Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2025 (Incidentele suppletoire begroting inzake maatwerkgarantie) (36734) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D21856, datum: 2025-05-15, bijgewerkt: 2025-05-16 10:03, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-05-15 11:30: Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2025 (Incidentele suppletoire begroting inzake maatwerkgarantie) (36734) (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Economische Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2025 (Incidentele suppletoire begroting inzake maatwerkgarantie) (36734)
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 15 mei 2025 overleg gevoerd met de heer Beljaarts, minister van Economische Zaken, over:
het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken voor het jaar 2025 (Incidentele suppletoire begroting inzake maatwerkgarantie) (36734).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Michon-Derkzen
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Reinders
Voorzitter: Martens-America
Griffier: Reinders
Aanwezig zijn twee leden der Kamer, te weten: Martens-America en Thijssen,
en de heer Beljaarts, minister van Economische Zaken.
Aanvang 11.30 uur.
De voorzitter:
Een hele goede morgen iedereen. Ik open hierbij de vergadering. Dit is
de vaste commissie voor Economische Zaken. Dit is het wetgevingsoverleg
van donderdag 15 mei 2025. Het gaat over het wetsvoorstel Wijziging van
de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken voor het
jaar 2025 (Incidentele suppletoire begroting inzake maatwerkgarantie).
Ik zie zelf af van een bijdrage, dus het woord is aan de heer
Thijssen.
De heer Thijssen (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Fijn dat we dit WGO op zo'n korte termijn hebben
kunnen inplannen. Ik heb natuurlijk datgene gelezen wat er beschikbaar
is aan informatie over deze garantstelling. Ik heb daar nog een aantal
vragen over, dus die zou ik graag willen stellen. Dat zijn de volgende
vragen.
Waarom is het met een full order book, zoals in de stukken staat, en met
voldoende rentabiliteits- en continuïteitsperspectief nodig om Royal IHC
te steunen met een maatwerkgarantie? Op basis waarvan blijkt dat deze
maatwerkgarantie gaat renderen?
Aangezien Royal IHC een marktconforme premie gaat betalen, lijkt het
alsof de garantstelling ook gewoon uit de markt gehaald kan worden. Het
is immers een marktconforme premie. Waarom lukt het dan toch niet om die
garantstelling met een marktconforme premie uit de markt te halen?
Ik ben nieuwsgierig naar hoeveel deze garantstelling de overheid kan
kosten als Royal IHC verdere verbetering laat zien. Het ging namelijk
niet zo goed met de werf, maar ik lees dat het nu weer stukken beter
gaat. Als het gewoon goed blijft gaan met deze werf, ziet de Staat dan
al het geld terug of gaat deze garantstelling de Staat sowieso wat
kosten, en hoeveel is dat dan?
Laten we hopen dat het niet zo is, maar stel dat het misgaat. Hoeveel
kan deze garantstelling de overheid dan kosten, in het
worstcasescenario?
Ik lees ook dat dit een garantstelling is samen met het ministerie van
Defensie, dus ook werkzaamheden voor Defensie zijn erbij betrokken. Mijn
vraag is eigenlijk: waarom is de verdeling van de verschillende kosten
tussen het ministerie van Defensie en het ministerie van Economische
Zaken zoals die is?
Mijn vraag is ook: kan het zijn dat deze garantstelling dadelijk wordt
gebruikt door Royal IHC om ook actief te zijn in de sector van fossiele
brandstoffen? Kan het zijn dat daarmee zaken worden gefinancierd die
niet in lijn zijn met het klimaatakkoord van Parijs?
Ik heb even zitten kijken op de website van Royal IHC; ik ben er helaas
nog nooit geweest. Ik wilde weten of zij ook actief zijn in de sector
van de superjachten. Als dat zo is, vindt de minister het dan acceptabel
dat belastinggeld of die garantstelling wordt ingezet om superjachten
voor extreem rijken te bouwen?
Dan is mijn vraag nog: kunnen er eisen worden gesteld aan het bedrijf
bij het verstrekken van deze garantstelling? Meer specifiek: kan bij het
verstrekken van deze garantstelling zeggenschap worden verkregen over
welke projecten Royal IHC als eerste uitvoert, zodat bijvoorbeeld
projecten voor Defensie met prioriteit worden uitgevoerd? Er is namelijk
nogal wat aan de hand in de wereld en we weten dat Nederland zich aan
het herbewapenen is.
Ik lees ook dat Royal IHC nu 80% Nederlandse toeleveranciers heeft. Kan
bij het verstrekken van de garantstelling de voorwaarde worden gesteld
dat dat zo blijft, zodat we echt zorgen dat de Nederlandse bedrijvigheid
in stand blijft?
