Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel (36 578) 3e termijn (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D21472, datum: 2025-05-14, bijgewerkt: 2025-05-15 09:40, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-05-14 19:15: Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel (36 578) 3e termijn (Plenair debat (wetgeving)), TK
Preview document (🔗 origineel)
Verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Voorzitter: Martin Bosma
Verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Aan de orde is de behandeling van:
het wetsvoorstel Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel (36578).
(Zie vergadering van 23 april 2025.)
De voorzitter:
Ik heropen. Aan de orde is de wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de
loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met verlenging van
de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel, Kamerstuk 36578.
Dit is de derde termijn. Een hartelijk woord van welkom aan de minister.
Fijn dat u er weer bent.
De algemene beraadslaging wordt heropend.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de eerste spreker van de zijde van de Kamer
en dat is mevrouw Joseph van de fractie van Nieuw Sociaal Contract. Ik
neem aan dat voor iedereen drie, vier minuten spreektijd voldoende is.
Dan gaan we daarna praten over wanneer we de vierde termijn gaan
inboeken. Nee, hoor. Gaat uw gang, mevrouw Joseph.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Pensioen is ontzettend belangrijk. Ik ben trots
dat Nederland een van de beste pensioenstelsels ter wereld kent en dat
wil ik graag zo houden. Om de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel
zo zorgvuldig en rechtvaardig mogelijk te laten verlopen, heb ik samen
met Pieter Omtzigt vanuit Nieuw Sociaal Contract en samen met de BBB, de
PVV en de SP een amendement ingediend, een verbetervoorstel gedaan. Het
is een voorstel om mensen inspraak te geven bij een aanpassing van hun
bestaande pensioen. Want bij de grootste verandering in ons
pensioenstelsel ooit, hoort inspraak van mensen. Inspraak is geen luxe.
Het is noodzakelijk voor vertrouwen, voor het draagvlak en voor
rechtsbescherming. En juist nu, in de overgang naar het nieuwe
pensioenstelsel, is die inspraak afgepakt en is de rechtsbescherming
uitgehold en dat is onacceptabel.
Voorzitter. Het gaat hier om reële zorgen. Dezer dagen kwam weer in de
publiciteit de zaak van de miljarden aan pensioenvermogen die de
havenarbeiders zijn ontnomen, nota bene onder het toeziend oog van de
toezichthouder, De Nederlandsche Bank. Pensioenrechtdeskundige mevrouw
Schoonderwoerd heeft zeven jaar lang en zestien juridische processen
nodig gehad om de belangen van deelnemers aan dat pensioenfonds weer op
één te krijgen. NRC schrijft: "Haar ervaringen maken Schoonderwoerd
uiterst kritisch over het gebrek aan bezwaarmogelijkheden in de nieuwe
pensioenwet." Een heel hard alarmsignaal vanuit de praktijk noem ik
dat.
Voorzitter. We hebben ons voorstel aangepast naar aanleiding van alle
kritiekpunten, onderbouwd en constructief. Geen blokkade, maar een
uitgestoken hand om de pensioentransitie die we gestart zijn zo goed
mogelijk te laten verlopen. Wat ik vraag is simpel: geef mensen een stem
als het gaat om een aanpassing van hun eigen uitgestelde loon en
ingegaan pensioen. Neem mensen serieus, niet achteraf, maar nu.
Dan wil ik nu graag ingaan op de laatste inhoudelijke aanpassingen van
het amendement, aanpassingen die we gemaakt hebben naar aanleiding van
de brief van de minister van afgelopen vrijdag. We hebben de
voorschriften rond de toedeling van het vermogen aan eventuele
bezwaarmakers, aan mensen die hun bestaande pensioen niet willen
overzetten naar het nieuwe pensioenstelsel, wettelijk verankerd, zodat
daar geen onduidelijkheid over kan bestaan. We hebben de inbedding van
aanspraken in het lopende transitieproces verduidelijkt en ook wettelijk
verankerd in het amendement.
De transitieplannen die sociale partners hebben gemaakt, kunnen
ongewijzigd blijven. Pensioenfondsen kunnen in de implementatieplannen
opnemen hoe ze de inspraak gaan regelen. Daarbij zijn er in het
amendement, ook met het oog op toezicht, communicatievoorschriften
opgenomen en eisen aan keuzebegeleiding. Ook blijft het tijdelijke
transitie-ftk met de mogelijkheden tot versoepelde indexatieregels
gelden voor fondsen die verwachten in te varen en hebben we
overgangsbepalingen opgenomen voor pensioenfondsen die al
implementatieplannen hebben ingediend bij de toezichthouder. Zij kunnen
eenvoudigweg een aanvulling op die plannen maken.
Daarbij wil ik ook nog eens benadrukken: de kosten van 18 miljard
volgens PwC, dat is slechts een slordige en onrealistische rekensom. Het
geven van inspraak is niet duur. Pensioenfondsen moeten al goed
communiceren over je bestaande pensioen en je nieuwe pensioen na
aanpassing. De minister gaat dit zelfs nog explicieter in de wet
verankeren, schreef hij gisteren in zijn brief. Wij vragen er slechts
een keuzemogelijkheid bij om bezwaar te kunnen maken. Pensioenfondsen
kunnen die bezwaarmakers vervolgens zelf in de administratie houden of
onderbrengen bij een andere pensioenuitvoerder waar meer mensen zijn
ondergebracht die niet invaren. Dat is efficiënt, collectief en
solidair.
Wij hebben in de nieuwe versie van het amendement alle laatste
opgeworpen praktische en juridische bezwaren verwerkt. Ons amendement
sluit aan bij de inhoud en de structuur van de Wet toekomst pensioenen,
ook als het gaat om nadere uitwerking, en dus ook bij de procedures die
in de wet zijn opgenomen. Waar nodig zijn er aanvullingen gedaan. Het
amendement kan dus zo worden ingepast. Daarmee ligt nu eenvoudigweg de
principiële keuze voor of partijen en de minister mensen inspraak willen
geven bij een aanpassing van hun bestaande pensioenen.
Voorzitter, ik kom tot een afronding. De georganiseerde kritiek op ons
amendement is heel luid. Wie alleen daarnaar wil luisteren, loopt weg
voor de zorgen in de samenleving. Alle seniorenorganisaties staan achter
ons. Heel veel mensen hebben mij gemaild met steunbetuigingen voor ons
voorstel, waarvoor ik ze heel erg wil bedanken. Deze mensen willen dat
de praktijk zoals we die vele tientallen jaren hebben gekend gewoon
blijft bestaan. In die praktijk krijgen mensen inspraak als hun
opgebouwde pensioen fundamenteel wordt gewijzigd. Want zo is het. Ik wil
simpelweg dat we de bestaande praktijk herstellen: mensen inspraak geven
als hun bestaande pensioen, hun uitgestelde loon, wordt aangepast. Dat
is niet bijzonder. Dat was en is heel gewoon. De keuze is nu aan de
Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. Zes interrupties p.p. in deze termijn.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik heb een vraag aan mevrouw Joseph. In het vorige debat zei zij tegen
minister Van Hijum van haar eigen partij: u houdt de bevolking voor de
gek. Dat is een letterlijk citaat. Staat u daar nog steeds achter?
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank voor de vraag. Ik was in het vorige debat inderdaad een beetje fel,
maar dit gaat me dan ook aan het hart. Het is heel erg belangrijk voor
mijn fractie Nieuw Sociaal Contract dat mensen inspraak krijgen bij een
aanpassing van hun pensioen.
De heer Vijlbrief (D66):
Maar ik wil graag een antwoord op mijn vraag. Staat u nog steeds achter
deze woorden of neemt u deze woorden terug? Dat is wat ik probeer te
begrijpen.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik hoop dat we hier kunnen ingaan op de inhoud en op de principiële
vraag of mensen een keuze krijgen. Dat is hier vanavond volgens mij het
belangrijkste. Daarover gaat het debat.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik ga over mijn eigen vragen. Mevrouw Joseph mag allerlei dingen willen,
maar dit is natuurlijk een hele principiële vraag. Dit is een politiek
orgaan, geen biljartclub. Dit is een politiek orgaan. Daar staat een
Kamerlid van Nieuw Sociaal Contract die tegen de vicepremier van Nieuw
Sociaal Contract zegt: u houdt de bevolking voor de gek. Dus het is echt
van belang dat mevrouw Joseph duidelijkheid geeft. Zegt zij: "Dat had ik
beter niet kunnen zeggen. Ik bedoelde eigenlijk dat de minister het met
mij eens moest zijn. Dat was hij niet en daar baalde ik van"? Of vindt
mevrouw Joseph nog steeds dat de minister de bevolking voor de gek
houdt?
Hij heeft vanmiddag ook een brief gestuurd, waarin je kunt lezen dat er
weer veel kritiek is op het nieuwe voorstel. Dan ligt mevrouw Joseph,
van de fractie van NSC, dus op ramkoers met de vicepremier van NSC. Dat
moeten we hier echt bespreken. Dit is de Tweede Kamer. Dus nogmaals de
vraag: vindt u nog steeds dat de minister de bevolking voor de gek
houdt?
Mevrouw Joseph (NSC):
De heer Vijlbrief gaat over zijn eigen vragen en ik ga over mijn eigen
antwoorden. Ik vind het belangrijk dat mensen inspraak krijgen als hun
bestaande pensioen wordt aangepast en ik heb een amendement voorgelegd
dat volgens mij goed uitvoerbaar is en dat goed ingepast kan worden in
de Wet toekomst pensioenen. De vraag ligt nu aan de Kamer voor of zij
mensen de keuze en inspraak wil geven als het gaat om een aanpassing van
hun bestaande pensioenen.
De heer Vijlbrief (D66):
Dan is mijn conclusie — daar ga ik ook zelf over — dat mevrouw Joseph
haar woorden niet terugneemt en dat de fractie van NSC op volle ramkoers
ligt met de NSC-vicepremier. Dat is dan de politieke conclusie na deze
avond.
Mevrouw Joseph (NSC):
Mijn conclusie is dat we vandaag netjes het debat over de inhoud aangaan
met de minister en de andere Kamerleden.
De heer Aartsen (VVD):
Het vorige debat moest stil worden gelegd omdat de minister duidelijk
aangaf dat het amendement onuitvoerbaar is. Toen is er een uitgebreide
brief gekomen en zijn er een aantal wijzigingen gekomen. In de brief van
een paar uur geleden staat dat het amendement nog steeds onuitvoerbaar
is. Hoe kijkt de fractie van NSC naar de brief van de minister van een
paar uur geleden, waarin hij zegt dat dit amendement onuitvoerbaar
is?
Mevrouw Joseph (NSC):
We hebben het amendement aangepast. Volgens ons, volgens de fractie, is
het amendement goed uitvoerbaar en inpasbaar in de Wet toekomst
pensioenen. Ik heb ook niks bijzonders gedaan. Ik heb een artikel
hersteld: artikel 83, een artikel voor inspraak, die mensen al hadden en
die zij ook weer krijgen na het invaren, als hun bestaande pensioen
wordt aangepast. Als u zegt dat mijn wetgeving niet klopt, dan klopt de
huidige wetgeving dus ook niet. Die inspraak is nu gewoon uitvoerbaar en
die blijft uitvoerbaar. Ik heb aanpassingen gedaan om dat makkelijker te
maken, zodat iedereen weet waar het past in het proces van het invaren
en welke informatie nodig is. Dat hebben we geëxpliciteerd.
De heer Aartsen (VVD):
Het is prachtig dat mevrouw Joseph vindt dat het uitvoerbaar is. Het
gaat niet zozeer om wat ik vind. Ik krijg een brief van het kabinet, van
minister Van Hijum, die zegt: het is niet uitvoerbaar. Hoe verklaart
mevrouw Joseph dat zij zelf vindt dat het uitvoerbaar is en dat de
minister zegt dat het niet uitvoerbaar is? Uiteindelijk is het de
minister die het moet gaan uitvoeren.
Mevrouw Joseph (NSC):
Uiteindelijk zijn het de pensioenfondsen die het moeten uitvoeren. U
kunt zo meteen aan de minister vragen wat hij van het amendement vindt.
Ik heb de visie van de fractie gegeven.
De heer Aartsen (VVD):
Ik hoef niet te vragen wat de minister ervan vindt. De minister heeft
ons een brief gestuurd over wat hij ervan vindt. Hij heeft gezegd: het
is onuitvoerbaar. Ik vraag hoe het kan dat de fractie van NSC zegt dat
het uitvoerbaar is en de minister zegt dat het niet uitvoerbaar is. Dat
is toch een beetje alsof we naar een grasveld zitten te kijken en de
minister zegt dat het gras groen is en mevrouw Joseph zegt dat het gras
hartstikke pimpelpaars is. We hebben het hier niet over een politiek
meningsverschil. Het gaat erom of de wet uitvoerbaar is, ja of nee. U
zegt dat de pensioenfondsen het moeten gaan uitvoeren, maar de wet zal
zo meteen door de minister moeten worden uitgevoerd. De minister zegt
heel duidelijk: de wet is niet uitvoerbaar. Ik vraag hoe mevrouw Joseph
erbij komt dat, in weerwil van wat de minister zegt, dit amendement wél
uitvoerbaar is.
Mevrouw Joseph (NSC):
In het amendement heb ik gewoon de inspraak hersteld die er altijd al
was en die er straks ook weer zal zijn. Ik ben alle punten die de
minister in zijn vorige brief heeft aangegeven, langsgelopen en daarop
heb ik het amendement aangepast. Zo is er meer verduidelijkt, voor de
pensioensector en voor de minister, over hoe dit uit te voeren. Volgens
mij is het gewoon uitvoerbaar.
De heer Aartsen (VVD):
In de wereld van mevrouw Joseph is het uitvoerbaar. Prachtig. Maar we
leven in de echte wereld. De minister heeft gezegd dat hij twee jaar
nodig heeft om het amendement uit te voeren als het aangenomen wordt.
Dan zitten we in mei 2027. Hoe ziet mevrouw Joseph de periode tussen nu
en mei 2027 voor zich? Dan pas kan haar amendement worden uitgevoerd
namelijk. Volgens de bestaande wet zal het invaren gewoon doorgaan. Hoe
ziet mevrouw Joseph die periode dan voor zich?
Mevrouw Joseph (NSC):
We hebben het nu over het amendement. Als het amendement wordt
aangenomen, neem ik aan dat de minister dat meeneemt naar de Eerste
Kamer. Ik denk dat pensioenfondsen dit veel sneller dan u nu verwacht
kunnen invoeren. Het is gewoon een inspraakmoment op een moment dat ze
toch al moeten communiceren naar de deelnemers. Dat is niks nieuws. Dat
is iets wat heel gebruikelijk is en iets wat heel belangrijk is voor de
mensen van wie het pensioen is.
De heer Aartsen (VVD):
Prachtig. Alleen, de minister zegt dat hij dit amendement op z'n vroegst
pas over twee jaar gaat uitvoeren. Wat is daar dan de reactie van
mevrouw Joseph op?
Mevrouw Joseph (NSC):
Nou, ik ben benieuwd hoe de minister daar zo meteen tegen aankijkt. Ik
denk dat het veel sneller kan. Dat lijkt me ook logisch. Ik denk dat de
minister en de pensioensector meer aankunnen dan ze zelf denken.
De heer Aartsen (VVD):
Twee of drie uur geleden hebben we een brief gekregen waarin "twee jaar"
staat. Ik kan het nog een keer navragen, maar ik denk niet dat het dan
heel veel korter of langer zal worden. We hebben drie uur geleden te
horen gekregen dat het twee jaar kost. Mevrouw Joseph moet toch een idee
hebben over wat er in die twee jaar gaat gebeuren? De minister gaat het
pas over twee jaar uitvoeren.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik denk dat als we het amendement aannemen, de minister het gewoon mee
zal nemen naar de Eerste Kamer. Dan wordt het aangenomen en moeten de
pensioenfondsen inspraak geven.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb nog niet eerder meegemaakt dat we in een derde termijn zaten, dat
er een amendement tot tweemaal toe is gewijzigd en nog steeds ontraden
wordt en dat het daarmee wel in orde zou zijn. U heeft een paar weken de
tijd gehad om de kritiek te verwerken. U heeft een gewijzigd amendement
ingediend, maar het oordeel is nog steeds hetzelfde. Tijdens het debat
over het rapport-Draghi heeft de minister van Financiën reagerend op de
Kamer aangegeven dat het amendement destructief zou zijn. Ik vraag me af
of er partijen zijn die uw amendement eerst hebben ontraden omdat ze het
niet werkbaar vonden en die het door de wijziging nu wel acceptabel
vinden. Ik heb dat nog niet voorbij zien komen in de reacties die ik heb
gezien. Wie van de partijen, zoals de Raad van State, instituties,
pensioenfondsen en ministeries, is er gedraaid nadat u uw amendement
hebt aangepast?
Mevrouw Joseph (NSC):
Het is niet heel gebruikelijk dat al die instanties al meekijken bij een
amendement dat nog niet eens is aangenomen. Ik denk dat we het juist
heel zorgvuldig en netjes hebben gedaan door al die instanties mee te
laten kijken en te luisteren naar hun adviezen. Maar ons principiële
punt blijft gewoon overeind staan, namelijk dat mensen inspraak moeten
krijgen als hun bestaande pensioen wordt aangepast. Daar gaat bijna
niemand op in, maar dat is juist de vraag die we hier moeten
beantwoorden en dat is de vraag die in de Kamer voorligt. Vinden we het
belangrijk dat mensen inspraak krijgen als hun bestaande pensioen wordt
aangepast? Die vraag zie ik graag beantwoord vanavond. Vervolgens zal de
minister met het amendement verder kunnen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het probleem is dus niet de principiële vraag die bij dit wetsvoorstel
voorligt. Dat heb ik in de vorige termijn ook geprobeerd uit te leggen.
Dat is namelijk de datum. U heeft het gekaapt. U heeft er een discussie
van gemaakt die we twee jaar geleden al gevoerd hebben. Daar was u bij,
niet als Kamerlid, maar als adviseur van NSC. Dit debat hebben we met
elkaar gevoerd. Dat is dus het probleem.
We hebben een wetsvoorstel waarin het gaat over de datum van
inwerkingtreding datum. De minister geeft aan dat mede door uw
amendement die datum niet gehaald kan worden. In Kamertermen noemen we
dat torpederen. U verandert waar het vandaag over zou moeten gaan. Ik
heb geen antwoord op mijn vraag gekregen. Daaruit moet ik concluderen
dat de instituties, namelijk de Raad van State, de sociale partners, de
pensioenfondsen, uw eigen vicepremier, het ministerie van Financiën en
het ministerie van SZW uw amendement niet uitvoerbaar dan wel
destructief vinden. Van degenen die al tegen waren na de laatste
wijziging, is er niemand die nu voor is.
Mevrouw Joseph maakt er een principieel punt van. Daarom is de vraag of
ze ook bestuurlijk hiernaar kan kijken en het vanuit goed bestuur kan
wegen en zeggen: in dit geval gaat mijn amendement niet alleen te ver,
want het torpedeert een andere wet, maar — laten we eerlijk zijn — ik
ben ook te laat; ik heb hier een jaar mee gewacht. Ik ga mijn vraag nog
een keer stellen. Als het antwoord nee is, hoor ik dat ook graag, want
mensen kijken mee en u geeft mensen hoop. U geeft aan dat er nu een
principiële discussie gevoerd wordt, terwijl die al twee jaar geleden
gevoerd is. Ik ga het u nog een keer vragen: is er iemand die eerst
tegen was die de aanpassingen naar aanleiding van uw wijziging zo goed
vindt dat diegene zegt dat het nu wel gaat werken? Is er iemand?
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik denk dat we dit debat al gevoerd hebben. Ik had ook graag gezien dat
mensen gewoon inspraak hadden gehad toen de Wet toekomst pensioenen tot
stand kwam. Ik heb gezien dat ze geen individuele inspraak hebben gehad,
zoals gebruikelijk was, maar dat er een collectieve medezeggenschap
kwam. Die collectieve medezeggenschap heeft niet gewerkt. Dit is voor
mij in de Kamer het eerste moment dat ik dat kan herstellen, zodat we
mensen wel inspraak kunnen geven. Dat is ook heel erg belangrijk, want
de pensioenfondsen lopen al vooruit. Ze zijn al in een transitieproces,
maar er zijn nog 10 miljoen deelnemers waarvan de pensioenen nog niet
zijn omgezet.
Daarvoor is het noodzakelijk om nu nog goede inspraak te regelen. Mensen
in Nederland moeten natuurlijk gewoon inspraak hebben als hun
uitgestelde loon of ingehouden pensioen wordt aangepast. Ze moeten ook
voldoende rechtsbescherming hebben. U schuilt achter allerlei instanties
om de vraag niet te beantwoorden of u het ook belangrijk vindt dat
mensen voldoende inspraak en rechtsbescherming hebben als hun eigen
inkomen, het grootste bezit voor de meeste Nederlanders, wordt aangepast
zonder dat ze wat te zeggen hebben.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Twee dingen. Mevrouw Joseph beantwoordt mijn vraag niet. Ik maak dat mee
met minister Faber. Ik maak dat mee met andere ministers. Maar van een
Kamerlid, een collega-Kamerlid, hoop ik … Wij zijn beide controleurs. We
mogen ook elkaar controleren. U dient in een wetgevingsproces een
amendement in. Dan verdien ik toch een antwoord? Ik stel geen rare of
manipulerende vraag. Ik vraag mij dit gewoon af. We hebben vandaag een
debat. We hebben daarvoor weken de tijd gehad. Is er iemand die of een
instituut dat mevrouw Joseph heeft ervan heeft kunnen overtuigen dat het
nu wel gaat werken? Ze hoeft geen antwoord te geven. Ik vind het wel
jammer, maar ik ga ervan uit dat zij niemand kan noemen die van mening
is veranderd, dus die het eerst niet ermee eens was, maar nu wel.
