Schriftelijk beantwoording van vragen gesteld tijdens de eerste termijn van het wetgevingsoverleg, gehouden op 19 mei 2025, over de Wet collectieve warmte (Kamerstuk 36576)
Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)
Brief regering
Nummer: 2025D23911, datum: 2025-05-23, bijgewerkt: 2025-05-26 13:37, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36576 -29 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte).
Onderdeel van zaak 2025Z10458:
- Indiener: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-05-27 16:15: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-06-19 09:30: Extra procedurevergadering commissie K&GG (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
- 2025-07-01 17:30: Procedurevergadering vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei (Procedurevergadering), vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei
Preview document (🔗 origineel)
36 576 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)
Nr. 29 Brief van de minister van Klimaat en Groene Groei
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2025
Tijdens het wetgevingsoverleg over het wetsvoorstel Wet houdende regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte) hebben de leden van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei in het tweede blok van de eerste termijn, vragen gesteld die ter plekke niet meer beantwoord konden worden. Bijgevoegd vindt u, conform de afspraak met de commissie, de beantwoording van de vragen.
De minister van Klimaat en Groene Groei,
S.T.M. Hermans
Blok 1: Kostengebaseerd tarief en limiet
1
Waar kunnen huishoudens heen als ze na aansluiting op een warmtenet 150% meer kosten per maand hebben? Kan de minister aangeven waar die huishoudens kunnen aankloppen? Bij de behandeling van de WGIW heeft het Het lid Postma heeft een motie ingediend om ervoor te zorgen dat er 1 loket komt waar mensen zich kunnen melden. Hoe staat het met dit loket? Hoe worden huishoudens vervolgens gecompenseerd? (Postma, NSC)
Antwoord
Uitgangspunt is dat met de Wet collectieve warmte (hierna: Wcw) en eventueel aanvullend flankerend beleid de warmtelevering betaalbaar is ten opzichte van gangbare alternatieven. Voor excessieve tarieven ten opzichte van andere kavels is in het wetsvoorstel een tarieflimiet opgenomen. In het geval er desondanks dit soort situaties zouden ontstaan, kunnen huishoudens een klacht over het warmtetarief in de eerste plaats bij het warmtebedrijf zelf indienen. Voor een individueel geschil over de rekening kan men vervolgens naar de geschillencommissie Energie (net als bij elektriciteit en gas). Voor handhaving van een juiste toepassing van de tariefregulering kan de verbruiker zich wenden tot de ACM. Hier kan men een klacht indienen. Daarnaast kunnen bewoners voor ontzorging en advies over de verduurzaming van hun huis terecht bij energieloketten. Iedere gemeente heeft een energieloket. Deze loketten worden doorontwikkeld in een Energiehuis (onderdeel van de Nederlandse aanvraag bij de EC voor het Social Climate Fund).
2
Is het mogelijk om vastrecht zo laag mogelijk te houden door het vastrecht te differentiëren (bijv. oppervlakte van woningen)? (Postma, NSC)
Antwoord
Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om bij lagere regelgeving de vaste tarieven te differentiëren. Het kabinet is van plan om dit te regelen voor fase 2 van het wetsvoorstel. De ACM kan dan vaste tarieven differentiëren. Uitgangspunt is dat de vaste kosten eerlijk over verbruikers worden verdeeld, waarbij verbruikers die meer gebruik maken van de capaciteit van het netwerk ook meer betalen. Dit kan resulteren in differentiatie bijvoorbeeld op basis van de oppervlakte van de woning, of piekverbruik van warmte. De ACM zal een geschikte parameter kiezen voor differentiatie, waarbij ze naast eerlijkheid ook rekening zal houden met de uitvoeringslast. Differentiëren op basis van huisoppervlakte vereist bijvoorbeeld dat warmtebedrijven informatie verzamelen over de grootte van de woningen van hun klanten, welke informatie ze op dit moment niet hebben. Omdat dit verder onderzoek vereist, is het niet wenselijk om de precieze manier van differentiatie nu al in de wet of in de AMvB vast te leggen.
Uiteraard zorgt differentiatie er enkel voor dat de totale kosten anders over aangeslotenen worden verdeeld. De verlaging van het vastrecht voor sommige verbruikers zal resulteren in een verhoging voor andere verbruikers. Het vaste tarief kan voor nieuwe aansluitingen ook omlaag worden gebracht via een subsidie, zoals de SAH (Stimulering Aardgasvrije Woningen). Ook de WIS (Warmtenetten Investeringssubsidie) kan hiervoor worden gebruikt.
3
Hoe wil de minister zorgen voor een meest aantrekkelijke offer/An offer they can't refuse? Wanneer duidelijkheid over deze oplossing? Hoe om te gaan met voorstellen uit Warmtebod om aantrekkelijk aanbod te kunnen doen (vastrecht subsidiëren via dekking Energiebelasting) of idee om collectieve warmte huishoudens lagere vastrecht elektriciteit te laten betalen? (Grinwis, CU)
Antwoord
De betaalbaarheid van warmte is cruciaal. Bewoners stappen niet over op collectieve warmte als het niet aantrekkelijk is. Op dit moment wordt de betaalbaarheid geborgd via de Niet-Meer-Dan-Anders-methodiek. Daardoor betalen huishoudens op een warmtenet in principe nooit meer dan de gemiddelde kosten bij een gasgestookte Cv-ketel. In het wetsvoorstel is opgenomen dat dit in fase 1 van de tariefregulering zo blijft.
Het kabinet is van mening dat de overgang naar fase 2 alleen kan worden gemaakt als de relatieve betaalbaarheid is geborgd. Hiervoor zijn meerdere instrumenten denkbaar, zoals ook genoemd in de recente Kamerbrieven. Een van de ideeën is een relatieve prijsgarantie. Voor de concrete uitwerking bleek dit nu nog te vroeg. Er zijn op dit moment nog te veel onduidelijkheden over zowel de kosten van warmtenetten als de alternatieven. Ontwikkelingen als ETS2 en gedifferentieerde netwerktarieven hebben waarschijnlijk grote invloed op het verschil in betaalbaarheid tussen een collectieve warmtevoorziening en een Cv-ketel of warmtepomp.
De ACM is nu bezig om met de sector beter in kaart te brengen wat de kosten per collectief warmtesysteem zijn. Dat gaat veel inzicht brengen. Pas wanneer de relatieve betaalbaarheid voor eindgebruikers ten opzichte van de gangbare alternatieven (nu aardgas en later warmtepomp) is geborgd, zal het kabinet overgaan tot invoering van kostengebaseerde tarieven (fase 2). Wanneer aanvullend instrumentarium noodzakelijk blijkt, zal besluitvorming daarover plaatsvinden. Bij die inventarisatie zal ik gemeenten, warmtebedrijven en andere relevante organisaties betrekken. Concrete ideeën en voorstellen, waaronder in het Warmtebod en het IBO Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur (gedifferentieerde vastrecht kosten), die gedaan worden t.b.v. de relatieve aantrekkelijkheid van collectieve warmte zijn onderdeel van de inzet van het kabinet voor het vinden van de beste oplossing. De overstap van fase 1 naar 2 duurt naar verwachting 2 tot 4 jaar.
4
Zijn onderstaande passages uit uw Kamerbrief ‘actualisatie
randvoorwaarden collectieve warmte’ strijdig met elkaar?
P.4: “Pas wanneer de relatieve betaalbaarheid voor eindgebruikers ten
opzichte van de gangbare alternatieven (nu gas en later warmtepomp) is
geborgd, zal het kabinet overgaan tot invoering van kostengebaseerde
tarieven (fase 2).”
P.5: “Bovengenoemde bestaande subsidies dragen bij aan de betaalbaarheid
van collectieve warmte maar bieden in fase 2 van de tariefregulering nog
niet de zekerheid voor eindgebruikers dat ze daadwerkelijk een tarief
krijgen dat concurreert met het gangbare alternatief.” (Naar aanleiding
van schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Klimaat en Groene
Groei)
Antwoord
De passages zijn niet strijdig met elkaar, de tweede vult de eerste aan. Bestaande subsidies, zoals de WIS en SDE++, verlagen de kosten van warmtenetten. Daarmee dragen ze bij aan de betaalbaarheid ervan.
Als in fase 2 het NMDA-tarief wordt losgelaten staat niet op voorhand vast dat deze subsidies verbruikers de zekerheid bieden dat hun warmtetarieven kunnen concurreren met het gangbare alternatief. Ook de tarieflimiet borgt dat niet, die zorgt ervoor dat tariefverschillen tussen warmtekavels niet onevenredig hoog zijn. Daarom zal het kabinet voorafgaand aan invoering van fase 2 onderzoeken of en zo ja, welk aanvullend instrumentarium nodig is om de relatieve betaalbaarheid te borgen. Pas wanneer de relatieve betaalbaarheid t.o.v. gangbare alternatieven geborgd is, zal het kabinet overgaan tot invoering van kostengebaseerde tarieven.
5
In de brief van de minister over randvoorwaarden van de Wcw staat dat alleen wanneer tarieven concurrerend zijn met gangbare alternatieven er voldoende draagvlak zal zijn voor warmtenetten. Wat vindt de Minister ervan om dit in de wet op te nemen? (Postma, NSC)
Antwoord
In de Nota naar aanleiding van het verslag en de Kamerbrief van 18 april is aangegeven dat we pas overstappen op kostengebaseerde tarieven als de betaalbaarheid ten opzichte van alternatieven geborgd is. Het kabinet kijkt welwillend naar een voorstel van de Kamer tot opnemen hiervan in de wet.
6
Hoe gaat het kabinet draagvlak voor collectieve warmte weer opnieuw opbouwen? Wat doet het kabinet om huurders en vve’s structureel te beschermen tegen tariefverhogingen? (Beckerman, SP)
Antwoord
Het onderzoek van PBL ‘Aardgasvrij: goed idee, maar’ toont aan dat bewoners liever een publiek warmtebedrijf hebben. Gemeenten hebben aangegeven publiek meerderheidsbelang nodig te hebben voor het uitvoeren van hun regierol in de warmtetransitie. Met een snelle invoering van de Wcw wordt er duidelijkheid gegeven aan de sector en geven we gehoor aan de wens van gemeente en verbruiker. Het kabinet toont zich betrouwbaar door de eerdere keuze voor publiek meerderheidsbelang wettelijk te verankeren.
De Wcw introduceert een tariefregulering waarbij tarieven gebaseerd zijn op de efficiënte kosten van de warmtevoorziening, in plaats van op de gasreferentie. Dit voorkomt dat gebruikers hogere tarieven dan nodig betalen. ACM zal toezicht houden op de tariefstelling en ervoor zorgen dat tarieven eerlijk en transparant zijn.
