[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Wijziging van diverse wetten in verband met het invoeren van het burgerservicenummer en de voorzieningen van de digitale overheid in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES) (36639) (ongecorrigeerd)

Stenogram

Nummer: 2025D21839, datum: 2025-05-15, bijgewerkt: 2025-05-16 09:27, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES

Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES

Aan de orde is de behandeling van:

  • het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten in verband met het invoeren van het burgerservicenummer en de voorzieningen van de digitale overheid in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES) (36639).

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES. Ik heet de leden van de Kamer van harte welkom. Ik heet staatssecretaris Szabó opnieuw van harte welkom in vak K.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:
Ik geef graag de heer White van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid als eerste het woord voor zijn bijdrage.

De heer White (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Een nummer op een pasje of ergens op een scherm. Het is moeilijk om te doorleven wat het burgerservicenummer nou precies betekent, vooral als je hier in Europees Nederland staat te debatteren. We zijn hier niks anders gewend dan dat we zo'n bsn hebben en het overal voor kunnen gebruiken. Of je je nou meldt bij een overheidsloket voor je dossier, bij de huisarts of om gebruik te maken van een toeslag, de hele overheid is ingericht op het gebruik van het bsn. Geen nummer, dan ook geen service aan burgers. Het is dus hoog tijd, echt hoog tijd, dat deze wet er komt. Als we deze wet aannemen, krijgen alle bewoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba straks een bsn en toegang tot DigiD. Voor 30.000 bewoners van Caribisch Nederland wordt het straks makkelijker om zaken te doen met de overheid. Dat is een grote verbetering, omdat ze dan minder moeite hoeven te doen om informatie aan te leveren en telkens te controleren of hun gegevens overal kloppen. Voor de bestuursorganen is dit ook fijn, want die kun je straks proactief gaan helpen.

Toch zie ik het vooral als een eerste stap. GroenLinks-PvdA is blij met deze wet; begrijp me niet verkeerd. Het was mijn collega Laura Bromet die in 2021 met een motie ertoe opriep om de wet snel in te voeren. In 2022 vroeg mijn collega Habtamu de Hoop ook om een bsn te regelen voor Caribische studenten. Een bsn is namelijk een voorwaarde om mee te doen in onze digitale samenleving. Als je het niet hebt, sta je gewoonweg met 1-0 achter op de rest. Veel te lang heeft Caribisch Nederland dus ook met 1-0 achtergestaan op de rest van het Koninkrijk.

Voorzitter. Ik heb twee amendementen. Het doel van de wet is duidelijk: om de digitale dienstverlening in het hele Koninkrijk beter op elkaar af te stemmen. GroenLinks-PvdA vindt dat het kabinet op dit punt toch wat steken laat vallen. Daarom hebben we twee amendementen ingediend om dit doel dichterbij te brengen.

Ik begin met het voorstel om het bsn ook op de ID-kaart BES te zetten. Als je wil dat mensen hun bsn makkelijk kunnen gebruiken en bekend zijn met het nummer, dan moet het ook zichtbaar en vindbaar zijn, met name in de beginfase. Het kabinet had daar een goed idee voor gevonden. Dat was om het bsn op de ID-kaart BES te zetten, zodat mensen hun bsn altijd dichtbij zouden hebben. Zo stond het overigens ook in de wetstekst zoals die was voorgelegd aan de Raad van State. Vervolgens heeft het kabinet die bepaling uit de wet gehaald.

GroenLinks-PvdA begrijpt dat niet. We vinden de reden die de staatssecretaris geeft niet sterk. Hij beweert dat, omdat de ID-kaart BES vaak wordt gebruikt in het maatschappelijk verkeer, de kans zou toenemen dat het bsn terechtkomt bij partijen die er foute dingen mee willen doen. Die gedachte klinkt eerlijk gezegd als een koloniale reflex. Als je zoiets constateert, dan moet je dat probleem oplossen. Dan denk je na, net als we in Europees Nederland hebben gedaan, over maatregelen zoals het plaatsen van het bsn op de achterkant van de ID-kaart of misschien het breder gebruiken van de app KopieID, zodat je bsn kan worden afgeschermd als je je ID-kaart kopieert. Er liggen dus gewoon oplossingen voor de hand. Maar in plaats van die uit te werken, kiest het kabinet ervoor om het bsn volledig uit het zicht te houden.

Ik heb daarover wat vragen. Waarop baseert de staatssecretaris de aanname dat het bsn opnemen op de ID-kaart BES als gevolg heeft dat het gegeven in de hand komt van criminelen? Welke cijfers heeft hij om dat te onderbouwen? Lopen bewoners van de BES-eilanden die nu al een bsn hebben, omdat ze een paspoort hebben of tijdelijk inwoners zijn van het Europees gebied, niet een soortgelijk risico? Heeft de staatssecretaris onderzocht wat er nodig is om de ID-kaart BES van echtheidskenmerken te voorzien en de privacyrisico's die hij in de memorie van toelichting noemt, weg te nemen? Is de staatssecretaris het met mij eens dat het opnemen van het bsn op de ID-kaart helpt om het gegeven meer status te geven?

Voorzitter. Als het doel van de wet is om de dienstverlening tussen Caribisch en Europees Nederland gelijk te trekken, slaan we hier toch echt de plank mis. Cyberveiligheidsrisico's zijn geen reden om het bsn niet op een ID-kaart te zetten. Integendeel, het invoeren van het bsn zou een reden moeten zijn om de cyberveiligheid op orde te brengen, zodat je het nummer wel gewoon kan vermelden op de ID-kaart. Daarom heeft GroenLinks-PvdA een amendement ingediend om dit onderdeel van de wet te repareren.

Mijn tweede amendement gaat over de betrouwbaarheid van persoonsgegevens. De basisadministratie van persoonsgegevens van de BES-eilanden bevat informatie over burgers. Daar zal straks ook het bsn in staan. Volgens het kabinet zou de komst van het burgerservicenummer een stimulans zijn voor het breder gebruik van de basisadministratie door de overheid.

Ook dat is wat ons betreft te vrijblijvend. Als je een registratie van persoonsgegevens bijhoudt, dien je daar ten eerste zorgvuldig mee om te gaan. Ten tweede moet het echt een doel dienen. Daarom wil ik met mijn amendement de basisadministratie aanmerken als zogenaamde "authentieke gegevens". Als we dat label erop plakken, moet de overheid garanderen dat de gegevens kloppen en dat ze bruikbaar zijn. Dan dwing je jezelf als overheid om de betrouwbaarheid daadwerkelijk te waarborgen en om melding te maken bij de instanties als je erachter komt dat gegevens niet overeenkomen met de centrale database. Zo zet je de openbare lichamen veel beter in positie om regie te hebben over gevoelige persoonsgegevens. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe hij dit amendement apprecieert.

Verder hebben we een motie over de zorg en het onderwijs. Het is goed dat er eindelijk een wettelijke basis komt voor het gebruiken van het bsn op de BES-eilanden. Die wettelijke basis geldt vooralsnog alleen voor de overheid, maar zoals u allemaal weet, is het gebruik in Europees Nederland vele malen verder. Daarom vraagt GroenLinks-PvdA om zo snel mogelijk de weg vrij te maken voor het bsn in andere essentiële diensten, zoals de zorg en het onderwijs. In juni komt het ministerie van Volksgezondheid met een analyse van wat er nodig is om het bsn ook in de zorg te gebruiken. Als die analyse geen zwaarwegende obstakels blootlegt, moeten we als de sodemieter aan de slag met de volgende wet om het bsn breder bruikbaar te maken. Het heeft allemaal lang genoeg geduurd. Kan de staatssecretaris toezeggen dat hij na die analyse meteen aan de slag gaat met die wet, als er geen onmogelijke obstakels zijn? Wat is de planning van de staatssecretaris voor de toekomst van het bsn op de BES-eilanden in het algemeen? Wanneer kan het bsn ook voor andere doelen worden gebruikt en welke doelen zijn dat dan precies?

Tot slot moet me nog iets van het hart. Ik kan niet met droge ogen debatteren over de digitale overheid in Caribisch Nederland zonder te benoemen dat er nog heel veel moet gebeuren voordat de digitale kloof tussen de delen van ons Koninkrijk gedicht is. Internet is op de eilanden peperduur en werkt vaak voor geen meter. Het zit ondernemerschap in de weg, houdt leerlingen van de lessen af en zet burgers op nog meer afstand van de overheid. Het meest schrijnende is nog wel hoe digitalisering de sociaal-economische ongelijkheid laat groeien. Als je geen toestel of internet kan betalen, kan je de overheid tegenwoordig niet meer bereiken. We mogen niet blind zijn voor de problemen met de betaalbaarheid en beschikbaarheid van het internet en van apparaten op de eilanden. Het is voor mij ook een reden om samen met collega Barbara Kathmann uit de commissie Digitale Zaken zelf plannen te gaan maken voor een betere digitale overheid in het Caribisch gebied. Uiteraard hoop ik dat dit kabinet serieus is over zijn ambities, zoals ik dat van de staatssecretaris weet, om de digitale dienstverlening in heel het Koninkrijk op elkaar af te stemmen. Ik verwacht op dat vlak dan ook echt veel meer actie, want dat punt bereik je niet alleen door het bsn in te voeren. Je hebt een ambitieuze investeringsagenda nodig om de infrastructuur en de digitale voorzieningen te verbeteren.

