Nota naar aanleiding van het verslag
Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisiƫ, anderzijds (Trb. 2023, 8)
Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag
Nummer: 2025D22903, datum: 2025-05-21, bijgewerkt: 2025-06-02 16:59, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
- Aanbiedingsbrief
- Beslisnota bij 36690 Nota naar aanleiding van het verslag inzake Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisiƫ, anderzijds (Trb. 2023, 8)
Onderdeel van kamerstukdossier 36690 -6 Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisiƫ, anderzijds (Trb. 2023, 8).
Onderdeel van zaak 2025Z01783:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
Onderdeel van zaak 2025Z09963:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-02-04 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-02-06 12:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-02-19 14:00: Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisiƫ, anderzijds (Trb. 2023, 8) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-05-22 13:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2025-05-27 16:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-06-05 10:15: Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisiƫ, anderzijds (Trb. 2023, 8) (36690) (Hamerstukken), TK
Preview document (š origineel)
36 690 | Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisiƫ, anderzijds (Trb. 2023, 8) |
Nr. 6 | NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG De regering is dankt de vaste commissie van Buitenlandse Zaken voor het verslag bij het wetsvoorstel tot goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisiƫ, anderzijds (Trb. 2023, 8) De regering is de leden van de fracties van VVD, D66 en SGP erkentelijk voor de gemaakte opmerkingen en de gestelde vragen en heeft daarop in de hiernavolgende tekst gereageerd. Daarbij is zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden. Voor de goede leesbaarheid zijn de antwoorden op de gestelde antwoorden vetgedrukt. |
Inhoudsopgave
A. ALGEMEEN DEEL
1. Algemene inleiding
1.1 De Europese Unie en Maleisiƫ
1.2 Geschiedenis en totstandkoming van de partnerschapsovereenkomst
1.3 Inhoud en beoordeling van de partnerschapsovereenkomst
1.4 Aard van de partnerschapsovereenkomst
2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Preambule
Aard en toepassingsgebied (artikelen 1 tot en met 4)
Bilaterale, regionale en internationale samenwerking (artikelen 3 en 4)
Samenwerking inzake internationale vrede, veiligheid en stabiliteit (artikelen 5 tot en met 9)
Samenwerking inzake handel en investeringen (artikelen 10 tot en met 17)
Samenwerking inzake justitie en veiligheid (artikelen 18 tot en met 24)
Samenwerking in andere sectoren en op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie (artikelen 25 tot en met 46)
Vormen van samenwerking (artikelen 47 tot en met 49)
Institutioneel kader (artikel 50)
Slotbepalingen (artikelen 51 tot en met 60)
3. EEN IEDER VERBINDENDE BEPALINGEN
4. KONINKRIJKSPOSITIE
A. ALGEMEEN DEEL
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisiƫ, anderzijds (Trb. 2023, 8) en hebben daarover enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 14 december 2022 te Brussel tot stand gekomen Kaderovereenkomst inzake een partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van Maleisiƫ, anderzijds (Trb. 2023, 8) en hebben daarover enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Partnerschapsovereenkomst tussen Maleisiƫ enerzijds en de EU en haar lidstaten anderzijds. Zij danken de regering voor het toezenden daarvan. De aan het woord zijnde leden zijn overwegend positief over het gesloten verdrag en hebben nog enige vragen en opmerkingen.
1. Algemene inleiding
Kan de regering het besluit voor een gemengde overeenkomst nader toelichten en daarbij de voor- en nadelen schetsen, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
Het besluit tot een gemengde overeenkomst is in dit
geval genomen op voorstel van de Europese Commissie, en met instemming
van de Raad.
