Amendement van de leden Flach en Bontenbal over bepaalde kleine collectieve warmtesystemen niet verplicht door het door de gemeente aangewezen warmtebedrijf te laten aanleggen en exploiteren
Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)
Amendement
Nummer: 2025D22021, datum: 2025-05-16, bijgewerkt: 2025-05-16 18:03, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.J. Flach, Tweede Kamerlid (SGP)
- Mede ondertekenaar: H. Bontenbal, Tweede Kamerlid (CDA)
Onderdeel van kamerstukdossier 36576 -19 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte).
Onderdeel van zaak 2025Z09638:
- Indiener: A.J. Flach, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: H. Bontenbal, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2024-2025 | ||
36 576 | Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte) | |
Nr. 19 | AMENDEMENT VAN de leden flach en bontenbal | |
Ontvangen 16 mei 2025 | ||
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: |
I
Na het opschrift van hoofdstuk 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 3.01. Vrijstelling
Artikel 3.01 meldplicht en vrijstelling
1. Het warmtebedrijf meldt het college en de Autoriteit Consument en Markt het voornemen om warmte te leveren door middel van een klein collectief warmtesysteem:
a. in een gebied dat buiten een warmtekavel ligt, of
b. dat geïntegreerd is in een gebouw op een perceel waar tevens de
warmte wordt geleverd;
2. De Autoriteit Consument en Markt deelt het warmtebedrijf binnen een
bij ministeriële regeling te bepalen termijn na ontvangst van de melding
mede of het warmtebedrijf een aanvraag bij de Autoriteit Consument en
Markt moet indienen waarin de Autoriteit Consument en Markt verzocht
wordt bij besluit vast te stellen of het warmtebedrijf:
a. voldoende beschikt over de organisatorische en technische bekwaamheid noodzakelijk voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 3.6, in het gebied waarop de melding betrekking heeft;
b. voldoende financieel in staat is de taken, bedoeld in artikel 3.6,
in het gebied waarop de melding betrekking heeft, uit te voeren.
3. Indien de Autoriteit Consument en Markt op grond van het tweede lid
het warmtebedrijf heeft gemeld dat een aanvraag om een besluit moet
worden ingediend, kan de Autoriteit Consument en Markt aan dit besluit
voorschriften en beperkingen verbinden.
4. Het verbod, bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, is niet van toepassing op een warmtebedrijf dat warmte levert met een klein collectief warmtesysteem als bedoeld in het eerste lid indien de Autoriteit Consument en Markt:
a. binnen de termijn, bedoeld in eerste lid, niet heeft aangegeven dat een besluit aangevraagd dient te worden, of
b. bij besluit heeft vastgesteld dat het warmtebedrijf voldoet aan de gronden, genoemd in het tweede lid, onderdelen a en b.
5. Het warmtebedrijf zendt het college:
a. de mededeling van de Autoriteit Consument en Markt op grond van het tweede lid, en
b. het besluit van de Autoriteit Consument en Markt, bedoeld in het tweede lid, waarin is vastgesteld dat het warmtebedrijf voldoet aan de gronden, genoemd in het derde lid, onderdelen a en b, indien de Autoriteit Consument en Markt in de mededeling op grond van het tweede lid heeft aangegeven dat het warmtebedrijf een aanvraag om een besluit als bedoeld in het tweede lid moet indienen.
6. Het warmtebedrijf meldt het college onmiddellijk indien
redelijkerwijs te voorzien is dat het collectief warmtesysteem waarvoor
een vrijstelling geldt geen klein collectief warmtesysteem meer
is.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels
gesteld over:
a. de wijze waarop de melding, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan en de bij de melding te verstrekken gegevens en bescheiden;
b. de gronden, genoemd in het tweede lid;
c. de wijze waarop de aanvraag om een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt ingediend, de bij de aanvraag om dat besluit te verstrekken gegevens en bescheiden en de termijn waarbinnen de Autoriteit Consument en Markt het besluit neemt.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de voorschriften en beperkingen, bedoeld in het derde lid.
II
Artikel 3.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt “een klein collectief warmtesysteem” vervangen door “een ander klein collectief warmtesysteem dan bedoeld in artikel 3.0, eerste lid“.
