. Behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft plaatsgevonden op 5 februari 2025
1159 Motie-Ziengs/Stoffer over een eenvoudiger certificering voor bedrijven Kamerstukken II, 2018-2019, 34 675, nr. 19 De oorspronkelijke aanleiding voor deze motie was het (geplande en later geschrapte) asbestdakenverbod met als doel toch zo snel mogelijk alle daken te verwijderen. Nu de regelgeving wordt aangepast naar aanleiding van de EU-richtlijn asbest, wordt dit punt meegenomen binnen de differentiatie van het vergunningstelsel. De Tweede Kamer is over het vergunningstelsel op hoofdlijnen geïnformeerd per brief, d.d. 23 september 2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 25 834, nr. 197)
1245 Gewijzigde motie-Renkema/Van Weyenberg over een externe evaluatie Kamerstukken II, 2018-2019, 25 834, nr. 159 Minister Koolmees heeft in het Commissiedebat van 24 juni 2021 aangegeven deze evaluatie van het asbeststelsel te willen uitvoeren een half jaar na ingang van de nieuwe regelgeving. Door de implementatie van de EU-richtlijn is de stelselherziening vertraagd. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd per brief, d.d. 22 april 2024. Dit betekent dat een evaluatie (een half jaar na inwerkingtreding) op z’n vroegst in 2026 kan plaatsvinden. De implementatie van de Richtlijn moet 21 december 2025 zijn afgerond maar in de brief van 23 september 2024 is reeds aangegeven dat dit ambitieus is (Kamerstukken II, 2024-2025, 25 834, nr. 197)
1349 Motie-Tielen over opdrachtgevers rechtszekerheid bieden bij het inhuren van een zelfstandige opdrachtnemer Kamerstukken II, 2019-2020, 25 300 XV, nr. 48 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
1386 Motie-Palland/Smeulders over de toepassing van de WAS uitbreiden naar de sector personenvervoer Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 971 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
1387 Motie-Smeulders/Palland over verbetering van de mogelijkheden voor werknemersorganisaties in het kader van de WAS Kamerstukken II, 2019-2020, 29 544, nr. 972 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
1406 Motie-Van Beukering-Huijbrechts c.s. over borging van privacy betrekken bij de evaluatie Kamerstukken II, 2019-2020, 35 316, nr. 12 De wijziging van de wet gemeentelijke schuldhulpverlening in verband met vroegsignalering wordt na 4 jaar geëvalueerd. De borging van de privacy wordt daarbij betrokken. De Tweede Kamer wordt voor eind 2025 geïnformeerd. Planning: eind december 2025
1489 Motie-Jasper van Dijk/ Tielen over intensivering van de controle op uitbetaling van uitkeringen in het buitenland Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 635 In de brief Stand van de Uitvoering van juli 2021 (Kamerstukken II, 2020/21, 26 448, nr. 652) is aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan deze motie. In het kader van de doorlichting van de sociale zekerheidswetten op misbruikrisico’s en het opstellen van een afwegingskader voor de sociale verzekeringswetten die UWV uitvoert worden de misbruikrisico’s geïnventariseerd en geprioriteerd. In de gesprekken over beheersmaatregelen op basis van dat afwegingskader zal deze motie worden meegenomen. UWV zal besluitvorming over de internationale risico’s van deze wetten naar verwachting in 2025 afronden
1527 Motie-Nijkerken-de Haan/Tielen over startbanen voor jonge mensen die aan hun loopbaan willen beginnen Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570 XV, nr. 31 Motie is inhoudelijk afgerond; er wordt gezocht naar een passende brief om Tweede Kamer te informeren, mogelijk via een brief van OCW mede namens SZW in maart 2025
1560 Motie-Stoffer over uitspreken dat de EU geen richtlijnen dient uit te vaardigen op terreinen waar de EU niet bevoegd is Kamerstukken II, 2020-2021, 21 501-31, nr. 588 Het kabinet bewaakt bij ieder EU-richtlijnvoorstel dat het richtlijnvoorstel niet ziet op terreinen waar de EU niet bevoegd is. Het kabinet staat hierbij stil in het BNC-fiche waarin de kabinetsappreciatie over het voorstel uiteen wordt gezet
1577 Motie-Gijs van Dijk over alle kwetsbare jongeren in de bijstand een leer-werkaanbod aanbieden Kamerstukken II, 2020-2021, 35 669, nr. 5 Motie is inhoudelijk afgerond; er wordt gezocht naar een passende brief om Tweede Kamer te informeren, mogelijk via een brief van OCW mede namens SZW in maart 2025
1597 Motie-Gijs van Dijk over het maximumaantal opvolgende uitzendcontracten in de wet beperken Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 60 Planning: wordt meegenomen in wetsvoorstel flex, maart 2025 indiening wetsvoorstel bij de Tweede Kamer
1598 Motie-Gijs van Dijk/Jasper van Dijk over een landelijke pilot van de Bouwplaats-ID mogelijk maken Kamerstukken II, 2020-2021, 29 861, nr. 61 Stand van zaken uitvoering motie in brief aan Tweede Kamer d.d. 11-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 99). Planning: afhandeling motie eerste kwartaal 2025
1627 Motie-Oomen-Ruijten c.s. uitvoering van het keuzerecht op een eenmalige uitkering tot verschillende complexe situaties kan leiden, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de samenloop met fiscale regelingen en huur- en zorgtoeslagen Kamerstukken I, 2020-2021, 35 555, nr. H Planning inwerkingtredingsdatum 1 juli 2025. Gemeld in brief aan de Eerste Kamer d.d. 10-09-2024 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 154, B)
1644 Gewijzigde motie-Van Baarle over een evaluatie van de wetswijziging binnen drie jaar na inwerkingtreding Kamerstukken II, 2020-2021, 35 680, nr. 16 Planning: evaluatie en brief maart 2025 naar de Tweede Kamer
1650 Motie-Van den Berg c.s. over een werkloosheidsvoorziening in Caribisch Nederland Kamerstukken II, 2020-2021, 35 420, nr. 334 Ambtelijk SZW werkt aan de uitwerking van een conceptregeling Werkloosheidsvoorziening BES. De verwachting is dat deze conceptregeling in 2025 voor formele consultatie kan worden uitgezet. De input uit de preconsultatie bij betrokken partijen in Caribisch Nederland (medio 2023) wordt hierin meegenomen. Over de haalbare invoeringsdatum wordt na het doorlopen van de consultaties en uitvoeringstoets beslist
2120 Motie-Oomen-Ruijten (CDA) c.s. over het keuzerecht voor een bedrag ineens Kamerstukken I, 2020-2021, 35 555, H Het wetsvoorstel bedrag ineens ligt voor in de Eerste Kamer, planning afhandeling motie voor de zomer van 2025
1666 Motie-Gijs van Dijk/Maatoug over het principe «niet terugvorderen, tenzij» Kamerstukken II, 2021-2021, 26 448, nr. 658 Wordt meegenomen in de herijking van het handhavingsinstrumentarium. Momenteel wordt het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid voorbereid voor verzending aan de Raad van State. De planning is om het wetsvoorstel in 2025 bij de Tweede Kamer in te dienen
1667 Motie-Van Kent/Palland over verlaging van de arbeidsongeschiktheidsdrempel naar 15% Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 659 Het onderwerp drempelverlaging is onderdeel van de mogelijke aanpassingen aan het arbeidsongeschiktheidsstelsel naar aanleiding van het rapport van de onafhankelijke commissie Toekomst arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS). Begin 2025 is de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de ambtelijke uitwerking van de door OCTAS gegeven adviezen (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 799)
1681 Motie-Maatoug/Gijs van Dijk over het inzetten van de webmodule in één sector, bijvoorbeeld de gezondheidszorg, inzet webmodule in nabije toekomst Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1078 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
1684 Motie-Kwint over fors verlagen van de standaardboete bij de SVB Kamerstukken II, 2021-2022, 35 845, nr. 12 Wordt meegenomen in de herijking van het handhavingsinstrumentarium. Momenteel wordt het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid voorbereid voor verzending aan de Raad van State. De planning is om het wetsvoorstel in het derde kwartaal van 2025 bij de Tweede Kamer in te dienen. Ook het Boetebesluit socialezekerheidswetten zal worden gewijzigd.
1709 Motie-Van Beukering-Huijbregts/Gijs van Dijk over het aanpassen van het concurrentiebeding Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 56 Vervolg uitvoering en voortgang motie in brief aan de Kamer d.d. 02-06-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1196). Planning: einde van het jaar 2025 indiening wetsvoorstel bij de Tweede Kamer
1710 Motie-Palland/Ceder over onderzoeken ten behoeve van een nieuwe nota Gezinsbeleid Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925 XV, nr. 59 In het eerste kwartaal 2025 wordt op dit onderzoek gereageerd in de Kamerbrief over arbeid en zorg. Het onderzoek wordt dan ook naar de Kamer verzonden
1746 Motie-Inge van Dijk/Van der Graaf over bij uitvoeringsorganisaties aandringen op het in het jaarverslag opnemen van een top drie van gesignaleerde problemen in de uitvoering en de aanpak daarvan Kamerstukken II, 2021-2022, 35 387, nr. 12 Via individuele standen van de uitvoering of brieven/rapportage met knelpunten wordt per uitvoeringsorganisatie, toezichthouder of domein inzicht gegeven in de relevante ontwikkelingen – wat goed gaat, wat extra aandacht behoeft en waar burgers en ondernemers in de knel komen door knellende wet- en regelgeving of de dienstverlening. Met inachtneming van de aangenomen motie Van Dijk/Van der Graaf kan worden gekozen voor een aparte rapportage of worden aangesloten bij de bestaande producten zoals het jaarverslag
1767 Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over onderzoeken of en hoe een onafhankelijk medisch oordeel (financieel) toegankelijker kan worden voor zieke werknemers Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 670 Er wordt nagedacht over de invulling / plan van aanpak en er wordt informatie opgehaald bij UWV en de rechtspraak. Voor de zomer 2025 wordt de Tweede Kamer over vervolgstappen geïnformeerd
1769 Motie-Van Kent over een protocol waarbij moeilijk objectiveerbare ziektes door het UWV bij keuringen worden erkend en serieus genomen Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 674 In juli en september hebben bijeenkomsten plaatsgevonden. In gezamenlijkheid zijn er acties geïdentificeerd ter bevordering van de sociale zekerheidspositie van mensen met ‘moeilijk objectiveerbare’ aandoeningen. Voorjaar 2025 wordt de Kamer geïnformeerd over de acties waarmee de motie wordt afgedaan
1771 Motie-Maatoug/Kathmann over de informatievoorziening over de loonheffingskorting bij twee banen verbeteren Kamerstukken II, 2021-2022, 35 962, nr. 12 Planning: brief naar de Tweede Kamer voorjaar 2025
1784 Motie-Van Baarle over de mogelijkheid voor opdrachtgevers om overeenkomsten te ontbinden wanneer opdrachtnemers zich schuldig hebben gemaakt aan discriminatie Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1103 Een stand van zaken is gegeven in Voortgangsbrief Actieplan Arbeidsmarktdiscriminatie d.d. 07-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1217). Planning brief aan de Tweede Kamer voorjaar 2025
1785 Motie-Van Beukering-Huijbregts c.s. over een betere bescherming voor werknemers met slechts gedeeltelijk onvoorspelbare werktijden Kamerstukken II, 2021-2022, 29 544, nr. 1104 Planning: motie wordt afgedaan met indiening wetsvoorstel flex, maart 2025 naar de Tweede Kamer
1788 Motie-Van Kent over onderzoeken welke begrippen togevoegd, gewijzigd of verhelderd moeten worden voor helderheid Kamerstukken II, 2021-2022, 35 335, nr. 19 Planning: brief naar de Tweede Kamer april 2025
1795 Gewijzigde motie-Van Kent/Kathmann over een onderzoek naar de bouwplaats-ID Kamerstukken II, 2021-2022, 25 883, nr. 441 Stand van zaken uitvoering motie in brief aan Tweede Kamer d.d. 11-01-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 99). Planning: afhandeling motie 1e kwartaal 2025
1796 Gewijzigde motie-Kathmann/Maatoug over punten om te betrekken in het actieplan verhoging dekkingsgraad cao’s Kamerstukken II, 2021-2022, 21 501-31, nr. 673 Het actieplan vindt zijn grondslag in de Europese Richtlijn toereikende minimumlonen. Nadat de implementatie van de richtlijn is afgerond, zal het actieplan aan bod komen. Planning: oktober 2025 naar de Tweede Kamer
1800 Motie-Piri c.s. over het aanpakken van malafide uitzendbureaus hoog op de agenda zetten in de EU Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 85 Tijdens een hoogambtelijk bezoek van de ELA op 7 juli 2023 heeft Nederland de aanpak van malafide uitzendbureaus aangedragen om in Europees verband tussen de lidstaten op te pakken en de onderlinge samenwerking op dit thema te bevorderen. De ELA heeft gezegd terug te komen met de mogelijkheden om het thema in ELA-verband te bespreken, bijvoorbeeld tijdens één van de bestaande werkgroepen of een themabijeenkomst
1802 Motie-Maatoug c.s. over in kaart brengen in hoeverre in cao’s afspraken worden gemaakt over toegang tot de werkvloer voor vakbonden Kamerstukken II, 2021-2022, 29 861, nr. 87 De motie is gedeeltelijk afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-09-2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1218). Planning: brief naar de Tweede Kamer april 2025
1810 Gewijzigde motie-Podt inzake dat een deel van het participatiebudget overgeheveld is naar het gemeentefonds Kamerstukken II, 2021-2022, 35 394, nr. 44 Op dit moment wordt onderzocht hoe uitvoering te geven aan de motie
1832 Motie-Van Beukering-Huijbregts/Smals over een onderzoek naar de rol van flexibele arbeidstijden in het verbreken van de deeltijdcultuur Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1147 De Tweede Kamer is per brief d.d. 14-11-2022 geïnformeerd over de uitvoering van de motie (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1156). Planning: brief naar de Tweede Kamer in het voorjaar van 2025
1856 Motie-Kat over onderzoeken welke effecten het heeft om geld uit compensatieregelingen niet in de boedel te laten vallen voor schuldsaneringsregelingen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 50 In afwachting van kabinetsreactie JenV op WODC onderzoek naar het buiten de boedel houden van compensatieregelingen. Planning: juni 2025
1861 Motie-Palland c.s. over in de EU pleiten voor bilaterale gesprekken over EU-arbeidsmigratie Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 57 De beantwoording van de motie Palland wordt meegenomen in de Kamerbrief over het IBO arbeidsmigratie die rond de zomer van 2025 naar de Kamer gaat
1864 Motie-Stoffer c.s. over het alsnog starten van een breed en integraal onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland om te komen tot een nieuwe nota Gezinsbeleid Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 65 In het eerste kwartaal 2025 wordt op dit onderzoek gereageerd in de Kamerbrief over arbeid en zorg. Het onderzoek wordt dan ook naar de Kamer verzonden
1869 Motie-Van der Plas over de BKR-registratie van mensen uit de Wsnp zes maanden na afronding van het schuldhulptraject verwijderen als zij aan bepaalde voorwaarden voldoen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 XV, nr. 73 Planning: 1e kwartaal 2025
1871 Motie-Smals over onderzoeken hoe het overgangsrecht voor partnerpensioenaanspraken gestroomlijnd kan worden Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 119 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2026
1873 Motie-Van Beukering-Huijbregts/Nijboer over ervoor zorgen dat alle externe werknemers die via een aanbestede of uitbestede opdracht voor de overheid werken, pensioen opbouwen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 126 Planning: brief naar de Tweede Kamer eind maart 2025
1878 Motie-Nijboer/Maatoug over verzekerden beter beschermen bij de doorverkoop van portefeuilles door verzekeraars Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 141 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor november 2025
1893 Motie-Palland/Van den Hil over bij de stelselwijziging van de kinderopvang kansen voor verdere harmonisatie met peuterspeelzaalwerk verkennen en meenemen Kamerstukken II, 2022-2023, 31 322, nr. 476 We nemen deze motie doorlopend mee bij de samenwerking onderwijs en KO
1894 Motie-Van Beukering-Huijbregts over een pilot starten waarbij UWV cliënten voorafgaand aan de WIA-claimbeoordeling vraagt om vrijwillig relevante medische gegevens te delen Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1164 De pilot is in september 2023 gestart. Aan het eind van november 2023 zijn de eerste beelden besproken tussen UWV en het Ministerie van SZW. De eerste beelden zijn positief. Het definitieve rapport zal binnenkort door UWV met het Ministerie van SZW worden besproken. Aan de hand daarvan wordt het vervolg voor de motie besproken
1895 Motie-Ceder/Van Kent over zich inzetten voor betere expertise van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen op het gebied van minder zichtbare arbeidsbeperkingen Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1169 Op 23 april 2024 is de Tweede Kamer bij brief (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 753) geïnformeerd over de stand van zaken. In het voorjaar van 2025 wordt de Tweede Kamer opnieuw geïnformeerd over de stand van zaken
1898 Motie-Kat c.s. over het sneller verwijderen van BKR-registraties na afloop van een minnelijke schuldregeling en de registratieduur gelijkstellen aan die van de wettelijke schuldregeling Kamerstukken II, 2022-2023, 24 515, nr. 663 Afspraak met VNG gemaakt, VNG heeft gemeenten hiertoe opgeroepen. Feitelijk dus uitgevoerd, moeten nog wel in a.s. VGR aan Tweede Kamer rapporteren. Planning: april 2025
1909 Gewijzigde motie van de leden El Yassini en Van der Molen; De Tweede Kamer verzoekt de regering het tweede project van de Ambachtsacademie na afronding daarvan te evalueren en de Tweede Kamer daarover te informeren Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 VIII, nr. 186 Het tweede project van de Ambachtsacademie liep tot eind 2023. De Ambachtsacademie moet hierover een eindverantwoording opleveren. Op basis van die eindverantwoording vindt vervolgens de evaluatie plaats. De Tweede Kamer wordt in Q1 2025 hier nader over geïnformeerd per brief
1924 Motie-Van der Lee over onderzoeken of zelfstandigen ook onder de reikwijdte van de wet moeten vallen Kamerstukken II, 2022-2023, 35 592, nr. 16 Het initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks over de verplichte vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen wacht momenteel op behandeling in de Eerste Kamer. Na inwerkingtreding wordt bij evaluatie van de wet bekeken of zelfstandigen ook onder de wet moeten vallen
1927 Motie-Oomen-Ruijten (CDA) c.s. over de vrijwillige voortzetting van het partnerpensioen Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, AS Planning: brief naar de Eerste Kamer voor de zomer van 2025
1928 Motie-Oomen-Ruijten (CDA) c.s. over de dekking voor wezenpensioen Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, AR Stand van zaken motie in brief aan de Eerste Kamer d.d. 19-06-2024 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, BR). Planning afhandeling motie voor de zomer van 2025
1929 Gewijzigde motie-Moonen (D66) c.s. over een regeling voor externe geschilbeslechting Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, AP Het Besluit toekomst pensioenen is gepubliceerd d.d. 30-06-2023 in Staatsblad 2023, nr. 217. Planning: motie wordt na drie jaar (in 2027) geëvalueerd en medio 2027 naar de Eerste Kamer gestuurd
1932 Motie-Moonen (D66) c.s. over het dichten van een pensioenkloof Kamerstukken I, 2022-2023, 36 067, Z Planning: brief naar de Eerste Kamer september 2025
1938 Motie-Van Kent c.s. over een campagne om werknemers ervan bewust te maken dat ze na drie gewerkte maanden kunnen vragen om een contract met het gemiddeld aantal uren Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1188 Planning: motie wordt afgedaan met indiening wetsvoorstel flex, maart 2025 naar de Tweede Kamer
1940 Motie-Ceder c.s. over bij de uitwerking van het wetsvoorstel voor wijziging van loondoorbetaling bij ziekte duidelijke kaders ontwerpen om willekeur en ongewenste situaties te voorkomen Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1191 Het conceptwetsvoorstel is 13 oktober 2023 voor internetconsultatie gepubliceerd en daarna voor toetsen/adviezen uitgezet bij verschillende organisaties. Planning is dit voorstel in het voorjaar 2025 naar de Raad van State te sturen
1941 Motie-Smals en Den Haan over de effecten van afschaffing van nulurencontracten op de arbeidsparticipatie van gepensioneerden in kaart brengen Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1193 Planning: motie wordt afgedaan met indiening wetsvoorstel flex, maart 2025 naar de Tweede Kamer
1942 Gewijzigde motie Smals en Bisschop over zelfstandigen en betrokken instanties voorbereiden op een opt-outregeling bij een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (t.v.v. 29544-1194) Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1197 Deze motie vraagt een inspanning voor zolang de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen in voorbereiding is. Verwachting is dat de aanbieding van het wetsvoorstel aan de Kamer niet vóór Q3 2025 zal zijn
1943 Motie van het lid Kathmann c.s. over maatregelen nemen om risico's rondom terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag te beperken Kamerstukken II, 2022-2023, 33 322, nr. 494 We blijven hierop met Dienst Toeslagen acties nemen binnen het huidige stelsel
1944 Gewijzigde motie van het lid Kathmann c.s. over prijsregulerende, winstregulerende en/of tariefregulerende maatregelen toepassen wanneer kinderopvang nagenoeg gratis wordt (t.v.v. 31322-495) Kamerstukken II, 2022-2023, 33 322, nr. 495 (504) De verkenning naar tariefregulering loopt nog
1945 Motie van de leden Van der Lee en Kathmann over onderzoeken of sprake is van overwinsten bij de verkoop van ondernemingen in de kinderopvang Kamerstukken II, 2022-2023, 33 322, nr. 498 Het is niet goed mogelijk om een gedegen kwantitatieve inschatting te maken van (over)winsten bij verkoop. Hier is zeer bedrijfsgevoelige informatie voor nodig. Deze informatie is niet openbaar. De motie blijkt daarom onuitvoerbaar. De Kamer wordt hier nader over geïnformeerd bij het schriftelijk overleg over private equity
1948 Motie van het lid Van Weyenberg c.s. over gerichte maatregelen in de Miljoenennota om armoede en kinderarmoede in 2024 te laten afnemen Kamerstukken II, 2022-2023, 36 350, nr. 15 Planning: 1e kwartaal 2025