Om het draagvlak te vergroten doet het kabinet ook de belofte dat de overstap naar fase 2 pas plaatsvindt als relatieve betaalbaarheid geborgd is. Indien nodig komt er aanvullend instrumentarium. Deze belofte biedt structurele bescherming tegen tariefverhogingen voor alle gebruikers, ook VvE en huurders.
7
Fase 2: kostengebaseerde tarieven. Kan bij lage kosten leiden tot lage tarieven. Is echter ook risico dat kosten uit klauwen gaat lopen. Worden tarieven hier dan ook op gebaseerd? Gaan de huishoudens dan veel en veel meer betalen? Ziet de minister dit risico ook? (Kops, PVV)
Antwoord
Kostengebaseerde tarieven kunnen lager zijn, maar kunnen ook hoger zijn. Om de hoogte van kostengebaseerde tarieven te beperken, is in de eerste plaats belangrijk dat gemeenten efficiënte keuzes maken bij het toewijzen van kavels. ACM zal toezicht houden op de tariefstelling en ervoor zorgen dat tarieven eerlijk en transparant zijn. Daarnaast zullen er prikkels zijn om efficiency te bevorderen. Tot slot heeft het kabinet aangegeven dat de overstap naar kostengebaseerde tarieven pas plaatsvindt als de relatieve betaalbaarheid voldoende geborgd is, bijvoorbeeld met flankerend beleid.
8
Uitvoerbaarheid:
Huidige uitwerking van de kostengebaseerde tarieven: Wij hebben daar als
Kamer een briefing over gehad. Ik denk dat ik maar ook veel andere
collega's wel schrokken van de complexiteit die er nu bij komt kijken in
de uitwerking hiervan. Dat leidt mogelijk ook tot forse extra kosten,
omdat er heel veel mensen aangenomen moeten worden bij deze warmtenetten
om überhaupt al die informatie boven water te krijgen en om daarover te
rapporten. Dat zijn kosten die doorberekend worden aan de gebruikers van
het net.
Hoeveel mensen moeten al die bedrijven bijvoorbeeld bij een net in
dienst hebben om dit te kunnen regelen en hoeveel moet de ACM er extra
hebben? Welke versimpelingen zijn er nog nodig, vraag ik aan de
minister. Is zij bereid daarnaar te kijken?
Tariefverschillen
Hoe wordt voorkomen dat de tarieven in verschillende regio's te veel met
elkaar uit de pas gaan lopen? Het gaat onder deze systematiek immers
gebeuren dat een warmtenet in de ene regio fors duurder kan uitvallen
dan in de andere regio. Op dit moment socialiseren de private partijen
deze tarieven: over het hele bedrijf heen hanteert men soortgelijke
tarieven. Hoe voorkomen we dat de nieuwe marktordening ervoor zorgt dat
de ene gemeente een totaal ander tarief vraagt aan een gebruiker van het
warmtenet dan een andere gemeente? Als dat te veel uit de pas gaat
lopen, dan denk ik dat het draagvlak ook snel verdwijnt. (Erkens,
VVD)
Antwoord
Uitvoerbaarheid
In fase 2 moeten warmtebedrijven onder meer gegevens over kosten die de ACM nodig heeft voor het vaststellen van tariefformules, aan de ACM verstrekken. Ten behoeve van de regeldruktoets is dit in beeld gebracht. De toets en de reactie hierop van de ATR geven geen aanleiding om te denken dat dit onwerkbaar is voor warmtebedrijven. Verder heeft de ACM ook ervaring met kostengebaseerde regulering in verschillende sectoren, zoals bij netbeheerders van elektriciteit en gas, en heeft expertise om dit ook bij warmte uit te voeren. De ACM geeft ook aan dat de hoeveelheid werk voor grote collectieve systemen in lijn is met de hoeveelheid werk voor andere sectoren. De ACM heeft al middelen gekregen voor haar toezichtstaken. Voor kostengebaseerde regulering heeft de ACM een verzoek ingediend voor aanvullende middelen, daar loopt nog besluitvorming over. Voor kleine collectieve systemen zoeken we samen met de ACM en de sector naar een uitvoerbare invulling van kostengebaseerde regulering. Ondanks de gesprekken is er nog geen bevredigende oplossing gevonden, de materie is complex en we willen wat langer tijd nemen om de goede keuzes te maken. De Wcw biedt die ruimte, we kunnen in lagere regelgeving daar nog nadere keuzes over te maken.
Tariefdifferentiatie
Om tariefdifferentiatie te beperken, is tarieflimiet opgenomen. Ook het vaststellen van grotere kavels kan differentiatie tussen wat verschillende verbruikers betalen, kleiner maken.
9
Tarieven die op werkelijke kosten zijn gebaseerd bieden geen stimulans om op de centen te letten voor warmtebedrijven. Hoe moeten we dat zien? Graag een reactie. (Kops, PVV)
Antwoord
De wet bepaalt dat tarieven efficiëntieprikkels moeten bevatten. De ACM ziet erop toe dat tarieven alleen de noodzakelijke, efficiënte kosten bevatten. Ze gebruikt hiervoor verschillende instrumenten:
Opstellen van regulatorische accounting regels, die voorschrijven welke kosten toegerekend mogen worden aan de levering van warmte aan huishoudens
Toetsen van investeringsplannen op noodzakelijkheid en redelijkheid
Vaststellen van kostennormen, bijvoorbeeld op basis van de kosten van vergelijkbare warmtesystemen of op basis van de verwachte kosten in het uitgewerkte kavelplan
Kritisch toetsen van de kosten die warmtebedrijven rapporteren.
10
Aan welk percentage denkt de minister voor de tarieflimiet? Zouden we over de verschillen in tarieven tussen mensen meer in de wet moeten vastleggen? (Rooderkerk, D66)
Antwoord
Het is niet wenselijk om in de wet vast te leggen wat de tariefverschillen mogen zijn. Het percentage van de tarieflimiet kan namelijk pas goed worden bepaald als het duidelijk wordt wat de verwachte verschillen tussen kostengebaseerde tarieven zullen zijn. De tarieflimiet kan dan zo gesteld worden dat deze:
voldoende bescherming biedt tegen excessieve tarieven,
zonder dat de opslag op warmtetarieven te hoog wordt, en
zonder dat de uitvoeringslasten te hoog worden.
11
Is het kabinet bereid een wettelijk maximumtarief te hanteren, zoals in de wet, zoals vereniging eigen huis en de woonbond voorstellen? (Beckerman, SP)
Antwoord
Met de tarieflimiet in de Wcw kan een maximum op het kostengebaseerde tarief worden gelegd om excessief hoge kosten te voorkomen. Dit is nu kostendekkend vormgegeven in de wet, door een vereveningsfonds te vullen met een toeslag voor alle warmteverbruikers. Daarnaast verkent het kabinet een “relatieve prijsgarantie” op het maximumtarief voor eindgebruikers te koppelen aan de kosten van het meest gangbare alternatief. Een “absoluut maximumtarief” verhoudt zich slecht tot kostengebaseerde tarieven: de consequentie is dat warmtebedrijven noodzakelijke efficiënte kosten niet in rekening kunnen brengen. Duurdere, maar maatschappelijke wenselijke warmtenetten zullen dan niet worden aangelegd. Tevens brengt dit leveringszekerheid van bestaande netten en investeringsbereidheid in gevaar.
12
Plan is dat dit het vereveningsfonds gedekt wordt door een toeslag die betaald wordt door alle gebruikers van warmtenetten. Kan de minister aangeven wat hier de maandelijkse hoogte van zal zijn voor huishoudens. Gaat het dan om enkele centen extra, euro’s of tientjes? Moet dit fonds niet breder gevuld worden? (Postma, NSC)
Antwoord
Op dit moment is hier nog niets over te zeggen. De tariefregulering moet eerst verder worden uitgewerkt in het Besluit collectieve warmte (Bcw) en vervolgens door de ACM. Pas daarna ontstaat inzicht in de tariefverschillen en de inzet van de tarieflimiet. Dit inzicht zal er zijn voordat kostengebaseerde tarieven ingaan. De gedachte is wel dat de tarieflimiet alleen excessen beperkt. De belofte van het kabinet om pas over te stappen naar kostengebaseerde tarieven fase 2 als de relatieve betaalbaarheid geborgd is geldt ook voor de toeslag voor een tarieflimiet.
13
Het vereffeningsfonds wordt alleen betaald door warmtegebruikers. Ik snap de behoefte om prijsverschillen te vereveneng. Een optie is minderheidsaandeel van nationale deelneming warmte op hele grote schaal kosten kan vereffenen. Een verschil met vereffeningsfonds is dat die alleen bij calamiteit terwijl zo'n deelneming permanent werkt voor de verevening van de prijsverschillen? (Kröger, GL-PvdA)
Antwoord
Een tarieflimiet vereffent alle grote kostenverschillen, niet alleen bij calamiteiten. Verevening via nationale deelneming is niet goed uitvoerbaar. Er zouden eerst kosten moeten worden toegerekend aan de nationale deelneming om die vervolgens te verevenen. De nationale deelneming zou ook andere aandeelhouders moeten compenseren van warmtebedrijven die niet hun kosten mogen doorberekenen.
14
In de technische briefing was de ACM klip- en klaar: kostengebaseerde tarieven voor alle kleine collectieve warmtesystemen zijn niet haalbaar en uitvoerbaar. Daarom stelt de toezichthouder voor om te werken met een kostengebaseerd referentietarief voor de klein collectieve warmtesystemen. Dit kan, zo begrijp ik, in lagere regelgeving worden geregeld. Is de minister bereid om op zijn minst als het gaat om de kleine collectieve warmtesystemen hiervoor te kiezen? (Grinwis, CU)
Antwoord
Ik ben bekend met dit standpunt van de ACM. Voor kleine collectieve warmtesystemen zal kostengebaseerde regulering naar verwachting eenvoudiger worden ingevuld. Hierover zijn we in gesprek met de ACM. Een kostengebaseerd referentietarief behoort tot de mogelijkheden. De wet biedt daar inderdaad de ruimte voor. Het kabinet is bereid om daarvoor te kiezen als dat nodig is voor de uitvoerbaarheid. De ACM krijgt de gelegenheid om een UHT (uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets) uit te voeren op de invulling van tariefregulering voor kleine systemen.
