Voortgangsbrief Versterkte Aanpak Online inzake extremistische en terroristische content
Terrorismebestrijding
Brief regering
Nummer: 2025D23229, datum: 2025-05-21, bijgewerkt: 2025-05-27 11:16, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Eindrapportage Project Online Content Moderatie 2022-2024
- Beslisnota bij Voortgangsbrief Versterkte Aanpak Online inzake extremistische en terroristische content
Onderdeel van kamerstukdossier 29754 -751 Terrorismebestrijding.
Onderdeel van zaak 2025Z10101:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-05-27 16:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-06-05 12:00: Procedures en brieven (zal geen doorgang vinden) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-06-19 14:15: Extra procedurevergadering commissie Justitie en Veiligheid (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
29 754 Terrorismebestrijding
Nr. 751 Brief van de minister van Justitie en Veiligheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 mei 2025
De online wereld is een vast onderdeel van ons leven en biedt ongekende mogelijkheden voor communicatie, innovatie en het verkrijgen van informatie. Tegelijkertijd kent deze digitale ruimte ook een schaduwzijde. Extremistische en terroristische groeperingen misbruiken online platformen om propaganda te verspreiden en in stand te houden, nieuwe leden te rekruteren en zelfs aanslagen voor te bereiden. Bovendien vindt het overgrote deel van radicalisering momenteel online plaats.1 Daarbij ziet de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) dat minderjarigen tussen de twaalf en zeventien jaar steeds vaker een terroristische dreiging vormen vanwege hun jihadistische of rechts-terroristische gedachtegoed.2 Dit beeld wordt bevestigd door recente aanhoudingen, waarbij ook minderjarigen betrokken waren.3 Het voorgaande onderstreept de noodzaak om voortdurend alert te blijven op de schaduwkanten van de online leefwereld. Het is essentieel om passende maatregelen te nemen om onze samenleving, zowel online als offline, weerbaar te maken tegen radicalisering en terrorisme — in het bijzonder waar het jongeren betreft.4
Het kabinet blijft zich inzetten om online extremisme en terrorisme aan te pakken. In de contourenbrief Versterkte Aanpak Online (december 2023)5 en de Kamerbrief Nadere Uitwerking Versterkte Aanpak Online (december 2024)6 heeft het kabinet uw Kamer een overzicht gegeven van de reeds genomen en geplande maatregelen. In deze brief ga ik, mede namens de staatssecretaris Participatie en Integratie, onder andere in op de dialoog met de internetsector, stand van zaken omtrent een pilot met de ReDirect-methode, nieuwe trainingen die zijn ontwikkeld, de lokale aanpak, digitale weerbaarheid, verschillende EU-initiatieven op contentmoderatie en het Project Online Content Moderatie (PrOCoM). Daarnaast besteed ik in deze brief in het bijzonder aandacht aan het voorkomen van online radicalisering van jongeren. Tot slot zal ik in deze brief ingaan op verschillende moties van en toezeggingen aan uw Kamer.
Sociale mediaplatformen
Een belangrijk onderdeel van de aanpak gericht op de preventie en bestrijding van online extremisme en terrorisme is een structurele nationale dialoog met de internetsector. Inmiddels hebben binnen deze dialoog zeventien gesprekken plaatsgevonden met verschillende typen online platformen, variërend van grote sociale mediaplatformen tot gaming- (gerelateerde) platformen. Op deze manier treed ik in contact met platformen die door het merendeel van de Nederlanders worden gebruikt, met name door jongeren. Tijdens de gesprekken zijn nadrukkelijk mijn zorgen geuit over risico’s voor jongeren en over platform-specifieke ontwerp- en beleidskeuzes, waaronder het afschalen van menselijke contentmoderatie ten gunste van geautomatiseerde contentmoderatie. Daarbij is telkens de eigen verantwoordelijkheid van online platformen op deze punten benadrukt. Daarnaast hebben operationele partners, waaronder de politie, in deze gesprekken aangegeven welke specifieke dreigingen zij op platformen zien binnen de Nederlandse context. Op dit punt zijn er aanvullende afspraken gemaakt, zoals het verbeteren van de medewerking aan opsporingsverzoeken. Dit stelt operationele partners in staat om onderzoeksgegevens effectiever met online platformen uit te wisselen. Ten slotte is het eerste gesprek met X (voorheen Twitter) noemenswaardig, waar de eerder benoemde zorgen nadrukkelijk onder de aandacht zijn gebracht. Daarbij is X expliciet aangesproken op het gebrek aan contentmoderatoren met kennis van de Nederlandse taal. Dit is van belang om de juiste beoordeling van content in de Nederlandse taal en cultuur mogelijk te maken. De verwachting is uitgesproken dat X het aantal Nederlandse contentmoderatoren op peil brengt. Ik volg het komende transparantieverslag in het kader van de digitaledienstenverordening om te zien of dit het geval is. Ondertussen verricht de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) een onderzoek naar de beste contentmoderatiepraktijken op zeer grote online platformen, inclusief X. De resultaten van dit onderzoek zullen na de zomer worden gedeeld met de Tweede Kamer en de Europese Commissie.