Mevrouw Joseph brengt opnieuw een principiële vraag naar voren. Ze doet
alsof die nu principieel voorligt, maar de discussie daarover hebben we
twee jaar geleden gevoerd. Nogmaals, daar was zij bij. We hebben deze
vraag beantwoord. Het was een belangenafweging. En, ja, het is
belangrijk. Inspraak is belangrijk. Heel veel waarden en heel veel
andere factoren speelden een rol en die hebben we gewogen. Dat kan
mevrouw Joseph teruglezen. Daar was ze bij en daar kunnen de mensen die
nu kijken ook bij zijn. Het was een heel lang wetstraject. We hebben de
wet toen per artikel behandeld, mede op verzoek van NSC of, beter
gezegd, van de heer Omtzigt destijds.
Het is niet waar dat deze principiële vraag niet in de Kamer is
behandeld. Ik hoop dat mevrouw Joseph dat kan bevestigen. Ik ga het nog
een keer vragen, want mevrouw Joseph wekt de schijn dat we dit als Kamer
niet behandeld hebben. Daarmee schetst zij een beeld van mij en ook van
anderen. Ik hoop dat zij dat kan wegnemen. Mijn vraag is: klopt het dat
mevrouw Joseph erbij was toen wij deze belangrijke vraag over het
invaren en het individueel instemmingsrecht ongeveer twee jaar geleden
in deze Kamer behandeld hebben? Klopt dat?
Mevrouw Joseph (NSC):
Twee jaar geleden is de Wet toekomst pensioenen inderdaad behandeld.
Daar is een lang traject aan voorafgegaan. Ik heb dat vanuit de
pensioensector uiteraard goed gevolgd. Wat ik heb gezien, ook de
afgelopen twee jaar, is dat de inspraak die geregeld was, de versterkte
collectieve medezeggenschap, niet heeft gewerkt. Goed besturen is ook
bijsturen, zeker in zo'n complex en fundamenteel project als dit.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik vind het oprecht jammer. Ik heb nu vier of vijf interrupties
gebruikt. Ik heb op geen enkele vraag antwoord gekregen. Ik vul het zelf
maar in. Maar ik ga het nog een keer vragen. Mensen kijken mee. Mensen
sturen mails. Mensen geloven u; mensen geloven u. U bent een persoon met
invloed. Mijn simpele vraag is: klopt het dat wij deze vraag in de Kamer
al behandeld hebben en dat we zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer
het instemmingsrecht met elkaar gewogen hebben en dat daar in
meerderheid, in een democratisch proces een conclusie uit is gekomen?
Dat is een conclusie die u niet deelt, maar dat debat hebben we wel met
een open vizier met elkaar gevoerd. Kunt u dat in ieder geval
bevestigen? U zat er namelijk bij. U zat daar. We hebben u allemaal
gezien. Kunt u dat in ieder geval bevestigen?
Mevrouw Joseph (NSC):
Twee jaar geleden is deze discussie inderdaad gevoerd. Maar sindsdien
zijn er ontwikkelingen geweest. Daarbij hebben we gezien dat mensen niet
voldoende inspraak hebben gehad. Aan alle aandacht die dit debat heeft
gegenereerd kunt u, denk ik, ook zien dat mensen nu wakker zijn
geworden. Heel veel mensen wisten volgens mij nog niet eens dat hun
pensioen werd aangepast. Ik sprak heel veel gepensioneerden die dachten:
er komt een nieuwe pensioenwet, maar die geldt niet voor mij, want ik
ben al met pensioen. Dat is dus niet zo. Deze wet is zo fundamenteel dat
zelfs de bestaande pensioenen worden aangepast, ook al ben je 90 jaar.
De bestaande vaste uitkeringen die mensen hebben, worden omgezet in
persoonlijke pensioenvermogens waar variabele uitkeringen uit volgen die
directer mee gaan bewegen met de beurskoersen, de rente en de
levensverwachting. Heel veel mensen wisten dat niet. Heel veel mensen
realiseren zich nu pas dat het zo is. Aan de discussie die ontstaan is,
zie je hoe belangrijk het is dat je mensen hier zelf inspraak in geeft.
Het gaat om hun inkomen en hun bestaanszekerheid. Mensen gingen er
altijd over en horen daar nu ook over te gaan, want ze hebben de
afgelopen twee jaar niet voldoende inspraak gekregen. Dat ze niet
voldoende inspraak hebben gekregen, is ook een nieuw inzicht. Dat soort
inzichten moet je hier in de Kamer ook wegen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik ben blij dat mevrouw Joseph toegeeft dat deze principiële en voor
haar ook belangrijke discussie — dat horen we ook — inderdaad in de
Kamer gevoerd is en gewogen is. Dit was geen achterkamertjespolitiek.
Wij hebben de stukken gehad. Elke partij heeft zijn of haar visie daarop
kunnen laten schijnen. Daar hebben we het democratische proces over
laten gaan. Wij hebben debatten niet tegengehouden. Sterker nog, het is
heel uitvoerig behandeld bij meerdere debatten. Daar was u bij. Er was
zelfs een artikelsgewijze behandeling — zo'n behandeling heeft al
decennia niet plaatsgevonden — omdat we juist ook ruimte gaven aan het
met elkaar wegen van die belangen.
Voorzitter. In de eerste termijn hebben we ook met elkaar geconstateerd
dat het op het gebied van communicatie inderdaad beter moet. We hebben
daar ook moties over ingediend. Ik heb daar een motie over ingediend en
anderen ook. Ik geloof dat de minister gisteren ook een brief heeft
gestuurd met een aantal verbeteringen voor hoe dat zou moeten. Dit is
volgens mij mijn laatste interruptie en daarom wil ik mevrouw Joseph nu
toch ook wel vragen of … Is dit niet mijn laatste? Mijn
een-na-laatste?
De voorzitter:
Uw een-na-laatste.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Kijk, gelukkig. Dan moet ik het minder dramatisch maken. Dan zal ik het
wat luchtiger houden.
De voorzitter:
Ja, u kunt het grote hoogtepunt nog even bewaren voor de volgende.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Dan hou ik het kort. Bent u niet bang dat NSC,
dat de Kamer is binnengekomen met goed bestuur als een van de pilaren,
zich hiermee onherstelbaar beschadigt? Daar bedoel ik het volgende mee.
Kennelijk negeert NSC de sociale partners, de Raad van State, de eigen
vicepremier, het ministerie van Financiën, de minister van Financiën en
de minister van SZW. Na drie pogingen om het amendement te wijzigen, is
er alsnog geen positieve appreciatie, maar wil u het alsnog in stemming
brengen, wetende dat de wet daarmee getorpedeerd wordt. Daarmee doet u
iets wat met de oprichting van NSC nooit voorzien had kunnen worden. Als
het een andere partij en een ander onderwerp waren geweest, dan zou u
hier fel tegen dat Kamerlid zeggen: doe het nou niet zo.
Mevrouw Joseph (NSC):
Het gaat hier niet om NSC. Het gaat hier om de 10 miljoen mensen die
bestaande pensioenen hebben opgebouwd en voor wie het belangrijk is dat
zij inspraak krijgen. Inspraak geven aan mensen van wie het pensioen is,
is voor mij en voor Nieuw Sociaal Contract goed bestuur. Dat gaat ook
over bestaanszekerheid. Dat zijn de kernpunten, de pilaren, waar Nieuw
Sociaal Contract op is gebouwd. Daar sta ik hier vandaag voor, voor de
mensen thuis.
De heer Van Kent (SP):
Volgens mij kan je prima na de verkiezingen, met een andere
samenstelling in de Tweede Kamer, terugkomen op wetten die in het
verleden zijn aangenomen. Volgens mij kan dat prima. Ik zou het positief
willen benaderen. Het idee was namelijk ook dat de Kamer meer vrijheid
zou krijgen ten opzichte van de regering. We hebben hier te maken met
een minister die star vast blijft houden aan wat het vorige kabinet
heeft bedacht en met een Kamerfractie van Nieuw Sociaal Contract die
lijnrecht tegenover de eigen minister staat met een voorstel dat in onze
ogen een verbetering is. Mijn vraag aan mevrouw Joseph is of wij, als
het amendement is aangenomen, ook samen gaan optrekken om deze minister
te dwingen om al voor de zomer naar de Eerste Kamer te gaan met deze
wet.
Mevrouw Joseph (NSC):
Absoluut.
De heer Van Kent (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
We schrijven het nog even op: absoluut.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ben ik klaar? Zijn er echt geen interrupties meer? Dank jullie wel.
De voorzitter:
De heer Flach, Staatkundig Gereformeerde Partij.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Om te beginnen dank aan de collega's voor de
bereidwilligheid om hun plek in de sprekersrij af te staan aan mij,
zodat ik het debat iets eerder kan verlaten.
Voorzitter. We spreken opnieuw over de Pensioenwet. Gisteren is er een
nieuw amendement van onder andere NSC rondgestuurd. We spreken er
vandaag al over. Een aantal weken geleden hebben we er ook over
gedebatteerd. Ik heb toen onze visie duidelijk gemaakt. Op basis van de
nieuwe inzichten verandert er voor mij op dit moment niet zo veel. Ik ga
het dus kort houden vandaag.
De wijzigingen in het aangepaste amendement lijken ingrijpend te zijn.
Dat was ook nodig. De brief van de minister van afgelopen vrijdag is
duidelijk: het amendement was incompleet. Om het in overeenstemming te
brengen met de Pensioenwet moest het op tal van punten worden aangepast.
In hoeverre is tegemoetgekomen aan de opmerkingen uit de brief? Zijn er
nog meer knelpunten, vraag ik aan de minister.
In de brief van de minister wordt ook een aantal keer benoemd dat
sociale partners, pensioenuitvoerders en anderen betrokken moeten worden
bij de aanpassingen. Dat lijkt mij volstrekt logisch. Is dat gebeurd? Ik
weet niet precies of ik die vraag aan de minister of aan de indieners
van het amendement moet stellen.
In de brief van de minister wordt aangegeven dat de benodigde
aanvullende wetgeving ongeveer twee jaar in beslag neemt. We hebben net
gehoord dat de fracties van NSC en SP daar anders over denken. Toch
spreken we vandaag al over een aangepast amendement. Ik vind dat best
ingewikkeld. Staat dit niet op gespannen voet met een degelijke
behandeling van zo'n ingrijpende wijziging?
Zoals ik tijdens het vorige debat ook al aangaf, had het amendement
volgens mij niet bij deze wijzigingswet ingediend moeten worden, maar
had er een initiatiefwetsvoorstel van gemaakt moeten worden. Dan zou je
recht doen aan de ingrijpende aanpassing van de wet en kunnen alle
betrokken instanties ook om advies worden gevraagd. Maar nog
belangrijker: dan had het NSC-voorstel ook gewoon goed en degelijk
behandeld kunnen worden. De SGP snapt namelijk heel goed dat we
voorzichtig moeten omgaan met de rechten van mensen en dat noodzakelijke
aanpassingen, als die voor iedereen goed uitpakken, gewoon mogelijk
zouden moeten zijn. Maar dat is ook allemaal onderdeel geweest van het
proces van ongeveer twee jaar geleden.
Voorzitter. Gisteren is er ook nog een brief van de minister gekomen
over het beter betrekken en informeren van deelnemers. Ik ben blij dat
daar aandacht voor is. Volgens mij moeten deelnemers inderdaad beter
betrokken worden bij de overgang naar het nieuwe stelsel. De SGP kan de
drie maatregelen steunen die daarvoor genomen worden. Ik vraag de
minister wel of hij kan toezeggen dat hij de Kamer zal informeren over
de uitrol en de effecten van deze maatregelen.
Daarnaast vroeg ik tijdens het vorige debat aandacht voor het hoorrecht.
Dat werkt nu nog niet goed. In de brief wordt daar niets over genoemd.
Wat zijn op dat thema de ambities van de minister?
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Vijlbrief, D66.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, dank u wel. Drie weken geleden hadden we hier een debat over
een wetsvoorstel van de minister van Sociale Zaken. Althans, ik dacht
dat het daarover ging, maar het debat ging eigenlijk over het amendement
van NSC, PVV, BBB en de SP. Mijn vraag is vanavond: hoeveel wijzigingen
van dit amendement moeten er eigenlijk nog komen? Als ik goed tel, ligt
nu de vijfde wijziging van het amendement voor. NSC kan iedere letter
nog een keer omdraaien, maar het oordeel van alle belangrijke adviseurs
verandert er niet door. De heer Ceder wees er net al op. Het voelt een
beetje als een laatste sluiptrekking, het is en blijft een slecht
voorstel.
De kern is: het gaat mensen raken in hun portemonnee en maakt het nieuwe
pensioenstelsel kapot. Mijn conclusie in dat debat was dat het
amendement bijzonder onverstandig en politiek dood is, ik herhaal het
nog maar een keer. Ik moest al denken aan de filmserie uit de jaren
tachtig, The Mummy Returns. We hebben nu The Mummy Returns deel 5, maar
de mummie blijft dood. De minister zou al onze bezwaren en vereisten
voor de uitvoering op een rijtje zetten en dat heeft hij ook gedaan. Na
twintig vernietigende pagina's op 17 april kregen we weer een heleboel
pagina's met kritiek op het voorstel. Toen kwam er weer een aanpassing
van het amendement — dat is dan dus The Mummy Returns deel 6 — en kregen
we weer twee bladzijden kritiek.
De conclusie blijft steeds hetzelfde: het amendement brengt de
pensioenresultaten in gevaar — we hebben het nu over het pensioen van
hele gewone Nederlanders — en pleegt roofbouw op de pensioenen van onze
kinderen. Het is duur, destructief en doet beloftes die de politiek niet
kan waarmaken.
Ik heb een aantal vragen aan de minister. De eerste is of de minister
voor ons heel precies kan toelichten waarom het oude pensioenstelsel
onhoudbaar is geworden en we het nieuwe stelsel hebben gekozen.
Blijkbaar is dat nodig. Ik zou de minister willen uitnodigen het nog
eens toe te lichten. Kan de minister nog eens toelichten welke effecten
het saboteren van het nieuwe stelsel op de toekomstige pensioenen van
onze jongeren gaat hebben? Kan de minister ook nog eens toelichten welke
effecten het saboteren van het nieuwe stelsel op de pensioenen van
gewone werkende mensen gaat hebben? En klopt mijn indruk nu, vraag ik de
minister, dat de aanpassingen in het amendement geen recht doen aan de
inmiddels vele pagina's aan kritiek uit zijn eigen brieven?
Dan heb ik nog een politieke vraag, gelet op wat ik net hoorde van
mevrouw Joseph, toen ik haar vroeg of zij nu haar eerdere woorden
ontkent dat de minister de bevolking voor de gek heeft gehouden. Daar
zegt ze geen nee op. Ik kreeg als antwoord dat ze het daar niet verder
over wilt hebben, maar ze zegt er geen nee op. Mijn simpele politieke
vraag aan de minister is welke politieke consequenties hij hier
eigenlijk aan verbindt. Het was toch vrij normaal dat het politieke
consequenties had als iemand dat zei over een minister? Het was dan
meestal iemand van de oppositie maar goed, nu is het blijkbaar iemand
vanuit de coalitie. Mag ik dat van deze minister horen? We voeren hier
een debat met elkaar.
Mijn politieke conclusie is de volgende. De gevolgen van dit amendement
zijn desastreus. De kern van de kritiek is: individueel in het oude
stelsel kunnen blijven verhoudt zich bijzonder slecht, of eigenlijk
helemaal niet, tot de transitie naar een nieuw stelsel. Die kern blijft
overeind. Het is alsof je mee gaat doen aan de estafette op de
Olympische Spelen en op het laatste moment iemand van het team zegt: ik
doe toch maar niet mee. Dat werkt natuurlijk niet. Weg is de gouden
medaille, weg zijn al die jaren hard werken. Ik vraag dus nog één keer
aan de indieners: trek dit voorstel in; het is slecht voor de pensioenen
en het is slecht voor de bestuurbaarheid van het land.
Dank u wel.
De voorzitter:
De heer Van Kent, SP.
De heer Van Kent (SP):
Dank, voorzitter. Het casinopensioensysteem: dat is slecht voor de
pensioenen, zeg ik richting de heer Vijlbrief, want dat zorgt voor een
pensioen dat sneller omlaaggaat en sneller omhooggaat. In de eindeloze
debatten waren de voor- en tegenstanders het daar in ieder geval over
eens. Op het moment dat de pensioenen meer gaan meebewegen met de
dagkoersen en onzekerder worden, ontstaat er, zeker in economisch
slechte tijden, de indruk dat pensioen beter ondergebracht kunnen worden
bij verzekeraars. Die bieden namelijk een verzekerde regeling.
Op het moment dat die verzekeraars de markt overnemen, verdwijnt
grotendeels de zeggenschap over het beleggingsbeleid. Dat zeg ik met
nadruk richting DENK, maar zeker ook richting de Partij voor de Dieren.
Je kan bij het sluiten van een contract met een verzekeraar een aantal
afspraken maken, maar dat lijkt voor geen meter op de situatie die je
bij een pensioenfonds hebt, waarbij de werknemers en de gepensioneerden
samen het beleggingsbeleid kunnen bepalen. Ze kunnen bijvoorbeeld
bepalen dat er niet geïnvesteerd wordt in de wapenindustrie in Israël.
Ze kunnen bijvoorbeeld bepalen — dat zeg ik ook richting de Partij voor
de Dieren — dat er niet geïnvesteerd wordt in bepaalde
bestrijdingsmiddelen of bepaalde bedrijven.
De VVD gruwelt daarvan, bijvoorbeeld als het gaat om de fossiele
industrie, waar een aantal pensioenfondsen zich uit hebben
teruggetrokken. Wij gaan daar niet over. Daar gaan ze bij de
pensioenfondsen over. Daar bepalen de deelnemers het beleggingsbeleid en
wat er allemaal wordt uitgesloten. Dat verlies je wanneer de
verzekeraars aan de macht komen.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Nou wordt hij helemaal mooi. De naam van de SP staat namelijk onder een
amendement dat pensioenfondsen opdeelt in mooie kleine blokjes, hapklaar
voor de verzekeringsbranche. Er zullen dus veel meer mensen die gespaard
hebben voor hun pensioen gaan vallen onder een verzekeraar met
winstbejag die een pot geld krijgt. Dat gebeurt dan in plaats van wat u
betoogde. Ik wilde "tirade" zeggen, maar dat klinkt onaardiger dan ik
bedoel. Ik was het eens met uw opvatting dat het voor
pensioengerechtigden en deelnemers veel beter is om in een fonds te
zitten waar werkgevers en werknemers in het bestuur zitten in plaats van
op winst beluste ondernemers. Waarom staat uw naam dan onder dit
amendement?
De heer Van Kent (SP):
Als de Partij van de Arbeid-GroenLinks inderdaad vindt dat die
verzekeraars uit de pensioensector moeten worden gehouden, dan hadden ze
nooit in moeten stemmen met het casinopensioen, want het casinopensioen
zorgt ervoor dat pensioenen sneller mee gaan bewegen met marktkoersen.
Dat is anders dan bij verzekerde regelingen. Daar pakken de verzekeraars
het rendement af en gebruiken het voor andere zaken, maar ze bieden wel
een verzekerde regeling. Zeker in economisch slechte tijden is er een
heel groot risico dat werknemers en gepensioneerden het verzekerde
pensioen aantrekkelijker vinden dan het casinopensioen.
U stelde, mevrouw Haage, een vraag over het opdelen van
pensioenvermogen. Dat zou betekenen dat een deel van de deelnemers
ervoor kan kiezen om niet over te gaan met het reeds opgebouwde pensioen
naar het nieuwe stelsel. Het pensioenfonds gaat dan die twee regelingen
uitvoeren. Het gaat dus niet vervolgens naar verzekeraars. Nee, er komen
dan twee kringen bij een pensioenfonds. Dat is bij een aantal andere
pensioenfondsen nu al aan de hand. Er komen twee kringen bij hetzelfde
pensioenfonds: een kring voor degenen die het reeds opgebouwde vermogen
niet over laten gaan naar het nieuwe stelsel en een kring waar dat wel
zo is.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp dat we, als die twee kringen inderdaad komen, allemaal
kleinere potjes krijgen.
De heer Van Kent (SP):
Nee, twee kringen.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Dat wordt duurder in de uitvoering. Het wordt voor fondsen dus
onaantrekkelijk om dat allemaal in eigen beheer te doen en dus wordt het
rijp voor de verkoop. Zo kijk ik ernaar. Zo kijkt ook de
Pensioenfederatie ernaar. Ik snap dus echt niet waarom u, met de term
"sociaal" in de naam van uw partij, uw naam onder dit amendement gezet
heeft.
De heer Van Kent (SP):
Nu moet Partij van de Arbeid-GroenLinks toch even dimmen. Deze partij
heeft ingestemd met een casinopensioen, met een pensioen dat meer gaat
meebewegen met de beurskoersen, met een pensioen waarbij er kleinere
buffers zijn waardoor er eerder gekort moet worden. Ze hebben ingestemd
met een pensioenakkoord waardoor de AOW-leeftijd blijft stijgen in
plaats van dat hij, zoals wij willen, naar beneden gaat. Ze hebben
ingestemd met een pensioenakkoord, waardoor er nu een pensioenwet in
werking is getreden die discriminerend is voor jongeren en specifiek
voor jonge vrouwen.