15
Nederlandse warmtenetten hebben relatief hoge warmteverliezen en dat tikt door in de prijs. Die verliezen lopen hier richting de 30%, terwijl men in Zweden gemiddeld niet boven de 10% uitkomt. Dat onderstreept het belang van voldoende prikkels voor warmtebedrijven om doelmatig, kostenefficiënt en met zo min mogelijk warmteverliezen te werken. Hoe gaat de minister hiervoor zorgen? Is het niet verstandig om ervoor te zorgen dat hier aan de voorkant meer op gestuurd kan worden? (Flach, SGP)
Antwoord
Het kabinet is het met de heer Flach eens dat het belangrijk is dat warmtebedrijven doelmatig en kostenefficiënt werken. Beperken van de warmteverliezen is daar een belangrijk onderdeel van. Daarom bevat de Wcw verschillende waarborgen:
Toetsen van investeringsplannen door de ACM, waardoor de ACM vooraf kan bijsturen als onvoldoende rekening wordt gehouden met warmteverliezen; en
Efficiëntieprikkels via de tariefregulering, waardoor kosten door inefficiënte warmteverliezen buiten beschouwing kunnen blijven bij de vaststelling van de tarieven.
16
De minister geeft aan te willen wachten met de invoering van kostengebaseerde tarieven totdat betaalbaarheid beter gegarandeerd kan worden. Zo wordt de hete aardappel vooruitgeschoven en blijft onzekerheid bij burgers en bedrijven. Dat zal leiden tot vertraging. Daarom mijn vraag aan de minister: wanneer kan ze duidelijkheid geven over dat beleid? Het zou deze wetsbehandeling ten goede komen als de minister met één helder plan komt hoe aansluiting op het warmtenet financieel aantrekkelijk is en zo koudwatervrees bij huishoudens kan wegnemen. (Grinwis, CU)
Antwoord
De komende jaren, gedurende de voorbereiding van kostengebaseerde tarieven door de ACM, zal de ACM steeds beter zicht krijgen op de daadwerkelijke kosten van warmtenetten. De impact van kostengebaseerde tarieven op betaalbaarheid (en de noodzaak van aanvullende instrumenten) zal dus pas gaandeweg beter kunnen worden geraamd. Daarna zal een besluit worden genomen over invoering kostengebaseerde tarieven, en eventueel aanvullend flankerend instrumentarium om de relatieve betaalbaarheid te borgen. Tot die tijd zal de huidige Warmtewet kleinverbruikers blijven beschermen door het maximum van de NMDA-tarieven (niet-meer-dan-anders), waardoor huishoudens op een warmtenet in principe nooit meer betalen dan de gemiddelde kosten bij een gasgestookte CV-ketel. Deze wijzigingen blijven van kracht in fase 1 tariefregulering Wcw.
17
Tariefaanbod. Eerder leek de minister te kiezen voor vijf jaar. Nu is het slechts drie jaar geworden. Dat scheelt bijna de helft van de tijd waarin huishoudens zekerheid hebben over hun tarieven. Waarom is voor deze inkorting gekozen? Is de minister het met de fractie van GroenLinks-PvdA eens dat meer zekerheid uitermate belangrijk is om het draagvlak te vergroten? Zou zij niet eerder overwegen om tarieven langer vast te zetten? (Kröger, GL-PvdA)
Antwoord
De periode is ingekort na de internetconsultatie. De verplichting om aangesloten te blijven op het collectief warmtesysteem en warmte af te nemen geldt ook voor drie jaar. Daar is dit aan gekoppeld. Deze periode van verplichte aansluiting/afname is ingekort om aan de consument eerder keuzevrijheid te geven. Drie jaar is bovendien in lijn met de langste reguliere contractduur voor andere energiecontracten. Een langere periode legt ook veel risico neer bij warmtebedrijven, omdat de kosten kunnen veranderen. Dit zou kunnen leiden tot hogere maximale tarieven wat nadelig is voor gebruikers.
18
In de komende jaren blijven we vastzitten aan het NMDA-systeem. Afgelopen jaren gezien hoe hoog de tarieven konden zijn. Wat gaat de minister voor de tussenliggende periode doen? Hoeveel mensen betaalden de afgelopen 3 jaar wel meer dan gas? Is dat cijfer beschikbaar per aanbieder? Moeten mensen hier dan maar genoegen mee nemen? Wat doet dat dan met het draagvlak? (Beckerman, SP)
Antwoord
Op dit moment zijn tarieven gebaseerd op gasreferentie, een warmteverbruiker betaalt niet meer dan een gemiddelde gasverbruiker. Ik herken de zorgen over de hoogte van de warmtetarieven op dit moment. Door een deel van de warmteverbruikers wordt de gasreferentie niet altijd ervaren als ‘niet meer dan anders’. Vorig jaar zijn daarom de Warmtewet en het Warmtebesluit gewijzigd:
De stijgingen van energiebelasting op aardgas hebben geen invloed meer op de warmtetarieven;
Ook de methodiek voor het berekenen van vaste tarieven is aangepast;
Daardoor vallen deze vaste tarieven dit jaar 47 euro lager uit dan zonder de aanpassing;
Deze wijzigingen blijven van kracht in fase 1.
Het vaste tarief kan ook omlaag worden gebracht via een subsidie, zoals de Stimulering Aardgasvrije Woningen (SAH). Ook de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) kan hiervoor worden gebruikt. Het kabinet wil zo snel mogelijk overstappen op kostengebaseerde tarieven, mits de relatieve betaalbaarheid geborgd wordt. Als het nodig is met de inzet van aanvullend instrumentarium. Daarvoor is wel separate besluitvorming nodig.
19
In fase 0 blijft koppeling met gas bestaan. Hoelang verwacht de minister dat fase 0, die koppeling aan de gasprijs, onder dit wetsvoorstel nog blijft bestaan? In de fase daarna, fase 1 worden door de ACM maximale tarieven vastgesteld op grond van een correctie van het gasreferentietarief. Heb ik goed begrepen dat hiermee wordt voorkomen dat alleen toekomstige stijgingen van de energiebelasting op aardgas zullen doorwerken in de tarieven voor warmte, maar dat er dus geen daling van de nu gangbare tarieven voor warmte komt als correctie van de huidige koppeling aan de gasprijs? Die koppeling heeft de tarieven voor warmte immers al flink doen stijgen. Klopt dat? (Kops, PVV)
Antwoord
Tot inwerkingtreding van de Wcw geldt de gasreferentie zoals nu opgenomen in de Warmtewet. In de eerste fase van tariefregulering onder de Wcw blijft de gasreferentie gelden. Daarbij is opgenomen dat stijgingen van de energiebelasting op aardgas niet doorwerken in de gasreferentie en dus niet in hogere warmtetarieven. Dat betekent inderdaad niet automatisch dat de tarieven dalen. Overigens: voor een groot deel van de warmtenetten geldt dat hun kosten op twee manieren nog gekoppeld kunnen zijn aan de gasprijs:
Zij verstoken nog gas bij de productie van warmte; en
Zij ontvangen SDE++ subsidie voor duurzame bronnen en de hoogte van de subsidie dekt het verschil ten opzichte van de kosten van warmteproductie met gas.
20
Wat is de impact van de Wcw op vaste lasten voor huurders in warmtenetten? Wat is de verwachte spreiding van warmteprijzen per net, per regio en per gemeente? Hoe vaak mag een warmtebedrijf een tarief wijzigen binnen een jaar? Is er sprake van een prijscap of tariefbevriezing? Hoe wordt geborgd dat mensen met een laag inkomen of bewoners van sociale huurwoningen niet onevenredig hard worden getroffen? (Beckerman, SP)
Antwoord
In fase 1 verandert er nog niets voor wat betreft de vaste lasten voor huurders. In fase 2 gelden kostengebaseerde tarieven. Vaste lasten hangen dan af van de lokale kosten. Veel warmtesystemen kennen relatief hoge vaste kosten en lagere variabele kosten. Het één op één volgen van de kostenstructuur zou dan kunnen leiden tot een hoog vastrecht en een laag verbruikstarief. Dit botst met het belang van verbruikers, die controle willen over hun warmterekening. Tussen deze belangen moet een balans worden gezocht. Het voornemen is daarom om in lagere regelgeving te regelen dat alle bronkosten (dus ook de vaste) in het variabele tarief komen en kosten voor het warmtenet in het vastrecht. Dit principe is vergelijkbaar met bijvoorbeeld gas en elektriciteit. Die verdeling zal dan ook voor huurders gelden. Er komt wel een mogelijkheid om vaste kosten te differentiëren zodat kleine huishoudens minder betalen dan de grote.
De komende jaren, gedurende de voorbereiding van kostengebaseerde tarieven door de ACM, zal de ACM steeds beter zicht krijgen op de daadwerkelijke kosten van warmtenetten en daarmee de verwachte spreiding tussen tarieven.
De ACM stelt maximumtarieven voor het hele kalenderjaar. Het warmtebedrijf mag zijn tarief gedurende het jaar aanpassen zolang hij onder het maximum blijft. Om ervoor te zorgen dat iedereen zijn energierekening kan betalen, vindt het kabinet gerichte inkomenssteun passender dan het toepassen van doelgroepenbeleid in de regulering van energieprijzen.
21
De tarieven zijn nu structureel te hoog voor huurders. De Woonbond laat de berekening zien: alle vaste kosten voor warmte bedragen €760 per huishouden; een huurder met een gasketel betaalt €355 aan vaste kosten, dus dat is al een verschil van €405. De belofte is "niet meer dan anders", maar huurders betalen structureel €405 meer. Het kabinet zegt dat het naar een oplossing wil zoeken, maar zoekt die volgens de SP in de verkeerde richting. Dit gaat over dat Acantus-arrest. Als we dit niet oplossen, dan vernachel je echt draagvlak. Daarom vragen wij aan de minister: wil zij dit met spoed oplossen? Wil zij de vaste kosten splitsen in een eigenaarsdeel en in een gebruikersdeel? Deelt zij onze mening dat dit een snellere en betere oplossing is dan de route via het Acantus-arrest? (Beckerman, SP)
Antwoord
Het kabinet herkent dat de verdeling van de vaste kosten voor het warmtenet tussen de huurder en de verhuurder een punt van discussie is. Het kabinet wil kijken naar een oplossing waarbij niet het volledige vastrecht voor de rekening van de huurder komt. Het kabinet wil deze oplossing in samenhang bezien met het vraagstuk van het Acantus-arrest met als doel om te komen tot een structurele oplossing in de wet- en regelgeving voor de verrekening van kosten van warmte-installaties in de huursector waarbij rekening wordt gehouden met de positie van verhuurders, huurders en de voortgang in de energietransitie Het kabinet verwacht de Kamer rond de zomer nader te kunnen informeren over de vervolgstappen.
