Verslag van een schriftelijk overleg over Geannoteerde Agenda informele Milieuraad 28-29 april (Kamerstuk 21501-08-992)
Milieuraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D20370, datum: 2025-05-08, bijgewerkt: 2025-05-14 13:35, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (VVD)
- Mede ondertekenaar: A.B. Coco Martin, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-995 Milieuraad.
Onderdeel van zaak 2025Z08867:
- Indiener: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- Volgcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-05-13 16:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-05-21 12:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
21 501-08 Milieuraad
Nr. 995 Verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld 8 mei 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 22 april 2025 over Geannoteerde Agenda informele Milieuraad 28-29 april (Kamerstuk 21 501-08, nr. 992).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 april 2025 aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 8 mei 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie,
Coco Martin
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reacties van de bewindspersoon
Algemeen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Informele Milieuraad op 28 en 29 april 2025. Wel willen deze leden erop wijzen dat het de zoveelste keer is dat de geannoteerde agenda voor een milieuraad op het laatste moment naar de Kamer wordt gestuurd. Wat was de oorzaak van de vertraging? De deadline voor dit schriftelijke overleg moest er zelfs viermaal door worden verschoven. Deze leden vragen de staatssecretaris dan ook met klem om de stukken in het vervolg echt eerder naar de Kamer te sturen. Deze leden moeten voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden, de antwoorden te bestuderen en vervolgens te beoordelen of zij een tweeminutendebat naar aanleiding van die beantwoording noodzakelijk achten. Met deze werkwijze kunnen zij hun controlerende taak niet goed vervullen.
Antwoord
Het kabinet erkent het belang van het tijdig sturen van stukken naar de Kamer en betreurt dat het toesturen van de geannoteerde agenda vertraging heeft opgelopen. Er was een aantal politieke discussiepunten over de inhoud van de geannoteerde agenda. Het kabinet zal zich inzetten om in de toekomst te voorkomen dat stukken te laat naar de Kamer worden verstuurd en daarbij rekening houden met het op 24 april door de Kamer gedane verzoek1.
Tot slot roepen de leden van de D66-fractie de staatssecretaris nadrukkelijk op om persoonlijk deel te nemen aan de informele Milieuraad of een andere vertegenwoordiger van de regering af te vaardigen, in plaats van een ambtelijke vertegenwoordiging. De ernst en urgentie van klimaatverandering vereisen politiek eigenaarschap en actieve betrokkenheid. Deze leden kijken uit naar de antwoorden en zo mogelijk de inzet van de staatssecretaris tijdens de informele Milieuraad.
Antwoord
Het kabinet hecht waarde aan regeringsvertegenwoordiging bij de (informele) Raden en onderstreept het belang van actieve betrokkenheid op de verschillende dossiers. Helaas kwam dit voor deze informele bijeenkomst van milieuministers planning-technisch niet goed uit waardoor hoog ambtelijke vertegenwoordiging bij de bijeenkomst aanwezig zal zijn.
Haalbaar, betaalbaar en realistisch
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agenda, maar vragen zich tegelijkertijd ook af of de regering rekening houdt met de principes haalbaar, betaalbaar en realistisch.
Antwoord
Ja, daar houdt het kabinet rekening mee.
Nationale koppen
De leden van de PVV-fractie willen weten of de staatssecretaris ook goed in acht neemt dat er geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid komen, en of hij kijkt naar welke andere bestaande nationale koppen kunnen worden geschrapt in lijn met het hoofdlijnenakkoord.
Antwoord
Dat er geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid komen, is gewaarborgd in de Aanwijzingen voor de regelgeving.2 Aanwijzing 9.4 bepaalt dat bij implementatie van Europees beleid geen nationaal beleid (en dus ook geen nationale koppen) mag worden meegenomen als dat niet noodzakelijk is voor de implementatie. Wat wél kan, is nationaal beleid (inclusief nationale kop) opnemen in een apart wetgevingstraject, los van de implementatie van Europese richtlijnen. Er kunnen allerlei redenen zijn om nationaal regels te stellen, bijvoorbeeld ter uitvoering van het Hoofdlijnenakkoord. Daar zal de Kamer transparant over worden geïnformeerd. In 2006, 2007, 2012 en 2023 is onderzoek gedaan naar nationale koppen. Uit die onderzoeken is gebleken dat er in Nederland niet veel nationale koppen zijn. De nationale koppen die uit de onderzoeken kwamen, bleken over het algemeen weloverwogen politieke besluiten. De Minister van Economische Zaken doet in 2025 opnieuw onderzoek naar nationale koppen en het kabinet zal hier te zijner tijd naar kijken.