Dat geldt ook voor de cyberveiligheid. Er moet een cyberveiligheidsagenda komen voor de eilanden, met een goede wettelijke bescherming van privacy en veiligheidsstandaarden, zoals we die in Europa kennen. Die regels zijn niks waard zonder evenredig toezicht. Er is een toezichtsregime nodig om te controleren of persoonsgegevens van Caribische Nederlanders goed worden beschermd. De Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES, de CBP BES, moet goed uitgerust zijn. Die data moeten namelijk veilig zijn, ook zonder dat ze onder de AVG-wetgeving vallen. Daarover gaan mijn laatste paar vragen. Wat is de ambitie van de staatssecretaris om de digitale dienstverlening in heel het Koninkrijk beter op elkaar af te stemmen? Erkent de staatssecretaris dat er serieuze investeringen nodig zijn om de digitale overheid in Caribisch Nederland toegankelijk en bereikbaar te maken? Op welke manier gaat hij de privacybescherming op de eilanden versterken, zodat alle Nederlanders eenzelfde mate van cyberveiligheid hebben?

Kortom, ik zeg tegen de staatssecretaris dat we nog lang niet zijn uitgepraat over dit onderwerp. Met zijn gedeelde portefeuille op Digitale Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hij een unieke kans om die twee naadloos op elkaar aan te laten sluiten. Hij vindt mij in die ambitie natuurlijk helemaal aan zijn kant. Ik hoop dat hij onze voorstellen ziet voor wat zij zijn: een goedbedoelde aansporing en een steun in de rug. Ik kijk uit naar zijn antwoorden.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Die geeft aanleiding tot een bondige vraag van de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb een vraag over het amendement, want dat moeten we beoordelen. Ik moet zeggen dat het vrij laat is binnengekomen. Ik heb het gelezen, maar ik weet gewoon niet wat de impact daarvan is en of je het daarmee niet juist moeilijker maakt voor de mensen die in de BES-gemeenten wonen, bijvoorbeeld op het punt van fraudegevoeligheid. U heeft gelijk: een bsn-nummer op een ID-kaart zat erin. Dat is eruit gehaald. Daar is in het kader van de conceptwet geen vraag over gesteld door GroenLinks-PvdA, wel door de VVD. Daardoor is vanuit het kabinet naar voren gekomen dat die keuze gerechtvaardigd is. Ik vraag mij af of mijn collega in beeld heeft of dit een-twee-drie zomaar zo kan, zelfs zonder kosten, en of gelijk ook die privacyoverwegingen getackeld zijn. Ik kan me voorstellen dat het belangrijk is dat je ook een ingroeipad hebt waar je naartoe werkt. Mijn vraag is of u dat inzichtelijk heeft gekregen, misschien door contacten met het ministerie, want ik vind het lastig om voor een amendement te stemmen waar de Raad van State niet naar heeft kunnen kijken. Er is geen veiligheidscheck en over een paar maanden ondervinden de mensen hier misschien nadeel van in plaats van dat we hen geholpen hebben. Daar wil ik voor waken. Ik vraag dus welke inzichten u heeft opgedaan.

De heer White (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de reflectie en de vraag van de heer Ceder. De heer Ceder vindt mij natuurlijk zeker op zijn pad als het gaat om het op de juiste manier invoeren van deze maatregel, van deze wet. Dat laat ik natuurlijk ook aan de staatssecretaris over, maar ik denk dat het heel goed is dat we dat niet een-twee-drie doen, maar dat dit gefaseerd zal plaatsvinden. Verder is het, denk ik, ook van belang om mee te geven dat we inderdaad op werkbezoek geweest zijn. Net als andere geluiden die ik in de afgelopen periode überhaupt heb ontvangen, wees dat erop dat het heel erg wenselijk en ook noodzakelijk is voor de bewoners van het eiland om te kunnen beschikken over een soortgelijke dienst als we hier in het Europese deel van het Koninkrijk hebben. Wat mij betreft moet het dus inderdaad gewoon goed en gefaseerd gebeuren, maar volgens mij is dat ook altijd wel een beetje de doelstelling van de staatssecretaris geweest. Maar het is noodzakelijk om het daadwerkelijk te laten aansluiten op de voorstellen die vanuit de Raad van State zijn gedaan, want volgens mij doen we niks anders dan wat de Raad van State heeft gezegd en benoemd. Sterker nog, wat eruit gehaald is, brengen we eigenlijk weer terug, nadat de Raad van State dat ook heeft aangegeven.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel voor de toelichting. Op zich vind ik het ook een nobel streven om dat te regelen. Het probleem dat ik in ieder geval zie … Ik ga de beantwoording afwachten en als het oordeel Kamer krijgt, ga ik gewoon mee. Ik probeer even te kijken of wij hier niet iets doen waarvan we later misschien toch zeggen dat we het iets scherper hadden moeten bekijken. Het ingroeien gaat natuurlijk best lastig als wij volgende week stemmen over de wet en hij over een paar weken of maanden van kracht wordt. Op dat moment is het gewoon wettelijk vastgelegd en dan moet het gebeuren, punt. Je zou ook kunnen overwegen om door middel van een motie de ruimte te geven om dat te ontwikkelen. Het assessment dat u maakt om te zorgen dat alles geborgd is, zou je bijvoorbeeld in lagere regelgeving alsnog kunnen regelen. Dan komt het er ook. Mijn zorg is de volgende. Als we er volgende week over stemmen, is dat de wet. Op het moment dat die in werking treedt, treedt hij in werking. Dat kan je niet half doen. Ik ga de appreciatie afwachten. Mocht het toch problemen opleveren, dan vraag ik u om te overwegen om via een motie te zorgen voor een manier waarop bewoners daar uiteindelijk voordeel van ondervinden. Daar gaat het mij en ook u immers om. Dan doe ik graag met u mee, overigens.

De voorzitter:
Daar gaat het de heer White ook om; ik ga ervan uit dat u dat bedoelt. Daar kan de heer White nog even kort op reageren.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, de voorzitter uiteraard ook, maar ik bedoel de heer White.

De heer White (GroenLinks-PvdA):
De heer Ceder vindt mij natuurlijk op zijn pad als we het hebben over het belang van de mensen van de eilanden. Wat dat betreft staan we volgens mij allebei op dezelfde manier in de wedstrijd. Ik denk namelijk dat het wel heel erg goed is om dit amendement door te voeren, omdat de mensen van de eilanden daar juist profijt van hebben. We hebben natuurlijk wel een verschil tussen het wat en het hoe. Ik bedoel: een wet afstemmen betekent niet dat die wet ook daadwerkelijk morgen in uitvoering gaat. Daar is ook tijd voor. Volgens mij is die tijd voldoende om de puntjes op de i te zetten.

De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Ik hoopte dat de heer Ceder zijn spreektekst al had meegenomen naar de interruptiemicrofoon, want ik nodig hem uit voor zijn bijdrage. Moet ik iemand anders eerst het woord geven, meneer Ceder? Nee. Gaat uw gang.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we over een voorstel dat op het eerste gezicht vooral technisch lijkt, namelijk de invoering van het burgerservicenummer en digitale voorzieningen daaromtrent in Caribisch Nederland. "Een nummer plakken op de mens", als ik het heel cynisch zou zeggen! Achter deze technische wijzigingen schuilt een diepere maatschappelijke realiteit die onze aandacht volledig verdient. De ChristenUnie onderschrijft het belang van goede, toegankelijke en betrouwbare dienstverlening van de overheid aan alle inwoners van het Koninkrijk en dus ook aan de bewoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Dat die dienstverlening momenteel achterloopt, is een feit dat ons allemaal zou moeten raken. Daarom ben ik er blij mee dat deze stap gezet wordt, want het ook invoeren van een bsn-nummer in Caribisch Nederland kan bijdragen aan betere toegang tot voorzieningen en vooral tot diensten die digitaal 24/7 beschikbaar zijn.

Voorzitter. Het is de vraag of we dit doen op een manier die recht doet aan de mensen die het betreft. Ik ben blij met een flink aantal punten, maar ik heb ook een aantal zorgen en vragen. Die zal ik gelijk stellen. Allereerst ga ik in op de dubbele registratie. Inwoners van Caribisch Nederland staan namelijk al geregistreerd in de PIVA-BES. Nu komt daar ook het bsn-nummer bij dat dan gekoppeld wordt aan de BRP. Dat betekent dus dat mensen in twee systemen worden opgenomen. Hoe meer systemen je hebt die langs elkaar heen werken, hoe ingewikkelder het wordt op het moment dat er problemen ontstaan. Dat weten we uit de praktijk. Kijk maar naar de situatie bij de Belastingdienst waar momenteel tientallen systemen — zeg ik uit mijn hoofd — naast elkaar bewegen. Het is daarom lastig om daar uit te breken. Mijn vraag is dus ook hoe we voorkomen dat bijvoorbeeld tegenstrijdige of verouderde gegevens in de systemen belanden. Hoe wordt gegarandeerd dat gegevens slechts eenmaal worden ingevoerd en daarna correct worden gedeeld? Hoe staat het bovendien met de privacy? Want bij dubbele gegevens zou je willen dat deze na verloop van tijd worden opgeschoond. Welk mechanisme is er ingesteld om dat te tackelen? Afhankelijk van het antwoord van de staatssecretaris zou ik juist een motie willen indienen over het adequaat opschonen van die gegevens. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we op dat vlak de privacy van de bewoners beschermen. En hoe verhoudt dit zich tot de grondwettelijke waarborg van de bescherming van persoonsgegevens?