Mijn laatste vraag gaat over het volgende. Ik meen dat nu de GO-regeling
wordt gebruikt hiervoor, maar ik lees ook op de website dat de
GO-regeling alleen kan worden gebruikt door financiële instellingen.
Volgens mij wordt de garantstelling nu verstrekt aan HAL, maar HAL is
geen financiële instelling. Dus kan wat we hier doen eigenlijk strikt
juridisch wel?
Tot zover mijn vragen, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Thijssen. Dat was de eerste termijn van de zijde van
de Kamer. Ik kijk nu naar de minister om te zien hoelang hij zou willen
schorsen voor de beantwoording.
Minister Beljaarts:
Vijftien minuten, als dat mogelijk is, voorzitter. Anders kom ik eerder
terug.
De voorzitter:
Dat is mogelijk, maar dan moet de heer Thijssen in het tweede deel van
deze vergadering wel zichzelf voorzitten. Maar vijftien minuten kan
uiteraard. We schorsen voor vijftien minuten.
De vergadering wordt van 11.34 uur tot 11.52 uur geschorst.
Voorzitter: Thijssen
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering van de vaste Kamercommissie van Economische
Zaken. Aan de orde is een wetgevingsoverleg. We hebben zojuist de eerste
termijn van de kant van de Kamer gehad en nu is de minister aan de
beurt. Het is een beetje wonderlijk, want ik zit nu voor maar ben ook de
enige deelnemer. Misschien kan de minister nu aan de beantwoording
toekomen. Dan kijk ik helemaal aan het eind van de beantwoording of ik
nog vervolgvragen heb en stel ik al mijn vragen per interruptie. Dan kan
de minister weer antwoorden. Om te voorkomen dat we elkaar in de haren
vliegen en er geen voorzitter meer is die kan ingrijpen, dacht ik dat
dit misschien een goede manier is om het doen. We gaan het gewoon
proberen. Het woord is aan de minister.
Minister Beljaarts:
Dank, voorzitter. Ik wilde al voorstellen om het voorzitterschap over te
nemen voor uw comfort, maar ...
De voorzitter:
Dat gaan we in ieder geval niet doen. De Kamer blijft aan het
roer.
Minister Beljaarts:
… uw suggestie is volgens mij de juiste.
Voorzitter. Dank voor de vragen van het lid Thijssen. Net als hij ben ik
zeer kritisch op het verstrekken van steun aan bedrijven. Het is niet
mijn hobby om met belastinggeld bedrijven in leven te houden. Ik denk
dat het goed is om dit even te benadrukken. Dat als achtergrond. Vandaar
ook dat we bij Economische Zaken een afwegingskader hebben. Dat hebben
we al sinds 2020. Als Economische Zaken verstrekken we eigenlijk zelden
tot nooit steun bij verzoeken die we hebben ontvangen. We zijn daar dus
heel selectief in. Er is ook geen sprake van een lening of zoiets
dergelijks. Zoals ik in mijn Kamerbrief en in de beantwoording heb
toegelicht, gaat het grotendeels om financieel bedrijfsvertrouwelijke
informatie en om informatie die gerelateerd is aan veiligheid. U vraagt
naar details die dit mogelijk in gevaar kunnen brengen. Uiteraard ben ik
wel van harte bereid om die vertrouwelijk nader aan u toe te lichten.
Dat is dus geen onwil, maar heeft te maken met zorgvuldigheid. De reden
waarom bepaalde informatie vertrouwelijk moet blijven, hangt ermee samen
dat het verstrekken van die maatwerkgarantie en de exacte voorwaarden
daarvan raken aan militaire veiligheid en de concurrentiepositie van het
bedrijf. Ik vertrouw erop dat uw Kamer dit accepteert en
respecteert.
Voorzitter. Dan ga ik graag over tot de beantwoording van de vragen van
het lid Thijssen, te beginnen met de vraag waarom het met een vol
orderboek en voldoende rentabiliteits- en continuïteitsperspectief nodig
is om IHC te steunen. De vraag van de heer Thijssen is een vraag die ik
zelf ook had bij het ontvangen van het steunverzoek. Ik heb dat ook
nader laten onderzoeken, en wel heel grondig. In algemene zin geldt voor
de scheepsbouwsector dat men het werkkapitaal en de garantielijnen nodig
heeft om orders te kunnen afsluiten met klanten en deze orders
vervolgens ook te kunnen realiseren. Net als een fysieke werf en
apparatuur is dit onderdeel van een noodzakelijke infrastructuur om als
scheepsbouwer ook te kunnen functioneren. Voor werkkapitaalfaciliteiten
en bankgarantielijnen hebben scheepsbouwers externe financiers nodig,
omdat de marges in de sector laag zijn en de omvang van de
financieringsbehoefte zeer hoog is door de grote waarde van de
schepen.