Een gemengde overeenkomst houdt in dat het verdrag tussen de
EU, en de lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds, wordt
gesloten. Een dergelijk akkoord behoeft goedkeuring door de nationale
parlementen van de EU-lidstaten, en dient vervolgens ook door die
EU-lidstaten geratificeerd te worden. Pas hierna kan de EU het verdrag
ratificeren. Een gemengde overeenkomst verschilt van een zogeheten
EU-only akkoord omdat een dergelijk akkoord alleen tussen de
EU, enerzijds, en een derde land, anderzijds, wordt gesloten. Een
EU-only akkoord wordt door de Raad en het Europees Parlement
goedgekeurd waarna het door de EU geratificeerd wordt. Het wordt niet
door ieder van de lidstaten apart geratificeerd. Elke lidstaat richt de
positiebepaling in de Raad op eigen wijze in. In Nederland is uw Kamer
nauw betrokken bij de positiebepaling van Nederland in de Raad,
voorafgaand aan eventuele besluitvorming.
De aard van een akkoord wordt bepaald aan de hand van de inhoud en het
onderwerp van de afspraken uit het akkoord. In het geval de EU exclusief
bevoegd is op alle onderdelen van het te sluiten akkoord, wordt een
EU-only akkoord gesloten. Indien het akkoord naast exclusieve
EU-bevoegdheden, ook niet exclusieve EU-bevoegdheden bevat (zogenaamde
āparallelle bevoegdhedenā), dan is een EU-only of een gemengd
akkoord mogelijk. Welk type verdrag wordt gesloten, wordt per verdrag
afgewogen.
In dit akkoord is sprake van een verdeling van zowel exclusieve als
niet-exclusieve (parallelle) EU-bevoegdheden, en is dus zowel een
EU-only als een gemengd akkoord mogelijk. Gelet op het
krachtenveld binnen de EU heeft de Europese Commissie destijds ervoor
gekozen om het verdrag als gemengde overeenkomst aan de Raad voor te
leggen.1 Hiermee heeft de Raad
ingestemd.2
1.1 De Europese Unie en Maleisiƫ
1.2 Geschiedenis en totstandkoming van de partnerschapsovereenkomst
De leden van de VVD-fractie constateren dat er in de wetsvoorstellen geen aandacht wordt besteed aan samenwerking met individuele ASEAN-landen op het gebied van kritieke grondstoffen. Dit terwijl individuele ASEAN-landen wel interessant zijn om mee samen te werken op het gebied van kritieke grondstoffen. Daarom vragen deze leden hoe de regering kijkt naar de samenwerking tussen de EU en individuele ASEAN-landen op het gebied van kritieke grondstoffen. Hoe zet de regering zich in voor samenwerking tussen de EU en individuele ASEAN-landen op het gebied van kritieke grondstoffen?
1.3 Inhoud en beoordeling van de partnerschapsovereenkomst
De leden van de VVD-fractie constateren dat in het wetsvoorstel niet expliciet verwezen wordt naar samenwerking met Maleisiƫ op het gebied van kritieke grondstoffen. Dit terwijl samenwerking met Maleisiƫ op het gebied van kritieke grondstoffen wel interessant kan zijn voor de EU. Deze leden vragen de regering waarom kritieke grondstoffen niet in het voorstel voorkomen. Hoe zetten de EU en Nederland zich verder in voor samenwerking met Maleisiƫ op het gebied van kritieke grondstoffen?
Antwoord
De overeenkomst biedt een breed kader voor samenwerking. Zo
zetten partijen zich in voor duurzame ontwikkeling en voeren zij een
dialoog over handels- en investeringsaangelegenheden. Hieronder kunnen
ook activiteiten in de kritieke-grondstoffenketen vallen.
