Antwoord op vragen van de leden Heite en Olger van Dijk over de bezuiniging op rampenbestrijding en de conclusies van het rapport van de Algemene Rekenkamer ‘De derde hoofdtaak van de krijgsmacht’
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D21768, datum: 2025-05-15, bijgewerkt: 2025-05-16 10:17, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede ondertekenaar: R.P. Brekelmans, minister van Defensie (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z04503:
- Gericht aan: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Gericht aan: R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- Indiener: A. Heite, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: O.C. (Olger) van Dijk, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
AH 2212
2025Z04503
Antwoord van minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) en van minister Brekelmans (Defensie) (ontvangen 15 mei 2025)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024-2025, nr. 1812
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending van EenVandaag van 6 maart 2025 over de derde hoofdtaak van defensie en de bezuiniging op rampenbestrijding?
Antwoord op vraag 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u reflecteren op de conclusies in het rapport ‘De derde hoofdtaak van de Krijgsmacht’ van 4 maart 2025, waarin wordt aangegeven dat de voorbereiding tekortschiet, de gestelde doelen onrealistisch zijn en dat de doelen niet zijn afgestemd met de civiele diensten?
Antwoord op vraag 2
De Algemene Rekenkamer concludeert dat Defensie tekort schiet
in de voorbereiding en evaluatie van beleid voor de derde hoofdtaak en
los daarvan de behoefte aan inzicht in de consequenties van de
voorbereiding op hoofdtaak 1 voor hoofdtaak 3.
Allereerst constateer ik dat de Rekenkamer ook vaststelt dat Defensie doeltreffend was bij de ondersteuning van civiele autoriteiten. De Algemene Rekenkamer stelt vast dat Defensie aan alle 447 incidentele bijstands- en steunverleningsverzoeken van civiele autoriteiten heeft voldaan. In dat kader geeft Defensie ten volle invulling aan de derde hoofdtaak. Defensie ziet de derde hoofdtaak dan ook als een belangrijke verantwoordelijkheid, zowel in vredestijd als in het geval van een conflict.
Tegelijkertijd merk ik op dat, in het geval van een conflict, de invulling van de derde hoofdtaak onder druk kan komen te staan. Bij een conflict zullen er militairen in Nederland zijn en zal Defensie waar mogelijk en noodzakelijk naar het beste van haar kunnen bijstand proberen te blijven verlenen. Hoofdtaak 3 is in dat kader verbonden met hoofdtaak 1, zeker in buitengewone- en oorlogsomstandigheden. Immers, het uitvoeren van hoofdtaak 1 is niet mogelijk als civiele en militaire capaciteiten niet in staat zijn de openbare orde en veiligheid in Nederland te handhaven. Desondanks is het verstandig om er rekening mee te houden dat Defensiecapaciteiten in een oorlogssituatie beperkt of (tijdelijk) niet voorhanden kunnen zijn voor bijstand aan het civiel gezag. Dit kan betekenen dat in het geval van een conflict civiele partners er in hun voorbereiding verstandig aan doen breder naar inzetbare capaciteiten te kijken. Dit is ook onderdeel van de interdepartementale weerbaarheidsaanpak waar momenteel door het kabinet aan wordt gewerkt.
Vraag 3
Kunt u reflecteren op de aanbevelingen van het rapport, die pleiten voor betere afstemming tussen de ministeries van Defensie en Justitie en Veiligheid?
Antwoord op vraag 3
Defensie heeft in haar bestuurlijke reactie gemeld de door de
Algemene Rekenkamer gedane aanbevelingen over te nemen. De
interdepartementale, interbestuurlijke en publiek-private
civiel-militaire samenwerking is en wordt verstevigd hetgeen onder meer
tot uiting komt in de gezamenlijk opgestelde Landelijke Agenda
Crisisbeheersing en civiel-militaire voorbereidingen op een mogelijk
conflict. In dat kader zullen ook civiele partners worden betrokken bij
de actualisatie van het beleid ten aanzien van de derde hoofdtaak, die
in het kader van de voorbereiding op de eerste hoofdtaak wordt
uitgevoerd.
Vraag 4
Welke mogelijkheden ziet u vanuit de overheid om burgers zoveel mogelijk te steunen bij het voorbereiden op mogelijke rampen, zodat de burger niet het gevoel heeft er alleen voor te staan?
Antwoord op vraag 4
Risicocommunicatie vanuit de overheid over dreigingen, wat de
overheid hieraan doet, en over de mogelijke impact op onze manier van
leven, dragen hieraan bij. De aanhoudende dreiging en het risico op
maatschappelijke ontwrichting vragen een grotere mate van
zelfredzaamheid van Nederlanders. Het advies vanuit de overheid is
aangepast. Nederlanders worden geacht zich te kunnen redden in de eerste
72 uur na een ramp of langdurige stroomuitval. Eerder was dit 48 uur.