Dit is ook het geval bij IHC, dat door de verliezen uit het verleden
nauwelijks reserves heeft en een gebrouilleerde relatie heeft met
banken. Als klanten een schip bestellen, vragen ze om garanties om te
voorkomen dat, mocht een onderneming halverwege in de problemen komen,
ze betalingen niet kwijtraken. Zonder die garantielijnen dus geen
aanbetalingen door klanten en zonder aanbetalingen geen middelen om
toeleveranciers te kunnen betalen en de materialen te bestellen. Die
garantielijnen zijn dus, net als werkkapitaal, nodig om winstgevende
orders te kunnen uitvoeren, terwijl werkkapitaal weer nodig is om de
arbeidskosten en de toeleveranciers te kunnen voorschieten bij het
uitvoeren van de orders.
Dan het antwoord op de tweede vraag van de heer Thijssen: waarom kan IHC
of HAL, aangezien IHC een marktconforme premie gaat betalen, deze
garantie met de financiering die daarmee mogelijk gemaakt wordt, niet
uit de markt halen? Dank voor deze terechte vraag van de heer Thijssen.
De Staat heeft om deze reden gestuurd op zo veel mogelijk privaat
commitment om de financiering mogelijk te maken. De relatie tussen het
bestaande bankenconsortium en IHC is door de WHOA-procedure bij de
rechtbank echter beschadigd. Dat een non-bancaire financier zoals HAL
heeft aangegeven wel bereid te zijn de financieringsfaciliteit te
verstrekken, past dan ook binnen het gewijzigde financieringslandschap
waarin ook non-bancaire financiers de rol overnemen van banken die zich
op verschillende terreinen aan het terugtrekken zijn. Zonder de 50%
staatsgarantie past het verstrekken van het financieringsarrangement
niet binnen het risicorendementsprofiel van een financiële instelling.
Door het verstrekken van die garantie komt het wel binnen het
investeringsprofiel van sommige financiële instellingen te liggen.
De staatsgarantie die aan HAL zal worden verstrekt, is vrijwel identiek
aan de staatsgarantie die het huidige bankconsortium nu vanuit de
GO-regeling krijgt. Naar verwachting zullen banken pas na een aantal
winstgevende jaren weer instappen. De maatwerkgarantie in samenwerking
met HAL dient ertoe deze periode te overbruggen. Door de verschuivingen
in het financieringslandschap en de geopolitieke onzekerheid zien we dat
ondernemingen en financiers steeds vaker een beroep doen op publieke
instrumenten. Dat zien we ook terug in de groei van aanvragen bij
Atradius, Invest International en de Europese Investeringsbank.
Dan het antwoord op de derde vraag van de heer Thijssen: hoeveel kost de
garantstelling van de overheid aan IHC, als de verdere verbetering van
het resultaat in zicht komt? De Staat rekent een marktconforme
vergoeding voor het afgeven van een garantie. Als het bedrijf verdere
verbetering laat zien, zal de financiering van HAL en de bijbehorende
garantie mogelijk worden afgebouwd voor het einde van de looptijd van
vijf jaar. Wanneer IHC verbetering van het resultaat laat zien, wordt er
geen schade geleden en zijn er naast de beheerskosten van de garantie
dus ook geen kosten voor de Staat. Dat is ook belangrijk om te
benoemen.
De vierde vraag van de heer Thijssen was hoeveel de garantiestelling
kost in een worstcasescenario. Zoals bekend staat de Staat garant voor
50% van de financiering van de 100 miljoen garantielijnen en 50% van de
40 miljoen werkkapitaal. Daarmee is de maximale schade voor de Staat 70
miljoen. Wanneer IHC onverhoopt failliet zou gaan, dan is de kostenpost
voor de Staat afhankelijk van het op dat moment in gebruik zijnde deel
van de financiering; de maximale schade is dus 70 miljoen. Er is een
inschatting gemaakt van de opbrengsten van de uitwinning van zekerheden.
Binnen de bandbreedte is de conservatieve inschatting dat dit minimaal
40 miljoen zal opleveren. Hiermee is het waarschijnlijke nettoverlies
voor de Staat in geval van faillissement circa 30 miljoen euro.
In antwoord op de vijfde vraag van de heer Thijssen over de militaire
veiligheid het volgende. Hij zei dat dat van belang is en vroeg waarom
het ministerie van Defensie niet het hele bedrag voor zijn rekening
neemt. Er is een inschatting gemaakt van de omvang van toekomstige
defensieorders bij IHC en het aandeel daarvan in de toekomstige
portefeuille. Hieruit is dus ook een verdeling van 20-80 gekomen en deze
is gebruikt om het aandeel van Defensie in de risicovoorziening te
bepalen.