Daarnaast werkt de EU aan het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen via de Critical Raw Materials Act, die in mei 2024 in werking is getreden. De EU zet in op Europese mijnbouw en raffinage, diversificatie, en circulariteit. De EU is in dat kader veertien grondstoffenpartnerschappen (via Memoranda of Understanding) met grondstofrijke landen, waaronder Canada, Oekraïne, Kazachstan, Namibië, Argentinië, Chili, DRC, Zambia, Groenland, Rwanda, Noorwegen, Oezbekistan, Australië en Servië, overeengekomen. Ook kan de EU via handelsakkoorden met grondstofrijke landen afspraken maken over kritieke grondstoffen. Zo wordt er momenteel met Thailand onderhandeld over een hoofdstuk over kritieke grondstoffen in een handelsakkoord, en is de kans groot dat dit onderwerp ook aan bod zal komen in de aankomende onderhandelingen met Maleisië.
De regering werkt aan de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen via de Nationale Grondstoffenstrategie3, met vijf pijlers: 1. Kennisopbouw en monitoring 2. Circulariteit en innovatie 3. Europese mijnbouw en raffinage 4. Diversificatie 5. Verduurzaming grondstoffenketens. In het kader van diversificatie kijkt de regering hoe Nederland kan bijdragen aan invulling van de EU-grondstoffenpartnerschappen. Daarnaast wordt gekeken naar mogelijkheden voor bilaterale samenwerking, middels bijvoorbeeld grondstoffenovereenkomsten die bij de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp zijn belegd, en heeft de regering bijvoorbeeld al een samenwerkingsverband met Vietnam, Quebec, en Zuid-Korea. In de strategie wordt tevens de rol die Nederlandse bedrijven, financiƫle instellingen en kennisinstellingen in de waardeketen van kritieke grondstoffen kunnen spelen, waaronder in de ASEAN-landen, bezien. Niet alleen met het oog op vergroting van leveringszekerheid, maar ook met het oog op verdienkansen. Zo werkt Nederland samen met de Vietnamese Geologische Dienst aan het in kaart brengen van reserves van kritieke grondstoffen en het verbeteren van regelgeving in de mijnbouwsector. In Indonesiƫ onderzoekt een Nederlands bedrijf met steun van de Nederlandse ambassade de haalbaarheid van de winning van lithium uit geothermisch pekelwater, in samenwerking met een Indonesisch staatsbedrijf. In Maleisiƫ is de Nederlandse ambassade initiatiefnemer om met enkele gelijkgezinde EU-lidstaten kansen te identificeren voor mogelijke samenwerking op gebied van duurzame winning van kritieke grondstoffen.
De leden van de D66-fractie zijn groot voorstander van het versterken van de banden met Maleisiƫ. Het is ook in het belang van Nederland om een tegenwicht te bieden aan de regionale druk van China. Daarnaast bieden dergelijke partnerschappen de mogelijkheid tot dialoog over het bevorderen van mensenrechten.
De leden van de D66-fractie constateren dat lhbtiq+ personen in Maleisiƫ anno 2025 helaas nog steeds worden geconfronteerd met hoge straffen en discriminatie. Kan de regering toezeggen de ruimte binnen deze overeenkomst te gebruiken om de rechten van lhbtiq+ personen aan de orde te stellen, zo vragen deze leden.
Antwoord
De overeenkomst biedt ook handvatten in het kader van mensenrechten. Zo herbevestigen partijen in de preambule van het verdrag dat de partijen gehecht zijn aan de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, neergelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (āAVVNā) op 10 december 1948, en in andere relevante internationale mensenrechteninstrumenten die op hen van toepassing zijn. Daarnaast spreken partijen af om, ingevolge artikel 25, samen te werken op door de partijen overeen te komen terreinen ter bevordering en bescherming van de mensenrechten. Deze samenwerking kan, onder meer, de uitwisseling van optimale werkwijzen met betrekking tot de ratificatie en tenuitvoerlegging van verdragen, de ontwikkeling en uitvoering van nationale actieplannen en de rol en werking van de nationale instellingen van de partijen op het gebied van de mensenrechten, de totstandbrenging van een zinvolle, breed gefundeerde mensenrechtendialoog en samenwerking met de relevante VN-organen op het gebied van de mensenrechten, omvatten.
