Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 20 mei 2025 (Kamerstuk 21501-02-3135)
Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D22425, datum: 2025-05-19, bijgewerkt: 2025-05-26 13:27, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: S.L. Dekker, adjunct-griffier
- Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 20 mei 2025 (Kamerstuk 21501-02-3135)
- Beslisnota bij kamerbrief inzake schriftelijk overleg in het kader van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 mei 2025
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-3153 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .
Onderdeel van zaak 2025Z09756:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-05-21 13:44: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-05-22 13:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 3153 Verslag van een schriftelijk overleg
Vastgesteld 19 mei 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken over o.a. de Geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 20 mei 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3135), de antwoorden op vragen commissie over o.a. de Geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken van 7 en 8 mei 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3132) (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3134) en de Geannoteerde agenda voor de Europese Politieke Gemeenschap van 16 mei 2025 (Kamerstuk 36 230, nr. 9).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 mei 2025 aan de minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 19 mei 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Klaver
Adjunct-griffier van de commissie,
Dekker
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de Volt-fractie
II Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 20 mei 2025 en stellen daarbij enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de aankondiging van minister Veldkamp om de verlenging van het Europese Unie (EU)-Israël Actieplan tegen te houden. Deze leden realiseren zich dat het Actieplan al vóór januari dit jaar had moeten worden verlengd. Zij vragen de minister daarom toe te lichten welke samenwerkingsactiviteiten tussen de EU en Israël sinds januari hebben stilgelegen omdat het Actieplan nog niet verlengd is. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de minister welke samenwerkingsactiviteiten tussen de EU en Israël stil komen te liggen nu Nederland een veto heeft uitgebracht tegen de verlenging van het Actieplan. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de minister of de deelname van Israël aan Europese programma’s die al vóór januari beklonken waren, zoals Galileo, Horizon en Erasmus, is opgeschort sinds januari dan wel sinds de minister zijn veto heeft aangekondigd.
Antwoord van het kabinet:
De juridische basis voor de samenwerking tussen de EU en Israël is het Associatieakkoord. Het Actieplan is een beleidsmatige uitwerking van het Associatieakkoord en bevat de beleidsprioriteiten voor de dialoog en samenwerking tussen de EU en Israël. Deelname van Israël aan EU programma’s als Galilea, Horizon en Erasmus is niet in het Actieplan vastgelegd, maar in aparte overeenkomsten. Het niet verlengen van het Actieplan is bovenal een sterk politiek signaal, dat in samenhang moet worden gezien met het verzoek om een evaluatie van de naleving door Israël van artikel 2 van het Associatieakkoord.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de minister of de Israëlische autoriteiten hem een reactie – formeel dan wel informeel – hebben gegeven op de aankondiging de verlenging van het EU-Israël Actieplan tegen te houden en zo ja, hoe de Israëlische autoriteiten op deze aankondiging hebben gereageerd.
Antwoord van het kabinet:
Israël heeft in contact met Nederland sterk afwijzend gereageerd op het verzoek om de evaluatie van naleving van artikel 2 en het niet verlengen van het EU-Israël Actieplan zolang de evaluatie loopt.
Ten slotte hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vernomen dat de Europese Commissie voornemens is om Egypte op de lijst van veilige herkomstlanden te plaatsen. Deze leden maken zich hier ernstige zorgen over gezien de zeer gebrekkige rechtsstaat in Egypte, waar regelmatig verdwijningen plaatsvinden, journalisten, politieke tegenstanders en mensenrechtenbeschermers worden opgepakt, en de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging een dode letter is. Zij vragen de minister te bevestigen dat Nederland Egypte niet als veilig herkomstland ziet en vragen of de minister kan toelichten waarom Egypte in zijn ogen niet veilig is.
De voornoemde leden vragen ook of de minister eerst significante verbetering wil zien op het gebied van mensenrechten, en hoe deze verbetering er volgens hem concreet uit moet zien, voordat hij akkoord gaat met de categorisering van Egypte als veilig land van herkomst. Ten slotte vragen de leden aan de minister op welke informatie de Europese Commissie haar voorstel baseert en of de Commissie ook mensenrechtenorganisaties bij de voorbereiding van het voorstel heeft betrokken.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft kennisgenomen van de verordening veilige landen van herkomst van de Europese Commissie. Uw Kamer wordt binnenkort geïnformeerd door middel van een BNC-fiche over de positie en appreciatie van het kabinet van dit voorstel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie willen Oekraïne zo veel mogelijk steunen en Rusland zo veel mogelijk verzwakken. Als er onderhandelingen komen, moet de uitgangspositie van Oekraïne zo sterk mogelijk zijn. Deze leden vragen het kabinet hoe zij aankijkt tegen de huidige ontwikkelingen inzake mogelijke onderhandelingen tussen Rusland en Oekraïne.
Antwoord van het kabinet:
Ten aanzien van de onderhandelingen tussen Oekraïne en Rusland ziet het kabinet op dit moment enig momentum. Daadwerkelijke resultaten zullen echter nog moeten blijken. Het kabinet constateert dat er tot op heden weinig bereidheid lijkt te zijn vanuit Russische zijde om een staakt-het-vuren overeen te komen en vervolgens op serieuze wijze te onderhandelen over vrede. Het kabinet onderstreept het belang om Oekraïne in een zo sterk mogelijke onderhandelingspositie te brengen. Het kabinet acht voortgezette militaire en niet-militaire steun aan Oekraïne in combinatie met het opvoeren van economische en politieke druk op Rusland via sancties de meest effectieve route naar een duurzame vredesovereenkomst. Dit standpunt wordt breed gedeeld binnen zowel de EU als NAVO.
Ook vragen de voornoemde leden wat het kabinet op dit moment verder doet om Oekraïne extra te ondersteunen.
Antwoord van het kabinet:
Zowel in het geval van een staakt-het-vuren of een vredesovereenkomst als bij het uitblijven daarvan is het noodzakelijk om Oekraïne onverminderd van steun te blijven voorzien. Het kabinet heeft recent EUR 3,5 miljard aan nieuwe gelden vrijgemaakt voor het voortzetten van steun aan Oekraïne. Hiervan zal ca. EUR 2 miljard aan militaire steun nog versneld extra in 2025 worden geleverd.1 Dit komt bovenop de eerder voorgenomen plannen voor militaire leveringen. Zo maakt Nederland hieruit onder andere EUR 500 miljoen vrij ten behoeve van de spoedige realisatie van een omvangrijk droneproject. Naast investeringen in innovatie en leveringen van nieuwe militaire goederen, werkt Nederland actief aan het bevorderen van het Oekraïense voortzettingsvermogen zodat alle beschikbare capaciteiten zo effectief mogelijk door Oekraïne kunnen blijven worden ingezet. Op 7 mei jl. kondigde het kabinet daarom aan bij te willen gaan dragen aan een nieuw trainingscentrum voor F-16 onderhoudspersoneel in Roemenië.
Terwijl deze militaire steun nodig is om Oekraïne veilig te houden, zijn herstel en wederopbouw vooral essentieel voor een leefbaar Oekraïne. Al onze bijdragen - militair, economisch, wederopbouw, humanitair, accountability, sancties - versterken elkaar. Van de EUR 3,5 miljard aan steun is EUR 252 miljoen bestemd voor herstel, wederopbouw, humanitaire hulp en ondersteuning van de private sector. Met deze inzet draagt Nederland bij aan onder meer herstel van de energie-infrastructuur, ziekenhuizen, woningen en drinkwatervoorziening, aan civiele ontmijning, veteranenzorg en ondersteuning van het lokale bedrijfsleven in bijvoorbeeld de landbouwsector. Ook worden Nederlandse bedrijven ondersteund bij het zakendoen in Oekraïne door middel van het subsidieprogramma Ukraine Partnership Facility. Het kabinet blijft ook andere partners oproepen om waar mogelijk meer te doen om Oekraïne te ondersteunen.
Deze leden willen verder weten welke maatregelen of sancties het kabinet aanvullend wil nemen tegen Rusland om de druk te verhogen.