Informatie over risico’s, handelingsperspectieven en adviezen voor het
samenstellen van een noodpakket zijn te vinden op DenkVooruit.nl.
Ook start in 2025 een activerende landelijke campagne om de Nederlanders meer bewust te maken van het belang van weerbaarheid en wat ze zelf kunnen doen om in eigen omgeving voorbereid te zijn op dreigingen en crises. Deze campagne heeft een differentiatie naar verschillende groepen, waaronder jongeren. De verwachte startdatum van de campagne is het derde kwartaal van 2025.
Vraag 5
Kunt u aangeven of u vindt dat weerbaarheid van de samenleving vergroot moet worden, ook ten aanzien van rampenbestrijding? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u voor de overheid om het beleid ten aanzien van rampenbestrijding te verbeteren, indachtig de conclusies van het rapport?
Vraag 6
Kunt u aangeven welke maatregelen genomen gaan worden om de burgers weerbaarder te maken met de huidige dreigingen van conflicten en grootschalige calamiteiten?
Antwoord op vraag 5 en 6
Onze open samenleving is in toenemende mate kwetsbaar voor
dreigingen en grootschalige crises die kunnen leiden tot
maatschappelijke ontwrichting. Als onderdeel van de Veiligheidsstrategie
voor het Koninkrijk der Nederlanden zet de meerjarige Landelijke
Agenda Crisisbeheersing1 de koers uit op het
terrein van crisisbeheersing. In de Agenda staan gezamenlijke ambities
van Rijk en veiligheidsregio´s opgenomen gericht op een weerbare
samenleving die voorbereid is op huidige en toekomstige crises, die
ingewikkeld, onvoorspelbaar, grootschalig en langdurig kunnen zijn.
De Landelijke Agenda Crisisbeheersing formuleert ambities langs drie inhoudelijke pijlers: 1) Versterken van de voorbereiding en paraatheid, 2) Versterken van een weerbare samenleving en 3) Bevorderen van kwaliteit en professionaliteit.
Bijkomend is de internationale veiligheidssituatie afgelopen jaren sterk verslechterd. Daarom zet het Kabinet in op een versnelling en intensivering van de weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen. Binnen de weerbaarheidsopgave wordt ingezet op twee sporen 1) maatschappelijke weerbaarheid en 2) militaire paraatheid. De opgave zal de komende tijd nader worden uitgewerkt.
In december 2024 heeft het kabinet in de Kamerbrief weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen2 uiteen gezet wat een weerbare samenleving inhoudt en wat er – in het licht van hybride en militaire dreiging – nodig is om deze te bereiken. Dit vraagt inzet van iedereen: overheid, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers, onder meer ten aanzien van versterkte civiel-militaire crisisstructuren, burgerhulpverlening, maatschappij-breed oefenen, trainen en opleiden. De Kamerbrief vormt het startpunt van een nauwe samenwerking en dialoog met de samenleving om zo de maatschappij-brede aanpak vorm te geven. Deze zomer volgt een aanvullende Kamerbrief met daarin de eerste concrete beleidsinzet van het kabinet om de weerbaarheid tegen militaire en hybride dreigingen te vergroten. Indachtig de aanbevelingen en conclusies van het rapport wordt de interdepartementale, interbestuurlijke en publiek-private civiel-militaire samenwerking dus verstevigd.
Vraag 7
Kunt u, in opvolging van onder andere de toezegging om daarnaar te kijken tijdens de begrotingsbehandeling J&V in november 2024, en de aangenomen motie Van der Wal c.s. (Kamerstuk 36 600 X nr. 45) tijdens de begrotingsbehandeling defensie in december 2024, aangeven wanneer en in welke vorm u van plan bent om uitvoering te geven aan het verzoek vanuit de Kamer om informatie naar Zweeds model aan alle inwoners van Nederland te verschaffen?
Antwoord op vraag 7
Het doel van de brede publiekscommunicatie over maatschappelijke weerbaarheid is om Nederlanders te activeren bij te dragen aan een weerbare samenleving. In het najaar van 2025 start een campagne die, op basis van een publieksonderzoek van eind 2024, aansluit bij de mentaliteit en het gedrag van de Nederlandse bevolking ten aanzien van weerbaarheid. Een huis-aan-huis-publicatie is hier onderdeel van, dit kent een grote attentiewaarde.
Lessen uit Zweden leren ons dat het belangrijk is dat de publicatie vooraf goed getest is. Zo ontstaat een boodschap en vorm met het meeste effect, wat voor ieder individu relevant en breed toepasbaar is. Ook investeren we in een goede voedingsbodem voorafgaand aan de verzending van de huis-aan-huis publicatie, mede versterkt door de inzet van bestuurlijke en maatschappelijke partners zoals gemeenten, veiligheidsregio’s, maatschappelijke organisaties en bedrijven.
