Stand van zaken rond het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR)
Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Brief regering
Nummer: 2025D24370, datum: 2025-05-27, bijgewerkt: 2025-06-02 09:11, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit ChristenUnie kamerlid)
- Reactie van Autoriteit Persoonsgegevens (AP) op adviesaanvraag m.b.t. tijdelijke voorziening CABR
- Beslisnota bij Kamerbrief over stand van zaken rond het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR)
Onderdeel van kamerstukdossier 20454 -211 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen.
Onderdeel van zaak 2025Z10618:
- Indiener: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-05-28 13:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-06-05 10:15: Procedurevergadering (geannuleerd) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-06-19 11:15: Extra procedurevergadering commissie OCW (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
20454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
32761 Verwerking en bescherming persoonsgegevens
Nr. 211 Brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 2025
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft
gevraagd1 om een stand van zaken rond het
Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR). Hierbij voldoe ik aan
dit verzoek. Zoals gemeld in mijn brieven van 6 en 19 december 20242 werk ik aan twee sporen: enerzijds
bereid ik een wetswijziging voor, waarmee een wettelijke basis wordt
gecreëerd voor het online voor eenieder beschikbaar stellen van
archieven met een zwaarwegend maatschappelijk belang, maar waarvan niet
volledig kan worden uitgesloten dat zij bijzondere of strafrechtelijke
persoonsgegevens bevatten. Voor de periode tot de inwerkingtreding van
de wetswijziging wordt gewerkt aan een zogeheten tijdelijke voorziening
om digitale toegang te kunnen verlenen tot het CABR. Ik zal eerst ingaan
op deze tijdelijke voorziening, en daarna de stand van zaken rond het
wetsvoorstel toelichten.
Tijdelijke voorziening
Het CABR is geordend op naam van de onderzochte personen. Om in het papieren archief het lot van slachtoffers te achterhalen, is het nodig om te weten bij welke onderzochte persoon men in het dossier moet kijken, of daar ten minste een vermoeden van te hebben. Dit is bij nabestaanden van slachtoffers vaak onbekend, waardoor het onmogelijk is de gezochte informatie in de bijna vier kilometer papieren documenten van het CABR te vinden. In de gedigitaliseerde archiefstukken kan wél worden gezocht op bijvoorbeeld namen van slachtoffers of getuigen, of op plaatsnaam. Dit opent dus nieuwe mogelijkheden om te achterhalen wat er in de oorlogsjaren is gebeurd. Ik vind het belangrijk om, nu het gedigitaliseerde CABR voorlopig niet online kan worden gepubliceerd, wel een vorm van digitale toegankelijkheid tot het CABR te kunnen bieden. Veel nabestaanden zijn inmiddels op hoge leeftijd: voor hen dringt de tijd.
Met het consortium dat het project Oorlog voor de Rechter uitvoert3 en in afstemming met de ministeries van VWS en JenV, heb ik gewerkt aan de inrichting van een tijdelijke voorziening binnen de grenzen van de huidige wetgeving. Met deze tijdelijke voorziening kunnen bezoekers bij het Nationaal Archief (NA) op beperkte schaal, op reservering en in het gedeelte van de studiezaal dat is bestemd voor het raadplegen van beperkt openbaar archief, zoeken in de tot nu toe gedigitaliseerde dossiers4 uit het CABR. Deze tijdelijke voorziening richt zich met name op onderzoek dat in het papieren archief niet mogelijk is, zoals het zoeken op naam van familieleden of plaatsen die niet direct te relateren zijn aan de naam waarop het dossier gearchiveerd is. Bezoekers die enkel op zoek zijn naar een specifiek dossier van een onderzochte persoon kunnen ook onderzoek blijven doen in de papieren dossiers.