22
Huishouders zijn geen investeerders. Hoe doe je dat als er een calamiteit is? Hoe worden investeringsrisico’s en tegenvallers verdeeld? Komt er landelijke solidariteitsregeling om prijsverschillen te kunnen beperken? (Beckerman, SP)
Antwoord
Uitgangspunt voor tariefregulering is dat alleen efficiënte kosten worden vergoed. Als de kosten voor een warmtebedrijf snel stijgen, bijvoorbeeld door wegvallen van een bron of een calamiteit, dan is in de eerste plaats dus de vraag of de gestegen kosten efficiënt zijn. Als het inefficiënte kosten zijn, mag het warmtebedrijf de kosten niet doorberekenen in de tarieven. Het is denkbaar dat de kosten van een calamiteit efficiënt zijn, omdat ook bij een efficiënte bedrijfsvoering calamiteiten voor kunnen komen. Om excessieve kostenstijgingen te voorkomen bevat de Wcw een tarieflimiet. Kosten boven de tarieflimiet kunnen niet in rekening worden gebracht bij de eindgebruiker. Voor deze meerkosten krijgt een warmtebedrijf dan een vergoeding uit het vereveningsfonds. Het fonds wordt gevuld met een vereveningstoeslag voor alle warmteverbruikers. Jaarlijks zal de minister de tarieflimiet op een adequaat niveau vaststellen, rekening houdend met de resulterende hoogte van de vereveningstoeslag.
23
Hoe zorgen we ervoor dat aaneenschakeling van kleine modulaire systemen de ruimte krijgt? Hoe kijkt de minister naar Deense praktijk? Kunnen we hiermee niet juist kostenbesparende innovaties aanjagen? Hoe wordt geborgd dat energiegemeenschappen niet hoeven te concurreren met publieke bedrijven? (Kröger, GL-PvdA)
Antwoord
Ik herken dat gefaseerde ontwikkeling van warmte tot lagere risico’s kan leiden en het mogelijk maakt om adaptief te handelen. Tegelijk is het ook belangrijk om schaalvoordelen te benutten. Het is onder het wetsvoorstel mogelijk om een warmtekavel gefaseerd te ontwikkelen. Er wordt dan eerst voor een deel van de warmtekavel een uitgewerkt kavelplan opgesteld. Bij uitbreiding wordt het plan dan aangepast. Omdat het warmtebedrijf voor de hele kavel is aangewezen, kan het met minder risico’s investeren in bronnen en leidingen die in het begin te groot zijn maar die het later kan benutten. Het is daarnaast mogelijk dat systemen warmte uitwisselen. Kavels kunnen dus aan elkaar groeien. In Denemarken is de situatie anders, daar liggen al heel veel warmtenetten, 65% van huishoudens is al klant van een warmtebedrijf. Nieuwe aansluitingen komen dan vooral van uitbreidingen van bestaande warmtesystemen.
24
Wordt de tariefregulering zo uitgewerkt dat ook lage temperatuur warmtesystemen er goed mee uit de voeten kunnen? Bijvoorbeeld dat het mogelijk is om te werken met gebruiksafhankelijke tarieven. (Flach, SGP)
Antwoord
De wet biedt ruimte voor verschillende tariefstructuren. Dit wordt verder geregeld in lagere regelgeving. Daarbij besteden we ook aandacht aan lage en zeer lage temperatuurwarmte. In het ontwerpbesluit collectieve warmte is er gekozen voor alleen vast tarief voor ZLT (zeer lage temperatuur) warmte, omdat het meten van verbruik daar niet kostenefficiënt is, bijvoorbeeld omdat het lastig is om de kleine temperatuurverschillen tussen aanvoer en retourtemperatuur te meten. Het is overigens voor het warmtebedrijf ook mogelijk om met de verbruiker een andere tariefstructuur af te spreken dan de gereguleerde tarieven. De verbruiker moet hier wel vrijwillig voor kiezen en goed geïnformeerd worden.
25
Ik vrees dat de situatie ontstaat dat een gebruiker uit één kavel straks een veel hoger tarief betaalt dan een gebruiker één straat verder, maar toebehorend aan een ander kavel. Dat is moeilijk uit te leggen. In de Nota naar aanleiding van het verslag geeft de minister aan: we weten de verschillen nog niet. Maar hoe wil de minister dan die verschillen zo klein mogelijk houden? De Wcw biedt onvoldoende garanties om tariefverschillen zo klein mogelijk te houden. Kavels moeten minimale grootte hebben of tarieven moeten per warmtebedrijf worden vastgesteld. Maar ik laat me graag overtuigen door de minister. Kan zij in haar termijn uiteenzetten welke mogelijkheden er zijn om de tariefregulering anders vorm te geven, via grotere kavels of op bedrijfsniveau? Ik heb een amendement in ontwikkeling om tarieven per bedrijf vast te stellen. (Grinwis, CU)
Ik citeer de minister: "Het risico bestaat zelfs op grote tariefverschillen op het moment dat fase twee in werking treedt, factor vier à vijf. Het is op dit moment niet mogelijk om volledig in te schatten hoe groot de verschillen zullen zijn". Tegelijkertijd schrijft de minister dat 5% tot 10% van de huidige verbruikers van warmte meer dan 50% meer gaat betalen. Dat staat er letterlijk in. Die mensen gaan gewoon meer dan de helft meer betalen. Dat staat er echt. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Om hoeveel euro's gaat het dan onderaan de streep? Hoe gaat de minister desondanks voorkomen dat huishoudens hiervan, volledig buiten hun schuld, de dupe worden en veel meer gaan betalen dan andere huishoudens voor exact dezelfde warmte? (Kops, PVV)
Antwoord
In het wetsvoorstel is gekozen voor tarieven per warmtekavel met een tarieflimiet en vereveningsfonds om te grote tariefverschillen te beperken. Tarieven per kavel sluiten aan bij andere keuzes in de Wcw, maar kunnen inderdaad leiden tot grote tariefverschillen. Daarom bevat de Wcw met de tarieflimiet dus een instrument om tariefverschillen te beperken.
Tarieven per kavel passen bij de volgende keuzes in het wetsvoorstel:
Een regierol voor gemeenten;
Overdracht van eigendom van privaat naar publiek; en
Een onderscheid tussen aangewezen warmtebedrijven voor kavels en kleine collectieve systemen met een ontheffing.
Gemeenten dragen de verantwoordelijkheid over keuzes waar een warmtenet komt. Gemeenten moeten daarbij doelmatige keuzes maken om ervoor te zorgen dat warmte betaalbaar is. Het is daarom wenselijk dat de consequenties van die keuzes in hoge mate bij de warmteverbruikers in de gemeente terecht komen. Zo kunnen gemeenten goed sturen op betaalbare warmtetarieven voor hun inwoners.
Bij tarieven per warmtebedrijf kunnen gemeenten die ondoelmatige warmtekavels aanwijzen de gevolgen daarvan afwentelen op warmteverbruikers in andere gemeenten, omdat binnen warmtebedrijven met meerdere kavels herverdeling plaatsvindt. Bij tarieven per kavel veranderen de tarieven bovendien niet als de collectieve warmtevoorziening van eigendom wisselt (van publiek naar privaat), wat bij tarieven per warmtebedrijf wel gebeurt. Tot slot kan de tariefreguleringsmethodiek verschillen tussen enerzijds collectieve warmtevoorzieningen voor kavels en anderzijds kleine collectieve warmtesystemen met een ontheffing. Bij tarieven per warmtebedrijf is dan onduidelijk hoe moet worden omgegaan met warmtebedrijven die zowel zijn aangewezen voor kavels als ontheven zijn voor kleine collectieve warmtesystemen.
Een gevolg van tarieven per kavel is dat er tariefverschillen ontstaan tussen kavels. Ook bij tarieven per warmtebedrijf zijn er overigens tariefverschillen. Bij grote warmtebedrijven kan binnen het bedrijf gesocialiseerd worden, maar bij kleine warmtebedrijven met maar één kavel niet. Het is in principe geen probleem als tarieven van elkaar verschillen, dat is nu in beperkte mate ook al zo, maar de verschillen moeten niet te groot worden.
De gemeente kan de kans op tariefverschillen beperken door grotere warmtekavels vast te stellen. Het is echter niet wenselijk om een minimale grootte van kavels vast te stellen, omdat de omvang van een warmtekavel op grond van artikel 2.1, eerste lid, immers zodanig dient te worden vastgesteld dat een warmtebedrijf binnen de warmtekavel een collectieve warmtevoorziening op een doelmatige wijze kan aanleggen en exploiteren. … .
Daarnaast is een tarieflimiet opgenomen in de wet juist om te grote verschillen te corrigeren. Een tarieflimiet werkt als een verzekering tegen excessieve tarieven, bijvoorbeeld door een incident. De premie wordt via een toeslag door alle warmteverbruikers betaald. Zo worden de tariefverschillen dus kleiner. Een tarieflimiet werkt ook als er een warmtebedrijf met maar één kavel is dat hoge tarieven heeft en beschermt warmteverbruikers dus beter tegen te grote tariefverschillen dan herverdeling binnen warmtebedrijven door tarieven per warmtebedrijf vast te stellen.
26
Hoe zorgt het kabinet dat consumenten eenvoudig informatie kunnen krijgen waar hun tarieven op gebaseerd zijn, wordt overwogen om het recht op collectieve consumentenacties, daar pleitte ook de consumentenbond voor in een hoorzitting, wettelijk te verankeren. (Beckerman, SP)
Antwoord
Het bestuursverslag, dat een warmtebedrijf jaarlijks moet publiceren, moet specifiek informatie bevatten over de tarieven die aan verbruikers worden doorberekend, en over de volledige kosten en opbrengsten van warmtelevering.
Blok 2: Subsidies
27
In de antwoorden lees ik dat er ondersteuning moet komen via inkomen, of misschien het Energienoodfonds. Maar we weten dat het Noodfonds Energie vrij snel overschreden is — dat is het dit jaar zelfs al. Voor mij is de vraag dus echt waar huishoudens terechtkunnen als zij in de knel komen. Hoe ziet dat proces eruit? Kan de minister dat schetsen? (Postma, NSC)
Antwoord
Het kabinet heeft met de voorjaarsnota 600 miljoen euro beschikbaar gesteld om via de energiebelasting op elektriciteit de rekening voor huishoudens te verlagen in de komende jaren. Daarnaast heeft het kabinet besloten om de middelen uit het Social Climate Fund voor Nederland (€ 720 mln.) onder andere in te zetten voor een publiek Energiefonds, het Warmtefonds en ondersteuning voor huishoudens via één loketfunctie. Hiermee helpt het kabinet mensen met een laag inkomen met structurele verduurzaming in combinatie met ontzorging en tijdelijke ondersteuning bij het betalen van de energierekening. Ten slotte wordt ook tijdens de koopkrachtbesluitvorming beoordeeld of extra ondersteuning van huishoudens nodig is.