Dat heeft alles te maken met die nieuwe manier van pensioenopbouw, het
afschaffen van de doorsneesystematiek. We hebben er allemaal voor
gewaarschuwd bij de wetsbehandelingen. De heer Nijboer, van uw partij,
zat hier onderuitgezakt en heeft geen vinger uitgestoken om iets te
verbeteren aan het casinopensioen. Die zat erbij en keek ernaar, terwijl
de afspraak bij het tot stand komen van het Pensioenakkoord was dat er
binnen de wet nog mogelijkheden zouden zijn voor de Partij van de Arbeid
om zaken te wijzigen. Daar heeft de PvdA geen gebruik van gemaakt.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor allemaal persoonlijke aantijgingen naar mensen die niet meer in
deze zaal zijn. Dat vind ik echt niet netjes. Dat is een.
De heer Van Kent (SP):
Het is wel zo.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Twee. Dertien jaar geen pensioenen indexeren en pensioenen niet mee
laten stijgen met de huurprijzen, die wel omhooggaan. De
boodschappenprijzen zijn tegelijkertijd voor ouderen net zo hoog als
voor jonge mensen. Daarom hebben wij toch ingestemd met deze wet. Zo
zijn de pensioenen weer toekomstbestendig. Daar staan wij voor. De
goedkope retoriek die ik hier van de SP hoor, vind ik echt stuitend.
De heer Van Kent (SP):
Het is geen goedkope retoriek. Het is een beschrijving van hoe het
proces is verlopen. Wie was er verantwoordelijk in de tijd dat de
pensioenen niet meestegen met de prijzen? Wie was er toen
verantwoordelijk voor de rekenregels, waardoor het vermogen van
pensioenfondsen eindeloos is gestegen en er niet geïndexeerd mocht
worden? Wie was daarvoor verantwoordelijk? Juist, staatssecretaris
Klijnsma. Het was staatssecretaris Klijnsma die toen, samen met Donner,
heeft afgedwongen dat pensioenen zelfs gekort zijn, terwijl er meer dan
genoeg geld in kas was en de beleggingsrendementen van pensioenfondsen
meer dan in orde waren.
De voorzitter:
U continueert.
De heer Van Kent (SP):
Voorzitter. Ik heb een aantal vragen aan de minister. Heeft de minister
überhaupt geprobeerd om mee te bewegen of mee te denken? Heeft hij
geprobeerd te kijken of de wens voor meer inspraak, meer grip en meer
zeggenschap mogelijk gemaakt kan worden, samen met nota bene drie
partijen die de regering vormen?
Klopt het dat de minister ervoor kiest om de wet straks twee jaar op de
plank te laten liggen en dus niet te gaan verdedigen in de Eerste Kamer,
zodat in die twee jaar alle pensioenfondsen over zijn naar het nieuwe
stelsel en dit amendement nagenoeg geen effect meer heeft? De afspraak
was dat de pensioenen een vrije kwestie zouden zijn. Ziet de minister
binnen die afspraak mogelijkheden om het amendement, al dan niet in
aangepaste vorm, over te nemen? Kan hij kijken of die zeggenschap wel
kan worden georganiseerd, in plaats van het alleen maar tegen te
werken?
Tot slot vraag ik aan de minister of hij kan aangeven, binnen die vrije
kwestie, welke ruimte er is om nog zaken te veranderen in de Wtp.
Blijkbaar is er een afspraak gemaakt dat er vanaf 1 januari nog zaken
gewijzigd kunnen worden. De minister zegt tot nu toe overal njet op.
Waar zit die ruimte dan wel? Waar zou er binnen die vrije kwestie voor
de Kamer ruimte zijn om met initiatieven te komen om zaken te wijzigen
in dat casinopensioen?
Ik wil nogmaals DENK en de Partij voor de Dieren oproepen. Het zijn de
pensioenen van werknemers en gepensioneerden die hun hele werkzame leven
geld apart hebben gezet, met daarbij een afspraak. Zij hebben dat geld
steeds ingelegd, ervan uitgaande dat die afspraak gestand zou worden
gedaan. Zonder dat zij er op enige manier inspraak op hebben, wordt dat
opgebouwde geld overgeheveld naar een nieuw stelsel met andere
voorwaarden. Dat moet je toch niet willen? Je moet er toch voor zorgen
dat mensen in ieder geval ja of nee op kunnen zeggen?
Dat betekent niet dat je vervolgens allerlei kleine pensioentjes
ontstaan, zoals GroenLinks-PvdA suggereerde. Het betekent dat er binnen
een pensioenfonds twee ordentelijke kringen ontstaan. Het gaat niet om
een tiental of een honderdtal, maar om twee. Eén voor het vermogen van
de gepensioneerden en werknemers die hebben gezegd dat ze niet willen
dat hun reeds opgebouwde rechten overgaan naar het nieuwe stelsel en één
waarbij het wel overgaat naar de nieuwe voorwaarden. Er zullen een
aantal regels en een aangepast financieel toetsingskader moeten worden
gemaakt voor het geld dat achterblijft. Maar het is niet onverantwoord
en het zijn niet tientallen verschillende potjes. Het gaat om twee
kringen binnen het pensioenfonds. Ik roep jullie echt met klem op: steun
het amendement en zorg ervoor dat mensen grip krijgen op hun
pensioen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ergin zit te stralen. Het woord is aan de heer
Aartsen van de VVD.
De heer Aartsen (VVD):
Voorzitter. Het was natuurlijk een heel interessant interruptiedebatje
want GroenLinks-PvdA had natuurlijk volkomen gelijk. De SP haalt de VVD
neoliberaal in met een privatisering van de pensioenen. Het is niet voor
niets dat de enige die niet negatief heeft gereageerd in de sector de
Bond van Verzekeraars is geweest, zeg ik tegen de Socialistische
Partij.
Voorzitter, mijn inbreng.
De voorzitter:
Dat laat de heer Van Kent zich geen tweemaal zeggen.
De heer Van Kent (SP):
Als de heer Aartsen een beetje lef had gehad, had hij mij net de vraag
gesteld …
Ziet de heer Aartsen er een risico in als pensioenen meer gaan
meebewegen met de markt? We zijn het met elkaar eens dat het nieuwe
stelsel ervoor gaat zorgen dat het sneller omlaag en sneller omhoog kan
gaan. Als het bijvoorbeeld zeven jaar extreem slecht gaat op de beurs,
wat we in het verleden vaker hebben gezien, worden de pensioenen jaar na
jaar verlaagd. In dat geval kan het verzekerde aanbod van verzekeraars
een goed alternatief lijken voor gepensioneerden en werknemers. Ik zeg
nadrukkelijk "lijken". Ziet de heer Aartsen ook dat bijvoorbeeld
pensioenverzekeraars al aankondigen dat hun pensioenportefeuilles gaan
verdubbelen?
De heer Aartsen (VVD):
Wat ik zie aankomen, is dat het amendement van de SP ervoor gaat zorgen
dat er verschillende kleine groepjes ontstaan, waarvan de fondsen zullen
zeggen dat zij ze niet goed kunnen onderhouden. Die systemen zijn te
duur om naast elkaar te laten bestaan. Ze gaan dus kijken of ze die
groep kunnen uitplaatsen richting verzekeraars. Ik wijs u er nogmaals
op: al die partijen die negatief hebben gereageerd, zijn de fondsen. Het
zijn de uitvoeringsorganisaties, op één organisatie na en dat is de Bond
van Verzekeraars. Die heeft niet negatief gereageerd op een SP-voorstel.
Dat zou u te denken moeten geven.
De heer Van Kent (SP):
Mevrouw Joseph zei tegen de minister: u houdt uzelf en de mensen in het
land voor de gek. Dat doet de heer Aartsen hier ook. Als er twee kringen
binnen een pensioenfonds ontstaan, betekent dat niet dat ze vogelvrij
zijn voor de verzekeringsbranche. Ik zou de heer Aartsen toch willen
vragen om op mijn punt in te gaan. Ziet de heer Aartsen dat het sneller
naar beneden en sneller omhooggaan van de pensioenen in het
casinopensioen er zeker bij langjarig neergaande markten toe kan leiden
dat de verzekeraars de boel gaan overnemen?
De heer Aartsen (VVD):
Nee, dat risico zie ik niet. We hebben daar solidariteitsreserves voor.
Nogmaals, het risico dat ik wel zie is dat door het amendement van de SP
er privatisering gaat ontstaan van bepaalde groepen. Daar kun je van
alles van vinden, maar als de SP de VVD hier neoliberaal inhaalt met
privatisering van pensioenen, dan vind ik dat we dat hier moeten kunnen
zeggen. Nogmaals, het Verbond van Verzekeraars is de enige die niet
negatief heeft gereageerd op het amendement van NSC en SP.
De heer Van Kent (SP):
De heer Aartsen kletst hier echt uit zijn nek. Het is juist zo dat het
pensioenstelsel, het casinopensioen — zoals dat door de VVD is verdedigd
en ook door het Verbond van Verzekeraars gewenst was — ervoor gaat
zorgen dat de verzekeraars de markt gaan overnemen. Het is niet zo dat
als er bij een groot, middelgroot of klein pensioenfonds twee kringen
ontstaan dat een aangelegenheid wordt voor de verzekeringsbranche. Dat
is onzin. Ik zou de heer Aartsen dus willen vragen om dat terug te nemen
en aan te geven dat het van belang is, ook voor de overgang naar het
nieuwe stelsel, dat mensen iets te zeggen hebben over het geld dat ze in
hun werkzame leven hebben opgebouwd. Dat zou een liberaal ook moeten
bepleiten. Het valt me extreem tegen dat een partij waarvan ik weet dat
ze eigenlijk ook niet zo heel blij zijn met de Wtp, met het
casinopensioen, er niet voor pleit dat er ook voor mensen iets te zeggen
moet zijn, dat mensen er zeggenschap over moeten krijgen of hun
opgebouwde vermogen overgaat naar dat nieuwe, meer onzekere stelsel.
De heer Aartsen (VVD):
Ik raak blijkbaar een gevoelige snaar bij de SP als het gaat over het
amendement en het feit dat dat effect heeft op de verzekeraars. Het doet
mij goed om te horen dat dit iets is waar de heer Van Kent misschien
toch even in zal moeten duiken. We hebben uitgebreid met elkaar
gesproken over de Wtp, bijna 90 uur. Dit hebben we gewisseld. Ik ga dat
hier niet nog een keer doen. Dat lijkt me onzinnig. Waar ik tegen ben,
is een sabotageactie zoals het amendement die voorstelt. Nogmaals, het
geeft volgens mij te denken dat het Verbond van Verzekeraars de enige
partij is die niet negatief heeft gereageerd op het amendement van de
heer Van Kent. Daarbij wordt aangegeven dat de kans levensgroot is dat
bepaalde groepen overgaan naar verzekeraars. Als dat is wat u wil, dan
moet u daar ook voor staan.
De heer Van Kent (SP):
Ik reageer gewoon rustig op wat de heer Aartsen zegt. Volgens mij heb ik
al meerdere keren uiteengezet dat als er twee kringen in een
pensioenfonds komen dat niet betekent dat dat een aangelegenheid wordt
voor de verzekeraars, maar dat dat juist het resultaat is van de
onzekerheid in het casinopensioen. Ik zou de heer Aartsen nog wel willen
vragen of hij kan onderkennen dat bijvoorbeeld ook de
ouderenorganisaties voor het amendement zijn, dat tijdens de behandeling
van het casinopensioen de ouderenorganisaties helemaal niet betrokken
zijn, en dat zij helemaal niet betrokken zijn bij de uitwerking en
invulling van die wet. Het zijn nu juist heel veel ouderenorganisaties
die aangeven dat ook hun achterban graag wil dat er zeggenschap komt.
Pensioen is meestal het grootste vermogen in geld wat mensen hebben. Dat
is onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden opgebouwd. Het gaat dan
om de vraag of dat vermogen over mag gaan naar een ander en meer onzeker
stelsel zonder dat je daar ook maar iets over mag zeggen. De VVD zegt
ja, de SP zegt nee.
De heer Aartsen (VVD):
Dat is duidelijk. Het enige wat ik tegen de SP zeg, is: neem dan ook de
verantwoordelijkheid voor de consequenties van dat amendement. Ik zal zo
meteen nog verder op die consequenties ingaan. Ik denk dat dat heel erg
schadelijk is. Het is goed dat de minister gisteren een brief stuurde
over de zaken waarover verantwoordingsorganen en ouderenorganisaties
meer inspraak hebben. Maar we moeten ook eerlijk zijn: pensioenen gaan
niet alleen over ouderen of jongeren, maar over alle groepen. Die moeten
evenwichtig worden behandeld. In het amendement staat de evenwichtigheid
over alle generaties. Bij het amendement maak ik me juist grote zorgen
over de potentiële pechgeneratie. Daarom vind ik het een zeer
onverstandig amendement.
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn brieven van vorige week en
vandaag. Dit is mijn eerste zin.
De voorzitter:
Ja, maar die is zeer controversieel. Mevrouw Joseph.
De heer Aartsen (VVD):
Zeker.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik hoorde de heer Aartsen net praten over een "pechgeneratie". Het
amendement heeft netjes geregeld dat de generatie die minder pensioen
gaat opbouwen in het nieuwe stelsel gecompenseerd kan worden. Dat wilde
ik even aanvullen.
De heer Aartsen (VVD):
Een hele hoop punten zijn nog niet aangepast in het amendement. Volgens
mij zijn dat punt 2, punt 4, punt 5, punt 7 en punt 8. Daarover kom ik
zo nog wat verder te spreken.
Ik ben blij dat de minister zich heeft aangesloten bij het punt dat het
inhoudelijk een slecht idee is, maar in zijn brief van 9 mei schreef hij
ook een waslijst aan wetstechnische zaken die niet deugen aan het
amendement. De brief van de minister begint met het volgende. Ik citeer
een aantal keer: "aanvullende wetgeving die noodzakelijk is om het
amendement uitvoerbaar te maken". Daarmee moet ik concluderen dat het
amendement in de ogen van de minister op dat moment onuitvoerbaar was.
Anders is er namelijk geen andere wetgeving nodig om het uitvoerbaar te
maken.
We kregen gisteren het gewijzigde amendement toegestuurd. Er stond
inderdaad dat er op de punten 2, 4, 5, 7 en 8 geen wijziging heeft
plaatsgevonden. Daarover zegt de minister, en ik citeer weer: "op de
uitvoeringsaspecten zijn er onvoldoende dingen gewijzigd". Mijn eerste
vraag aan de minister zou dan ook als volgt zijn. Als iets onvoldoende
is gewijzigd ten aanzien van de uitvoeringsaspecten en als er
aanvullende wetgeving nodig is om iets uitvoerbaar te maken, is het
amendement dan uitvoerbaar of is het amendement dan onuitvoerbaar? Ik
vind dat we hierover duidelijkheid moeten krijgen.
Ik snap dat de minister echt in een politiek lastig parket zit. Ik heb
hem de vorige keer gecomplimenteerd met de verantwoordelijkheid die hij
als minister voelde. Hij zette heel zakelijk uiteen wat de consequenties
van het amendement waren, juist wat betreft de
stelselverantwoordelijkheid. Hij roept de Kamer op om duidelijkheid te
geven, maar ik vind ook dat de minister in dit debat zelf duidelijkheid
dient te geven. Als iets loopt als een eend, als het eruitziet als een
eend en als het kwaakt als een eend, dan is het een eend. Dan moeten we
dat ook durven zeggen. Als de minister aangeeft dat zaken moeten worden
gewijzigd om het amendement uitvoerbaar te maken en als die zaken niet
volledig worden gewijzigd — dat was "onvoldoende" in de woorden van de
minister — dan is het volgens mij onuitvoerbaar.
Voorzitter. Een ander beladen punt is de tijdsplanning. De minister
schrijft hierover in zijn brieven dat het materiële gevolgen heeft voor
de Pensioenwet en de transitie, dat het een fundamentele wijziging is,
dat aanvullende wetgeving om het uitvoerbaar te maken circa twee jaar
duurt, dat een verlenging van de transitieperiode niet kan plaatsvinden
en dat dit met de wijziging ongewijzigd zal blijven. Ook hier geldt dat
het doel van de wet waarover wij vandaag spreken, is om voor alle
uitvoerende partijen, ik citeer weer: "een zorgvuldige en beheerste
transitie beter mogelijk te maken en de uiterste datum van 1 januari
2027 naar 1 januari 2028 te schuiven".
Mijn vraag aan de minister is eigenlijk heel simpel: hoe moet het als
dit wetsvoorstel pas is uit te voeren in mei 2027 als je iets in januari
2027 wil verplaatsen? Volgens mij is ook hier duidelijkheid nodig.
Volgens mij haalt dit amendement het doel van de oorspronkelijke wet die
dinsdag voorligt, onderuit. Het verhindert dat dat doel behaald kan
worden. Daar hebben we in het parlementaire gebruik een woord voor. Dat
is: destructief. Is de minister bereid dat woord te gebruiken? Zo nee,
waarom niet? Ik vind dat we het hier ook duidelijk moeten zeggen als dat
wel het geval is.
Voorzitter. Een ander punt gaat over geld. De minister geeft aan dat er
twee jaar vertraging komt, no matter what. Door dit amendement komt er
twee jaar vertraging. We hebben eerder in brieven gelezen dat daarmee de
2,4 miljard uit het Herstel- en Veerkrachtplan en de mijlpalen daarvan
onder druk komen te staan. Sterker nog, met zijn brief bevestigt hij dat
er daarmee een financieel probleem ontstaat. Die mijlpalen zijn dan per
definitie niet meer haalbaar, want dan zijn ze in de tijd opgesomd. Dat
gaat om een bedrag van 2,4 miljard. Hoe gaat de minister dit financiële
gat dekken? Moet de minister dit binnen zijn eigen begroting dekken? Ik
wil graag voor de stemmingen duidelijkheid hebben over hoe dit
financiële probleem opgelost gaat worden.
Voorzitter, tot slot. Mijn vraag aan de minister is nu echt: hoe nu
verder? Het is een ongelofelijke rotzooi geworden, met enorm veel onrust
en onduidelijkheid. Dit staat haaks op de ambitie, ook van de minister,
voor een zorgvuldige en beheerste transitie. Bij een aangenomen
amendement staat deze minister voor een ongelofelijk lastige keuze: wel
of niet doorzetten naar de Eerste Kamer? Ik zou daarover graag
duidelijkheid willen van de minister: gaat de minister in de Eerste
Kamer een wet verdedigen die, in zijn eigen woorden, onuitvoerbaar is
zonder aanvullende wetgeving? Zo ja, hoe dan? Gaat de minister in de
Eerste Kamer een wet verdedigen die het doel van het onderliggende
wetsvoorstel onhaalbaar maakt? Zo ja, hoe dan? Gaat de minister in de
Eerste Kamer een wet verdedigen die een financieel gat van 2,4 miljard
in zijn eigen begroting slaat? Zo ja, hoe dan?
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Inge van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Voorzitter. In deze derde termijn heb ik nog een paar vragen aan de
minister. Een oplossing die eenvoudig lijkt, namelijk inspraak regelen
met een vinkje zetten, oftewel ja of nee aankruisen bij de vraag "wilt u
over naar het nieuwe pensioenstelsel?" heeft grote gevolgen voor de
uitvoering. Dat is dan ook precies de reden waarom mijn fractie in de
eerste termijn heeft aangegeven dat dit geen zorgvuldige manier van
wetgeving maken is. In de eerste plaats is dat zo omdat de wet al bijna
twee jaar in werking is en tijdens de uitgebreide parlementaire
behandeling reeds alle argumenten over wat het amendement voorstelt,
gewisseld zijn. Het doorkruist daarnaast de implementatie, waarbij we
van iedereen vragen opnieuw te beginnen in een proces dat al bijna
halverwege is.
Mijn fractie had ten minste verwacht dat een dergelijke substantiële
ingreep via een initiatiefwet zou plaatsvinden. Dat verdient een
ingrijpend voorstel dat miljoenen mensen direct raakt en over een enorm
opgebouwd kapitaal gaat. We hadden consultatie van de uitvoerders en de
toezichthouder en overleg met sociale partners verwacht, want pensioen
is een arbeidsvoorwaarde. Dat is degelijke wetgeving. Een toevallig
wetsvoorstel hiervoor benutten is dat niet. Ook het ministerie van de
heer Van Hijum gaf in zijn eerste brief al aan dat niet de zorgvuldige
procedure doorlopen is, dat er nog veel onduidelijk is en dat dat tot
grote problemen kan leiden. In het debat bleken de gevolgen voor de
uitvoering echter nog eens veel groter dan we aan de voorkant met elkaar
hadden aangenomen.
Voorzitter. We hebben nu een aangepast amendement. In het vorige debat
heeft de minister aangegeven dat een amendement op geen enkele manier
toereikend is om de wensen van de initiatiefnemers goed in het
pensioenstelsel te laten landen. De brief van de minister van vandaag
benadrukt dit nog eens.
Voorzitter. De essentie van het amendement is natuurlijk niet veranderd.
Naast de uitvoerbaarheid was een van onze zorgen over het voorstel dat
een individuele beslissing effect heeft op het collectief. Anderen
beslissen in feite voor jou. In een stelsel dat op solidariteit is
gebaseerd, zoals het pensioenstelsel, zijn individuele keuzes nooit
neutraal. Wat jij kiest, beïnvloedt de financiële positie van anderen.
Dat kan kwetsbare groepen, zoals mensen met een klein inkomen en dus ook
een klein pensioen, disproportioneel raken. Daarmee lopen we het risico
dat jouw individuele keuze een bron van ongelijkheid wordt. Nadat de
keuzes gemaakt zijn, is er geen weg meer terug. Mijn vraag aan de
minister is of hij het ermee eens is dat met dit amendement met name
kwetsbare groepen met een klein pensioen harder geraakt kunnen
worden.