Voorzitter. Ten tweede de uitvoerbaarheid. Ik heb net al de discussie gehad over de ID, de identiteitskaart. De ChristenUnie is daar niet op tegen. Ik heb wel de vragen van de VVD gezien en de beantwoording daarop. Ik zou graag nog willen weten hoe de staatssecretaris dat ziet.

Daarnaast veronderstelt digitalisering van overheidsdiensten ook een bepaald basisniveau van digitale infrastructuur, maar ook van digitale vaardigheden. Mensen die dit niet eerder hebben gedaan, zullen dit moeten doen. Ik vraag me af hoe de staatssecretaris dit ziet, ook qua begeleiding van mensen die gewend zijn om op een andere manier met persoonsgegevens om te gaan. Welke begeleiding wordt daarbij gegeven? Ik kijk daarbij naar de mensen die werkzaam zijn bij het OHB, maar ook naar de bewoners. Veel mensen, ook in Nederland overigens, zijn digibeet en gaan nu een stap maken die hen helpt. Maar ook in Nederland zien we dat er een flink aantal mensen niet mee kan komen en die begeleiding nodig heeft.

Daarom heeft de ChristenUnie altijd gepleit voor bijvoorbeeld een loket waar mensen naartoe kunnen gaan, waar ze continu geholpen worden, niet alleen in de opstartfase. Dat zie ik nog niet terug in de memorie van toelichting of in de beantwoording. Ja, in de opstartfase zal volgens mij iemand meekijken, maar daarna houdt het op. Hoe zorgen we ervoor dat mensen — ik denk met name ouderen, want ook in Nederland zien we hetzelfde fenomeen — ook hierbij geholpen kunnen worden, juist als ze gewend zijn om op een andere manier te werken? Afhankelijk van de beantwoording van de staatssecretaris overweeg ik een motie, juist over digitale toegankelijkheid en over dit fysiek, door middel van een loket of op een andere wijze, blijven garanderen.

Voorzitter, ik ben bijna klaar. Wat doet het kabinet om deze wetswijziging zorgvuldig te communiceren op Bonaire, maar bijvoorbeeld ook op Statia en Saba? Waar de voertaal Engels is, met name op Statia en Saba, zal het belangrijk zijn hoe de overheid gaat communiceren. Ik vraag me af in welke talen dat wordt gedaan. Wat is de gedachte van de staatssecretaris daarover? De invoering van het bsn moet geen doel op zich worden. Het gaat erom dat mensen daadwerkelijk geholpen worden.

Voorzitter, tot slot. De ChristenUnie staat achter het verbeteren van de dienstverlening. Ik denk dat we de wet kunnen steunen. Maar we vinden het wel belangrijk dat zorgvuldigheid, privacy, uitvoerbaarheid en vooral recht doen aan de mensen achter het nummer vooropstaan.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik mevrouw Bruyning van de fractie van NSC uit voor haar bijdrage in deze eerste termijn.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Vandaag spreken we over het wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om het burgerservicenummer en digitale voorzieningen zoals DigiD ook beschikbaar te maken voor de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Dat is een stap die, eerlijk gezegd, al veel eerder had moeten worden gezet. Want laten we helder zijn: het feit dat 80% van de inwoners van Caribisch Nederland tot op de dag van vandaag geen bsn heeft, is niet alleen onhandig, maar ook diep ongelukkig. Dit gaat over mensen die sinds 2010 officieel deel uitmaken van Nederland, die burgers zijn van dit Koninkrijk. Dat betekent dat ze recht hebben op gelijke toegang tot overheidsdiensten, digitale veiligheid en een betrouwbare overheid. Is de staatssecretaris het met NSC eens dat het ontbreken van een bsn neerkomt op een belemmering van burgerrechten, zoals adequate toegang tot zorg en onderwijs?

Daarom steunt de NSC-fractie dit wetsvoorstel, omdat het niets minder is dan een noodzakelijke stap naar digitale gelijkwaardigheid en dus ook bestuurlijke rechtvaardigheid. Maar met die steun komt ook verantwoordelijkheid. Daarom willen wij vandaag een aantal kritische vragen stellen aan de staatssecretaris.

Ten eerste over de uitvoering. In de toelichting op het wetsvoorstel staat dat er een organisatie-overstijgende precheck is uitgevoerd om te kijken of DigiD op de BES-eilanden überhaupt goed kan worden uitgerold. De uitkomst: meerdere overheidsorganisaties voldoen nog niet aan de vereisten. Toch lezen we in de brief dat men aan de slag gaat met de adviezen, in overleg met BZK. Dat klinkt best vaag. Daarom de volgende vragen. Wat betekent "aan de slag gaan" concreet? Wie voert de regie? Wie is verantwoordelijk voor de implementatie? Hoe wordt gemonitord dat de kwaliteit en veiligheid op orde zijn voordat de wet in werking treedt? Hoe garandeert de staatssecretaris dat BES-eilanden hierbij volledig worden ondersteund met de expertise die we in Europees Nederland al beschikbaar hebben?

De uitvoering mag geen bijzaak zijn. Als we deze wet invoeren zonder dat er stevige en veilige systemen onder liggen, zadelen we mensen op met nieuwe frustratie, onbegrip of, erger nog, worden ze opnieuw uitgesloten van volwaardige dienstverlening. Als in Caribisch Nederland het bsn wordt ingevoerd, moet dat ook direct bruikbaar zijn. Kan de staatssecretaris garanderen dat bij de invoering van deze wet de inwoners van Caribisch Nederland ook direct gebruik kunnen maken van essentiële digitale dienstverlening?

Voorzitter. Dan over samenwerking en respect. Het gaat hier niet alleen om de ICT-systemen, maar om de manier waarop wij als rijksoverheid met onze Caribische gemeenten samenwerken. Het nieuwe uitgangspunt is dat wet- en regelgeving van toepassing is, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om af te wijken. Een logische koers, als die gepaard gaat met echte samenwerking en niet met het blindweg doorduwen van beleid, zonder lokale inbedding. Daarom vragen wij aan de staatssecretaris hoe de stem van de eilanden zelf is meegewogen bij de invoering van dit soort fundamentele wetgeving. Is er structureel overleg met lokale bestuurders en uitvoerders, of is er slechts incidenteel contact met BZK? Is de staatssecretaris bereid om ook na invoering actief te monitoren of de toegankelijkheid van en de gebruikservaring met DigiD voor inwoners van de BES-eilanden daadwerkelijk gelijkwaardig is aan die in Europees Nederland? Want gelijkwaardigheid begint immers bij luisteren, niet bij opleggen.

Voorzitter. Over gelijkwaardigheid in de breedste zin van het woord. Wij zeggen in het hoofdlijnenakkoord dat wij een bijzondere band voelen met de Caribische delen van het Koninkrijk, maar dat mag niet alleen een zin zijn op papier. Het vraagt om consistent beleid, om een respectvolle lokale context en om samenwerking die niet paternalistisch is, maar gebeurt in partnerschap. De invoering van het bsn en DigiD is een stap in de goede richting, maar laten we ook alvast de volgende stap voorbereiden. Hoe zorgen we dat digitale inclusie in Caribisch Nederland niet alleen technisch maar ook sociaal werkt? Wat doen we met mensen die bijvoorbeeld laaggeletterd zijn, geen internet hebben of de Nederlandse taal niet machtig zijn? Is er begeleiding, voorlichting en ondersteuning op de eilanden zelf? In iedere Nederlandse gemeente hebben mensen toegang tot laagdrempelige hulp op dit vlak. Dat kan gewoon bij de plaatselijke bibliotheek. Dit heet het digitale informatiepunt. Is het denkbaar dat zulke informatiepunten ook beschikbaar worden gemaakt in Caribisch Nederland?

Tot slot, voorzitter. Deze wet is nodig, maar is niet voldoende. Gelijke toegang vraagt om gelijke ondersteuning. Digitale infrastructuur vraagt om menselijke maat en wetgeving vraagt om uitvoerbaarheid in de praktijk. Wij roepen de staatssecretaris op om deze wet niet alleen juridisch correct, maar bestuurlijk zorgvuldig en sociaal rechtvaardig te implementeren, niet voor de eilanden maar mét hen. Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik graag de heer Buijsse van de fractie van de VVD uit voor zijn bijdrage in deze termijn.

De heer Buijsse (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Met deze wet wordt het burgerservicenummer geregeld voor de inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, en er wordt een start gemaakt met het maken van voorzieningen voor de digitale overheid op de eilanden zoals in het Europese deel van het Koninkrijk. Dat is wat de VVD betreft een goede zaak. We kijken uit naar de vervolgstappen die de regering zal nemen om de overheidsdienstverlening op de eilanden naar een volgend niveau te brengen.

Een vervolgstap is bijvoorbeeld het gebruik van het burgerservicenummer voor niet-overheidssectoren, zoals de zorg en het onderwijs. Ik vraag de staatssecretaris om daar nader op in te gaan. In hoeverre wordt daaraan gewerkt? Wat is ervoor nodig om dat voor elkaar te krijgen?

Voorzitter. Wij hebben in de aanloop naar dit debat veel vragen gesteld en zijn ook zeer tevreden met de beantwoording die gegeven is door de staatssecretaris en de ondersteuning. Dank daarvoor. Nogmaals, we zien dit als een belangrijke stap voor de eilanden. We wensen de staatssecretaris veel succes met de verdere implementatie.

De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. Tot slot nodig ik de heer Valize van de fractie van de PVV uit voor zijn bijdrage in deze termijn.