Voedselafval en keten
De leden van de PVV-fractie vragen naar aanleiding van de plannen om voedselafval te voorkomen of er een voedselpolitie wordt opgetuigd. Met andere woorden: laat dit over aan de lidstaten zelf en laat Brussel erbuiten.
Antwoord
In het BNC-fiche over het voorstel tot de herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen, die hoofdzakelijk voedselverspilling en textiel betreft, is een zorgvuldige afweging gemaakt over de proportionaliteit en subsidiariteit. Beide zijn positief beoordeeld.3 Het kabinet vindt het van belang om voedselverspilling tegen te gaan. De maatregelen vanuit Europa over het tegengaan van voedselverspilling zijn vooral gericht op verplichte monitoring door lidstaten. Deze verplichting geldt niet voor de bedrijven. Dit betekent dat het aan het kabinet is hoe hier invulling aan gegeven wordt. Deze monitoring is door de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur belegd bij de Wageningen University & Research (WUR). Een groot deel van het Nederlandse bedrijfsleven werkt vrijwillig mee aan de monitoring en is aangesloten bij de Stichting Samen Tegen Voedselverspilling.
De leden van de PVV-fractie vragen of het efficiënt is om in Nederland de voedselketen af te breken (lees: het verminderen van boerenbedrijven). Het argument dat wordt opgevoerd om dit te bewerkstelligen is dat Nederland niet voor de halve wereld hoeft te produceren. Ondertussen laten wij allerlei producten van de andere kant van de wereld hier naartoe vervoeren om vervolgens deze te consumeren, zoals producten voor de avocadogeneratie.
Antwoord
De agrarische sector in Nederland, en voedsel dat door de Nederlandse agrarische sector wordt geproduceerd, is van grote waarde. Het kabinet vindt het van belang om kritisch te blijven kijken naar ons voedselsysteem en onze eigen productie versus import. Het zal ook in de toekomst noodzakelijk blijven om voedsel te importeren en exporteren. Sommige producten zijn geschikt en efficiënt om in Nederland te produceren en sommige producten kunnen beter elders worden geproduceerd, dat is afhankelijk van bijvoorbeeld het klimaat en de bodem. Nederlands geproduceerd voedsel is van grote waarde en daarom is er ook wereldwijd vraag naar.
Circulaire voertuigen
De leden van de PVV-fractie vragen of het lopende voorstel Verordening circulaire voertuigen nog steeds in juni voor akkoord in de Raad wordt voorzien. In de Milieuraad van 17 december 2024 kwam tijdens het beleidsdebat naar voren dat er nog een aantal heikele punten waren. Deze heikele punten zaten op het vlak van verbreding van de reikwijdte (zeer ambitieus), doelstellingen en de lijst met de te demonteren onderdelen. Zijn deze heikele punten in de tussenliggende tijd weggenomen? In de vier genoemde heikele punten lezen deze leden dat Nederland tot de landen behoorde die deze heikele punten geen probleem vond. Is deze houding nog steeds zo?
Antwoord
Op de Milieuraad van 17 juni 2025 wordt een algemene oriëntatie voorzien op het voorstel voor de Verordening Circulaire Voertuigen. Als zo’n akkoord wordt bereikt, kunnen daarna de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement (EP) beginnen. Niet over alle punten die besproken zijn tijdens de Milieuraad in 17 december 2024 is consensus bereikt, zoals de verbreding van de reikwijdte en de hoogte van de doelstelling voor een verplicht aandeel plasticrecyclaat (Kamerstuk 21 501-08, nr. 973).
Nederland is positief over de uitbreiding van de reikwijdte naar twee- en driewielige bromfietsen, omdat het aandeel van deze voertuigen groot is. Daardoor is veel winst te behalen als deze voertuigen worden meegenomen in de wetgeving, onder andere door afvalbeheer en het in de keten behouden van meer onderdelen en materialen. Verder is Nederland nog altijd voorstander van een doel van 25% plasticrecyclaat in voertuigen, mede omdat uit het impact assessment van de Europese Commissie en uit overleg met de recyclingsector blijkt dat dit realistisch en haalbaar is. Ook steunt Nederland de opname van een lijst van te demonteren onderdelen omdat dit zowel hergebruik als de kwaliteit van recycling sterk bevordert.