Voorzitter. Ik was in mijn eerste termijn kritisch op de minister. Dit
amendement hangt namelijk al heel lang in de lucht. De afgelopen maanden
hoopte ik dan ook op óf een zodanige inhoudelijke bijsturing van het
kabinet en hulp aan de indiener dat we hierin wél iets zouden kunnen
betekenen voor mensen, óf een duidelijke afwijzing en dus een stevig
"ontraden" van het kabinet. Maar hij deed het in zijn brief beide niet.
Hij zei geen ja en hij zei geen nee. In het debat was deze minister
gelukkig een stuk duidelijker. Dat hielp. De brief van 9 mei eindigt
echter met een oproep aan de Kamer om zo spoedig mogelijk duidelijkheid
te geven aan de sector, zonder dat hij zelf duidelijkheid geeft en
stevig afconcludeert. Ik vraag de minister om de Kamer vandaag honderd
procent duidelijkheid te geven over waar hij staat met betrekking tot
het amendement en wat hij gaat doen als het amendement aangenomen zou
worden.
Voorzitter. Het is begrijpelijk dat het commissiedebat over pensioenen
dat ook voor vandaag gepland stond, is komen te vervallen. Maar het is
wel belangrijk om regulier te spreken over pensioenonderwerpen. Dat
verdient het onderwerp, maar dat verdienen zeker ook alle mensen die
pensioen opbouwen of ontvangen. Pensioen is een onderwerp met lange
lijnen. Mensen rekenen erop. Dat vraagt dus serieuze behandeling in de
Kamer en geen snelle actie met ingrijpende amendementen. Dan kunnen we
het er ook serieus over hebben. Ik vraag de coalitiefracties om het
serieus met elkaar te hebben over hoe we dit belangrijke thema normaal
en serieus kunnen behandelen.
Ik heb in mijn eerste termijn een paar thema's genoemd waarvan ik het
belangrijk vind om het daar de komende tijd over te hebben, zoals beter
inzicht voor mensen en dus financieel advies. Er loopt een onderzoek
naar instrumenten om meer te sturen op koopkracht. Er ligt een stuk van
collega Joseph met onder andere een plan om ook in de solidaire
premieovereenkomst de keuze voor een vaste uitkering mogelijk te maken.
En er ligt een motie van het CDA over andere governance na de transitie
waarbij meer gewicht bij werkenden en gepensioneerden komt te liggen.
Kunnen we gezamenlijk komen tot een wetgevings- of onderzoeksagenda?
Want van alleen politiek snel gewin zijn de werkenden en de
gepensioneerden uiteindelijk de dupe. Als we dat doen, nemen we de
verhoudingen in de coalitie serieus, de deelnemers en de zorgen serieus,
maar ook de zorgvuldigheid van het proces serieus. Graag een reactie van
de minister.
Mevrouw Joseph (NSC):
Het invaartraject loopt natuurlijk al, dus er is snelheid geboden als er
inspraak nodig is. Ik vroeg mij af of mevrouw Van Dijk vindt dat mensen
nu voldoende inspraak hebben gekregen in waar hun bestaande pensioenen
worden aangepast.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank voor de vraag. Mevrouw Joseph heeft al vaker met mij over dit
onderwerp gesproken. In de eerste termijn heb ik al verschillende malen
aangegeven dat ik echt wel teleurgesteld ben over hoe in sommige
gevallen het hoorrecht is toegepast, omdat ik daar hogere verwachtingen
van had. We hebben er moties over ingediend, ik heb er de minister op
aangesproken en ik heb er deze minister op aangesproken. Dus inderdaad,
ik vind dat dat beter had gemoeten. Dat wil niet zeggen dat ik dit
amendement kan steunen met alle gevolgen die het heeft in zijn
totaliteit. Dat wil wel zeggen dat ik zeer graag samen met mevrouw
Joseph erover nadenk wat we er wél naast kunnen doen. Vandaar ook dat ik
voorstel om een goede wetgevingsagenda te maken, zodat we de komende
tijd heel structureel en goed onderbouwd, ook wetgevingstechnisch, goede
wijzigingen kunnen doorvoeren.
De voorzitter:
De heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Vandaag hebben we een derde termijn van een wetsvoorstel dat
raakt aan de kern van onze sociale zekerheid en ons
solidariteitsstelsel, het pensioenstelsel. Zo'n derde termijn gebeurt
niet al te vaak maar is noodzakelijk, ook als je ziet wat er voorligt.
Want waar we zouden moeten bouwen aan rust en vertrouwen en zouden
moeten zorgen dat er zo goed mogelijk kan worden ingevaren, juist voor
de mensen met de pensioenen, wordt er nu al een aantal weken verwarring
gezaaid.
Voorzitter. De ChristenUnie staat voor de pensioenhervorming die met
brede steun is doorgevoerd na een lang traject van voorbereiding. De
stukken zijn allemaal op de website terug te vinden, net zoals de
video's van de ellenlange debatten. We hebben toen al gezegd dat het
nieuwe stelsel niet perfect is. Omdat het zo groot is, zul je ook
tekortkomingen tegen gaan komen. Gaandeweg zul je zien dat je een aantal
dingen beter moet doen. Zorgen zoals over communicatie en transparantie
zijn ook de reden dat ik een motie heb ingediend.
Ook de brief van de minister die terug is gekomen gaat daarop in, want
het is niet zo dat het niet voorzien was. We hadden al aangegeven dat je
met zo'n stelsel gaandeweg het gesprek met elkaar aangaat. Maar feit
blijft dat we deze stelselwijziging, een van de grootste van de
afgelopen decennia, in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer op een
democratisch deugdelijke wijze met elkaar hebben behandeld. Wij geloven
ook dat het stelsel rechtvaardiger, toekomstbestendiger en ook eerlijker
is voor jong en oud.
Voorzitter. Dat proces verdient nu rust en consistentie en geen
politieke spelletjes. Daarom vind ik het ook zorgwekkend, zo bleek al
uit mijn interruptiedebat, dat juist NSC, de partij die zichzelf ook wel
afficheert als kampioen van goed bestuur en van nieuw leiderschap, met
een amendement komt, en dat ook vijf keer wijzigt, dat alles ten aanzien
van dit voorstel en de tijdslijn onderuit dreigt te halen. Dit is een
partij die tijdens een vorige termijn van dit debat haar eigen
vicepremier van volksverlakkerij beschuldigde en dat vandaag niet wenst
terug te nemen en die aan de andere kant zelf de instabiliteit
veroorzaakt die verweten wordt op een van de gevoeligste terreinen van
het sociaal beleid. De keuze van de een raakt de ander, dat is het
solidariteitsbeginsel dat eronder ligt. Voor de ChristenUnie is dat
moeilijk om te zien.
Voorzitter. De minister heeft gereageerd op het amendement. We hebben
mevrouw Joseph de ruimte gegeven; daarom staan wij hier nu voor de derde
termijn. De minister heeft erop gereageerd en in een brief uitvoerig
aangegeven waarom het amendement ondanks de wijzigingen niet alsnog een
andere appreciatie kan verkrijgen. Hij heeft beargumenteerd dat er jaren
aan nieuwe wetgeving nodig is en nodig zal zijn en dat juist het doel
van dit voorstel, namelijk een bepaalde deadline halen, onvermijdelijk
door dit voorstel wordt getorpedeerd. Als het amendement aangenomen zou
worden, zal het traject namelijk langer duren dan wat het wetsvoorstel
beoogt.
Het gaat dus veel verder dan het voorstel zelf. Dat is ook de reden
waarom we het "politiek torpederen" noemen, want als het zo is, had je
dat in een ander wetsvoorstel of in een initiatiefvoorstel kunnen doen,
en niet door middel van een amendement op deze wijze. Het was namelijk
helemaal niet de bedoeling van de minister die het amendement heeft
voorgelegd dat het zover zou komen.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik heb een kleine vraag aan de heer Ceder: ontkent hij dat er nieuwe
inzichten zijn die wel degelijk laten zien dat er inspraak nodig is?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb in mijn betoog juist een paar dingen aangegeven. Tijdens het
proces van twee jaar geleden hebben wij gezegd dat wij een democratisch
besluit voor een nieuw stelsel … Dat is overigens niet een politiek
besluit; de sociale partners hebben die afspraken gemaakt. Dit stelsel
is niet van de politiek. Wij hebben ooit afgesproken dat de vakbonden en
de werkgevers ook namens mensen spreken en tot een akkoord moeten komen.
Vervolgens moet dat in wetgeving worden gegoten. Dit is geen politiek
spelletje; wij voeren uit wat er in de polder is afgesproken. Daarbij
hebben we wel aangegeven dat je bij zo'n groot stelsel gaandeweg zal
zien dat misschien niet alles perfect gaat. Ik heb het ook in een
interruptiedebat aangegeven; ook ik baal als het gaat om die
transparantie en de communicatie. Ik heb ook aangegeven dat het
belangrijk is dat die zorgen weggenomen worden. Mevrouw Inge van Dijk
gaf dat net ook aan. De minister heeft dat ook aangegeven.
Dat is ook de reden waarom ik een motie heb ingediend en de reden waarom
de minister — Ik heb de brief hier; die heeft u ook gehad — juist ook
ingaat op die motie. In die brief staat letterlijk: "Tevens heeft de
motie van het lid Ceder c.s. verzocht om de zorgen rond communicatie en
transparantie rond het invaarbesluit weg te nemen. In deze brief geef ik
aan hoe ik invulling kan geven aan deze motie." Dus in antwoord op mijn
collega: ja, wij vinden dat de punten van die transparantie en die
communicatie belangrijk zijn. We vinden ook dat het beter moet.
Maar mevrouw Joseph doet het volgende: zij pakt dit punt en vervolgens
verabsoluteert zei dit door te zeggen: "en dus moet mijn punt van twee
jaar geleden op dit moment aangenomen worden en is dat de enige manier
waarop we verder kunnen". En dat is niet eerlijk. We hebben toen al
aangegeven — dat geef ik nu ook toe; ik geef dit herhaaldelijk aan — dat
mevrouw Joseph een punt heeft als ze zegt dat inspraak belangrijk is. Ik
ben jurist geweest. Ik heb gevochten voor de inspraak van mensen. Maar
er spelen meerdere belangen en meerdere aspecten. Dit is een collectief
stelsel. Al die dingen moesten leiden tot een nieuw stelsel.
Dat is ook de reden waarom dat akkoord van de polder jaren geduurd
heeft. Dat weet u beter dan ik, want u was waarschijnlijk toen ook al in
de sector bezig. Al die belangen weeg je met elkaar; dat is politiek.
Over die belangen ga je het debat met elkaar aan. Je vraagt zelfs advies
aan instituten en dan neem je een democratisch besluit. Dat hebben we
genomen. Als een democratisch besluit genomen is, betekent dat niet dat
wij daarna opeens geen oog meer hebben voor één van die aspecten. Maar
een democratisch proces betekent dat al die aspecten gewogen worden. De
vertegenwoordiging, die door eerlijke verkiezingen is verkozen, maakt
daarover in meerderheid een keuze. Vervolgens hebben we nog een Kamer
van de reflectie die nog een keer goed kijkt of de Tweede Kamer dat goed
gedaan heeft; in beide gevallen was daar een meerderheid voor.
De voorzitter:
Jaja.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, ik vind dit wel belangrijk. Mevrouw Joseph probeert namelijk
in elke termijn een wig te scheppen tussen haar positie en die van de
rest van de Kamer. Inspraak zou voor de rest niet belangrijk zijn. Die
ís belangrijk, maar andere dingen zijn ook belangrijk. Die zaken hebben
we gewogen met elkaar. Ik wil daar dus wel afstand van nemen.
De voorzitter:
Helder! Helder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik hoop dat mensen dat ook horen. Volgens mij is er niemand in deze
Kamer die inspraak niet belangrijk vindt. Maar er is wel een weging te
maken wat betreft dit stelsel.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dat was een lang antwoord, maar nog even over het begin ervan: het
pensioen dat al is opgebouwd, is niet meer van de werkgevers- en
werknemersorganisaties, maar van de mensen thuis. Mensen hadden altijd
inspraak als er iets werd aangepast. De inspraak afnemen was een
politieke keuze en die inspraak eventueel teruggeven is ook een
politieke keuze.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is een mooie oneliner, maar uw eigen minister is het niet met u
eens. Ik ga even de brief erbij pakken. U heeft een amendement ingediend
en in de vorige termijn heeft u aangegeven dat die zo overgenomen kan
worden. Mensen geloven u en zeggen: "Waarom stemmen we dan niet voor?
Dan is het geregeld." U noemde het zelfs een klein besluit. U zou iets
herstellen en als dat dan hersteld is, zouden we gewoon over kunnen gaan
tot de orde van de dag. Maar dat was niet waar.
Dat blijkt ook uit de brief van de minister. Die brief heeft een aantal
kantjes; iedereen kan die thuis lezen. Hij heeft daarin ook aangegeven
dat er nog aanvullende wetswijzigingen zouden moeten komen als dit
aangenomen zou worden. Uw verhaal was dus niet volledig. Dat erkent u
niet, maar dat is wel de realiteit. Dat bevestigt de minister ook. Als
dat amendement aangenomen wordt, gaan we niet over tot de orde van de
dag, maar dan is er twee jaar nodig en moeten er ook andere wetten
gewijzigd worden. Ik ga een voorbeeld noemen. Rond de toedeling van het
vermogen zegt de minister dat, gelet op artikel 20 van de Pensioenwet,
immers geen mogelijkheid wordt gegeven tot afscheiding van vermogen en
dat artikel 20 daarop aangepast zou moeten worden.
Er wordt ook aangegeven dat het amendement geen bepaling bevat over wie
de keuze zou maken voor een collectief goedkeuringsrecht of een
individueel bezwaarrecht. Dat heeft u over de schutting gegooid. Het is
niet uw intentie, maar dat betekent wel dat uw amendement juridisch
onvoldoende deugdelijk is om aangenomen te worden en dat daarmee het
wetsproces, eigenlijk een heel stelsel, onuitvoerbaar wordt. Ook de
minister van Financiën heeft aangegeven dat het amendement destructief
is.
Ik twijfel niet aan uw intenties. U heeft een terecht punt over het
belang van inspraak. Dat deel ik met u, maar u zegt er niet bij dat er
ook andere belangen zijn, dat dit stelsel een collectief stelsel is en
de keuze voor het ene effect heeft op het andere. U heeft er niet bij
gezegd dat het aannemen van dit amendement ertoe leidt dat andere
artikelen ook gewijzigd moeten worden. U heeft er niet bij gezegd dat
een wetswijziging ertoe zal moeten leiden dat het ook weer door de Raad
van State zal moeten gaan. Die zal weer advies moeten geven. Wat als die
ook zegt: onuitvoerbaar? Gaat u dan ook zeggen: ja, nee, maar die
snappen het niet? Al die wijzigingen zullen weer tot dit traject
leiden.
U heeft er al blijk van gegeven dat u de adviezen, van de minister van
SZW, van de vicepremier, van de minister van Financiën, van de Raad van
State, van de vakbonden, van de werkgevers, van de Stichting van de
Arbeid, naast u neerlegt. Dat zult u ook doen bij de wijzigingen die
zullen voortvloeien uit het aannemen van het amendement, en dus ontstaat
er bestuurlijke chaos. Dat is niet uw bedoeling, maar materieel wel het
effect. Daar geeft u geen rekenschap van. Dat hoort u wel te doen, omdat
u naast pensioenexpert ook controleur bent. De controle op uw eigen
amendement en de gevolgen die daaruit voortrollen, ook op andere
wijzigingen die gedaan moeten worden, hoor ik u niet doen.
De voorzitter:
Prima. Mevrouw Joseph.
Mevrouw Joseph (NSC):
Sorry, dit is bijna een punt van orde. Ik heb in artikel 150l, vijfde
lid, verduidelijkt dat er een uitzondering is voor de artikelen 20 en
83, als het amendement wordt aangenomen. Daarnaast heb ik ook
verduidelijkt dat pensioenfondsen verantwoordelijk zijn voor de keuze
tussen individueel bezwaarrecht en een referendum. Ik heb het dus gewoon
opgenomen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, maar de minister van het kabinet — het is niet uw minister, maar wel
eentje van NSC-huize — geeft aan dat het hiermee niet is opgelost. Dat
zijn niet mijn woorden, maar die van de minister. Ik denk dat hij vanuit
het kabinet het meest sympathiek tegenover uw voorstel zou staan, ook
omdat hij als deelnemer op de verkiezingslijst van NSC dit punt
natuurlijk heeft onderschreven. Ik denk dat er juist heel veel sympathie
is voor uw voorstel, maar dat de minister ook tot de conclusie komt dat
uw amendement, hoewel sympathiek vanuit persoonlijke overtuiging — ik
vul 'm in hoor; de minister moet me maar corrigeren — desalniettemin
onuitvoerbaar is en destructief, in ieder geval volgens de minister van
Financiën.
De voorzitter:
Prima.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter. Daarmee rond ik af. Het bezwaarrecht klinkt dus sympathiek,
maar is ondoordacht en brengt een domino-effect teweeg, waar geen
rekenschap van wordt gegeven door de indieners. Het geeft geen
bescherming van doenvermogen, geen waarborg voor evenwichtigheid, maar
juist meer risico's, juridische vragen en rechtsongelijkheid.
Voorzitter. Wij gaan stemmen en daarom is mijn oproep aan NSC: trek het
amendement in, want dat zou van goed bestuur getuigen. Als u het in
stemming laat brengen, blijft de politieke onrust. Daar bent u, de
mede-indieners maar met name NSC, hoofdverantwoordelijk voor.
Voorzitter. Het is natuurlijk aan de indiener zelf om 'm in te trekken
of niet. Maar als het niet gebeurt, denk ik wel dat het voor de Kamer
belangrijk is om ook rekenschap hiervan af leggen, omdat we allemaal
controleurs zijn en het democratisch proces dienen te waarborgen.
Uiteraard kan een stelsel gewijzigd worden. Er komen nieuwe verkiezingen
aan. Dat kan allemaal, maar we moeten ons wel afvragen of de conclusie
niet terecht is dat dit amendement veel te ver gaat ten aanzien van het
wetsvoorstel dat nu voorligt en het daarmee gewoon torpedeert. De
uitnodiging ligt alsnog op tafel — mijn mening zal hierdoor niet
veranderen — om het via een deugdelijke manier te doen, namelijk met een
initiatiefwet. Daarbij geef ik wel mee dat dat eerder gedaan had moeten
worden als het zo belangrijk was. Want waarom hebben jullie dit nu pas
gedaan? Onze hebben al ingevaren. Ik zie de heer Van Kent knikken, maar
ook u staat eronder. Had dit dan eerder gedaan, is even mijn collegiale
advies. Ik heb het niet tegen u. Maar goed, ik zie u zo knikken, dus
daarom kijk ik u aan.
Voorzitter, tot slot. Ik dank in ieder geval het kabinet voor de
uitvoering van de motie-Ceder als het gaat om duidelijk maken wat we wel
kunnen doen ten aanzien van communicatie en transparantie, want dat is
wel een belangrijk punt. Ik krijg, net als alle Kamerleden denk ik, elke
dag mails van mensen die zich gewoon zorgen maken. En hoewel ik uitleg
wat mijn standpunt is, vind ik het wel belangrijk dat mensen zekerheid
krijgen, duidelijkheid krijgen en dat er een rol is voor ons en voor de
pensioenfondsen, maar ook voor de minister om er echt voor te zorgen dat
dat gevoel van onrust wordt weggenomen.
Dan een laatste vraag of, nee, nog twee vragen. Hoe wordt geborgd dat de
verplichte toelichtingen over invaren echt begrijpelijk zijn voor
deelnemers met bijvoorbeeld beperkte digitale of financiële
vaardigheden?
En tot slot de financiële consequenties. Hiervoor heeft een debat
plaatsgevonden over het rapport van Draghi. Daarin kwam het pensioen ook
even kort naar voren, in de context dat de uitkeringen van de Europese
fondsen door het aannemen van dit amendement waarschijnlijk terugbetaald
zullen moeten worden, dus dat dit extra financiële consequenties heeft
bovenop wat we ons realiseerden in de termijn hiervoor. Ik wil even
vragen of de minister dat kan schetsen. En dan is de heel simpele vraag,
die volgens mij elke coalitiepartij zich zou moeten aantrekken: waar is
daar de financiële dekking voor?
De voorzitter:
Prima.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Haage, GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De derde termijn van een wetsvoorstel dat
voorligt dat min of meer onomstreden is. Daar zijn we in de eerste
termijn van dit debat al op ingegaan. Ik heb daar niet nog meer aan toe
te voegen. De enige reden dat we hier opnieuw met elkaar staan is om het
amendement-Joseph te bespreken, een amendement over een onderwerp dat
uitvoerig besproken is tijdens de behandeling van de Wet toekomst
pensioenen, nu bijna drie jaar geleden. Collega Don Ceder sprak daar ook
al over. Wij zijn nooit de grootste supporter van die wet geweest en dat
zijn we nog steeds niet. Het is een ontzettend ingewikkelde wet. Dus als
je die wil verbeteren, staan we daar zeker voor open, maar dan niet op
een manier die pensioengerechtigden geld kost en de pensioensector in
grote onzekerheid stort.
En het moet wel om een verbetering gaan. Je kunt veel zeggen over de Wet
toekomst pensioenen, maar het pluspunt van het nieuwe stelsel is nou
juist dat het moet zorgen voor indexatie en daarmee hogere pensioenen.
Als je een amendement indient dat precies dat aspect ondergraaft, dan
heb je het gewoon niet begrepen. In de eerste termijn is veel gesproken
over het amendement-Joseph. Nu bespreken we het tweede nader gewijzigde
amendement, een vijfde wijziging, en als het gesprek doorgaat zoals
tijdens het debat op 23 april, komen we toe aan het 26ste nader
gewijzigde amendement en dat lijkt GroenLinks-PvdA een drama voor alle
mensen die pensioen genieten en bezorgd zijn over een koopkrachtig
pensioen en een drama om dat te realiseren voor de sector.