De tijdelijke voorziening betreft nadrukkelijk een noodoplossing, die – gezien de benodigde voorzorgsmaatregelen en de capaciteit op de studiezaal van het Nationaal Archief – een beperkte omvang zal hebben. Ik ben mij ervan bewust dat dit voor hen die ver weg wonen of vanwege andere redenen de reis naar Den Haag niet of moeilijk kunnen maken, maar in beperkte mate soelaas biedt. Ook zullen er wachttijden ontstaan, net als nu voor toegang tot de papieren stukken het geval is. Voor een deel kan dat ondervangen worden door de tijdelijke voorziening op termijn ook beschikbaar te stellen bij de Regionale Historische Centra (RHC’s), de rijksarchiefbewaarplaatsen in de provincie. Ik ben de mogelijkheden hiervoor aan het onderzoeken. Ik zal uw Kamer hierover zo snel als meer duidelijk is nader informeren.
Voor de inrichting van de tijdelijke voorziening heb ik vanuit de eindejaarsmarge een incidenteel bedrag van €5,1 miljoen vrijgemaakt. Het grootste deel daarvan gaat naar de technische realisatie. De rest van het budget is voorzien voor de inrichting van de faciliteit bij het Nationaal Archief en op termijn voor de inrichting bij de RHC’s.
In de afgelopen maanden is hard gewerkt aan de (technische) realisatie van deze voorziening. Aan de ene kant hecht ik eraan om het gedigitaliseerde archief beschikbaar te maken, voor iedereen die vermoedt dat het CABR gegevens bevat over hun (familie)geschiedenis,voor de (nabestaanden van) slachtoffers en voor onderzoekers, zoals hierboven beschreven. Nederland heeft zich ook in diverse internationale verdragen5 gecommitteerd aan het zo veel mogelijk toegankelijk maken van de archieven over de Holocaust voor publiek en onderzoekers. Daarnaast sta ik voor het recht op informatie. Aan de andere kant hecht ik aan het beschermen van persoonsgegevens. Bij de ontwikkeling van de tijdelijke voorziening is hier dan ook goed naar gekeken. Over het plan voor de tijdelijke voorziening heb ik op 19 maart advies gevraagd aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP), die mij op 25 april haar reactie heeft gestuurd. Naast de maatregelen die het consortium zelf al had voorzien om de bescherming van persoonsgegevens te borgen, heeft de AP mij geadviseerd om nog een aantal extra maatregelen te nemen. Voor de volledigheid voeg ik het advies van de AP als bijlage bij deze brief.
Ik heb het advies van de AP bestudeerd. Daarbij heb ik ook het consortium en de algemene rijksarchivaris geraadpleegd. De reeds voorziene maatregelen sluiten voor een groot deel aan bij de adviezen van de AP. Voor een aantal aanvullende maatregelen zal ik extra aandacht vragen bij de uitvoering van de tijdelijke voorziening. Hieronder beschrijf ik welke maatregelen zullen worden genomen. Waar aan de orde licht ik daarbij toe hoe deze zich verhouden tot de maatregelen uit het AP-advies.
Het raadplegen van de gedigitaliseerde stukken kan enkel op locatie, op de studiezaal van het Nationaal Archief en op termijn mogelijk ook bij de rijksarchiefbewaarplaatsen in de provincie (de RHC’s). Raadpleging via internet vanaf een andere locatie is niet mogelijk.
De AP vraagt in haar advies daarnaast aandacht voor adequate technische beveiliging van de stukken (maatregel b uit het advies van de AP). Dit kan ik bevestigen: er zijn passende technische en organisatorische maatregelen getroffen om de digitale stukken te beveiligen.Dossiers van onderzochte personen van wie niet duidelijk is of ze zijn overleden worden in de tijdelijke voorziening niet getoond. De AP verzoekt in haar advies om deze dossiers ook niet te tonen in de zoekresultaten (maatregel a uit het advies van de AP). Dit kan ik bevestigen.
Bezoekers moeten vooraf een plek reserveren en daarbij verklaren dat zij een onderzoeksbelang hebben, op dezelfde wijze als dat het geval is voor het inzien van stukken uit het papieren CABR op de studiezaal. Dat kan een historisch belang zijn, bijvoorbeeld een nabestaande die familieonderzoek wil doen, of een bezoeker die journalistiek onderzoek wil verrichten. Ook voor een onderzoek met een wetenschappelijk belang is het mogelijk inzage te verkrijgen. De AP adviseert mij in maatregel c om voor eenieder duidelijk te maken welke nabestaanden toegang kunnen krijgen onder welke voorwaarden. Onder nabestaanden versta ik personen die een vermoeden hebben dat er gegevens in het CABR zitten die verband houden met hun (familie)geschiedenis. Dat kunnen familieleden zijn, maar ook bijvoorbeeld mensen die willen weten wat er is gebeurd met hun verloofde, onderduikverleners, buren of goede vrienden. Dit zal, conform het advies van de AP, ook zo vermeld worden op de websites van het Nationaal Archief en Oorlog voor de Rechter. De voorwaarden voor toegang licht ik hieronder verder toe.