De verwachting is dat met name het aandeel plasticrecyclaat in de bespreking tijdens de Milieuraad weer aan de orde komt en dat een compromis gesloten zal worden dat rekening houdt met de verschillende posities van de lidstaten. Uiteraard zal de Kamer tijdig over de voortgang weer geïnformeerd worden via de geannoteerde agenda van de Milieuraad in juni.
De leden van de PVV-fractie vragen of het kabinetsstandpunt genoemd in de verzamelbrief circulaire economie van 14 april 2025 (Kamerstuk 32 852, nr. 357) hiermee rekening heeft gehouden, gezien de reacties van de aangewezen rapporteurs namens het Europees Parlement dat zij zich scharen achter de heikele punten en wezen op de concurrentieproblemen met China en het aandeel recyclaat (verplicht toe te passen hoeveelheid gerecycled plastic).
Antwoord
De voorziene doelstelling voor een verplicht aandeel plasticrecyclaat zou een Europese wettelijke verplichting zijn die geldt voor alle betreffende voertuigen op de Europese markt. Daardoor moeten alle autofabrikanten die voertuigen op de Europese markt plaatsen voldoen aan deze verplichting en beïnvloedt dit de concurrentiepositie van Europese autofabrikanten niet. Een verplicht aandeel plasticrecyclaat zal Europese recyclers helpen om beter te concurreren met goedkoop plastic uit China, zowel fossiel als recyclaat.
Bij het innemen van het kabinetsstandpunt is rekening gehouden met verschillende belangen en is het kabinet zich bewust van de ontwikkelingen in het EP. De onderhandelingen met het EP beginnen na vaststelling van een algemene oriëntatie in de Raad. Het kabinet is ervan overtuigd dat een verplicht aandeel plasticrecyclaat van 25% nodig is om de concurrentieproblemen die onze recyclers ervaren, met name met China, te verminderen en zal dit blijven inbrengen tijdens de onderhandelingen.
Desinformatie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij dat er gesproken zal worden over desinformatie op het gebied van milieu en klimaat. Betrouwbare wetenschap vormt de basis voor goed milieu- en klimaatbeleid. Desinformatie daarentegen ondermijnt de democratie en het klimaatbeleid. Daarom zijn deze leden van mening dat er in Europa moet worden gepleit voor een strategie voor het tegengaan van desinformatie over klimaatverandering. Hiertoe heeft het lid Kröger ook een motie ingediend. Hoe kijkt de staatssecretaris hiernaar? Hoe geeft Nederland nu al zelf invulling aan het tegengaan van desinformatie over klimaatverandering? Welke acties onderneemt de staatssecretaris hierop?
Antwoord
Het kabinet vindt het van belang dat de wetenschappelijke inzichten, waarbij ruimte is voor alle invalshoeken, en de feitelijke stand van zaken rond klimaatverandering het fundament is om klimaat- en milieubeleid vorm te geven. Het kabinet deelt de zorg dat desinformatie een bedreiging kan vormen voor de democratie en het klimaatbeleid. De impact van desinformatie stopt niet bij de grens. Samen optrekken met andere Europese landen is dan ook van groot belang. Het is daarom een goede zaak dat Polen dit onderwerp heeft geagendeerd op de informele bijeenkomst van milieuministers. Het kabinet zal hier conform de motie Kröger4 pleiten voor het belang van Europese samenwerking bij het veiligstellen van klimaatwetenschap en -data.
Het is belangrijk dat wat Nederland in Europa bepleit, aansluit op de lopende EU inzet in het kader van het Actieplan Desinformatie van de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (European External Action Service, EEAS) (2018)5 en de Commissiemededeling over het beheren van klimaatrisico’s ter bescherming van de bevolking en de welvaart (2024).6 Hierin wordt desinformatie op het gebied van klimaat genoemd als risico voor effectieve besluitvorming en worden acties aangekondigd om te monitoren en analyseren welke invloed desinformatie heeft op het publieke debat, opinie, en gedrag.
Ook nationaal worden stappen gezet voor het tegengaan van des- en misinformatie, waaronder via de Rijksbrede strategie.7 Elk ministerie is vervolgens verantwoordelijk voor het bestrijden van desinformatie op hun eigen terrein. Zo weerlegt het Ministerie van Klimaat en Groene Groei in de publiekscampagne ‘Zet ook de knop om’ o.a. ook misvattingen over klimaat, die op sociale media of andere kanalen worden verspreid.