1949 Motie-Podt c.s. over de persoonlijke kenmerken van de werkende als ondernemer mee laten wegen bij de beoordeling van arbeidsrelaties Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 248 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
1950 Motie-Podt c.s. over een inventarisatie van de wensen en zorgen van zelfstandige bijverdieners voor de arbeidsmarkt van de toekomst Kamerstukken II, 2022-2023, 31 311, nr. 249 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
1961 Motie-Ceder/De Kort over uitzoeken of ketenaansprakelijkheid voor arbeidsomstandigheden mogelijk is Kamerstukken II, 2022-2023, 29 861, nr. 118 De Kamer zal hier in de kabinetsreactie op het tweede deeladvies Arbovisie 2040 van de SER nader over geïnformeerd worden
1965 Motie-Mutluer over haast maken met het wettelijk opnemen dat bedrijven en organisaties moeten beschikken over een door hen zelf opgestelde en gedragen gedragscode Kamerstukken II, 2022-2023, 34 843, nr. 81 Het streven is om de internetconsultatie van het wetsvoorstel gedragscode ongewenst gedrag te starten in Q1 2025
1966 Gewijzigde motie-Werner/Van der Laan over het garanderen van goede begeleiding van melders in gedragscodes en meldprotocollen Kamerstukken II, 2022-2023, 34 843, nr. 83 In het voorjaar van 2025 wordt de 2e voortgangsrapportage over het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld naar de Tweede Kamer gestuurd. In deze brief wordt de stand van zaken ten aanzien van deze motie toegelicht
1973 Motie-Van Baarle c.s. over werken aan de bekendheid van de mogelijkheid tot aanvraag van het eenmalige onverplichte gebaar Kamerstukken II, 2022-2023, 20 361, nr. 211 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor 1 juli 2025
1974 Motie-Van Weyenberg c.s. over het niet in de tijd beperken van de vrijstelling van de vermogenstoets van de AIO Kamerstukken II, 2022-2023, 20 361, nr. 214 Het kabinet heeft met het besluit van de ministerraad van 6 oktober 2023 besloten om het eenmalige bedrag op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst toe te voegen als zogenaamde vermogensvrijlating aan relevante regelingen ten aanzien van toeslagen en uitkeringen. De feitelijke vermogensuitzondering wordt in de Participatiewet en Awir geregeld, niet in het Tijdelijke besluit. Hiermee is de vermogensuitzondering in essentie al niet in de tijd beperkt
1976 Motie-Sylvana Simons c.s. over het eenmalige bedrag van € 5.000 buiten de boedel laten vallen voor mensen die onder bewind staan Kamerstukken II, 2022-2023, 20 361, nr. 218 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor 1 juli 2025
1989 Motie-Kröger over geen onderscheid maken tussen groepen asielzoekers bij toegang tot de arbeidsmarkt Kamerstukken II, 2022-2023, 36 139, nr. 9 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
1991 Motie-Den Haan c.s. verzoekt de regering Caribisch Nederland mee te nemen in de opdracht aan de Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IV, nr. 23 De Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 heeft op 4 juli jl. een adviesrapport over Caribisch Nederland, «Gerichte Groei» aangeboden aan het kabinet en aan de Tweede Kamer. In Q1 2025 volgt er een kabinetsreactie op dit rapport (wordt onder coördinatie van Koninkrijksrelaties opgesteld)
2012 Motie-Kathmann over onderzoek naar de mogelijkheid om het vakbondsrecht op toegang tot de werkplek wettelijk te waarborgen Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 469 Planning: brief naar de Tweede Kamer april 2025
2025 Motie-Agema over meer bekendheid geven aan de richtlijn voor herstel en re-integratie van werknemers met long covid / postcovid Kamerstukken II, 2023-2024, 25 295, nr. 2138 In overleg met UWV wordt op dit moment bezien hoe er meer bekendheid gegeven kan worden aan deze bestaande richtlijn. Op 23 april 2024 is de Kamer per brief (Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 753) geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot moeilijk objectiveerbare aandoeningen (zie ook moties 1769 en 1895). In het voorjaar 2025 wordt de Kamer opnieuw geïnformeerd over de stand van zaken en daar wordt ook deze motie bij betrokken
2034 Motie-Smals/Pouw-Verweij over een impactanalyse van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 38 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
2038 Motie-Palland c.s. over verkennen of via gegevenskoppeling het niet-gebruik van kindregelingen kan worden tegengegaan Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 46 SVB is in gesprek met gemeenten, in 2025 wordt verder gekeken hoe een mogelijke pilot er uit kan zien en wat het kan opleveren
2046 Motie-Palland/Kathmann over een experiment om vanuit de bijstand in deeltijd aan het werk te gaan bij een reguliere werkgever voor het wettelijk minimumloon of cao-loon Kamerstukken II, 2023-2024, 36 410 XV, nr. 47 Minister Schouten heeft de Tweede Kamer gemeld: in 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden met gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven om te bezien welke ervaringen er specifiek zijn met het bevorderen van deeltijdwerk voor langdurig bijstandsgerechtigden en er wordt gekeken hoe nader invulling gegeven kan worden aan het verzoek in de motie. Daarbij worden de hierboven genoemde elementen uit de motie betrokken. Er zal daarbij gebruik gemaakt worden van de ervaringen die bij Scalabor zijn opgedaan. Voorstel is dat Staatssecretaris P&I nader bekijkt hoe de motie kan worden ingevuld. Eind 2025 wordt de Kamer nader geinformeerd
2049 Gewijzigde motie-Van Kent over een compensatieregeling met kostenoverzicht uitwerken voor zzp’ers met een AOW-gat Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 633 De Kamer wordt hier binnenkort, in het kader van de Voorjaarsnota, over geïnformeerd
2054 Gewijzigde motie-Mohandis/Palmen over een structurele oplossing voor met name Wajongers die als onbedoeld effect van overheidsbeleid niet meer in aanmerking komen voor een kwijtschelding Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 740 Met betrokken departementen zoeken we naar een structurele oplossing. Beoogd wordt om de Kamer nog dit voorjaar over de voortgang te informeren
2056 Motie-Palmen over bevorderen dat in opleidingen voor medewerkers van uitvoeringsinstanties meer aandacht is voor toepassing van grondrechten en rechtsbeginselen Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 743 Planning: eind 2025
2060 Motie-Flach over een invoeringstoets waarin wordt ingegaan op de effectiviteit en de gevolgen voor werknemers en mkb-werkgevers Kamerstukkken II, 2023-2024, 36 488, nr. 8 De motie is in uitvoering. Belangrijke toelichting hierbij is dat de indiener Flach tijdens het debat akkoord is gegaan met de interpretatie van MSZW. Die interpretatie is dat MSZW de motie «oordeel Kamer» heeft gegeven, omdat zij de effecten van de verhoging van het minimumloon in kaart zou brengen met drie reeds lopende trajecten. Die drie trajecten zijn:
1. Een CPB-onderzoek naar de effecten van de invoering van het minimumloon (in 2024) en verhoging van het minimumloon (in 2023)
2. De evaluatie van de hoogte van het minimumloon (gepland voor 2027)
3. Periodieke rapportage arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden
2061 Motie-Aartsen over de effecten van de verzwaring van werkgeverslasten altijd berekenen en meewegen in de besluitvorming Kamerstukken II, 2023-2024, 36 488, nr. 13 Er wordt onderzocht hoe MSZW deze motie kan invullen
2064 Motie-White over actief meedenken bij verzoeken uit de praktijk om te innoveren met de kinderopvang op de BES-eilanden Kamerstukken II, 2023-2024, 36 306, nr. 11 De beleidsreactie op het rapport van de Inspectie van het Onderwijs zal in het voorjaar van 2025 aan de Tweede Kamer worden verstuurd
2070 Motie-Mohandis/Palmen over uitspreken dat de voorgenomen aanpassing van hardheden in de Participatiewet doorgang moet vinden Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 316 Planning: eind maart 2025
2072 Motie-Zeedijk/Mohandis over mogelijkheden onderzoeken om niet-gebruik van inkomensvoorzieningen tegen te gaan met automatische, geautomatiseerde en vooringevulde aanvragen Kamerstukken II, 2023-2024, 34 352, nr. 319 Voor de beantwoording zijn de uitkomsten van de evaluatie wet eenmalige gegevensuitvraag (WEU) relevant. Plan is om motie te beantwoorden in Kamerbrief waarmee ook evaluatie WEU wordt gepubliceerd. In voortgangsbrief werkagenda SUWI – die najaar 2025 wordt verstuurd – wordt Kamer over dit proces geïnformeerd
2075 Motie-Ergin over het borgen van de Werkagenda Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 419 De Tweede Kamer wordt in Q2 2025 hierover geïnformeerd
2077 Gewijzigde motie-Becker over een juridische definitie uitwerken van problematisch gedrag zodat erop gehandhaafd kan worden Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 427 De Tweede Kamer wordt in Q2 2025 hierover geïnformeerd
2081 Motie van het lid Van Baarle over in het aankomende nationaal plan tegen discriminatie specifieke maatregelen voorstellen om de strijd tegen moslimdiscriminatie op te voeren Kamerstukken II, 2023-2024, 30 950, nr. 401 Om te bezien of en waar aanvullende maatregelen voor de aanpak van moslimdiscriminatie nodig zijn, laat de Minister van SZW, in uitvoering van het amendement Van Baarle, momenteel een Nationaal Onderzoek naar Moslimdiscriminatie uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek worden verwacht in het eerste kwartaal van 2025. Het volgende Nationaal Programma van de NCDR wordt verwacht aan het eind van 2024. Dat betekent dat de uitkomsten van het Nationaal Onderzoek naar Moslimdiscriminatie helaas nog niet meegenomen kunnen worden in het Nationaal Programma. De Tweede Kamer zal in Q1 2025 geïnformeerd worden over mogelijke aanvullende versterkingen gericht op het tegengaan van moslimdiscriminatie
2082 Motie van de leden Chakor en Bamenga over bij het eerstvolgende Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme komen tot concrete maatregelen om moslimdiscriminatie aan te pakken Kamerstukken II, 2023-2024, 30 950, nr. 460 Om te bezien of en waar aanvullende maatregelen voor de aanpak van moslimdiscriminatie nodig zijn, laat de Minister van SZW, in uitvoering van het amendement Van Baarle, momenteel een Nationaal Onderzoek naar Moslimdiscriminatie uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek worden verwacht in het eerste kwartaal van 2025. Het volgende Nationaal Programma van de NCDR wordt verwacht aan het eind van 2024. Dat betekent dat de uitkomsten van het Nationaal Onderzoek naar Moslimdiscriminatie helaas nog niet meegenomen kunnen worden in het Nationaal Programma. De Tweede Kamer zal in Q1 2025 geïnformeerd worden over mogelijke aanvullende versterkingen gericht op het tegengaan van moslimdiscriminatie
2083 Gewijzigde motie van de leden Becker en Flach over asielzoekers waarbij het niet waarschijnlijk is dat hun aanvraag wordt ingewilligd de toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt ontzeggen (t.v.v. 32824-426) Kamerstukken II, 2023-2024, 32 824, nr. 435 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
2085 Motie-Patijn over in kaart brengen wat er nodig is om het arbeidsongeschiktheidsstelsel in overeenstemming te brengen met het ILO-verdrag Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 769 Nadere uitwerking van de motie vindt momenteel plaats. In de volgende Kamerbrief rondom de uitwerking OCTAS (zomer 2025) wordt de Kamer hierover geïnformeerd
2087 Motie-De Kort over een forse verbetering van de gegevensoverdracht tussen bedrijfsartsen en verzekeringsartsen om wachtlijsten te verkorten Kamerstukken II, 2023-2024, 26 448, nr. 771 In de Kamerbrief van 23 oktober 2024 is gemeld dat we samen met UWV werken aan een actieplan. Deze motie loopt daarin mee. De Kamer wordt in het voorjaar 2025 over het actieplan geïnformeerd. Het plan zal naar verwachting op de middellange of langere termijn effect hebben. (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 793)
2089 Motie-Paternotte c.s. over binnen de Handhavingsrichtlijn de maximale ruimte opzoeken om de oneigenlijke detachering van derdelanders via EU-lidstaten zo veel mogelijk te stoppen Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 126 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
2090 Motie-Paternotte c.s. over onderzoek naar verplichtstelling van de bedrijfseffectrapportage bij de vestiging van een bedrijf van ten minste 2.000 vierkante meter Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 127 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor het einde van het jaar 2025
2091 Motie-Bikker c.s. over het definiëren van een bandbreedte voor het arbeidsmigratiesaldo Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 129 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
2092 Motie-Bikker over koppeling van de loonaangifteketen aan het BRP en de RNI als eerste stap om de registratie van buitenlandse werknemers te verbeteren Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 131 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
2093 Motie-Ergin over de economische en maatschappelijke gevolgen van het terugdringen van arbeidsmigratie in kaart brengen Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 133 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
2094 Motie-Van der Plas over de Arbeidsinspectie proactief laten toezien op onderbetaling van arbeidsmigranten op basis van informatie uit de loonheffingsketen Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 136 Planning: 3e kwartaal 2025
2095 Gewijzigde motie-Van der Plas over er voor zorgdragen dat onderbetaalde arbeidsmigranten hun achterstallige loon uitgekeerd kunnen krijgen via de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 137 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
2096 Motie-Aartsen over een rijksbrede verkenning van meer sturing op arbeidsbesparing en arbeidsproductiviteit binnen bestaande regelingen Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 142 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
2097 Motie-Inge van Dijk/Van Oostenbruggen over een arbeidsmigratietop beleggen om arbeidsmigratie in de toekomst af te remmen Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 145 Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2025
2098 Motie-Ceder/Joseph over doelstellingen uitwerken om werkgevers in sectoren met zware beroepen aantoonbaar verantwoordelijk te houden voor hun inspanningen om hun werknemers duurzamer inzetbaar te maken Kamerstukken II, 2024-2025, 32 043, nr. 661 Planning: brief naar de Tweede Kamer mei 2025
2105 Motie-Flach over het onderzoek naar de afname van het aantal gastouders en de rol van de kostprijs daarin versneld uitvoeren Kamerstukken II, 2024-2025, 36 513, nr. 16 In het onderzoek dat Significant uitvoert naar redenen van uitstroom van gastouders is aandacht voor de verdiensten en toegenomen kosten van gastouders. Het rapport wordt in het voorjaar van 2025 verwacht
2106 Motie-Welzijn c.s. over in overleg met betrokken brancheorganisaties en de GGD met een plan van aanpak komen om de regeldruk in de kinderopvang en gastouderopvang te verlagen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 513, nr. 17 Er zijn gesprekken met de brancheorganisaties, GGD GHOR NL en VNG over regeldruk. Planning: 1 juni 2025
2107 Motie-Van der Plas/Welzijn over in lopende onderzoeken naar gastouderlocaties extra aandacht besteden aan het verdwijnen van locaties in krimpgebieden Kamerstukken II, 2024-2025, 36 513, nr. 18 In het onderzoek dat Significant uitvoert naar redenen van uitstroom van gastouders is aandacht voor krimp- en anticipeerregio's. Het rapport wordt voorjaar 2025 verwacht
2108 Motie-Flach c.s. over op basis van monitoring en evaluatie van de Wet herziening bedrag ineens bezien of en hoe de doelgroep kan worden uitgebreid Kamerstukken II, 2024-2025, 36 154, nr. 14 Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2025
2111 Motie-Ceder c.s. over er bij het UWV op aandringen om jurisprudentie en regelgeving zo veel mogelijk in het voordeel van de uitkeringsgerechtigde uit te leggen Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 780 In de Kamerbrief van 22 november is gemeld dat er terughoudend zal worden omgegaan met terugvorderingen. Alleen als redelijkerwijs echt duidelijk kon zijn dat er een fout werd gemaakt, kan er aanleiding zijn voor een terugvordering. Op een later moment zal nog een afweging op doelmatigheidsgronden moeten worden gemaakt, zodra er een preciezer beeld is over de aantallen, impact en kosten. De eerstvolgende brief staat gepland voor maart 2025. (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 793)
2113 Motie-Inge van Dijk c.s. over onderzoeken of een vorm van rechtsbescherming met belangenbehartigers binnen de organisatie kan worden opgezet bij het UWV Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 784 In de Kamerbrief van 23 oktober 2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 793) is gemeld dat het hersteldossier voor de cliënt toegankelijk zal zijn en UWV voor cliënten die daar behoefte aan hebben, persoonlijke ondersteuning organiseert via cliëntondersteuners. Zij kunnen als vast aanspreekpunt dienen en hulp bieden wanneer er aanvullende ondersteuning nodig is. We onderzoeken of aanvullende initiatieven voor rechtsbescherming een meerwaarde hebben, waarbij in elk geval gekeken zal worden naar de belangenbehartiger. Naar verwachting is dit onderzoek voor de zomer 2025 gereed
2116 Motie-Van Kent/Patijn over een onderzoek naar de gevolgen voor volwassenen van het huidige minimumjeugdloon Kamerstukken II, 2024-2025, 36 545, nr. 14 Planning: brief naar de Tweede Kamer voorjaar 2025
2117 Motie-Inge van Dijk c.s. over onderzoeken of inkomensondersteunende regelingen van de overheid op een vast moment in de maand kunnen worden uitbetaald Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 IX, nr. 11 Onderzoek wordt begin 2025 opgestart
2119 Motie-Ceder inzake dat ontwikkelingen betreffende subsidies en het Gemeentefonds de gemeenten zullen raken in hun financiële positie; overwegende dat het kabinet de doelstelling heeft om kinderarmoede niet te laten toenemen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 VII, nr. 40 Beantwoording loopt mee in voorjaarsbrief rondom Nationaal Programma armoede en schulden (maart/april 2025)
2129 Motie van het lid Kisteman c.s. over een voor het mkb werkbare wijze van werken met gevaarlijke stoffen Kamerstukken II, 2024-2025, 25 883, nr. 505 SZW bekijkt de mogelijkheden die er zijn voor het verbeteren van de werkwijze voor het mkb met betrekking tot gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt ook gekeken naar ervaringen in de toezichtspraktijk en in andere EU-lidstaten. In de voortgangsbrief over de Arbovisie wordt hierover aan de Tweede Kamer gerapporteerd. De brief wordt in de eerste helft van 2025 aan de Tweede Kamer verzonden
2130 Motie van het lid Kisteman c.s. over een vereenvoudiging van de RI&E-verplichtingen en de mogelijkheid om organisaties tot 25 werknemers uit te zonderen van de schriftelijke RI&E Kamerstukken II, 2024-2025, 25 883, nr. 506 Er wordt uitgezocht of en zo ja hoe diverse andere lidstaten de mogelijkheid om organisaties tot 25 werknemers uit te zonderen van de schriftelijke RI&E hebben geregeld. In de verzamelbrief G&VW die naar verwachting in juni 2025 aan de Tweede Kamer wordt gestuurd, zal over de uitkomst hiervan bericht worden
2131 Motie van het lid Kisteman c.s. over uitspreken dat de 30-jarige verjaringstermijn voor alle asbestslachtoffers moet vervallen Kamerstukken II, 2024-2024, 25 883, nr. 507 Planning brief naar de Tweede Kamer: voor 1 juli 2025
2132 Motie-Van Eijk over constaterende dat het Nibud samen met het CBS en het SCP het pakket aan basisbehoeften en de bijbehorende minimumbedragen die ten grondslag liggen aan de armoedegrens vierjaarlijks zal herijken Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 774 Planning brief naar de Tweede Kamer: maart 2025
2133 Motie van het lid Flach c.s. over toetsing van de RI&E door maximaal één kerndeskundige en verkenning van vervolgstappen om de regeldruk te verminderen Kamerstukken II, 2024-2025, 25 883, nr. 508 Er wordt op dit moment uitgezocht welke mogelijkheden de Arbowet hiervoor biedt. In de verzamelbrief G&VW die naar verwachting in juni 2025 aan de Tweede Kamer wordt gestuurd, zal de stand van zaken bericht worden
2135 Motie-Van Eijk over een onderzoek naar aard en omvang van de gemeentelijke minimaregelingen en het effect daarvan op armoedeval en marginale druk Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 773 Het voornemen is om deze motie af te doen via het Nationaal Programma Armoede en Schulden dat in het voorjaar van 2025 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden, in samenhang met de ambitie uit het regeerprogramma om het (kinder-)armoedebeleid te verbeteren
2137 Motie-Welzijn/Ceder over het omdraaien van de toerekenvolgorde van schulden waarbij de overheid de schuldeiser is, zodat de openstaande schuld eerst wordt afbetaald Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 776 Planning: voorjaar 2025
2138 Motie-Flach over in overleg met gemeenten bezien welke maatregelen kunnen worden genomen om armoede onder eenverdieners tegen te gaan Kamerstukken II, 2024-2025, 36 617, nr. 13 Planning: zomer 2025
2139 Motie-Welzijn over onderzoeken of de doelgroep in het wetsvoorstel juist is bepaald en wat nodig is indien de doelgroep groter blijkt te zijn Kamerstukken II, 2024-2025, 36 617, nr. 14 Planning: zomer 2025
2140 Motie Ceder inzake ontwikkelingen betreffende subsidies en het Gemeentefonds de gemeenten zullen raken in hun financiële positie Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 VII, nr. 40 Is onderdeel van motie 2119. Beantwoording loopt mee in voorjaarsbrief rondom Nationaal Programma armoede en schulden (maart/april 2025)
2141 Motie-Saris over met de VNG verkennen hoe er meer ruimte kan komen voor gemeenten om pilots te starten bij wetswijzigingen Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 794 Planning: 1e kwartaal 2025
2142 Motie-Van Kent/Patijn over als doel vastleggen dat in 2028 het aandeel vaste contracten op de werkzame beroepsbevolking 70% bedraagt Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 38 Wordt meegenomen in memorie van toelichting wetsvoorstel flex maart 2025