2. Het zevende lid vervalt.
3. In het achtste lid vervalt “en het zevende lid, onderdelen a en b,”.
4. In het negende lid vervalt “en zevende lid”.
III
In artikel 3.2, tweede lid, wordt “Artikel 3.1, eerste tot en met negende lid” vervangen door “Artikel 3.1, eerste tot en met zesde lid, achtste en negende lid”.
IV
In artikel 3.12, onderdeel b, wordt na “artikelen” ingevoegd “3.01,
derde lid”.
Toelichting
De indieners stellen voor om voor kleine collectieve warmtesystemen die buiten een vastgestelde warmtekavel liggen dan wel beperkt zijn tot een gebouw en bijbehorend perceel te kiezen voor een vrijstelling van de verplichting om dit warmtesysteem door het door de gemeente aangewezen warmtebedrijf te laten aanleggen en exploiteren. Daarbij blijft wel sprake van een toets door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) op de geschiktheid van het betrokken warmtebedrijf en een meldplicht bij de gemeente.
De in het wetsvoorstel voorgestelde ontheffingsprocedure sluit in de ogen van de indieners niet goed aan op de praktijk. Bij kleine collectieve warmtesystemen tot 1500 aansluitingen gaat het veelal om nieuwbouw- of renovatieprojecten waarbij de warmtevoorziening door een projectontwikkelaar in concurrentie gegund wordt aan een warmtebedrijf. Met het geselecteerde warmtebedrijf wordt vervolgens een klein collectief warmtesysteem ontwikkeld dat is afgestemd op het project en de verwachte warmte- en koudevraag van verbruikers. De keuze voor een warmtebedrijf wordt dus al in een vroeg stadium gemaakt. Met de in het wetsvoorstel voorgestelde ontheffingsprocedure moet hiervoor eerst een ontheffingsaanvraag gedaan worden, is een besluit van het college nodig en volgt een periode van bezwaar en/of beroep. Dat zorgt voor veel onzekerheid en rompslomp, kan veel tijd kosten en haalt de vaart uit de gewenste ontwikkeling van deze kleine collectieve warmtesystemen. De indieners willen er daarbij op wijzen dat het, zeker als je gebouwgebonden systemen meerekent, gaat om vele warmtesystemen waarvoor een ontheffing aangevraagd zou moeten worden.
De indieners stellen, in lijn met adviezen van de Raad van State, het Adviescollege Toetsing Regeldruk en de wetenschapstoets, voor om in ieder geval bij kleine collectieve warmtesystemen buiten een aangewezen warmtekavel en bij gebouwgebonden systemen te kiezen voor vereenvoudiging. De ontheffingsprocedure wordt vervangen door een vrijstelling in combinatie met een toets door de ACM en een meldplicht bij het college (voorgestelde artikel 3.0, eerste lid). Het warmtebedrijf moet haar voornemen melden bij het college en de ACM waarna de ACM beoordeelt of wil toetsen of het warmtebedrijf organisatorisch, technisch en financieel geschikt is om de taken uit te voeren (tweede lid). Als de ACM een dergelijke toets nodig vindt, zal het warmtebedrijf een aanvraag moeten indienen bij de ACM zodat de ACM de geschiktheid kan toetsen. Zo nodig kan de ACM voorschriften en beperkingen verbinden aan een besluit (derde lid). Het warmtebedrijf is verplicht zich te melden als het kleine collectieve warmtesysteem zich zodanig zal uitbreiden dat het aantal van 1500 aansluitingen overschreden zal worden (zesde lid). Dan zou geen sprake meer kunnen zijn van een vrijstelling maar zal het systeem onder het regime van hoofdstuk 2 komen te vallen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop een en ander gemeld, aangevraagd, beoordeeld en besloten wordt (zevende lid). Zo nodig worden ook nadere regels gesteld over de voorschriften en beperkingen die de ACM aan een besluit kan verbinden (achtste lid).
De indieners voorzien geen problemen bij eventuele interferentie met een aangewezen warmtekavel dan wel een mogelijke toekomstige aanwijzing als warmtekavel. De aanwijzing van warmtekavels is met name van belang voor de warmtetransitie in bestaande wijken. Kleine collectieve warmtesystemen worden vooral aangelegd bij nieuwbouwprojecten. Verder moet voorkomen worden dat bij dergelijke projecten voor individuele in plaats van collectieve oplossingen gekozen wordt.
Flach
Bontenbal