De overeenkomst biedt dan ook ruimte om consequent aandacht te vragen
voor de Nederlandse prioritaire mensenrechtenthemaās, waaronder de
gelijke rechten van lhbtiq+ personen. Dit is dus ook mogelijk als
onderdeel van de dialogen met Maleisiƫ.
1.4 Aard van de partnerschapsovereenkomst
2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Preambule
De leden van de SGP-fractie constateren dat er veel gedeelde waarden en toewijding aan mensenrechten en internationaal recht opgenomen zijn en waarderen dat. Wat betreft de aan het woord zijnde leden is een van de belangrijkste rechten daarvan godsdienstvrijheid. Christenvervolging is nog een groot probleem in MaleisiĆ« en het land is nog maar kort geleden van de Open Doors Ranglijst af. Wat deze leden opvalt is dat er fatwaās tegen kerkbezoek worden uitgevaardigd in deelstaten (CVandaag, 12 april 2023, āStaat in MaleisiĆ« verbiedt moslims via fatwa de toegang tot kerkenā) en dat een ontvoering van een dominee, met vermoedelijk overheidsbetrokkenheid, nog steeds niet is opgelost (Open Doors, 8 november 2023, āRechter bezoekt plek waar Raymond Koh is ontvoerdā). Deze leden vragen graag welke handvatten de waarden uit de preambules en de bepalingen van artikel 1 en 25 bieden om christenvervolging aan te pakken en geloofsvrijheid te verbeteren voor de christenminderheid in MaleisiĆ«.
Antwoord
De overeenkomst biedt handvatten om op het gebied van mensenrechten
tussen partijen samen te werken. Zo herbevestigen partijen in de
preambule van het verdrag dat de partijen gehecht zijn aan de
eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten,
neergelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens,
aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN)
op 10 december 1948, en in andere relevante internationale
mensenrechteninstrumenten die op hen van toepassing zijn. Daarnaast
spreken partijen af om, ingevolge artikelen 1 en 25, samen te werken op
door de partijen overeen te komen terreinen ter bevordering en
bescherming van de mensenrechten. Deze samenwerking kan, onder meer, de
uitwisseling van optimale werkwijzen met betrekking tot de ratificatie
en tenuitvoerlegging van verdragen, de ontwikkeling en uitvoering van
nationale actieplannen en de rol en werking van de nationale
instellingen van de partijen op het gebied van de mensenrechten, de
totstandbrenging van een zinvolle, breed gefundeerde
mensenrechtendialoog en samenwerking met de relevante VN-organen op het
gebied van de mensenrechten, waaronder de vrijheid van religie en
levensovertuiging, omvatten.
De overeenkomst biedt dan ook ruimte om consequent aandacht te vragen voor de voor Nederland prioritaire mensenrechtenthemaās, waaronder geloofsvrijheid. Dit is dus ook mogelijk als onderdeel van de dialogen met MaleisiĆ«.
Aard en toepassingsgebied (artikelen 1 tot en met 4)
Bilaterale, regionale en internationale samenwerking (artikelen 3 en 4)
Samenwerking inzake internationale vrede, veiligheid en stabiliteit (artikelen 5 tot en met 9)
De leden van de SGP-fractie constateren dat het verdrag een interessante bepaling bevat voor misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan, waar ook de misdaad van agressie onder valt. Welke handvatten biedt dit artikel en overige diplomatieke inzet om de Maleisische houding te bespreken inzake OekraĆÆne en Rusland, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord
De partijen bij de overeenkomst bevestigen in artikel 6, eerste lid,
dat ernstige misdrijven die de internationale gemeenschap als geheel
aangaan niet ongestraft mogen blijven en moeten worden aangepakt door op
nationaal of internationaal niveau de nodige maatregelen te treffen,
overeenkomstig de wetgeving en internationale verplichtingen van de
partijen. Deze maatregelen kunnen diplomatieke, humanitaire en andere
vreedzame middelen omvatten, alsmede [samenwerking met] internationale
straftribunalen en rechtbanken. Daarnaast spreken partijen in het tweede
lid van dat artikel af dat zij internationale straftribunalen, waaronder
het Internationaal Strafhof, beschouwen als een belangrijke ontwikkeling
voor internationale vrede en rechtvaardigheid. In dat kader herhalen
partijen het belang van samenwerking met dergelijke tribunalen en
rechtbanken, overeenkomstig hun wetgeving en internationale
verplichtingen, en werken zij samen met het oog op de bevordering van
het op 17 juli 1998 te Rome tot stand gekomen Statuut van Rome inzake
het Internationaal Strafhof (Trb. 1999, 13) (artikel 6, derde
en vierde lid).