Antwoord van het kabinet:
Nederland blijft inzetten op het principe van peace through strength. Dit houdt in dat we Oekraïne blijven versterken met militaire, humanitaire en financiële steun, én tegelijkertijd de druk op Rusland opvoeren, zowel politiek in verschillende samenwerkingsverbanden (EU, VN), als ook bijvoorbeeld door middel van maatregelen tegen Rusland. Om de economische druk op Rusland verder op te voeren is inmiddels akkoord bereikt over een aanzienlijk zeventiende EU-sanctiepakket, dat op de Raad politiek zal worden vastgesteld. De inzet van het kabinet richt zich op maatregelen tegen banken, het Russische verdienvermogen op de mondiale oliemarkt waaronder de schaduwvloot, en derde landen die het Russische militair-industriële complex ondersteunen en Rusland helpen bestaande sancties te omzeilen. Nederland heeft actief aan het zeventiende pakket bijgedragen en zal dit ook aan een achttiende pakket doen. Ook heeft het kabinet in maart van dit jaar een voorstel van de Europese Commissie gesteund om hoge tarieven te heffen op kunstmest en een groot scala aan landbouwproducten uit Rusland en Belarus, met het doel om de import hiervan uiteindelijk helemaal te voorkomen. Dit voorstel ligt nu bij het Europees Parlement.
Als laatste vragen deze leden aan het kabinet wat zij doet om zo veel mogelijk betrokken te zijn bij de Europese besluitvorming omtrent Oekraïne en een mogelijke vredesmacht na eventuele onderhandelingen.
Antwoord van het kabinet:
Dit kabinet heeft sinds zijn aantreden een proactieve rol gespeeld bij
de steun aan Oekraïne. Ook roepen wij partners op hetzelfde te doen.
Nederland zet zich daarnaast in zowel EU- als NAVO-verband actief in
voor stevige druk op Rusland, steun aan Oekraïne en het werken aan het
verhogen van de eigen veiligheid en weerbaarheid. Bovendien blijft
Nederland actief in de Coalition of the Willing om in kaart te
brengen wat Oekraïne nodig heeft om toekomstige Russische agressie te
voorkomen. Nederland neemt deel aan bijeenkomsten met onder andere
militaire planners om in kaart te brengen wat er nodig zou zijn om
Oekraïne te blijven steunen na een eventueel staakt-het-vuren. Ten
slotte tracht Nederland via bilaterale contacten met partners, waaronder
het VK en Frankrijk, invloed uit te oefenen op de Europese
besluitvorming en ideeënvorming omtrent Oekraïne en een mogelijke
vredesmacht. Via deze wegen en via bilaterale contacten met onze
partners blijven Nederland, de EU en Oekraïne betrokken bij
vredesbesprekingen.2
De leden van de VVD-fractie zijn positief dat de eerste EU-Verenigd Koninkrijk (VK)-top plaats zal vinden op 19 mei. Zij vragen het kabinet hoe zij concreet de samenwerking vanuit de EU met het VK wil vormgeven; wat gaat de concrete inzet zijn?
Antwoord van het kabinet:
De relatie tussen de EU en het VK is vastgelegd in de handels- en samenwerkingsovereenkomst en het terugtrekkingsakkoord. Het kabinet ziet toegevoegde waarde in het verdiepen van de relatie op het gebied van buitenland-, defensie- en veiligheidsbeleid. Dat kan door middel van een veiligheids- en defensiepartnerschap, zoals de EU ook met andere derde landen heeft. Daarnaast hecht het kabinet er sterk aan dat er spoedig toekomstbestendige lange termijn afspraken komen die duidelijkheid bieden voor de wind op zee ontwikkelaars en stabiliteit voor de visserijsector.
Defensiesamenwerking met het VK is cruciaal en moet versterkt worden. Voornoemde leden vragen het kabinet welke concrete invulling zij wil geven aan defensiesamenwerking tussen de EU en het VK. Wat zijn hierbij de concrete korte- en lange termijnplannen waar Nederland op in wil zetten met betrekking tot defensiesamenwerking met het VK?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet ziet zoals hierboven reeds genoemd toegevoegde waarde in het versterken van de samenwerking tussen de EU en het VK op het gebied van buitenland-, defensie- en veiligheidsbeleid. Het kabinet heeft het voorstel om met het VK te onderhandelen over veiligheids- defensiepartnerschap verwelkomd. De details van een dergelijk partnerschap zijn onderdeel van de onderhandelingen die met het VK gevoerd worden.
Als laatste, vragen deze leden het kabinet naar een stand van zaken op de uitsluiting van Britse bedrijven bij het herbewapeningsfonds. Kan het kabinet toelichten wanneer Britse bedrijven toegevoegd worden aan het fonds?
Antwoord van het kabinet:
De onderhandelingen inzake het Security Action for Europe-instrument (SAFE) zijn nog gaande en het kabinet kan daarom niet in detail ingaan op de huidige tekst van de verordening. Nederland zet zich in voor voldoende toegang voor bedrijven uit het VK en is optimistisch dat het onderhandelingsresultaat hieraan tegemoet zal komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Naar aanleiding van de aangeleverde stukken hebben de leden van de NSC-fractie geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Russische agressie tegen Oekraïne
De leden van de D66-fractie spreken hun waardering uit voor de inzet van het kabinet om Oekraïne op politieke, militaire, financiële en morele wijze te blijven steunen. Daarbij onderstrepen zij het belang van versterking van de Oekraïense defensiecapaciteit en structurele investeringen in de wederopbouw. Deze leden roepen het kabinet op om tijdens de RBZ actief te pleiten voor het verkennen van innovatieve vormen van financiering, zoals de inzet van bevroren Russische tegoeden als onderpand voor leningen aan Oekraïne. Hierbij wordt de circa EUR 210 miljard aan bevroren Russische centrale banktegoeden niet direct geconfisqueerd, maar in plaats daarvan ingezet als onderpand voor een lening of serie leningen aan Oekraïne. Deze zogeheten 'reparatielening' zou juridisch kunnen worden gelegitimeerd op basis van internationaal erkende beginselen zoals ‘set-off’ en kan worden opgevat als een voorschot op toekomstige herstelbetalingen die Rusland, als agressor, verschuldigd is.
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet deze optie actief te onderzoeken en daarbij juridische expertise en ervaringen uit andere post-conflictcontexten te betrekken.
Antwoord van het kabinet:
Ten aanzien van de buitengewone inkomsten over de bevroren Russische Centrale Banktegoeden zijn al verschillende innovatieve stappen genomen in EU- en G7-verband. Bijvoorbeeld de G7 Extraordinary Revenue Acceleration (ERA)-lening, waarbij de buitengewone inkomsten aan Oekraïne ter beschikking gesteld worden. Het kabinet is bereid om tijdens de Raad opnieuw op te roepen tot het onderzoeken, op een gecoördineerde wijze, van aanvullende en innovatieve maatregelen op basis van de Russische Centrale Banktegoeden. Dit doet het kabinet ook in NAVO en Coalition of the Willing verband. Eerder heeft het kabinet aangegeven voorstander te zijn van het oprichten van een internationale technische werkgroep. Hiervoor worden momenteel verschillende mogelijkheden verkend.
Het kabinet is bekend met de constructie zoals beschreven door de D66 leden. Het kabinet onderzoekt de juridische mogelijkheden van verschillende opties en betrekt hier, als relevant, ook ervaringen uit andere post-conflictcontexten bij. Een gedeelde analyse van de juridische en financieel-economische risico’s van verschillende mogelijkheden is van belang. Eventuele aanvullende maatregelen moeten in EU- en G7-verband worden genomen, waarbij risico’s zoveel mogelijk worden geanalyseerd en gedeeld.