De essentie van het amendement is niet gewijzigd. Inhoudelijk lezen wij
geen echte veranderingen. Dat kan ook niet anders, want met dit
amendement worden de collectiviteit en de solidariteit binnen een fonds
nog steeds afgebroken. Ouderen worden zo tegen jongeren opgezet en vice
versa. Mensen krijgen individueel misschien het gevoel inspraak te
hebben, maar wat ze werkelijk overhouden is een lager pensioen. Er wordt
wel veel tekst toegevoegd aan het amendement, maar zonder inhoudelijke
verbetering van de wetgevingskwaliteit en dat was juist waar het aan
schortte.
Mevrouw Joseph (NSC):
Kan mevrouw Haage misschien uitleggen welke collectiviteit precies over
is in de Wet toekomst pensioenen? Realiseert mevrouw Haage zich wel dat
de Wet toekomst pensioenen juist betekent dat het collectieve vermogen
wordt opgedeeld in individuele pensioenvermogens met een
leeftijdsafhankelijk beleggingsbeleid waar iedereen meer risico loopt,
dat de pensioenen meebewegen met de beurzen?
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Dat kan ik zeker. Het is namelijk zo, ook in de nieuwe wet, dat je voor
de beleggingen weliswaar individueel een keuze kunt maken, maar dat er
nog steeds samen wordt gespaard. Als bijvoorbeeld de beurzen wisselen —
dat zie je heden ten dage met Trump aan de macht in Amerika ook gebeuren
— dan is het nog steeds mogelijk om die beurswisselingen op te vangen en
uit te smeren over een langere termijn. Dat noem ik collectiviteit en
solidariteit. Het opknippen in kleine potjes met mensen die a willen en
mensen die b willen, vind ik niet collectief en niet solidair.
De wijzigingen gaan wat ons betreft dus voorbij aan de onuitvoerbaarheid
van het amendement. Alleen het onderwerp benoemen in een wet lost het
probleem daarachter niet op. Graag ook een duidelijke appreciatie van de
minister hiervan. We hebben de brief gelezen; de argumenten daarin zijn
duidelijk. Ze lijken naar "destructief" toe te schrijven, maar de
conclusie staat er niet in. Overeind blijft staan dat individueel
bezwaarrecht niet samengaat met een collectief evenwichtig invaren. Dus
is onze conclusie dat dit amendement destructief is.
Bij mijn fractie is de afdronk van het debat in april dat het de
indieners van het amendement niet zozeer gaat om het geven van inspraak
aan gepensioneerden of nog werkende deelnemers, maar vooral om het
voorkomen dat pensioenfondsen invaren in het nieuwe stelsel, elk van de
partijen misschien om andere redenen. Dat riep bij mij de vraag op waar
we hier nou eigenlijk over staan te debatteren. Wat voor perspectief
willen we nu geven aan alle werkende deelnemers en gepensioneerden aan
wie de 1.600 miljard toebehoort?
Voorzitter. Als ik zie wat er met de pensioenen van de havenarbeiders
bij Optas is gebeurd, denk ik: pas op met het overhevelen van pensioenen
naar de private sector. We spraken daar net al even over. We moeten echt
voorkomen dat zo'n zwendel nog een keer gebeurt. Wij hebben veel liever
pensioenfondsen die van iedereen zijn dan private partijen die vooral
winst willen maken. Met dit amendement voorzien we dat de private sector
juist meer ruimte krijgt, dus zijn wij verbaasd dat partijen die
zichzelf sociaal noemen hierachter staan. Een individueel bezwaarrecht
op invaren gaat niks doen aan deze zwendel die daar heeft
plaatsgevonden.
Voorzitter. GroenLinks-PvdA vindt dit amendement asociaal. Het gaat
lijnrecht in tegen het belang van pensioendeelnemers. Zij hebben belang
bij solidariteit, collectiviteit en hogere pensioenen, niet bij een
onuitvoerbaar "ieder voor zich"-amendement. Mijn fractie doet echter
graag mee aan het voorstel dat het CDA zojuist gedaan heeft om een
degelijke wetgevingsagenda te maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Edgar Mulder van de
fractie van de Partij voor de Vrijheid.
De heer Edgar Mulder (PVV):
De pensioendiscussie is voor de PVV een principiële discussie, want
vandaag staat in feite het eigendomsrecht centraal. Pensioen is namelijk
geen gift. Het is geen gunst. Het is uitgesteld loon. Het is eigendom.
En het eigendomsrecht moet gerespecteerd worden. Daar hoort dus ook
zeggenschap, instemming en mogelijkheid tot bezwaar bij. Dat was onze
inzet toen we het vorige amendement van mevrouw Joseph ondersteunden en
het is onze inzet gebleven bij dit aangepaste voorstel. Dit aangepaste
amendement doet wederom precies wat nodig is: het herstelt de
mogelijkheid tot bezwaar.
Voorzitter. Het is inmiddels duidelijk dat het nieuwe stelsel niet
alleen technisch ingewikkeld is, maar ook maatschappelijk zeer
kwetsbaar. Het draagvlak is aan het afbrokkelen. Uit onderzoek blijkt
dat slechts een klein deel van de Nederlanders voor het nieuwe stelsel
is: slechts een heel klein deel van de niet-gepensioneerden, namelijk
slechts 22%, en bij de gepensioneerden 17%. Dat zijn dramatische
cijfers. Waarom zijn deze cijfers zo laag? Omdat mensen zich
buitengesloten voelen en omdat er over hun pensioen wordt beslist zonder
dat zij daarin een stem hebben. Het werd vanavond al gezegd: laten we
niet vergeten dat voor de gewone Nederlander het pensioen zijn grootste
bezit is. Het is heel begrijpelijk en ook redelijk dat mensen hierover
zelf willen meepraten en meebeslissen.
Dit amendement biedt dus een oplossing. Het geeft de stem terug aan de
deelnemers. Het geeft deelnemers een keuze, niet dwingend maar
rechtvaardig, geen chaos maar duidelijkheid, geen dwang maar vrije
keuze. Individueel bezwaarrecht wordt weer gewoon de norm, zoals bij
collectieve waardeoverdracht in de praktijk altijd al het geval
was.
Voorzitter. We hebben in het vorige debat en in de afgelopen weken in
alle kranten en aan alle tafels alle mogelijke tegenargumenten tegen dit
voorstel gehoord: het amendement zou vertragen, het wordt te complex of
het is juridisch niet mogelijk. Maar dit amendement verkleint juist een
hoop van die problemen, zeker de juridische risico's van het stelsel,
want zonder deze correctie met het amendement gaan er in de toekomst
rechtszaken komen. Dan heb je pas chaos, dan ontstaat vertraging en dan
creëer je dus onzekerheid. Alle critici vergeten het allerbelangrijkste
punt, namelijk het herstel van vertrouwen in het Nederlandse
pensioenstelsel.
Voorzitter, afrondend en terug naar het begin van mijn betoog: de PVV
hecht aan het eigendomsrecht. Het pensioen dat je opbouwt, moet van jou
blijven. Niemand, maar dan ook niemand — geen pensioenfonds, geen
werkgever, geen overheid — mag daar zonder jouw toestemming iets
fundamenteels aan wijzigen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Vermeer van BBB is afwezig. Dan gaan we luisteren
naar de laatste spreker van de zijde van de Kamer: de heer Ergin van de
fractie van DENK.
De heer Ergin (DENK):
Voorzitter, dank u wel. In de afgelopen weken heeft DENK veel mensen
gesproken over hun pensioen en specifiek over het amendement van mevrouw
Joseph. Ik moet zeggen dat veel mensen hunkerden naar meer inspraak,
omdat ze zich ernstige zorgen maken over hun toekomstige pensioen. Die
conclusie kunnen we wel trekken, denk ik. Dat laat ook zien hoe broos
het vertrouwen van Nederlanders in onze instituties is. Ik begrijp die
mensen heel goed. Die onzekerheid is namelijk het directe gevolg van de
nieuwe Pensioenwet.
Tegelijkertijd heb ik ook gesprekken gevoerd met pensioenfondsen. Ook
zij kijken met argusogen naar dit debat en ook zij verkeren in
onzekerheid over hun toekomst. Om maar een voorbeeld te geven: het
schoonmaakpensioen. Dat is het pensioenfonds voor mensen met een kleine
portemonnee die met hun handen keihard werken om aan het einde van hun
carrière een bescheiden pensioen te hebben opgebouwd. De boodschap was
helder: het voorstel is sympathiek en het idee op zich steunen we wel,
maar het betekent in de praktijk dat de kosten flink gaan stijgen. Hun
inschatting was dat die kosten met in ieder geval 50% zouden stijgen.
Dat gaat om een bedrag dat in de miljoenen loopt. Als ik dat zo hoor,
betekent dat dus meer geld voor de uitvoering en minder geld voor de
gepensioneerden. Ook dat argument begrijpen wij.
Voorzitter. Het gewijzigde amendement, het vierde amendement van mevrouw
Joseph staat vandaag op de agenda. Ik wil het amendement heel goed
kunnen beoordelen. Aan de ene kant kunnen wij ons vinden in het idee
achter dit amendement, maar tegelijkertijd willen we heel goed kijken
naar wat dit in de uitvoering betekent, naar de praktische implicaties,
bijvoorbeeld wat betreft die twee jaar vertraging. Is dat alleen maar
een vertraging om de wet te wijzigen en om wetgeving in orde te krijgen?
Of komt daar de werkelijke transitie van pensioenfondsen nog bovenop? Is
de vertraging daardoor niet nog meer dan twee jaar? Als dat zo is, zou
ik van de minister graag willen weten wat de totale duur gaat
zijn.
Voorzitter. Ik heb nog een vraag over wat het betekent als het
amendement wordt aangenomen. In de wet staat dan nog steeds dat
pensioenfondsen voor 1 januari 2027 of later — de minister kan dat nog
wijzigen met een AMvB — gewoon moeten invaren. Het aannemen van dit
amendement betekent niet dat er direct individueel bezwaarrecht
ontstaat. Het kost twee jaar. Wat gaat er in die twee jaar gebeuren? Wat
gaat de minister doen als pensioenfondsen wel besluiten om dan in te
varen, zoals in de wet staat? In welke wereld belanden de
pensioenfondsen als het amendement wordt aangenomen? Ik zou hier graag
een heldere reactie op willen.
Ik heb in de eerste en tweede termijn een aantal vragen aan de minister
gesteld en heel expliciet gevraagd om daar in de brief op terug te
komen, maar op sommige vragen zie ik toch te weinig terug in zijn brief.
Dat geldt bijvoorbeeld voor de kosten van 18 miljard euro. Ik begrijp
dat het in de berekening van PwC gaat om een totaalbedrag van 18 miljard
als geen enkel pensioenfonds invaart, maar ik wil gewoon van de minister
weten welke scenario's denkbaar zijn als en individueel bezwaarrecht
wordt ingevoerd. Dan zal het misschien geen 18 miljard zijn, maar ik
neem toch aan dat het om bedragen van miljarden gaat. Ik wil daar
klip-en-klaar iets over horen van deze minister.
Dat geldt bijvoorbeeld ook voor wat volgens mij een voetnoot was in het
advies van de Raad van State over het aannemen van het amendement.
Daarin stond dat bepaalde middengroepen — volgens mij ging het om
leeftijdscohorten — er 8% op achteruit zouden gaan. Ook wat dat betreft
heb ik nadere duiding gevraagd, maar daar lees ik weinig over terug bij
de minister.
Voorzitter. Ik wilde tot slot gebruikmaken van deze gelegenheid om heel
eerlijk aan te geven dat DENK voor een lastig dilemma staat. Aan de ene
kant zijn wij voor keuzevrijheid. We hebben dit amendement of een
soortgelijk amendement gesteund toen de wet werd behandeld. Volgens mij
was het lid Omtzigt toen de indiener. Maar we hebben er nu mee te maken
dat de transitie is ingegaan. De nieuwe wet is van toepassing en dit
amendement opnieuw indienen heeft gewoon praktische implicaties waar wij
grote vraagtekens bij hebben. Die vragen stel ik aan de minister. Ik
hoop dat ik vandaag wel duidelijk antwoord krijg, want de antwoorden
gaan wij uiteindelijk meewegen in het eindoordeel van de fractie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik schors tot 21.05 uur. Dan gaan we luisteren naar de minister.
De vergadering wordt van 20.49 uur tot 21.06 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen. Het woord is aan de minister.
Minister Van Hijum:
Dank u wel, voorzitter. Om te beginnen dank ik de leden van de Kamer
voor de vragen in deze derde termijn. Ik dank ook voor de gelegenheid om
te reageren op het herziene amendement.
Laat ik om te beginnen toch weer zeggen dat ik respect heb voor de inzet
van de indieners en voor hun streven naar meer draagvlak voor de
pensioentransitie. Het zijn reële zorgen, zo is door een aantal van u
gezegd. Ik heb in de eerste twee termijnen aangegeven dat ik dat deel.
Dat is tegelijkertijd mijn antwoord op de vraag van de heer Van Kent.
Hij vroeg: bent u nou bezig om in samenwerking met de indieners ergens
toe te komen? In mijn beleving wel. Ik probeer deze zorgen serieus te
nemen en daar ook op in te gaan. De indieners hebben in hun gewijzigde
amendement een aantal zaken technisch verduidelijkt. Ik waardeer dat zij
daarmee in elk geval deels tegemoetkomen aan de opmerkingen uit mijn
brief van 9 mei. Maar ik heb ook in de brief die ik vandaag heb
verstuurd aangegeven dat dit voor het kabinet niet leidt tot een ander
oordeel over het amendement.
Ik sta graag nog even stil bij de belangrijkste aandachtspunten en
bezwaren. Dat doe ik langs de lijn van vier punten. Eén. De gevolgen
voor de deelnemers en gepensioneerden. Twee. De gevolgen voor de
uitvoering. Drie. De gevolgen voor het wetgevingsproces. Als vierde punt
wil ik graag nogmaals uw aandacht vragen voor de alternatieve route die
ik heb geschetst, ook in mijn brief van gisteren, om aan de zorgen over
het invaren tegemoet te komen. Want nogmaals, ook het kabinet en ikzelf
zijn van mening dat we met elkaar iets moeten doen.
Ik begin bij de gevolgen voor de deelnemers. Het amendement maakt het
mogelijk om individueel bezwaar in te dienen of een referendum te
organiseren tegen het besluit tot invaren. Daarin is het in opzet en
inhoud niet gewijzigd. Het beoogt daarmee de deelnemers en
gepensioneerden individueel zeggenschap te geven over de vraag of hun
bestaande rechten wel of niet mogen worden overgezet naar het nieuwe
stelsel.
In de reactie van 17 april heb ik al toegelicht dat hiermee wordt
teruggekomen op de expliciete afweging die in het eerdere
wetgevingsproces is gemaakt om van het bezwaarrecht af te zien. Ook de
heer Ceder wees daarop. Ook wordt teruggekomen op de keuze om
collectieven in stand te laten, dus om vermogen bij elkaar te houden en
risico te delen om zo ook iedereen te kunnen laten profiteren van de
voordelen van het nieuwe stelsel. Nu ruimte geven aan individuen om zich
aan die overgang te onttrekken wekt de indruk dat je de keuze hebt
tussen het overgaan naar een onzeker pensioen, of een casinopensioen,
zoals de heer Van Kent dat blijft framen, en aan de andere kant het
achterblijven in een veilige haven.
Voorzitter. Dat beeld klopt niet. Mensen blijven dan achter in een
stelsel dat ook in afgelopen 15 jaar geen zekerheid kon bieden met
betrekking tot indexatie. Dat was ook de reden voor de discussie over
een nieuw stelsel. Daar vroeg de heer Vijlbrief naar. Het amendement zou
de indruk kunnen wekken dat er niets verandert voor de mensen die
achterblijven in het oude stelsel, maar het nieuwe stelsel wordt hoe dan
ook ingevoerd. De nieuwe opbouw vindt plaats in de nieuwe
premieregeling.
Mensen die achterblijven, komen terecht in een gesloten fonds, waarbij
de randvoorwaarden voor indexatie zeker niet beter zijn en misschien
zelfs slechter. Ook hebben de individuele keuzes van bezwaarmakers
invloed op de uitkomsten voor de andere deelnemers in het collectief.
Veel zal afhangen van de precieze toedeling van de buffers en de
precieze samenstelling van de groep deelnemers en/of gepensioneerden die
achterblijft. Die onzekerheid heeft ook wel gevolgen voor de
indexatiebesluiten die fondsen dit jaar moeten nemen voor hun
deelnemers.
Voorzitter. Dat brengt mij op het tweede punt: de gevolgen voor de
uitvoering. Ik herhaal ook nu dat het invoeren van individueel
bezwaarrecht geen relatief kleine wetstechnische ingreep is. Het
transitieproces wordt daar wezenlijk door beïnvloed. Ik heb dat
uitgebreid toegelicht in de beide Kamerbrieven. Ik herhaal hier dat ik
er niet op uit ben om problemen en knelpunten groter te maken dan ze
zijn. Ik ben hier niemand voor de gek aan het houden, maar ik probeer
een eerlijk beeld te schetsen van de consequenties.
Fondsen kunnen nu eenmaal moeilijk voorspellen hoeveel mensen gebruik
zullen maken van dat bezwaarrecht, terwijl dat wel mede de uitkomst voor
het collectief bepaalt. Ook is niet helemaal duidelijk wanneer er nou
wel of niet een referendum moet plaatsvinden. Fondsen zullen hun
deelnemers en de gepensioneerden echter wel actief moeten informeren
over de keuze die ze hebben en over de gevolgen daarvan. Dat vraagt wel
degelijk ook om herziening van eerder genomen transitiebesluiten door
sociale partners en fondsbesturen over het invaren en het toedelen van
vermogens, zeker bij fondsen die hebben gekozen voor de solidaire
regeling.
In de richting van de heer Van Kent zeg ik dat dit het overgrote deel
van de deelnemers betreft. Bij deze fondsen zijn de voorbereidingen voor
de implementatie vaak al in een vergevorderd stadium. Het maakt voor het
indexatieperspectief van zowel de achterblijvers in het stelsel alsook
de mensen die overgaan, nogal uit of er veel of weinig mensen overgaan
of achterblijven in het oude stelsel en wat de samenstelling van die
groep is. Ik zie dat in de toelichting van het amendement ook wel wordt
toegegeven dat als er bepaalde bandbreedtes overschreden worden, het wel
degelijk zo kan zijn dat de mogelijke uitkomst van dat referendum is dat
het een niet evenwichtige uitkomst voor het geheel is. Maar dan heb je
al wel mensen uit dat systeem laten gaan met een bepaalde belofte en
verwachting. Daar moet je dan op terugkomen, omdat de uitkomst voor het
geheel niet evenwichtig is. Daarom zullen fondsen de
informatievoorziening en de uitvoering daarop moeten inrichten. Daarbij
zullen ze de gevolgen vooraf goed moeten doordenken, want dat moet
vooraf.
Daarnaast wijs ik ook nogmaals op de financiële effecten voor fondsen,
zoals extra uitvoeringskosten voor het gescheiden beheer — ik kom daar
zo in de richting van de heer Ergin nog even nader op terug — en op de
budgettaire risico's voor de overheid, zoals het niet halen van de
mijlpalen van het Herstel- en Veerkrachtplan en mogelijke derving van de
inkomsten.
De heer Aartsen vroeg mij hoe ik die gevolgen ga dekken. Het kabinet en
ik hebben dit amendement ontraden, dus ik ben niet van plan om daar nu
een antwoord op te geven. Dit amendement is ingediend door drie van de
vier coalitiepartijen. Ik neem eerlijk gezegd ook aan dat daar onderling
afspraken over zijn of dat als er gevolgen zijn, daar ook gevolgen aan
verbonden zouden kunnen worden. Maar dit amendement is nog niet
aangenomen. Ik zie ook geen reden om daar nu op vooruit te lopen.
De heer Aartsen (VVD):
Die reden is er wél. Er is dinsdag een stemming. Het concept van
stemmingen hier in de Kamer is dat er maar twee uitkomsten mogelijk
zijn: of het wordt aangenomen of het wordt niet aangenomen. Het is
natuurlijk wel praktisch om het te weten. Als het wordt aangenomen, dan
mag de minister natuurlijk wijzen naar de Kamerfractie die het heeft
ingediend, maar daarmee blijft dat gat van het geld natuurlijk
bestaan.
Minister Van Hijum:
Daarom heb ik het ook ontraden.
De heer Aartsen (VVD):
Dat snap ik. Het is natuurlijk prachtig om het te ontraden, maar op het
moment dat de Kamer zegt "dit is een feit", dan is het de minister die
met een gat van 2,4 miljard in zijn begroting zit, mits hij ervoor kiest
om de wet door de zetten naar de Eerste Kamer. Ik denk dat het terecht
is dat we ons hier aan de voorkant met elkaar afvragen hoe de minister
dat probleem oplost. Die uitkomst is namelijk fiftyfifty: of het wordt
aangenomen of het wordt niet aangenomen op dinsdag.
Minister Van Hijum:
Ik kan alleen maar aangeven dat ik de consequenties van het aannemen van
het amendement zo concreet mogelijk heb proberen te schetsen, in
financiële zin, in juridische zin en in de zin van de uitvoering. Het is
op dit moment aan de Kamer om die consequenties te wegen. Ik wijs er ook
op dat die pas realiteit zijn als het wetsvoorstel uiteindelijk in de
Tweede en in de Eerste Kamer is aanvaard. Maar niettemin kunnen ze reëel
zijn. Ik heb daar op al die terreinen ook geen misverstand over laten
bestaan. Maar ze zijn uiteindelijk voor weging van de Kamer.