Ten slotte merkt de regering op dat de oorlog in Oekraïne regelmatig onderwerp van gesprek is bij diplomatieke contactmomenten met Maleisië. De overeenkomst biedt derhalve, middels onder meer dit artikel, aanvullende mogelijkheden om hieromtrent standpunten uit te wisselen.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de oorsprong van artikel 9 en of deze in veel andere verdragen is vastgelegd of dat het hier een unicum betreft. En waar en hoe pleit de regering voor meer gematigdheid in internationale betrekkingen?
Antwoord
De SGP-fractie verwijst naar de preambule en artikel 9 van de PSO.
In de preambule van de overeenkomst erkennen partijen de noties van
tolerantie, aanvaarding en wederzijds respect binnen een diverse, rijk
geschakeerde internationale gemeenschap, alsmede het belang van
gematigdheid. In artikel 9 van de overeenkomst spreken partijen
daarnaast af gematigdheid te betrachten in hun dialogen over
vraagstukken van gemeenschappelijk belang. Hierbij betrachten partijen,
waar passend, gematigdheid in regionale en internationale fora (artikel
9, tweede lid). Ook spreken partijen af om samen te werken om
gematigdheid te bevorderen, onder andere door activiteiten daartoe te
faciliteren en te ondersteunen en door optimale werkwijzen, informatie
en ervaringen uit te wisselen (artikel 9, derde lid).
De regering ziet dit principe als een inspanningsverplichting voor de
partijen bij deze overeenkomst om met wederzijdse tolerantie en respect
voor elkaars (mogelijk) uiteenlopende inzichten op te treden. Dit
uitgangspunt betracht de regering ook buiten de toepassing van deze
overeenkomst.
Samenwerking inzake handel en investeringen (artikelen 10 tot en met 17)
De leden van de D66-fractie constateren dat in januari is aangekondigd dat de onderhandelingen tussen de Europese Commissie en Maleisiƫ over een vrijhandelsakkoord opnieuw zijn gestart. Deze leden staan hier positief tegenover, ook in het licht van de positionering van de Verenigde Staten (VS) ten aanzien van de handel met Europa en de onzekerheid die dit veroorzaakt bij ondernemers, bedrijven en consumenten. Meer handelsbanden met derde landen los van de VS en China maakt Europa minder kwetsbaar, menen deze leden. Kan de regering aangeven wat haar verwachting met betrekking tot het verdere proces van deze onderhandelingen is en hoe de regering naar deze vrijhandelsovereenkomst kijkt, zo vragen zij.
Antwoord
Op 20 januari 2025 kondigden de EU en Maleisiƫ aan de onderhandelingen over een handelsakkoord te hervatten. Het tijdspad voor de onderhandelingen ligt nog niet vast, maar de verwachting is dat in de komende maanden de eerste onderhandelingsronde plaats zal vinden. Op dit moment vindt een inventarisatie van de Nederlandse belangen bij dit akkoord plaats.