28
Er zijn overigens diverse concrete ideeën om collectieve warmte ook daadwerkelijk de meest aantrekkelijke prijs te laten zijn. Denk aan het, eventueel verbruiksafhankelijk, subsidiëren van een deel van het vastrecht. Zou de minister een dergelijke optie overwegen? (Beckerman, SP)
Antwoord
Het subsidiëren van het vastrecht kan een effectieve manier zijn om de warmteprijs te verlagen, maar is in de uitvoering wel complex. Bij kostengebaseerde tarieven kan een vergelijkbaar effect worden bereikt met investeringssubsidies zoals de reeds bestaande WIS. Door het verlagen van de investeringskosten wordt het vastrecht lager. Het kabinet zal de voorgestelde optie meenemen bij de verkenning naar flankerend beleid om gebruikers voldoende zekerheid te kunnen geven over een aantrekkelijke prijs, voorafgaand aan invoering van kostengebaseerde tarieven.
29
Is de minister bereid om subsidies te versimpelen door ze zoveel mogelijk onder te brengen bij één loket? (Postma, NSC)
Antwoord
Het kabinet streeft naar een zo eenvoudig mogelijk subsidie instrumentarium. Het kabinet kijkt ook nadrukkelijk naar de toegankelijkheid van de regelingen en past die aan waar nodig. Het instrumentarium is nu complex. Een te overwegen oplossing zou zijn om RVO een grotere rol te geven bij het begeleiden van de subsidieaanvragers om de aanvraag te vereenvoudigen en de samenhang tussen de verschillende subsidieaanvragen te borgen.
30
Hoe werkt het door in de kosten als het aandeel van gebruikte warmte sterk varieert? Wordt het na een warmte winter duur en na een koude winter goedkoop? (Postma, NSC)
Antwoord
Dit hangt erg af van keuzes in het Besluit collectieve warmte (Bcw) over de tariefstructuur, zoals de verhouding vast/variabel. Zo’n effect kan voorkomen, maar er zijn ook manieren om dit tegen te gaan. Bijvoorbeeld uitgaan van de warmtevraag over meerdere jaren, waardoor warme en koude winters uitmiddelen.
31
Gezien alle vertraging die de warmtetransitie heeft opgelopen, gaan we de doelen niet halen. Wat is dan een meer realistisch doel? En wat betekent het met name voor de beschikbare middelen als we die inzetten om een lager doel te realiseren? Kan daarmee gericht worden ingezet op de meest kosteneffectieve netten? Zou bijvoorbeeld de helft van het aantal aansluitingen, als dat wel haalbaar blijkt te zijn met hetzelfde budget, er ook niet voor zorgen dat het betaalbaar wordt voor de gebruikers op die netten? Kan het subsidiebedrag niet omhoog omdat het budget beschikbaar is voor een kleiner aantal woningen? (Erkens, VVD)
Antwoord
In het voorjaar is op basis van de Klimaat- en Energieverkenning van PBL het beoogd aantal aansluitingen voor de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) tot 2030 bijgesteld van 500.000 naar 200.000 aansluitingen. Voor de nieuwe openstelling later dit jaar wordt overwogen om subsidiabele activiteiten toe te voegen, zoals blokaansluitingen en thermische opslag. Het besluit over deze uitbreiding neemt het kabinet binnenkort, het voornemen is om de nieuwe regeling per 1 juni te publiceren. Ondanks het verhoogde gemiddelde subsidiebedrag per aansluiting is de verwachting dat subsidie nodig blijft voor de warmtebron en het aansluitklaar maken van woningen.
32
Kan het Rijk enkel subsidie geven aan bedrijven of kavels van een bepaalde schaalgrootte? (Erkens, VVD)
Antwoord
De organisatorische schaalgrootte is geen apart toetsingscriterium bij subsidies. Het is juridisch mogelijk om van schaalgrootte een toetsingscriterium te maken. Dat is echter niet wenselijk, omdat deze subsidies juist nodig zijn voor warmtebedrijven om te groeien en zo meer schaalgrootte te verkrijgen. In het wetsvoorstel wordt niet gestuurd op een minimum kavelgrootte, omdat het overal maatwerk is. In de eerste nota van wijziging is wel als nieuwe voorwaarde opgenomen dat een warmtekavel zodanig moet zijn dat dit leidt tot een efficiënte warmtetransitie. Schaal speelt hierin ook een rol. De bundeling van inkoop vindt plaats in het warmtebedrijf. Regionale warmtebedrijven bieden inderdaad schaalvoordelen ten aanzien van inkoop. Hier wordt met de tweede nota van wijziging sterker op gestuurd.
33
Kan met de WIS worden gestuurd op kosteneffectieve netten, zoals met de tenderstructuur in de SDE++? (Erkens, VVD)
Antwoord
De kosteneffectiviteit van een warmtenet wordt niet bepaald ten opzichte van andere warmtenetten, maar ten opzichte van andere warmtetechnieken voor die specifieke wijk. Het kan voorkomen dat in bepaalde wijken zowel collectieve warmte als individuele oplossingen duurder zijn, bijvoorbeeld door de dichte bebouwing. Dan nog kunnen collectieve warmtevoorzieningen in die wijk de meest kosteneffectieve keuze zijn. Met een tender zouden deze netten buiten de boot kunnen vallen, terwijl ze wel nodig zijn. Vanwege deze specifiek lokale kenmerken is het aan gemeenten om in een warmteprogramma per wijk vast te stellen welke buurten overgaan van aardgas op duurzamere warmtebronnen, en hoe. Hierbij dienen zij rekening te houden met de totale nationale kosten per warmtetechniek. De WIS kent wel waarborgen om te sturen op kosteneffectiviteit, zoals een maximumbedrag per aansluiting.
34
Is de minister bereid om de verschillende subsidieregelingen terug te brengen naar één Capex-subsidie en hoeveel is daarin mogelijk? (Erkens, VVD; Rooderkerk, D66)
In het Warmtebod wordt voorgesteld om een eenvoudig geïntegreerde (CAPEX) subsidieregeling te maken die zowel de bron als de warmte-infrastructuur omvat ter vervanging van de SDE++ en de WIS. Waarom kiest de minister hier nu niet voor? (Grinwis, CU)
Antwoord
Het kabinet streeft naar een zo eenvoudig mogelijk subsidie instrumentarium, en bundelt regelingen waar dat kan, zoals bij de verschillende regelingen voor inpandige kosten. En regelingen worden op basis van een jaarlijkse evaluatie aangepast om de samenhang te versterken. Er bestaan verschillende natuurlijke momenten waarop een bedrijf investeert in warmtebronnen en warmtenetten. Een van de uitdagingen van bundelen, is dat het ten koste kan gaan van aansluiting bij die natuurlijke momenten. Een nieuwe bron kan immers worden aangelegd, nadat het warmtenet al is gebouwd. Bovendien is het nog niet evident dat een vaste subsidie, zoals in de vorm van een investeringssubsidie, voor warmtebronnen beter werkt dan de huidige opzet van de SDE++. Het kabinet heeft een studie hiernaar uitgezet. De resultaten hiervan worden in de zomer verwacht.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) verkent momenteel ook hoe zij voor verschillende regelingen die bij elkaar komen op een locatie tot meer integrale beslissingen kan komen, zodat het warmteproject in samenhang kan worden gerealiseerd.
35
Door de leden Postma (NSC), Flach (SGP), Grinwis (CU), Beckerman (SP) en Kröger (GL-PvdA) zijn verschillende vragen gesteld over socialiseren van vastrecht of het meenemen van vermeden kosten netverzwaring:
Er wordt, volgens de minister veel geld bespaard door het inzetten van warmtenetten in plaats van het verzwaren van elektriciteitsnetten en ook gasnetten die niet meer in stand hoeven te worden gehouden. Kan een deel van deze maatschappelijke winst voor de overheid in een potje gezet worden? (Postma, NSC)
De vermeden kosten voor netverzwaring worden volgens de Algemene Rekenkamer niet meegenomen in de subsidies voor warmtenetten en adviseert om te kijken naar aanvullende financieringsstructuren. Hoe pakt de minister dit op? (Flach, SGP)
Het is ook van belang dat huishoudens die aangesloten zijn op een warmtenet, niet langer meebetalen aan de hoge nettarieven als gevolg van hoge all relectric woningen. Hoe wordt dit opgepakt? (Flach, SGP)
En hoe kijkt de minister aan tegen het idee om álle vastrechtkosten te socialiseren, ook die van warmtenetten? Het Warmtebod doet hier bijvoorbeeld een voorstel voor, door het via de energiebelasting te laten lopen. Dan betalen de all-electric klanten ook mee aan de aansluitingen van huishoudens die op het warmtenet zijn aangesloten. Andersom gebeurt dat immers al. Of vindt de minister het een beter plan om huishoudens die op het warmtenet zijn aangesloten lagere nettarieven te laten betalen dan huishoudens die een warmtepomp hebben en bespreekt ze dat met de netbeheerders en toezichthouder bij het vormgeven van de nieuwe tariefstructuur bij kleinverbruikers? Graag een reactie. (Grinwis, CU)
Dan naar die nieuwe tarieven. Ook met kostenplus model heeft de SP moeite. Als bewoners kiezen voor een warmtepomp, dan betalen we de investering in het stroomnet met zijn alle. Wrange situatie. Daarom suggestie Grinwis niet zo gek. Echt goed nadenken over welk deel van de kosten we socaliseren? (Beckerman, SP)
Hoe worden maatschappelijke baten verwerkt in kostengebaseerde tarieven? Bijvoorbeeld vermeden kosten netverzwaring of netcongestie meenemen in business case? Hoe nemen gemeente dit mee bij toewijzen kavel? Of gaat differentiëren in de nettarieven? Daar wordt ook naar gekeken volgens de minister. Daar zou je als gebruiker op warmtenet substantieel ander nettarief krijgen. Andere optie vastrecht voor alle energiegebruikers. Ik realiseer me dat het een behoorlijk andere denkrichting is. Wel manier om tussen verschillende manieren van energie te socialiseren. Gaat de minister hier serieus over nadenken? (GL-PvdA)
Antwoord
Het vermijden van kosten voor netverzwaring kan een belangrijke reden zijn om te kiezen voor warmtenetten. Gemeenten hebben de regie in de warmtetransitie. Zij sturen op de laagste nationale kosten. Kosten van netverzwaringen zijn daarbij onderdeel van de vergelijking.
Als warmtenetten de laagste nationale kosten hebben moet dat ook tot uiting komen in een aantrekkelijk aanbod aan de bewoners. Subsidies zoals de WIS kunnen daarbij helpen. Daarnaast is een wijziging van het nettarief voor kleinverbruikers van elektriciteit van belang. Op dit moment betalen alle huishoudens namelijk jaarlijks hetzelfde bedrag aan de netbeheerder voor elektriciteit, ongeacht of zij het net veel (warmtepomp) of weinig (warmtenet) gebruiken.