Zij zijn van mening dat een dergelijke aanpak niet alleen juridisch houdbaar, maar ook moreel verdedigbaar is, gezien de grootschalige vernietiging en mensenrechtenschendingen als gevolg van de Russische agressie. Bovendien merken zij op dat een leningsstructuur op basis van Russische tegoeden geen directe financiële lasten met zich meebrengt voor Europese belastingbetalers, wat de politieke haalbaarheid binnen de EU ten goede zou kunnen komen. De leden vragen in dat licht het kabinet of er reeds een verkenning heeft plaatsgevonden van deze constructie binnen de EU, en, zo ja, wat de bevindingen daarvan zijn. Indien dit nog niet het geval is, vragen zij of het kabinet bereid is dit met urgentie op te pakken.
Ook vernemen zij graag welke lidstaten zich mogelijk positief hebben uitgesproken over deze route, en welke belemmeringen het kabinet tot op heden signaleert in de Europese discussies hierover.
Antwoord van het kabinet:
Zie beantwoording vraag 11. In aanvulling, het kabinet doet geen uitspraken over de positie van specifieke landen. In algemene zin is het zo dat een groep EU-landen zorgen heeft over de mogelijke risico’s voor de internationale rol van de Euro en de stabiliteit van de financiële markten, alsook over volkenrechtelijke aspecten en juridische aansprakelijkheid.
Tot slot vragen deze leden of het kabinet de inschatting deelt dat een dergelijk financieringsinstrument – juist nu Oekraïne onder verhoogde druk staat aan het front – zou kunnen bijdragen aan het versterken van de onderhandelingspositie van Oekraïne en daarmee aan de voorwaarden voor een rechtvaardig en duurzaam vredesakkoord.
Antwoord van het kabinet:
Zie beantwoording vraag 11. In aanvulling, zeker nu is het van belang om Oekraïne sterk te positioneren met het oog op mogelijke vredesonderhandelingen, zowel met militaire als met niet-militaire steun. Voldoende en voorspelbare financiële steun, onder meer vanuit de EU, blijft voor Oekraïne van existentieel belang om het land economisch en maatschappelijk op de been te houden.
Russische schaduwvloot in de Westerschelde
De leden van de D66-fractie steunen de wens van het kabinet om Europese sanctionering van de Russische schaduwvloot gelijk te trekken met die van de Verenigde Staten (VS). Desondanks vinden deze leden het verontrustend dat voor verdere sanctionering van diensten gelieerd aan Russische economische activiteiten (zie Kamerstuk 36 410 V, nr. 90) tot op heden geen draagvlak is gevonden.
Deze leden maken zich ernstige zorgen over de aanwezigheid van Russische schepen in de Westerschelde, die opereren zonder enige transparantie over hun lading en bestemming. Deze situatie roept vragen op over de handhaving van bestaande sancties en de mogelijke risico's voor de veiligheid en het milieu in de regio. Zo lang er dermate veel schepen van de Russische schaduwvloot wekelijks langs de Zeeuwse kust varen, bestaat er een reëel risico op het plaatsvinden van een natuurramp. Zij verzoeken het kabinet om in Europees verband aandacht te vragen voor deze kwestie en te pleiten voor strengere controlemaatregelen op maritiem verkeer dat mogelijk de sanctieregels omzeilt. Daarnaast vragen zij of er binnen de EU afspraken kunnen worden gemaakt om dergelijke activiteiten beter te monitoren en te coördineren, en of het kabinet bereid is hierover de Kamer te informeren.
Antwoord van het kabinet:
Schepen die onder de sancties tegen Rusland vallen worden in overeenstemming met de Europese sanctiemaatregelen geweerd uit Nederlandse havens. De Kustwacht en de Marine monitoren in het Nederlandse deel van de Noordzee actief of er schepen zijn die mogelijk voldoen aan deze sanctiecriteria. De Kustwacht communiceert hier dagelijks over naar de Inspectie Leefomgeving Transport (ILT), Douane, Nederlandse maritieme autoriteiten (waaronder de havens) en betrokken ministeries. Waar nodig wordt nader onderzoek gedaan naar deze schepen.
Als een zeeschip niet onder de sanctiebepalingen valt en daarmee toegang heeft tot Nederlandse havens, maar toch als verdacht wordt gezien, dan heeft de ILT de mogelijkheid in het kader van de havenstaatcontrole het schip in de haven te controleren op het naleven van de regelgeving op het gebied van veiligheid en milieu. Voor een schip op volle zee is handhaving niet mogelijk, daar geldt het recht op vrije doorvaart.
Er wordt in Europees verband reeds nauw samengewerkt. Het Europese Agentschap voor Maritieme Veiligheid (EMSA) volgt nauwgezet welke schepen onder de sanctiecriteria van de EU sanctiepakketten zouden kunnen vallen. Ook houdt EMSA bepaalde schepen actief in de gaten. EMSA informeert EU-lidstaten als zo’n schip richting een Europese bestemming vaart en deelt continu relevante informatie met partnerlanden. Nederland gebruikt deze informatie onder andere voor eventuele handhaving maar ook de ontwikkeling van nieuwe sanctiemaatregelen. Het kabinet zal uw Kamer op korte termijn hierover nader informeren als reactie op de motie Boswijk/Paternotte.3
Onafhankelijkheid Russisch gas
De leden van de D66-fractie onderschrijven de oproep van Eurocommissaris Hoekstra om Europa zo snel mogelijk volledig onafhankelijk te maken van Russisch gas. Zij wijzen erop dat deze ambitie samen moet gaan met een versnelde inzet op duurzame energieopwekking, zowel op nationaal als op Europees niveau. Windenergie op zee is daarbij een logische en noodzakelijke pijler. Deze leden vragen of het kabinet bereid is om tijdens de RBZ te pleiten voor versterkte Europese samenwerking op het gebied van wind op zee, met als doel een geïntegreerd Europees energiesysteem dat de strategische autonomie van de EU versterkt.
Antwoord van het kabinet:
Op 6 mei jl. heeft de Europese Commissie de REPowerEU Routekaart voor het beëindigen van de Russische energie-import in de Unie gepubliceerd. Deze mededeling kondigt verschillende wetgevingsvoorstellen aan, die de Commissie in juni 2025 wil uitbrengen. De minister van Klimaat en Groene Groei zal de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over deze mededeling en een eerste kabinetsappreciatie delen.
Gezien de huidige geopolitieke spanningen en het belang van een betrouwbare, robuuste en stabiele energievoorziening pleit het kabinet onder meer voor diversificatie van energiebronnen, het vergroten van schone energieproductie, verdere integratie van het Europese energiesysteem en het uitbreiden van interconnecties tussen lidstaten. De discussie hierover vindt primair plaats in de Energieraad. Nederland onderstreept daar ook het belang van wind-op-zee en werkt nauw samen met de andere Noordzeelanden, bijvoorbeeld in het kader van de North Seas Energy Cooperation en in aanloop naar de derde Noordzee-top die voorzien is in december 2025 in Hamburg, Duitsland.
EU-VK-top
De leden van de D66-fractie hechten groot belang aan een stabiele en toekomstgerichte relatie tussen de EU en het VK, met name op het gebied van veiligheid, mensenrechten en handel. Zij constateren dat deze top een kans biedt om afspraken te maken over onderwerpen van wederzijds belang.
De leden van de D66-fractie merken op dat veiligheid en weerbaarheid tot de prioritaire thema’s behoren van de aankomende EU-VK-top, en verwelkomen dit. In het licht van de Russische agressie en de noodzaak tot versterking van de Europese defensie-inspanningen, verwelkomen deze leden alle mogelijkheden om de defensiesamenwerking tussen de EU en het VK te verdiepen. In het licht van de discussies over Readiness 2030 en de mogelijke rol van het VK daarin vragen deze leden of het kabinet de opvatting deelt dat visserijkwesties geen belemmering mogen vormen voor Britse deelname aan dit strategisch defensie-initiatief.