Bezoekers die aangeven thematisch onderzoek te willen doen, zoals wetenschappers die onderzoek doen naar een bepaald onderwerp of thema, moeten, net als voor toegang tot het papieren CABR, een onderzoeksopzet indienen. Deze opzet wordt vooraf door het NA beoordeeld, onder andere op de wijze waarop privacy door de onderzoeker wordt gewaarborgd. Dit komt overeen met maatregel f uit het AP-advies.
Bezoekers van de tijdelijke voorziening zullen worden geïnformeerd over de verwerking van hun persoonsgegevens en het bewaren daarvan, zoals de AP voorstelt in maatregel j van haar advies.
Per terminal is plek voor maximaal twee personen. De bezoeker mag dus maximaal één medebezoeker opgeven.
Bezoekers ontvangen een inzagebesluit, waarin zij worden gewezen op hun (AVG-)verplichtingen ten aanzien van nog levende personen6. Deze verplichtingen zullen ook worden toegelicht op de websites van het Nationaal Archief en Oorlog voor de Rechter, zoals de AP adviseert bij maatregel e. In het inzagebesluit zal ook worden benadrukt dat toegang tot dit beperkt openbare archief wordt verleend voor het doel zoals beschreven in het verzoek om inzage (maatregel d uit het AP-advies).
Het raadplegen van de gedigitaliseerde stukken vindt plaats in het gedeelte van de studiezaal waar enkel beperkt openbaar archief geraadpleegd wordt. Hiervoor gelden dezelfde regels als inzage in beperkt openbaar (papieren) archief: bezoekers mogen wel aantekeningen maken, maar geen foto’s of scans, telefoons mogen niet mee de studiezaal in, en op laptops wordt de camera afgeplakt. Hierop wordt toezicht gehouden.
De terminals zijn beveiligd tegen het verspreiden van de digitale stukken: het is niet mogelijk om apparaten of kabels te verbinden en ook is er geen mogelijkheid om bijvoorbeeld screenshots te maken, applicaties te downloaden, of stukken door te mailen.
Op de terminal kunnen alleen de websites van Oorlog voor de Rechter en van het Nationaal Archief worden bezocht. Op de website van Oorlog voor de Rechter kan het onderzoek in de gedigitaliseerde stukken worden gedaan en op de website van het Nationaal Archief kunnen eventueel fysieke stukken worden gereserveerd.
Met de (externe) partners die betrokken zijn bij het digitaliseren en het tonen van de gedigitaliseerde stukken zijn (verwerkers)overeenkomsten afgesloten, conform de eisen uit de AVG. Deze overeenkomsten zullen nog een keer worden nagelopen op de aandachtspunten die de AP schetst onder maatregel h.
Indien de bezoeker onverhoopt stuit op stukken die niet getoond zouden mogen worden, dan kan hij of zij dit kenbaar maken, onder vermelding van welk archiefstuk het precies betreft. De stukken worden zo snel als technisch mogelijk is niet meer getoond, waarna nader onderzoek plaatsvindt. Er zijn drie omstandigheden waarbij bovenstaande het geval kan zijn:
Aanwezigheid van persoonsgegevens: er wordt een document op het scherm getoond met informatie die tot een levend persoon te herleiden is. Op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming wordt dit document vervolgens niet getoond.
Portretrechten: Er wordt een foto getoond waarop portretrecht rust. Op grond van het portretrecht wordt deze foto vervolgens niet getoond.