De heer Aartsen (VVD):
Dan wil ik het hier wel duidelijk hebben. Dat betekent dus dat als het
amendement wordt aangenomen — ik ga er even van uit dat de wet wordt
aangenomen — er een gat is van 2,4 miljard?
Minister Van Hijum:
Dan is er in ieder geval een spanning wat betreft die 2,4 miljard, omdat
het halen van de mijlpalen van het Herstel- en Veerkrachtplan onder druk
komt te staan. Dat klopt. Een aantal van die mijlpalen zul je wellicht
niet kunnen halen. Daar zal het kabinet zich dan toe moeten
verhouden.
De voorzitter:
Ik hanteer in deze termijn weer zes interrupties. Mevrouw Haage.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
De issues in uw coalitie zou ik vooral onderling even met elkaar
oplossen. Mijn vraag is dan veel meer: als het amendement wordt
aangenomen, waarom trekt de minister dan niet de conclusie "ik trek de
hele wet in en ik breng die niet in de Eerste Kamer in"?
Minister Van Hijum:
Ik kom zo meteen op de wetstechnische gevolgen en wat ik ga doen als het
amendement wordt aangenomen.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik heb even naar de minister geluisterd. Ik gebruik toch een interruptie
om nu even glashelder vast te stellen wat hij zegt over de inhoud van
het oude stelsel en het nieuwe stelsel. Hij zegt: "We zijn niet voor
niks naar een nieuw stelsel gegaan, want we wilden meer vastigheid en
een meer duurzaam stelsel. We zagen dat we niet konden indexeren in het
oude." Even los van de uitvoering, is de reden dat het kabinet dit
amendement ontraadt … Is het nou principieel zo dat het kabinet zegt
"ja, wij zien het probleem dat dit amendement probeert te adresseren,
maar de gevolgen van dit amendement zullen zijn dat de collectiviteit
wordt ondergraven en dat daarmee het nieuwe stelsel wordt ondergraven"?
De minister zei dat eigenlijk, maar ik ga toch even proberen te testen
of dat nou klopt. Is dat nou wat hij zegt? Ik vind het namelijk
belangrijk dat we dat nu … Hij is niet onhelder geweest. Maar het hangt
steeds in dit debat. Vindt hij dit nu ook?
Minister Van Hijum:
Ik denk inderdaad dat het in stand houden van die collectieven over het
algemeen — dat zul je uiteraard per fonds moeten bekijken — de beste
waarborg biedt voor de verbetering, of in ieder geval voor een
koopkrachtiger pensioen, dan wanneer je dat uit elkaar trekt en mensen
achterlaat in verschillende delen. Maar nogmaals, dat zul je wel per
fonds moeten onderbouwen.
Ik kom zo dadelijk op de vraag waarom ik heb voorgesteld om juist het
besluit om niet niet in te varen beter te onderbouwen en toe te lichten.
Je kunt dan namelijk ook laten zien dat dat uiteindelijk voor alle
deelnemersgroepen de meest rationele en evenwichtige keuze is. Ik zie
dat we daar een probleem mee hebben. Ik denk dat mevrouw Joseph dat
voortdurend als een onderliggend probleem aankaart. Er is niet altijd
vertrouwen. Je zult het beter moeten uitleggen. Je zult mensen moeten
meenemen in de afweging. Maar uiteindelijk zegt zij ook, en ik vertaal
het even in mijn eigen woorden: ik ben er wel van overtuigd dat het
grootste deel van de mensen ook overtuigd zal raken van het voordeel van
invaren.
De vraag is dan wel een beetje of het op dit moment doorvoeren van deze
wetswijziging daar de meest verstandige reactie op is. Je haalt daarmee
uiteindelijk wel heel veel overhoop. Dat is toch een beetje alsof je de
spelregels tijdens het spel verandert. Ik heb ook weleens gezegd: Het is
net alsof je tijdens de tweede helft besluit om de buitenspelregel te
veranderen en dan verwacht dat de spelers, de scheidsrechter, de VAR en
alle anderen zich in één keer volledig consequent volgens de nieuwe
regels gaan gedragen en dat allemaal op dezelfde manier doen, maar dat
is geen garantie voor een ordentelijk verloop van de wedstrijd. Dat is
om die reden ook niet verstandig.
De voorzitter:
De heer Vijlbrief had een schijninterruptie. Eigenlijk was het een
schwalbe bij de interruptiemicrofoon.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Deze voorstelling van zaken is natuurlijk niet correct. De spelregels
zijn juist gewijzigd toen de spelregels voor mensen die al jaren een
pensioen hebben opgebouwd, of nog erger, die gewoon al een pensioen
krijgen, werden veranderd. Dat bedrag was namelijk opeens niet meer
gegarandeerd voor hen; het zou meebewegen met de beurs. Op dat moment
zijn de spelregels veranderd. Maar dat even terzijde.
Daarnaast wordt er nu een tegenstelling gecreëerd, alsof met dit
amendement de nieuwe wet onderuit wordt gehaald. Dat is natuurlijk niet
het geval. Het gaat alleen over het punt — de een mag dat klein noemen
en de ander groot — van zelfbeschikking voor de mensen van wie dat geld
is. Dat is het enige. Het is dus niet zo dat we hier straks de oude wet
wegstemmen. Het gaat er alleen om dat mensen die dat pensioen hebben
opgebouwd voordat de spelregels werden veranderd, in ieder geval
zeggenschap krijgen. Dat wilde ik even duidelijk maken.
Minister Van Hijum:
Strikt genomen is wat de heer Mulder zegt ook niet helemaal onjuist. Die
afweging is namelijk expliciet gemaakt bij de Wet toekomst pensioenen.
De heer Ceder heeft daar ook op gewezen. Die afweging is wel bewust
gemaakt door de wetgever, de regering, de Tweede Kamer en u. Als je daar
nu op een zorgvuldige manier op wil terugkomen, moet je niet alleen
zeggen: we voegen nu alsnog even dat bezwaarrecht in. Nee, je moet dan
ook de consequenties van de keuzes voor individuen en het collectief
zorgvuldig schetsen en die in aanloop daarnaartoe op een zorgvuldige
manier organiseren. Dat vraagt om een veel grondiger herziening van de
wetgeving dan er nu voorligt. Dat is wat ik hier voortdurend probeer aan
te geven.
Daarbij zul je ook alle partijen — ik doel dan op de sociale partners en
de pensioenfondsen, maar ook de toezichthouders — nadrukkelijk moeten
betrekken. Een van u heeft mij gevraagd of die bij het wetsvoorstel
betrokken zijn geweest. Ik kan die vraag niet beantwoorden voor de
indiener, maar we proberen wel voortdurend voor elk gewijzigd amendement
indicaties te krijgen over hoe die vallen, hoewel dat vaak op zeer korte
termijn moet gebeuren.
Er bestaan daar ook bij de toezichthouders echt oprechte zorgen over.
Die zeggen namelijk: wij willen best toetsen of iets zorgvuldig is, maar
dan moet aan de voorkant wel duidelijk zijn aan de hand waarvan je moet
toetsen. Dat gaat over de concrete spelregels die je bij dit soort
ingewikkelde verdelingsvraagstukken moet verklaren. Wat de indieners
willen, is technisch gezien dus niet helemaal onmogelijk, maar het
vraagt om een grondige verbouwing van het wetsvoorstel. Op dit moment
heeft dat ingrijpende gevolgen. Dat probeer ik u hier iedere keer weer
eerlijk voor te houden, zodat u uiteindelijk kunt afwegen of u het de
moeite waard vindt. Het heeft namelijk die consequenties.
De heer Vijlbrief (D66):
Ik ga mijn vraag nu toch nog een keer herhalen. Ik vroeg net aan de
minister of het kabinet — dat is de uitvoerende macht die het moet doen
— alles afwegende het amendement ontraadt omdat het deze afweging niet
verstandig vindt. Dat wil ik toch wel vastgesteld hebben. Wij stemmen
niet in een vacuüm. Wij stemmen ook op basis van adviezen van de
regering. Zo gaat dat. Het kabinet heeft dit amendement ontraden. Ik
vroeg daarom aan de minister of een van de redenen daarvoor is dat de
collectiviteit wordt doorbroken, en het antwoord was net ja. Ik probeer
dat nog een keer vast te stellen.
Minister Van Hijum:
Dat heb ik bevestigd, maar ik kom even op dat punt van die weging, want
daar was ik ook bij aangekomen. Het amendement heeft natuurlijk wel
degelijk een aantal zaken verduidelijkt. Maar ik heb ook in brieven
aangegeven dat het naar ons oordeel op een aantal punten nog onvoldoende
is uitgewerkt, en dat er, mocht het amendement worden aangenomen, echt
aanvullende wet- en regelgeving nodig zou zijn om het amendement
uitvoerbaar te maken.
Ik heb in mijn brief ook aangegeven welke punten dat betreft. Dat is ook
geciteerd door een aantal van u en dat ga ik hier niet uitgebreid
herhalen. Maar ik zeg wel dat daarvoor ook afstemming nodig zal zijn met
sociale partners, met fondsen en toezichthouders. Uiteindelijk hebben we
ook een advies van de Raad van State nodig. De benodigde afstemming, dus
het wetgevingsproces en de consultatie, zal naar verwachting twee jaar
in beslag nemen.
Dat betekent niet dat ik twee jaar op mijn handen ga zitten als het
amendement wordt aangenomen. Nee, dat wetsvoorstel zal dan naar de
Eerste Kamer doorgeleid worden. Ik zeg dat je dan vanaf dat moment zult
moeten werken aan een herziening van die wetgeving en dat zal
bijvoorbeeld in de vorm van een novelle in de richting van de Eerste
Kamer doorgeleid moeten worden. Dat acht ik, met het oog op de
wetgevingskwaliteit, onontkoombaar. Ik verwacht dat de Eerste Kamer
buitengewoon kritisch zal kijken naar de gevolgen die het amendement
heeft voor het hele wetsvoorstel, voor de consistentie van de wetgeving,
voor de zorgvuldigheid van het transitieproces en ook voor de
uitvoering. Ik denk dus dat de Eerste Kamer daarom zal vragen.
Die vertraging zou tevens betekenen dat de deadline voor die transitie
voorlopig niet opschuift van 1 januari 2027 naar 1 januari 2028, want
dat is de bedoeling van dat wetsvoorstel. Tot die tijd blijft het
bestaande wettelijke regime dus ook gelden voor alle fondsen. Om die
reden — ik zal het toch nog even expliciet zeggen — blijf ik het
amendement ontraden. Als uw Kamer desondanks besluit om de principiële
keuze te maken om het amendement aan te nemen, dan zullen er aanvullende
consultatie en nadere wijziging van wet- en regelgeving nodig zijn voor
het proces, ook met het oog op een zorgvuldige behandeling in de Eerste
Kamer. Het betekent ook dat het bezwaarrecht slechts op een beperkte
deel van de fondsen van toepassing zal kunnen zijn. De financiële
gevolgen — daar vroeg de heer Aartsen naar — zullen op het moment dat
het zover komt inderdaad nader in beeld moeten worden gebracht en van
dekking moeten worden voorzien. Daar zal ik uiteraard ook eerst in het
kabinet over moeten spreken.
De heer Aartsen (VVD):
Er wordt nu toch wel iets interessants gezegd. De minister zegt dus dat
hij op het moment dat dit amendement wordt aangenomen, twee jaar nodig
heeft om aanvullende wetgeving te maken om het amendement uitvoerbaar te
maken, om het uit te voeren. Hij zegt dat gedurende die periode van twee
jaar het bestaande wettelijke kader van de Wtp, zoals dat nu is,
ongewijzigd blijft. Even voor de dubbele check: klopt dat?
Minister Van Hijum:
Ja, de wet is de wet zoals die nu is.
De heer Aartsen (VVD):
Maar dan hebben we dus echt wel een ding. Dat betekent namelijk dat dit
amendement op z'n vroegst in werking kan gaan in mei 2027. Dat is nu
over twee jaar. Het wettelijke bestaande kader vereist dat alle fondsen
ingevaren dienen te worden, dat de transitie dient te worden afgerond op
1 januari 2027. Deelt de minister dan gewoon de feitelijke conclusie dat
er daarmee voor mei 2027 feitelijk niks verandert aan het wettelijk
kader?
Minister Van Hijum:
Dat heb ik net aangegeven, ja.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Waar is opeens de verlenging van een jaar en waar is ook de algemene
maatregel van bestuur gebleven waarmee het nog één of twee jaar zou
kunnen worden verlengd?
Minister Van Hijum:
Het einde van die transitietermijn staat in de wet. Daar kan ik dus niks
aan veranderen en daar is deze wetswijziging voor nodig. Die termijn van
twee jaar — ik zeg dat even voor de goede orde — is een inschatting,
voor niet alleen de consultatie maar voor het hele parlementaire proces
dat je nodig hebt. Het geheel moet om die aanvullingen erdoor te krijgen
namelijk langs de Tweede Kamer en het moet ook weer naar de Eerste
Kamer. Daarbovenop heb je erna eigenlijk ook nog een
implementatietermijn nodig. De heer Ergin vroeg daar nog naar. Dit gaat
over wat er nodig is om tot een afgerond wetsvoorstel te komen en dit is
de reële inschatting die ik daarvan kan maken.
Mevrouw Joseph (NSC):
Kan de minister bevestigen dat op 18 december nog is aangekondigd dat
per 1 januari de fiscale wetgeving zou worden aangepast, omdat dit snel
nodig was? Kan hij bevestigen dat in januari nog een deel van het
wetsvoorstel van de Wet verlenging transitieperiode door de minister uit
de wet in een algemene maatregel van bestuur is getild? Dus de minister
kan best wel snel werken als hij dat echt wil.
Minister Van Hijum:
Het is geen onwil. Ik probeer echt aan te geven wat de serieuze
implicaties zijn van het amendement en de zorgvuldigheid die wat u wilt
vraagt. Als u het niet doet in uw eigen amendement, dan moet ik het hier
op tafel leggen, gewoon om de consequenties te schetsen van wat er nodig
is. Een aantal verduidelijkingen zitten in het amendement. Dat heb ik u
nagegeven. Maar een aantal dingen zullen echt aangevuld moeten worden.
Dan gaat het onder andere over de spelregels ten aanzien van de
vermogenstoedeling. Dan gaat het over zaken als het wel of niet
toepassen van het transitiekader, van het ftk, in de transitiefase. Ik
denk dat het buitengewoon belangrijk is dat je daar ook alle organen bij
betrekt om dat proces zorgvuldig te doorlopen.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Ik wil helemaal niet bestrijden dat de minister hier op een hele
eerlijke manier probeert weer te geven hoe hij denkt dat die komende
periode eruitziet. Ik sloeg net aan op het een-tweetje met Aartsen. Er
zou opeens helemaal niets meer kunnen als die twee jaar ingaat. Dat is
niet waar. Het is al drie keer bewezen, bij het weduwenpensioen et
cetera, dat technische wijzigingen heel snel doorgevoerd kunnen worden.
We hebben ook een algemene maatregel van bestuur waarmee we er nog jaren
bij zouden kunnen krijgen.
Nogmaals, die twee jaar betekenen zeker niet dat er helemaal niks meer
kan gebeuren. Daarop sloeg ik aan en niet omdat u iets zou vertellen wat
niet klopt. Is het correct wat ik constateer?
Minister Van Hijum:
Ik probeer gewoon een inschatting te maken van de hoeveelheid werk die
hierachter schuilt om er een zorgvuldige wet van te maken. Wat heb je
nodig in het consultatieproces? Hoe wordt de wettelijke behandeling
doorlopen? Dan zijn dit de termijnen waar je rekening mee moet houden.
Ik kan er niks anders van maken.
De heer Vijlbrief (D66):
Het is 21.30 uur, maar ik vraag dit toch voor de orde in het debat. De
minister zegt eerst inhoudelijk dat de collectiviteit wordt doorbroken,
dat het kabinet daar geen voorstander van is, maar dat wij dat allemaal
zelf moeten wegen. Daarna begint de minister over de uitvoering. Ik
vraag dit zodat we het allemaal goed met elkaar begrijpen.
Als het amendement zou worden aangenomen, kost dat twee jaar. Dat heeft
de minister al eerder gezegd trouwens. Dat is helemaal niet nieuw. Het
staat ook in de brief. Het kost twee jaar om dat amendement uitvoerbaar
te krijgen. De heer Aartsen wees er net op dat in die twee jaar nog
steeds de Wtp geldt. Daar staat ook — dat zei de minister zelf — dat er
gewoon een datum is waarop ingevaren moet zijn. Klopt mijn conclusie nu
dat het amendement, als het wordt aangenomen, ofwel irrelevant geworden
is, omdat de Wtp blijft bestaan en de minister het amendement niet
eerder kan uitvoeren, ofwel, als het amendement wel relevant wordt,
destructief is voor de Wet transitie pensioenen? Dat is toch de
onoverkomelijke conclusie?
Met andere woorden: het kabinet ontraadt dit amendement, omdat het er,
wat mij terecht lijkt, inhoudelijk niet mee eens is — er zitten grote
financiële consequenties aan, waar we nog op terugkomen — maar ten
tweede loopt het in de uitvoering, los van het feit dat het moeilijk
uitvoerbaar is, totaal spaak met de Wet transitie pensioenen. Dat is
toch de conclusie?
Minister Van Hijum:
Nou ja, de wet blijft tot die tijd gelden. Daarmee is mijn verwachting,
zoals ik net heb uitgesproken, dat het van toepassing zal zijn op
slechts een beperkt aantal fondsen dat nog na die datum voor de
transitie staat.
De heer Van Kent (SP):
Het zal niemand verbazen dat de SP geen haast heeft met de overgang naar
het nieuwe casinopensioenstelsel. Er zijn een aantal partijen, waaronder
de partij van de minister, die in verkiezingstijd hebben aangegeven dat
het casinopensioen helemaal moet worden teruggedraaid of moet worden
bijgesteld. Nieuw Sociaal Contract — volgens mij spreken we hier met een
van de schrijvers van het verkiezingsprogramma — schreef: wij willen dat
pensioenaanspraken alleen kunnen worden gewijzigd na instemming van de
deelnemers.
Ik zou het volgende aan de minister willen vragen. Als we hier met
elkaar wensen dat die inspraak er komt en de consequentie is dat die
pensioenfondsen inderdaad pas jaren later overgaan naar het
casinopensioen — dat moeten we dan regelen in de wet, wat de minister
ook bij AMvB kan doen — dan vindt de SP dat wenselijk. Ik snap dat D66,
de Partij van de Arbeid en de VVD dat allemaal niet willen, want die
zijn voorstander van dat pensioenstelsel. Als tegenstander van het
pensioenstelsel, als criticaster van het pensioenstelsel of, als ik naar
de minister mag wijzen, als voormalig criticaster van het casinopensioen
zou dat toch wel een optie moeten zijn. Als de politieke wens is om die
inspraak te organiseren en de consequentie daarvan is dat de fondsen pas
jaren later overgaan, dan kan dat ook een politieke realiteit zijn. Ziet
de minister dat?
Minister Van Hijum:
Ik begrijp de vraag niet helemaal. Als er een nieuwe politieke realiteit
is, dan zal ik me als minister daartoe moeten verhouden. Dat geldt ook
voor het kabinet. Zo simpel is het. Maar als de politieke realiteit is
dat het amendement wordt aangenomen, dan geldt nog steeds de huidige
wet, tot het moment dat de gewijzigde wet in de Eerste Kamer is
aanvaard. Dat is ook een gegeven.
De heer Van Kent (SP):
Maar met mevrouw Joseph waren we er al uit dat we de minister gaan
dwingen om voor de zomer naar de Eerste Kamer te gaan. Dan wordt de wet
op basis van dit amendement aangepast. De wet geeft de minister
mogelijkheden om bij AMvB termijnen uit te stellen. Wij hebben ook een
amendement ingediend omdat er een kostbaar jaar verloren is gegaan door
een coalitieafspraak. Wij vinden dat die termijn sowieso met een jaar
verlengd moet worden. Als er een politieke wens is voor die zeggenschap
en de consequentie daarvan is dat pensioenfondsen, tegen de wens van de
voorstanders van het casinopensioen in, pas jaren later invaren, dan
moet dat toch kunnen?
Minister Van Hijum:
Ik ben hier gehouden om de wet uit te voeren. Dat blijf ik doen, zolang
er geen politieke opdracht is om naar een ander stelsel over te gaan. U
kunt honderd keer blijven verwijzen naar verkiezingsprogramma's en
dergelijke, maar dit is mijn bestuurlijke verantwoordelijkheid. Ik
probeer alles oprecht zo inhoudelijk en zo feitelijk mogelijk te doen.
Ik probeer u ook voortdurend voor te houden wat de consequenties zijn
van wat u voorstelt en wat de consequenties zijn van de timing van die
voorstellen.
Ik ben niet doof voor de zorgen. Ik hoor signalen uit de Kamer en uit de
samenleving, maar ik heb om die reden op meerdere momenten aangegeven
dat er misschien andere, betere, manieren zijn om aan die zorgen
tegemoet te komen dan nu deze wet te wijzigen. Ik heb om die reden
gisteren een brief gestuurd, waarin ik ben ingegaan op een aantal vragen
en suggesties vanuit de Kamer. Die waren ook voor een deel afkomstig van
mevrouw Joseph.
Gevraagd werd of we niet iets kunnen doen om meer op koopkracht van
gepensioneerden te sturen. Mevrouw Van Dijk heeft dat omarmd. Zij vroeg
of we met een wetgevingsagenda kunnen gaan werken.