Vraag 8
Kunt u toelichten hoe de huidige focus op defensie hoofdtaak 1 in verhouding staat met een mogelijke inzet voor defensie hoofdtaak 3 (rampenbestrijding)?
Antwoord op vraag 8
De invulling van de eerste en derde hoofdtaak dient in
samenhang te worden bezien. Het waarborgen van nationale veiligheid en
het ondersteunen van civiele autoriteiten zijn in een conflict
onmiskenbaar met elkaar verbonden. Ook in het geval van een conflict
zullen er militairen in Nederland zijn en zal Defensie waar mogelijk en
noodzakelijk naar het beste van haar kunnen bijstand proberen te blijven
verlenen. Hoofdtaak 3 is in dat kader een onlosmakelijk onderdeel van
hoofdtaak 1, zeker in buitengewone- en oorlogsomstandigheden. Immers,
het uitvoeren van hoofdtaak 1 is niet mogelijk als civiele en militaire
capaciteiten niet in staat zijn de openbare orde en veiligheid in
Nederland te handhaven.
Defensie zal zich ook in oorlogstijd tot het uiterste blijven inspannen om capaciteit te genereren om bijstand te kunnen leveren. De geplande groei van de krijgsmacht zal in dat kader aanzienlijk meer armslag geven. Een schaalbare krijgsmacht moet uiterlijk in 2030 en waar mogelijk sneller zijn gevuld met personeel. Daarbij zal het aanvankelijk gaan om ongeveer 100.000 mensen. Een verdere opschaling en mobilisatie van het personele bestand is noodzakelijk in geval van een crisis- of oorlogssituatie of in de aanloop daar naartoe. Indien verdere opschaling en mobilisatie vraagt om aanvullende middelen, vindt daarover eerst aanvullende kabinetsbesluitvorming plaats. Later dit jaar zal duidelijk worden welke omvang bij een dergelijke situatie hoort, maar voor nu schat Defensie grofweg in dat het noodzakelijk zal zijn over een oorlogsorganisatie te beschikken met een capaciteit van maximaal 200.000 mensen, zoals beschreven in de brief van de staatssecretaris van Defensie van 24 maart jl.3 Desondanks zal, afhankelijk van de loop van een conflict, rekening gehouden moeten worden met mogelijke schaarste aan Defensie capaciteiten. In het geval van een conflict is het echter wel verstandig om er rekening mee te houden dat Defensiecapaciteiten beperkt of (tijdelijk) niet voorhanden kunnen zijn. Dit kan betekenen dat in het geval van een conflict civiele partners er in hun voorbereiding verstandig aan doen breder naar inzetbare capaciteiten te kijken. Dit is ook onderdeel van de interdepartementale weerbaarheidsaanpak waar momenteel door het Kabinet aan wordt gewerkt.
Vraag 9
Kunt u toelichten wat daardoor de gevolgen zijn voor de inzet van de krijgsmacht bij rampenbestrijding en hoe de samenwerking met de civiele diensten op dit moment geregeld is? Zijn er in de samenwerking met de veiligheidsregio’s verschillen?
Antwoord op vraag 9
In de Defensienota 2022 is de derde hoofdtaak als volgt
beschreven: Ondersteuning van de civiele autoriteiten bij de handhaving
van de openbare orde, de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde,
de bestrijding van rampen en incidenten en de beheersing van crises. Bij
de invulling van deze taak staat de krijgsmacht paraat om civiele
autoriteiten niet incidenteel maar structureel te ondersteunen zoals
bijvoorbeeld bij explosievenopruiming, luchtruimbewaking,
rampenbestrijding en inzet in het kader van kustwachtoperaties op de
Noordzee en in het Caribisch gebied. De krijgsmacht wordt in het kader
van de derde hoofdtaak niet alleen ingezet als de nood aan de man is,
maar ook als bijvoorbeeld de civiele capaciteiten tekort schieten of
afgelost moeten worden.
Defensie werkt bij de bestrijding van crises en rampen samen met civiele partners zoals politie, brandweer, gemeenten, geneeskundige diensten en het Openbaar Ministerie. Hiervoor is Nederland ingedeeld in 25 veiligheidsregio’s. Elke Veiligheidsregio in Nederland heeft een Regionaal Militair Operationeel Adviseur (RMOA). Deze militair adviseert het lokaal gezag in de voorbereidingsfase en in een crisissituatie. Indien bijstand door Defensie gewenst is, wordt er door het civiele gezag een verzoek om bijstand aan Defensie gedaan. Na juridische toetsing van het bijstandsverzoek stemt Defensie in haar reguliere toetsingskader rondom militaire bijstand en steunverlening vraag en aanbod op elkaar af. Hierbij vindt afstemming plaatst tussen operationele noodzaak van inzet van (schaarse) capaciteiten over alle hoofdtaken 1) bescherming van eigen en bondgenootschappelijke grondgebied; 2) bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit; en 3) ondersteuning van de civiele autoriteiten bij de handhaving van de openbare orde, de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de bestrijding van rampen en incidenten en de beheersing van crises).