Ethische bezwaren: Er worden persoonlijke documenten, zoals een brief of een dagboek, aangetroffen, waarvan iemand door het tonen ervan grote persoonlijke problemen verwacht. Een verzoek tot het niet tonen daarvan wordt voorgelegd aan een onafhankelijke adviescommissie, die een ethische afweging maakt. Op basis van het advies van de commissie neemt het Nationaal Archief een beslissing over het al dan niet tonen van het betreffende document. Documenten die gemaakt zijn als onderdeel van de rechtsgang, zoals een proces-verbaal of getuigenverklaring, komen niet in aanmerking.
Indien op termijn inzage mogelijk wordt op de locaties van de rijksarchiefbewaarplaatsen in de provincie (RHC’s), wordt als maatregel toegevoegd het niet tonen van ‘werken’ waar auteursrechten op rusten. Dit omdat het niet evident is dat de mogelijkheid voor het Nationaal Archief om op grond van de Auteurswet beschermde werken in het CABR op locatie van het Nationaal Archief te tonen, ook geldt op de locaties van de RHC’s.
In haar advies spreekt de AP de zorg uit dat bezoekers alleen op de studiezaal bezwaar kunnen maken tegen het tonen van bepaalde stukken (maatregel i). Deze zorg wil ik graag wegnemen: de mogelijkheid om bezwaar te maken is niet gebonden aan de locatie van de studiezaal. Het is echter wel belangrijk dat bij het bezwaar exact wordt aangegeven om welke archiefstukken het gaat. Als iemand bezwaar maakt omdat hij ‘ergens’ voorkomt, dan is verificatie van de claim niet mogelijk. Omdat de studiezaal de enige plek is waar men het gedigitaliseerde materiaal kan inzien, zal het maken van bezwaar op het tonen van bepaalde archiefstukken in de praktijk veelal daar gebeuren. Bezoekers zullen worden gewezen op hun recht om bezwaar te maken en er zal worden toegelicht op welke wijze dit kan.
Maatregel g die de AP voorstelt, namelijk het loggen en monitoren van
alle raadplegingen, stuit bij mij op principiële bezwaren. Zoals
hierboven al toegelicht moeten bezoekers zich, net als voor toegang tot
het papieren CABR, vooraf aanmelden en daarbij aangeven dat ze een
belang hebben om het archief te raadplegen. Bezoekers moeten zich
legitimeren en bij ontvangst van het inzagebesluit wordt hen gevraagd te
verklaren dat zij een (persoonlijk) belang hebben om onderzoek te doen
in het CABR, zoals familieonderzoek, journalistiek onderzoek, overig
historisch onderzoek of wetenschappelijk onderzoek. De inzagebesluiten
worden, zoals alle inzagebesluiten voor de termijn zoals vastgelegd in
de selectielijst bewaard.
De AP adviseert om daarbovenop ook alle raadplegingen van het CABR per
gebruiker te loggen, inclusief de ingevulde zoektermen en getoonde
documenten. Daarmee vraagt de AP mij om van bezoekers in detail vast te
leggen waar zij naar zoeken. Dit is een inbreuk op de privacy van de
bezoeker. Ik vind dat ethisch bezwaarlijk. De gedachte achter
openbaarheid van overheidsarchieven is dat burgers (besluiten van) de
overheid kunnen controleren. Dat de overheid dan vervolgens hun
zoekgedrag zou gaan volgen, vastleggen en controleren vind ik zeer
bezwaarlijk. Daarnaast heeft dit kabinet meermaals benadrukt dat de
overheid moet uitgaan van vertrouwen jegens burgers. Het controleren van
het zoekgedrag van die burgers staat daar haaks op. Overigens voorzie ik
daarnaast ook praktische problemen in de uitvoerbaarheid en
handhaafbaarheid.
Ik kan mij vinden in de onderliggende gedachte dat schade voor mogelijk nog levende personen, wiens gegevens in het CABR voorkomen, zo veel mogelijk moet worden beperkt. Ik vind het echter principieel bezwaarlijk om de oplossing daarvoor te zoeken in het controleren van het zoekgedrag van bezoekers, die naar het archief komen om onderzoek te doen naar het lot van hun familie of geliefden, of vanuit een wetenschappelijk perspectief. Wel vind ik het belangrijk dat bezoekers worden gewezen op de eisen die de AVG stelt aan het verwerken en verspreiden van persoonsgegevens die zij tegenkomen bij het raadplegen van het CABR, zoals blijkt uit alle getroffen maatregelen die ik in deze brief heb toegelicht.