2143 Motie-Van Dijk/Patijn over in kaart brengen hoe de pilot aanpak dakloze EU-burgers structureel naar andere gemeenten kan worden uitgebreid Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 41 Planning: brief naar de Tweede Kamer medio mei 2025 (bij Voorjaarsbesluitvorming)
2144 Motie-De Jong/Rikkers-Oosterkamp over het UWV de opdracht geven om de uitvoeringsproblematiek in kaart te brengen en de informatie over het aantal gedupeerden actief te delen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 45 De Tweede Kamer wordt ieder kwartaal geïnformeerd over de voortgang en stand van zaken verbeterplan UWV. De eerstvolgende brief staat gepland voor maart 2025
2145 Motie-De Jong/Essers over maatregelen om te voorkomen dat mensen met een WIA-, WW- of Wajong-uitkering een lagere uitkering ontvangen dan waar men recht op heeft Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 46 De Tweede Kamer wordt ieder kwartaal geïnformeerd over de voortgang en stand van zaken verbeterplan UWV. De eerstvolgende brief staat gepland voor maart 2025
2146 Motie-De Jong/Saris over een plan van aanpak met gerichte doelstellingen om het tekort aan UWV-artsen aan te pakken Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 47 De Tweede Kamer wordt hier in het voorjaar over geïnformeerd, dit loopt mee in de brief over de voortgang en stand van zaken verbeterplan UWV. De eerstvolgende brief staat gepland voor maart 2025
2147 Motie-Boon/Aartsen/Saris/ Rikkers-Oosterkamp over de Kamer periodiek informeren over de effecten van de handhaving op schijnzelfstandigheid om een zachte landing te bevorderen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 48 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
2148 Motie-Aartsen/Boon/Inge van Dijk/Ergin/Flach/Rikkers-Oosterkamp over een opt-outmogelijkheid voor zelfstandigen die aantoonbaar voldoende hebben voorzien in hun arbeidsongeschiktheidsrisico Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 49 In de appreciatie bij de motie – waarop de indiener heeft «geknikt» – is aangegeven dat als de motie mag worden geïnterpreteerd om een verzoek om de reeds in het voorstel zittende opt-out te behouden, deze «oordeel Kamer» kon worden gegeven. Daarmee is de motie onderdeel van de reguliere uitwerking van het voorstel. Verwachting is dat de indiening in de Kamer na Q3 2025 zal zijn
2149 Motie-Vijlbrief inzake voorstel om mensen meer te laten werken en werken meer te belonen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 51 In het voorjaar komt de Staatssecretaris Fiscaliteit & Belastingdienst met een Kamerbrief over de hervorming van belastingen en toeslagen. Hierbij is het streven om de uitwerking van moties Vijlbrief (36 600 XV, nr. 51) en Vijlbrief/Aartsen (36 600 XV, nr. 53) mee te nemen
2150 Motie-Aartsen over de instrumenten om werken meer te laten lonen zo uitwerken dat financiële prikkels begrijpelijk zijn voor de burger Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 53 In het voorjaar komt de Staatssecretaris Fiscaliteit & Belastingdienst met een Kamerbrief over de hervorming van belastingen en toeslagen. Hierbij is het streven om de uitwerking van moties Vijlbrief (36 600 XV, nr. 51) en Vijlbrief/Aartsen (36 600 XV, nr. 53) mee te nemen
2151 Motie-Aartsen over de kosten van kinderopvang meenemen in de berekening van de marginale druk Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 54 SZW beziet op dit moment in welke berekeningen over marginale druk beter rekening kan worden gehouden met de kosten van kinderopvang, en rapport hierover in de eerstvolgende SZW-begroting (begroting 2026) aan de Kamer
2152 Motie-Aartsen over alles op alles zetten om de wachtlijsten voor de kinderopvang te beperken en het nieuwe stelsel zo snel mogelijk in te voeren Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 56 SZW werkt aan een wetswijziging ten behoeve van de nieuwe financiering van kinderopvang. Dit concept-wetsvoorstel zal uiterlijk in de zomer van 2025 in internetconsultatie gaan, zodat we op koers blijven voor een zo snel mogelijke parlementaire behandeling
2153 Motie-Inge van Dijk c.s. over onderzoeken of het Duitse systeem van een urenbank meerwaarde heeft voor het combineren van werk en zorg Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 57 Planning: brief naar de Tweede Kamer voorjaar 2025
2154 Motie-Inge van Dijk/Flach/Dassen over onderzoeken welke aspecten van het Belgische systeem kunnen bijdragen aan een toekomstbestendiger socialezekerheidsstelsel Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 58 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
2155 Motie-Saris over een analyse door de parlementair advocaat van wetgeving die mogelijk in strijd is met het ILO-verdrag over arbeidsongeschiktheid Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 60 Nadere uitwerking van de motie vindt momenteel plaats. In de volgende Kamerbrief rondom de uitwerking OCTAS (zomer 2025) wordt de Kamer hierover geïnformeerd
2156 Motie-Saris over concrete scenario's voor hoe de aankomende WIA-hersteloperatie zo veel mogelijk kan worden uitgezonderd van keteneffecten bij andere instanties Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 61 De Tweede Kamer wordt ieder kwartaal geïnformeerd over de voortgang en stand van zaken verbeteraanpak UWV. De eerstvolgende brief staat gepland voor maart 2025
2157 Motie-Saris over een voorstel om de mogelijkheden voor re-integratie van mensen in de WIA substantieel te verbeteren Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 62 - Met UWV zijn voor 2025 nieuwe prestatieafspraken gemaakt. Opgenomen in jaarplan UWV 2025.
- Rapport scholingsexperiment openbaar in Q1/25.
- Rapport experiment WGA-dienstverlening verwacht eind Q1/25.
Op basis van deze rapporten worden Q2 2025 afspraken gemaakt met UWV en brief aan Tweede Kamer opgesteld
2159 Motie-Ceder/Welzijn/Flach/Inge van Dijk over in beeld brengen wat nodig is voor een dekkend sociaal minimum Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 64 SZW doet een analyse voor de verschillende trajecten in het kader van de hervorming inkomensondersteuning. De Kamer wordt voor de zomer geïnformeerd over de voortgang van deze trajecten
2160 Motie-Welzijn/Ceder/Flach/Lahla/Inge van Dijk over in kaart brengen welke groepen na de huidige maatregelen nog een inkomen hebben onder het sociaal minimum en hoe groot die groepen zijn Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 65 Op het moment wordt er gewerkt aan het in kaart brengen van de doelgroep van deze motie. Zodra dit scherp is, kan worden bekeken wat er nodig is om de grootte van verschillende groepen vast te stellen. Een eventueel onderzoeksrapport kan eind 2025 worden opgeleverd
2162 Motie Rikkers-Oosterkamp over aandacht voor langdurig arbeidsongeschikten in de uitwerking van de hervorming van het arbeidsongeschiktheidsstelsel Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 69 Planning: 1e kwartaal 2025
2163 Motie-Lahla/Ceder/Dassen/Inge van Dijk/Ergin/Van Kent over onderzoeken hoe het recht op werk voor mensen met een arbeidsbeperking via sociale ontwikkelbedrijven ingevoerd kan worden Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 67 De motie wordt momenteel uitgevoerd. Wij beogen de motie af te doen in een Kamerbrief over spoor 2 van Participatiewet in balans. Deze brief wordt medio juni met de Tweede Kamer gedeeld. Dit betekent dat we – anders dan de motie vraagt – ná publicatie van de Voorjaarsnota (een) uitwerking(en) van het recht op werk met de Tweede Kamer delen
2164 Motie-Rikkers-Oosterkamp over meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk helpen door de doelgroep van de banenafspraak te verbreden Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 70 Deze motie wordt meegenomen in de verdere uitwerking van de verbreding van de doelgroep Banenafspraak. Medio mei 2025 brief naar de Tweede Kamer
2165 Motie-Flach over één onlinegezinsportaal waarin alle gezinsregelingen zijn ondergebracht Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 73 Planning: 1e kwartaal 2025
2166 Motie-Flach/Ceder/Inge van Dijk over in het wetsvoorstel Basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen een uitzondering opnemen voor de agrarische sector Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 75 Motie verzoekt om in de verdere uitwerking van het voorstel een uitzondering voor de agrarische sector op te nemen; dit moet dus verder worden opgenomen (in de beraadslaging ) ten behoeve van het wetsvoorstel. Verwachting is dat de indiening in de Kamer niet vóór Q3 2025 zal zijn
2167 Motie-Ceder inzake een gezamenlijk regulier bestuurlijk overleg met de organisaties die verenigd zijn in de Alliantie Vrijwillige Schuldhulp Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 76 Planning: voor de zomer van 2025 een overleg met het AVS bestuur en de staatssecretaris
2168 Motie-Flach over de keuzevrijheid voor ouders als uitgangspunt hanteren bij het arbeidsmarktbeleid en afzien van rolbeïnvloeding Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 74 Wordt meegenomen in brief aan de Tweede Kamer over Arbeid en zorg april 2025
2169 Motie-Lahla/Ceder/Inge van Dijk/ Ergin/Flach/Kent, van/Welzijn over prioritaire aandacht in de herziening van de Participatiewet voor de inkomensondersteuning van chronisch zieken Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 78 De motie wordt momenteel uitgevoerd. De planning is om de Tweede Kamer vóór de zomer van 2025 te informeren over de herziening van de Participatiewet ten aanzien van inkomensondersteuning voor chronisch zieken
2171 Motie-Tseggai over de arbeidspositie van NT2-docenten verbeteren door goede arbeidsvoorwaarden en toezicht daarop Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 14 Overleg met de relevante ketenpartners is gaande (BVNT2, NRTO, VNG, Blik op Werk). Uitkomst gesprekken gaat in Q3 2025 naar de Tweede Kamer
2172 Motie-Bamenga c.s. over de plannen ter bestrijding van arbeidsmarktdisciriminatie uitwerken en hieraan heldere doelen koppelen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 16 Planning: brief naar de Tweede Kamer april 2025
2173 Motie-Becker over het voorbereiden van een nieuw meerjarenplan zelfbeschikking en een versterkte aanpak schadelijke praktijken Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 17 Voorbereiding extra inzet zelfbeschikking: voorjaar 2025 (huidige meerjarenplan loopt tot eind dit jaar)
2174 Motie-Becker over gegevens bijhouden over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 18 Het Sociaal en Cultureel Planbureau bereidt het Survey Samenleven in Meervoud (SIM2025) voor en voert dit in 2025/26 uit. Dit SIM2025 vormt de bron waaraan de informatie wordt ontleend. De publicatie van de gegevens zal naar verwachting in de 2e helft van 2026 plaatsvinden. Daarna zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd
2175 Motie-Becker over uitspreken dat het cruciaal is om tot een juridisch houdbare definitie van problematisch gedrag te komen en dit ook uitwerken op sectorniveau Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 19 Beoogd wordt de Kamer hierover in Q2 2025 te informeren
2176 Motie-Flach over in 2025 een wetsvoorstel indienen dat de versterkte gebedsgroepen beter reguleert Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 24 Beoogd wordt de Kamer in Q1 2026 hierover te informeren
2178 Motie-Ceder over vrijwillige maatschappelijke inzet om integratie en inburgering te bevorderen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 27 De Kamer zal naar verwachting in juni 2025 hierover worden geïnformeerd in de verzamelbrief Inburgering
2179 Motie-Ceder/Tseggai over arbeidsmigranten die langer dan 4 maanden in dienst zijn een taaleis op A2-niveau opleggen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 XV, nr. 28 Planning: brief naar de Tweede Kamer eind maart 2025
2183 Motie-Joseph c.s. over verkennen hoe verenigingen van slapers en gepensioneerden blijvend betrokken kunnen worden bij de implementatie van de transitieplannen Kamerstukken II, 2024-2025, 32 043, nr. 672 Planning: brief naar de Tweede Kamer eerste kwartaal van 2025
2184 Motie-Joseph/Vermeer over nu al onderzoeken hoe de indexatieregels voor pensioenfondsen die niet invaren versoepeld kunnen worden Kamerstukken II, 2024-2025, 32 043, nr. 673 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
2185 Motie-Joseph c.s. over een evaluatie van het invaren van de eerste drie pensioenfondsen Kamerstukken II, 2024-2025, 32 043, nr. 674 Planning: brief naar de Tweede Kamer juni 2025
2186 Motie-Patijn/Mutluer over een gesprek met de VNG over de vestigingsvergunningen voor uitzendbureaus binnen de gemeenten Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 18 Planning: brief naar de Tweede Kamer eerste kwartaal 2025
2187 Motie-Patijn/Van Kent over de extra 45 fte voor de Arbeidsinspectie lokaal inzetten voor handhaving Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 19 Planning: brief naar de Tweede Kamer maart 2025
2188 Motie-Patijn c.s. over zzp'ers zich alleen laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel als zij ingeschreven staan in het bevolkingsregister Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 20 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor april 2025
2189 Motie-Ceder/Patijn over een voorstel om de randvoorwaarden voor het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid te borgen in het uniform verplichtende afwegingskader bedrijfseffectrapportage Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 22 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
2190 Motie-Ceder over belemmeringen wegnemen voor gegevensuitwisseling tussen handhavingsinstanties en gemeenten over misstanden rondom arbeidsmigratie Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 23 Planning: wordt meegenomen in de Jaarrapportage arbeidsmigranten december 2025 naar de Tweede Kamer
2194 Motie-Westerveld c.s. over een stappenplan met concrete en meetbare doelen voor de verbetering van bestaanszekerheid voor mensen met een beperking Kamerstukken II, 2024-2025, 24 170, nr. 336 Planning: 1e kwartaal 2025
2202 Motie-El Abassi over maatregelen nemen die de werkgelegenheid voor mensen met een arbeidsbeperking verbeteren, en discriminatie op de arbeidsmarkt tegengaan Kamerstukken II, 2024-2025, 24 170, nr. 349 Motie wordt afgedaan met een inhoudelijke reactie in Kamerbrief (bij het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie 2022-2025). Planning: 2e kwartaal 2025
2203 Motie-White c.s. overwegende dat kwalitatief goed onderwijs van groot belang is voor de kinderen in Caribisch Nederland en het ook bijdraagt aan het versterken van de lokale economie Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 IV, nr. 14 De motie wordt meegenomen bij een eventuele beleidsreactie op het inspectierapport naar de kwaliteit van de kinderopvang. Planning: juni 2025
2204 Motie van het lid Baarle constaterende dat de parlementaire enquêtecommissie naar het regeerakkoord van het kabinet-Rutte I verwijst, waarin een taakstelling van 180 miljoen euro voor fraudebestrijding in de sociale zekerheid was opgenomen Kamerstukken II, 2024-2025, 35 867, nr. 22 Beoogd wordt de Kamer voor mei 2025 te informeren
2206 Motie-Flach c.s. over het in kaart brengen van mogelijkheden voor een positief gezinsbeleid en het wegnemen van belemmeringen voor ouders Kamerstukken II, 2024-2025, 36 410, nr. 97 In het eerste kwartaal van 2025 wordt een brief over arbeid en zorg aan de Kamer verzonden. Hierin wordt deze motie meegenomen
2207 Motie-Timmermans c.s. over het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen integraal overnemen en vierjaarlijks een Staat van de Demografie opstellen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 410, nr. 101 Motie Timmermans kent nog een derde verzoek, namelijk om in het eerste kwartaal van 2025 geïnformeerd te worden over de implementatie (van het rapport), concrete beleidskeuzes en een tijdlijn die de komende jaren in alle relevante domeinen zullen moeten worden doorgevoerd. Op dit moment wordt dus nog bezien hoe hier uitvoering aan gegeven zal worden
2208 Motie-Timmermans/Dijk over een actueel overzicht publiceren van uitzendbedrijven die door de Arbeidsinspectie beboet zijn op grond van de Wet aanpak schijnconstructies Kamerstukken II, 2024-2025, 36 410, nr. 103 Planning: 1e kwartaal 2025
2209 Motie-Koekkoek over een plan van aanpak op basis van best practices uit de EUREGIO en andere Europese lidstaten om internationale studenten en talent voor Nederland te behouden Kamerstukken II, 2024-2025, 36 410, nr. 108 Planning: 1e kwartaal 2025
2210 Motie-Van der Plas over in het beleid rekening houden met de grote waarde die arbeidsmigranten die praktische werkzaamheden verrichten, toevoegen aan onze economie en voedselproductie Kamerstukken II, 2024-2025, 36 410, nr. 110 Wordt voorzien in de kabinetsreactie op het IBO en evt. SER-advies in de zomer van 2025. Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2025
2212 Gewijzigde motie-Omtzigt over wettelijk en qua kennisinfrastructuur borgen dat er elke vier jaar of na het aantreden van een nieuw kabinet een Staat van de Demografie wordt gepubliceerd Kamerstukken II, 2024-2025, 36 410, nr. 113 Planning: 1e kwartaal 2025
2213 Motie-Vijlbrief c.s. over de Kamer voor de begroting SZW een toekomstvisie op de economie doen toekomen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 410, nr. 115 Deze motie zal in de zomer van 2025 worden opgepakt. Als een aantal rapporten en adviezen zijn verschenen, zoals het SER-advies arbeidsmigratie en het IBO-arbeidsmigratie. Verzending zal in het najaar zijn (voor de begrotingsbehandeling SZW)
2214 Motie-Bikker c.s. over de Kamer concreet informeren over hoe en wanneer het kabinet komt tot een bandbreedte voor het arbeidsmigratiesaldo inclusief beleidsvoorstellen hiertoe Kamerstukken II, 2024-2025, 36 410, nr. 117 Wordt voorzien in de kabinetsreactie op het IBO en evt. SER-advies in de zomer van 2025. Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2025
2215 Motie-Bikker c.s. over een duidelijke visie op EU-arbeidsmigratie en inzetten op afspraken over arbeidsmigratie met lidstaten Kamerstukken II, 2024-2025, 36 410, nr. 118 Planning: de reactie op deze motie wordt meegenomen in de Kamerbrief over het IBO arbeidsmigratie die rond de zomer van 2025 naar de Kamer gaat
2218 Motie van het lid White c.s. over voor het zomerreces de uitkomsten van de verkenning naar de mogelijkheid voor een aanvullende kindregeling met de Kamer delen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 600 IV, nr. 42 Beoogd wordt de Kamer voor mei 2025 te informeren
2220 Motie van het lid De Kort over het herzien van de toekenning van werk- en/of vervoersvoorzieningen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 449, nr. 11 Planning: 1e kwartaal 2025
2221 Motie van het lid Ceder c.s. over er alles aan doen om "buy now, pay later"-dienstverlening in fysieke winkels tegen te houden Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 780 Planning: 1e kwartaal 2025
2222 Motie van het lid Lahlah c.s. over onderzoeken hoe de banenafspraak ruimer kan worden ingevuld door vooral het werk zelf als criterium te nemen Kamerstukken II, 2024-2025, 36 449, nr. 12 Planning: 1e kwartaal 2025
2223 Motie van het lid Ceder over analoog aan het Centraal Register Uitsluiting Kansspelen een register voor consumptieve kredieten en leningen ontwikkelen Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 781 Planning: 1e kwartaal 2025
2224 Motie van het lid Lahlah c.s. over onderzoek naar extra stimulansen om werkgevers te ondersteunen bij het aanbieden van vaste contracten aan werknemers uit de doelgroep Kamerstukken II, 2024-2025, 36 449, nr. 13 Planning: 1e kwartaal 2025
2225 Motie van het lid Ceder over een pilot waarbij Wki-gecertificeerde incassobureaus inzagerecht krijgen in een gelimiteerd deel van de Basisregistratie Personen Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 782 Planning: 1e kwartaal 2025
2226 Motie van het lid Van Kent over een forse verlaging van de aanmanings- en incassokosten bij verkeersboetes Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 783 Planning 3e kwartaal 2025
2227 Motie van het lid Ceder c.s. over een nieuwe banenafspraak waarbij de ondersteuningsbehoefte van de persoon met een arbeidsbeperking centraal staat Kamerstukken II, 2024-2025, 36 449, nr. 15 Planning 3e kwartaal 2025
2228 Motie van de leden Welzijn en Ceder over monitoren in hoeverre aanbieders van BNPL-dienstverlening voldoen aan de Consumer Credit Directive Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 785 Planning 3e kwartaal 2025
2229 Motie van de leden Welzijn en Lahlah over regionale afspraken over de te realiseren banen voor mensen met een arbeidsbeperking Kamerstukken II, 2024-2025, 36 449, nr. 16 Planning: 1e kwartaal 2025
2230 Motie van de leden Inge van Dijk en Ceder over bekijken of het mogelijk is BNPL-betalingen in fysieke winkels te verbieden of te ontmoedigen Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 786 Planning: 1e kwartaal 2025
2231 Motie van het lid Inge van Dijk over ervoor zorgen dat de consumentenbescherming van de CCD II-regelgeving ook geldt voor webshops met achteraf betalen Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 787 Planning: 1e kwartaal 2025
2232 Motie van de leden Lahlah en Ceder over schuldeisers, incassobureaus en gerechtsdeurwaarders scholen in suïcidepreventie Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 790 Planning: 1e kwartaal 2025
2233 Gewijzigde motie van de leden Van Eijk en Inge van Dijk over nieuwe problematische schulden voorkomen door te zorgen dat na de volledige kwijtschelding de schuldhulpverlening gedurende 12 maanden verplicht in beeld blijft (t.v.v. 24515-791) Kamerstukken II, 2024-2025, 24 515, nr. 791 Planning: 1e kwartaal 2025
2234 Motie van het lid Heutink over iedereen die aan of op het spoor werkt onder de normen van de Arbeidstijdenwet laten vallen Kamerstukken II, 2024-2025, 29 893, nr. 274 Planning: 1e kwartaal 2025
2235 Motie van het lid Van Kent over zelfstandigen die werken op en rond het spoor onder de Arbeidstijdenwet laten vallen Kamerstukken II, 2024-2025, 29 893, nr. 277 Planning: 1e kwartaal 2025