Tijdens één van de gesprekken is met een groot gamingplatform afgesproken om samen de mogelijkheden van een pilot op het gebied van een verbeterd veiligheidsdesign te verkennen. Het doel van deze pilot is het platform te ondersteunen bij het aanpakken van online gedrag van gebruikers dat mogelijk duidt op een neiging naar gewelddadig extremisme, onder andere door een betere koppeling met hulpverlening te realiseren. Voor het einde van het jaar zal ik uw Kamer hierover verder informeren. Verder zal het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) binnenkort van start gaan met een onderzoek naar de werking van online rekrutering voor terroristische en extremistische doeleinden op gaming- (gerelateerde) platformen. Dit onderzoek richt zich mede op de kwetsbaarheid van jongeren die actief zijn op deze platformen. Ik acht het van groot belang om specifiek aandacht te geven aan online gaming, aangezien er nog veel vragen zijn over de manieren waarop extremistische groeperingen jongeren via deze platformen benaderen. Hiermee geef ik opvolging aan één van de aanbevelingen uit het WODC-rapport ‘Radicale reclame op sociale media. Een onderzoek naar online rekrutering’, waarin wordt geadviseerd om specifiek de rol van gaming- (gerelateerde) platformen te onderzoeken.7 Ten slotte is dit jaar een WODC-onderzoek gestart naar de haalbaarheid van een duidingskader voor extremistische content, inclusief borderline content en extremistische memes.
ReDirect-methode
Een belangrijk onderdeel van de dialoog met de internetsector is het verkennen van mogelijkheden om in samenwerking met online platformen concrete instrumenten te ontwikkelen die bijdragen aan het tegengaan van online radicalisering. Deze gesprekken hebben ertoe geleid dat binnenkort kan worden gestart met een pilot met de ReDirect-methode. Mensen die online zoeken naar extremistische of terroristische content worden geconfronteerd met een informatieveld om hen door te geleiden naar online hulp. De pilot wordt in samenwerking met Meta binnen Nederland gelanceerd op de online platformen Facebook, Instagram en Threads. Gebruikers zullen worden doorgeleid naar een landingspagina van het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE), waarbij ook de mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van de, in opdracht van de NCTV, ontwikkelde online chatfunctie.8 Binnen deze chatfunctie kunnen jongeren anoniem en laagdrempelig chatten met experts op het gebied van radicalisering en extremisme. Indien nodig wordt vroegtijdig hulp geboden, zoals persoonlijke begeleiding of familieondersteuning via het LSE. Met het implementeren van een pilot met de ReDirect-methode geef ik gevolg aan de motie Kuik (CDA)9 en de toezegging aan het lid Boswijk (CDA).10 Ik zet erop in om met meerdere online platformen samen te werken zodat we dergelijke interventies breder implementeren en de mogelijkheden om vroegtijdig te interveniëren versterken. Hiervoor zal ik dan ook aandacht blijven vragen in de dialoog met de internetsector.