De leden van de BBB-fractie zien de bestrijding van desinformatie als een belangrijk thema. Tegelijkertijd mag deze inzet nooit ten koste gaan van open debat, wetenschappelijke diversiteit of de vrijheid van meningsuiting. Vanuit die optiek stellen deze leden de staatssecretaris de volgende vragen. Hoe waarborgt de staatssecretaris in Europese overleggen dat het onderscheid tussen desinformatie en legitieme kritiek of alternatieve wetenschappelijke inzichten helder blijft? Zal de staatssecretaris zich inzetten voor het behoud van ruimte voor maatschappelijk en wetenschappelijk debat, ook wanneer dat indruist tegen gangbare beleidslijnen? Hoe voorkomt de staatssecretaris dat samenwerking met de private sector in het bestrijden van desinformatie leidt tot eenzijdige beïnvloeding of (onbedoelde) censuur van kritische geluiden, bijvoorbeeld van boeren, wetenschappers of niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die niet in de mainstream opereren? Is de staatssecretaris bereid in te brengen dat transparantie over de herkomst van data, gebruikte modellen en aannames cruciaal is voor het vertrouwen in klimaatbeleid? In hoeverre worden ook sectoren zoals landbouw betrokken bij de Europese discussie over desinformatie, juist omdat zij regelmatig het onderwerp zijn van publieke beeldvorming en (onjuiste) aannames?
Antwoord
Het kabinet erkent het belang van een open en eerlijk debat waarin ruimte is voor elke meningsuiting. Daarom staan de waarden en grondrechten van onze rechtsstaat, zoals de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, altijd voorop bij maatregelen die het Kabinet neemt tegen desinformatie.8 Ook is het van belang dat de wetenschappelijke inzichten, waarbij ruimte is voor alle invalshoeken, en de feitelijke stand van zaken de basis vormen voor klimaat- en milieubeleid. Het kabinet zal zich hier ook voor inzetten in Europese overleggen en in samenwerking met alle sectoren en partijen. Tijdens de informele bijeenkomst van milieuministers zal het kabinet het belang benadrukken van het verzamelen van onderbouwde inzichten en data op het gebied van milieu en klimaat. Juist Europese monitoringsraamwerken zoals het Achtste Milieu Actieprogramma (8MAP) zorgen voor transparante, toegankelijke en uniforme informatie over klimaat- en milieubeleid.
Transparantie is van belang in het maatschappelijk debat. Zoals ook gesteld in de beantwoording van eerdere Kamervragen9, is het van belang dat burgers in staat zijn de activiteiten en de mogelijke invloed van belangenvertegenwoordigers te volgen. Transparantie en verantwoording over deze contacten zijn essentieel om het vertrouwen van burgers in de Unie te behouden. Om deze reden hebben het Europees Parlement en de Commissie in 2011 het EU-transparantieregister ingesteld door middel van een interinstitutioneel akkoord. De Raad is in 2021 toegetreden tot dit akkoord. Het kabinet is hier voorstander van. Het akkoord biedt een kader voor een transparante en ethische interactie tussen de EU-instellingen en belangenvertegenwoordigers. De EU-instellingen hebben zich gecommitteerd alleen bepaalde interacties met belangenvertegenwoordigers aan te gaan wanneer deze zijn ingeschreven in het register.
PFAS
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tevens vragen over de beslissing die lidstaten in mei zullen nemen over de verlenging van de goedkeuring van de stof flutolanil. Dit middel is een pesticide met de Poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS)-stof Trifluorazijnzuur (TFA) erin. Het spuiten van PFAS over weilanden moet volgens deze leden zo spoedig mogelijk aan banden worden gelegd. Deze leden kunnen zich daarom goed vinden in het voorstel van de Europese Commissie (EC) om deze stof niet te verlengen. Aangezien Nederland zich in Europa inzet voor de PFAS-restrictie, nemen deze leden aan dat Nederland daarom ook tegen de verlenging van dit middel zal stemmen. Kan de staatssecretaris dat bevestigen?
Antwoord
De Europese Commissie zal naar verwachting binnenkort een voorstel doen aan de lidstaten over het al dan niet verlengen van de goedkeuring van flutolanil. De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zal, zoals gebruikelijk, zich eerst laten adviseren door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) alvorens een standpunt in te nemen. De Kamer zal vervolgens hierover worden geïnformeerd.
