[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op verzoek commissie over de de keuze om de maatregel Structureel maken RVU-drempelvrijstelling (Regeling voor Vervroegd Uittreden) op te nemen in het wetsvoorstel Belastingplan 2026 en niet als een zelfstandig wetsvoorstel in het Belastingplanpakket

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)

Brief regering

Nummer: 2025D23429, datum: 2025-05-22, bijgewerkt: 2025-05-28 15:59, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36602 -158 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025).

Onderdeel van zaak 2025Z10248:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36602 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025)

Nr. 158 Brief van de staatssecretaris van Financiën

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 mei 2025

De vaste commissie voor Financiën heeft naar aanleiding van de Fiscale Beleids-en uitvoeringsagenda1 gevraagd waarom de keuze is gemaakt om de maatregel Structureel maken RVU-drempelvrijstelling (Regeling voor Vervroegd Uittreden) op te nemen in het wetsvoorstel Belastingplan 2026 en niet als een zelfstandig wetsvoorstel in het Belastingplanpakket. Ik zal eerst ingaan op de wijziging van de RVU en daarna kort toelichten wanneer maatregelen, in algemene zin, in het Belastingplan worden opgenomen. Tot slot wordt aangegeven waarom het gewenst is om deze maatregel op te nemen in het Belastingplan 2026.

Bij het Pensioenakkoord van 2019 is de tijdelijke fiscale drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegde uittreding (RVU) afgesproken.2 Vanaf 2021 kunnen werknemers drie jaar voor AOW-leeftijd stoppen met werken met een uitkering gelijk aan de AOW-uitkering zonder dat de werkgever hierover een pseudo-eindheffing is verschuldigd.3 Tot het bedrag van de RVU-drempelvrijstelling (€ 2.273 per maand in 2025) is een werkgever geen 52% pseudo-eindheffing verschuldigd over uitkeringen aan een werknemer met een RVU. Dit is een tijdelijke maatregel tot en met 31 december 2025. In oktober 2024 hebben werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties en het kabinet een onderhandelaarsakkoord bereikt ‘Gezond naar het pensioen’. 4 In dat akkoord is onder andere afgesproken dat de tijdelijke RVU-drempelvrijstelling vanaf 2026 in stand blijft met afspraken over betere gerichtheid en een systematiek van gezamenlijke monitoring en ijkmomenten. Om de RVU-drempelvrijstelling vanaf 2026 in stand te laten is een wetswijziging nodig met inwerkingtreding per 1 januari 2026. Het in het Belastingplan 2026 op te nemen voorstel betreft een voortzetting van de bestaande RVU-drempelvrijstelling, het verhogen van de RVU-drempelvrijstelling met € 300 per maand, het stapsgewijs verhogen van het tarief van de pseudo-eindheffing (het RVU-heffingspercentage voor RVU’s boven de drempelvrijstelling) en het opnemen van een evaluatie- en monitoringsbepaling. Daarnaast wordt de wettekst van de berekening van de RVU-drempelvrijstelling technisch verbeterd.5 De omvang van deze maatregelen is qua wetgeving beperkt.

Het kabinet heeft het wetsvoorstel Belastingplan 2026 zoveel mogelijk beperkt tot noodzakelijke maatregelen. Dit zijn voornamelijk maatregelen waar een wezenlijk budgettair belang mee gemoeid is of met ingang van 1 januari van het volgende kalenderjaar in werking moeten treden. Dit geldt bijvoorbeeld voor maatregelen die vanwege een politieke noodzaak of toezegging aan uw Kamer voor 1 januari 2026 in het Staatsblad moeten zijn opgenomen of voor maatregelen die een budgettaire samenhang kennen met de begroting voor 2026. Tegelijkertijd biedt het Belastingplan ook een voortvarendheid in het wetgevingsproces dat wenselijk kan zijn om maatschappelijke problemen, een technische omissie of een heffingslek met urgentie aan te pakken.

De voorgestelde wijziging van de RVU-drempelvrijstelling rechtvaardigt zowel qua inhoud als qua omvang niet een zelfstandig wetsvoorstel. Het is echter wel van belang dat deze maatregel per 1 januari 2026 inwerking treedt en daarom is ervoor gekozen om deze voorgestelde wijziging in het wetsvoorstel Belastingplan 2026 op te nemen.

Ik sta achter het voorgestelde pakket Belastingplan 2026 in zijn huidige vorm en de keuzes die tijdens het samenstellen van het pakket zijn gemaakt. Ik zie op dit moment geen aanleiding om daar wijzigingen in aan te brengen. Indien er vanuit uw kamer voor de maatregel Structureel maken RVU-drempelvrijstelling (Regeling voor Vervroegd Uittreden) een expliciete en breed gedragen wens voor een zelfstandig wetsvoorstel binnen het pakket Belastingplan 2026 wordt uitgesproken ben ik bereid om dit in overweging te nemen.

De staatssecretaris van Financiën,

T. van Oostenbruggen


  1. Kamerstuk 32 140, nr. 251.↩︎

  2. Kamerstuk 32 043, nr. 457.↩︎

  3. Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen, Stb. 2021, 20.↩︎

  4. Kamerstuk 32 043, nr. 663.↩︎

  5. Artikel 32ba, zevende lid, Wet LB 1964.↩︎