Antwoord van het kabinet:
De onderhandelingen inzake het Security Action for Europe-instrument (SAFE) zijn nog gaande en het kabinet kan daarom niet in detail ingaan op de huidige tekst van de verordening. Nederland zet zich in voor voldoende toegang voor bedrijven uit het VK en is optimistisch dat het onderhandelingsresultaat hieraan tegemoet zal komen. Deze onderhandelingen over een EU-instrument en de deelname van derde landen daaraan staan in principe los van de gesprekken tussen de EU en het VK over het versterken van de brede relatie, inclusief op het gebied van buitenland-, veiligheid-, en defensiebeleid middels bijvoorbeeld een partnerschap. Voor het kabinet is stabiliteit voor de visserijsector en het behoud van toegang voor Nederlandse vissers tot de Britse visgronden en werkbare afspraken op het gebied van energie een prioriteit. Het kabinet blijft zich hiervoor inzetten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 20 mei 2025. Deze agenda geeft aanleiding tot een aantal opmerkingen en vragen aan de minister.
Allereerst constateren de leden van de SP-fractie dat het Nederlandse kabinet voornemens is de militaire steun aan Oekraïne verder op te voeren en in te zetten op versterking van de Oekraïense defensie-industrie. De voornoemde leden maken zich zorgen over investeringen in de wapenindustrie van een ander land, waarbij het onduidelijk is wat het beleid is rondom bijvoorbeeld wapenexport en de naleving van verdragen tegen clustermunitie en landmijnen. Kan de minister reageren op deze zorgen en is deelt hij de mening dat regels rondom wapenexport en verboden wapens juist gelden in oorlogstijd?
Antwoord van het kabinet:
Militaire steun blijft noodzakelijk om Oekraïne in staat te stellen zich te verdedigen tegen de Russische agressie en toekomstige agressie af te schrikken. Om deze steun onverminderd voort te zetten is commerciële verwerving bij de private sector noodzakelijk. Hierbij investeert Nederland ook in de Oekraïense defensie-industrie om te leren van de Oekraïense gevechtservaring en om snelle leveringen aan de Oekraïense strijdkrachten te bewerkstelligen. Nederland volgt een eigen industriemodel waarbij direct wordt verworven bij de Oekraïense defensie-industrie. Zo is Nederland zelf verantwoordelijk voor het uitonderhandelen en overeenkomen van een contract met een Oekraïense leverancier en behoudt Nederland controle op de te produceren en te leveren goederen. Hierbij investeert Nederland niet in projecten die in strijd zijn met de verdragsverplichtingen van Nederland, waaronder op gebied van clustermunitie en antipersoneelslandmijnen. Nederland zal verplichtingen inzake wapenexport en op basis van overige wapenverdragen blijven nakomen, ook in het geval Nederland eventueel partij zou worden bij een gewapend conflict.
De leden van de SP-fractie zijn blij te lezen dat het kabinet zich inzet voor een nieuw sanctiepakket, conform de motie Dobbe (Kamerstuk 36 410 V, nr. 92). Wat betreft het sanctiebeleid hebben deze leden wel veel vragen over de effectiviteit en controleerbaarheid. Heeft het kabinet of de Europese commissie laten onderzoeken wat het concrete effect is geweest van deze pakketten op de Russische oorlogsvoering en de Russische economie?
Hoe wordt gecontroleerd of sancties daadwerkelijk worden nageleefd?
Antwoord van het kabinet:
Zowel het kabinet als de Europese instellingen analyseren periodiek het effect van de tegen Rusland geldende sancties en onderhouden hierover een regelmatige informatie-uitwisseling met andere EU- en G7-partners. Rusland raakt veel inkomsten kwijt door tientallen miljarden aan handelsvolume dat wordt geraakt, en de bevriezing van publieke en private tegoeden. Rusland kampt met een hoge inflatie en op langere termijn wordt het economische fundament uitgehold door bijvoorbeeld lagere beschikbaarheid van technologie voor Rusland. Voorts spant het kabinet zich in om de sancties op basis van deze inzichten voortdurend aan te blijven scherpen.
Het is essentieel dat sancties effectief worden nageleefd. Nederland organiseerde daarom afgelopen januari een conferentie over sanctienaleving waaraan een groot aantal landen en organisaties deelnamen.4 Het kabinet dringt aan op bijvoorbeeld: harmonisatie van regels, ondersteuning van bedrijven, centrale informatieanalyse en -voorziening, het leren van elkaars systemen (peer reviews), steun aan EU-lidstaten en minimumstandaarden voor handhaving. Het kabinet zet zich in om deze agenda met andere lidstaten, voorzitterschappen en de Europese Commissie te implementeren.
Verschillende keren hebben voornoemde leden, net als andere fracties, aandacht gevraagd voor schendingen van het sanctiebeleid. Hier wilde de regering steevast niet op ingaan en verwees naar het OM. Op welke manieren kan de Kamer de naleving van het sanctiebeleid controleren gezien de grote geopolitieke impact van dit beleid?
Antwoord van het kabinet:
Voor naleving van sanctiemaatregelen geldt inderdaad dat het kabinet niet kan ingaan op individuele casuïstiek die nog in onderzoek is. In zijn algemeenheid geldt dat bij sanctienaleving niet alleen gekeken moet worden naar handhaving van overtredingen. Naleving vindt namelijk veelal ook achter de schermen en soms preventief plaats. Bovendien is er een grote verscheidenheid aan sanctiemaatregelen waardoor het niet eenvoudig is om een eenduidig beeld te vormen over de algehele naleving. Er zijn verschillende toezichthouders in Nederland zoals de Autoriteit Financiële Markten
(AFM), de Nederlandsche Bank (DNB) en Douane die naleving van sancties monitoren. Hierover wordt ook over gerapporteerd in bijvoorbeeld hun jaarverslagen. Het kabinet informeert uw Kamer regelmatig over de stand van sanctienaleving in Nederland, meest recentelijk nog op 15 januari jl. met het verslag van de internationale conferentie over sanctienaleving.5
Over de inzet op het bevriezen en eventueel inzetten van Russische centrale banktegoeden vragen de leden van de SP-fractie of het kabinet inmiddels concrete stappen heeft gezet om juridische en economische risico’s te minimaliseren. Welke stappen zijn gezet sinds de bespreking van het CAVV-advies over de bevroren Russische tegoeden?
Antwoord van het kabinet:
Er is nog geen internationale consensus met betrekking tot de internationaalrechtelijke basis voor het nemen van aanvullende maatregelen ten aanzien van de Russische Centrale Banktegoeden. Volgens het kabinet is confiscatie van de Russische Centrale Banktegoeden als tegenmaatregel tegen de Russische agressie, onder voorwaarden zoals genoemd in de kabinetsreactie op het CAVV advies, juridisch houdbaar. Het kabinet heeft zelf de juridische en financieel-economische risico’s geanalyseerd en brengt deze doorlopend in kaart. Ook staat het in nauw contact met het postennetwerk om een beter beeld te krijgen van het internationale krachtenveld. Het kabinet roept in bilateraal en multilateraal verband op tot het voeren van een internationaal gecoördineerde discussie om tot een gedeeld beeld te komen over de mogelijkheden en risico’s.
Wat betreft de situatie in Gaza en het bredere Midden-Oosten constateren de leden van de SP-fractie dat het Nederlandse kabinet opnieuw slechts oproept tot een hernieuwd staakt-het-vuren, vrijlating van gegijzelden en toelating van humanitaire hulp, zonder verdere consequenties te verbinden aan het feit dat Israël deze oproepen negeert. In eerdere schriftelijke bijdragen hebben voornoemde leden erop gewezen dat sancties en boycotmaatregelen op hun plaats zijn. Deze leden vragen opnieuw of het kabinet bereid is om bilaterale sancties te overwegen tegen Israël zolang de blokkade van Gaza en de aanvallen op burgers doorgaan.
Antwoord van het kabinet:
Nederland stelt geen eigenstandige sancties in maar voert internationale sancties uit wanneer dit voortvloeit uit verplichtingen die hun oorsprong vinden in de VN of de EU. Bij sancties wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke effectiviteit. Daarbij worden verschillende aspecten meegenomen, waaronder de haalbaarheid en juridische vereisten. Het creëren van voldoende draagvlak voor sancties in EU-verband op dit thema is buitengewoon ingewikkeld. Dit blijkt ook uit het derde pakket voor sancties tegen gewelddadige kolonisten dat al enige tijd in de Raad stilligt. Nederland blijft zich samen met Frankrijk actief inzetten voor aanname van dit derde pakket, net als voor nieuwe sancties tegen Hamas en Palestijnse Islamitische Jihad.