De regering heeft over het algemeen een positieve grondhouding tegenover het onderhandelen en sluiten van handelsakkoorden, zo ook een handelsakkoord met Maleisiƫ. Handelsakkoorden dragen bij aan het versterken van relaties met derde landen, het diversifiƫren van handelsstromen en het verkleinen van afhankelijkheden. Bovendien kunnen via handelsakkoorden afspraken gemaakt worden over duurzame ontwikkeling, wat bijdraagt aan een gelijk speelveld. Uiteraard zal de regering zich gedurende de onderhandelingen inzetten voor een akkoord dat aansluit bij de Nederlandse belangen en zal bij de appreciatie van een uiteindelijk onderhandelaarsakkoord getoetst worden of dit het geval is alvorens overgegaan wordt tot besluitvorming.
Samenwerking inzake justitie en veiligheid (artikelen 18 tot en met 24)
Samenwerking in andere sectoren en op het gebied van wetenschap, technologie en innovatie (artikelen 25 tot en met 46)
Vormen van samenwerking (artikelen 47 tot en met 49)
Institutioneel kader (artikel 50)
Slotbepalingen (artikelen 51 tot en met 60)
3. EEN IEDER VERBINDENDE BEPALINGEN
4. KONINKRIJKSPOSITIE
De leden van de SGP-fractie constateren dat het verdrag geldt voor het Europese deel van het koninkrijk, en dat is vaker zo bij verdragen. Dat begrijpen deze leden mede gelet op de bijzonderheden van de behandelde onderwerpen. Ook begrijpen de aan het woord zijnde leden dit gelet op de gemengde overeenkomst tussen de EU en haar lidstaten met Maleisiƫ. Zijn er hierdoor voordelen van dit verdrag en andere verdragen die het Caribische deel van ons Koninkrijk mist?
Antwoord
Evenals eerdere samenwerkingsverdragen van de EU met derde landen zal
het onderhavige verdrag, mede ingevolge artikel 55 van het verdrag, voor
wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor het Europese
deel van Nederland kunnen gelden. Dit vloeit voort uit artikel 52,
tweede lid van het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen
Verdrag betreffende de Europese Unie (Trb. 1992, 74; hierna:
āVEUā) jo. Artikel 355 VWEU en de omstandigheid dat deze
verdragen alleen voor Europees Nederland zijn bekrachtigd. De
overeenkomst zal derhalve niet kunnen gelden (ook wel: āmedegeldenā)
voor Aruba, CuraƧao en Sint Maarten (hierna: āde CAS-landenā), en
evenmin voor Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (hierna: āde
BES-eilandenā). De CAS-landen en de BES-eilanden genieten ā ingevolge
artikelen 52 VEU en 355, tweede lid, VWEU jo. Besluit 2021/1764
van de Raad van 5 oktober 20214
ā wel de status van Landen en Gebieden Overzee (hierna:
āLGOā) waarmee zij onder het LGO-Associatieregime vallen.
Aangezien dit verdrag, en vergelijkbare samenwerkingsverdragen, niet
voor het Caribische deel van het Koninkrijk kunnen gelden, zijn de
voordelen, maar bovendien ook de verplichtingen, die uit deze verdragen
voortvloeien, in beginsel niet rechtstreeks dan wel indirect op hen van
toepassing.
De minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Voorstel van 1 augustus 2022 voor een Besluit van de Raad betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van MaleisiĆ«, anderzijds (2022/0222(NLE)). Beschikbaar via: https://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:3fbb0045-11a1-11ed-8fa0-01aa75ed71a1.0018.02/DOC_1&format=PDF).ā©ļø
Besluit (EU) 2022/1987 van de Raad van 13 oktober 2022 betreffende de ondertekening namens de Unie van de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van MaleisiĆ«, anderzijds (PbEU 2022, L 273/1).ā©ļø
Kamerstukken II 2022/2023, 32852, nr. 224.ā©ļø
Besluit (EU) 2021/1764 van de Raad van 5 oktober 2021 inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds (Besluit betreffende de LGO-associatie, met inbegrip van Groenland) (PbEU 2021, L 355/6).ā©ļø