Alles bijeengenomen ben ik van mening dat met de getroffen maatregelen zorgvuldig wordt omgegaan met het risico op een inbreuk op de bescherming van de persoonsgegevens van nog levende personen die in het archief voorkomen. Ik ben dan ook voornemens om tot opening van de tijdelijke voorziening zoals hierboven beschreven over te gaan. De komende weken wordt de laatste hand gelegd aan de technische realisatie van de tijdelijke voorziening. Daarna zijn nog enkele weken nodig voor het testen van de voorziening en het verhelpen van de daaruit voortkomende aandachtspunten. Op dinsdag 1 juli zal de tijdelijke voorziening voor het eerst voor het publiek geopend zijn. Ongeveer een week daarvoor zal het mogelijk worden om een plek achter een computer te reserveren. Na 1 juli zal goed worden gevolgd hoe de uitvoering van de tijdelijke voorziening verloopt. Na drie maanden wil ik een tussenevaluatie doen met de betrokken partijen om vervolgens te kunnen besluiten op welke wijze de tijdelijke voorziening ook bij de RHC’s kan worden ingezet.
Wetswijziging
De tijdelijke voorziening is, met alle hierboven beschreven maatregelen, significant verschillend van de oorspronkelijke plannen voor online toegankelijkheid van het CABR. Die richten zich op een archief dat voor eenieder op zijn eigen wijze, tijd en locatie te benaderen is, zonder drempels vooraf. Bovendien biedt een dergelijk breed toegankelijk archief vele mogelijkheden voor museale presentaties en educatie over het oorlogsverleden.
Voor de mogelijkheid om het CABR ook online te kunnen raadplegen heb ik in het eerste kwartaal van dit jaar gewerkt aan een wijziging van de Archiefwet. Het wetsvoorstel heeft tot doel om ruimte te bieden voor een belangenafweging tussen openbaarheid en privacy bij de (wijze van) verstrekking van (bijzondere en strafrechtelijke) persoonsgegevens door archiefdiensten. Daarbij creëert het wetsvoorstel de door de AP gemiste grondslag om daartoe bijzondere of strafrechtelijke persoonsgegevens te verwerken.
Mijn inzet is er op gericht om deze wetswijziging zo spoedig mogelijk te realiseren, maar uiteraard volgens een zorgvuldig wetstraject. Op 31 maart heb ik het conceptwetsvoorstel gepubliceerd, zodat tussen 31 maart en 28 april er een internetconsultatie heeft kunnen plaatsvinden. Hier zijn 70 reacties op binnengekomen, waarvan 57 openbaar. Daarnaast heb ik adviezen ontvangen van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR), het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI), de AP en de algemene rijksarchivaris. Ook heeft de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed een handhaafbaarheidstoets gedaan en heb ik een reactie ontvangen namens de VNG. Momenteel ben ik de inbreng uit de internetconsultatie en de adviezen aan het verwerken. Ik ben dan voornemens om vervolgens zo snel mogelijk spoedadvies aan te vragen bij de Raad van State, waarna ik het wetsvoorstel hopelijk rond de zomer naar uw Kamer kan verzenden.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Kenmerk 2025D13342↩︎
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 20 454, nrs. 208 en 210↩︎
De consortiumpartners van het project Oorlog voor de Rechter zijn het Nationaal Archief, het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, het Huygens Instituut voor Nederlandse geschiedenis en cultuur en WO2Net (voorheen Netwerk Oorlogsbronnen)↩︎
Het betreft op dit moment circa een derde deel van het totale CABR. Het totale archief zal naar verwachting begin 2027 gescand en gedigitaliseerd zijn.↩︎
Zoals bijvoorbeeld de Stockholm-declaratie uit 2000 en de Terazin Declaration on Holocaust Era Assets and Related issues uit 2009↩︎
Met levend persoon wordt bedoeld: een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon, zoals beschreven in artikel 4.1 van de AVG.↩︎