De zesde vraag van de heer Thijssen was of IHC omzet maakt in de sector
van de fossiele brandstoffen. Zo ja, zijn die projecten in lijn met het
Parijse klimaatakkoord? Voor zover mij bekend maakt IHC geen gebruik van
overheidsgaranties voor projecten in de fossielebrandstoffensector. IHC
levert ook geen nieuwe systemen voor olie en gas. Er lopen nog wel wat
reparatie- en onderhoudscontracten van beperkte omvang binnen de
fossiele sector.
De zevende vraag van de heer Thijssen was of IHC actief is in de sector
van superjachten. IHC levert componenten en materiaal aan jachtbouwers.
Dit zijn geen kernactiviteiten van IHC, maar ze leveren wel een
aanvullende bijdrage aan het rendement van de onderneming.
De achtste vraag van de heer Thijssen betrof de eisen die gesteld kunnen
worden aan het bedrijf bij het verstrekken van de garantstelling. Daar
sta ik even wat uitgebreider bij stil, want daarmee hebben we natuurlijk
ook een kern van de casus te pakken. De garantstelling zal worden
verstrekt aan de financier, HAL. HAL draagt het financiële risico voor
de werkkapitaalfaciliteit en ook de bankgarantiefaciliteit, die aan IHC
en de klanten van IHC verstrekt worden. De Staat gaat dat risico van HAL
gedeeltelijk afdekken door de gevraagde overheidsgarantie van 50% op de
werkkapitaalfaciliteit en de bankgarantiefaciliteit.
Bij het verstrekken van deze overheidsgarantie worden sowieso eisen
gesteld aan de financier, HAL, die overeenkomen met de eisen die aan
financiers worden opgelegd krachtens de Garantieregeling
Ondernemersfinanciering, de GO-regeling waar ik eerder aan refereerde.
Die GO-regeling is dus een bestaande regeling onder de Regeling
nationale EZK- en LNV-subsidies en heeft ter inspiratie gediend voor
deze maatwerkgarantie-afspraak.
De eisen die worden gesteld zijn onder andere dat HAL de
werkkapitaalfaciliteit en de bankgarantiefaciliteit zakelijk en op winst
gericht moet exploiteren en daarbij rekening moet houden met de
financiële belangen van de Staat als garantsteller. Ook wordt verlangd
dat HAL waarborgt dat de eigen medewerkers die zijn belast met het
beheren van de werkkapitaalfaciliteit en de bankgarantiefaciliteit en
het toezicht op het beleid ter zake betrouwbaar zijn en zorgdragen voor
een integere bedrijfsvoering van HAL. HAL kent voorts een
inspanningsverplichting om te bewerkstelligen dat Royal IHC diverse
verplichtingen ten bate van de minister van Defensie nakomt.
Ten aanzien van de zekerheden die bedongen zijn in het kader van deze
financiering is vastgelegd dat ten aanzien van de werf Kinderdijk, die
dus mede als zekerheid dient, de Staat het recht heeft om de uitwinning
van deze zekerheid naar zich toe te trekken en, indien gewenst, het
recht krijgt om overeenkomstig de wettelijke procedures zelf de werf te
verwerven. Tot slot dient nog te worden onderstreept dat IHC niet zonder
mijn voorafgaande nadrukkelijke instemming kan worden verkocht, en
belangrijke bedrijfsonderdelen en knowhow evenmin.
Dan ben ik aan de negende vraag toegekomen van lid Thijssen, of bij het
verstrekken van de garantstelling de voorwaarde kan worden gesteld dat
IHC 80% Nederlandse toeleveranciers haalt. Het door de overheid stellen
van de voorwaarde dat IHC vasthoudt aan ten minste 80% Nederlandse
toeleveranciers hindert IHC en HAL in hun mogelijkheden om de kosten van
IHC te verminderen en efficiënter te gaan werken, waardoor de
winstgevendheid en de financiële soliditeit worden verbeterd. Deze
ruimte is nodig om het financiële risico voor de Staat te verminderen en
de continuïteit van IHC veilig te stellen, waar ook de Nederlandse
toeleveranciers uiteindelijk baat bij hebben.
Tegelijkertijd zijn HAL en IHC zich zeer bewust van het belang dat de
Staat hecht aan het Nederlandse ecosysteem en de inschakeling van de
Nederlandse toeleveranciers. Dit brengt met zich mee dat een grote
betrokkenheid van de Nederlandse toeleveranciers zeker ook in het licht
van de unieke positie van deze toeleveranciers in de productieketen van
IHC wel degelijk in veilige handen is.