Door het nettarief te veranderen in een tijd- en verbruiksafhankelijk tarief gaan huishoudens meer “betalen naar gebruik” van het elektriciteitsnet. Dit worden ook wel gedifferentieerde nettarieven genoemd. Het voordeel van vermijden van kosten voor netverzwaring komt zo bij de warmteverbruikers terecht. Door te kiezen voor aansluiting op een warmtenet kan namelijk worden bespaard op nettarieven voor elektriciteit. Het kabinet zet zich samen met netbeheerders en de ACM daarom in voor wijziging van het nettarief voor elektriciteit. Een wijziging van het nettarief voor elektriciteit is aan netbeheerders en de ACM. Het kabinet kijkt hoe het de invoering kan ondersteunen.
Vermeden kosten van netbeheerders worden niet doorberekend in de netwerktarieven voor elektriciteit. Deze vermeden kosten kunnen dus ook niet worden opgespaard en in een “potje” worden gestort.
Ook socialiseren van vastrechtkosten van verschillende energiedragers is niet mogelijk. Uit Europees recht volgt dat de nettarieven voor gas en elektriciteit bij de gebruikers van respectievelijk het gas- en elektriciteitsnet in rekening worden gebracht. Socialiseren van netkosten over meerdere energiedragers is daarom niet mogelijk. Herverdeling van vastrecht via de energiebelasting is zeer complex. Differentiatie van het nettarief voor elektriciteit is een eenvoudigere route.
36
Hoeveel middelen zijn er nu in het Klimaatfonds beschikbaar voor de collectieve warmtevoorziening en wat is er nodig om weer beweging in de warmtetransitie te krijgen? (Grinwis, CU)
Antwoord
Vanuit het Klimaatfonds is € 1,8 miljard euro beschikbaar gesteld voor de collectieve warmtevoorziening, waarvan € 1,4 voor de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) en € 0,4 voorwaardelijk voor de nationale deelneming en het waarborgfonds. Ook zijn er meer generieke middelen beschikbaar zoals de SDE++ en ISDE, die niet specifiek voor collectieve warmte zijn maar daar wel voor kunnen worden aangewend. De investeringen die met de WIS gedaan worden, dragen bij aan 200.000 nieuwe aansluitingen in de bestaande bouw in 2030. Om weer beweging in de warmtetransitie te krijgen is het verder nodig dat er weer voldoende realisatiekracht komt en randvoorwaarde voor een betaalbare warmtevoorziening wordt ingevuld
37
Kan de minister onderzoek doen naar de overlap tussen warmtepompen en warmtenetten om oversubsidiëring te voorkomen? (Rooderkerk, D66)
Antwoord
Het kabinet onderzoekt hoe ongewenste overlap voorkomen kan worden, zodat de ondersteuning van warmtenetten en warmtepompen op doelmatige wijze kan blijven plaatsvinden. Daarbij heeft het kabinet in de voorjaarsbesluitvorming afgesproken dat warmtepompen worden uitgesloten van subsidie in wijken waar warmtenetten komen (indien uitvoerbaar en juridisch houdbaar).
38
Hoe kijkt u naar het voorstel van de Warmte alliantie om de WIS door te ontwikkelen en de regeling uit te breiden? (Rooderkerk, D66)
Antwoord
Voor de investering in warmtenetten biedt de WIS een goede basis voor het wegnemen van de onrendabele top. Ieder jaar wordt geëvalueerd hoe deze subsidie verder kan worden verbeterd. Begin dit jaar is in sessies met stakeholders en aanvragers onderzocht hoe de regeling beter kan aansluiten bij de behoeften. Ook de conclusies uit het Warmtebod worden hierbij betrokken. Een deel van deze aanbevelingen kan op korte termijn worden gerealiseerd en zijn verwerkt in de WIS openstelling van dit jaar. Ik verwacht deze 1 juni te kunnen publiceren.
39
De prijs van warmte is gekoppeld aan die van gas via SDE++. Bij hoge gasprijzen wordt minder SDE++ subsidie uitgekeerd waardoor de kosten voor geothermie oplopen, dat wordt doorberekend aan de eindgebruiker. Hoe wil de minister dit doorbreken? Welke stappen worden gezet? (Kröger, GL-PvdA)
Antwoord
De SDE++ vergoedt de onrendabele top van een project ten opzichte van een fossiel alternatief. Voor geothermie wordt verondersteld dat met de warmte het gebruik van aardgas kan worden vermeden. Als de gasprijs hoog is, is de waarde van de warmte ook hoger. Hierdoor is ook minder subsidie nodig en dat is ook wenselijk zodat er geen overstimulering plaatsvindt.
De SDE++ is geen instrument om de energierekening laag te houden voor afnemers. Dus als gas het alternatief is, wordt verondersteld dat de waarde van de warmte meebeweegt met die prijs. Momenteel wordt onderzocht hoe de SDE++ beter aansluit bij de huidige uitdagingen in ons energiesysteem.
Blok 3: Prijsgarantie
40
Eveneens positief is dat de minister zo'n prijsgarantie ook
overweegt. Maar vervolgens is het mij niet duidelijk of, wanneer en hoe
deze in de praktijk vormgegeven gaat worden en of dit kabinet ook bereid
is om daar middelen voor vrij te maken. Die prijsgarantie wordt
geadviseerd in het IPO, door de VNG en door andere betrokkenen. Wat
wordt voor de minister leidende principe bij de uitwerking hiervan?
Wordt deze uitgewerkt met de gedachte dat het maatschappelijk meest
gewenste ook voor afnemers de meest aantrekkelijk optie moet zijn?
Waarom is zij voornemens deze pas over enkele jaren uit te werken,
waarom maken we daar niet sneller werk van? In de beantwoording van de
vragen over de wet heeft de minister het aldoor over een mogelijk
aanvullend instrumentarium. Bedoelt ze dan die prijsgarantie? Moeten we
die dan niet nu al in de wet verankeren, zodat dit instrumentarium
parallel aan het voorbereiden van de op kosten gebaseerde tarieven kan
worden vormgegeven?
Ik heb met heel veel interesse het fiche voor het Klimaatfonds gelezen
dat door de ambtenaren op het ministerie is voorbereid over een
prijsgarantie: vier pagina's, een helemaal uitgewerkt voorstel. Mijn
vraag is waarom dit voorstel is afgewezen. Kan de minister het in dit
fiche genoemde rapport van CE Delft, dat gaat over de financiële
consequenties van de prijsgarantie, ook met de Kamer delen zo snel
mogelijk, nog voor de plenaire behandeling van deze wet?
Was de minister tot aan de voorjaarsbesluitvorming voornemens om samen
met dit wetsvoorstel ook die prijsgarantie hier in de Kamer te
behandelen? Kennelijk is dat voorstel voor de prijsgarantie gesneuveld
op de onderhandelingstafel. Klopt dat? Is de minister het met mij eens
dat de prijsgarantie eigenlijk het ontbrekende onderdeel bij deze wet is
en dat met een prijsgarantie ook de tarieflimiet in het vereveningsfonds
minder van belang wordt? (Kröger, GL-PvdA)
Welke gesprekken over de prijsgarantie voert u met de minister van Financiën en binnen het kabinet? Lukt het u om de minister van Financiën ervan te overtuigen dat investeren in warmte zich op termijn echt terugverdient? (Rooderkerk, D66)
Volgens de Kamerbrief ‘actualisatie randvoorwaarden collectieve warmte’ is het nog lastig om een robuuste kostenraming te maken van de relatieve prijsgarantie. Kunt u al wel een globale indicatie van de kosten maken? (Naar aanleiding van schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei)
Antwoord
Om relatieve betaalbaarheid te borgen moet de prijsgarantie goed zijn afgestemd op de tariefregulering. Pas gedurende de uitwerking daarvan zal de exacte vormgeving duidelijk worden. De vormgeving gaat zoveel mogelijk parellel. Het leidend principe is dat de prijsgarantie zo goed mogelijk aansluit bij de kosten van het meest gangbare alternatief voor de eindgebruiker. Uiteraard is een bepaalde standaardisering onvermijdelijk.
Om middelen vrij te maken voor de prijsgarantie is een raming nodig van het hiervoor benodigde budget. Dit vereist meerdere aannames: over de prijsontwikkeling van andere warmtetechnieken (gas en elektriciteit), over de vormgeving van de prijsgarantie, en over de kosten van nieuwe warmtenetten. Op basis van de investeringsbeslissingen de komende jaren wordt dat beeld scherper. Er is nu géén goed inzicht in de kosten van bestaande warmtenetten. Dit ontstaat pas in de loop van 2027 op basis van rapportages door warmtebedrijven aan ACM o.b.v. regulatorische accountingregels.
Om alvast een eerste inzicht te krijgen in de budgettaire impact van een prijsgarantie, is CE Delft gevraagd een raming uit te voeren. De raming focust zich op nieuwe warmtenetten, en bevat grote onzekerheden. Als dit onderzoek is afgerond, wordt de Kamer naar verwachting begin juli geïnformeerd. De Kamer is dit voorjaar geïnformeerd over de randvoorwaarden voor collectieve warmte.1 Omdat momenteel veel onduidelijk is over zowel de kostenopbouw van collectieve warmtesystemen, de uitwerking en inrichting van kostengebaseerde tariefregulering als over diverse toekomstige ontwikkelingen (denk aan de gas- en elektriciteitsprijs) is het nog te lastig om een robuuste kostenraming te maken van een beleidsinstrument zoals de relatieve prijsgarantie. Het voorstel voor de relatieve prijsgarantie is niet afgewezen, maar om bovenstaande reden niet ingediend.
De tarieflimiet is onderdeel van de wet vanwege consumentenbescherming. De prijsgarantie zorgt ervoor dat warmtenetten aantrekkelijk zijn in wijken waar dit de optie is met de laagste nationale kosten. Bij de prijsgarantie is de tarieflimiet mogelijk overbodig, als de prijsgarantie alle kosten boven een bepaald bedrag dekt. Mogelijk kunnen de tarieflimiet en de prijsgarantie elkaar aanvullen. De wenselijkheid hiervan moet nog worden onderzocht.
41
Zou het niet verstandig zijn om alsnog met een prijsgarantie of referentietarief te werken, met aan de achterkant wel een kostengebaseerd tarief, zodat de ACM in de gaten houdt of er geen buitensporige winsten worden gemaakt? (Grinwis, CU)
Antwoord
De borging van betaalbaarheid via een relatieve prijsgarantie wordt door het kabinet onderzocht. Onderdeel hiervan zijn uiteenlopende ontwerpkeuzes. Ook is meer inzicht nodig in de kosten van (bestaande) warmtenetten en budgettaire impact van een mogelijke garantie. Meer inzicht in de kosten ontstaat in de loop van 2027 o.b.v. rapportages door warmtebedrijven aan ACM (o.b.v. nieuwe tariefregulering). De duidelijkheid die al vandaag wordt geboden: de overstap op kostengebaseerde tarieven (zonder het NMDA principe) wordt pas gemaakt zodra de relatieve betaalbaarheid van collectieve warmte is geborgd.