Afgehandelde toezeggingen

3671 Bij de voorziene evaluatie van het wetsvoorstel waardeoverdracht klein pensioen wordt aandacht besteed aan de ervaringen en de zorgen van de deelnemers 7-11-2017 Tweede Kamer Plenaire behandeling Wet overdacht Klein Pensioen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-10-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 34 765, nr. 20)
3762 De Minister zegt toe deze wet tot implementatie van de IORP-II richtlijn te evalueren, maar pas in 2022, omdat deze wet pas in 2019 in werking treedt 17-10-2018 Voortzetting Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354)) (34 934) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 32 043, nr. 665)
4115 Om te zien of het bieden van een kosteloos ontwikkeladvies doelmatig en effectief is, wordt een evaluatie opgestart. De verwachting is dat in 2021 de eerste resultaten beschikbaar zijn en het eindrapport in 2022 wordt opgeleverd. De uitkomsten van de evaluatie zullen met uw Kamer gedeeld worden. Uitgaande brief 16-11-2020 Aanbiedingsbrief rapport ontwikkeladvies Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 30 012, nr. 159)
4167 Toezegging dat Tweede Kamer in een brief of rapport wordt geïnformeerd over hoe het gaat met het stimuleren van taal door werkgevers bij arbeidsmigranten 16-6-2021 Plenaire behandeling Wijziging wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (35 680) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 18-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 125)
4276 Na de zomer informeert de Minister van SZW de Kamer over de uitwerking van het coalitieakkoord als het gaat om circulaire arbeidsmigratie 1-6-2022 Commissiedebat Arbeidsmigratie (voortzetting) Afgehandeld met brief van BUIZA aan de Tweede Kamer d.d. 22-12-2023 (BNC-fiche 1: mededeling Talent Mobility Package)
4252 Minister informeert de Kamer voor de zomer over de uitkomst van gesprekken met de VNG over het signaal van FNV dat bijstandsgerechtigden toestemming moeten vragen voor aanspraak op STAP-budget 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 30 012, nr. 158)
4253 In de evaluatie van het STAP-budget over twee jaar neemt minister het effect op duurzaam werk mee 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 30 012, nr. 158)
4275 Na de zomer informeert de Minister van SZW de Kamer over de uitwerking van de motie-Van Weyenberg/Maatoug over een adviescommissie inclusief brede welvaartsbenadering 1-6-2022 Commissiedebat Arbeidsmigratie (voortzetting) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 861, nr. 150)
4281 De minister zegt aan het lid Smals en aan het lid Goudzwaard toe om bij de evaluatie van de ‘Wet waardeoverdracht klein pensioen’ mee te nemen in hoeverre afkoop van pensioen na de pensioeningangsdatum ook mogelijk zou moeten zijn 1-6-2022 Plenaire behandeling Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met aanpassing van de regeling voor waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering van afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente (36 004) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-10-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 34 765, nr. 20)
4303 We verkennen breed waar en in welke mate de VE-tekorten precies spelen en de mogelijke oplossingsrichtingen. Zodra we de problematiek en de oplossingen goed in beeld hebben, zullen we uw Kamer hierover informeren Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-10-2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 27 020, nr. 119)
4304 Om een beter beeld te krijgen van de wachtlijsten en de wachttijden, start ik op korte termijn een nieuw onderzoek hiernaar Uitgaande brief 05-09-2022 aanpak personeelstekort in de kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 04-04-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 122, nr. 529)
4334 Het is mijn voornemen na iedere fase over de deelresultaten van de maatschappelijke dialoog te rapporteren aan uw Kamer. De dialoog wordt gevoerd tot eind 2024 en kan daarmee zowel als input dienen voor het lopende kabinetsbeleid als een volgende formatie Uitgaande brief 14-11-2022 Kamerbrief gendergelijkheid op de arbeidsmarkt (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1156) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 447, nr. 60)
4336 Volgend jaar worden de ervaringen van de RVU en duurzame inzetbaarheid met sociale partners besproken Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-09-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 658)
4379 Nader informeren over fasering van uitvoering maatregelen tegengaan misbruik en oneigenlijk gebruik STAP-budget, in verband met prioritaire doorontwikkeling Uitgaande brief 28-11-2022 Kamerbrief STAP-budget (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 311, nr. 278)
4381 Informeren over uitkomst en verdere aanpak prijsontwikkelingen van aangeboden opleidingen van STAP-budget Uitgaande brief 28-11-2022 Kamerbrief STAP-budget (Kamerstukken II, 2022-2023, 30 012, nr. 148) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 22-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 311, nr. 278)
4399 Ik wil de Kamer prima informeren over wat de aanpak gaat zijn over de maatschappelijke dialoog gendergelijkheid. Het gaat in drie fases. Het idee is om bij elke fase natuurlijk niet alleen u, maar ook de maatschappij te betrekken Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 447, nr. 60)
4420 De minister-president zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe dat indien nodig, aanvullend op de maatregelen in het regeerakkoord, extra maatregelen worden genomen om de halvering van kinderarmoede per 2025 te verwezenlijken (T03508) Algemeen Politieke Beschouwingen EK 18 oktober 2022 Toezegging afgehandeld in Begroting 2025
4452 Rond de zomer 2023 worden de tussentijdse resultaten van het monitoronderzoek (naar flexibilsering van toezicht) van GGD GHOR Nederland verwacht. Op basis daarvan zal ik besluiten over het vervolg van dit traject en uw Kamer daarover informeren Uitgaande brief 04-04-2023 Toezicht en handhaving kinderopvang De toezegging is afgerond. Het kabinet behoudt de mogelijkheid van flexibel toezicht maar is nu niet voornemens dit door wetswijziging te verplichten. De verdere implementatie wordt de komende jaren gemonitord (Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-12-2024, Kamerstukken II, 2024-2025, 31 322, nr. 549)
4453 Ik zal uw Kamer op gezette tijden informeren over de voortgang (van de verschillende verbeteracties voor toezicht en handhaving) Uitgaande brief 04-04-2023 Toezicht en handhaving kinderopvang De toezegging is afgedaan. De Tweede Kamer is op 2 december 2024 per brief geïnformeerd over verbeteracties en toekomstplannen voor het stelsel van toezicht en handhaving. (Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-12-2024, Kamerstukken II, 2024-2025, 31 322, nr. 549)
4467 De Minister van SZW bekijkt op welke wijze het toezicht bij kinderopvangorganisaties een bijdrage kan leveren aan het bewaken van de kwaliteit Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang De toezegging is afgedaan. De Kamer is op 2 december 2024 geïnformeerd over de verbeteracties en toekomstplannen voor toezicht en handhaving (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 322, nr. 549)
4468 Daarnaast wil de Minister van SZW, ook in reactie op de Motie Kathmann en Maatoug inzake ouderbetrokkenheid bij fusies en overnames, onderzoeken hoe de ouderbetrokkenheid bij de bedrijfsvoering in ruimere zin vergroot kan worden Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 322, nr. 549)
4483 Er is toegezegd om met een voorstel te komen waarbij voor zelfstandigen vrijwillig voortzetten van de pensioenregeling na einde dienstverband, de default wordt Parlementaire agenda 10-10-2023 WGO Wet toekomst pensioenen Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 32 043, nr. 667)
4486 (EK T3639) Nudging betrekken bij verbetermogelijkheden pensioen voor zelfstandigen (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36 067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 12-11-2024 (Kamerstukken I, 2024-2025, 36 067, nr. BX)
4503 De Minister van SZW gaat in gesprek met FNV en Schiphol over onderzoeken naar schadelijke stoffen en informeert de Kamer hierover Parlementaire agenda Commissiedebat G&VW 15 juni 2023 De Tweede Kamer is op 28-01-2025 geïnformeerd via de Kamerbrief (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 665, nr. 528) over de stand van zaken van de arbeidsomstandigheden op Schiphol. De toezegging is hiermee afgedaan
4504 In het najaar van 2024 zal ik u een periodieke rapportage Arbeid en Zorg doen toekomen Uitgaande brief 31-08-2023 Opzet periodieke rapportage Arbeid en Zorg Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 05-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 447, nr. 60)
4521 De Minister van SZW heeft hierbij ook toegezegd om de ontwikkeling van de uurtarieven te monitoren aan de hand van de kwartaalrapportages kinderopvang. De ontwikkeling van de uurtarieven in 2024 zal worden vergeleken met de ontwikkeling van tarieven in afgelopen jaren Uitgaande brief 07-11-2023 Extra Verhoging maximum uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag 2024 Is afgedaan. In de eerste twee kwartaalrapportages kinderopvang over 2024 is Tabel 7 toegevoegd, waarin de tariefontwikkeling in 2024 wordt vergeleken met de tariefontwikkeling in 2023.
4528 Over de voortgang van het PNIL-programma wordt u op een nader te bepalen moment in 2024 weer geïnformeerd Uitgaande brief 24-01-2024 Voortgangsbrief werkprogramma PNIL januari 2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 06-09-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 311, nr. 263)
4532 MAPP zegt toe in de volgende VGR (mei/juni) de Kamer te informeren over het effect van de gedragscode BNPL op het aantal jongeren met schulden als gevolg van BNPL Parlementaire agenda 01-02-2024 Commissiedebat Armoede- en Schuldenbeleid Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 27 879, nr. 108)
4572 De minister-president zal, samen met de Minister van SZW, de suggestie van GL/PvdA bezien om in overleg te treden met de vakbeweging (mede naar aanleiding van brief FNV over het hoofdlijnenakkoord) Debat Regeringsverklaring Tweede Kamer d.d. 03-07-2024/04-07-2024 Tijdens de begrotingsbehandeling van SZW is stilgestaan bij de individuele kennismakingsgesprekken die de minister-president heeft gehad met de vakbeweging in het Catshuis op 21 november 2024
4573 De Minister van SZW heeft toegezegd om in het najaar met een reactie op het rapport van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (Octas) te komen Debat Regeringsverklaring Tweede Kamer d.d. 03-07-2024/04-07-2024 De Kamerbrief met daarin nadere informatie over de uitwerking van het rapport van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) (Kamerstukken II, 2024-2025, 26 448, nr. 799) is op 28 januari 2025 naar de Tweede Kamer verstuurd
4574 Met de uitzendsector en slachtsector is afgesproken dat op de actiepunten voor de zomer concrete vorderingen te melden moeten zijn en/of vervolgafspraken moeten zijn gemaakt. Hierover zal uw Kamer na de zomer opnieuw geïnformeerd worden Uitgaande brief 13-06-2024 Uitkomst overleg over misstanden inzet flexkrachten en arbeidsmigranten in vleessector Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-09-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 500)
4583 De staatssecretaris heeft toegezegd dat het rapport preventie van geldzorgen voor de zomer wordt opgenomen in de kennisbundel Divosa Uitgaande brief 25-06-2024 Kamerbrief over derde voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 13-06-2024 (geen Kamerstuknummer bekend)
4586 De staatssecretaris heeft toegezegd de Tweede Kamer voor het zomerreces met de uitkomsten van de verkenning civiele invorderingen te informeren Uitgaande brief 25-06-2024 Kamerbrief over derde voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 28-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 767)
4543 SZW informeert in de zomer van 2024 de Tweede Kamer over de resultaten van de verkenning naar de eventuele maatregelen om de registers kinderopvang aan de privacy regelgeving te laten voldoen Uitgaande brief 19-12-2023 Onderzoek Inspectie van het Onderwijs Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 24-10-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 322, nr. 545)
4544 Voor de zomer een kabinetsreactie toesturen op de adviezen van de StvdA en de Taskforce Inkomen voor Later over pensioenopbouw door zzp’ers, en daarin in te gaan op de door de Leden gestelde vragen Commissiedebat Pensioenonderwerpen 4 april 2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 12-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 32 043, nr. 667)
4554 De minister gaat in gesprek over zelfbeschikking met het landelijk expertisecentrum, in het bijzonder over de Syrische gemeenschap en koppelt dit in september terug aan de Kamer in de voortgangsbrief zelfbeschikking Commissiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 36 659, nr. 1)
4581 De staatssecretaris heeft toegezegd invulling te geven aan advies RVS van overleven naar bloei Uitgaande brief 25-06-2024 Kamerbrief over derde voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)
4582 De staatssecretaris zegt toe met een oproep aan gemeenten om voedselkaarten en pakketten geen gevolgen te laten hebben voor de bijstandsuitkering of de toegang tot andere gemeentelijke minimaregelingen Uitgaande brief 25-06-2024 Kamerbrief over derde voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 24 515, nr. 765)
4585 De staatssecretaris zegt toe te starten met de evaluatie gedragscode Buy Bow, Pay Later in november 2024. Daarna zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd Uitgaande brief 25-06-2024 Kamerbrief over derde voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 27 879, nr. 108)
4588 De Minister van SZW gaat in november opnieuw met de sector (vertegenwoordigers vlees- en uitzendsector) in gesprek. Daar zal de minister ook de vakbeweging voor uitnodigen. Na dit gesprek wordt de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken en de gemaakte voortgang Uitgaande brief 02-09-2024 Uitkomst gesprek over tegengaan misstanden uitzendkrachten in vleessector (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 500) Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 09-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 25 883, nr. 516)
4579 Ministeriële regeling toesturen naar de Kamer als deze voor internetconsultatie wordt opengezet TK Plenaire behandeling wetsvoorstel i.v.m. verbetermaatregelen gastouderopvang 25-09-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 21-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 36 513, nr. 19)
4589 De minister gaat met de SER in gesprek over arbeidsmigratie en over de specifieke vraagstelling van een advies en geeft voor de begrotingsbehandeling een terugkoppeling aan de Kamer Commissiedebat Arbeidsmigratie 04-09-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 681, nr. 150)
4590 De minister informeert de Kamer in oktober over de stand van zaken van de WTTA, inclusief de uitvoeringstoets (gehele commissie) Commissiedebat Arbeidsmigratie 04-09-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 25-10-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 15)
4591 De minister zegt toe begin november meer cijfers over arbeidsmigratie (kwantitatieve data) met de Kamer te delen Commissiedebat Arbeidsmigratie 04-09-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 681, nr. 150)
4593 De minister gaat voor de begroting samen met de minister van I&W en met de arbeidsinspectie kijken naar de aanpak van vrachtwagenchauffeurs uit derdelanders en betrekt daar de cabotagerichtlijn bij Commissiedebat Arbeidsmigratie 04-09-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 681, nr. 150)
4595 De minister komt samen met Volksgezondheid, Welzijn en Sport terug op de aanpak van daklozenproblematiek voor de begroting VWS Commissiedebat Arbeidsmigratie 04-09-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 325, nr. 170)
4596 De minister komt met een stand van zaken motie van der Brink (inname van reisdocumenten) voor de begroting Commissiedebat Arbeidsmigratie 04-09-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 14-11-2024 (Kamerstukken II, 2025-2025, 29 681, nr. 150)
4599 De minister komt in een brief terug op de gevolgen van het innen van premies door pensioenfondsen bij werkgevers in geval van schijnzelfstandigheid en neemt hier ook de gevolgen met betrekking tot de sociale zekerheid in mee Commissiedebat ZZP 12-09-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-11-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 31 311, nr. 277)
4600 Aan de leden Van Kent (SP) en Van Dijk (CDA) is toegezegd uiterlijk maandag 30/9 een brief naar de Tweede Kamer te sturen over de uitvoerbaarheid van het amendement lid Van Dijk Plenaire behandeling wet herziening bedrag ineens Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-09-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 35 154, nr. 15)
4601 De Minister van SZW heeft toegezegd informatie te verschaffen over het aantal arbeidsmigranten dat werkzaam is als zelfstandige voor het commissiedebat ZZP van 12 september Tweeminutendebat Arbeidsmigratie 10-09-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 11-09-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 861, nr. 146)
4602 Ik streef ernaar om uiterlijk in januari 2025 een besluit te nemen over de uitvoering van de Wtta, en dit met uw Kamer te delen Uitgaande brief 25-10-2024 Uitvoering en lagere regelgeving Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 29)
4606 De Minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Linden (FVD), toe bij de eindevaluatie van de NOW-regeling mee te nemen hoeveel geld er is uitgekeerd aan bedrijven die reeds failliet waren verklaard en aan bedrijven die na de uitkering failliet zijn verklaard. (35.438) (T02975) Behandeling Incidentele suppletoire begrotingen EZK Noodpakket banen en economie. Vergadering van 6 juli 2020 (2019/2020 nr. 35) Aan deze toezegging is gestand gedaan met de brief van de Minister van SZW over de evaluatie en stand van zaken van de NOW d.d. 28 juni 2024 aan de Eerste en Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2023-2024, 35 420, nr. 535 en Kamerstukken I, 2023-2024, 35 420, nr. CI)
4607 De minister werkt de drie, door de landsadvocaat genoemde, opties om wetgeving in lijn te brengen met uitzendrichtlijn uit en informeert de Kamer voor het einde van het jaar Commissiedebat Arbeidsmigratie 4 september 2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 544, nr. 1261)
4611 De staatssecretaris neemt de vraag van het lid Patijn over de voorshandse aannemelijkheid mee in de voortgangsbrief over de TSB, voor het einde van het jaar. Commissiedebat Gezond en Veilig Werken 26-09-2024 Op 19 december 2024 is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de regeling TSB (Kamerstukken II, 2024-2025, 25 883, nr. 518). De brief gaat in op de verbeteringen die in 2025 worden ingevoerd. Met een betere invulling van het voorshands aannemelijkheidsprincipe krijgen aanvragers meer kans op een tegemoetkoming. De toezegging is hiermee afgedaan
4614 De staatssecretaris komt in een brief terug op de situatie op Schiphol, na overleg met Minister IeW en Schiphol, uiterlijk 21 december Commissiedebat Gezond en Veilig Werken 26-09-2024 De Tweede Kamer is geïnformeerd per brief d.d. 28-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 665, nr. 528 en nr. 2025D0137) over de stand van zaken van de arbeidsomstandigheden op Schiphol. De toezegging is hiermee afgedaan
4615 De staatssecretaris informeert de Kamer in Q1 over de voortgang van de bouwplaats ID Commissiedebat Gezond en Veilig Werken 26-09-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 10-12-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 32 043, nr. 670)
4619 De minister-president zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Huizinga-Heringa (ChristenUnie), toe een kabinetsreactie te geven op zowel (i) het eindadvies van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 (dit in aanvulling op de kabinetsreactie van het vorige kabinet) als (ii) het WRR-rapport «Europese vergrijzing in het vizier. Omgaan met pensioen- en begrotingsrisico’s» en dat deze reacties mogelijk gecombineerd gaan worden in één kabinetsreactie Plenair debat Regeringsverklaring 8 oktober 2024 De kabinetsreactie op het WRR-rapport is afgedaan met brief verzonden door Financien d.d. 2 december 2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 29 389, nr. 143). Met betrekking tot het adviesrapport van de Staatscommissie heeft MSZW gezegd dat er geen aparte schriftelijke kabinetsreactie komt. Op 4 december 2024 heeft de eerste termijn van een plenair debat over het rapport plaatsgevonden. Donderdag 16 januari 2025 heeft de tweede termijn plaatsgevonden. Met afronding van dit debat heeft het kabinet dan gereageerd op het adviesrapport
4620 Gastouderopvang: ministeriële regeling toesturen naar de Kamer als deze voor internetconsultatie wordt opengezet TK Plenaire behandeling wetsvoorstel i.v.m. verbetermaatregelen gastouderopvang 25-09-2024 Deze toezegging is afgedaan met brief aan Tweede Kamer en Eerste Kamer d.d. 21-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 36 513, nr. 19)
4621 Gastouderopvang. Kamerbrief over de financieringsstromen van dit wetsvoorstel, nog voor de stemming TK Plenaire behandeling wetsvoorstel i.v.m. verbetermaatregelen gastoudervang 11-09-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 20-09-2024 (Kamerstukken II, 2024-2025, 36 513, nr. 13)
4628 De minister-president zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Huizinga-Heringa (ChristenUnie), toe een kabinetsreactie te geven op zowel (i) het eindadvies van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 (dit in aanvulling op de kabinetsreactie van het vorige kabinet) als (ii) het WRR-rapport «Europese vergrijzing in het vizier. Omgaan met pensioen- en begrotingsrisico’s» en dat deze reacties mogelijk gecombineerd gaan worden in één kabinetsreactie Plenair debat Regeringsverklaring 08-10-2024 Afgehandeld met brief aan de Eerste Kamer d.d. 02-12-2024 (Kamerstukken I, 2024-2025, 29 389 en 32 043, nr. 143)
4637 Kijken of UWV al moet en kan anticiperen op de Europese opvangrichtlijn op basis waarvan scherper onderscheid moet worden gemaakt tussen kansarme en kansrijke asielzoekers bij verstrekken van werkvergunningen Begrotingsbehandeling 27 en 28 november 2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-02-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, Aanhangsel 1191, verder nog geen Kamerstuknummer bekend)
4653 De minister zal in de voortgangsbrief over de Wtta, die in januari 2025 aan de Kamer wordt gestuurd, ook ingaan op de waarborgen om de leges beheersbaar te houden TK Plenair debat over het opnieuw uitstellen van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) 11-12-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 29)
4659 Kamer informeren over uitvoerbaarheid motie Patijn: werkgevers die veel met arbeidsmigranten werken te verplichten op loonstroken een verwijzing naar de website www.workinnl.nl op te nemen TK Plenair debat over het opnieuw uitstellen van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten 11-12-2024 Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 27-01-2025 (Kamerstukken II, 2024-2025, 36 446, nr. 31)