Dan ben ik toegekomen aan de laatste vraag van lid Thijssen, dat de
Garantieregeling Ondernemersfinanciering beschikbaar is voor financiële
instellingen maar dat HAL dat niet is. Binnen de reikwijdte van de
GO-regeling komt HAL thans inderdaad niet in aanmerking voor deze
garantstelling, omdat het geen bank is. Dat is ook de reden waarom de
garantstelling niet krachtens de GO-regeling wordt verstrekt, maar een
incidentele maatwerkgarantie is die door middel van een incidenteel
subsidiebesluit wordt verstrekt. Wel is deze maatwerkgarantie zo veel
mogelijk gemodelleerd naar het voorbeeld van de garantstellingen die
krachtens de GO-regeling worden verstrekt. Een dergelijke incidentele
subsidie in de vorm van een maatwerkgarantie kan juridisch rechtmatig op
grond van artikel 2 Kaderwet EZK- en LNV-subsidies worden
verstrekt.
Voorzitter. Dan ben ik aan het einde gekomen van de vragen van lid
Thijssen.
De voorzitter:
Dank aan de minister. Dan zijn er toch een hele hoop zaken die wij wel
in openbaarheid met elkaar kunnen wisselen.
Er is één vraag die volgens mij niet beantwoord is, namelijk dat er
eisen kunnen worden gesteld aan welke projecten met voorrang worden
uitgevoerd door Royal IHC. Is dat iets waar de minister nog op in kan
gaan of lukt dat niet?
Minister Beljaarts:
Daar kan ik niet publiekelijk op ingaan, voorzitter.
De voorzitter:
Oké, dank u wel. Dan heeft lid Thijssen nog een aantal
vervolgvragen.
Ik wil even checken of ik het goed begrijp. Als ik het goed begrijp, is
de maritieme maaksector eigenlijk een dermate bijzondere sector dat er
altijd in alle landen wordt gewerkt met garantstellingen. Begrijp ik het
dan goed of niet?
Later in zijn antwoord zei de minister dat zodra Royal IHC de financiën
weer wat meer op orde heeft en wat meer reserves heeft opgebouwd, de
banken kunnen instappen. Dan klinkt het weer alsof een staatsgarantie
dus niet nodig is. Kan de minister daar dus nog iets over zeggen?
Dan is mijn vraag ook — ik vraag het maar gewoon: leeft het probleem dat
er bedrijven zijn die garantstellingen zouden kunnen gebruiken om
internationaal de concurrentie aan te kunnen gaan breder in de
Nederlandse economie? Met het zicht op het debat van gisteren heb ik
daarbij de logische vervolgvraag of het dan niet tijd is voor een
nationale investeringsbank.
Ik heb ook nog een vraag over de voorwaarden die gesteld kunnen worden.
Ik begrijp dat er voorwaarden worden gesteld aan HAL en aan de
integriteit van de medewerkers. Dat lijkt mij heel erg fijn. Maar ik
begrijp dat er ook nog andere voorwaarden zijn, bijvoorbeeld over de
verkoop van Royal IHC. Begrijp ik het dan goed dat het inderdaad
mogelijk is om voorwaarden te stellen bij zo'n garantstelling? De
minister is volgens mij niet bereid om te zeggen: die 80%
toeleveranciers, dat ga ik doen. Want het is belangrijk voor de
bedrijfsvoering dat het bedrijf weer winstgevend kan worden. Maar de
minister gaat er wel van uit dat er gebruik zal worden gemaakt van veel
toeleveranciers in Nederland. Royal IHC heeft best wel ruige jaren
achter de rug, waarin er ook ontslagen zijn gevallen. Ik kan mij
voorstellen dat de werknemers offers hebben gebracht. Ik zou het daarom
mooi vinden dat wanneer het weer goed gaat met Royal IHC, de medewerkers
die de afgelopen jaren zijn gebleven, daarvan meeprofiteren. Mijn vraag
is daarom of er aan deze garantstelling ook voorwaarden kunnen worden
gesteld voor wat betreft de arbeidsvoorwaarden van de werknemers. Stel
dat het goed gaat met het bedrijf, kunnen de werknemers dan daarvan
meeprofiteren? Ik vermoed namelijk dat zij de afgelopen jaren ook wel
wat hebben moeten inleveren om de werf overeind te houden.
Tot zover.
Minister Beljaarts:
Dank. Als u mij toestaat, voorzitter, zou ik graag direct de vragen van
het lid Thijssen willen beantwoorden.
De voorzitter:
Graag.
Minister Beljaarts:
Het klopt inderdaad dat in de maritieme maaksector dit soort regelingen
vaker voorkomen, met name betreffende de door mij beschreven
problematiek van de langjarige afspraken en het beschikbaar hebben van
werkkapitaal. In dit specifieke geval is het nodig voor de Staat om
tijdelijk in te grijpen vanwege die gebrouilleerde relatie met de banken
vanuit dat WHOA-traject. Dat betekent niet dat dit voor alle maritieme
bouwers het geval is; het is een specifieke casus en dus ook niet iets
wat aan de lopende band aangevraagd of verstrekt wordt. Mocht het
verstrekt worden, dan komt het sowieso weer naar uw Kamer. Het is dus
een heel specifiek geval waarin dit nodig is.