De leden van de SP-fractie zien uit naar de beantwoording van bovenstaande vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie
De leden van de DENK-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 20 mei 2025 en wensen hierover een aantal vragen te stellen.
In de geannoteerde agenda staat dat de Raad zal spreken over het onmiddellijk vrijlaten van de Israëlische gijzelaars, maar wordt er ook gesproken over het feit dat de Israëlische regering inmiddels openlijk stelt dat het terugbrengen van de gijzelaars niet het belangrijkste doel is? Wat vindt het Nederlandse kabinet van deze stellingname en hoe beïnvloedt dit de houding ten opzichte van de regering van Netanyahu? Hoe beoordeelt Nederland het tegenvoorstel om alle gegijzelden vrij te laten onder voorwaarde dat Israël geen permanente militaire aanwezigheid behoudt in de Gazastrook en dat het toekomstige bestuur in de Gazastrook, volgens het Egyptische plan, in handen komt van een apolitieke groep technocraten tijdens de wederopbouwperiode? Wat vindt Nederland ervan dat Israël dit voorstel nog altijd niet accepteert?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet zich conform het regeerprogramma in voor de veiligheid van Israël, de vrijlating van alle gegijzelden, naleving van het internationaal recht, verlichting van de ernstige humanitaire noden in de Gazastrook en een duurzame oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict, waarvoor het uitgangspunt een door beide gedragen tweestatenoplossing blijft. Deze positie draag het kabinet richting Israël consistent uit, waarbij zowel voor als achter de schermen stevige boodschappen worden geuit.
De verslechterende situatie in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, alsook de recente uitspraken en besluiten van het Israëlisch kabinet, vormen evenwel aanleiding om de druk op te voeren. Het kabinet roept de Israëlische regering op een andere koers te varen en zet grote vraagtekens bij de proportionaliteit van het Israëlisch optreden. Naar de mening van het kabinet blijft een staakt-het-vuren – en niet het intensiveren van de oorlog – de beste manier om tot vrijlating van de gijzelaars, verlichting van de catastrofale humanitaire situatie en een duurzaam einde aan de vijandelijkheden te komen.
Het kabinet heeft de aanval op hulpverleners, de blokkade op humanitaire hulp en elektriciteitsleveranties en uitspraken over permanente bezetting van (delen van) de Gazastrook publiekelijk veroordeeld. De ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 9 april jl., het uitsluiten van Israël als eindbestemming voor algemene vergunningen voor export van dual use en militaire goederen, evenals de brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger met verzoek tot een evaluatie over Israëls naleving van artikel 2 van het Associatieakkoord en het niet instemmen met het EU-Israël actieplan zijn voorbeelden van gevolgen die het kabinet verbindt aan de koers van deze Israëlische regering.
Voor de toekomst van de Gazastrook zijn wat Nederland betreft de principes zoals uitgedragen door de G7 leidend. Onderdeel van deze principes is een democratisch Palestijns-geleid bestuur van de Gazastrook en geen gedwongen tijdelijke of permanente
verplaatsing van Palestijnen vanuit de Gazastrook, hetgeen zou indruisen tegen het internationaal recht. Het Egyptische plan voor de wederopbouw van de Gazastrook biedt een goed uitgangspunt voor verdere discussie over de toekomst van de Gazastrook, waarover het kabinet onder meer in gesprek is met Arabische landen en in G7+ verband. Ook heeft de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp EUR 10 miljoen aan UNICEF ter beschikking gesteld voor herstel van waterinfrastructuur in de Gazastrook. De middelen hiervoor komen uit de reservering van EUR 20 miljoen voor wederopbouw. Het herstel van basisvoorzieningen zoals water zijn essentieel voor het stabiliseren van leefomstandigheden en daarmee voor wederopbouw op de langere termijn.
Hoe veroordeelt het kabinet bovendien de sterk verslechterde situatie in de illegaal bezette Westelijke Jordaanoever? Hoeveel Palestijnen in dat gebied zijn sinds 7 oktober 2023 gewond geraakt, vermoord of gedetineerd? Welk percentage van hen was minderjarig of vrouw? Veroordeelt de minister deze cijfers en welke concrete maatregelen neemt hij om hiertegen op te treden, afgezien van oproepjes? Welk aandeel van deze incidenten is toe te schrijven aan kolonisten en welk aandeel aan de Israëlische autoriteiten?
Erkent de minister dat de tot nu toe in de EU opgelegde sancties tegen kolonisten geen enkel afschrikkend effect hebben gehad? Zo nee, waaruit blijkt dat? Zo ja, welke veranderingen gaat de minister doorvoeren?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet maakt zich zorgen over de verslechterende situatie op de bezette Westelijke Jordaanoever, onder meer door Israëlische militaire operaties en het aanhoudende kolonistengeweld. Zover bekend zijn er sinds 7 oktober 2023 zijn volgens VN OCHA ten minste 934 Palestijnen gedood op de Westelijke Jordaanoever, van wie 196 kinderen. 8514 Palestijnen raakten gewond, van wie ten minste 1368 kinderen. Veruit de meeste doden en gewonden zijn gevallen bij Israëlische militaire operaties. Volgens de organisatie HaMoKed zaten er in april 2025 9800 Palestijnen in Israëlische detentie, van wie 3498 in administratieve detentie. Het aantal gevangenen is met ruim 80% toegenomen sinds 7 oktober 2023.
Stabiliteit op de bezette Westelijke Jordaanoever is cruciaal voor zowel de veiligheid van Israël als die van Palestijnen. Verdere escalatie zet een gedragen tweestatenoplossing nog meer op afstand. Het kabinet roept Israël op tot terughoudendheid, te handelen binnen de kaders van het internationaal recht, en om de veilige terugkeer van de ontheemde Palestijnse burgerbevolking te faciliteren. Dit heeft het kabinet onder andere gedaan tijdens de EU-Israël Associatieraad in de gezamenlijke verklaring van de EU. Daarnaast onderstreept Nederland dit consistent in bilaterale contacten met Israël.
Is de minister bijvoorbeeld bereid te erkennen dat de aanleg van wegen voor kolonisten de voornaamste manier is om de bezette Westelijke Jordaanoever verder te koloniseren met illegale nederzettingen? Wie legt deze wegen aan en wie zou hiervoor gesanctioneerd moeten worden? Wat vindt de minister in het bijzonder van de uitspraak van de Israëlische regering dat de plannen voor de aanleg van een weg in het E1-gebied de Westelijke Jordaanoever feitelijk in een noordelijk en zuidelijk deel zullen splitsen? Wat is het standpunt van de minister ten aanzien van de openlijke verklaring dat dit wordt gedaan om één miljoen extra kolonisten in het gebied te vestigen? Zal Nederland sancties instellen als dit gebeurt? Zo ja, tegen wie?
Is de minister al bezig met een onderzoek naar financiering van dit soort projecten, kolonisten en nederzettingen met Nederlands geld? Zo ja, wat kan de minister over de laatste resultaten daaromtrent delen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord van het kabinet:
De verslechterende situatie op de Westelijke Jordaanoever geeft al langer reden tot zorg, onder meer door aanhoudend kolonistengeweld, nederzettingsactiviteiten en Israëlisch militair optreden. Het standpunt van het kabinet is duidelijk: in navolging van het advies van het Internationaal Gerechtshof van 19 juni 2024 acht het kabinet de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden onrechtmatig. Nederland veroordeelde daarvoor al nadrukkelijk het Israëlische nederzettingenbeleid dat een tweestatenoplossing ondermijnt en spanningen doet toenemen. Nederland acht dan ook handelingen die bijdragen aan het uitbreiden van nederzettingen, zoals het aanleggen van bepaalde wegen en het vestigen van meer kolonisten, onwenselijk en strijdig met internationaal recht. Het kabinet schaart zich eveneens achter de oproep van het Hof dat Israël de bezetting zo spoedig mogelijk moet beëindigen, met inachtneming van de legitieme veiligheidsbelangen van Israël.