Lopende toezeggingen

3 Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol Uitgaande brief 29-10-1996 kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie) (Kamerstukken II, 1996-1997, 25 478, nr. 4) Inmiddels is de klacht van de FNV met betrekking tot ondermeer ILO-conventie 81 door de ILO afgehandeld. De ILO heeft geoordeeld dat Nederland voldoet aan het desbetreffende verdrag. In haar rapport heeft de ILO een aantal aanbevelingen gedaan. Reactie van het kabinet op het ILO-rapport is aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 29 427, nr. 103). Er zal dus conform wat eerder is gemeld een kabinetsstandpunt worden voorbereid over goedkeuring van het Protocol nr. 81 bij dit Verdrag nr. 81
2935 De minister zal de Tweede Kamer informeren over verplichte inschrijving door werkzoekenden bij een uitzendbureau en de mogelijkheid van een uitzendbureau om inschrijving te weigeren 20-3-2014 AO SUWI-onderwerpen De Tweede Kamer wordt hierover in de brief Stand van de Uitvoering van juni 2025 geïnformeerd
3249 Jaarlijkse rapportage aan het parlement over de premieontwikkeling bij de pensioenfondsen (33.610/33.847) 20-5-2014 Plenaire behandeling Novelle Wet verlaging maximumopbouw- en premie-percentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014 (33 847) (EK) Op 14-06-2023 is de jaarlijkse rapportage aan de Eerste Kamer verstuurd. Planning: volgende rapportage naar de Eerste Kamer voor de zomer van 2025
3404 De staatssecretaris wil een duurzame oplossing vinden voor de beroepspensioenregelingen. Daarom wil de staatssecretaris in overleg met de pensioensector en sociale partners kijken naar de wijze van verplichtstelling van beroepspensioenfondsen, in het bijzonder in relatie tot beroepsgenoten in loondienst en zelfstandigen, en mede in relatie tot de voorgenomen wijziging van de vormgeving van verplichtstelling van bedrijfstak-pensioenfondsen Uitgaande brief 10-12-2015 Beantwoording van de Kamervragen van het lid Vermeij over de representativiteit van beroepspensioenfondsen Planning: brief naar de Tweede Kamer eind december 2025
3665 De Minister van Algemene Zaken zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik (Groen Links), toe het dictum van de gewijzigde motie Strik c.s. over te nemen en maximaal drie jaar na invoering een evaluatie te houden van de effecten van de maatregelen om de arbeidsparticipatie te verbeteren van mensen met een beperking, arbeidsongeschikten en Wajongers op de feitelijke inkomenspositie en de arbeidsparticipatie van deze groepen Parlementaire agenda 04-12-2017 Algemene Politieke Beschouwingen EK Het eindrapport zal naar verwachting in eerste kwartaal 2025 aan de Kamer worden aangeboden
3753 Het kabinet zal een formeel standpunt innemen over de initiatiefwet Wet gelijke beloning vrouwen en mannen van Ploumen (PvdA), Özütok (Groen Links), Jasper van Dijk (SP) en Van Brenk (50Plus) 19-9-2018 Algemeen Politieke Beschouwingen woensdag 19 september en vrijdag 21 september 2018 De behandeling van het wetsvoorstel was op 2 februari 2021 (1e termijn). Afhankelijk van de voortzetting van verdere behandeling komt het kabinet (bewindspersoon SZW) aan het woord. Het voorstel is nog niet geagendeerd
3780 Breed extern onderzoek misbruikrisico’s bij UWV. De minister heeft tijdens het debat aangekondigd dat SZW en UWV samen hebben besloten een breed extern onderzoek te laten doen naar misbruikrisico’s bij het UWV 11-10-2018 Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 2 oktober 2018 om een debat naar aanleiding van bericht fraude bij arbeidsmigranten De algemene resultaten van het 1e onderzoek (misbruikrisico’s WW) zijn in de brief Stand van de Uitvoering van december 2019 (Kamerstukken II, 2019-2020, 26 448, nr. 630) met de Kamer gedeeld. In een technische briefing is de Kamer op 5 maart 2020 geïnformeerd over dit onderzoek en het toepassen van het afwegingskader. In 2020 heeft de doorlichting van de Ziektewet en de Wet WIA plaatsgevonden. Deze doorlichtingen zijn aan de Kamer verzonden als bijlage bij de Stand van de Uitvoering van december 2020 (Kamerstukken II, 2020-2021, 26 448, nr. 641). De doorlichting van de WAO is afgerond in 2021 en meegezonden aan de Kamer bij de Stand van de Uitvoering van december 2021 (Kamerstukken II, 2021-2022, 26 448, nr. 666). De doorlichting van de TW is afgerond in 2022 en meegezonden aan de Kamer bij de Stand van de Uitvoering december 2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 693). De doorlichtingen van de Wajong is afgerond in 2023 en is meegezonden aan de Kamer bij de Stand van de Uitvoering juni 2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 717). De doorlichting van de IOW heeft nog niet plaatsgevonden omdat deze wet zou aflopen. Inmiddels is de IOW opnieuw verlengd, tot 1 januari 2028. UWV zal de IOW in 2025 daarom alsnog doorlichten
3785 Capaciteit en herprioritering Handhaving UWV. De minister zal de Tweede Kamer informeren als uit het brede externe onderzoek naar misbruikrisico’s blijkt dat er meer capaciteit dan wel een herprioritering van middelen nodig is bij UWV 11-10-2018 Verzoek van het lid Jasper van Dijk (SP) tijdens de RvW van 2 oktober 2018 om een debat naar aanleiding van bericht fraude bij arbeidsmigranten De besluitvorming UWV/SZW over de beheersmaatregelen WW is afgerond. De uitkomsten hiervan zijn op hoofdlijnen gepresenteerd in het Meerjarenplan Handhaving van UWV dat als bijlage bij de Stand van de Uitvoering december 2022 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 693) aan de Kamer is aangeboden. De besluitvorming over aanvullende beheersmaatregelen voor de ZW en de WIA is afgerond in december 2022. De Kamer is over de uitkomsten hiervan geïnformeerd in de Stand van de Uitvoering juni 2023 (Kamerstukken II, 2022-2023, 26 448, nr. 717). De besluitvorming over aanvullende beheersmaatregelen voor de WAO en TW is afgerond in 2024. Hierover wordt de Kamer geïnformeerd in de Stand van de Uitvoering juni 2025. De besluitvorming over aanvullende beheersmaatregelen voor de Wajong en WAZO wordt naar verwachting in 2025 afgerond. Inmiddels is de IOW opnieuw verlengd, tot 1 januari 2028. UWV zal de IOW in 2025 daarom alsnog doorlichten en kijken of er voor de IOW aanvullende beheersmaatregelen nodig zijn. Dit wordt naar verwachting in 2025 afgerond. In bovenstaande trajecten zijn/worden eventuele aanvullende maatregelen ten aanzien van risico’s met een landsgrensoverschrijdend karakter niet meegenomen. Gezien de afwijkende en complexe aard als ook de onderlinge samenhang van deze internationale risico’s is besloten om besluitvorming hierover afzonderlijk voor alle wetten samen te laten plaatsvinden. Deze besluitvorming wordt naar verwachting in 2025 afgerond
3837 De staatssecretaris zegt toe dat op alle mogelijke niveaus en op alle mogelijke manieren er bij de Marokkaanse autoriteiten op aan wordt gedrongen dat zij hun medewerking hervatten. Zodra daar meer over gezegd kan worden, wordt dit met de Kamer gedeeld 6-2-2019 Verzoek van lid De Jong (PVV) tijdens de RvW van 6 maart 2018 om een debat naar aanleiding van bericht «vrij spel voor Turkse fraudeurs» (Telegraaf van 23 februari 2018) gecombineerd met het verzoek van het lid Brenk tijdens de RvW van 4 september 2018 om een debat inzake het bericht «Turkije gaat weekend-scholen financieren in Nederland» Na overleg met BZ is besloten dat deze toezegging bij SZW ligt. Dus SZW zal de Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland
3875 Toezegging om de effecten van het wetsvoorstel voor seizoensgebonden sectoren, waaronder de agrarische sector, onderdeel te laten zijn van de wetsevaluatie. De effecten van de wijzigingen in de berekening van de transitievergoeding op de ontslagkosten van werkgevers zullen ook onderdeel uitmaken van de evaluatie van de WAB 20-5-2019 EK Plenaire behandeling Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) In de parlementaire WAB-stukken is aangegeven dat de wet 5 jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd, dus in 2025. Deze elementen worden meegenomen bij de evaluatie. Planning: najaar 2025 naar de Eerste Kamer
3949 We streven ernaar uw Kamer in de loop van 2020 te informeren over het tijdstip en de wijze waarop met de openbaarmaking van de inspectieresultaten van Arbo en Atw kan worden gestart 2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32) Planning: brief naar de Tweede Kamer einde van het jaar 2025
3950 Er zal verkend worden in hoeverre het aangewezen is de regelgeving aan te passen zodat een vakbond gegevens kan vorderen over een of meerdere schakels in een keten, zonder dat er sprake is van een machtiging van een werknemers 2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32) Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
3953 Verkenning naar de mogelijkheid persoonsgegevens te verwerken met het oog op niet-verwijtbaarheid 2-10-2019 Evaluatie Wet aanpak schijnconstructies (Kamerstukken II, 2019-2020, 34 108, nr. 32) Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
3960 Tussenevaluatie en eindevalutie ten behoeve van SLIM-regeling (Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca- en recreatiesector) worden gedeeld met de Kamer 11-11-2019 Stimuleren leren en ontwikkelen bij individuen en bedrijven (Kamerstukken II, 2019-2020, 30 012, nr. 123) De eindevaluatie volgt voor de zomer van 2025
4088 De staatssecretaris heeft toegezegd om de vraag over wat de stand van zaken is met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland, door te geleiden naar de Minister van BZ 3-9-2020 TK Plenaire behandeling Wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets Na overleg met BZ is besloten dat deze toezegging bij SZW ligt. Dus SZW zal de Kamer informeren over de stand van zaken met betrekking tot de medewerking van Marokko aan de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland
4169 De minister heeft toegezegd dat de wet na 3 jaar zal worden geëvalueerd, dat hierbij ook zal worden gekeken naar de maximale duur van een twv en dat hierbij een onafhankelijke commissie zal worden ingeschakeld 16-6-2021 Plenaire behandeling Wijziging wet arbeid vreemdelingen in verband met het toekomstbestendig maken van de wetgeving op het terrein van arbeidsmigratie (35 680) Planning: brief naar Tweede Kamer maart 2025
4175 Er zal een (beschouwende) brief naar de Kamer worden gestuurd over de relatie tussen arbeidsmigratie en de verschraling van arbeidsvoorwaarden 7-7-2021 Commissiedebat Arbeidsmigratie Planning: brief naar Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4192 Voor wat betreft het onderwerp meer duidelijkheid over de afbakening tussen arbeidsrelaties, zal op korte termijn nog een onderzoek van SEO aan uw Kamer worden aangeboden waarin meer inzicht wordt gegeven in potentiële criteria (en de samenhang daartussen) voor het beoordelen van de gezagsverhouding tussen werkverschaffer en werkende 20-9-2021 Uitgaande brief Zevende voortgangsbrief ‘werken als zelfstandige’ Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
4194 In het kader van het breed maatschappelijk gesprek afgesproken om verder door te spreken over de mogelijkheid van een webmodule voor tussenkomst omdat een webmodule voor tussenkomst waardevol zou kunnen zijn 20-9-2021 Uitgaande brief Zevende voortgangsbrief ‘werken als zelfstandige’ Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
4195 (EK T3288) Het meenemen van diverse onderwerpen in de evaluatie van de Wet Betaald ouderschapsverlof (35.613) 5-10-2021 EK Plenaire behandeling wijziging van de wet arbeid en zorg, de wet flexibel werken en andere wetten in verband met implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van Richtlijn 2010/18/EU van de Raad (PbEU 2019, L 188) (Wet betaald ouderschapsverlof) Planning: wordt meegenomen in de evaluatie die in januari 2026 naar de Eerste Kamer gaat
4220 De minister zegt toe aan Hilde Palland (CDA) dat zij de commissie, na afstemming met BZK, in het tweede kwartaal informeert over de voorgenomen verdeling van de begeleidingsmiddelen voor de mensen die vallen onder de banenafspraak via het Gemeentefonds. Het CDA had de vraag gesteld of deze middelen niet op basis van realisaties loonkostensubsidie kunnen worden verdeeld 23-2-2022 Commissiedebat Participatiewet/Breed offensief Reactie zal meelopen in een brief over de verdeling van middelen beschut in 2025 Q1
4230 Aan PvdA is nog toegezegd dat de ontwikkeling van de jurisprudentie betreffende het belemmeringsverbod nevenarbeid gemonitord wordt en na twee jaar geëvalueerd wordt, waarna de Kamer geïnformeerd wordt 12-4-2022 Plenaire behandeling Implementatie Wet EU-richtlijn 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (35962) Planning: brief naar de Kamer april 2025
4254 In de reactie op het ARK-rapport van de Algemene Rekenkamer over handhaving schijnzelfstandigheid gaat minister ook in op de webmodule onder andere in culturele sector 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
4255 Minister informeert de Tweede Kamer in het voorjaar van 2024 over de resultaten van de pilot waarin wordt bijgehouden hoe we in onze aanbestedingen omgaan met overtreders van arbeidswetten, als het gaat om arbeidsmarktdiscriminatie 13-4-2022 Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid Planning: brief naar de Tweede Kamer medio maart 2025
4261 De minister kijkt bij de monitoring van kwaliteitseisen extra goed naar de gevolgen van de maatregelen die zijn afgekondigd naar aanleiding van de personeelstekorten en de minister brengt deze kwaliteitseisen in kaart 21-4-2022 Commissiedebat Kinderopvang Eerste monitor is op 17-12-2024 naar de Tweede Kamer gestuurd
4288 De minister heeft toegezegd de mogelijkheden te bekijken voor een onderzoek naar weerbaarheid van jongvolwassenen tegen ongewenste beïnvloeding en neemt daarbij het onderwerp visitatielessen op Turkse weekendscholen mee 6-7-2022 Commissiedebat Inburgering en Integratie Beoogd wordt het onderzoek Q1 2025 gereed te hebben. De Kamer wordt daarna geïnformeerd
4330 De minister-president zal met de SER-Voorzitter in gesprek gaan om elementen uit de functionele decentralisatie in het Nederlandse bestel te borgen. Het kabinet (SZW, FL, EZK, AZ) zal hierover voor de begrotingsbehandeling van SZW een brief aan de Kamer sturen Parlementaire agenda 21-09-2022-22-09-2022 Algemene Politieke Beschouwingen Tweede Kamer Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
4332 Het kabinet wordt verzocht om het hebben van een pensioenregeling mee te laten wegen bij aanbestedingsprocedures. Ik laat onderzoeken op welke wijze dat kan. Ik informeer uw Kamer hier uiterlijk aan het eind van het jaar verder over Uitgaande brief 17-10-2022 Werken zonder pensioenopbouw (Kamerstukken II, 2022-2023, 32 043, nr. 594) Planning: brief naar de Tweede Kamer eind maart 2025
4335 In de eerstvolgende evaluatie van de Algemene nabestaandenwet (ANW) wordt meegenomen dat de groep werknemers zonder pensioenopbouw groeit en wordt onderzocht op welke manier en in welke mate zij gedekt zijn voor het nabestaandenrisico Parlementaire agenda 10-10-2022 WGO Wet toekomst pensioenen De evaluatie moet voor 2028 zijn afgerond. Planning: begin 2028 evaluatie naar de Tweede Kamer
4397 We hebben binnenkort een veel groter gesprek om juist over die zelfstandigheid en de zzp’ers in semipublieke sectoren te spreken. Ik zeg toe om uit te zoeken hoe wij de webmodule in de zorgsector hebben ingezet Parlementaire agenda 01-12-2022 Tweede termijn Begrotingsbehandeling SZW Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
4410 Ik ben voornemens om de nota van wijziging wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding na de zomer van 2023 naar uw Kamer toe te sturen, eventuele wijzigingen voor het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding als gevolg van de Wet toekomst pensioenen zullen daarin ook worden meegenomen Uitgaande brief 06-02-2023 Diverse Pensioenonderwerpen De internetconsultatie van de nota van wijziging is gepland voor begin 2026
4423 Precieze eisen aan het pedagogisch beleidsplan en het taalniveau van beroepskrachten in de anderstalige opvang zullen op een later moment, maar uiterlijk 1-1-2025, in het Besluit kwaliteit kinderopvang worden uitgewerkt Uitgaande brief 21-02-2023 Stand van zaken implementatie taaleis Nederlands Dit traject is vertraagd en wordt in 2025 opgepakt
4444 De minister onderzoekt de ETK (Extra Territoriale Kosten)-regeling. Hierbij kijkt de minister naar of zo’n regeling überhaupt wenselijk is, en naar de invulling van de regeling: is de regeling tussen de werkgever en de Belastingdienst of tussen de werknemer en de Belastingdienst? Onderzoek wordt na de zomer afgerond Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat arbeidsmigratie Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4448 De minister zegt toe de prijsontwikkeling jaarlijks te monitoren per type aanbieder Parlementaire agenda 10-05-2023 Commissiedebat Kinderopvang De gegevens zijn inmiddels toegevoegd aan het CBS dashboard. Planning brief naar de Tweede Kamer: 2e kwartaal 2025
4454 De minister gaat met de Minister van BZK in gesprek over mogelijkheden over een accurate inschrijving in BRP en RNI (tegen de achtergrond van de vraag vanuit de Kamer om een uitschrijfplicht in te stellen). De minister informeert de Kamer hierover voor het einde van het kalenderjaar Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat arbeidsmigratie Planning: brief naar de Tweede Kamer maart 2025
4455 De minister stuurt een brief aan de Kamer met de voor- en nadelen voor de arbeidsmigrant van inhoudingen op loon. Na de zomer Parlementaire agenda 24-05-2023 Commissiedebat Arbeidsmigratie Planning: brief naar de Tweede Kamer maart 2025
4465 De Minister van SZW gaat de mogelijkheid tot tariefregulering verkennen in aanloop naar het nieuwe stelsel Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang De onderzoeken zijn uitgezet en uitkomsten worden half 2025 verwacht
4466 Daarom gaat de Minister van SZW samen met de sector verkennen hoe de transparantie in de sector verder vergroot kan worden, hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een gedragscode. In deze verkenning wil de Minister van SZW ook aandacht vragen voor de invloed van investeerders op de bedrijfsvoering Uitgaande brief 26-04-2023 Voortgangsrapportage herziening financieringsstelsel kinderopvang De brancheorganisaties in de kinderopvang werken de kwaliteitscode op dit moment gezamenlijk verder uit
4473 Professioneel zeggenschap, maar nadat wij die hoofdlijnenbrief hebben gedaan, want first things first. Ik ga dat oppakken en er eens over nadenken, maar dat doe ik ook weer na die hoofdlijnenbrief als u het niet erg vindt. Ik ga dan ook in gesprek met de sector over het bekijken van deze overweging, misschien ook wel voor die code Parlementaire agenda 16-05-2023 Vervolg commissiedebat Kinderopvang In 2024 hebben we aan PPINK subsidie verleend. De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd in de brief aanpak personeelstekort in de kinderopvang
4480 In de uitwerking van de Participatiewet in balans heeft de minister toegezegd bij de scenariobeschrijving de waarden te bespreken die worden afgewogen tegen elkaar. De scenariobeschrijving volgt in de loop van 2024 Parlementaire agenda 14-06-2023 Commissiedebat Participatiewet Dit verlangt uitwerking van de verschillende ‘waarden/begrippen’ en op basis daarvan de uitwerking van een toetsingskader ten behoeve van de herziening van de Participatiewet. Significant voert in opdracht van het Ministerie van SZW een onderzoek uit om hierin te voorzien. Het onderzoek is in Q2 2024 opgeleverd. In juni 2025 volgen de scenariobeschrijvingen (beleidsopties) waarbij dit toetsingskader wordt ingezet
4482 Gedurende de transitieperiode zal uitvoering worden gegeven aan de monitoring van de wet toekomst pensioenen op de wijze zoals beschreven in de brief van 14 juni 2023 Uitgaande brief 14-06-2023 Volgen voortgang Transitieperiode wet toekomst pensioenen (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067 nr. 19) Plan van aanpak uitvoering monitoring is aan de Eerste en Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 067, nr. 191). Op 19-06-2024 is de eerste voortgangsrapportage monitor WTP verstuurd aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 653). De tweede voortgangsrapportage is in januari 2025 binnengekomen. Einddatum toezegging april 2028
4484 Er is toegezegd om het wezenbegrip te uniformeren Uitgaande brief 16-05-2022 Wetsvoorstel toekomst pensioenen 36 067 Stand van zaken toezegging in brief aan de Tweede Kamer d.d. 19-06-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 32 043, nr. 653). Planning afhandeling toezegging voorjaar 2025
4485 (EK T3640) Onderzoek naar voorstel CDA opnemen vrijwillige voortzetting risicodekking als default (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36 067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: brief naar de Eerste Kamer voor de zomer van 2025
4492 (EK T3633) Uitwerking vrijwillige voortzetting wezenpensioen (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36 067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Stand van zaken toezegging in brief aan de Eerste Kamer d.d. 19-06-2024 (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, BR). Planning afhandeling toezegging voor de zomer van 2025
4495 (EK T3630) Kamer periodiek informeren over voortgang transitie (36.067) EK Plenaire behandeling Wet toekomst pensioenen (36 067) maandag 22 mei en dinsdag 23 mei 2023 Planning: de Eerste Kamer zal doorlopend worden geïnformeerd over de voortgang van de transitie. Op 19-06-2024 is de eerste voortgangsrapportage monitor WTP verstuurd aan de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 2023-2024, 36 067, BR). De tweede voortgangsrapportage wordt verwacht in januari 2025. Einddatum toezegging april 2028
4514 Samen met gemeenten en VNG kijk ik naar deze knelpunten en wat voor mogelijkheden er zijn om hiermee om te gaan. Ik zal uw Kamer informeren over de opbrengst hiervan, zodat een volgend kabinet hierover kan besluiten Uitgaande brief 14-09-2023 Kamervragen kinderopvang voor kinderen van ouders met ernstige ziekte We werken samen met de VNG aan een handreiking om verschillen in de uitvoering van SMI te verkleinen
4524 De minister zegt toe om met name de detacheringsmeldplicht, maar ook breder de situatie van gedetacheerde werknemers, nogmaals te onderzoeken en te evalueren Uitgaande brief 09-11-2023 Twee Monitor Herziene Detacheringsrichtlijn Planning: evaluatie wordt voor de zomer van 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd
4525 Representativiteit van werkgevers en werknemers die zich minder vertegenwoordigd voelen in de polder Begrotingsbehandeling 11 oktober t/m 12 oktober 2023 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4529 De minister zegt toe rond februari 2024 terug te koppelen hoe signalen uit de samenleving worden meegenomen in vormgeving van de Nederlandse imamopleiding Parlementaire agenda Commissiedebat Buitenlandse Inmenging en beïnvloeding 04-10-2023 Wegens het beëindigen van de samenwerking tussen onderwijsinstellingen en het CMO, zullen eerst nieuwe partijen gevonden moeten worden om samen met hen invulling te geven aan deze toezegging. Niet eerder dan Q3 2025 uitvoerbaar