De tweede vraag van het lid Thijssen refereert meer aan het
internationale karakter. Hij wil weten of er meer voorbeelden van zijn.
Ik heb daar zojuist al een klein beetje op gereflecteerd. De manier van
financieren is inderdaad redelijk vergelijkbaar, maar het is niet alsof
er nu ook nog andere verzoeken liggen binnen dezelfde sector voor dit
type steun.
De derde vraag van het lid Thijssen ziet toe op andere voorwaarden. Ik
kan hopelijk uw Kamer het comfort geven dat ik hier zeer uitgebreid op
ingegaan ben, dat ik heel kritisch ben geweest en dat ik voor de Staat
het absolute heb gedaan om zo veel mogelijk voorwaarden te stellen en
waarborgen te creëren. Nogmaals, in deze openbare setting kan ik daar
verder niet over uitweiden, maar ik hoop dat het lid Thijssen van mij
aanneemt dat er hier absoluut voor de belastingbetaler en voor de Staat
hard gewerkt is om zo veel mogelijk aan voorwaarden en borgstellingen te
doen. Ik ben in een vertrouwelijke omgeving altijd bereid om daar meer
inzicht in te geven, maar dat heb ik eerder ook al aangegeven.
Ook op de laatste vraag, over voorwaarden en dan heel specifiek over
arbeidsvoorwaarden en of die gesteld kunnen worden, kan ik niet ingaan.
In algemene zin kan ik zeggen dat de Staat daar wel een bepaalde plek
past. Ook in andere debatten heb ik vaker aangegeven dat wij als
overheid en bewindspersonen vooral niet op de stoel van de werkgever
moeten gaan zitten. Het is echt de verantwoordelijkheid en de
competentie van de werkgevers om zelf eigen afwegingen te maken op het
vlak van de arbeidsvoorwaarden. Ik heb nooit gehoord dat er ingeleverd
zou moeten zijn door medewerkers, of dat daar signalen over zijn
ontvangen. Dat is mij nooit ter ore gekomen. Het is ook niet iets
waarmee ik mij bezighoud.
De voorzitter:
Dank. Dan misschien afsluitend nog een vraag over, of eigenlijk een
reactie op, de arbeidsvoorwaarden. Ik vind het goed om te horen dat de
minister tot het uiterste is gegaan om echt te zorgen dat er goede
zekerheden zijn — het is toch belastinggeld — en dat de minister heeft
geprobeerd om zo goed mogelijk de belangen van de Staat en van de
overheid te dienen. Dat is goed om te horen. Ik snap ook dat een aantal
zaken daarvan vertrouwelijk zijn, dus daar kunnen we hier nu niet verder
op ingaan. Maar ik ben blij om te horen dat het gebeurt.
Toch moet me van het hart dat ik het gek vind dat de minister niet zegt:
ik ben niet bereid om dan ook voorwaarden te stellen voor de werknemers.
Ik ken de casus ook niet heel erg uitgebreid, maar een kleine zoektocht
op internet leert al snel dat er toch echt wel gedwongen ontslagen zijn
geweest en dat er een sociaal plan is gemaakt. Mijn ervaring is dat het
toch echt een onderdeel van een sociaal plan is dat de werknemers die
blijven ook echt wel wat moeten inleveren. Dat doen ze natuurlijk ook,
omdat ze willen dat de werf blijft voortbestaan en ze een baan willen
blijven houden. Maar dan vind ik het ook wel logisch dat de vakbonden en
de werknemers — of nou, de vakbonden niet, maar de werknemers in ieder
geval — weer mee gaan profiteren als het straks weer beter gaat met die
werf. Daar hebben we het gisteren natuurlijk ook uitgebreid over gehad
in het debat. Het wil niet zeggen dat de werknemers meeprofiteren en de
lonen stijgen als het goed gaat met de economie. Het kan ook zijn dat
dan de aandeelhouders zich toch wat meer toe-eigenen dan er naar de
werknemers gaat. Ik zou het dus toch wel goed vinden als bij dit soort
zaken ook een voorwaarde wordt gesteld voor het weer in stelling brengen
van de vakbonden, zodat er goed onderhandeld wordt om te kijken wat er
kan met de lonen.
En dan nog een tweede vraag of opmerking waarop ik graag een reactie wil
van de minister. Ik zou wel mijn complimenten willen geven aan de
minister voor het snelle handelen. Dit moet nu snel gebeuren en we
proberen dit nu ook snel te doen. Als alles goed gaat, gaan we hier
inderdaad vanmiddag over stemmen, dus dan kunnen we het ook snel
afhandelen. Het is een goede samenwerking tussen het kabinet en de
Kamer, denk ik.