In lijn met motie Piri c.s.6 en motie Hirsch7 is het de inzet van het kabinet om verdere sanctiemaatregelen te nemen tegen gewelddadige kolonisten. Op 19 april vorig jaar heeft de EU een eerste sanctiepakket aangenomen tegen vier personen en twee entiteiten, gevolgd door een tweede pakket op 15 juli jl. tegen vijf personen en drie entiteiten. Nederland speelt samen met Frankrijk een voortrekkersrol in de EU op het vlak van een derde sanctiepakket tegen gewelddadige kolonisten en individuen en organisaties die kolonistengeweld faciliteren en aanjagen. Hierbij wordt ook gekeken naar mensen die onrechtmatige nederzettingen en de daartoe benodigde infrastructuur faciliteren. Voor het instellen van aanvullende sanctiemaatregelen is voldoende draagvlak onder EU-lidstaten nodig. Daarnaast voert het kabinet ook op andere manier de druk op de Israëlische regering op. Zo zijn de zorgen over de aanleg van de weg in E1-gebied specifiek opgebracht tijdens de ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 9 april jl. en waren de ontwikkelingen op de Westelijke Jordaanoever onder meer de aanleiding voor de brief aan de Hoge Vertegenwoordiger met verzoek tot een evaluatie over Israëls naleving van artikel 2 van het Associatieakkoord.
Het is niet verboden voor private partijen in Nederland om (ondersteunende) relaties aan te gaan met partijen uit Israëlische nederzettingen. Het kabinet acht dit echter wel onwenselijk. Het kabinet houdt geen algemeen toezicht op financieringsstromen richting het buitenland. Uiteraard dienen private Nederlandse partijen zich te houden aan (inter)nationaal recht en regelgeving, waaronder sanctieregelgeving. Signalen over mogelijke overtreding van wet- en/of regelgeving worden gedeeld met relevante handhavende autoriteiten.
Voorts willen de leden van de DENK-fractie vragen of Nederland als gastland aandacht zal vragen voor eendrachtige Europese steun voor het werk en de veiligheid van het Internationaal Strafhof (ICC).
Antwoord van het kabinet:
Nederland zal zowel in EU-verband als in het kader van de Vergadering van verdragspartijen (Assembly of States Parties) aandacht blijven vragen voor eendrachtige steun voor het werk en de veiligheid van het Internationaal Strafhof (ICC). Alle 125 staten die partij zijn bij het Statuut van Rome hebben daarbij een rol te spelen, waarbij uiteraard rekening dient te worden gehouden met de bijzondere verantwoordelijkheden die Nederland heeft als gastland van het Hof, en die enkele andere verdragspartijen hebben voor de veiligheid van de landenkantoren van het Hof buiten Nederland.
Kan de minister in dat verband aangeven tegen wie de strafrechtelijke samenwerking tussen het ICC en Nederland is gericht in verband met de cyberaanvallen op het ICC? Waar wordt deze strafrechtelijke procedure gevoerd? Is er inmiddels meer duidelijkheid over de inzet van drones voor de beveiliging van het ICC-complex in Den Haag? Zo ja, wat betekent dit voor de fysieke dreiging die momenteel bestaat tegen het grondgebied van Den Haag en waarom is de Nederlandse bevolking hierover nog niet geïnformeerd? Kan de minister aangeven van wie deze dreiging afkomstig is?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet kan geen uitspraken doen over strafrechtelijke onderzoeken. Het ICC kan net als een ieder in Nederland aangifte doen indien daar aanleiding toe is, wat kan leiden tot strafrechtelijk onderzoek. Voor de beveiliging van het ICC-complex kunnen er in Nederland beveiligingsmaatregelen worden getroffen waar dit nodig wordt geacht op basis van actuele dreigingsinformatie en in aanvulling op de eigen verantwoordelijkheid van de organisatie. Uit veiligheidsoverwegingen kan hier niet over in detail worden getreden. Er is vanuit het gastland doorlopend contact met het ICC, waarbij ook de verschillende veiligheidszorgen aan de orde komen. In algemene zin kan gezegd worden dat alle betrokken partijen rond het proces zich bewust zijn van de (digitale) risico’s en mogelijke dreigingen en daar waar nodig maatregelen treffen.
Heeft de minister daarnaast vernomen dat het ICC aanstaande arrestatiebevelen tegen Israëliërs niet openbaar zal maken? Wijst dit volgens de minister op een aanhoudende dreiging vanuit Israël tegen het ICC en wat vindt hij daarvan? Is de minister bereid om te pleiten voor een effectieve EU-aanpak in het kader van het standaardverzoek van het ICC om de private tegoeden van individuen tegen wie het ICC arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd, te bevriezen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord van het kabinet:
Het volgens een artikel in The Guardian uitgevaardigde bevel is niet gepubliceerd op de website van het ICC en het kabinet kan het bestaan daarvan daarom niet bevestigen.8 Het ICC heeft desgevraagd wel aangegeven dat de Aanklager op geen enkele wijze in zijn bevoegdheden wordt beperkt. Het ICC kan in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een verzoek aan verdragspartijen doen tot de identificatie, opsporing en bevriezing of inbeslagneming van de door middel van het misdrijf verkregen opbrengst, goederen en vermogensbestanddelen. Het is aan individuele verdragspartijen om een dergelijk verzoek in behandeling nemen, in lijn met hun verplichtingen op basis van het Statuut Rome. Het kabinet ziet geen reden om naast dit instrument te pleiten voor een EU-brede aanpak.
Daarnaast willen de leden van de DENK-fractie vragen wanneer de mensenrechtensituatie in China weer op de agenda van de Raad komt. Is de minister bekend met de grootschalige Oeigoerse dwangarbeid die wordt gebruikt bij de productie van goederen die de EU vanuit China importeert voor onze groene transitie?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is bekend met de mensenrechtenschendingen, waaronder staatsgeleide dwangarbeid, waar onder andere Oeigoeren in China aan onderworpen kunnen worden.
Is de minister bereid om zich op EU-niveau in te spannen voor een controlemechanisme waarmee producten uit China geweigerd kunnen worden op de Europese markt als er een vermoeden bestaat van Oeigoerse dwangarbeid? Is de minister bereid dit ook toe te passen op minder geavanceerde goederen, zoals in de textielproductie? Welke mogelijkheden bestaan daartoe onder de brede investeringsovereenkomst tussen de EU en China?
Antwoord van het kabinet:
Om ervoor te zorgen dat producten gemaakt met dwangarbeid, waaronder Oeigoerse dwangarbeid, van de EU-markt geweerd kunnen worden is op 13 december 2024 de Europese Anti-dwangarbeidverordening in werking getreden. De verordening verbiedt bedrijven om producten vervaardigd met dwangarbeid op de EU-markt te plaatsen of daarvandaan uit te voeren. Het verbod is landenneutraal en geldt voor alle producten, bedrijven en economische sectoren, inclusief de textielindustrie. De verplichtingen voor bedrijven gaan gelden op 14 december 2027. In lijn met de moties van het lid Van Baarle 9 zal het kabinet in Brussel aandacht vragen voor het tegengaan en monitoren van Oeigoerse dwangarbeid. Dit ook met het oog op de richtsnoeren en database die de Commissie voor de Anti-dwangarbeidverordening gaat ontwikkelen. Er is in het verleden onderhandeld over een brede investeringsovereenkomst tussen de EU en China. In mei 2021 heeft de Commissie aangegeven dat de goedkeuringsprocedure van de EU-China Investeringsovereenkomst (CAI) wordt stilgelegd. Voor de laatste stand van zaken verwijs ik u naar de Voortgangsrapportage Handelsakkoorden.10
Hoe staat het ook met de uitvoering van de motie van de leden Van Baarle en Paternotte (Kamerstuk 35 207, nr. 89) over meer sancties voor de plegers van mensenrechtenschendingen tegen Oeigoeren?