Kaderrichtlijn Water
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd naar de status en voortgang rond de ingebrekestelling van Nederland op de Kaderrichtlijn Water. De commissie voor Infrastructuur en Waterstaat is eerder vertrouwelijk geïnformeerd, maar gezien de duur van het proces en het belang voor Nederland is een enkele briefing onvoldoende. In de commissie Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is afgesproken dat de minister de commissie regelmatig informeert over de voortgang rond ingebrekestellingen op het gebied van landbouw en natuur. Deze leden verzoeken de minister om de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, voor zover juridisch mogelijk, te informeren over de voortgang met betrekking tot de ingebrekestelling en daarnaast de voortgang rond het aanpakken van de door Europa geconstateerde gebreken.
Antwoord
Volgens de Commissie is het periodiek actualiseren van beheersmaatregelen voor lozings- en onttrekkingsactiviteiten onvoldoende in de Nederlandse wetgeving geregeld. Nederland heeft hierover een inbreukprocedure (nr. INFR(2024)216110) lopen. Sinds de reactie aan de Commissie en de vertrouwelijke technische briefing hierover van november 2024 heeft het kabinet geen formele reactie van de Europese Commissie ontvangen. Zodra dat het geval is, zal de Kamer worden geïnformeerd. Wel is bekend dat inmiddels Oostenrijk, Slovenië, België, Finland, Cyprus en Zweden een vergelijkbare procedure hebben lopen. De lidstaten hebben hier onderling contact over. De verwachting is dat de Commissie pas reageert als zij van deze lidstaten een eerste reactie heeft ontvangen en dat is vermoedelijk pas na de zomer. Binnen Nederland loopt het verbeterproject van het beleid over lozingen en onttrekkingen, waarbij wordt bekeken welke aanpassing van wet- of regelgeving nodig is om tegemoet te komen aan de vragen van de Commissie.
Klimaatadaptatie
De leden van de D66-fractie benadrukken dat klimaatadaptatie bij uitstek grensoverschrijdend van aard is. Deze leden constateren hierbij dat kennis over klimaatrisico’s en adaptatiemaatregelen binnen de EU versnipperd is. Deze leden vragen de staatssecretaris daarom om bij de informele raad te pleiten voor een intensieve Europese en grensoverschrijdende aanpak, waarin landen risico-eigenaarschap expliciet delen. Deze leden zien een kans voor Nederland om leidend te zijn op het gebied van klimaatadaptatie in Europa. Deze leden vragen de staatssecretaris of hij bereid is hierin een voortrekkersrol te nemen.
Antwoord
Door de Europese Commissie wordt gewerkt aan een EU Climate Adaptation Plan, dat naar verwachting in 2026 uitkomt. Dit plan wordt getrokken door de Europese Commissie en wordt gezamenlijk met de lidstaten opgesteld. Het kabinet neemt een actieve rol in dit proces, op basis van de in Nederland ontwikkelde kennis en ervaring. Ook kan Nederland haar voordeel doen met kennis en ervaring die in andere lidstaten is ontwikkeld, bijvoorbeeld op het thema droogte en hitte. Daarnaast hecht het kabinet waarde aan een grensoverschrijdende aanpak op klimaatadaptatie om beter voorbereid te zijn op risico’s van weersextremen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat er ruimte blijft voor maatwerk en aansluiting op nationale systemen en strategieën.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat de kosten van klimaat gerelateerde rampen aanzienlijk hoger zijn dan de kosten van effectieve adaptatiemaatregelen. De recente overstromingen in Slovenië illustreren dit, waarbij de schade 10 tot 16 procent van het bruto nationaal product (bnp) van Slovenië bedroeg. Dit zijn geen kleine bedragen. Deze leden vragen de staatssecretaris om nadrukkelijk bij de Europese collega's te pleiten voor het vergroten van investeringen in klimaatadaptatie, gezien de relatief geringe kosten vergeleken met de te vermijden schade. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om dit perspectief nadrukkelijk op Europees niveau aan te kaarten?
Antwoord
Er zijn in en buiten Europa inderdaad meer recente voorbeelden van grote schade door bijvoorbeeld hevige regenval, zoals in Spanje, Slovenië en Polen. Ook in Nederland en buurlanden België en Duitsland hebben in het recente verleden grote overstromingen plaatsgevonden. Hierdoor groeit bij de lidstaten het inzicht van de kosteneffectiviteit van adaptatiemaatregelen. Het kabinet zal dit aspect benadrukken bij het ontwikkelen van het EU Climate Adaptation Plan. Tevens vindt het kabinet het van belang dat klimaatadaptie geïntegreerd wordt in verschillende beleidsterreinen om zodoende onze klimaatweerbaarheid te vergroten en zal dit benadrukken tijdens de informele bijeenkomst van milieuministers.