4530 De minister zal met de sector en de IvhO in gesprek blijven over deze thema’s (Open aanspreekcultuur en de meldplicht; Bekendheid van de MOA en de relatie met de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling; De rol van het gastouderbureau bij de MOA; rehabilitatie van een beklaagde en de relatie met ouders) en waar mogelijk verbeteracties afspreken Uitgaande brief 22-01-2024 Overzicht dossiers vertrouwensinspecteurs kinderopvang over de jaren 2019-2022 In Q1 van 2025 wordt hier verder over gesproken met de Inspectie van het Onderwijs
4531 Staatssecretaris P&I zal u eind dit jaar informeren over de verdere stappen die zijn gezet om de kennis te vergroten. Uitgaande brief 22-01-2024 Overzicht dossiers vertrouwensinspecteurs kinderopvang over de jaren 2019-2022 Nog in behandeling. We gaan verder in gesprek met de IvhO en sectorpartijen in de kinderopvang, zodat mogelijkheden voor communicatie aansluiten bij initiatieven vanuit de sector
4540 Regelgeving omtrent recht op kinderopvangtoeslag op erkende feestdagen verduidelijken Uitgaande brief 15-02-2024 Beantwoording Kamervragen het bericht Kinderdagverblijven en bso's gebruiken vaker trucs om omzet te verhogen Deze toezegging loopt mee in de Verzamelwet verbeteringen kinderopvangtoeslag
4541 Steekproef naar openingstijden uitvoeren (aansluitend bij bestaand uurprijsonderzoek van BOinK en Waarborgfonds Kinderopvang) Uitgaande brief 15-02-2024 Beantwoording Kamervragen het bericht Kinderdagverblijven en bso's gebruiken vaker trucs om omzet te verhogen De uitkomsten van de steekproef worden meegenomen in de verduidelijking van de regelgeving
4542 Onderzoeken wat er aan toezicht, handhaving en nadere regelgeving wenselijk is Uitgaande brief 15-02-2024 Beantwoording Kamervragen het bericht Kinderdagverblijven en bso's gebruiken vaker trucs om omzet te verhogen De resultaten worden meegenomen in de verduidelijking van de regelgeving
4545 Ik blijf de gevolgen van de tijdelijke maatregel monitoren. En ik informeer uw Kamer voor het aflopen van de maatregel (1 juli 2026) Uitgaande brief 20-03-2024 Verzamelbrief veiligheid en kwaliteit kinderopvang De eerste rapportage van de monitor kwaliteitseisen, waarmee de gevolgen van de tijdelijke maatregel worden gevolgd, is op 17 december 2024 verzonden naar de Tweede Kamer
4550 De minister neemt de vraag van het lid Bamenga over de studiekeuze van migranten mee in de volgende voortgangsbrief VIA Commissiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024 De Kamer wordt in Q1 2025 hierover geïnformeerd
4552 De minister gaat na of er aanvullende afspraken gemaakt kunnen worden met tekortsectoren over startbanen en koppelt dit in het vierde kwartaal van 2024 terug aan de Kamer Commissiedebat Inburgering en Integratie 27-03-2024 De Kamer zal begin 2025 hierover worden geïnformeerd via de voortgangsbrief VIA/SHAW
4559 De uitkomsten van het onderzoek naar de maatschappelijke effecten van de boetes neem ik, net zoals de ervaringen van de Arbeidsinspectie over het beboeten van feitelijk leidinggevenden en het signaal van de Arbeidsinspectie over de financiële drijfveren bij overtredingen van de Wav, dat ik tegelijkertijd met deze brief naar uw Kamer verstuur, mee in mijn analyse over de verschillende wetten op het gebied van eerlijk werk. Ik verwacht de uitkomsten hiervan aan het eind van het jaar en zal u hierover informeren Uitgaande brief 26-04-2024 Verzamelbrief Instrumentarium aanpak arbeidsmisstanden Planning: brief naar de Tweede Kamer tweede kwartaal 2025
4560 De minister (BZK) zegt toe de Kamer in het eerste kwartaal van 2025 de uitkomsten van een onderzoek naar het versterken van de aanpak van moslimdiscriminatie toe te sturen Commissiedebat Discriminatie, racisme en mensenrechten 16 april 2024 (BZK) De Kamer zal in Q1 2025 worden geïnformeerd
4561 De Kamer ontvangt een brief van de Minister van SZW inzake de pilot goed werkgeverschap en de evaluatie van de bevindingen van die pilot in het derde kwartaal 2024 Commissiedebat discriminatie, racisme en mensenrechten, 16-04-2024, vaste commissie Binnenlandse zaken Planning: brief naar de Tweede Kamer medio maart 2025
4564 Input CPB-onderzoek naar de wijzigingen van het minimumloon EK Plenair debat Minimumloon 15-04-2024 Gesprek tussen CPB en SZW loopt. Planning: eind 2025
4565 Recente cijfers verhouding netto minimumloon en netto mediaanloon EK Plenair debat Minimumloon 15-04-2024 Voor de verhouding tussen minimumloon en mediaan in netto termen voor de Nederlandse situatie een berekening is gemaakt. Meer recente internationale cijfers zijn gezocht maar niet gevonden. Planning: brief naar de Eerste Kamer 2e kwartaal 2025
4568 Er is toegezegd aan het lid Aartsen (VVD) om onderzoek te doen naar de verschillende verplichtstellingen en hoe de criteria daar zijn geformuleerd in kaart te brengen Tweeminutendebat Pensioenonderwerpen 4 april 2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4569 (EK T3899) De Minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat de brief over het publiceren van het boetebeleid ook aan de Eerste Kamer verstuurd zal worden EK Plenaire behandeling Wet toezicht gelijke kansing bij werving en selectie 27 februari 2024 Planning: brief naar de Eerste Kamer 2e kwartaal 2025
4570 (EK T3897) De Minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat zij vermoedelijk dit jaar nog de aanpakbrief over de naleving van de Wet op de Ondernemingsraden kan versturen aan zowel de Tweede als Eerste Kamer EK Plenaire behandeling Wet toezicht gelijke kansing bij werving en selectie 27 februari 2024 Planning: brief naar de Eerste Kamer in december 2025
4571 (EK T3898) De Minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Wijk (BBB) en Van Rooijen (50PLUS) toe de OR nadrukkelijker bij maatschappelijke thema’s, zoals werving en selectie, te betrekken. Dit punt wordt meegenomen in de actualisering en evaluatie van de WOR EK Plenaire behandeling Wet toezicht gelijke kansing bij werving en selectie 27 februari 2024 Wordt meegenomen in de actualisering van de WOR, planning december 2025 naar de Eerste Kamer. Ook wordt het meegenomen in de evaluatie van de WOR, planning juli 2028 naar de Eerste Kamer
4577 Ook gaat het Ministerie van SZW in gesprek met GGD GHOR Nederland en de VNG over eventuele verbetermogelijkheden in het proces om geregistreerd te worden als (agrarische) kinderopvang Uitgaande brief 19-03-2024 (Kamerstukken II, 2023-2024, 30 252, nr. 154) SZW is hierover in gesprek gegaan met GGD GHOR Nederland en de VNG. GGD GHOR Nederland en de VNG zijn nu bezig met het verkennen van eventuele verbetermogelijkheden in het proces om geregistreerd te worden als (agrarische) kinderopvang. De verkenning is naar verwachting voor eind 2025 gereed. Vervolgens wordt de Kamer geïnformeerd
4578 Toezegging over het in gang zetten van onderzoek naar structuren en conglomeraten (verwevenheid van bedrijven en belangen) in de vlees-/uitzendsector Uitgaande brief 13-06-2024 Uitkomst overleg over misstanden inzet flexkrachten en arbeidsmigranten in vleessector (Kamerstukken II, 2023-2024, 25 883, nr. 492) Planning: brief naar de Tweede Kamer na de zomer van 2025
4587 De staatssecretaris heeft toegezegd de Tweede Kamer te informeren met de pilot ketensignalering door gerechtsdeurwaarders Uitgaande brief 25-06-2024 Kamerbrief over derde voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden Evaluatie is gestart in het voorjaar. In najaar 2024 is een tussenevaluatie voorzien. In het voorjaar van 2025 wordt de pilot afgerond en is de eindevaluatie voorzien
4580 Staatssecretaris P&I gaat in gesprek met Minister VRO over gevolgen verhuurderswet voor gastouderopvang en gezamenlijk de Tweede Kamer daarover informeren TK Plenaire behandeling wetsvoorstel i.v.m. verbetermaatregelen gastouderopvang 25-09-2024 Dit gesprek loopt op ambtelijk niveau. De Tweede Kamer zal hierover worden geïnformeerd in de aangekondigde Kamerbrief over gastouderopvang in maart/april 2025
4592 De minister informeert de Kamer voor de plenaire behandeling van de WTTA over de zorgplicht van gemeenten voor inschrijving van arbeidsmigratie in het BRP Commissiedebat Arbeidsmigratie 04-09-2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer maart 2025
4594 De minister neemt het aantal ontslagen op staande voet mee in de verkenning naar het uitzendverbod Commissiedebat Arbeidsmigratie 04-09-2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer april 2025
4597 De minister komt voor de begrotingsbehandeling terug op de vraag of het mogelijk is misbruik van A1-detachering in te perken door de implementatie wetgeving aan te passen Commissiedebat Arbeidsmigratie 04-09-2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4598 De minister zal met de Minister van Economische Zaken in gesprek gaan over het ondernemersdiploma. Dat zal worden teruggekoppeld aan de Kamer aan het eind van het jaar Commissiedebat ZZP 12-09-2024 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige maart 2025
4603 Ik zal uw Kamer voor het meireces van 2025 informeren over de uitwerking van de maatregelen Uitgaande brief 18-10-2024 Onderhandelaarsakkoord ‘gezond naar het pensioen’ Planning: brief naar de Tweede Kamer eind april 2025
4604 De staatssecretaris informeert de Kamer in Q1 2025 over de voortgang van de bouwplaats ID Commissiedebat Gezond & veilig werken 26 september 2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer eerste kwartaal 2025
4605 De staatssecretaris informeert de Kamer in een brief over de toegang tot de werkvloer voor vakbonden, uiterlijk 21 december 2024 Commissiedebat Gezond & veilig werken 26 september 2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer april 2025
4608 De Minister van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Moonen (D66), toe dat zij navraag zal doen bij de gemeenten over het niet-gebruik en het ambtshalve toekennen van (armoede)regelingen en wat gemeenten eventueel nodig hebben om daartoe over te gaan EK Begrotingsbehandeling 14-11-2023 Eerste Kamer wordt in voorjaar 2025 geïnformeerd via Nationaal Programma armoede/schulden
4609 De brief over de vereenvoudiging van het verlofstelsel wordt in het eerste kwartaal van 2025 aan de Kamer gezonden Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid 23-10-2024 Planning brief naar de Tweede Kamer voorjaar 2025
4610 De staatssecretaris komt terug op de vereenvoudigingsmogelijkheden van de RI&E in de voortgangsbrief over de Arbovisie in de 1e helft van 2025 Commissiedebat Gezond en Veilig Werken 26-09-2024 De staatssecretaris komt terug op de vereenvoudigingsmogelijkheden van de RI&E in de voortgangsbrief over de Arbovisie in de 1e helft van 2025
4612 De staatssecretaris komt terug op de verjaringstermijn asbestschade na overleg met de staatssecretaris rechtsbescherming en stuurt deze brief in het najaar, uiterlijk 21 december Commissiedebat Gezond en Veilig Werken 26-09-2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor 1 juli 2025
4613 De staatssecretaris komt in een brief terug op de regeldruk voor bedrijven naar aanleiding van de asbestrichtlijn, in de eerste helft van 2025 Commissiedebat Gezond en Veilig Werken 26-09-2024 De staatssecretaris komt in een brief terug op de regeldruk voor bedrijven naar aanleiding van de asbestrichtlijn, in de eerste helft van 2025
4616 De minister neemt de positie van flexwerkers mee in het volgende WOR-nalevingsonderzoek Commissiedebat Arbeidsmarktbeleid 23-10-2024 Planning: brief en nalevingsonderzoek januari 2028 naar de Tweede Kamer
4617 De staatssecretaris brengt het risico op beroepsziekten voor uitzendkrachten (die met stoffen werken) in kaart en neemt dit mee in de voortgangsbrief over de Arbovisie, in de 1e helft 2025 Commissiedebat Gezond en Veilig Werken 26-09-2024 SZW brengt, aan de hand van beschikbare data zoals de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden, het risico op beroepsziekten voor uitzendkrachten in kaart. Hierover wordt in de voortgangsbrief over de Arbovisie aan de Tweede Kamer gerapporteerd voor de zomer van 2025
4618 Ik verwacht uw Kamer medio 2025 nader te informeren over de stand van zaken van de beleidstrajecten Uitgaande brief 19-11-2024 Project Onderhoud cao en avv-stelsel Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4622 Gastouderopvang. De Kamer krijgt in het voorjaar het onderzoek naar uitstroom gastouders. Vervolgens wordt definitief bepaald wanneer de maatregelen in werking treden TK Plenaire behandeling wetsvoorstel i.v.m. verbetermaatregelen gastouderopvang 25-09-2024 Planning: Brief naar Tweede Kamer: voorjaar 2025
4624 Gastouderopvang. In gesprek met wethouders van krimpgebieden vragen naar hun ervaringen (met uitstroom gastouders) TK Plenaire behandeling wetsvoorstel i.v.m. verbetermaatregelen gastouderopvang 25-09-2024 SZW gaat met gemeenten en gastouderbureaus uit krimpregio's in gesprek over specifieke knelpunten voor deze regio's ten aanzien van kinderopvang
4625 Gastouderopvang. Samen met de sector regeldruk tegengaan. Kijken welke bestaande regels evt. geschrapt kunnen worden TK Plenaire behandeling wetsvoorstel i.v.m. verbetermaatregelen gastouderopvang 25-09-2024 Planning: eind juni 2025
4626 (Bestaande) gastouders uitzonderen van de pedagogisch component TK Plenaire behandeling wetsvoorstel i.v.m. verbetermaatregelen gastouderopvang 25-09-2024 In de ministeriële regeling die in januari 2025 ook naar Tweede Kamer is gestuurd, worden bestaande gastouders uitgezonderd van de aanscherping van de scholingseis (de pedagogisch component)
4627 Samen met Minister van SZW bekijken of de zij-instroom van gastouders gestimuleerd kan worden met de opvolger van de STAP-regeling TK Plenaire behandeling wetsvoorstel i.v.m. verbetermaatregelen gastouderopvang 25-09-2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer 2025
4629 Toezicht en handhaving kinderopvang: Met de kennis uit de praktijk en de onderzoeken is het tijd om vervolgstappen te zetten. De focus ligt daarbij op versterking van de effectiviteit, eenduidigheid, risicogerichtheid en transparantie met als doel een kwalitatief hoogwaardige en veilige kinderopvang. Ik informeer uw Kamer eind 2025 over de voortgang Uitgaande brief 02-12-2024 Toezicht en handhaving kinderopvang SZW start in samenwerking met de toezicht- en branchepartijen met de uitwerking van activiteiten zoals genoemd in de Kamerbrief waaronder stimulerend toezicht, houdertoezicht en comply or explain. Beantwoording voor kerstreces 2025
4630 Minister van Economische Zaken de heer Beljaarts heeft tijdens het vragenuur van 19 november jl. toegezegd dat het kabinet begin volgend jaar de Tweede Kamer nader informeert over de uitspraak van de Hoge Raad in relatie tot arbeidskorting over de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Hierin komt het kabinet met een schriftelijke reactie op de uitspraak van de Hoge Raad en geeft daarin ook aan op welke manier het kabinet hier gevolg aan geeft Mondeling vragenuur 19 november 2024 De Kamerbrief met daarin de schriftelijke reactie op de uitspraak van de Hoge Raad is voorzien voor het eerste kwartaal van 2025
4631 De minster geeft aan eerder in het debat aan mevr. Maatoug te hebben toegezegd dat we begin 2025 terugkomen op de precieze implementatie van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over de loonloze tijdvakken Tweeminutendebat Uitvoering Sociale Zekerheid 27-11-2024 De Kamerbrief met nadere informatie over deze herstelactie is voorzien voor eind maart 2025
4632 De minister heeft toegezegd de Kamer in februari te informeren over de balans tussen wat het UWV zelf moet doen en wat er nodig is om de kwaliteit te verstevigen Begrotingsbehandeling 27 en 28 november 2024 De Kamer wordt ieder kwartaal geïnformeerd over de voortgang en stand van zaken verbeteraanpak UWV. De eerstvolgende brief staat gepland voor maart 2025
4633 De minister geeft aan dat het aanpassen van maatmanloon niet binnen de herstelactie plaatsvindt. Hij heeft toegezegd hier in de brief van februari duidelijkheid over te geven Begrotingsbehandeling 27 en 28 november 2024 De Kamer wordt ieder kwartaal geïnformeerd over de voortgang en stand van zaken verbeteraanpak UWV. De eerstvolgende brief staat gepland voor maart 2025
4634 De heer Vijlbrief (D66) heeft gevraagd naar hoe de menselijke maat wordt gegarandeerd. De minister heeft toegezegd dat in de volgende versie van het verbeterplan duidelijker wordt hoe dat uitwerking krijgt en hoe er oog is voor de individuele situatie van mensen Begrotingsbehandeling 27 en 28 november 2024 De Kamer wordt ieder kwartaal geïnformeerd over de voortgang en stand van zaken verbeteraanpak UWV. De eerstvolgende brief staat gepland voor maart 2025
4635 De minister heeft aangegeven dat de optie van een onverplichte vergoeding wordt meegenomen in de scenario’s die worden uitgewerkt over hoe onbedoelde effecten van nabetalingen kunnen worden voorkomen. En dat de Kamer wordt geïnformeerd in de eerstvolgende voortgangsbrief in februari 2025 Begrotingsbehandeling 27 en 28 november 2024 De Kamer wordt ieder kwartaal geïnformeerd over de voortgang en stand van zaken verbeteraanpak UWV. De eerstvolgende brief staat gepland voor maart 2025
4636 Interdepartementaal beleidsonderzoek naar effecten van subsidies en fiscale maatregelen om arbeidsmigranten in laagproductieve sectoren te voorkomen Begrotingsbehandeling 27 en 28 november 2024 Planning: 1 september 2025
4638 De minister zegt toe te onderzoeken of er additionele instrumenten denkbaar en uitvoerbaar zijn om te sturen op koopkracht en de Kamer hier in het voorjaar 2025 over te informeren Commissiedebat Pensioenonderwerpen 21-11-2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer voorjaar 2025
4639 De minister zegt toe een aanpassing aangaande het shoprecht voor flexibele regelingen mee te nemen in de Wet toezeggingen pensioenonderwerpen die voorjaar 2025 naar de Kamer wordt gestuurd Commissiedebat Pensioenonderwerpen 21-11-2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4640 De wens van het lid Joseph betreffende het aanpassen van de flexibele regeling te onderzoeken en de Kamer hierover in het voorjaar 2025 te informeren Commissiedebat Pensioenonderwerpen 21-11-2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4641 De minister zegt toe na de transitie te onderzoeken hoe groot en reëel het door het lid Joseph aangekaarte probleem van indexatieregels is Commissiedebat Pensioenonderwerpen 21-11-2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4642 De minister zegt toe in gesprek te gaan met sociale partners en vervolgens in het voorjaar 2025 een brief te sturen over het mogelijke probleem van schijnzelfstandigheid in relatie tot premie-inleg, met het oog op het principe «geen premie, wel recht» Commissiedebat Pensioenonderwerpen 21-11-2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4643 De minister zegt toe in de monitoring van de transitie ook de compensatie bij pensioenregelingen bij verzekeraars te monitoren Commissiedebat Pensioenonderwerpen 21-11-2024 In de tweede voortgangsrapportage (januari 2025) monitoring Wtp en periodiek in de daaropvolgende rapportages wordt hierop ingegaan. Einddatum toezegging april 2028
4644 De minister zegt toe in gesprek te gaan met belanghebbenden en vervolgens voor de zomer 2025 duidelijkheid te bieden over uitvoering van de motie Stoffer/Smals (36067-162) over beleidsopties voor pensioenopbouw voor zelfstandigen Commissiedebat Pensioenonderwerpen 21-11-2024 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4645 De minister zegt toe via de Voortgangsrapportage monitoring Wtp terug te koppelen voor hoeveel personen met een premieregeling met een stijgende premie er is gekozen voor de eerbiedigende werking Commissiedebat Pensioenonderwerpen 21-11-2024 In de tweede voortgangsrapportage (januari 2025) monitoring Wtp en periodiek in de daaropvolgende rapportages wordt hierop ingegaan. Einddatum toezegging april 2028
4646 De minister is bereid om veronderstellingen, uitgangspunten en verschillende varianten van WML jeugd kritisch te bekijken Plenaire behandeling Begrotingsbehandeling 27/28 november 2025 Planning: brief naar de Tweede Kamer voorjaar 2025
4647 Er is toegezegd om de Kamer in het derde kwartaal van 2025 verder te informeren over de voortgang van het wetsvoorstel omtrent tijdelijkheid van inlenen Uitgaande brief 19-12-2024 toezegging tijdelijkheid van uitlenen Planning: brief naar de Tweede Kamer oktober 2025
4648 Op dit moment zoek ik uit of en hoe gegevens zoals bedrijfsnamen met hoge percentages ontslag op staande voet gedeeld kunnen worden, zodat deze een rol kunnen spelen bij het risicogericht toezicht van de betrokken toezichthouders. Ik zal uw Kamer hierover in het voorjaar 2025 informeren Geen vindplaats Planning: brief naar de Tweede Kamer voorjaar 2025
4649 De minister zegt toe het wetsvoorstel over de RVU met het Belastingplan 2026 naar de Kamer te sturen Commissiedebat Pensioenonderwerpen 21-11-2024 Planning: gaat met het Belastingplan 2026 mee naar de Tweede Kamer, Prinsjesdag 2025
4650 Flach (SGP) - In eerste kwartaal van 2025 uitkomsten van onderzoek situatie gezinnen delen met Kamer Begrotingsbehandeling SZW 27 en 28 november 2024 In het eerste kwartaal 2025 wordt op dit onderzoek gereageerd in de Kamerbrief over arbeid en zorg. Het onderzoek wordt dan ook naar de Kamer verzonden
4651 Flach (SGP) - Geen gezins-top, maar «ik zie wel voor me dat ik over de opvolging van het onderzoek situatie gezinnen een gesprek ga organiseren met maatschappelijke organisaties. Dat zou je kunnen kwalificeren als een top, maar ik zie het gewoon als een interactieve manier van het beleid uitwerken. Die toezegging zou ik willen doen» Begrotingsbehandeling SZW 27 en 28 november 2024 Dit wordt georganiseerd en zal plaatsvinden voor verzending van de Kamerbrief over arbeid en zorg waarin de reactie op het onderzoek naar de situatie van gezinnen in Nederland wordt meegenomen
4652 Uitspraak van Hoge Raad over prejudiciële vragen afwachten voordat we het wetsvoorstel Vbar naar de Kamer sturen, en Kamer zo snel mogelijk informeren over de gevolgen van de uitspraak voor het wetsvoorstel Begrotingsbehandeling SZW 27 en 28 november 2024 Planning: wordt meegenomen in de volgende Voortgangsbrief werken als zelfstandige, maart 2025 naar de Tweede Kamer
4654 Toegezegd om een planning voor de inrichting en uitvoering van het toelatingsstelsel voor uitzendbureaus (Wtta) te delen met de Tweede Kamer Uitgaande brief 23-01-2025 Uitvoering van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4655 Brief met tijdlijn voor nieuwe stelsel versturen in mei / juni na de voorjaarsbesluitvorming, zonder implementatie / uitvoering Commissiedebat Kinderopvang 23-01-2025 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4656 Brief over toelichting op de arbeidseis (en uitzonderingen hierop). Bij de brief van de tijdlijn. In mei / juni Commissiedebat Kinderopvang 23-01-2025 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor de zomer van 2025
4657 In de kabinetsreactie op kostprijsonderzoek in september, ook iets opnemen over prijsplafond en hoe eventueel in wetgeving te regelen Commissiedebat Kinderopvang 23-01-2025 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor 1 oktober 2025
4658 Verkenning in november / december 2025 naar toezicht op houderniveau, toezicht en kwaliteit Commissiedebat Kinderopvang 23-01-2025 Planning: brief naar de Tweede Kamer voor eind 2025