Antwoord van het kabinet:
In lijn met motie Van Baarle/Paternotte11 is dit kabinet voorstander voor aanvullende sancties voor de plegers van mensenrechtenschendingen tegen de Oeigoeren. Bij het instellen van sanctiemaatregelen moet echter worden voldaan aan juridische vereisten en besluitvorming gebeurt met unanimiteit. Vooralsnog ontbreekt daartoe het draagvlak onder EU-lidstaten.
Tot slot vragen de leden van de DENK-fractie ook wat de gezamenlijke Europese inspanning is geweest met betrekking tot humanitaire hulp in Myanmar na de verwoestende aardbeving in dat gebied. Hoeveel steun is er inmiddels al naar het gebied gegaan? Is dit naar de inschatting van de minister afdoende geweest in het licht van de enorme schade?
Antwoord van het kabinet:
De Europese Unie heeft na de aardbeving in Myanmar op 28 maart EUR 2,5 miljoen beschikbaar gesteld voor hulp aan slachtoffers. Daarnaast is er op 7 april nog EUR 10 miljoen extra gealloceerd voor hulp op het gebied van water, voedsel en opvang. Ook heeft de EU EUR 500.000 bijgedragen aan een Emergency Appeal van het Rode Kruis. Verder zijn enkele experts vanuit de EU, waaronder uit Nederland, uitgezonden om hulp te coördineren. Deze missies zijn inmiddels voltooid. Tot slot is er via een EU-humanitaire luchtbrug 80 ton aan hulpgoederen geleverd aan de getroffen bevolking in Myanmar.
Het kabinet draagt via meerjarige en flexibele financiering bij aan humanitaire hulpverlening wereldwijd, wat ook ten goede komt aan hulpverlening voor de slachtoffers van de aardbeving. Zo heeft de Dutch Relief Alliance EUR 3 miljoen vrijgemaakt voor de ramp en doet het Nederlandse Rode Kruis een allocatie van EUR 500.000 aan de Emergency Appeal van Myanmar. Daarnaast is Nederland een belangrijke donor van noodhulpfondsen zoals het Central Emergency Response Fund (CERF) van de VN en het Disaster Response Emergency Fund (DREF) van het Rode Kruis, die mede dankzij onze flexibele financiering meteen konden beginnen met noodhulpverlening voor de slachtoffers van de aardbeving. Het CERF heeft 10 miljoen USD vrijgemaakt voor noodhulpverlening, het DREF 2 miljoen Zwitserse franken.
Door middel van bovenstaande inspanningen is hulp voor slachtoffers van de aardbeving snel op gang gekomen, maar dit alles vindt plaats tegen de achtergrond van een groeiende humanitaire financieringskloof, waarbij de wereldwijde vraag naar hulp sneller stijgt dan de beschikbare middelen.
Is de minister er ook mee bekend dat de Verenigde Naties (VN) een waarschuwing heeft gegeven dat de bezuinigingen in de VS op humanitaire hulp voornamelijk de Rohingya zullen raken? Is de minister ermee bekend dat dit ook vergaande gevolgen zal hebben voor de opvang van Rohingya-vluchtelingen in de regio, zoals in Indonesië en Bangladesh? Hoe beoordeelt Nederland dit en is de minister bereid om in EU-verband te bepleiten dat de EU het financiële gat van de VS gaat opvullen?
Antwoord van het kabinet:
Het wegvallen van USAID heeft een grote impact op veel landen en bevolkingsgroepen, waaronder de Rohingya. Het kabinet zal de Europese Commissie oproepen om met de inzet prioriteit te geven aan regio’s en thema’s die de Nederlandse kernbelangen raken. Daarbij zal Nederland pleiten voor een gerichte inzet van EU-middelen om stabiliteit en veiligheid in prioritaire regio’s te waarborgen en humanitaire hulp te bieden daar waar de noden het hoogst zijn. De beschikbare middelen zijn echter beperkt en de financiële tekorten aanzienlijk. De EU of Nederland kunnen niet alles opvangen, ook met het oog op bezuinigingen op ontwikkelingshulp in Nederland en andere Europese landen.
Zoals beschreven in de Kamerbrief over humanitaire hulp en diplomatie 202512 is naar aanleiding van het gewijzigde amendement van het lid van Baarle EUR 1 miljoen vrijgemaakt voor steun aan UNHCR ten behoeve van het verbeteren van de positie van de Rohingya.13
Vagen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken d.d. 20 mei en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de Volt-fractie zijn verheugd over de bijeenkomst van de leiders van de landen van de ‘coalition of the willing’ en de uitkomsten hiervan. Deze leden vragen of de Nederlandse minister-president hier virtueel bij aanwezig was en wat hierbij zijn inzet was.
Antwoord van het kabinet:
De minister-president was door zijn bezoek aan de eilanden in het Caribisch deel van het Koninkrijk helaas niet in staat deel te nemen aan de virtuele bijenkomst op 10 mei jongstleden. Nederland speelt desalniettemin een actieve rol in de Coalition of the Willing. Nederland neemt vanaf het begin actief deel aan alle bijeenkomsten, onder meer met militaire planners, om in kaart te brengen welke ondersteuning Oekraïne nodig heeft. Ook heeft Nederland zich zaterdag, met de leden van de Coalition of the Willing, aangesloten bij de oproep voor een onvoorwaardelijk staakt-het-vuren van ten minste 30 dagen.
Daarnaast hebben de leden kennisgenomen van het voorstel voor het zeventiende sanctiepakket van de Europese Commissie tegen Rusland. Acht de minister de kans aanwezig dat landen als Hongarije en Slowakije voor dit voorstel hun veto zullen gebruiken? Is er een manier om hier omheen te werken in het geval deze landen inderdaad hun veto inzetten? Ziet de minister mogelijkheden om dit pakket nog met verdere sancties uit te breiden?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet spant zich in voor een zo zwaar mogelijk pakket waarbij in principe alle opties op tafel liggen. Het kabinet wil niet vooruitlopen op het verloop van EU-onderhandelingen en de positie van individuele lidstaten daarin.
Heeft de minister zicht op de grootte van de kans dat de VS de energiesancties tegen Rusland zal opheffen? Probeert de EU dit via diplomatieke wegen te voorkomen?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet wil niet speculeren over potentiële stappen van de Verenigde Staten, maar stelt vast dat de VS tot op heden geen sancties tegen Rusland hebben opgeheven en uitdrukkelijk te kennen geven dat sanctieverzwaring tot de opties behoort indien Rusland zich niet committeert aan de door de VS geïnitieerde vredesbesprekingen. Het kabinet voert met de Amerikaanse regering een intensieve dialoog over de bijdrage die sancties kunnen leveren aan het slagen van de vredesbesprekingen.
De leden van de Volt-fractie zijn daarnaast verheugd dat het kabinet tijdens de RBZ zal pleiten voor het inzetten van de Russische Centrale Banktegoeden om deze te investeren in de Oekraïense defensie-industrie, net als het voorstel van Hoge Vertegenwoordiger (HV) Kallas om 1 miljard uit de renteopbrengsten van de bevroren tegoeden van de Russische Centrale Bank te investeren in genoemde defensie-industrie. Bovengenoemde leden onderschrijven het belang van onderzoek naar de juridische en financieel-economische mogelijkheden en risico’s van de inzet van de Russische Centrale Banktegoeden. Hierbij vragen deze leden wel of onderzoek hiernaar actief wordt uitgevoerd, gezien de urgentie en de noodzaak van financiële steun aan Oekraïne en de Oekraïense defensie-industrie.
Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 11. Er bestaan juridische beperkingen ten aanzien van besteding van eventueel in de toekomst geconfisqueerde staatseigendommen. Het direct investeren van deze middelen in defensie industrie ligt daardoor niet voor de hand.
Het is van groot belang dat er zo veel mogelijk druk op Rusland wordt gehouden, aangezien dit land geen vrede wil en het de oproep van de Oekraïense president Zelensky tot een bestand beantwoordde met meerdere droneaanvallen.