Nou moet mij wel van het hart dat er de afgelopen jaren natuurlijk wel
vaker dingen gebeuren in de Nederlandse economie. Er zijn bijvoorbeeld
elf recyclebedrijven failliet gegaan. Ik heb daarbij ook aan de bel
getrokken bij de minister: dit zijn bedrijven die nu nog niet heel erg
groot zijn en nu helaas nog geen goede businesscase hebben. We weten
echter dat deze bedrijven door Europese wetgeving keihard nodig zijn
over een aantal jaren, zodat we ons plastic niet meer zomaar verbranden
en weggooien, maar het gaan recyclen, er recyclaat van maken en dat
recyclaat weer gaan gebruiken, zodat we minder virgin plastic nodig
hebben en minder olie en gas gaan gebruiken. Ik denk dan toch: waarom is
het niet mogelijk om dit soort faciliteiten of garantstellingen te
regelen of om iets te doen voor dit soort bedrijven? We weten dat we ze
over een aantal jaren keihard nodig hebben, omdat dat helemaal past in
de economie die ook de minister zegt te willen. Daar zou ik dus graag
ook nog graag een bespiegeling op willen van de minister.
Minister Beljaarts:
Dank voor de vragen van het lid Thijssen. Om te beginnen, ik doe dit
liever niet. Ik ben zeer terughoudend om met belastinggeld bedrijven
overeind te houden. In deze specifieke casus sta ik erachter om dat op
deze manier te doen. Het lid Thijssen geeft aan dat ik geprobeerd heb om
het maximale eruit te halen qua voorwaarden en borgstellingen. Dat heb
ik niet geprobeerd, dat is ook gewoon geregeld en vastgelegd. Anders had
ik hier niet gezeten om dit te verdedigen voor u. Ik heb dus zeer
uitgebreide voorwaarden gesteld aan het bedrijf voor deze
garantiestelling. Anders had ik dit niet gedaan. Het is dus niet
geprobeerd — toch een kleine nuance — het is gewoon geregeld en
vastgelegd. Dat was nodig voor mij om hier ook te zitten om dit overleg
te doen.
Als het gaat om medewerkersvoorwaarden — vanuit de passie van de heer
Thijssen begrijp ik de vraag helemaal — refereer ik toch even terug aan
de rol welke mij past. Dat is niet die van op de werkgeversstoel zitten.
Nog los van het feit dat de arbeidsmarkt heel krap is en dat geen enkel
bedrijf in Nederland, ook in deze sector, zich kan permitteren om slecht
werkgeverschap tentoon te stellen, moeten we ook heel erg oppassen om
voorwaarden te stellen. Dan kan ik er namelijk wel een paar bij
bedenken. Dan willen we liever dat het voor de medewerkers goed is, dat
het groen en duurzaam is, dat alles in Nederland en Europa ingekocht
moet worden. Maar het moet geen staatsbedrijf worden. Dat is ook
helemaal niet de intentie van deze regeling. Het bedrijf moet vrij
kunnen blijven opereren, zodat het ook rendeert en daarmee er zo snel
mogelijk voor zorgt dat de garantstelling niet meer nodig is. Mochten
wij in een situatie komen waarin we op dat vlak heel veel extra
voorwaarden gaan stellen, dan beperken we mogelijk het bedrijf in het
verdienvermogen. Dat komt het risico van de Staat dan weer niet ten
goede als het gaat om de garantstelling. Ik zie dit dus net even wat
anders, maar nogmaals, ik heb absoluut begrip voor de vraag van de heer
Thijssen.
In reactie op de tweede vraag zeg ik dat elke aanvraag door mij serieus
en op zijn merites wordt bekeken, maar dat er wel strenge voorwaarden
zijn waaraan je moet voldoen om überhaupt op het bureau terecht te
komen. We hebben natuurlijk sterke juridische voorwaarden daar waar het
gaat om staatssteun. Hier is dat in die zin niet het geval. Het is een
garantstelling; dat is weer wat anders. De heer Thijssen gaf
voorbeelden. Het is niet dat we het niet doen. In de chemische sector
doen we het bijvoorbeeld wel. Maar dan is het ook aan de bedrijven om
aan te kloppen bij Economische Zaken met het verzoek om te worden
geholpen. Dan moet de casus ook zo zijn. De bedrijfsvoering moet dan
levensvatbaar zijn, want we kunnen niet vanuit een ideologie bedrijven
gaan helpen omdat we dat zo graag willen. De markt is daar ook gewoon
aan bod. In de specifieke casus waarover we het vandaag hebben is de
markt gezond. Vanwege de gebrouilleerde relatie met de banken heeft het
bedrijf een overbruggingstermijn nodig. Daarin voorzien wij met deze
regeling.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik moet één moment overleggen met de griffier.