In dat kader wordt bezien welke eenheden beschikbaar zijn en het gewenste effect kunnen realiseren en wordt opdracht gegeven invulling te geven aan het bijstandsverzoek. Op deze wijze vindt de samenwerking met alle veiligheidsregio’s en civiele autoriteiten in algemene zin plaats. Zoals bij de beantwoording van vraag 8 is gesteld zullen in geval van een conflict Defensie capaciteiten worden ingezet waardoor er rekening mee moet worden gehouden dat sommige Defensie capaciteiten beperkt (of (tijdelijk) niet beschikbaar kunnen zijn. Wel wordt bezien welke extra armslag de groei zal geven.
Vraag 10
Kunt u aangeven waarom een aantal gegarandeerde capaciteiten onder druk staan, zoals op de schoonmaakdienst bij een chemisch ongeluk en de maritieme explosieve opruimingsdienst? Kunt u daarbij toelichten welke acute risico’s dit geeft en wat hiertegen gedaan wordt?
Antwoord op vraag 10
Bij een gewapend conflict waarbij onze strijdkrachten ter
invulling van de eerste hoofdtaak buiten Nederland worden ingezet, kan
de inzet van capaciteiten ter invulling van de derde hoofdtaak onder
druk komen te staan. Defensie voert daarom als onderdeel van een
gedetailleerde operationele planning regie om de beschikbaarheid van
verschillende capaciteiten te garanderen voor de op dat moment
geprioriteerde taken. Daarmee beoogt Defensie militaire bijstand of
ondersteuning te kunnen leveren wanneer een situatie dit vereist, ook
tijdens een conflict. In het verlengde daarvan zal samen met civiele
partners worden bezien hoe hier mee om te gaan en of specifieke
capaciteiten ook door civiele partners kunnen worden overgenomen. Tevens
zal rekening worden gehouden met de aangekondigde personele groei van de
Defensieorganisatie, zoals beschreven in de brief van de
staatssecretaris van Defensie van 24 maart jl.
Vraag 11
Kunt u aangeven of en hoe het honoreren van alle verzoeken
tot incidentele bijstand en steunverlening van civiele autoriteiten op
termijn vol te houden is met het oog op de capaciteitstekorten?
Antwoord op vraag 11
Defensie stemt in haar reguliere toetsingskader rondom militaire bijstand en steunverlening vraag en aanbod op elkaar af. Hierbij vindt afstemming plaats tussen operationele noodzaak van inzet van (schaarse) capaciteiten over alle drie de hoofdtaken. In het kader van de voorbereiding op hoofdtaak 1 wordt samen met civiele partners bezien wat de consequenties voor hoofdtaak 3 zijn als Defensie ook hoofdtaak 1 moet uitvoeren. De civiele autoriteiten zijn primair verantwoordelijk voor de bestrijding van rampen en crises. Om die reden wordt gezamenlijk bekeken dat herstel en versterking van civiele capaciteiten eveneens van belang zijn. Hierbij wordt nadrukkelijk aangegeven dat het vraagstuk dat de Algemene Rekenkamer adresseert over de beschikbaarheid van militaire capaciteiten in het geval van een oorlog gaat. Haar rapport gaat niet over de beschikbaarheid van militaire capaciteiten in vredestijd.
Overigens meldt de Algemene Rekenkamer in haar rapport dat Defensie in de onderzoeksperiode geen enkele aanvraag tot bijstand of steunverlening heeft afgewezen.
Vraag 12
Kunt u aangeven of er tijdens de aankomende NAVO-top in juni additionele verzoeken mogelijk zijn ten aanzien van de inzet voor eventuele rampenbestrijding?
Antwoord op vraag 12
Voor de NAVO-top wordt voornamelijk bijstand aangevraagd voor
openbare orde handhaving, het bewaken en beveiligen van personen en
objecten en voor verkeerstechnische begeleiding. De capaciteit die
hiervoor nodig is, heeft weinig tot geen invloed op de bijstand voor
rampenbestrijding, omdat dit bijstand op andere onderwerpen betreft en
de operationele partners in hun capaciteiten rekening houden met de
inzet die nodig is voor de top.
Vraag 13
Kunt u deze vragen binnen een termijn van vier weken beantwoorden?
Antwoord op vraag 13
Nee, alle benodigde informatie was daarvoor niet op tijd beschikbaar.