Lokale aanpak
De lokale aanpak vormt een essentieel onderdeel van de kabinetsinzet tegen radicalisering, extremisme en terrorisme, waarbij altijd sprake is van maatwerk. Met name waar het jongeren betreft is dergelijk maatwerk vereist — een noodzaak die ook door de AIVD in haar recente publicatie wordt onderstreept.11 Hieronder ga ik in op enkele aspecten van de online inzet binnen de lokale aanpak, met een bijzondere focus op jongeren. Hierin is op zowel nationaal als lokaal niveau een grote rol weggelegd voor preventie, bijvoorbeeld door het bevorderen van digitale weerbaarheid van jongeren, ouders en lokale professionals zoals jeugdwerkers en leerkrachten. Middels deze initiatieven wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Ceder (CU) en het lid Six Dijkstra (NSC), waarin de regering wordt verzocht in overleg met de NCTV te komen met een plan van aanpak digitale weerbaarheid ter voorkoming van radicalisering door sociale media.12
Gemeenten voeren de regie over de lokale aanpak en zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling en uitvoering ervan, in samenwerking met relevante partners. Met name gemeenten hebben aangegeven behoefte te hebben aan een duidelijker handelingsperspectief voor optreden in het online domein. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om verduidelijking van beschikbare bevoegdheden omtrent signalen over online radicalisering. Daarom werk ik op dit moment aan een aanvulling op de recent vernieuwde Handreiking voor de Lokale Aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme.13 Deze aanvulling richt zich op de mogelijkheden voor gemeenten om te handelen binnen het online domein in het kader van extremisme en terrorisme. In hoofdlijnen wordt ingegaan op basiskennis over de online dimensie van radicalisering, extremisme en terrorisme, en bevoegdheden van gemeenten. Ten slotte komen ook mogelijke interventies aan bod die betrekking hebben op het online domein binnen de lokale aanpak, bijvoorbeeld ten aanzien van het bevorderen van digitale weerbaarheid.
Online radicalisering kan snel gaan en relatief onopgemerkt plaatsvinden. Daarom is het van belang dat lokale professionals – en de samenleving in het algemeen – over de juiste kennis en handvatten beschikken om signalen vroegtijdig te herkennen zodat hierop effectief kan worden gehandeld. Hierover ben ik in gesprek met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Daarnaast zal het Rijksopleidingsinstituut tegen Radicalisering (ROR) een workshop ‘online radicalisering’ aanbieden voor lokale professionals. In deze workshop wordt onder andere ingegaan op wat online radicalisering inhoudt, welke processen hierbij een rol spelen en wat het handelingsperspectief voor professionals is.
Ook op Europees niveau is er aandacht voor het lokale domein, waarbij wordt ingezet op het versterken van kennis en handelingsperspectieven met betrekking tot (het herkennen van) online radicalisering. In samenwerking met Frankrijk en de Europese Commissie leidt Nederland dit jaar een serie werkgroepen binnen de EU Knowledge Hub on Prevention of Radicalisation. In deze werkgroepen komen professionals uit de praktijk samen om lokale ervaringen op Europees niveau uit te wisselen, met als doel het ontwikkelen van praktische handvatten. Inhoudelijk richten deze werkgroepen zich volledig op online radicalisering onder jongeren. Het doel is om op EU-niveau concrete en toepasbare handvatten te ontwikkelen, met bijzondere aandacht voor de ondersteuning van professionals op lokaal niveau. In juni 2025 vindt in Nederland één van de drie werkgroepen plaats.
Het versterken van digitale weerbaarheid is een belangrijke pijler binnen de preventieve aanpak van online radicalisering, waarbij passende en effectieve interventies op lokaal niveau van groot belang zijn. Op dit gebied werk ik intensief samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), waaronder bij het toekennen van de Versterkingsgelden. Vanuit de Versterkingsgelden worden diverse interventies ondersteund die bijdragen aan het versterken van de digitale weerbaarheid van jongeren. Zo werken gemeenten onder andere aan het vergroten van mediawijsheid. In deze lessen krijgen jongeren inzicht in hun eigen socialmediagebruik en leren ze de onderliggende mechanismen te herkennen die zorgwekkende online content effectief en aantrekkelijk maken. Daarnaast organiseren gemeenten online activiteiten waardoor jongerenwerkers in contact komen met jongeren die anders niet bereikt zouden worden. Door in te zetten op het leggen van contact kan eenzaamheid worden bestreden en voorkomen worden dat jongeren in een sociaal isolement raken, wat kan bijdragen aan vatbaarheid voor radicalisering.