Dank voor de beantwoording in eerste termijn van de kant van het
kabinet. Ik stel voor dat we vijf minuten schorsen voor de tweede
termijn, want ik moet ook even met mijn team overleggen. We gaan om
12.25 uur verder. Volgens mij lukt het dan om om 13.30 uur klaar te
zijn, precies binnen de tijd. Ik schors dit debat voor vijf
minuten.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze zitting van de vaste Kamercommissie Economische Zaken.
Aan de orde is een wetgevingsoverleg. We zijn toe aan de tweede termijn
aan de kant van de Kamer. Daarin is één spreker, namelijk het lid
Thijssen. Ikzelf. Hij neemt nu zelf het woord.
Dank voor de beantwoording en dat we zo snel kunnen schakelen. Ik wil
nog één reactie geven op wat de minister zei. Ik ben inderdaad
idealistisch, en mijn partij is dat ook, maar de reden waarom ik nu
opkom voor de recycle-industrie is dat we volgens mij heel erg hard
moeten werken aan de economie voor de toekomst die we willen hebben. Dat
moet omdat de huidige economie over de planetaire grenzen gaat, maar ook
omdat de huidige economie, zoals we weten, eindig is — de lineaire
economie is echt eindig — maar ook omdat er allerlei andere landen zijn
die bouwen aan hun economie en proberen een plek te vergaren. Dat gaat
niet zomaar goed als we het allemaal overlaten aan de markt. Volgens mij
is het dus heel belangrijk dat de overheid en politieke partijen
nadenken over de vraag: welke economie wil ik hebben en hoe ga ik daar
komen? Dat kan met normeren, beprijzen, subsidiëren, garantstellingen …
Ik denk dat het heel erg hard nodig is om die visie op de economie te
hebben en om er echt op te sturen en in te grijpen in de economie om
daar te komen.
Over de circulaire economie. Ik denk dat er wat dat betreft goede
doelstellingen liggen vanuit deze regering. Planbureaus zeggen heel
duidelijk: er is absoluut te weinig beleid om daar te komen. Ondertussen
zien we bedrijven failliet gaan met technologieën waarvan we weten dat
we het over een paar jaar nodig hebben. Eigenlijk hebben we die nu al
nodig, maar over een paar jaar is er ook een businesscase, omdat er dan
Europese verplichtingen liggen. Ik zeg dat niet vanuit idealisme.
Volgens mij is dat bittere noodzaak om de economie te behouden die we
willen hebben. Dat wilde ik dus nog even zeggen.
Dan heb ik één korte motie. Ik denk dat ik weet wat de appreciatie
daarvan gaat zijn, maar hé, een mens mag hopen.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voorstelt garant te staan voor Royal
IHC;
overwegende dat hiervan niet alleen de aandeelhouders van Royal IHC
zouden moeten profiteren, maar ook de werknemers;
verzoekt de regering om als voorwaarde aan de garantstelling te
verbinden dat de werknemers meeprofiteren als het weer goed gaat met
Royal IHC,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thijssen.
Zij krijgt nr. 4 (36734).
Dat was de tweede termijn aan de zijde van de Kamer. Dan is de vraag of
de minister de motie meteen kan appreciëren. Ja? Dan is het woord aan de
minister.
Minister Beljaarts:
Dank u wel, voorzitter. Misschien ter inleiding: het idealisme waar ik
aan refereerde met betrekking tot de heer Thijssen was als compliment
over zijn bevlogenheid bedoeld. Het is goed om dat even mede te
delen.
Wat betreft de appreciatie twijfel ik tussen overbodig en ontraden,
omdat ik niet kan inschatten of het nu wel of niet op een juiste manier
wordt ingezet. Ik heb geen signalen dat het werkgeverschap niet op een
juiste manier ingezet wordt en dat de medewerkers niet zouden
profiteren. Immers, als het bedrijf blijft bestaan door de
garantstelling van de Staat, zoals voorligt, is uiteindelijk ook de
grootste kans op werkgelegenheid voor de werknemers gegarandeerd. Ik
denk dat de grootste winst van deze garantstelling is dat we hiermee
kiezen voor meer zekerheid met betrekking tot werkgelegenheid. Ik denk
dat dat het hoogste doel is, nog boven een procentje erbij of niet. Ik
zal 'm ontraden, omdat ik oprecht principieel van mening ben dat een
minister of de Staat niet op de werkgeversstoel moet zitten, temeer
omdat goed werkgeverschap, ook in deze krappe arbeidsmarkt, gewoon
essentieel is. Dus dank voor de motie. De gedachte kan ik volgen. Maar
het oordeel blijft ontraden.
De voorzitter:
Oké. Dank daarvoor. Dan zijn we aan het einde gekomen van dit korte WGO.
Vanmiddag zullen de stemmingen plaatsvinden. Ik sluit het debat.
Sluiting 12.27 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|