De onderliggende zorg is immers of we de koopkracht van gepensioneerden
in het nieuwe stelsel kunnen borgen. Daar hoorde ik de heer Van Kent ook
over. Hoe kunnen we dat op een goede manier met elkaar ondervangen? Ik
ben graag bereid om daar met de Kamer aan te blijven werken. Dat geldt
ook voor de suggestie om echt beter te gaan communiceren over de vraag
waarom dat invaren misschien wel een evenwichtige keuze is voor de
verschillende groepen. Misschien moet je het ook wat meer expliciteren
en beter uitleggen dan we doen. Als ik met pensioenfondsen spreek, dan
geven ze dat ook wel toe.
We hebben nu een stelsel – ik ga het even afmaken, voorzitter – waarbij
gecommuniceerd wordt over twee uitersten: je gaat invaren of je hebt nog
het oude systeem. Maar het oude systeem bestaat straks niet meer. De
keuze tot wel of niet invaren is er wel. Niemand legt uit waarom niet
invaren misschien een niet-evenwichtige keuze is. We kunnen
pensioenfondsen vragen om richting de verschillende leeftijdscohorten
iets explicieter hierover te communiceren. Dan kunnen ze mensen meenemen
in die afweging. Dat zou misschien ook bijdragen aan het verminderen van
het aantal rechtszaken. Ik hoop het zeer van wel.
Op die manier probeer ik echt te luisteren naar wat u zegt. Ik neem de
zorg serieus en kijk naar wat we wel kunnen doen, zonder dat we het
stelsel overhoop gooien op het moment dat dit qua timing niet zo
gelukkig meer is.
De heer Van Kent (SP):
Bij de afspraak over de timing zat deze minister ook. Er is een jaar
kostbare tijd verloren gegaan. Daar draagt de minister een
verantwoordelijkheid voor. Volgens mij komen we nu wel tot de kern van
dit debat. De vraag is namelijk of je accepteert dat het jaren langer
gaat duren dat het nieuwe pensioenstelsel ingaat, om inspraak en
zeggenschap mogelijk te maken. Volgens mij tekent zich hier een verschil
af tussen partijen die kritisch waren of helemaal tegen het
casinopensioen waren en partijen die nog steeds warm voorstander zijn.
Het verschil is dat Nieuw Sociaal Contract wel zijn rug recht heeft
gehouden en dit voorstel heeft ingediend en dat deze minister van kamp
is gewisseld. Hij is nu in het kamp van de verdedigers van het
casinopensioen terechtgekomen.
Nogmaals, als de politieke wil er is om zeggenschap te organiseren en de
consequentie is dat daardoor de invoering van het nieuwe stelsel met
jaren wordt vertraagd, dan kan de minister zich indenken dat partijen
die kritisch zijn over het casinopensioen of die vinden dat die inspraak
er wel moet zijn dat voor lief nemen.
Minister Van Hijum:
Ik maak om te beginnen toch wel even bezwaar tegen het frame dat de heer
Van Kent blijft opwerpen, namelijk dat ik een verdediger zou zijn van
een casinopensioen. Ik ben een verdediger van een goed,
toekomstbestendig pensioenstelsel waarin wij ouderen de
bestaanszekerheid bieden die zij verdienen en waarbij wij kritisch
kijken naar de effecten van de wet op koopkracht. Dat is wat ik hier heb
gezegd. Dat is ook de zorg die ik van uw Kamer heb gehoord. Ik zoek naar
manieren om daar met u handen en voeten aan te geven.
De vraag is of het bezwaarrecht daar in deze fase bij helpt. Ik wijs er
nogmaals op, en ben daar ook mee begonnen, dat de transitie naar het
nieuwe stelsel niet ongedaan wordt gemaakt met dit amendement. Dat
gebeurt niet. Ook na dit amendement is er de overgang naar de nieuwe Wet
toekomst pensioenen en de overgang naar opbouw in het nieuwe
stelsel.
De heer Van Kent (SP):
Ik heb het nu drie keer geprobeerd. Op het moment dat we hier met elkaar
besluiten dat de overgang naar het nieuwe stelsel met jaren wordt
vertraagd, dan kan dat. Dan gaan er geen fondsen over naar het nieuwe
stelsel, want dan stellen we dat uit.
Minister Van Hijum:
Nee, voorzitter ...
De heer Van Kent (SP):
Dat stellen we uit omdat er hier partijen zijn die in plaats van het
casinopensioen terug te draaien het compromis hebben gesloten om
zeggenschap in te brengen. Dat staat ook in het verkiezingsprogramma dat
deze minister mede heeft geschreven. Als de consequentie dan is dat we
in de wet inderdaad de finish moeten gaan verleggen, zodat de ruimte er
is om de zeggenschap op een zorgvuldige manier te organiseren, dan kan
dat toch een politieke keuze zijn? Als de SP en andere partijen ervoor
kiezen dat te doen, die vertraging inderdaad te accepteren zodat
zeggenschap mogelijk is, dan begrijp ik niet waarom de minister niet kan
inzien dat dat een reële politieke keuze kan zijn en dat dat inderdaad
samenhangt met de vraag of je wel of niet kritisch bent over dat
casinopensioen.
De heer Vijlbrief (D66):
Voorzitter, ik wil graag een punt van orde maken. De collega heeft nu
drie keer achter elkaar verwezen naar het feit dat de minister in een
andere functie heeft meegeschreven aan een verkiezingsprogramma.
De heer Van Kent (SP):
Dat is geen punt van orde, voorzitter.
De heer Vijlbrief (D66):
Hij heeft hem min of meer verraad verweten. Dat past niet in dit
debat.
De voorzitter:
Punt bij dezen gemaakt. De heer Vijlbrief heeft natuurlijk wel gelijk
dat de minister hier staat namens de Kroon en niet namens een
partij.
De heer Van Kent (SP):
Jazeker. Maar als persoon heeft de minister wel degelijk dat programma
van Nieuw Sociaal Contract geschreven.
Minister Van Hijum:
De vraag was of meneer Van Kent politiek iets mag vinden, of mevrouw
Joseph of wie dan ook hier in de Kamer. Het antwoord daarop is
natuurlijk ja. Ik sta hier vanuit een bepaalde verantwoordelijkheid de
consequenties daarvan te schetsen. Ik heb niet alleen gewezen op de
vertraging en de gevolgen voor de verbouwing van de huidige wetten die
je hiervoor nodig hebt. Ik heb ook gewezen op de voor een deel niet
helemaal eerlijke beelden die je schetst over de consequenties voor de
koopkracht van mensen en voor de zekerheden die zij kunnen ontlenen aan
het oude systeem versus wat daar in het nieuwe stelsel voor in de plaats
komt. Ik heb dus een scala aan argumenten genoemd waardoor je je kunt
afvragen of deze interventie op dit moment verstandig is.
De afweging van het kabinet is dat dat niet het geval is en dat je de
zorgen die u hier heeft en tentoonspreidt ook op andere manieren kunt
wegnemen dan via dit amendement. Dat is waar ik de brief over heb
geschreven en waar gelukkig de fracties van SGP, ChristenUnie en CDA wel
op zijn ingegaan. U vindt dat niet ver genoeg gaan. Dat mag. Dat is dan
de politieke weging waar we hier voor staan.
De heer Van Kent (SP):
De SP is zich er zeer van bewust dat we alles wat we veranderen
zorgvuldig moeten doen, dat daar tijd voor nodig is en dat dat inderdaad
vertraging oplevert. Daar zijn we ons van bewust. We vinden het
acceptabel dat die vertraging er is. We kunnen ons ook voorstellen dat
er als het amendement wordt aangenomen met de pensioensector en de
sociale partners gekeken wordt naar het ftk en dat er gekeken wordt hoe
we dat allemaal precies gaan vormgeven. Misschien vloeit daaruit een
akkoord voort waarbij er gezorgd wordt dat de spelregels en de afspraken
voor beide kringen helder zijn en dat daar draagvlak voor is in de
pensioensector en bij de sociale partners. Tot uw dienst,
vanzelfsprekend vinden wij dat belangrijk en hechten wij daaraan.
Maar dat neemt niet weg dat de Kamer de politieke keuze kan maken om die
zeggenschap belangrijk te vinden. Vervolgens moet de minister niet de
eigen fractie of andere partijen verwijten dat dat niet kan omdat er nog
flankerende maatregelen of andere zaken moeten worden geregeld. Nee, dan
moet de minister hier eerlijk zeggen: dat casinopensioen gaat inderdaad
twee jaar later in, want daar gaan we de tijd voor nemen.
Minister Van Hijum:
Toch even. Technisch zeg ik dat je alles wetstechnisch uitvoerbaar kunt
maken, maar ik heb u de consequenties daarvan geschetst. Dat kost meer
tijd dan u hier nu tentoonspreidt en dan het amendement suggereert. Maar
tot die tijd geldt gewoon de huidige wet. U kunt mij zeggen dat het moet
worden opgeschort, maar dan is de huidige wet de geldende wet. Er zijn
nu natuurlijk allerlei fondsen bezig met die transitie. Die zijn
natuurlijk niet anders dan gehouden om zich aan die wet te houden.
De heer Van Kent (SP):
Maar mijn pleidooi is juist om ervoor te zorgen dat die pensioenfondsen
in afwachting van de verdere implementatie van het amendement niet
overgaan naar het nieuwe stelsel.
Minister Van Hijum:
Dat staat niet in het amendement.
De heer Van Kent (SP):
Daarom hebben we een amendement ingediend om de termijn met een extra
jaar te verlengen. Daarom probeer ik hier ook met de minister op het
punt uit te komen dat de minister inderdaad aangeeft: als de Kamer dat
wil, dan zou je die vertraging voor lief moeten kunnen nemen. Ik snap
dat partijen daar tegen zijn, maar in dat geval zou je dat mogelijk
moeten kunnen maken in de wet.
De voorzitter:
Dit was uw laatste interruptie. De minister.
Minister Van Hijum:
Ik kan nog tien keer vertellen waarom ik dat niet verstandig vind en
welke nadelen wij aan die optie verbonden zien. Dat zijn de
uitvoeringstechnische gevolgen, de principiële gevolgen, die met de
collectiviteit samenhangen, en de financiële gevolgen. Er zijn allerlei
redenen om dat niet verstandig te vinden en om te zeggen: als u die zorg
heeft, die ik voor een deel begrijp en die ik respecteer, dan zou je wat
ons betreft voor een andere route moeten kiezen.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik probeer het even samen te vatten. We hebben hier een amendement
liggen dat voor heel veel fondsen niet meer relevant zal zijn gezien de
tijdlijn. Daarbij lopen we het risico dat we 2,4 miljard moeten gaan
inleveren. Is dat een correcte samenvatting van wat hier nu aan het
gebeuren is?
Minister Van Hijum:
Dat zijn in ieder geval twee consequenties. Ook voor het Herstel- en
Veerkrachtplan hebben we als land wel getekend, zeg ik maar. Is dat in
beton gegoten of in steen gebeiteld? In beginsel is dat wel het geval.
Dit zijn verplichtingen die we zelf zijn aangegaan. Per mijlpaal die we
niet halen, is er een financiële sanctie. Als je het niet haalt, zul je
naar Europa moeten in de hoop dat men clementie opbrengt om die
wijziging te accepteren. Nou, dat is zeker geen zekerheid. De praktijk
leert dat je daar ook nog intensiveringen — dat zijn positieve
wijzigingen — tegenover moet stellen. Ik ben daar dus niet op voorhand
optimistisch over.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
"Met de vuist op tafel naar Europa" hebben we inmiddels heel vaak
gehoord in deze Kamer en dat heeft tot nu toe weinig effect opgeleverd.
Ik denk dan: maak toch die stap naar financieel advies voor mensen.
Onder andere het CDA heeft daartoe een voorstel gedaan. Ja, dat kost ook
geld. De minister gaf aan dat dat 10 miljoen was. Maar ja, dat staat
natuurlijk niet in verhouding. Volgens mij maak je dan echt een serieuze
stap om mensen serieus te nemen en om inzicht te geven in hun eigen
situatie. Misschien kun je wat suggesties doen om de eigen koopkracht te
verbeteren. Dat lijkt me dan een betere oplossing en een heel goed
verhaal om wel mee naar Brussel te gaan, mocht dat in de toekomst ooit
nodig zijn.
Minister Van Hijum:
Ik heb al eerder gezegd dat ik dat een sympathiek idee vind, maar dat we
dat misschien op een ander moment moeten bediscussiëren. Daar heb ik op
dit moment niet de middelen voor.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan zal ik er in ieder geval snel op terugkomen.
De heer Aartsen (VVD):
Toch nog even de wetstechniek in. Ik heb de wetsartikelen van het
vandaag voorliggende wetsvoorstel er nog even bij gepakt. De
inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, inclusief het eventueel
aangenomen amendement ... Het laatste artikel gaat over de
inwerkingtreding. Het koninklijk besluit kan niet artikelsgewijs
geslagen worden. Het moet het volledige wetsvoorstel zijn. Dan toch de
volgende vraag aan de minister. Ik ga er dus van uit dat eerst die twee
jaar moet zijn doorlopen om het amendement uitvoerbaar te maken,
alvorens het koninklijk besluit wordt geslagen om het amendement en dus
ook de wet in werking te laten treden. Klopt dat?
Minister Van Hijum:
Ja, volgens mij is dat de inschatting die op dit moment nodig is om
uiteindelijk tot een uitvoerbaar en geïmplementeerd wetsvoorstel te
komen dat consistent en zorgvuldig is in de richting van alles wat er
nodig is voor deze keuze.
De heer Aartsen (VVD):
Dan is het wel heel duidelijk nu, want dat betekent dat dit amendement
niet voor mei 2027, op z'n vroegst, bij koninklijk besluit in de
Staatscourant belandt.
Minister Van Hijum:
Ja, die kans is aanwezig. Nogmaals, het is een inschatting.
De heer Aartsen (VVD):
Dat kan een maand eerder of een maand later zijn, maar in ieder geval
niet ruim voor mei 2027. Dat is waar we het dan over hebben. Voor die
tijd wordt het koninklijk besluit voor deze wet en ook voor dit
amendement niet geslagen.
Minister Van Hijum:
Nee, die kans acht ik niet groot. Want, nogmaals, ook de Eerste Kamer
zal uiteindelijk met het wetsvoorstel moeten instemmen en zal op de
consistentie van wetgeving, de zorgvuldigheid van de transitie en al die
dingen ingaan.
Mevrouw Joseph (NSC):
Stel dat het amendement wordt aangenomen met een meerderheid in de
Tweede Kamer, is dat dan niet voldoende politiek signaal aan de minister
dat de Kamer inspraak wil regelen? Voelt hij zich dan ook niet gebonden
om te kijken hoe we inspraak kunnen regelen voor die 10 miljoen
Nederlanders waarvan het pensioen nog omgezet moet worden?
Minister Van Hijum:
Een politiek signaal is dat zeker, maar ik heb u gezegd wat er in mijn
beleving voor nodig is om dat op een goede, ordentelijke manier in de
wet te regelen. Dus: ja. Daarom zegt ik ook niet: ik gooi het aan de
kant en bekijk het maar. Nee, dan zal je een novelle moeten maken om het
via de Tweede Kamer naar de Eerste Kamer te leiden en het zo in te
regelen dat het de toets der kritiek kan doorstaan.
Voorzitter. Ik ben eigenlijk aan het einde gekomen van mijn algemene
punt. Misschien dat ik nog een paar inhoudelijke vragen kan langsgaan,
want ik heb nog niet alle inhoudelijke vragen beantwoord op het niveau
dat de vragensteller wil.
De voorzitter:
Maar dat mag kort en puntig, want ik denk dat de belangrijkste punten
inmiddels wel behandeld zijn.
Minister Van Hijum:
Ja. HVP heb ik wel gehad. De houdbaarheid van het stelsel ook.
De heer Flach vroeg mij nog om de Kamer te informeren over de uitrol en
effecten van de aanvullende maatregelen. Die toezegging wil ik graag
doen. Dan gaat het over de brief die ik gister heb verspreid. Daarnaast
monitor ik de ervaringen van deelnemers, gewezen deelnemers en
pensioengerechtigden tijdens de transitie. Ook daar wordt uw Kamer
periodiek over geïnformeerd. Die toezegging zou ik dus graag doen.
De heer Flach vroeg ook of ik nog wat kan doen aan het hoorrecht, maar
de hoorrechtfase is formeel afgerond na de arbeidsvoorwaardelijke fase.
Ook mevrouw Joseph en mevrouw Van Dijk hebben er eerder om gevraagd:
blijf de verenigingen van gepensioneerden en gewezen deelnemers bij het
hele proces betrekken; blijf ze informeren en blijf hun zorgen aanhoren.
Ik zie dat steeds meer fondsen dat doen, maar ik ben ook van plan om
actief dat soort voorbeelden te verspreiden onder de
pensioenfondsen.
Mevrouw Van Dijk vroeg nog of ik het met haar eens ben dat met name
kwetsbare groepen met een klein pensioen harder geraakt kunnen worden
door het amendement. Het is natuurlijk een inschatting, maar dat risico
bestaat. Een procentuele daling raakt mensen die weinig pensioen en
inkomen hebben harder, omdat hun inkomen meer aan basisuitgaven zoals
voedsel en wonen opgaat. Ook het wel of niet indexeren, het verhogen van
pensioenen, raakt die groep dus steviger.
Voorzitter. Dan heeft de heer Ergin ...
De voorzitter:
Er is een vraag mevrouw Inge van Dijk.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
We zetten dus ook een risico op de bestaanszekerheid voor deze
groep?
Minister Van Hijum:
Als je minder snel kunt indexeren, dan is dat zo ja.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dat geldt dus ook bij een pensioen dat varieert: dat hakt harder in bij
mensen met een klein pensioen, omdat zij die maand dan minder eten
kunnen kopen.
Minister Van Hijum:
Ja, voorzitter, maar …
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dat klopt dus ook, wil ik via u, voorzitter, vragen aan de minister.
Minister Van Hijum:
Ik kom zo dadelijk nog even op de verwachtingen rond de verschillende
stelsels. Ook daar is uitgebreid over gediscussieerd: onder welk regime
zijn er de beste waarborgen om de indexatie waar te kunnen maken? Want
het is er ons toch om te doen dat we de garantie op die indexatie zo
groot mogelijk maken, zodat gepensioneerden, die niet meer kunnen werken
en geen extra inkomen kunnen verkrijgen om hun koopkracht op peil te
houden, een zo groot mogelijke kans hebben om gewoon de inflatie bij te
houden met het pensioen dat zij krijgen. Dat is wat hier centraal staat.
Als je eerlijk moet zeggen dat invaren eraan kan bijdragen, vind ik dat
we dat ook op tafel moeten leggen.
De heer Ergin had nog een aantal specifieke vragen. Hoeveel langer gaat
de transitie duren? Ik heb al het een en ander gezegd over de
aanvullende wetgeving. Ik heb het ook gehad over het koninklijk besluit,
het moment waarop de wet in werking treedt. Maar daarna is er natuurlijk
ook nog wel wat tijd nodig voor een aantal fondsen om die transitie
daadwerkelijk te maken. Het punt is dat je niet precies weet om hoeveel
fondsen het gaat, want voor de inwerkingtreding zullen er ook al fondsen
ingevaren zijn. De wettelijke deadline blijft voorlopig namelijk staan
op 1 januari 2027. Het precieze aantal kan ik u moeilijk schetsen, maar
je zult nog zeker een jaar nodig hebben voor de implementatie
daarna.
De heer Ergin vroeg ook nog wat er in de tussentijd gebeurt als het
amendement wordt aangenomen. Een wetswijziging om het amendement
uitvoerbaar te maken zal volgens de normale wetgevingsprocedure moeten
verlopen, inclusief toetsing door uitvoeringspartijen, toezichthouders,
advisering door de Raad van State en opvolgende parlementaire
behandeling. Dat is die twee jaar waar ik het net over had. Ik heb ook
al aangegeven dat het individueel bezwaarrecht of een referendum dus nog
maar op een klein deel van de fondsen van toepassing kan zijn. De
inschatting is dat het dan nog gaat om elf fondsen met 162.000
deelnemers, maar dat is dus een beetje koffiedik kijken, omdat je het
gedrag van fondsen niet helemaal kunt voorspellen.
Bovendien ontstaat mogelijk het risico dat fondsen extra vaart achter de
transitie gaan zetten om in te kunnen varen voordat het individueel
bezwaarrecht in werking is getreden. Dat gaat mogelijk ten koste van de
zorgvuldigheid. Ik wijs er ook nog op — ik snap dat dat
uitvoeringstechniek is en misschien niet voor iedereen belangrijk — dat
het aanpassen van wetgeving ook een groot beslag gaat leggen op de
ambtelijke capaciteit in onze organisatie. We hebben met elkaar ook een
hele hoop andere beleidsvoornemens. Ik wijs toch nogmaals op de echte
bereidheid die ik heb om met elkaar stappen te zetten op de sturing op
koopkracht. Ook daar zullen we keuzes in moeten maken, want we kunnen
met de mensen en de taakstelling die we op de ambtelijke organisatie
hebben, de krimp, gewoon niet alles tegelijk.
De heer Ergin vroeg nog naar de kosten voor het in stand houden van twee
stelsels, die 18 miljard. Hoe pakt het individueel bezwaarrecht daarbij
uit? Ik heb daar volgens mij in het eerdere debat al iets over gezegd.
Die 18 miljard is een berekening; het betreft de geschatte maximale
kosten voor niet-invaren, becijferd door het adviesbureau PwC. Het gaat
in op de situatie waarin een deel van het pensioenvermogen in het ftk
achterblijft en de nieuwe opbouw in de Wtp-regeling zit.