De heer Valize (PVV):
Voorzitter, dank voor het woord. Het gaat hier om de invoering van het burgerservicenummer en andere voorzieningen voor de digitale overheid in Caribisch Nederland. Het doel is om de digitale overheidsdienstverlening aan burgers en bedrijven in Caribisch Nederland zo veel mogelijk op een gelijkwaardig niveau met dat van Europees Nederland te brengen. Om dit te realiseren wordt voorgesteld dat alle geregistreerde inwoners van Caribisch Nederland over een bsn beschikken, dat overheidsorganen in Caribisch Nederland gerechtigd zijn om het bsn te verwerken, dat het bsn wordt opgenomen in de basisadministratie persoonsgegevens van het openbaar lichaam en in de Basisregistratie Personen en dat voorzieningen van de digitale overheid, zoals DigiD, beschikbaar zijn in Caribisch Nederland. Hiervoor worden meerdere wetten aangepast: de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, de Wet basisregistratie personen en de Wet digitale overheid.

Voorzitter. Met de aangenomen motie van de leden Bromet van GroenLinks-PvdA, Wuite van D66 en anderen in 2021 werd de regering verzocht het onderzoek naar het invoeren van een bsn in Caribisch Nederland zo spoedig mogelijk af te ronden en, indien uit dit onderzoek geen onoverkomelijke contra-indicaties blijken, de benodigde wetswijzigingen bij de Tweede Kamer aanhangig te maken. Op 21 oktober 2024 heeft de regering het wetsvoorstel ingediend. Het belangrijkste deel van dit wetsvoorstel betreft de aansluiting bij de reeds bestaande technische voorzieningen en processen, het opnemen van het bsn in de eigen bevolkingsadministratie van het openbaar lichaam en voorzieningen die in Europees Nederland reeds gebruikt worden voor het betrouwbaar inloggen met DigiD en voor de toekenning, registratie en verificatie van het bsn.

Voorzitter. De PVV begrijpt dat het lastig is dat bij de huidige systematiek rondom het bestaande identiteitsnummer, bestaande uit de geboortedatum en een volgnummer dat herleidbaar is tot het eiland van inschrijving, er geen sprake is van unieke nummering. Natuurlijk leidt dat tot problemen. Immers, dit nummer is leidend voor 80% van de in totaal 30.000 inwoners, omdat zij niet beschikken over een burgerservicenummer en daardoor dus niet eenduidig te identificeren zijn.

Voorzitter. Er was ook een mogelijkheid om voor de vervanging van de BAP BES voor de Wet basisregistratie personen te kiezen. Hier is echter niet voor gekozen. Dit zou lastig zijn omdat hier wetgeving aan gekoppeld is, zoals de AVG, die op het Caribisch deel van het Koninkrijk niet van toepassing is. Wel wil dit wetsvoorstel bespoedigen dat burgers en organisaties snel kunnen gebruikmaken van de digitale dienstverlening in Europees Nederland. Dat klinkt als een spoedje, en laten we eerlijk wezen: haastige spoed is zelden goed. Vandaar de volgende vraag aan de staatssecretaris. Is de optie om de BAP BES te vervangen door de Wet BRP wel serieus verkend? Hoeveel langer zou een dergelijke implementatie duren dan dit voorstel? De beantwoording van de gestelde vragen, het nader verslag, lijkt namelijk te suggereren dat hierover niet is nagedacht.

Voorzitter. Dan de risico's. Hoewel het bsn zelf informatieloos is en geen rechten op dienstverlening of voorzieningen geeft, kan het nummer in combinatie met andere gegevens toch van waarde zijn, ook voor kwaadwillenden. De ADR, de Auditdienst Rijk, waarschuwt daarvoor. Op advies van de Raad van State wordt het bsn niet gekoppeld aan de ID-kaart BES. Dit zou immers als ongewenst neveneffect hebben gehad dat het bsn in het maatschappelijk verkeer kan belanden bij organisaties die niet gerechtigd zijn om het nummer te verwerken. Ook zou het opnemen van het bsn op de kaart identiteitsfraude in de hand werken, omdat het document niet de echtheidskenmerken bevat van het paspoort of de Nederlandse identiteitskaart. Daarmee lijkt in ieder geval dit onderdeel enigszins gerepareerd. Maar kijken we naar de cyberveiligheid en de digitale weerbaarheid, dan lezen we niets.

Voorzitter. Ik begin even met de themarapportage Risicoanalyse Caribisch deel van het Koninkrijk 2022, opgesteld door het Analistennetwerk Nationale Veiligheid in opdracht van de NCTV, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid. Ze schrijven dat de cybercriminelen niet gebonden zijn aan landsgrenzen en zich richten op de minst beveiligde netwerken die zij wereldwijd kunnen vinden. Tevens lezen wij: "Gezien de succesvolle aanvallen in de afgelopen jaren en de afwezigheid van een omvattende aanpak is de kans daarom zeer waarschijnlijk dat de (vitale) infrastructuur in het Caribisch deel van het Koninkrijk in de komende vijf jaar wordt getroffen door een cyberaanval."

Houdt u dat even in uw achterhoofd, want we hebben het ook nog over het PBLQ-rapport Digitalisering van de dienstverlening op de BES-eilanden, van mei 2024. Dat is een onafhankelijk adviesbureau voor de publieke sector. Zij schrijven in hun rapport over de staat van de digitale infrastructuur op de BES-eilanden, dat deze beperkter is dan in Europees Nederland. Ik quote: "Wel is die beter dan die in Europees Nederland aan het eind van de twintigste eeuw." Dat is dik 25 jaar geleden. Het rapport schetst onder andere de volgende conclusies: hard- en software in gebruik bij de overheden op deze eilanden zijn verouderd en de middelen ontbreken om die te vervangen. Het is de vraag of overheidsorganisaties daarop gericht zijn en het is twijfelachtig of benodigde kennis en competenties binnen de organisaties in voldoende mate beschikbaar zijn. Er zijn ook risico's op datalekken, hacking of social engineering. Bij dat laatste kunt u denken aan phishingmail. De infrastructuur, maar ook de digitale vaardigheden op de BES-eilanden moeten daar goed tegen beschermen. Dat is al lastig genoeg binnen het Europese deel van het Koninkrijk, laat staan voor het Caribische deel. Dit vormt de zwakste schakel. Daarmee wordt Nederland een sitting duck. Europees Nederland heeft een sterk ontwikkelde digitale infrastructuur met jarenlange ervaring met cybersecurity, incident response en continue monitoring via organisaties zoals het NCSC, het Nationaal Cyber Security Centrum. Dit is in het Caribisch deel niet het geval.

Voorzitter. In het rapport van de NCTV waar ik het net over had, worden concrete zorgen geuit over ongewenste buitenlandse inmenging vanuit China, omdat de eilanden de achtertuin van de VS vormen, maar ook vanuit Venezuela, een bondgenoot van Rusland. Aangezien de BES-eilanden de zwakste schakel van het Koninkrijk zijn qua cyberveiligheid, heb ik de volgende vraag. Hoe reëel acht de staatssecretaris het risico dat statelijke actoren via de digitale infrastructuur op de BES kunnen doordringen tot de Europees-Nederlandse systemen? Houd er daarbij rekening mee dat het NCSC al sinds 2014 waarschuwt voor 36 ernstige veiligheidsproblemen in contentmanagementsystemen, zoals WordPress. Hoe staat het met de risicoafwegingen en de getroffen maatregelen op de BES? Denk aan malwarebesmettingen en dergelijke. Zo maakt CBP BES, de Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES, ook gebruik van WordPress en verschijnt de WP-verwijzing in diverse links die afgeschermd zouden moeten zijn.

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn dat er uitdagingen liggen die verder gaan dan het bsn. In de memorie van toelichting lezen wij niets over de cyberweerbaarheid en worden dergelijke risico's niet benoemd. Echter, de PVV heeft in dit kader wel zorgen over de nationale veiligheid en vraagt zich af hoe de staatssecretaris de cyberveiligheid denkt te gaan borgen.

Tot slot nog een tweetal kleine vragen. Waarom lezen we in de memorie van toelichting niets over DPIA's, data protection impact assessments, zoals aanbevolen wordt in het Highbergrapport, en over de verplichte zelfevaluaties, uitgaande van de bezorgdheid die eind 2023 in het rapport van het WODC wordt geuit over de integriteit van — ik citeer — "handhavers die op eigen initiatief of op instructie van de verantwoordelijke politieke ambtsdrager wegkijken bij overtredingen"? In hoeverre acht de staatssecretaris de zelfevaluaties betrouwbaar?

Voorzitter. Daarmee kom ik aan het einde van mijn betoog. Dank.

De voorzitter:
Dank voor uw bijdrage. Dat geeft aanleiding tot een hele korte, bondige vraag van de heer White. Gaat uw gang.

De heer White (GroenLinks-PvdA):
Misschien is het ook wel gewoon een ondersteunende opmerking. De heer Valize houdt een goed betoog over cyberveiligheid. Die is volgens mij heel belangrijk, niet alleen voor het Europees deel van ons land, maar ook voor het Caribisch deel. Heeft de heer Valize het idee dat we dat voldoende aansporen? Is de staatssecretaris voldoende bezig dat nog harder aan te zwengelen, zodat we ook de cyberveiligheid op de eilanden kunnen waarborgen?