Het versterken van digitale weerbaarheid is tevens een belangrijk onderdeel van de Actieagenda Integratie en Open en Vrije Samenleving. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) richt zich in deze agenda op het vergroten van bewustwording, het bieden van kennis en handelingsperspectief en het stimuleren van effectieve interventies op het gebied van digitale weerbaarheid. De agenda omvat tevens het (laten) uitvoeren van onderzoek en het faciliteren wetenschappelijk onderbouwde interventies en programma’s ter versterking van weerbaarheid en het tegengaan van extremisme. Hierbij is specifiek aandacht voor het versterken van de samenwerking tussen het sociale en het veiligheidsdomein.
Ten slotte werkt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) aan een publiekscampagne die zich primair richt op ouders en opvoeders, met als doel hen beter te informeren over kinderrechten in de digitale wereld. Door ouders handelingsperspectief te bieden en hen bewust te maken van de risico’s en rechten online, worden zij beter toegerust om hun kinderen te begeleiden in het maken van veilige en bewuste keuzes. Daarmee draagt de campagne bij aan het versterken van de digitale weerbaarheid van kinderen en sluit deze aan bij de bredere inzet op het voorkomen van online radicalisering. Daarnaast werkt BZK aan een strategie voor kinderrechten online, waarin de koers voor de komende jaren wordt uiteengezet op het gebied van kinderrechten online en waarbij bestaande initiatieven van maatschappelijke partners worden benut.
EU-initiatieven op contentmoderatie
Conform de motie van het lid Michon-Derkzen14 en mijn toezegging de Kamer te informeren over contentmoderatie15 zal ik hieronder de EU-initiatieven ten aanzien van contentmoderatie nader toelichten. Daarnaast verstuur ik in gezamenlijkheid met deze Kamerbrief de uitkomsten van het Project Online Content Moderatie (PrOCoM), conform dezelfde motie van het lid Michon-Derkzen.
In de eerste plaats is de digitaledienstenverordening (Digital Services Act, of DSA) van belang. Deze is sinds 17 februari 2024 van toepassing op tussenhandeldiensten, waaronder hostingbedrijven en online platformen. De DSA bevat verschillende bepalingen over contentmoderatie. Zo moeten alle aanbieders van tussenhandeldiensten in hun algemene voorwaarden beleid voor contentmoderatie opnemen en dat beleid ook zorgvuldig toepassen. Aanbieders van hostingdiensten, waaronder online platformen, zijn verplicht een toegankelijk en gebruiksvriendelijk meldsysteem beschikbaar te stellen waarmee melding kan worden gemaakt van illegale online inhoud, zoals terroristisch materiaal. Dit systeem moet bijdragen aan tijdige en zorgvuldige besluitvorming over de ingediende meldingen. Zeer ernstige strafbare feiten moeten proactief worden gemeld bij de bevoegde autoriteiten. Daarnaast verplicht de DSA online platformen om beleid te voeren ten aanzien van gebruikers die herhaaldelijk illegale inhoud verspreiden.
De DSA verplicht online platformen verder tot het nemen van
maatregelen om minderjarigen te beschermen. Voor de zomer van 2025 zal
de Europese Commissie richtsnoeren publiceren over de bescherming van
minderjarigen online, waarin wordt geadviseerd hoe online platformen een
hoog niveau van privacy, veiligheid en beveiliging voor minderjarigen
kunnen waarborgen. De bescherming van minderjarigen is ook onderdeel van
de toezichtprocedure die de Europese Commissie heeft ingesteld tegen het
bedrijf Meta.16 Voor zogenoemde zeer grote online
platformen geldt bovendien dat zij de systeemrisico’s die voortvloeien
uit het ontwerp of de werking van hun dienst moeten onderzoeken en
beperken. Deze systeemrisico’s omvatten onder meer de verspreiding van
illegale inhoud en de werkelijke of verwachte negatieve effecten ten
aanzien van de bescherming van minderjarigen. Sinds februari van dit
jaar geldt de Uitvoeringswet digitaledienstenverordening, en zijn de
Autoriteit Consument & Markt (ACM) en de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) officieel bevoegd om toe te zien op de naleving van de DSA door
tussenhandeldiensten die in Nederland zijn gevestigd. Eén van de
focusgebieden van de toezichthouders voor het komende jaar zal de
bescherming van minderjarigen zijn.