42
Hoe wil de minister een prijsgarantie gaan inrichten? Gaat zij dat doen door, zoals voorgesteld in de wetenschapstoets, het vereveningsfonds te gebruiken? (Rooderkerk, D66)
Antwoord
Voor de antwoorden over de inrichting van een prijsgarantie, zie voorgaand antwoord op vraag 40.
De tarieflimiet is een kostenneutraal instrument, dat volledig wordt gefinancierd met verevening binnen de sector, en die bedoeld is om grote afwijkingen te voorkomen van gemiddelde tarieven. Het is met deze verevening niet mogelijk om tarieven te garanderen die altijd aantrekkelijk zijn ten opzichte van alternatieven. De relatieve prijsgarantie heeft als doel warmte een aantrekkelijke energiebron te doen zijn ten opzichte van gangbare alternatieven. Dit kan niet gedekt worden door middel van verevening binnen de sector. Het instrument van het vereveningsfonds zou wel uitgebreid kunnen worden om een prijsgarantie uit te kunnen voeren. Daarvoor zou wel de wet aangepast moeten worden omdat het op dit moment niet mogelijk is om het vereveningsfonds met andere middelen te vullen dan verevening binnen de sector.
43
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat warmte betaalbaar blijft voor alle huishoudens, ook bij kostengebaseerde tariefregulering? Kan het kabinet de garantie geven dat warmte nooit duurder wordt dan gas, ook in het nieuwe systeem? Hoe voorkomt het kabinet dat huishoudens de risico's dragen van onrendabele of slecht ontworpen warmtenetten? Is het kabinet bereid om een wettelijk maximumtarief — dat is niet de beste optie, maar wel een belangrijke voorwaarde, denk ik, een soort noodstop — in het systeem op te nemen, zoals in de wet? Wat is de impact van de Wcw op de vaste lasten voor huurders in warmtenetten? Wat is de verwachte spreiding van warmteprijzen per net, per regio en gemeente? We noemden het net al. Hoe vaak mag een warmtebedrijf binnen een jaar een tarief wijzigen? (Beckerman, SP)
Antwoord
Eerst zal het NMDA principe gelden. Vervolgens zal er een kostengebaseerd tarief gehanteerd worden eventueel in combinatie met een prijsgarantie. Om ervoor te zorgen dat iedereen zijn energierekening kan betalen, vindt het kabinet gerichte inkomenssteun passender dan het toepassen van doelgroepenbeleid in de regulering van energieprijzen.
Zo helpt het kabinet huishoudens om hun energierekening structureel naar beneden te brengen, bijvoorbeeld door het goed isoleren van woningen. Met behulp van het Warmtefonds en subsidies zoals de ISDE kunnen bewoners en VvE's worden geholpen om hun huis te verduurzamen. Bij huurwoningen worden EFG-labels uitgefaseerd. Voor verhuurders zijn middelen voor verduurzaming beschikbaar via de SAH en de SVOH.
Blok 4: Toezicht
44
Hoe voorkomt de minister een tekort aan toezichtcapaciteit? Hoeveel capaciteit bij ACM is nodig? (Beckerman, SP)
Heeft minister budgettair rekening gehouden om ACM te versterken om toezicht op warmtenetten goed vorm te geven? (Kröger, GL-PvdA)
Antwoord
De ACM krijgt met dit wetsvoorstel verschillende aanvullende taken en bevoegdheden ten opzichte van de huidige Warmtewet. De ACM is dan ook gevraagd om een uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets te doen op het wetsvoorstel. De ACM heeft reeds additionele middelen toegekend gekregen. Daarbij heeft de ACM dit voorjaar een extra claim gedaan voor het toezicht op kostengebaseerde tarieven. Over deze claim moet nog besluitvorming plaatsvinden.
45
De ACM wacht een immens uitvoeringsvraagstuk. Het lijkt me niet te doen als de ACM straks voor honderden kavels tarieven moet vaststellen. Die uitvoering brengt immers veel kosten met zich mee, en ook de ACM kan fouten maken. Ook de Wetenschapstoets waarschuwt voor de complexiteit van de tariefregulering. Kan de minister daarop reflecteren en reageren? (Grinwis, CU)
Antwoord
De ACM heeft ervaring met kostengebaseerde regulering in verschillende sectoren, zoals elektriciteit en gas, en heeft expertise om dit ook bij warmte uit te voeren. De ACM gaf in de technische briefing aan dat de hoeveelheid werk in lijn is met andere sectoren waar tarieven gebaseerd zijn op kosten, in ieder geval voor aangewezen warmtebedrijven. Voor kleine collectieve warmtesystemen zal kostengebaseerde regulering naar verwachting eenvoudiger worden ingevuld. Hierover is het kabinet in gesprek met de ACM.
De wetenschapstoets doet een aantal aanbevelingen om tariefregulering te vereenvoudigen. Een aantal van deze aanbevelingen heeft al een plek in het wetsvoorstel, zoals het vaststellen van boekhoudkundige regels, transparantie en de mogelijkheid tot benchmarking. Andere aanbevelingen, zoals meer vrijheid in tariefstructuur voor warmtebedrijven, kunnen in fase 3 van tariefregulering worden ingevoerd, als dat gewenst is. Weer andere aanbevelingen zijn om nieuwe warmtesystemen direct naar kostengebaseerde tarieven te gaan, en om nieuwe warmtesystemen uit te zonderen van de tarieflimiet. Deze aanbevelingen neemt het kabinet niet over, omdat ze de consument in mindere mate beschermen of in de uitvoering op problemen stuiten.
De ACM heeft tijd nodig om tariefregulering voor te bereiden, ook voor nieuwe warmtesystemen. En klanten op nieuwe warmtesystemen moeten ook beschermd worden tegen hoge tarieven.
46
Stel nou dat overal in het land gemeenten en/of provincies warmtebedrijven gaan aanwijzen. Als er massaal collectieve warmtesystemen worden aangelegd, dan worden, als we de redenatie van de minister volgen, toezicht en handhaving toch juist moeilijker? Of zie ik dat verkeerd? Dat is zeker het geval als er heel veel versnippering gaat ontstaan, en zeker ook als al die warmtebedrijven met hun eigen tarieven en achterliggende formules en berekeningen gaan werken, want dat gaat uiteindelijk gebeuren. Kan de minister dat uitleggen? (Kops, PVV)
Antwoord
De ACM gaf in de technische briefing aan dat de hoeveelheid werk in lijn is met andere sectoren waar tarieven gebaseerd zijn op kosten, in ieder geval voor aangewezen warmtebedrijven. Veel van het werk voor de ACM hangt niet af van het aantal warmtebedrijven, maar van het vaststellen van boekhoudkundige regels en de tariefformules. Ook zal naar verwachting een groot deel van de groei van collectieve warmte komen door de uitbreiding van bestaande systemen en niet in de oprichting van nieuwe systemen. Als de groei van collectieve warmte voornamelijk zit in de uitbreiding van bestaande systemen, komt er daardoor dus niet heel veel extra werk op de ACM af.
Als er nieuwe warmtebedrijven worden opgericht, stijgt de hoeveelheid werk wel. De ACM heeft al een verzoek ingediend voor middelen voor de uitvoering van kostengebaseerde tariefregulering. Daarin zijn aannames gemaakt over de groei van het aantal aangewezen warmtebedrijven.
Voor kleine collectieve warmtesystemen zal kostengebaseerde regulering naar verwachting eenvoudiger worden ingevuld. De groei van het aantal warmtesystemen heeft beperkt invloed op de hoeveelheid werk voor de ACM.
47
Kan de minister uiteenzetten op welke manier ze middels de wet wil voorkomen dat op warmtebronnen overwinsten kunnen worden gemaakt? De wet biedt weliswaar richtlijnen, maar zijn niet stevigere waarborgen nodig? (Grinwis, CU)
Antwoord
Het wetsvoorstel schrijft voor dat de warmteproducent redelijke voorwaarden en tarieven moet hanteren. De ACM houdt daar toezicht op. Er is niet gekozen voor volledige tariefregulering, omdat hier niet altijd sprake is van een monopolie. In veel gevallen kan het warmtebedrijf kiezen welke warmtebron hij gebruikt, en heeft het ook de keuze om een warmtebron zelf te ontwikkelen of de warmte in te kopen.
Volledige tariefregulering zou leiden tot sterke verhoging van administratieve lasten voor warmteproducenten en de ACM, mede omdat warmte op dit moment in veel gevallen een bijproduct is en het precies toerekenen van kosten aan warmteproductie een complexe taak is. De prijs die het warmtebedrijf betaalt voor de ingekochte warmte kan worden genormeerd door de ACM. Hiermee kan worden voorkomen dat eventuele onredelijk hoge prijzen doorberekend worden aan eindverbruikers.
Blok 5: Overig
48
Wat gebeurt er als een gemeente een kavel wil verkleinen en een private minderheid een belang heeft dat niet te willen? En kunnen ze dat door artikel 2.3 en tweede Nota van Wijziging nu tegenhouden? (Kröger, GL-PvdA)
Antwoord
Nee, dat is niet mogelijk. Artikel 2.3, tweede lid, bevat een limitatieve lijst met onderwerpen waarover een private minderheidsaandeelhouder afspraken kan maken met een publieke meerderheidsaandeelhouder. Met de tweede nota van wijziging kunnen afspraken worden gemaakt over instemming in het investeren in nieuwe collectieve warmtevoorzieningen. Zowel het oorspronkelijke artikel 2.3, tweede lid, alsook de toevoeging in de tweede nota van wijziging, geven dus niet de mogelijkheid om als private minderheidsaandeelhouder (door het maken van afspraken) de verkleining van een warmtekavel te blokkeren. In aanvulling hierop is het goed om op te merken dat de afspraken die een private minderheidsaandeelhouder wil maken op grond van artikel 2.3, tweede lid, alleen tot stand komen als de publieke meerderheidsaandeelhouder bereid is om daar in mee te gaan.
49
Verder willen we voorkomen dat er bemeteringseisen gelden die bij dergelijke balanssystemen zinloos zijn, ik weet dat de minister de tariefregulering techniek neutraal wil insteken, ik wil graag wat meer duidelijkheid en zekerheid op dit punt. (Flach, SGP)
Antwoord
Bij de bemetering van warmte is het voor het kabinet van belang dat de consument beschermd is. Dit geldt voor alle warmtenetten die onder de reikwijdte van de Wcw vallen, daarmee ook voor vijfde generatie warmtenetten. De eisen voor bemetering wordt in lagere regelgeving verder uitgewerkt. Het kabinet houdt hierbij oog voor consumentenbescherming en kosteneffectiviteit.