De heer Valize (PVV):
Dat is een uitstekende vraag van de heer White. Ik heb wel vaker voorbij horen komen dat er ook aandacht moet worden besteed aan cyberveiligheid van de BES-eilanden. Dat gaat dus terugkomen. We ontvangen 6 juni de Nederlandse Digitaliseringsstrategie. Ik had staatssecretaris Koninkrijksrelaties Szabó eigenlijk nog willen vragen in hoeverre dat wordt meegenomen in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie, en of hij daar al een toelichting op kan geven, aangezien die naar alle waarschijnlijkheid op 6 juni verschijnt en die de laatste keer dat we erover spraken voor 95% ingevuld was.

De voorzitter:
Dank u wel, ook voor uw bijdrage. De staatssecretaris heeft aangegeven ruim tien minuten nodig te hebben voor de beantwoording. Ik schors tot 12.20 uur.

De vergadering wordt van 12.08 uur tot 12.21 uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het debat over de invoering van de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES. We zijn toegekomen aan de beantwoording van de staatssecretaris. Ik ga ons allen verzoeken om kort en bondig dit laatste deel van het debat te doen, want we hebben een strakke planning en een drukke dag. Ik gun onze collega's vanavond een redelijk vroege afsluiting van de dag, in plaats van dat het nachtwerk voor hen wordt. Ik geef het woord aan staatssecretaris Szabó.

Staatssecretaris Szabó:
Dank u wel, voorzitter. Ik ga beginnen met een korte spreektekst. Ik wacht nog op een aantal antwoorden. Er werden heel veel vragen gesteld, dus er wordt nu nog keihard gewerkt aan die antwoorden.

Vandaag bespreken we het wetsvoorstel dat het burgerservicenummer en andere voorzieningen van de digitale overheid invoert op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Ik wil meteen even een algemene opmerking maken over wat hier gezegd werd over het burgerservicenummer en de Nederlandse Digitaliseringsstrategie en over hoe die zich verhoudt tot de BES-eilanden. Dat verhaal is heel simpel. We zijn bezig met het finaliseren van die strategie. Zoals aangegeven komt die op 6 juni, als alles goed gaat. Alles wat daarin staat, geldt ook voor de BES-eilanden. Dan moet u onder andere denken aan informatie over nieuwe technologieën, over het feit dat burgers en bedrijven centraal staan, maar ook over zaken als I-vakmanschap, wat ook heel belangrijk is om goede implementaties te plegen rond digitalisering. Ik heb zelf aan de CAS-eilanden gezegd dat ik kennis en kunde rond dit dossier met hen zal delen. Dit even als korte inleiding.

Ik wil uw Kamer bedanken voor de spoedige behandeling van dit wetsvoorstel, waardoor spoedige inwerkingtreding op een nog nader te bepalen datum in de komende tijd mogelijk is.

Voordat ik overga tot de beantwoording van de vragen vanuit uw Kamer, noem ik de drie uitgangspunten van dit wetsvoorstel. Een: stapsgewijs. Twee: veilig. Drie: toegankelijk.

Allereerst het eerste uitgangspunt: stapsgewijs. We voeren het bsn en de Wet digitale overheid stapsgewijs in binnen de huidige systemen en processen. Zo kunnen we op korte termijn al eerste stappen zetten en blijft het uitvoerbaar. We hebben het dan ook niet over één groot ICT-project, maar over een stapsgewijze aanpak. Eerst geven we alle 30.000 inwoners van de BES-eilanden een bsn. Die registreren we in de eigen bevolkingsregistraties van de eilanden. Met het bsn kan men ook een DigiD aanvragen. Daarna kunnen de eerste overheidsorganisaties de komende jaren de overstap maken naar het bsn en DigiD. De volgende stap kan zijn om het bsn ook buiten de overheid te gaan gebruiken, net als in Europees Nederland. Dat geldt bijvoorbeeld voor de zorgsector, waarover vragen zijn gesteld.

Dan het tweede uitgangspunt: de veiligheid. Ik vind het belangrijk dat het bsn en de Wet digitale overheid veilig en betrouwbaar ingevoerd worden. De Raad van State wees daar ook op in zijn advies. Bij de introductie van het bsn worden geen nieuwe systemen geïntroduceerd, maar worden bestaande koppelingen en systemen aangepast. Gegevensuitwisseling binnen Nederland — Europees en Caribisch Nederland — is staande praktijk, waarbij er geen directe toegang is tot databases in Europees Nederland; er kan alleen maar in gekeken worden. Tegelijkertijd zal in dit traject aandacht zijn voor informatiebeveiliging en de benodigde vervolgstappen, met het oog op risicobeheersing. Het wetsvoorstel biedt hiertoe een aantal belangrijke waarborgen.

Belangrijk is dat organisaties die willen aansluiten op DigiD aan dezelfde beveiligingseisen moeten voldoen als organisaties in Europees Nederland. Bovendien is de Baseline Informatiebeveiliging Overheid, de BIO, van toepassing op de centrale voorzieningen voor de uitwisseling van persoonsgegevens in het bsn-stelsel. Verder voeren we de verplichte zelfevaluatie in, waarmee de eilanden verplicht worden om jaarlijks de veiligheid en betrouwbaarheid van de bevolkingsregistratie te onderzoeken en daarvan verslag te doen.

Ik heb ook goed contact met de privacytoezichthouder, de CBP BES. Die doet belangrijk werk, niet alleen in voorlichting, maar ook in daadwerkelijk toezicht, zoals de AP dat in Europees Nederland doet. Niettemin vraagt het verhogen van de digitale weerbaarheid op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba voortdurende aandacht. Dit is geen bijzaak, maar een randvoorwaarde voor een succesvolle digitalisering. Daarom zet ik mij de komende tijd in voor het verhogen van de digitale weerbaarheid op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Digitale weerbaarheid is ook een onderwerp van de Nederlandse Digitaliseringsstrategie, dus ook die kennis en kunde zullen we inzetten voor de BES-eilanden.

Voorzitter. Dan het derde punt: toegankelijkheid. Daarmee bedoel ik dat we burgers moeten begeleiden en voorlichten bij de invoering van nieuwe digitale mogelijkheden. Er is daarom al een informatiecampagne gestart om inwoners te informeren over wat het bsn is en hoe ze er veilig mee om moeten gaan. Een belangrijk speerpunt is dat alle informatie meertalig is en online en offline vindbaar is. Er is sprake van laagdrempeligheid en toegankelijkheid om zo veel mogelijk inwoners te bereiken. Ook zetten we in op het verhogen van de digitale vaardigheden, zodat alle burgers mee kunnen doen.

Voorzitter. Dan ga ik nu over op het beantwoorden van de vragen.

De voorzitter:
Ik merkte dat u in uw inleiding ook al antwoord heeft gegeven op een aantal vragen.

Staatssecretaris Szabó:
Ja. Eerst zeg ik iets over de implementatie, dan over de amendementen en dan krijg ik nog twee mappen, zie ik hier staan, over informatiebeveiliging en overige punten. Die mappen zijn in aantocht, hoop ik.

De heer White heeft gevraagd: kan de staatssecretaris toezeggen om meteen aan de slag te gaan met de motie over invoering van het bsn in de zorg en het onderwijs als er geen obstakels blijken te zijn? De staatssecretaris van VWS is bezig met een analyse van de noodzaak van het gebruik van het bsn in de zorg, mede in het licht van de specifieke lokale omstandigheden, en naar de eventuele juridische stappen die daarvoor nodig zijn. De staatssecretaris van VWS zal uw Kamer hier eind juni nader over informeren. Ik verzoek u dan ook om die analyse af te wachten. Wel geldt: hoe vaker je het bsn kan inzetten, ook voor de zorg en andere domeinen, des te beter, als het maar veilig gebeurt.

Dan nog een vraag van de heer White: wat is de planning van de staatssecretaris voor het bsn op de BES en wanneer kan het ook voor andere doelen worden gebruikt? De planning is natuurlijk afhankelijk van de behandeling in de Eerste Kamer. Ik hoop dat dat zo snel mogelijk gaat geschieden. Buiten de overheid is aparte wetgeving nodig. Dat duurt langer. Zo hebben zorgverleners op de BES een wettelijke grondslag nodig om een bsn te mogen verwerken, met bijbehorende waarborgen.

De voorzitter:
De heer White, een korte vraag.

De heer White (GroenLinks-PvdA):
Het is helemaal goed om de analyse af te wachten. Vanuit GroenLinks-PvdA vragen we met name om op het moment dat we die analyse hebben, niet alleen over te gaan tot geïnformeerd raken, maar ook daadwerkelijk tot het uitvoeren en inzetten van actie naar aanleiding van de analyse. Ik hoor graag van de staatssecretaris of dat ook het geval is.

Staatssecretaris Szabó:
Dat lijkt me het goede doel, meneer White, zeg ik via de voorzitter.

De voorzitter:
Ik stel wederom voor om ons een beetje te helpen, zodat de staatssecretaris de meeste antwoorden per blokje kan doen. Als er dan nog vragen overblijven, dan staat het de leden natuurlijk vrij om die te stellen. Dan houden wellicht een beetje het tempo erin. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Szabó:
Dan nog een vraag van de heer White, namelijk of er serieuze investeringen nodig zijn. Het overschakelen op werken met een bsn, een digiteit, vergt aanpassing van systemen en werkprocessen. Voor digitale dienstverlening is ook werken in ketens nodig, zoals u weet. Dit wetsvoorstel brengt daar nu nog geen verandering in. Voor het werken in ketens zijn systeemoplossingen, de invoering van een stelsel van basisregistratie en andere wetgeving nodig. In de agenda Goed Bestuur Caribisch Nederland, die ik later dit jaar aan uw Kamer zal aanbieden, kom ik hierop terug.