Ten tweede is in het kader van contentmoderatie de Verordening
Terroristische Online-Inhoud (hierna: TOI-Verordening) van belang. Als
toezichthouder detecteert en beoordeelt de Autoriteit online
Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) op grond van deze
wetgeving online terroristisch materiaal. De aanbieder van
hostingdiensten waarbij online terroristisch materiaal wordt gevonden
moet dit materiaal binnen een uur verwijderen of ontoegankelijk maken
zodra zij van de ATKM een verwijderingsbevel ontvangt. Aanvullend moeten
online platformen transparantieverslagen publiceren waarin wordt
aangegeven hoeveel verwijderbevelen zijn ontvangen en hoe hier opvolging
aan is gegeven. Wanneer een toezichthouder herhaaldelijk
verwijderbevelen stuurt naar een specifiek online platform, kan de
toezichthouder dit betreffende platform een zogenoemd
‘blootstellingsbesluit’ opleggen. In dat geval is het platform verplicht
om proactieve maatregelen te nemen om te voorkomen dat het in de
toekomst opnieuw terroristische content beschikbaar stelt.
De ATKM heeft conform de toezegging aan het lid Michon-Derkzen beleidsaanbevelingen met betrekking tot online terrorisme gedeeld, waarmee ik de toezegging als afgedaan beschouw.17 Zoals de ATKM heeft beschreven in haar jaarverslag, heeft zij zich in de eerste fase van haar operationalisering gericht op de beoordeling van online terroristisch materiaal met een jihadistisch en rechts extremistisch karakter. Zij treft bij de detectie en beoordeling hiervan ook veelvuldig materiaal aan dat op grond van de TOI-Verordening niet als terroristisch kan worden beoordeeld, maar wel problematisch is in relatie tot de bredere problematiek van online radicalisering en extremisme van met name jongeren. De ATKM kan zich in dit licht een meer integrale aanpak van deze online problematiek voorstellen, waarbij haar werkzaamheden, met in achtneming van haar onafhankelijke rol, aansluiten op de bredere inzet van de NCTV ten aanzien van online radicalisering, extremisme en terrorisme.
Als relatief jonge toezichthouder moet de ATKM de tijd en ruimte krijgen om uit te groeien tot gezaghebbende autoriteit in de bestuursrechtelijke aanpak van de online illegale inhoud waarvoor zij verantwoordelijk is. Tegelijkertijd waardeer ik het dat we op grond van eerdergenoemde constateringen door de ATKM ons beleid ten aanzien van online terrorisme verder kunnen vormgeven. We staan in contact met de ATKM over de wijze waarop deze organisatie gezien haar toezichthoudende rol hieraan binnen de wettelijke kaders concreet kan bijdragen. In gesprekken met de ATKM heb ik daarnaast mijn groeiende zorg over de snelle online radicalisering van jongeren benadrukt. Ook het gebruik van rechtsextremistische en jihadistische memes en emoji’s is onder de aandacht gebracht van de ATKM.18 Ik spreek mijn waardering uit voor het waardevolle werk dat de ATKM tot nu toe heeft verricht en zie uit naar hun verdere inzet om in samenwerking met mijn ministerie online terrorisme versterkt aan te pakken.
Een aanvullend beleidsmatig instrument op EU-niveau betreft het EU Internet Forum, een samenwerkingsverband waar EU-lidstaten, EU-instellingen en online platformen samenkomen om illegale en onwenselijke (bijvoorbeeld borderline) online content tegen te gaan. Hierin kunnen best practices en nieuwe inzichten ten aanzien van contentmoderatie worden uitgewisseld. Daarnaast zijn twee gedragscodes relevant: de Gedragscode tegen illegale haatzaaiende uitlatingen op het internet en de Gedragscode betreffende desinformatie. In de genoemde Gedragscode tegen illegale haatzaaiende uitlatingen op het internet is vastgelegd dat sociale mediaplatformen meldingen van haatzaaiende uitlatingen binnen 24 uur moeten behandelen en verwijderen. In de Gedragscode betreffende desinformatie verbinden de ondertekenende online platformen zich aan extra toezeggingen om de verspreiding van desinformatie terug te dringen, en scherpen zij bestaande afspraken aan. De naleving van deze toezeggingen door ondertekenende online platformen zal vanaf 1 juli 2025 jaarlijks onderworpen worden aan een onafhankelijke audit in het kader van de DSA. Naast deze EU-initiatieven op het gebied van contentmoderatie verdient tot slot ook het CounteR-project binnen EU Horizon 2020 aandacht. Dit project ontwikkelt geavanceerde software die radicaliserende online content vroegtijdig detecteert en verwijdert, met waarborgen voor privacy en gegevensbescherming.