Tevens maken de leden van de D66-fractie zich zorgen over het gebrek aan bewustzijn onder bedrijven over de daadwerkelijke risico's van klimaatverandering. De nieuwe Europese regelgeving zoals de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) is volgens deze leden beperkt en dreigt verder verwaterd te raken. Graag ontvangen deze leden van de staatssecretaris een reflectie op hoe de EC het bedrijfsleven in de EU beter kan voorbereiden op klimaatrisico’s en hoe de regering zich daarvoor inzet.
Antwoord
De Commissie kijkt naar klimaatadaptatie in den brede en houdt hierbij ook rekening met de rol van het bedrijfsleven. Bij het voorbereiden op effecten van extreme weersomstandigheden is het vergroten van het bewustzijn van groot belang. Dit geldt ook voor bedrijven. Zo werkt Nederland bijvoorbeeld aan een data portal voor de financiële sector. In dit portal worden water- en bodemdata ontsloten zodat de financiële sector deze kan betrekken bij bijvoorbeeld investeringsbeslissingen. De ervaringen hiermee zal Nederland betrekken bij het ontwikkelen van het EU Climate Action Plan.
De leden van de BBB-fractie lezen dat het aankomende European Climate Adaptation Plan (ECAP) Europa weerbaarder moet maken tegen klimaatverandering. Deze leden steunen een pragmatische aanpak die aansluit bij nationale realiteiten, zeker in het landelijk gebied. In dat licht hebben zij de volgende vragen. Zal de staatssecretaris zich inzetten voor voldoende ruimte voor nationale keuzes en maatwerk binnen het ECAP, met oog voor verschillen tussen lidstaten en regio’s? Hoe waarborgt de staatssecretaris dat het ECAP praktisch uitvoerbaar blijft voor sectoren zoals de landbouw, waar de draagkracht al zwaar onder druk staat? Is de staatssecretaris bereid aandacht te vragen voor de integratie van praktijkkennis van boeren, natuurbeheerders en waterschappen in adaptatiebeleid, in plaats van louter te sturen op abstracte beleidsdoelen? Zal de staatssecretaris pleiten voor een resultaatgerichte benadering waarbij de daadwerkelijke effecten van maatregelen leidend zijn, en niet alleen procesindicatoren? Hoe voorkomt de staatssecretaris dat nationale overheden worden opgezadeld met dubbele of disproportionele rapportageverplichtingen vanuit EU-kaders? Tot slot willen de leden van de BBB-fractie benadrukken dat klimaatbeleid alleen kans van slagen heeft als het aansluit bij de leefwereld van burgers en ondernemers. Meer draagvlak begint bij eerlijk beleid dat werkt in de praktijk.
Antwoord
Voor klimaatadaptatie is het van belang dat het beleid ruimte geeft voor gebied-specifieke oplossingen. Dit besef leeft ook breed binnen de Europese Commissie en de lidstaten. Het kabinet zet zich ervoor in dat dit in het EU Climate Adaptation Plan terugkomt. Tegelijkertijd komt er ook aandacht voor grensoverschrijdende aspecten. Het kabinet is van mening dat eventuele rapportageverplichtingen zo efficiënt mogelijk moeten worden ingericht, en zoveel mogelijk moeten aansluiten bij bestaande cycli (bijvoorbeeld van het IPCC). Hier zal het kabinet nadrukkelijk aandacht voor vragen bij de vormgeving van het Plan. Draagvlak voor het beleid is inderdaad van groot belang.
Kamerstuknummer 21 501-33, nr. 1123/2025D18778↩︎
Zie ‘Aanwijzingen voor de regelgeving’, te vinden op: https://wetten.overheid.nl/BWBR0005730/2024-07-01↩︎
Kamerstukken II, 2022-2023, 22 112, nr. 3770.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 21 501-33, nr. 1117↩︎
Action Plan against Disinformation, JOIN(2018) 36 final↩︎
Managing climate risks - protecting people and prosperity, COM/2024/91 final↩︎
Kamerstukken II, 2022-2023, 30 821, nr. 173.↩︎
Kamerstukken II, 2023-2024, 30 821, nr. 230↩︎
Aanhangsel Handelingen II 2024/25, nr. 1125.↩︎
https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/inf_24_3228↩︎