Bijlage 3: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Tussenevaluatie Programma Brede Maatschappelijke Samenwerking
Burn-outklachten (BMS)
Ex-post evaluatie 2024 Anders1 1
Evaluatie beleidsmaatregel asbeststelsel Ex-durante evaluatie 20232 Afgerond 1 Kamerstuk 28089, nr. 274
Toekomstverkenning arbeid & gezondheid Ex-ante evaluatie 20253 In uitvoering 1
Arbobalans Ex-durante monitoring 20254 In uitvoering 1
Analyse wenselijkheid/haalbaarheid invullen opleidingseisen preventiemedewerkers Ex-ante evaluatie 2024 Afgerond 1 Kamerstuk 25883, nr 512
Eindevaluatie Meerjarenprogramma RI&E Ex-ante evaluatie 2024 Afgerond 1 Kamerstuk 25883, nr 512
  1. Deze tussenevaluatie zou meelopen met de VWS-evaluatie van ‘mentale gezondheid van ons allemaal’. VWS heeft in 2024 besloten de evaluatie niet meer uit te voeren. De keuze is gemaakt om BMS niet apart te evalueren.
  2. Het onderzoek zou in 2024 worden opgeleverd maar is eerder afgerond dan vooraf gepland.
  3. Twee van de verdiepingsstudies zijn gepubliceerd. Er volgen in 2025 nog drie extra onderzoeken binnen de Toekomstverkenning arbeid & gezondheid.
  4. Dit onderzoek zal naar verwachting medio mei naar de Kamer worden gestuurd.
Evaluatie NL leert door Ex-durante en ex-post evaluatie 2024 Afgerond 1 Kamerstuk 30012, nr 159
Monitoring en evaluatie Implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn Ex-durante monitoring en evaluatie 2024 Afgerond 1 Kamerstuk 29861, nr. 149
Positie van kinderen van arbeidsmigranten Overig onderzoek 2024 Afgerond 1 Kamerstuk 29861, nr 123
Nulmeting evaluatie Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie Ex-ante evaluatie 2024 Anders1 1
Evaluatiekader en nulmeting voor het wetsvoorstel Wet toelating ter beschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) Ex-ante evaluatie 20252 In uitvoering 1
  1. Het wetsvoorstel is afgewezen en dientengevolge is de nultmeting komen te vervallen.
  2. Dit onderzoek wordt naar verwachting afgerond in Q2 van 2025.
Situatie gezinnen in Nederland Overig onderzoek 20241 In uitvoering 1
Kinderopvang
Tegemoetkomingsregelingen kinderopvang2 Ex-post evaluatie 2024 Afgerond 7 Kamerstuk 35420, nr. 537
Onderzoek implementatie taaleis in de kinderopvang Ex-ante/ex-durante 2024 Afgerond 7 Kamerstuk 31322, nr. 525
Onderzoek in verschillen in toezicht en handhaving kinderopvang Ex-post evaluatie 2024 Afgerond 7 Kamerstuk 31322, nr. 542
Monitor kwaliteitseisen kinderopvang Ex-durante monitoring3 2024 Afgerond 7 Kamerstuk 31322, nr. 552
Monitor inzet beroepskrachten in opleiding Ex-durante monitoring3 20234 Afgerond 7 Link naar onderzoek
Tegemoetkoming ouders
Onderzoek nieuwe regeling voor kinderen Ex-ante evaluatie 2024 Afgerond 10 Kamerstuk 31322, nr. 138
Arbeid en zorg
Verdiepend onderzoek niet-gebruik geboorteverlof Overig onderzoek 20234 Afgerond 6 Kamerstuk 32855, nr. 39
Periodieke rapportage verlofregelingen Ex-post evaluatie 2023 Afgerond 6 Kamerstuk 26447, nr. 60
  1. De uitvoering van dit onderzoek is afgerond, maar publicatie is vertraagd tot 2025.
  2. De evaluatie heeft betrekking op meerdere thema's en is daarom onder meerdere thema's opgenomen.
  3. Het type onderzoek is aangepast ten opzichte van de SEA in de begroting 2025. Dit past beter bij het onderzoek.
  4. Het onderzoek zou in 2024 worden opgeleverd maar is eerder afgerond dan vooraf gepland.
Witte vlekken op pensioengebied Ex-durante evaluatie 2024 Afgerond 8 Link naar onderzoek
Evaluatieonderzoek automatische waardeoverdracht kleine pensioenen Ex-post evaluatie 2024 Afgerond 8 Kamerstuk 34765, nr. 20
Monitor AOW-leeftijdsverhoging Ex-durante evaluatie Jaarlijks Afgerond 8 Kamerstuk 32163, nr. 60
Onderzoek NL Arbeidsinspectie Overig onderzoek 2024 Afgerond 2 Kamerstuk 24515, nr. 765
Evaluatie Noodfonds 2023 en 2024
Ex-post evaluatie
2024 Anders1 2
Evaluatie toolkit energiefixers
Ex-durante evaluatie
2024 Anders2 2
Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken3 Overig onderzoek 20244 In uitvoering meerdere
  1. Dit onderzoeksvoornemen is uiteindelijk niet gematerialiseerd, omdat er reeds een vergelijkbare evaluatie werd uitgevoerd door Tijdelijk Noodfonds Energie.
  2. Dit onderzoeksvoornemen is uiteindelijk niet gematerialiseerd, omdat door gebrek aan data geen eigenstandig onderzoeksrapport gepubliceerd kon worden. Een beperkter opgezette evaluatie loopt wel mee in de subsidie aan MilieuCentraal.
  3. De evaluatie heeft betrekking op meerdere thema's en is daarom onder meerdere thema's opgenomen.
  4. Het onderzoeksprogramma liep tot eind 2024, in 2025 volgen nog enkele publicaties.
Brede baten-onderzoek van re-integratie Ex-post evaluatie 2024 Afgerond 2 Kamerstuk 34352, nr. 327
Monitor uitvoering uniforme loonwaardebepaling Ex-durante monitoring jaarlijks Afgerond 2 Link naar onderzoek
Verdeelsleutel inleenverbanden banenafspraak Overig onderzoek jaarlijks Afgerond 2 Kamerstuk 34352, nr. 320
Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak Overig onderzoek jaarlijks Afgerond 2 Kamerstuk 34352, nr. 310
Verdiepend onderzoek niet-gebruik bijstand Overig onderzoek 2024 Anders1 2
Evaluatie REACT-EU Ex-post evaluatie 2024 Afgerond meerdere Link naar onderzoek
Evaluatie verlengde pilot Sociaal Innovatie Fonds Ex-post evaluatie 2024 Afgerond 2 Kamerstuk 34352, nr. W
Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken2 Overig onderzoek 20243 In uitvoering meerdere
Onderzoek (potentiële) loonwaarde medewerkers beschut werk Overig onderzoek 20254 Uitgesteld 2
  1. Het onderzoek wordt niet meer separaat uitgevoerd. Het onderwerp wordt in plaats daarvan meegenomen in het Nationaal Programma Armoede en Schulden.
  2. De evaluatie heeft betrekking op meerdere thema's en is daarom onder meerdere thema's opgenomen.
  3. Het onderzoeksprogramma liep tot eind 2024, in 2025 volgen nog enkele publicaties.
  4. Dit onderzoek zou in 2024 worden opgeleverd maar is vertraagd omdat er meer tijd nodig was voor de afstemming van het eindrapport dan vooraf gepland.
Effectevaluatie Wajong-dienstverlening1 Ex-post evaluatie 20242 In uitvoering 4 en 11
Willen, kunnen en doen. Gedrag en gedragsbeïnvloeding van mensen met een AG-uitkering1 Ex-durante evaluatie 20242 In uitvoering 3, 4 en 6
Kwalitatief onderzoek vereenvoudiging Wajong Ex-durante evaluatie 20242 In uitvoering 4
Monitor effect wetsvoorstel Wajong maatregelen Ex-durante monitoring 20242 In uitvoering 4
  1. De evaluatie heeft betrekking op meerdere thema's en is daarom onder meerdere thema's opgenomen.
  2. De uitvoering van dit onderzoek is afgerond, maar publicatie is vertraagd tot 2025.
Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken1 Overig onderzoek 20242 In uitvoering meerdere
Vervolgonderzoek duurverkorting WW Ex-post evaluatie 20253 In uitvoering 5
  1. De evaluatie heeft betrekking op meerdere thema's en is daarom onder meerdere thema's opgenomen.
  2. Het onderzoeksprogramma liep tot eind 2024, in 2025 volgen nog enkele publicaties.
  3. Dit onderzoek zou in 2024 worden opgeleverd. Als gevolg van een aanzienlijke vertraging in de aanlevering van de data door het UWV is het onderzoek later afgerond dan aanvankelijk gepland. Het onderzoek wordt in april 2025 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Willen, kunnen en doen. Gedrag en gedragsbeïnvloeding van mensen met een AG-uitkering1 Ex-durante evaluatie 20242 In uitvoering 3, 4 en 6
ZW/WIA 35-min: de doelgroep in beeld3 Overig onderzoek 2024 Afgerond 3 Kamerstuk 26448, nr. 799
Onderzoek effectiviteit hybride markt werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) Ex-post evaluatie 20244 Uitgesteld 3
Onderzoek over de dienstverlening in de hybride markt Ex-post evaluatie 20242 In uitvoering 3
Toekomstgericht onderzoek stelsel ziekte en arbeidsongeschiktheid Overig onderzoek 2024 Afgerond 3 Link naar onderzoek
Onderzoek effectiviteit hybride markt Ziektewet Ex-post evaluatie 2025 Anders5 6
Onderzoeksprogramma CPB Inkomensschokken1 Overig onderzoek 20246 In uitvoering meerdere
  1. De evaluatie heeft betrekking op meerdere thema's en is daarom onder meerdere thema's opgenomen.
  2. De uitvoering van dit onderzoek is afgerond, maar publicatie is vertraagd tot 2025.
  3. Het onderzoek bestaat uit vier rapporten: 'Als het kon, zou ik het doen', 'Wel ziek, geen WIA', «Evaluatie van AG-diensverlening aan 35-minners» en 'Afgewezen voor een WIA-uitkering: tussen wal en schip?'.
  4. Het onderzoek is uitgesteld in verband met capaciteitsgebrek. Er is nog geen zicht op wanneer het onderzoek uitgevoerd gaat worden.
  5. Dit onderzoeksvoornemen is uiteindelijk niet gematerialiseerd in verband met capaciteitsgebrek.
  6. Het onderzoeksprogramma liep tot eind 2024, in 2025 volgen nog enkele publicaties.
  1. Voor dit thema zijn er geen onderzoeken met een geplande afronding in 2024 of eerder.
Evaluatie fondsen op naam en ondersteuningsfunctie Ex-post evaluatie 2025 Anders1 13
Evaluatie vervolgtraject preventieve aanpak anti-zwart racisme Ex-post evaluatie 2025 Anders1 13
Evaluatie United Nations (UN) decade for people of African descent Overig onderzoek 20252 Uitgesteld 13
Onderzoek naar effectieve interventies gericht op de preventie
van radicalisering
Ex-ante pilots 20253 Uitgesteld 13
  1. Dit onderzoek loopt mee met een breder onderzoek namelijk de Evaluatie United nations (UN) decade for people of African descent.
  2. Het decennium liep door tot eind 2024 waardoor de oplevering van het onderzoek is uitgesteld naar 2025, conform de SEA in de begroting 2025.
  3. Dit onderzoek zou in 2024 worden opgeleverd maar is vertraagd omdat er meer tijd nodig was voor het onderzoek dan vooraf gepland.
Effectevaluatie Wajong-dienstverlening1 Ex-post evaluatie 20252 Uitgesteld 4 en 11
Evaluatie regionale mobiliteitsteams1 Ex-durante monitoring en evaluatie 2024 Afgerond 5 en 11 Kamerstuk 26448, nr. 802
Toegevoegde waarde van preventie Overig onderzoek 2024 Afgerond 11 Kamerstuk 17050, nr. 609
  1. De evaluatie heeft betrekking op meerdere thema's en is daarom onder meerdere thema's opgenomen.
  2. Door vertraging in de uitvoering van het onderzoek is de oplevering uitgesteld naar 2025.
Tegemoetkomingsregelingen kinderopvang1 Ex-post evaluatie 2024 Afgerond 7 Kamerstuk 35420, nr. 537
Evaluatie van de tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies Caribisch Nederland Ex-post evaluatie 2024 Afgerond 2 Link naar onderzoek
Evaluatie regionale mobiliteitsteams1 Ex-durante monitoring en evaluatie 2024 Afgerond 5 en 11 Kamerstuk 26448, nr. 802
Evaluatie NOW/TVL (kwantitatief) Ex-post evaluatie 2024 Afgerond 2 Link naar onderzoek
Evaluatie NOW (kwalitatief) Ex-post evaluatie 2024 Afgerond 1 Link naar onderzoek
Evaluatie NL leert door Ex-durante en ex-post evaluatie 2024 Afgerond 1 Link naar onderzoek
Schuldenproblematiek in beeld Ex-durante monitoring 2024 Afgerond 2 Link naar onderzoek
Internationale vergelijking steunpakketten Ex-post evaluatie 2024 Afgerond meerdere Link naar onderzoek
  1. De evaluatie heeft betrekking op meerdere thema's en is daarom onder meerdere thema's opgenomen.

De bijlage afgerond evaluatie- en overig onderzoek in dit jaarverslag heeft betrekking op de Strategische Evaluatie Agenda en Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda in de begroting SZW 2024. De bijlage is aangevuld met onderzoeken van de Strategische Evaluatie Agenda in de begroting SZW 2025 met een geplande afronding in 2024. Voor het meest recente overzicht van de programmering van periodieke rapportages/beleidsdoorlichtingen, zie het overzicht Ingepland en uitgevoerd onderzoek op rijksfinancien.nl

Bijlage 4: Inhuur externen

Uitgaven voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel

1. Interim-management 609
2. Organisatie- en Formatieadvies 495
3. Beleidsadvies 3.322
4. Communicatieadvisering 1.195
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) 5.621
5. Juridisch advies 531
6. Advisering opdrachtgevers automatisering 7.547
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie 11.811
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) 19.889
8. Uitzendkrachten (formatie & piek) 14.671
Ondersteuning bedrijfsvoering 14.671
Totaal uitgaven inhuur externen 40.178

In 2024 bedroeg het totaal van de personele uitgaven € 509 miljoen. Dit is de som van € 469 miljoen voor het eigen personeel en € 40 miljoen externe inhuur. Het percentage externe inhuur komt hiermee in 2024 op 7,9. Dit is een daling ten opzichte van het niveau van 2023 (8,8).

We zien een afname van de externe inhuur bij de rijksschoonmaakorganisatie en het organisatie-onderdeel dat zich bezighoudt met de uitvoering van de subsidies uit het noodpakket.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur

Vanaf 2011 geldt dat ministeries rapporteren over het maximumuurtarief buiten de raamovereenkomsten om (motie De Pater – Van der Meer). Het maximumuurtarief vormt een aanvulling op het sturingsinstrumentarium externe inhuur (de procentuele uitgavennorm).

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief 0

Bijlage 5: Verantwoording EU-middelen in gedeeld beheer

Europees Sociaal Fonds en Europees Fonds voor Meest Behoeftigen

Op basis van de informatie uit de verklaringen en rapporten van de managementautoriteit, certificeringsautoriteit en auditautoriteit en alle overige informatie en met inachtneming van hetgeen na punt 3 vermeld wordt, wordt geconstateerd dat inzake het EFMB over de periode 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024:

  1. de door Nederland opgezette systemen en daarin vervatte maatregelen voor het beheer en de controle van de gelden naar behoren hebben gefunctioneerd;
  2. de jaarrekening van de Certificeringsautoriteit, in de context van bovengenoemde informatie volledig, nauwkeurig en waarachtig is;
  3. de uitgaven die ter vergoeding bij de Europese Commissie zijn ingediend (per saldo € 0, aandeel overheidsuitgaven € 0, aandeel EFMB € 0) in alle materiële opzichten wettig en regelmatig zijn.

Bovenstaande constateringen en eventuele punten van voorbehoud zijn beperkt tot zaken van materieel belang en vloeien direct voort uit audits en laten onverlet inherente interpretatie van Europese regelgeving. De bekende onderzoeken en/of correctievoorstellen in verband met de goedkeuring van de ingediende rekeningen door de Europese Commissie zijn opgenomen in de toelichting.

Toelichting

Algemeen

De verantwoording over de EU-middelen in gedeeld beheer bevat dit boekjaar alleen informatie over het EFMB. Hoewel alle uitgaven al in vorige boekjaren bij de Europese Commissie zijn ingediend, zijn er door de autoriteiten wel verantwoordingsdocumenten opgemaakt ten behoeve van de afsluiting van het EFMB-programma voor de periode 2014 ‒ 2020. Deze leiden tot het hierboven weergegeven beeld.

Voor de afsluiting van het ESF-programma voor de periode 2014 ‒ 2020 per 15 februari 2025 wordt gebruik gemaakt van de door de STEP Verordening9 geboden mogelijkheid de afsluiting van het programma met een jaar uit te stellen. Dit geeft de betrokken autoriteiten meer ruimte om te komen tot een adequate afsluiting, inclusief de uit te voeren audits. In het afgelopen boekjaar zijn wel uitgaven door de managementautoriteit ter vergoeding bij de Europese Commissie ingediend (per saldo € 436.089.915, aandeel overheidsuitgaven € 413.417.801, aandeel ESF € 285.965.519). Deze uitgaven zijn vanwege het gebruik van de mogelijkheid tot uitstel nog niet door de auditautoriteit gecontroleerd. Verantwoording daarover zal in de EU-paragraaf van volgend jaar plaatsvinden.

Verklaring Certificeringsautoriteit

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft, in de functie van Certificeringsautoriteit, verklaard dat de jaarrekening EFMB volledig, nauwkeurig en waarachtig is, dat de in de jaarrekening EFMB opgenomen uitgaven in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht en zijn gedaan voor concrete acties die zijn geselecteerd aan de hand van de voor het operationeel programma geldende criteria en dat de bepalingen van de fondsspecifieke verordeningen in acht zijn genomen.

Rapportages Auditautoriteit

De Auditdienst Rijk heeft, in de functie van Auditautoriteit, geoordeeld dat het ten behoeve van EFMB toegepaste beheers- en controlesysteem naar behoren functioneert, de jaarrekening EFMB een getrouw beeld geeft, en de uitgaven in de jaarrekening wettig en regelmatig zijn. Tevens worden de beweringen in de beheersverklaring EFMB van de managementautoriteit door de uitgevoerde auditwerkzaamheden niet in twijfel getrokken.

Beheersverklaring Managementautoriteit

De Managementautoriteit heeft verklaard dat de informatie in de jaarrekening EFMB naar behoren wordt weergegeven. Dit betekent dat de uitgaven die in de jaarrekening zijn opgenomen, zijn gebruikt voor het beoogde doel, zoals gedefinieerd in onderhevige verordening en overeenkomstig zijn met het beginsel van goed financieel beheer en het beheers- en controlesysteem de nodige garanties biedt met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, in overeenstemming met het toepasselijke recht.