Dan nog een vraag van de heer White, over privacybescherming. Samen met Caribische landen van het Koninkrijk werkt de regering aan de totstandkoming van een consensusrijkswet om het gegevensbeschermingsrecht van Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en Caribisch Nederland te harmoniseren en in lijn te brengen met het in Europees Nederland geldende gegevensbeschermingsrecht.

Een vraag van de heer Ceder. Hoe voorkomen we dat we in bijvoorbeeld tegenstrijdige en verouderde systemen belanden? Ik zorg ervoor dat de persoonsgegevens vanuit de BAP BES een-op-een worden overgenomen in de BRP. Dit is een geautomatiseerd proces, dus er is geen ruimte voor verschillen. Door de koppeling beschikken zowel de gebruikers in Caribisch Nederland als die in Europees Nederland over de actuele situatie. Ik heb me vanmorgen ook nog laten voorlichten over de architectuur, dus hoe het werkt, alsook over de beveiliging daarvan. Ik heb er dus vertrouwen in dat de implementatie goed gaat lukken.

Dan nog een vraag van de heer Ceder. Hij vraagt hoe ik de begeleiding van bewoners in het omgaan met persoonsgegevens voor me zie. Ik zet in op goede communicatie en informatie richting bewoners, met open en transparante communicatie over wat het bsn is et cetera. In de voorlichting over het bsn is zo veel mogelijk rekening gehouden met de diversiteit van de inwoners op de eilanden, waaronder met de verschillende talen. Er worden verschillende middelen ingezet, zoals ingesproken, tekstuele en visuele boodschappen via online en offline kanalen. Alle informatie wordt begrijpelijk opgesteld en is meertalig.

Dan een vraag van de Kamerleden Ceder en Bruyning; ik breng ze even samen. Wat doen we met mensen die laaggeletterd zijn, geen internet hebben of de Nederlandse taal niet machtig zijn? Er blijft gewoon niet-digitale baliedienstverlening beschikbaar. Dat is voor mij ook heel belangrijk. In principe kan dat al op Bonaire, maar dat zal wat mij betreft ook op Saba en Sint-Eustatius zo zijn. Daar is het volgens mij nog niet zo ingeregeld, maar daar gaan we mee aan de slag.

Dan een vraag van mevrouw Bruyning. Meerdere overheidsorganisaties voldoen nog niet aan de DigiD-vereisten; wie voert de regie op de verantwoording van de verbetering? De digitalisering van primaire en secundaire processen is de verantwoordelijkheid van afzonderlijke overheidsorganisaties, zoals openbare lichamen en uitvoeringsorganisaties. De digitalisering vergt meer dan alleen techniek. Het kan ook gaan om herontwerp van interne processen, capaciteitsopbouw, investeringen in infrastructuur, gegevensbescherming en informatiebeveiliging. Waar mogelijk ondersteun ik de organisaties, bijvoorbeeld door overheidsorganisaties kosteloos prechecks aan te bieden voor de aansluiting op DigiD.

Dan weer een vraag van mevrouw Bruyning. Zij vraagt of ik kan garanderen dat de inwoners ook direct gebruik kunnen maken van de dienstverlening. Het is aan de dienstverleners zelf om de vereiste voorbereidingen te treffen en een uitrolplanning af te geven. Daarnaast is deze planning afhankelijk van de behandeling van deze wet door uw Kamer en de Eerste Kamer en van het moment waarop het bsn en DigiD voor iedereen beschikbaar komen in Caribisch Nederland.

Nog een vraag van mevrouw Bruyning, over structureel overleg met lokale bestuurders en uitvoerders. Dat is een hele belangrijke. Er vinden regelmatig ambtelijke gesprekken plaats, zowel over de beleidsvoornemens als over de uitvoering. Op het gebied van burgerzaken vinden die gesprekken al 25 jaar lang twee keer per jaar plaats. Ik wil vanaf deze plek mijn waardering uitspreken voor het feit dat de eilandbesturen van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba gezamenlijk hebben gereageerd op dit wetsvoorstel. Vanuit de projectorganisatie vinden de gesprekken nu nog vaker plaats, zowel online als op locatie.

De heer Valize vroeg of de optie om de BAP BES te vervangen door de Wet BRP serieus is verkend. Ja, die is serieus verkend. Dat zou minimaal een dubbele inspanning vragen, was de inschatting. Daarbij is de vraag of die inspanning opweegt tegen wat het de burgers extra zou opleveren. We gaan voor een snelle implementatie — dat hebben wij tijdens dit debat ook met elkaar besproken — dus dit was de beste optie.

Dan een vraag van mevrouw Bruyning. Wordt er gemonitord of de kwaliteit en veiligheid op orde zijn? Dat is ook een hele belangrijke vraag. Dit doe ik door voorafgaand aan de invoering onderzoek te verrichten naar de kwaliteit van de gegevens in beide registraties. Eventuele verschillen worden voortijdig rechtgetrokken. Ik ga na of personen reeds een bsn hebben in de BRP omdat ze eerder in Europees Nederland woonden. In dat geval wordt het bsn overgenomen in de BAP BES. We hebben daarbij dus niet te maken met dubbele registraties.

Dan een vraag die ik deels al beantwoord heb: kan de staatssecretaris nader ingaan op vervolgstappen wat betreft het gebruik voor niet-overheden? Daar heb ik deels ook al antwoord op gegeven. Natuurlijk willen we ook niet-overheden gebruik kunnen laten maken van de BAP BES, maar dit kost tijd; er moet ook wetgeving worden aangepast.

In hoeverre acht de staatssecretaris de zelfevaluaties betrouwbaar? Ik acht de zelfevaluaties vanzelfsprekend betrouwbaar, omdat die aansluiten op de staande praktijk in zowel Europees als Caribisch Nederland.

Voorzitter. Dat was de implementatiemap; die hebben we gehad. Dan heb ik nog wat dunnere mapjes meegekregen.

De voorzitter:
Dat hoor ik graag, "dunnere mapjes". Gaat uw gang.

Staatssecretaris Szabó:
Maar die hebben wel heel veel tekst en kleine lettertjes!

De voorzitter:
Nou, dat hoor ik dan weer niet graag. Vervolgt u uw beantwoording. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Szabó:
Gelukkig was dit een grapje, voorzitter!

Dan het amendement-White/Kathmann op stuk nr. 10. De heer White verzoekt de regering om het bsn te vermelden op de ID-kaart BES. Dat was inderdaad uw vraag. Dat amendement willen wij ontraden. Ik begrijp dat het handig is om het bsn op een kaart bij je te hebben, maar ik heb gekozen voor een andere lijn omdat ik risico's zie. De ID-kaart BES kent in de praktijk een heel breed maatschappelijk gebruik dat wezenlijk verschilt van het gebruik van de identiteitsbewijzen in Europees Nederland. Ik zie het risico dat het bsn door veelvuldig kopieergebruik terechtkomt bij organisaties die niet gerechtigd zijn om dat nummer te verwerken. De ID-kaart BES kent bovendien niet de beveiligingsniveaus van de Nederlandse identiteitskaart of het Nederlandse paspoort. Het document bevat ook geen watermerk en chip.

Er zijn ook verschillen omtrent het aanvraag- en uitgifteproces. Er is bijvoorbeeld de mogelijkheid om een tweede ID-kaart BES aan te vragen zonder daarbij de vorige geldige ID-kaart in te leveren. We kunnen niet registreren of een kaart gestolen of verloren is, of in omloop mag zijn; dat kunnen we niet vaststellen. Ik raad daarom het amendement af.

De voorzitter:
Het amendement-White/Kathmann op stuk nr. 10 wordt ontraden. Maar ik heb het vermoeden dat de heer White daar graag een vraag over wil stellen. Daar geef ik hem natuurlijk de gelegenheid toe.

De heer White (GroenLinks-PvdA):
Het mag natuurlijk niet zo zijn dat we een groot verschil maken tussen hoe we het hier in het Europees deel van het Koninkrijk doen en hoe we het in het Caribisch deel doen. Volgens mij is het pleidooi van de staatssecretaris een heel mooi pleidooi om dit juist wel in te voeren en daar haast mee te maken, om zo die ongelijkheid eruit te halen. Dan kan dit vervolgens in het hele stelsel van Caribisch Nederland — dan heb ik het over de digitale infrastructuur — gelijktijdig in worden gevoerd. Mijn vraag is dus: waarom kan dit niet tegelijkertijd?

Staatssecretaris Szabó:
Omdat ik aangegeven heb dat de Nederlandse kaart andere veiligheidseisen kent dan die op de BES. Ik hoop dat die kaart in de toekomst ook op de BES kan worden gebruikt. Maar dan zullen we wel in gesprek moeten gaan over wat daar nog aan moet worden aangepast wat betreft veiligheidseisen. Maar: hoe eerder hoe beter. U heeft mij aan uw zijde. We blijven hier wel mee aan de slag.

De voorzitter:
Heel kort.

De heer White (GroenLinks-PvdA):
Heel kort, voorzitter. Ik hoor nog niet duidelijk waarom dit niet zou kunnen, en waarom we de veiligheidseisen die de staatssecretaris voorstelt niet tegelijkertijd met het voorstel kunnen invoeren.