50
Daarnaast is er volgens mijn informatie door de RVO een onderzoek uitgezet bij CE Delft naar innovatievere warmtenetten. Ik hoor graag wanneer het rapport met de uitkomsten naar de Kamer komt. Het moet, als het naar de Kamer toekomt, niet komen op een moment ergens tussen de besluitvorming door de Tweede Kamer en de besluitvorming door de Eerste Kamer in. (Vermeer, BBB)
Er is door RVO een onderzoek uitgezet naar zeer lage temperatuur uitwisselingsnetten. Er wordt nog gewerkt aan het vergaren van betrouwbare gegevens om de resultaten op te baseren. De verwachting is dat de rapporten begin juli beschikbaar zijn en helaas niet voor de plenaire behandeling van 10 juni kunnen worden opgeleverd. De rapporten zullen met de Kamer gedeeld worden wanneer deze opgeleverd zijn.
51
Kunnen we de lessen van de gastransitie niet toepassen op deze warmtetransitie? (Postma, NSC)
De grootschalige warmtetransitie die de overheid voorstaat is niet bepaald de eerste. Eén die zeer succesvol was, was de aardgastransitie in de jaren ’60. Kunnen we de lessen van deze transitie niet toepassen op deze warmtetransitie? (Grinwis, CU)
Antwoord
Aardgas had veel momentum omdat centrale verwarming en koken op gas verhoogd comfort bood en er sprake was van welvaartsgroei in Nederland. Toen was nationale sturing mogelijk: men bewoog landelijk van kolen of stadsgas naar aardgas, nu gaanbewoners van aardgas over op drie alternatieven, waarbij de lokale omstandigheden een belangrijke factor zijn. De complexiteit van de warmtetransitie is groter vergeleken met de gastransitie. Het was onzeker of de gastransitie rendabel zou worden, maar doordat de overheid de beslissing nam om de transitie te omarmen en met beleid te ondersteunen, werd deze transitie een succes.
Bij de gastransitie was er niet meteen draagvlak: mensen waren ook toen bang dat het aardgas te duur werd en de vooruitgang in comfort werd pas ervaren als de overstap gemaakt werd. Gemeentelijke energiebedrijven waren toen neutrale partijen die voorlichting gaven over de juiste maatregelen, die rol kunnen gemeenten nu pakken. De uitdaging van vandaag is dat aardgas nog steeds relatief goedkoop is en het huis net zo goed verwarmt als het warmtenet en er daardoor dus minder prikkels zijn om de overstap te maken.
De gastransitie was ook een overzichtelijker transitie: heel Nederland ging over van kolen naar gas. Nu verschilt de oplossing per wijk. Daarom ziet de transitie er vandaag de dag iets anders uit: met prijsprikkels en subsidies wordt de overgang naar schonere manieren van verwarmen geleidelijk ingezet. Het is de taak van het kabinet om op nationaal niveau de randvoorwaarden op orde te brengen en gemeentes te ondersteunen in hun rol als regisseur van de lokale warmtetransitie.
52
Krijgt de minister ook signalen dat de huurbevriezing ertoe leidt dat veel aansluitingen van huurwoningen op warmtenetten worden geschrapt? Wat gaat het kabinet daaraan doen? (Grinwis, CU)
Antwoord
Het kabinet ontvangt deze signalen ook en onderzoekt op dit moment welke mogelijkheden er zijn om de investeringscapaciteit van woningcorporaties zoveel mogelijk op peil te houden.
53
Kan een huishouden dat van een contract af wil dat contract opzeggen? Twee situaties in de wet waarbij het niet kan. Als redelijkerwijs technisch niet mogelijk levering te beëindigen. Of beëindigen leidt tot nadeel andere gebruikers. 1) waarom kan het niet gewoon? 2) welke blijvende nadelen? 3) Kan dit ertoe leiden dat contracten nooit opgezegd kunnen worden omdat er altijd een van de situaties van toepassing is? (Kops, PVV)
Antwoord
Een warmtebedrijf moet schriftelijk reageren op een opzegging en deze uitvoeren. Als het die opzegging niet kan realiseren, moet het bedrijf dit motiveren. Een voorbeeld waarin het niet mogelijk is, is als een verbruiker geen eigenstandige aansluiting heeft, zoals in situaties van blokverwarming door middel van inpandige stijgleidingen zonder individuele aansluitingen. Deze bepaling is overgenomen uit de huidige Warmtewet en ervaringen tot op heden hebben geen aanleiding gegeven om dit te veranderen.
54
Kan de minister bevestigen dat de duurzaamheidsnormen echt in 2030 inwerking zal gaan treden, en niet later? (Rooderkerk, D66)
Antwoord
In de tweede nota van wijziging is een delegatiegrondslag opgenomen om het moment van aanvang van de normering te bepalen. Het voornemen is om in het Besluit collectieve warmte voor te schrijven dat vanaf 2030 wordt gestart met een maximum van 25 kg broeikasgassen per geleverde GJ.
55
Deze week sprak ik bestuurders in de Bollenstreek. Zij kunnen 50.000-70.000 huishoudens aansluiten maar zijn zij hebben wel extra financiering nodig. ongeveer € 300-400 miljoen. Hoe gaat de minister om met dit soort verzoeken voor maatwerksubsidies? Zeker ook omdat het groeifonds gestopt is en het project 'nieuwe warmte nu' afloopt. Hoe gaat u dat gat opvullen? (Rooderkerk, D66)
Antwoord
Het kabinet is enthousiast over het initiatief van gemeenten. De initiatief rol komt met deze wet ook bij de gemeente te liggen. Het ministerie heeft vorige week ook het bod van de Bollenstreek in ontvangst genomen. Maatwerksubsidies hebben hogere uitvoeringskosten dan algemene regelingen. Eerder is in de Kamerbrief van 12 december 20242 aangegeven in reactie op het advies van kwartiermaker van het nMIEK Zuid-Holland project dat maatwerkdeals met clusters geen prioriteit krijgen, omdat het kabinet zich richt op het generieke instrumentarium. In uitzonderlijke gevallen kan een project zo uniek en innovatief zijn dat een maatwerksubsidie nodig is. Het groeifondsproject Nieuwe Warmte Nu is zo’n maatwerksubsidie, deze wordt momenteel geëvalueerd en kan mogelijk worden verlengd binnen het beschikbare budget.
56
Waarom is er geen wettelijke participatie plicht opgenomen voor gemeente ook bij het aanwijzen van warmtebedrijven? (Beckerman, SP)
Antwoord
Voor publieke sturing is geen participatie van een gemeente nodig. Bovendien zal niet iedere gemeente de ruimte en de behoefte hebben om te participeren.
57
De minister stelt nu als randvoorwaarde dat warmtetarieven in de betreffende wijken ‘concurrerend’ moeten zijn. Verwacht de minister dat dit uitgangspunt voldoende opschaling zal bewerkstelligen? Zou de minister niet één stap verder moeten door ervoor te zorgen dat collectieve warmte de meest aantrekkelijke optie is? (Grinwis, CU)
Antwoord
Gemeenten geven per wijk in hun Warmteprogramma aan wat de beste oplossing is voor het verduurzamen van de warmtevoorziening. Uitgangspunt is dat gekozen wordt voor de laagste nationale kosten. Als een collectieve warmtevoorziening de laagste nationale kosten heeft, is het uitgangspunt dat dit zich ook vertaalt in een aantrekkelijke prijs voor de eindgebruiker. Het kabinet voert fase 2 van de tariefregulering pas in als de relatieve betaalbaarheid ten opzichte van gangbare alternatieven geborgd is. Met die belofte van het kabinet roept het kabinet gemeenten op om de opschaling vorm te geven.
58
Drie punten energiebesparing. (1) Voorkomen van warmteverlies. Eens dat belangrijk is om hier normering voor te hebben? (Kröger, GL-PvdA)
Antwoord
Warmteverlies mag niet worden doorberekend aan de consument. Hierdoor hebben bedrijven (ook nu al) een prikkel om warmteverliezen te beperken. De Wcw introduceert een duurzaamheidsnorm. Het beperken van warmteverliezen is één van de mogelijkheden om aan de duurzaamheidsnorm te voldoen. Het is aan het warmtebedrijf om kostenefficiënte keuzes te maken bij de verduurzaming van hun net. Het introduceren van een aanvullende norm op warmteverliezen is onwenselijk.
Door de grote verschillen tussen systemen is een redelijke norm moeilijk vast te stellen. Een dwingende norm werkt kostenverhogend. Het voegt weinig toe aan de prikkels die bedrijven nu ook al hebben. Ik zie wel mogelijkheden om het beperken van warmteverliezen als taak van het warmtebedrijf meer tot uitdrukking te laten komen in dit wetsvoorstel, zoals voorgesteld in het amendement van de heer Flach op dit punt.
59
Is de minister bereid om te kijken naar een grondslag voor een heffing op het lozen van restwarmte? Dit is vergelijkbaar met een afvalstoffenheffing, waarbij de verantwoordelijkheid en de kosten voor het voorkomen van lozing bij de producent van restwarmte komen te liggen en dus buiten de businesscase van het warmtenet en niet bij de warmtebedrijven. Zo worden warmtenetten goedkoper. Immers, de kosten voor het uitkoppelen van restwarmte komen dan bij de industrie te liggen in plaats van bij het warmtenet. (Kröger, GL-PvdA)
Antwoord
Restwarmte is een belangrijke duurzame warmtebron. Het ophaalrecht verplicht restwarmteproducenten om informatie te verstrekken en mee te werken om de uitkoppeling van restwarmte mogelijk te maken (als het een onvermijdelijk bijproduct is). ACM kan hierop handhaven en een bestuurlijke boete opleggen. Het wetsvoorstel regelt ook dat het warmtebedrijf de uitkoppelingskosten betaalt. De industrie moet nu al haar restwarmte ter beschikking stellen, zonder dat daar financieel iets tegenover staat. Het kabinet is niet voornemens een extra heffing op lozen van restwarmte in te voeren.
60
Je zou willen dat isolatie en energiebesparing in de warmteplannen zit. Zonde als isoleren niet meer wordt gedaan omdat het niet goed is voor de business case omdat er al eerder een warmtebedrijf is aangewezen terwijl er nog geen integraal plan ligt voor isolatie. Hoe ziet de minister dit? (Kröger, GL-PvdA)
Antwoord
In het warmteprogramma, zoals gemeenten die voor eind 2026 opstellen, zitten ook gemeentelijke plannen voor isolatie van de gebouwde omgeving.
In een warmteprogramma beschrijft een gemeente de aanpak van het isoleren en aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving. Hierin staat welke wijken, buurten en dorpskernen in de komende 10 jaar van het aardgas gaan en hoe dat gebeurt.