De leden van de Volt-fractie vinden het zorgelijk dat Chinees leider Xi Jinping aanwezig was bij de militaire parade in Moskou. Deelt de minister deze mening? Zo ja, brengt hij deze zorgen over aan zijn Chinese collega’s?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de zorgen van de Volt-fractie over de samenwerking tussen Rusland en China, waaronder ook op militair gebied. Het is zorgelijk dat Xi Poetin bezoekt terwijl Rusland burgers en burgerobjecten blijft aanvallen in Oekraïne. Dit is exemplarisch voor de bredere samenwerking tussen China en Rusland, met serieuze gevolgen voor de Europese veiligheid. Ik blijf mijn zorgen over de nauwe banden tussen China en Rusland zeker overbrengen aan mijn Chinese collega.
Daarnaast was ook Slowaakse regeringsleider Fico bij de parade in Moskou aanwezig. Hoe wordt hier binnen de EU mee omgegaan? Zal Fico hier gevolgen van ondervinden? Welke EU-instrumenten kunnen hiervoor gebruikt worden?
Antwoord van het kabinet:
Het bezoek van de Slowaakse premier Fico aan Moskou op 9 mei jl. komt niet overeen met de inzet van de EU jegens Rusland en keurt het kabinet af. Hierop is Slowakije reeds vooraf aangesproken door onder andere de Europese Commissie, als ook door Nederland. Het kabinet zet zich, samen met veel andere lidstaten, blijvend in voor EU-eenheid ten aanzien van de aanpak van Rusland en blijft dat doen.
Bovengenoemde leden hebben ook kennisgenomen van het feit dat Oekraïne een Hongaars spionnennetwerk heeft ontmaskerd bij de Oekraïense grens, dat probeerde om geheimen op het gebied van defensie te verkrijgen. Oekraïne vecht voor Europese vrijheid, en dus ook voor de Hongaarse veiligheid en vrijheid. Tegen een situatie als deze moet de EU hard optreden. Zal Nederland het voortouw nemen om maatregelen te nemen tegen Hongarije?
Antwoord van het kabinet:
De berichten hierover zijn zorgelijk. Tegelijkertijd heeft de Hongaarse regering het ontkend. Voor nu is het van belang scherp te krijgen wat er precies gebeurd is. Indien nodig zal Nederland krachtig hierop reageren.
Daarnaast kijken de leden van de Volt-fractie met ernstige zorgen naar de VS, waar de rechtsstaat met de dag verder af lijkt te drijven. Het weren van transgender militairen uit het leger, de Amerikaanse ambassade in Stockholm die de gemeente en bedrijven verzoekt af te zien van gelijkheid, diversiteit en inclusie en het ontslag van de voorzitter van de grootste Amerikaanse bibliotheek omdat zij ‘te woke’ zou zijn. Deelt de minister deze zorgen? Zo ja, wat kan en gaat hij hiertegen doen?
Antwoord van het kabinet:
Nederland staat voor de principes van diversiteit en inclusiviteit en volgt de ontwikkelingen in de VS nauwgezet. Het bevorderen van deze principes wordt meegenomen in bilaterale en multilaterale dialogen, inclusief met de Verenigde Staten. Tegelijkertijd is het te vroeg om conclusies te trekken over de rechtstaat.
De leden van de Volt-fractie hebben enkele vragen en opmerking over Jordanië. Jordanië loopt nu een hoop ontwikkelingsgeld mis door het wegvallen van USAID, waardoor vele ontwikkelingsprojecten voor gezondheidszorg, educatie en watervoorzieningen in het land moeten worden stopgezet. Als een van de voorlopers van mensenrechten in de regio en als land dat tracht Israël, het Westen en de Islamitische wereld te verbinden, is het van belang dat we het land steunen nu het ten prooi valt aan het verdwijnen van USAID. Is de minister hiermee bezig en op welke manieren kan Nederland Jordanië alleen of in EU-verband steunen?
Antwoord van het kabinet:
De door de VS op 20 januari jl. aangekondigde review of foreign assistance is nog gaande, waardoor de exacte gevolgen voor de Amerikaanse steun aan Jordanië nog niet bekend zijn. Jordanië is voor de EU en Nederland een belangrijke partner in het Midden-Oosten. Ze spelen onder meer een grote rol op het terrein van de opvang van vluchtelingen. Op 29 januari jl. ondertekenden de EU en Jordanië een breed partnerschap gericht op het ondersteunen van de stabiliteit en economische weerbaarheid van Jordanië. Het partnerschap wordt geschraagd door een pakket van financiële steun en investeringen van naar schatting in totaal EUR 3 miljard voor de periode 2025-2027. Daarnaast blijft Nederland Jordanië bilateraal ondersteunen op het terrein van opvang in de regio, de aanpak van waterschaarste, stabiliteit en private sector ontwikkeling.
De leden van de Volt-fractie hopen dat er tijdens de EU-VK-top een akkoord gesloten kan worden ten aanzien van het defensiepact, opdat het VK dan zo snel mogelijk kan aansluiten bij de plannen voor ReArm Europe. Hoe hoog acht de minister de kans dat het pact tijdens deze top afgerond zal worden?
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is positief over het versterken van de EU-VK samenwerking op het gebied van buitenland-, defensie- en veiligheidsbeleid en over een mogelijk veiligheids- defensiepartnerschap. Het lijkt op het moment van schrijven mogelijk dat de onderhandeling over het partnerschap tijdens de Top afgerond kan worden.
De onderhandelingen inzake het Security Action for Europe-instrument (SAFE) zijn nog gaande en het kabinet kan daarom niet in detail ingaan op de huidige tekst van de verordening, inclusief de bepalingen omtrent betrokkenheid van derde landen. Nederland zet zich in voor voldoende toegang voor bedrijven uit het VK en is optimistisch dat het onderhandelingsresultaat hieraan tegemoet zal komen.
Tot slot vragen de leden van de Volt-fractie wat de winst van George Simion in Roemenië zou betekenen voor de rest van de EU, in het kader van toenemend euroscepticisme en het misbruik van vetorecht op het gebied van EU-buitenlandbeleid, zoals nu al wordt gedaan door Orbán en Fico. Kan de minister hierop reflecteren?
Antwoord van het kabinet:
Op het moment van schrijven moet de tweede ronde van de presidentsverkiezingen nog plaatsvinden. Het kabinet loopt niet vooruit op de uitslag.
II Volledige agenda
- minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 08-05-2025 - Geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 20 mei 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3135)
- minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 01-05-2025, Antwoorden op vragen commissie over o.a. de Geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken van 7 en 8 mei 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3132) (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3134)
- minister van Buitenlandse Zaken, d.d. 06-05-2025 - Geannoteerde agenda voor de Europese Politieke Gemeenschap van 16 mei 2025 (Kamerstuk 36 230, nr. 9)
Conform de motie van de leden Timmermans en Yeşilgöz-Zegerius (Kamerstuk 36 045, nr. 191) en de motie van het lid Yeşilgöz-Zegerius (Kamerstuk 21 501-20, nr. 2196).↩︎
Conform de motie van de leden Van Campen en Kahraman (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3055).↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 3021↩︎
Kamerstuk 36 600 V, nr. 60↩︎
Kamerstuk 36 600 V, nr. 60↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 2870↩︎
Kamerstuk 21 501-02, nr. 3065↩︎
https://www.theguardian.com/law/2025/apr/28/icc-judges-order-that-arrest-warrant-requests-in-palestine-case-be-kept-secret↩︎
Moties Kamerstuk 36 600 V, nr. 53 en Kamerstuk 35 207, nr. 90↩︎
Bijlage bij Kamerstuk 21 501-02, nr. 3136↩︎
Kamerstuk 35 207, nr. 89↩︎
Kamerstuk 36 180, nr. 136↩︎
Gewijzigd amendement met Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 42 van het lid Van Baarle ter vervanging van Kamerstuk 36 600 XVII, nr. 18 over budget voor het verbeteren van de positie van de Rohingya, 20 november 2024↩︎