Staatssecretaris Szabó:
Dat vraagt tijd. Er is ook heel veel tijd nodig om te bekijken hoe je die eisen erop kunt zetten en of die gelijk kunnen worden geschakeld met de kaart hier in Nederland. Je zult ontwikkelingstijd nodig hebben om het nieuwe model aan te passen. Ook wat betreft de programmatuur moet je activiteiten uitvoeren. Het kost ook heel veel geld om dat te doen. Ik heb op dit moment nog geen zicht op de begrotingen die openbare lichamen hebben om dit mee te kunnen doen. Maar nogmaals, wij gaan in gesprek om te bekijken of dit kan worden bewerkstelligd. Maar het gaat voor mij te ver om dit parallel aan de invoering van het bsn te gaan doen, omdat ik niet de toezegging kan doen dat we op het moment dat het bsn en DigiD worden geïmplementeerd zo'n kaart al zouden kunnen upgraden naar de maatstaven van Europees Nederland.

De voorzitter:
Gaat u door met de appreciatie van het amendement op stuk nr. 11.

Staatssecretaris Szabó:
Dat nemen we over, voorzitter.

De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 11 wordt overgenomen. Ik kijk even naar de indiener.

Staatssecretaris Szabó:
Oordeel Kamer dus.

De voorzitter:
Nee. Gaat u het overnemen of geeft u de appreciatie "oordeel Kamer"?

Staatssecretaris Szabó:
Oordeel Kamer. Ik heb geen bezwaar tegen de inhoud en de strekking van het amendement.

De voorzitter:
Nu wordt er nog enthousiaster geknikt. Het amendement op stuk nr. 11 krijgt de appreciatie "oordeel Kamer". Gaat u verder.

Staatssecretaris Szabó:
Het vinkje staat bij "oordeel Kamer", dus dan moet dat 'm zijn, voorzitter.

Dan ga ik door naar de vragen van de heer Valize. Die liggen volgens mij nog op het terrein van de informatiebeveiliging. Die zijn dus even door elkaar gehaald, maar het stapeltje wordt steeds kleiner, voorzitter. Wat betreft de zwakste schakel: hoe reëel acht de staatssecretaris dat statelijke actoren via de BES in Nederlandse systemen kunnen komen? Dat is inderdaad een ander type vraag. Het is niet goed voorstelbaar dat door invoering van het bsn statelijke actoren via de digitale infrastructuur kunnen doordringen tot systemen in Europees Nederland. In algemene zin geldt dat afnemers, bronhouders en hun systemen nooit rechtstreeks toegang hebben tot de databases van Europees Nederland. Ik heb daarnet al aangegeven dat ik vanmorgen ook die architectuur heb bekeken. Gegevensuitwisseling vindt altijd plaats op basis van een autorisatie middels een koppeling tussen systemen via een beveiligde verbinding inclusief certificaat.

Een andere vraag van de heer Valize: hoe staat het met de risico-afweging en getroffen maatregelen op de BES? Het is bekend dat die risico's er zijn. We introduceren met dit wetsvoorstel geen nieuwe risico's maar zetten een stap vooruit. Er komt regelgeving die eisen gaat stellen aan voorzieningen. Die eisen in de regelgeving zijn er nu niet, maar straks wel, bijvoorbeeld door publiek toegankelijke websites en webapplicaties verplicht te beveiligen door toepassing van de https- en hsts-standaarden. Nu zijn er op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba geen eisen voor digitale dienstverlening, en straks wel.

Ook zegt de heer Valize dat we in de memorie van toelichting niets lezen over het DPIA, zoals aanbevolen wordt. Hoewel het DPIA niet expliciet is genoemd in de memorie van toelichting, is dit wel uitgevoerd als onderdeel van de voorbereidingen van het wetsvoorstel.

Dan nog een vraag van de heer Valize. In de memorie van toelichting lezen wij niets over cyberweerbaarheid en worden dergelijke risico's niet benoemd. Het is bekend dat die risico's er zijn. Wij introduceren met het wetsvoorstel geen nieuwe risico's, maar we zetten een stap vooruit. Die heb ik daarnet ook al behandeld, dus die ga ik niet nog een keer opnoemen.

Dan kom ik bij het blokje overige, mijn laatste mapje. Daarin zitten een aantal onderwerpen. Waarop baseert de staatssecretaris de aanname dat het opnemen van het bsn op de ID-kaart BES als gevolg heeft dat gegevens in handen komen van criminelen? De ID-kaart BES verschilt van het paspoort en de ID-kaart, omdat deze beide documenten een veelheid aan echtheidskenmerken hebben en aan de internationale standaarden voldoen. Dat is niet het geval bij de ID-kaart BES. Deze kaart is dus makkelijk na te maken. Ik heb geen concrete cijfers hoe vaak deze kaart is misbruikt.

Nog een vraag van de heer White. Lopen bewoners van de BES-eilanden, die al een bsn hebben omdat ze een paspoort hebben, niet een soortgelijk risico dat hun bsn in handen komt van criminelen? Nee, dat risico lopen ze niet. Een Nederlands paspoort bevat echtheidskenmerken en de BES-kaart niet. Het gaat daarbij om het watermerk en de chip, zoals gemeld.

Heeft de staatssecretaris onderzocht wat er nodig is om de ID-kaart BES van echtheidskenmerken te voorzien? Deze vraag is ook van de heer White. Ja, er is een onderzoek geweest om de ID-kaart BES van die echtheidskenmerken te voorzien. Bij een hogere kwaliteit van de kaart, van polycarbonaat, kan de kaart niet meer lokaal worden geproduceerd. De uitkomsten over een mogelijke aanpassing van de ID-kaart BES zullen nog worden gedeeld met de Kamer. Dat zal zo rond de zomer zijn. Ik denk dus dat het belangrijk is om goed naar dat document te kijken om het tempo erin te houden, in het kader van wat we er hier over hebben gezegd. Is de staatssecretaris het ermee eens dat het opnemen van het bsn op de ID-kaart het meer status geeft? Dit verband zie ik niet. Ik heb daar geen afweging over gemaakt.

Mevrouw Bruyning vroeg: is het denkbaar dat Informatiepunten Digitale Overheid ook beschikbaar worden gemaakt voor Caribisch Nederland? Het is mijn ambitie om laagdrempelige en empathische ondersteuning, zoals geboden door de IDO-dienstverlening, mogelijk te maken op Caribisch Nederland. Daarom gaan we in gesprek met de openbare lichamen over wat nodig is om een lokaal ecosysteem te versterken.

Dan de laatste vraag. Die is ook van mevrouw Bruyning. Zij vroeg: is de staatssecretaris het ermee eens dat het ontbreken van een bsn een belemmering is van burgerrechten zoals onderwijs? Nee, ook zonder bsn kunnen mensen voorzieningen als onderwijs en zorg gebruiken. Het hebben van een bsn is daar geen voorwaarde voor en biedt niet meer rechten. Als voor het gebruik daarvan geen bsn wordt verlangd, vormt het ontbreken van een bsn daar geen belemmering voor.

De voorzitter:
Was u toegekomen aan uw laatste vraag?

Staatssecretaris Szabó:
Ja, dit was de laatste vraag die ik had.

De voorzitter:
Dan complimenteer ik u met het tempo dat u gehouden heeft. Er is nog een vraag over. Ik kijk ook naar de andere leden. U kunt uw tweede termijn ook nog gebruiken voor een vraag die overgebleven is. Meneer Valize, gaat uw gang.

De heer Valize (PVV):
Ik heb één vraag nog niet beantwoord gezien. Deze mag ook in de tweede termijn beantwoord worden. Dat was een vraag in het kader van de verplichte zelfevaluaties. In hoeverre acht de staatssecretaris deze betrouwbaar naar aanleiding van het onderzoek van WODC? Daarin wordt over de integriteit geuit dat er handhavers zijn die op eigen initiatief of op instructie van de verantwoordelijke politieke ambtsdrager wegkijken bij overtredingen.

Dan heb ik nog een vraag met betrekking tot de architectuur die u bij de inleiding noemde en waar u ook nog even op terugkwam bij de beantwoording van de vraag over het risico dat statelijke actoren via de digitale infrastructuur kunnen doordringen tot het Nederlands systeem. Kunnen wij daar voordat daarover gestemd wordt wellicht nog een technische briefing over krijgen?

Tot slot vraag ik of wij het DPIA toegestuurd kunnen krijgen.

Staatssecretaris Szabó:
U kunt die technische briefing krijgen. Het DPIA kunnen we ook geven, indien u dat wilt. Ging de eerste vraag over public?

De heer Valize (PVV):
Ik had die vraag gesteld in het kader van de verplichte zelfevaluaties, in het licht van het rapport van het WODC uit 2023.

Staatssecretaris Szabó:
Die vraag neem ik mee in de tweede termijn.

De voorzitter:
In het kader van "laten we onszelf een beetje heel houden": we gaan dinsdag stemmen over de moties. Als ik u goed begrepen heb, meneer Valize, dan wilt u een technische briefing voor aanstaande dinsdag. Daar heeft de staatssecretaris heel enthousiast ja op gezegd.

Staatssecretaris Szabó:
Nou, ik heb gezegd dat dat mogelijk zou zijn. Ik heb de technische briefing vanmorgen zelf gehad en die is vrij kort. Maar die geeft aan hoe de systemen daar staan, wat wij hier hebben gebouwd in Nederland en welke interacties er zijn, ook als het gaat om inkijkfuncties. Het is geen rocketscience, maar we kunnen u daarover informeren.

De voorzitter:
Op welke wijze?

Staatssecretaris Szabó:
Het is aan de Kamer op welke wijze dat gebeurt. Ik kan de Kamer er bijvoorbeeld meer informatie over toesturen. Maar als u zegt "ik wil een aparte vergadering", dan is het aan de Kamercommissie om dat zelf te bepalen.