De kosten die PwC daaronder verstaat, zijn de kosten voor het in stand
houden en het onderhouden van auditplatforms, het verwerken van life
events en het verzorgen van de reguliere pensioencommunicatie en
keuzebegeleiding. De kosten hiervoor betalen de deelnemers vanuit de
premie. Fondsen kijken tegen deze kosten aan als zij op grond van het
individuele bezwaar een deel van hun deelnemers achter moeten laten in
het ftk. Deze situatie van twee verschillende uitvoeringssystemen naast
elkaar duurt volgens PwC enkele decennia, doordat je het oude systeem
langzaam uitfaseert.
Bij die 18 miljard gaat het dus om de totale kosten over de gehele
periode, teruggerekend naar het heden in een bedrag. Het is dus een
reeks van kosten over tientallen jaren. De kosten voor het in stand
houden van twee systemen zullen lager zijn dan de 18 miljard als een
fonds geen bezwaarmakers heeft. Op het moment dat je gewoon zonder die
bezwaren door kunt gaan, maak je die kosten niet en zal het bedrag dus
ook navenant lager zijn.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Klopt het dat bij die berekening niet is uitgegaan van een paar decennia
maar van de totale kosten voor de komende 50 jaar?
Minister Van Hijum:
Ja, een paar decennia. Het gaat om het uitfaseren van het systeem, dus
daar zul je tientallen jaren voor nodig hebben, dat klopt. Het precieze
aantal jaren weet ik niet. Dat kan 50 zijn. Ik kijk even naar achteren,
naar mijn medewerkers. Dat zou kunnen.
Mevrouw Joseph (NSC):
Klopt het ook dat de pensioenfondsen die tot nog toe over zijn gestapt
op premieregelingen ook de bestaande regelingen gewoon hebben laten
staan, dat verzekeraars ook niet invaren en dat we die ook nooit gehoord
hebben over de kosten?
Minister Van Hijum:
Maar de vraag is wat de extra kosten zijn van het ene stelsel ten
opzichte van het andere. Dit zijn extra kosten. Ook daarvoor geldt weer
dat je dat niet erg hoeft te vinden. Er zijn ook fondsen die die kosten
voor lief nemen; dat is waar. Maar dat zijn wel kosten die gemaakt
worden.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik wil toch even iets duidelijk maken. Als een pensioenfonds sluit en
niet invaart, dan heeft het daarvoor alle kosten al gereserveerd.
Pensioenfondsen hebben nu ook kostenvoorzieningen om alle uitkeringen te
kunnen doen als het pensioenfonds sluit. Het is juist het invaren wat
ongelofelijk veel geld kost, niet zozeer het niet-invaren.
Minister Van Hijum:
Ja, het invaren kost ook geld. We hebben eerder ook al discussies gehad
over de vraag wat deze hele transitie kost. Die is niet gratis en dat
heeft ook met dat invaren te maken. Maar als je daarop weer
uitzonderingen wil gaan toepassen en afsplitsingen wil gaan toestaan,
moet je de communicatie daarover organiseren. Daarmee accepteer je dan
ook dat je onder verschillende toezichtregimes verschillende stelsels in
stand moet houden. Dan leidt dat tot extra kosten. Daar is dit een
becijfering van. Nogmaals, ook daarvan kun je weer zeggen "dat is dan
maar zo", maar die zaken tellen wel op.
De heer Ergin vroeg tot slot nog — dat was de laatste vraag — hoe dit
uitpakt met betrekking tot de koopkracht. Tenminste, dat is hoe ik 'm
heb begrepen. Ja. Voor werkgevers kunnen de werkgeverslasten bij
niet-invaren toenemen. Ook kan de pensioenopbouw van de medewerkers naar
beneden moeten worden bijgesteld als er niet wordt ingevaren. Uit
doorrekeningen van De Nederlandsche Bank blijkt dat bij niet-invaren de
waarde van het pensioen tot 8% kan dalen voor een middengroep deelnemers
— dat is de groep van 40 tot 55 jaar — in een gemiddeld fonds en dat
compensatie uit de huidige premie onder aan de streep ook weinig impact
heeft, omdat bij compensatie uit de premie de compensatielast binnen het
pensioencollectief door één groep wordt gedragen, namelijk de actieven.
Bij de compensatie uit de buffer dragen alle deelnemers uit het
collectief bij.
Voor deelnemers van circa 45 jaar is het nadeel bij niet-invaren -8%, en
voor de jongste deelnemers is het nadeel circa -5% bij niet-invaren. Dat
zijn generieke cijfers, dus ook daarvan zul je per fonds weer moeten
bekijken hoe het in dat geval uitpakt. Maar dit geeft wel aan dat ook
niet-invaren daar consequenties voor kan hebben.
Mevrouw Joseph (NSC):
We hebben in het amendement geregeld dat de compensatie vanuit het
fondsvermogen kan gebeuren als mensen bezwaar maken. In de laatste
adviezen van DNB over het amendement ziet u ook terug dat die cijfers
niet meer genoemd worden en dat de compensatie gewoon vanuit het
vermogen kan plaatsvinden. Kan de minister dat ook even bevestigen?
Minister Van Hijum:
Dat kan ik bevestigen. Dat heeft het amendement geregeld. Daarmee kun
je, in ieder geval in theorie, voor een deel ondervangen dat die premies
omhoog zouden moeten. Maar of dat in de praktijk ook gebeurt, weten we
niet, omdat vragen over de spelregels omtrent hoe en onder welke
condities je het buffervermogen mag gebruiken om die compensatie toe te
passen, maar ook omtrent hoe je met andere verdeelvraagstukken omgaat,
niet op voorhand beantwoord kunnen worden. Wat het daadwerkelijke effect
is op de indexatiegarantie die je kunt bieden, kun je daarmee niet op
voorhand zeggen. Je kunt niet op voorhand zeggen dat je het daarmee hebt
beperkt.
Voorzitter. Ik heb de indruk dat ik daarmee de meeste vragen heb
beantwoord. O, ik zie dat dat volgens mij nog niet het geval is.
Mevrouw Joseph (NSC):
Ik dacht: nog even voor de zekerheid. De minister zegt dat er gewoon
gecompenseerd kan worden vanuit het vermogen, dat werkgevers er
eventueel voor kunnen kiezen om dat niet te doen en dat de premie omhoog
zal moeten als er niet wordt ingevaren. Maar dan is wel duidelijk dat
alle bestaande gepensioneerden zo meteen mee gaan betalen aan de
toekomstige pensioenopbouw van werknemers en dat dus eigenlijk in het
pensioenakkoord is afgesproken dat werkgevers en werknemers een soort
greep uit de bestaande kas kunnen doen. Het geld komt dus ergens
vandaan. Er is niet meer of minder geld bij het invaren.
Minister Van Hijum:
Nee. Ik denk dat mevrouw Joseph daar op zich wel gelijk in heeft. Alleen
zul je de evenwichtigheid daarvan uiteindelijk moeten blijven
beoordelen. Je kunt dus niet op voorhand zeggen "het geld komt uit dit
fonds" of "de compensatie komt uit de buffer". Je zult altijd moeten
blijven beoordelen in individuele gevallen wat een evenwichtige
toedeling van die vermogens is en wat dat voor de toedeling naar
verschillende generaties vraagt.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter …
De voorzitter:
De heer Ceder. Sorry, ik moet even uw naam noemen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Geen probleem. Toen de minister richting het einde van de vragen ging,
had hij het over de uitspraken van de minister van Financiën, de heer
Heinen. Het ging over het geld dat vanuit Europa was uitgekeerd. Plat
gezegd is het hier zo dat als een amendement wel geld kost maar geen
dekking heeft, het kabinet dat ontraadt of zelf het geld ergens vandaan
gaat halen. Ik wil het nog even scherp krijgen. U heeft volgens mij
bevestigd dat, mocht het amendement aangenomen en uitgevoerd worden, er
geld moet komen.
Maar ik heb u nog niet klip-en-klaar horen zeggen dat, los van de
bestuurlijke discussies et cetera, het om die reden al pro forma niet
aangenomen kan worden, omdat de indieners, nota bene een aantal
coalitiepartijen, niet hebben aangegeven waarop ze gaan bezuinigen. Is
het op uitkeringen? Is het op de politie? Is het op ondernemingen? Daar
hebben ze niets over gezegd.
Minister Van Hijum:
Nee. Maar het kabinet ontraadt altijd amendementen of moties waar geen
dekking voor is en dat is nu ook zo.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het is fijn dat u het om die reden ontraadt. Ik wil geen vierde termijn
openen, maar …
De voorzitter:
Het kan allemaal. Het kan allemaal. Het kan allemaal.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Maar we hebben een gekke situatie. Na vijf wijzigingen dachten drie
partijen: we dienen een amendement in dat een paar miljard kost, maar er
is geen dekking. We weten nog steeds niet waar mevrouw Joseph op gaat
bezuinigen. Is het op de rechtsstaat, het constitutioneel hof, de
politie, uitkeringen? We weten niet waar de PVV op gaat bezuinigen. Ze
zijn nu niet meer in de gelegenheid om daar antwoord op te geven. Van de
heer Van Kent weten we het wel. Dat is het bedrijfsleven, maar gaat
iedereen daarin mee?
Ik zoek een beetje. Ik wil dit debat niet langer laten voortduren dan
nodig, maar ik vind het een beetje ingewikkeld dat de indieners hier
geen rekenschap van hebben gegeven. De minister geeft klip-en-klaar aan
dat het amendement dekking nodig heeft en geld kost en om die reden
ontraden is, maar de indieners geven daar geen rekenschap van. Van de
heer Van Kent snap ik dat, maar van de coalitiepartijen niet.
Minister Van Hijum:
Ik weet niet zo goed hoe ik dat probleem moet oplossen. Nogmaals, het
kabinet heeft daar een consistente lijn in. Er zijn financiële gevolgen.
Je kan hooguit zeggen dat het voor een deel risico's zijn, maar het zijn
reële risico's en er is geen dekking. Mede om die reden ontraden wij het
amendement.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat het geld kost, wisten we al, maar de argumentatie van de indieners
was dat daar al in voorzien was en dat er voor de dekking binnen de
fondsen zelf een oplossing gevonden zou worden. Dit gaat volgens mij
over geld dat het kabinet al heeft uitgegeven of in ieder geval bestemd.
Mocht het amendement worden aangenomen, gaat u dan op Sociale Zaken een
aantal miljard bezuinigen en komt u met een dekkingsvoorstel? Ik neem
aan van niet, maar in dat geval is het wel aan de partijen om dat aan te
geven. Volgens de begrotingsregels hoort er in principe binnen SZW
bezuinigd te worden, maar wat wordt het dan? De uitkeringen? De WIA?
Waar gaan die miljarden vandaan komen? De AOW?
Minister Van Hijum:
Ik voel niet zoveel behoefte om daarover te speculeren. Wij zullen ons
dan in het kabinet daartoe moeten verhouden. Maar nogmaals, wij hebben
het amendement mede om deze reden ontraden. Ik herhaal dat nogmaals.
De heer Aartsen (VVD):
Dit is natuurlijk wel een terecht punt van de heer Ceder. Ik stelde
dezelfde vraag ook al. De minister wijst nu naar de indieners. Mocht het
amendement komende dinsdag worden aangenomen, dan zit de minister met
een ongedekte wet, niet de indieners. Dan is natuurlijk de vraag of de
minister een ongedekte wet naar de Eerste Kamer gaat sturen. Zo nee,
krijgen we dan in ieder geval even een afschriftje waar u op gaat
bezuinigen voordat u het naar de Eerste Kamer stuurt?
Minister Van Hijum:
Ik herhaal dat wij ons dan in het kabinet tot het amendement zullen
moeten verhouden. Laten we eerst de stemming afwachten, want ik heb geen
behoefte om daarover te speculeren. Nogmaals, het is een van de redenen
waarom we het ontraden, net zo goed als de juridische en
uitvoeringstechnische argumenten en ook een aantal principiële die ik
heb genoemd. Ik kan daar niet helderder over zijn dan ik ben
geweest.
De heer Aartsen (VVD):
Ik zou als Tweede Kamerlid wel graag willen weten waarop bezuinigd gaat
worden op het moment dat dit kabinet ervoor kiest — dat is een keuze van
het kabinet — om het naar de Eerste Kamer sturen. Dat is geen
automatisme. Daar moet de minister zelf voor kiezen. Dus ik zou op z'n
minst een brief willen van het kabinet, mocht het amendement worden
aangenomen, voordat het wetsvoorstel naar de Eerste Kamer gaat over waar
dan op bezuinigd gaat worden.
Minister Van Hijum:
Ik denk dat het sowieso verstandig is dat wij als het amendement en de
wet worden aangenomen de Kamer informeren hoe wij van daaruit verder
zullen gaan. Maar nogmaals, laten we daar niet op vooruitlopen. Laten we
eerst kijken wat de weging is. Ik heb hier niet voor niks niet alleen
geprobeerd aan te geven wat de argumenten zijn om van deze route af te
zien, maar ook een alternatief geschetst. Daar wijs ik nogmaals op. Ook
dat is een manier om aan zorgen tegemoet te komen. En de afweging is aan
de Kamer.
Mevrouw Haage (GroenLinks-PvdA):
Er moet mij even iets van het hart. De minister staat hier heel rustig,
beleefd inhoudelijk dit debat te doen. Als ik in de schoenen van de
minister zou staan, zou ik echt woest zijn. NSC is gekozen om de
bestaanszekerheid voor mensen te verbeteren. Wij stonden als
GroenLinks-Partij van de Arbeid zeer naast hen om dat te organiseren.
Dit amendement kost niet alleen mensen hun pensioengeld, dat lager
wordt, maar het gaat dus ook nog tussen de 2 en 2,5 miljard kosten op uw
socialezekerheidsbegroting. Ik zou echt de pannen van het dak schreeuwen
als mij dat als minister zou gebeuren. Hoe blijft u zo rustig en dit
verdedigen? Ik snap dat niet.
Minister Van Hijum:
Ik verdedig het niet. Ik verdedig mijn eigen lijn en ik probeer met de
Kamer te blijven meedenken, want ik zie ook hoe verdeeld het hier ligt
en tot wat voor gepolariseerde discussies dit in de samenleving en in de
Kamer leidt. Ik probeer oprecht te kijken of we daaruit kunnen komen,
waar die route ligt. Nogmaals, ik heb geprobeerd om die te schetsen. Ik
merk nog steeds weinig weerklank. Nou, niet bij iedereen overigens. Bij
sommigen ook wel. Ik hoop dat we op die manier uit het debat kunnen
komen en uiteindelijk ook de zekerheid waar u om vraagt en waar het mij
ook om te doen is aan mensen kunnen bieden.
De heer Van Kent (SP):
Ik wil graag op de heer Ceder reageren, als mede-indiener van het
amendement, want ik geloof er geen bal van dat het amendement …
De voorzitter:
Een interruptie gaat richting de minister.
De heer Van Kent (SP):
Ja, zeker. Zeker. Ik zal ook een reactie vragen aan de minister daarop.
Ik heb de heer Heinen vanmiddag gehoord. De heer Heinen stelde het
amendement gelijk aan het terugdraaien van de Wtp. En het terugdraaien
van de Wtp zou er dan in theorie toe leiden dat die 2,4 miljard uit het
coronaherstelfonds niet naar Nederland zouden gaan of dat die
terugbetaald moeten worden. Maar dat amendement staat natuurlijk
helemaal niet gelijk aan het terugdraaien van de Wtp.
Dus volgens mij hebben we hier te maken met heel veel bangmakerij en
sprookjes en is het zo dat als je gewoon gaat praten in Europa en
uitlegt "we hebben verkiezingen gehad, er is een andere samenstelling
van de Kamer, er is een wens om zeggenschap op te nemen en daardoor gaat
er wat vertraging plaatsvinden" daar gewoon over te praten is. Ik wil
vragen of de minister bevestigt dat dit amendement niet, zoals die
VVD-minister van Financiën zegt, gelijkstaat aan het terugdraaien van
het casinopensioen. Was het maar zo'n feest.
Minister Van Hijum:
Zo makkelijk is het helaas niet. Dat weten we ook rond andere mijlpalen.
Ze zijn niet altijd in beton gegoten, zoals ik net zei, maar ze staan
wel. We hebben er zelf voor getekend en we worden er ook aan gehouden.
Het was Nederland, zeg ik toch nog maar even, dat aandrong op harde
mijlpalen in het Herstel- en Veerkrachtplan om die Europese middelen
toch aan een zekere doelstelling te verbinden. Als we dan zelf
voortdurend lopen te zeggen "jaja, maar het geldt niet voor ons" of
"deze doelstelling kan wel een tandje minder", worden we er niet echt
geloofwaardiger op.
Het is bovendien ook nog een keer zo dat je niet zomaar het loslaten van
die doelstellingen gegund krijgt. Je zult daar vaak ook iets tegenover
moeten stellen. Dat merken we nu ook in de onderhandelingen over
bijvoorbeeld de doelstellingen rond de arbeidsongeschiktheidsregeling
voor zelfstandigen. Daar gaan we termijnen waarschijnlijk niet helemaal
halen. Nou, het lukt niet zomaar om daarvan af te komen kan ik u
verzekeren. Daarmee loop je wel een reëel risico op die korting, zeg
ik.
De voorzitter:
De heer Vijlbrief. De heer Vijlbrief. De heer Vijlbrief. Nee. Ja, maar
…
De heer Van Kent (SP):
De minister zegt: het is niet in beton gegoten. Dat precies waar het om
gaat.
De voorzitter:
Ja, maar u bent echt door uw interrupties heen. De heer Vijlbrief.
De heer Vijlbrief (D66):
Wij moeten dinsdag stemmen en de brief van de minister eindigde
eigenlijk met: ik wens de Kamer veel wijsheid toe. Ik probeer even te
checken of mijn samenvatting van wat de minister gezegd heeft nou klopt.
Ten eerste zegt hij: op het principe ontraadt het kabinet, want het
ondergraaft de collectiviteit. Ten tweede zegt hij: op de uitvoering is
het heel ingewikkeld. Maar goed, er zijn wel meer dingen ingewikkeld.
Maar hij zegt dat het minstens twee jaar duurt voordat hij tot een
voldragen iets kan komen dat eventueel bij KB in kan gaan en dan is
eigenlijk — ik vertaal dat zo — dat hele amendement irrelevant geworden,
want voor de meeste pensioenfondsen geldt het dan niet meer. Ten derde
zegt hij: het kost geld om het in te voeren binnen de pensioenfondsen
zelf; daar kan je misschien de vermogens voor gebruiken, maar dat is
zeer onzeker en kan ook tot hogere premies en dus tot lagere koopkracht
leiden. En ten vierde zegt hij: overigens lopen we een levensgroot
risico dat we een hoop geld kwijtraken in Brussel. Is deze samenvatting
correct?
Minister Van Hijum:
Ik heb geen punten gehoord die niet kloppen of die ik niet ook naar
voren heb gebracht.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Mijn samenvatting van het debat is dat een heleboel rondom deze
discussie gebaseerd is op bangmakerij. De vorige keer dat we hier
stonden, is er voortdurend over gesproken dat het 18 miljard zou kosten.
Dat is als je alles heel extreem neemt en verdeeld over 50 jaar. Dat
hebben we vandaag ook gehoord. Die 18 miljard is vandaag vervangen door
2,4 miljard en daarvan wordt duidelijk gezegd: dat zou kunnen, maar
waarschijnlijk kunnen we in Brussel ook andere afspraken maken en dan
kost het gewoon nul. Het laatste wat we hebben gezien, is dat de
minister zegt dat er een kans is dat de middengroepen er 8% op achteruit
gaan. En in een interruptiedebatje geeft de minister toe dat dat niet
meer het geval is, omdat in het amendement, waarvan de rest zegt dat er
niks was verbeterd, ook geregeld is dat die 8% niet meer genoemd wordt,
omdat dat ondervangen is. Als je dat samenvat, is één ding duidelijk:
het wordt opeens moeilijk om uit te leggen waarom dit amendement niet
zou moeten worden aangenomen. Ik denk dat dat hartstikke goed is voor
aankomende dinsdag. Dan gaan we eindelijk stemmen. Eindelijk.
Minister Van Hijum:
De heer Mulder noemt een aantal dingen. Ik heb toch even twee punten.
Wat betreft die 18 miljard heb ik volgens mij geen andere informatie
gegeven dan wat ik ook in het vorige debat heb aangegeven. En ik heb nog
één laatste punt. Wetgeving is echt een serieuze zaak en amendementen
hebben consequenties. Ik heb nu in meerdere debatten geprobeerd die
consequenties open, eerlijk en transparant op een rij te zetten. De
Kamer kan de weging maken. Ik heb ook aangegeven hoe het kabinet erin
zit. Ik zou u nadrukkelijk op het hart willen drukken om de
consequenties van het handelen en van amendementen echt serieus te
wegen.
De voorzitter:
Dat lijken me mooie eindwoorden.
De heer Edgar Mulder (PVV):
Dat zijn ook mooie eindwoorden, maar ik heb …
De voorzitter:
U wilt nog mooiere eindwoorden uitspreken?
De heer Edgar Mulder (PVV):
Nee, daar kan ik niet overheen. Aanvullend wil ik wel zeggen dat we
vanavond ook geprobeerd hebben duidelijk te maken dat we niet vinden dat
de minister iets doet wat niet deugt. Maar het is wel duidelijk dat in
die een-tweetjes die daarnaast plaatsvinden een heel negatief beeld
geschetst wordt dat geen recht doet aan het amendement dat wordt
ingediend, dat erom gaat dat we mensen weer zeggenschap geven over hun
eigendom. Dat is wel een mooi eind.
De voorzitter:
Kom eens met uw hoofd?
Tot zover dit debat. Dank aan de minister. Dit zou toch echt het eind
moeten zijn van dit debat, maar je weet maar nooit.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dinsdag gaan we stemmen over de wet, de amendementen en de moties. Ik
sluit de vergadering van 14 mei.
Sluiting
Sluiting 22.15 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden
ontleend. |
---|