Mogelijke knelpunten in relevante wetgeving zal ik nader onderzoeken door de evaluatieprocessen van de Europese Commissie nauwgezet te volgen en daar zo nodig actief aan bij te dragen. Zo wordt binnenkort de TOI-Verordening geëvalueerd. In dat kader zal ik het WODC de opdracht geven om eventuele verbeterpunten en lacunes in de wetgeving expliciet in kaart te brengen. Ten slotte zal de minister van Economische Zaken de evaluatie van de DSA door de Europese Commissie in 2027 nauwgezet volgen.
Project Online Content Moderatie (PrOCoM)
Met betrekking tot de aanpak van illegale content in de volle breedte, is het noemen van het Project Online Content Moderatie (PrOCoM) van belang. Dit project heeft een publiek-private samenwerking tot stand gebracht waar onderwerpen kunnen worden besproken met betrekking tot content die strafbaar of evident onrechtmatig is, dan wel anderszins ongewenste elementen bevat.19 Daarnaast is het handelingsperspectief van slachtoffers van online grensoverschrijdend gedrag uitgebreid met de mogelijkheid om een verwijderverzoek in te dienen via Helpwanted (onderdeel van Offlimits). Burgemeesters worden ondersteund met een handelingskader met betrekking tot online aangejaagde openbare orde problematiek. Tenslotte is verder geïnvesteerd in het verhogen van het kennisniveau en het vergroten van de expertise binnen de rijksoverheid met betrekking tot internet-gerelateerde onderwerpen. Het eindverslag van dit project is als bijlage toegevoegd aan deze brief.
Tot slot
De digitale wereld ontwikkelt zich in hoog tempo en brengt zowel kansen als risico’s met zich mee. In deze brief ben ik nader ingegaan op de huidige inzet in het tegengaan van online extremisme en terrorisme met bijzondere aandacht voor jongeren. Bij deze aanpak blijft het bewaken van fundamentele rechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, van groot belang — maar vraagt om een zorgvuldige balans met maatregelen die online radicalisering tegengaan en de veiligheid bevorderen. Vrijheid en veiligheid zijn geen tegenpolen, maar vereisen wel voortdurende afweging en waakzaamheid, zodat het internet een ruimte blijft waarin fundamentele rechten worden beschermd én misbruik wordt tegengegaan. In het najaar van 2025 zal ik in een volgende brief nader ingaan op de verdere ontwikkelingen in de aanpak van online extremisme en terrorisme.
De minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 2023/02.↩︎
Kamerstuk 29 754, nr. 749.↩︎
Zie ook: https://www.om.nl/actueel/nieuws/2025/04/22/14-aanhoudingen-in-verband-met-opruiing-tot-terrorisme-op-sociale-media↩︎
Het gaat hierbij om de leeftijdsgroep van 10 tot en met 22 jaar.↩︎
Kamerstuk 29 754, nr. 690.↩︎
Kamerstuk 29 754, nr. 735.↩︎
‘Radicale reclame op sociale media', NSCR, in opdracht van het WODC, september 2024. Kamerstuk 29 754, nr. 729.↩︎
Kamerstuk 29 754, nr. 658.↩︎
TZ202312-032.↩︎
Zie ook: https://www.aivd.nl/documenten/publicaties/2025/04/03/een-web-van-haat↩︎
Kamerstuk 26 643, nr. 1300.↩︎
Zie ook: https://www.nctv.nl/actueel/nieuws/2024/09/05/nu-online-vernieuwde-handreiking-lokale-aanpak↩︎
Kamerstuk 29 754, nr. 738.↩︎
TZ202412-152.↩︎
Zie ook: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/ip_24_2664↩︎
TZ202412-151.↩︎
Hiermee voldoe ik aan de motie van het lid Mutluer (GL-PvdA), zie ook: Kamerstuk 29 754, nr. 717.↩︎
PrOCoM is een initiatief van het Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving (DGRR), Directie Rechtshandhaving en Criminaliteitsbestrijding (DRC) met steun van een interdepartementale stuurgroep, waarin ook de NCTV is vertegenwoordigd.↩︎