De heer Valize (PVV):
Als mijn collega's het ermee eens zijn, dan mag het ook in een kort paper.

Staatssecretaris Szabó:
Oké.

De voorzitter:
Als daar geen anderen op reageren, dan ga ik ervan uit … Ik kijk heel even naar mijn rechterkant. Ja, het kan gaan zoals de staatssecretaris net bevestigd heeft. Dan komt er een schriftelijke toelichting richting de commissie op basis van het verzoek van de heer Valize. Dan zijn wij bijna toegekomen aan de tweede termijn. Meneer Buijsse, gaat uw gang.

De heer Buijsse (VVD):
Op het amendement op stuk nr. 11 kwam de appreciatie "oordeel Kamer". Ik ben echt een beetje van slag. Ik heb gewoon wat meer duiding nodig. Kan er ook een schriftelijke reactie komen over hoe de appreciatie tot stand is gekomen? Het is mij een beetje onhelder wat het amendement nou precies betreft en waarom het oordeel Kamer krijgt.

De voorzitter:
Ik zie de staatssecretaris knikken. De knik betekent dat er …

Staatssecretaris Szabó:
Ja, dat zou kunnen.

De voorzitter:
De knik betekent dat er nog een nadere toelichting komt op de appreciatie op het amendement op stuk nr. 11.

Dan gaan we nu wel verder met de tweede termijn. Dat hoeft niet. Maar ik kijk naar de heer White. Wilt u gebruikmaken van uw tweede termijn? Gaat uw gang.

De heer White (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank. Ik wil nog even benadrukken dat het amendement over het vermelden van het bsn op de identiteitskaart in Caribisch Nederland juist de ruimte biedt om dit zorgvuldig en gefaseerd in te voeren. Doordat het moment van inwerkingtreding via een koninklijk besluit wordt vastgesteld, creëren we de benodigde tijd om de praktische, technische en juridische randvoorwaarden goed te regelen. Tegelijk zetten we wel een duidelijke stip op de horizon. Het komt in de wet te staan, zodat het geen vrijblijvende optie meer is, maar een concrete richting. Daarmee voorkomen we dat we blijven hangen in uitstel en vrijblijvendheid, zoals we eerder zagen bij het ontbreken van een juridische grondslag voor de verwerking van het bsn in sectoren als de zorg en het onderwijs. Juist daarom is de motie over de juridische basis van het bsn dan ook zo belangrijk. Excuus, ik bedoel: het amendement. Het versterkt de lijn die we met dit amendement inzetten: zorgvuldigheid, maar ook duidelijkheid.

Tot slot nog een motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat brede adoptie van het burgerservicenummer (bsn) bijdraagt aan de kwaliteit en betrouwbaarheid van de (digitale) dienstverlening op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba;

constaterende dat de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid BES dit doel beoogt, maar niet voorziet in een grondslag voor verwerking van het bsn in essentiële sectoren die niet onder de overheid vallen, zoals in de zorg en in het onderwijs;

constaterende dat er reeds wordt geanalyseerd hoe de grondslag voor verwerking in de zorg juridisch kan worden gerealiseerd;

verzoekt de regering om zo snel mogelijk te komen tot een juridische grondslag voor verwerking van het bsn door zorginstellingen in Caribisch Nederland, en de nodige wetswijzigingen uit te voeren indien er geen onoverbrugbare obstakels worden geconstateerd in de lopende analyse;

verzoekt de regering bovendien om soortgelijke analyses uit te voeren voor andere essentiële sectoren, zoals het onderwijs, die in Europees Nederland ook bevoegd zijn om het bsn te verwerken in hun dienstverlening, en hiertoe eveneens grondslagen te ontwikkelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden White, Bruyning, Bamenga en Ceder.

Zij krijgt nr. 12 (36639).

Dank u wel. Dan nodig ik graag de heer Ceder van de fractie van de ChristenUnie uit voor zijn bijdrage in de tweede termijn. Gaat uw gang.

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik had twee vragen. Eentje ging over de gegevensdeling. Die is beantwoord, dus daar dien ik geen motie over in.

De tweede gaat over het toegankelijk maken voor mensen met een afstand tot de digitale wereld — dat betreft ouderen, maar ook mensen die daar gewoon nog te weinig mee te maken hebben — en hoe we ervoor kunnen zorgen dat ze mee kunnen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is het burgerservicenummer (bsn) breed in te voeren in Caribisch Nederland als middel tot efficiëntere overheidsdienstverlening;

overwegende dat het van belang is dat alle bewoners, ongeacht digitale vaardigheid of sociaal-economische positie, toegang houden tot publieke diensten en hun recht op overheidsvoorzieningen kunnen realiseren en dat het uitsluiten van digibeten of mensen die digitaal op afstand staan, de rechtsgelijkheid en het vertrouwen in de overheid kan schaden;

verzoekt de regering:

  • bij de invoering van het bsn in Caribisch Nederland specifiek beleid te ontwikkelen dat inzet op begeleiding en ondersteuning van digibeten en mensen met beperkte digitale toegang;

  • hierbij de implementatie van fysieke loketten, hulptrajecten, lokale voorlichting in begrijpelijke taal en samenwerking met maatschappelijke organisaties ter plaatse mee te nemen;

  • de Kamer uiterlijk begin 2026 te informeren over de voorgenomen aanpak en wijze van implementatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Bruyning.

Zij krijgt nr. 13 (36639).

De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik nodig mevrouw Bruyning van de fractie van NSC uit voor haar bijdrage. Gaat uw gang.

Mevrouw Bruyning (NSC):
Dank, voorzitter. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor zijn zorgvuldige beantwoording in dit debat. Het wetsvoorstel over de invoering van het bsn en de toegang tot DigiD op de BES-eilanden is niet alleen puur technisch. Het raakt aan iets veel fundamentelers: het gevoel van verbondenheid en gelijkwaardigheid binnen het Koninkrijk. Toegang tot de digitale overheid is een voorwaarde voor volwaardig burgerschap. Voor mensen op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius betekent dit niet alleen praktische toegang tot diensten, maar ook erkenning dat zij net zo meetellen als inwoners van Europees Nederland. Ik ben blij dat de staatssecretaris dat ziet. Ik hoop dat hij blijft investeren in de uitvoering en de menselijke maat, zodat deze stap naar verbinding ook echt voelbaar wordt op de eilanden zelf.

Dank u wel.

De voorzitter:
Dank u wel. Ik kijk naar de heer Buijsse, maar die schudt van nee. Dan kijk ik nu naar de heer Valize. Hij schudt ook nee. Dan zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Kamer. De staatssecretaris heeft aangegeven vijf minuten nodig te hebben voor de appreciatie. Ik schors tot 13.00 uur.

De vergadering wordt van 12.55 uur tot uur geschorst.

De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Wij zijn toegekomen aan de appreciaties van de moties ingediend bij het debat over de Wet invoering BSN en voorzieningen digitale overheid. Ik geef met veel plezier de staatssecretaris het woord voor de motie op stuk nr. 12 en de motie op stuk nr. 13. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Szabó:
En een vraag van de heer Valize.

De voorzitter:
Gaat uw gang.

Staatssecretaris Szabó:
Ik begin met de vraag van de heer Valize, voorzitter, met uw welnemen. In hoeverre acht de staatssecretaris zelfevaluaties betrouwbaar? Die acht ik betrouwbaar, zoals ook al eerder aangegeven, omdat ze aansluiten bij de staande praktijk, zowel binnen Europees Nederland als Caribisch Nederland. Bonaire, Sint-Eustatius en Saba voeren al zelfevaluaties uit over het stelsel van reisdocumenten. Met dit wetsvoorstel komt zelfevaluatie over de basisadministratie daarbij als extra kwaliteitsinstrument.

Dan kom ik bij de motie van de heer White over de zorg. Die plaats ik als ontijdig. Het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken, is een eerste stap, die alle burgers van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba een bsn geeft en die ervoor zorgt dat de overheid het nummer mag gebruiken. De staatssecretaris van VWS is bezig met een analyse — dat is ook al eerder aangegeven — en komt daar eind juni op terug richting de Kamer. Ik lees uw motie als een aansporing aan de regering om aandacht te hebben voor het vraagstuk rondom sectorale grondslagen. Het ligt daarbij voor de hand om sectoren ter hand te nemen waarin we in Europees Nederland al sinds jaar en dag het bsn gebruiken en om van die ervaringen gebruik te maken.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 12 krijgt de appreciatie "ontijdig". Ik kijk even naar de heer White om te zien of hij de motie aan wil houden of alsnog gewoon in stemming wil brengen. Het wordt voor mij een beetje ingewikkeld om op afstand te gokken waarvoor u knikt.

De heer White (GroenLinks-PvdA):
Excuus, voorzitter. Ik ga het gewoon vertellen. We houden hem niet aan. Hij mag gewoon door.

De voorzitter:
Oké, dan komt de motie aanstaande dinsdag in stemming. We gaan naar de motie op stuk nr. 13.

Staatssecretaris Szabó:
De motie op stuk nr. 13: oordeel Kamer.

De voorzitter:
De motie op stuk nr. 13 krijgt oordeel Kamer.

Dan zijn we aan het einde gekomen van dit debat. Ik bedank de leden voor hun bijdrage en de staatssecretaris wederom voor zijn aanwezigheid en bijdrage.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:
Ik schors voor enkele heel korte ogenblikken, zodat we snel verder kunnen met het tweeminutendebat Economische ontwikkeling Caribisch deel Koninkrijk. Ik schors voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.