Bekende lopende onderzoeken en/of correctievoorstellen (Europese Commissie, Europese Rekenkamer, OLAF)

De Europese Commissie bepaalt uiteindelijk de EU-conformiteit van de nationale implementatie en uitvoering van EU-regelgeving. In de periode september tot en met november 2024 heeft zowel de Europese Commissie als de Europese Rekenkamer een onderzoek uitgevoerd inzake de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven die in de jaarrekening 2022-2023 zijn opgenomen. De onderzoeken bevinden zich in de hoor-wederhoorfase. De Europese Commissie kan financiële correcties opleggen als zij concludeert dat EU-regelgeving niet op de juiste wijze door de lidstaat is geïnterpreteerd en/of uitgevoerd.

Het antifraude-DG van de Europese Commissie (OLAF) kan onderzoeken starten naar onregelmatigheden, waaronder vermoedens van fraude met EU subsidies. Er zijn op dit moment geen lopende OLAF-onderzoeken.

Bijlage 6: Rijksuitgaven Caribisch Nederland

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (Kamerstukken II 2011/12, 33 000 IV, nr. 28) wordt jaarlijks een overzicht van alle rijksuitgaven aan Caribisch Nederland (met uitzondering van de vrije uitkering ofwel het BES-fonds) toegevoegd aan de begroting van Koninkrijksrelaties (IV). Aangezien het jaarverslag een afspiegeling is van de begroting, wordt een soortgelijk overzicht ook in het jaarverslag van Koninkrijksrelaties (IV) opgenomen.

Naar aanleiding van de voorlichting van de Afdeling Advisering van de Raad van State en het Interdepartementale Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties (IBO) volgt het kabinet de aanbeveling op om het overzicht Rijksuitgaven aan Caribisch Nederland aanzienlijk uit te breiden (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 IV, nr. 11). Doel hiervan is om de rol van het Ministerie van BZK te verstevigen en een meer integrale afweging van de rijksuitgaven aan Caribisch Nederland te bevorderen.

In het jaarverslag Koninkrijksrelaties (IV) is het totale overzicht van de rijksuitgaven Caribisch Nederland te vinden. Hieronder is de uitsplitsing van de rijksuitgaven aan Caribisch Nederland voor het departementale jaarverslag Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) weergegeven. In het overzicht en de bijbehorende toelichtingen wordt aangegeven of het uitgaven zijn ten behoeve van eilandelijke taken (E) of rijkstaken (R), of er sprake is van incidentele (I) of structurele (S) bekostiging en wordt een toelichting gegeven op de wijze van financiering welke gekoppeld is aan de beoogde beleidsdoelen.

2020 2021 2022 2023 2024
Totaal uitgaven 80.863 68.484 79.195 94.670 130.962
Artikel 1 Arbeidsmarkt
Subsidies R I 28.735 15.580 25 0 0
Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
Inkomensoverdrachten R S 4.015 4.347 12.424 7.370 9.815
Bijdrage aan medeoverheden E I 0 0 0 0 2.636
Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid
Inkomensoverdrachten R S 690 668 1.083 1.099 1.360
Artikel 5 Werkloosheid
Inkomensoverdrachten R S 36 294 46 1 0
Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen
Inkomensoverdrachten R S 2.963 4.958 8.129 8.677 9.415
Artikel 7 Kinderopvang
Subsidies E S 0 5.221 7.535 10.992 15.206
Opdrachten E S 953 73 270 753 196
Bijdrage aan medeoverheden E S 7.580 2.636 6.897 6.398 11.639
Artikel 8 Oudedagsvoorziening
Inkomensoverdrachten R S 22.999 22.009 28.148 39.908 54.940
Artikel 9 Nabestaanden
Inkomensoverdrachten R S 1.172 1.209 1.600 2.078 2.829
Artikel 10 Tegemoetkoming ouders
Inkomensoverdrachten R S 4.486 4.433 5.597 8.350 14.670
Artikel 11 Uitvoering
Bekostiging R S 0 0 7.441 9.044 8.256
Artikel 98 Algemeen
Bekostiging R S 7.234 7.056 0 0 0

Toelichting

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Onderstand.

De rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.

Bijdrage aan medeoverheden

Dit betreft een eilandelijke taak: incidentele subsidie voor het uitvoeren van een publieke taak.

Voor bijzondere uitkeringen geldt, in tegenstelling tot de vrije uitkering, dat zij voor een bepaald doel worden gegeven. Indien het geld niet wordt besteed aan het voorgeschreven doel of als een doelstelling niet wordt gerealiseerd dan kan het Rijk het geld terugvorderen.

Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Ongevallenverzekering.

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Artikel 5 Werkloosheid

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling, eenmalige uitkering op basis van de Cessantiawet BES.

Werknemers in Caribisch Nederland die werkzaam zijn in de private sector ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt SZW deze verplichting over.

Artikel 6 Ziekte en verlofregelingen

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: inkomensregeling Ziekteverzekering.

Werknemers in de private sector van Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het laatstverdiende loon van de werknemer.

Artikel 7 Kinderopvang

Subsidies (regelingen)

Dit betreft een eilandelijke taak: structurele subsidie voor het bevorderen van de kwaliteit kinderopvang.

Daarnaast is er de Tijdelijke subsidieregeling kinderopvang Caribisch Nederland die vanuit het Rijk aan kinderopvangorganisaties in Caribisch Nederland ter beschikking worden gesteld om financiële toegankelijkheid van de kinderopvang en buitenschoolse opvang te verbeteren en tegelijkertijd de kwaliteit van de opvang te verbeteren. Deze regeling eindigt nadat de nieuwe wet Kinderopvang Caribisch Nederland gefaseerd in werking is getreden.

Opdrachten

Dit betreft een eilandelijke taak: structurele opdrachten ten behoeve van kinderopvang.

Het gaat onder andere om middelen voor onderzoek, centrale uitvoeringskosten en het programmabureau BES(t)4 Kids.

Bijdragen aan medeoverheden

Dit betreft een eilandelijke taak: kinderopvang.

Dit betreft middelen voor de bijzondere uitkering aan de eilanden voor de versterking van kinderopvang en voor- en naschoolse opvang in Caribisch Nederland in het kader van het programma BES(t) 4 kids.

Artikel 8 Oudedagsvoorziening

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: Inkomensregeling algemene oudedagsvoorziening.

Personen die in Caribisch Nederland verzekerde jaren hebben opgebouwd voor de AOV en die de AOV-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een aan de verzekerde jaren gerelateerd ouderdomspensioen op grond van de AOV. Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Artikel 9 Nabestaanden

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: Inkomensregeling algemene weduwen en wezenverzekering.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De hoogte van de uitkering is leeftijdgerelateerd.

Artikel 10 Tegemoetkoming ouders

Inkomensoverdrachten

Dit betreft een structurele rijkstaak: algemene kinderbijslagvoorziening.

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders of verzorgers die op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn.

Artikel 11 Uitvoering

Bekostiging

Dit betreft een structurele rijkstaak: kosten voor de unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

De RCN-unit SZW is een bij de Rijksdienst Caribisch Nederland gepositioneerd onderdeel van het departement dat namens de minister is belast met uitkeringsverstrekking, vergunningverlening en arbeidsinspectie in Caribisch Nederland. Tot de begroting 2022 zijn deze uitgaven opgenomen op artikel 98 Algemeen.

Bijlage 7: NGF-bijlage

Deze bijlage bevat financiële informatie en op hoofdlijnen een toelichting van de stand van zaken van de NGF-projecten die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen. Voor de inhoudelijke rapportage over de voortgang van alle NGF-projecten voor het jaar 2024 wordt verwezen naar de voortgangsrapportage zoals opgesteld door de beoordelingsadviescommissie van het NGF.

Totaal uitgaven NGF-projecten 46.620 2.121 3.903 4.661 35.935
Subtotaal uitgaven project Vaardig met Vaardigheden 16.620 2.121 3.903 3.745 6.851
Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
Opdrachten 601 471 878
Artikel 11 Uitvoering
Bijdrage ZBO's &RWT's 1.520 3.220 3.082
Artikel 96 Apparaat Kerndepartement
Personele uitgaven 0 212 0
Subtotaal ontvangsten project Vaardig met Vaardigheden 0 0 215
Ontvangsten
Subtotaal uitgaven project Meer uren werkt 30.000 0 0 916 29.084
Artikel 1 Arbeidsmarkt
Subsidies 0 0 531 26.769
Opdrachten 0 0 0 425
Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
Opdrachten 0 0 35 0
Artikel 96 Apparaat Kerndepartement
Personele uitgaven 0 0 322 1.642
Externe inhuur 0 0 28 248

Vaardig met vaardigheden

In het Programma Vaardig met Vaardigheden ontwikkelen UWV, SBB, CBS en TNO samen de skillstaal CompetentNL. Het Ministerie van SZW en het Ministerie van OCW zijn samen opdrachtgever van het programma. Het programma loopt tot en met 31 december 2025. Voor Vaardig met Vaardigheden is een budget van € 25 miljoen beschikbaar uit het NGF. Hiervan is € 16,62 miljoen toegekend aan SZW.

In 2024 heeft UWV een bijdrage ontvangen van in totaal € 3,082 miljoen voor de activiteiten in dit programma. Hiervan is € 1,45 miljoen bestemd voor de ontwikkeling van de skillstaal en € 1,632 miljoen voor de hosting van de skillstaal. Voor de activiteiten van CBS is een opdracht verstrekt voor de gehele duur van het project tot en met 2025 ter hoogte van € 1,7 miljoen. Hiervan is tot nu toe € 1,14 miljoen besteed. Daarnaast is voor € 0,1 miljoen besteed aan opdrachten voor de ontwikkeling van communicatiemiddelen en kwaliteitsborging. Er is in 2024 geen NGF-budget gebruikt voor de inhuur van extern personeel.

In 2023 is fase 1 ‘Marktverkenning’ afgerond en is fase 2 ‘Pilotfase’ gestart. Uit de reacties van stakeholders blijkt dat de ontwikkeling van CompetentNL op veel draagvlak van potentiële gebruikers kan rekenen. De input van stakeholders wordt iteratief verwerkt in CompetentNL. De opdracht voor Ontwikkeling van de hosting van CompetentNL is eind 2023 verstrekt aan UWV.

Meer uren werkt!

Het Nationaal Groeifonds investeert maximaal € 75 miljoen in het project Meer Uren Werkt!. Dit bedrag bestaat uit een toekenning van € 30 miljoen en een voorwaardelijke toekenning van € 45 miljoen. In 2024 is er € 0,6 miljoen aan NGF-middelen uitgegeven voor dit project, hoofdzakelijk aan een subsidie voor groeifondspartner Universiteit Utrecht.

Bijlage 8: Budgettair overzicht Oekraïne

7 Kinderopvang Kinderopvangtoeslag voor Oekraïnse ontheemden 5.700 5.700 Link naar Kamerstuk
10 Tegemoetkoming ouders Kinderbijslag voor Oekraïnse ontheemden 24.908 24.908 Link naar Kamerstuk
10 Tegemoetkoming ouders Kindgebonden budget voor Oekraïnse ontheemden 45.500 45.500 Link naar Kamerstuk

KOT

De doelgroep van ouders die aanspraak kunnen maken op de kinderopvangtoeslag (KOT) is verbreed, zodat ook een ouder met een partner buiten de EU aanspraak kan maken op de KOT voor de opvang in Nederland, mits voldaan wordt aan de overige voorwaarden. Door deze maatregel maken Oekraïense ontheemden die gevlucht zijn met hun kinderen, maar waarvan de partner nog (noodgedwongen) in Oekraïne verblijft, aanspraak op KOT indien zij in Nederland gaan werken.

AKW

Oekraïense ontheemden maken, indien zij werken, aanspraak op kinderbijslag.

WKB

Oekraïense ontheemden maken, indien zij werken, aanspraak op kindgebonden budget.

Bijlage 9: Lijst van afkortingen

AC Audit Committee
ACOI Adviescommissie Openbaarheid en Informatiehuishouding
AcICT Adviescollege ICT-toetsing
ADR Auditdienst Rijk
AFM Autoriteit Financiële Markten
AG-uitkering Arbeidsongeschiktheidsuitkering
AIO Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen
AKW Algemene Kinderbijslagwet
Anw Algemene Nabestaandenwet / Nabestaandenfonds
AO Arbeidsongeschiktheid, of Algemeen Overleg
Aof Arbeidsongeschiktheidsfonds
AOV Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland, of Arbeidsongeschiktheidsverzekering
AOW Algemene Ouderdomswet / Ouderdomsfonds
Arbo Arbeidsomstandigheden
ATW Arbeidstijdenwet
AVG Algemene Verordening Gegevensbescherming
AVS Alliantie Vrijwillige Schuldhulp
avv Algemeen verbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten
Awf Algemeen Werkloosheidsfonds
Awir Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
AWW Algemene Weduwen- en Wezenverzekering Caribisch Nederland
azc Asielzoekerscentrum
Baz Wet basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen
bbp Bruto binnenlands product
Bbz Besluit bijstandverlening zelfstandigen
BCM Bedrijfscontinuïteitsmanagement
BD Beleidsdoorlichting
BES Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (samen Caribisch Nederland)
BIO Baseline Informatiebeveiliging Overheid
BKWI Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen
BMIP Brabants Migratie Informatiepunt
BMS Brede Maatschappelijke Samenwerking burn-outklachten
BNC Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen
BNPL Buy Now Pay Later
BRP Basisregistratie Personen
bso Buitenschoolse opvang
BZ (Ministerie van) Buitenlandse Zaken
BZK (Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
cao Collectieve arbeidsovereenkomst
CASS Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek
CD Commissiedebat
CEP Centraal Economisch Plan
CJIB Centraal Justitieel Incassobureau
CN Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius, Saba)
COA Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
CPB Centraal Planbureau
CSE Chronic solvent-induced encephalopathy, een aandoening van het centrale zenuwstelsel als gevolg van de langdurige blootstelling aan oplosmiddelen
Ctgb College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
C.V. Commanditaire Vennootschap
DG Directoraat-generaal
DI Duurzame inzetbaarheid
DMS Document Management Systeem
DNB De Nederlandsche Bank
DUO Dienst Uitvoering Onderwijs
EFMB Europees Fonds voor Meest Behoeftigen
EGF Europees Globalisatiefonds
EK Eerste Kamer
ELA European Labour Authority
EMU Economische en Monetaire Unie
EPSCO Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
ESB-regeling Subsidieregeling scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en Ernstige Scholingsbelemmeringen
ESF Europees Sociaal Fonds
ETK-regeling Extra Territoriale Kosten regeling
EU Europese Unie
EUSF Europese Unie Solidariteitsfonds
EVC Erkenning van eerder verworven competenties
EZ (Ministerie van) Economische Zaken
FDC Financieel Dienstencentrum
FIN (Ministerie van) Financiën
fte Fulltime equivalent
G&VW Gezond en Veilig Werken
GAS Geldzorgen, armoede en schulden
GGD Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
GHOR Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de Regio
GIP Geschilleninstantie Pensioenfondsen
GITC General IT Controls
Havo Hoger algemeen voortgezet onderwijs
HVP Herstel- en Veerkrachtplan
I&W (Ministerie van) Infrastructuur en Waterstaat
IB Inlichtingenbureau
IB&P Informatiebeveiliging en privacy
IBO Interdepartementaal Beleidsonderzoek
IBPV Instelling voor bedrijfspensioenvoorziening
IHH Informatiehuishouding
IKB Individueel keuzebudget
ILO International Labour Organisation
IOAOW Inkomensondersteuning AOW-gerechtigden
IOAW Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte werkloze Werknemers
IOAZ Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen
IORP Europese Pensioenfondsrichtlijn
IOW Inkomensvoorziening Oudere Werklozen
IPS Individuele Plaatsing en Steun
IVA Inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten
JenV (Ministerie van) Justitie en Veiligheid
KBV Kinderbijslagvoorziening
Kifid Klachteninstituut financiële dienstverlening
KO Kinderopvang
KOT Kinderopvangtoeslag
KPI Key performance indicator
KWIV Kwaliteitsraamwerk Informatievoorziening
LCR Landelijke Cliëntenraad
LIV Lage-inkomensvoordeel
LKS Loonkostensubsidie
LKV Loonkostenvoordeel
LLO Leven Lang Ontwikkelen
LVVN (Ministerie van) Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
LRK Landelijk Register Kinderopvang
M&O Misbruik en Oneigenlijk Gebruik
mbo Middelbaar Beroepsonderwijs
MCKW Mobiliteit Centrum Kolenketen Westhaven
MDIEU Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden
MEV Macro-economische Verkenning
mkb Midden- en kleinbedrijf
Mln Miljoen
NAP Nationaal actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld
NCDR Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme
NGF Nationaal Groeifonds
Nibud Nationaal instituut voor budgetvoorlichting
NL Nederland
NLA Nederlandse Arbeidsinspectie
NOW Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid
NPLV Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
NSOB Nederlandse School voor Openbaar Bestuur
NVVK Vereniging voor schuldhulpverlening
OBR Overbruggingsregeling AOW
OCTAS Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel
OCW (Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OLAF Europees Bureau voor fraudebestrijding
OPS Organo Psycho Syndroom
OV Ongevallenverzekering Caribisch Nederland
P&C-cyclus Planning- en controlcyclus
P&I Participatie en Integratie
PEFD Parlementaire Enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening
Pgb Persoonsgebonden budget
PGV Vereniging van Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland
PIP Plan Inburgering en Participatie
POC-KOT, of POK Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag
PMM Professionals voor Maatwerk Multiproblematiek
PR Periodieke rapportage
PRO Praktijkonderwijs
PWRI Pensioenfonds Werk en (Re-)Integratie
RCN Rijksdienst Caribisch Nederland (unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid)
REACH CLP Registration, Evaluation, Authorisation en restriction of Chemicals and Classification, Labelling en Packaging
REACT-EU Recovery Assistance for Cohesion and the Territories of Europe
RHB Rijkshoofdboekhouding
RI&E Risico-inventarisatie en -evaluatie
RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RMT Regionaal mobiliteitsteam
RNI Registratie niet-ingezetenen
RSO Rijksschoonmaakorganisatie
RVO Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
RVU Regelingen voor vervroegde uittreding
RvW Regeling van Werkzaamheden
RWT Rechtspersoon met een Wettelijke Taak
S&I Directie Samenleving en Integratie
SBB Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
SBCM Stichting Beheer Collectieve Middelen
SCP Sociaal en Cultureel Planbureau
SEA Strategische Evaluatie Agenda
SER Sociaal-economische Raad
SLIM Stimuleringsregeling leren en ontwikkelen in mkb-ondernemingen
SMC Sociaal Medisch Centrum
SMI Sociaal-medische indicatie
SPUK Specifieke Uitkering
SSO Shared Service Organisatie
STAP Stimulans arbeidsmarktpositie
Stb. Staatsblad
Stcrt. Staatscourant
SUWI Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen
SVB Sociale Verzekeringsbank
SW Sociale werkvoorziening
SZ Sociale Zekerheid
SZW (Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid
T&I Taal- en interactievaardigheden
TAS Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers
TK Tweede Kamer
TNO Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek
TOFA Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten
Tozo Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandig ondernemers
TSB Tegemoetkomingsregeling Stoffengerelateerde Beroepsziekten
TVL Tegemoetkoming Vaste Lasten
TW Toeslagenwet
Twv Tewerkstellingsvergunning
UBR Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk
Ufo Uitvoeringsfonds voor de overheid
UN United Nations
USD Amerikaanse dollar
UVB Directie-onderdeel Uitvoering Van Beleid
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
Vbar Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden
VE Voorschoolse educatie
VGR Voortgangsrapportage
VIA Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt, of (werkagenda) Voor een Inclusieve Arbeidsmarkt
VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten
VRO (Ministerie van) Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
VSO Voortgezet speciaal onderwijs
vut Vervroegde uittreding
Vwo Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
VWS (Ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Waadi Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs
Wab Wet arbeidsmarkt in balans
WagwEU Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie
Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAS Wet aanpak schijnconstructies
WaU Werk aan Uitvoering
Wav Wet arbeid vreemdelingen
WAZ Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen
WAZO Wet Arbeid en Zorg
WBO Wet Betaald ouderschapsverlof
WEU Wet eenmalige gegevensuitvraag
Wft Wet op het financieel toezicht
WGA Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten
WGO Wetgevingsoverleg
Whk Werkhervattingskas
Wi Wet inburgering
WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
WKB Wet op het Kindgebonden Budget
Wki Wet kwaliteit incassodienstverlening
Wko Wet kinderopvang
Wlz Wet langdurige zorg
Wml Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag / Wettelijk minimumloon
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
WNT Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector
Wob Wet openbaarheid van bestuur
Woo Wet open overheid
WOPT Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens
WOR Wet op de Ondernemingsraden
Wpc Wetsvoorstel personeelsbehoud bij crisis
Wsnp Wet schuldsanering natuurlijke personen
Wsw Wet sociale werkvoorziening
Wtl Wet tegemoetkomingen loondomein
Wtp Wet Toekomst Pensioenen
Wtta Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten
WW Werkloosheidswet
ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan
ZEZ Regeling Zelfstandig En Zwanger
ZonMw Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie
ZV Ziekteverzekering Caribisch Nederland
ZW Ziektewet
zzp Zelfstandige zonder personeel

  1. __https://www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/2023/arbovisie-2040-deel-1.pdf↩︎

  2. __Kwartaalrapportages Kinderopvang, vindbaar via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2023/10/25/kwartaalrapportages-kinderopvang-vanaf-2020↩︎

  3. __Ontwikkelpaden Kinderopvang | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  4. __Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar met betaald werk voor ten minste een uur per week.↩︎

  5. __Het aandeel van de bevolking van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.↩︎

  6. __Het kabinet stelde voor om de MKB-winstvrijstelling te verlagen naar 12,7%. Per amendement van de Tweede Kamer werd deze voor 2024 bijgesteld naar 13,31% (Kamerstukken II 2023/24, 36 418, nr. 43).↩︎

  7. __Griffioen, 2025, CPB, https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-Publicatie-het-ramen-van-de-nieuwe-armoededefinite.pdf↩︎

  8. __CBS, Nibud, SCP, 2024, https://www.scp.nl/publicaties/publicaties/2024/10/17/de-nieuwe-methode-om-armoede-in-nederland-te-meten↩︎

  9. __Regulation (EU) 2024/795 (artikel 14 lid 4) of the European Parliament and of the Council of 29 February 2024 establishing the Strategic Technologies for Europe Platform (STEP).↩︎