[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Sociale inbedding van arbeidsmigranten

Arbeidsmigratie en sociale zekerheid

Brief regering

Nummer: 2025D24889, datum: 2025-05-28, bijgewerkt: 2025-06-04 09:30, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29861 -161 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid.

Onderdeel van zaak 2025Z10927:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid

Nr. 161 Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2025

In Nederland werken en wonen een groot aantal arbeidsmigranten. Uit onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van deze mensen langere tijd in Nederland blijft. Zo is een derde van de arbeidsmigranten uit andere EU-landen na vijf jaar nog in Nederland. Bij arbeidsmigranten buiten de EU/EFTA is dat bijna de helft (46%).1

Dit kabinet werkt aan een selectiever en gerichter arbeidsmigratiebeleid via verschillende maatregelen en wetgeving, zoals toegelicht in mijn brief aan uw Kamer van 14 november 20242. Voor arbeidsmigranten die in Nederland verblijven is het essentieel dat zij volwaardig kunnen deelnemen aan de Nederlandse samenleving. De Adviesraad Migratie (hierna: de Adviesraad) heeft op 8 april jl. het rapport ‘Investeren in Samenleven: hoe arbeidsmigranten beter ingebed kunnen worden in de Nederlandse samenleving’ gepresenteerd waarin uitgebreid aandacht wordt besteed aan de problemen die hierbij spelen.

Het kabinet is de Adviesraad erkentelijk voor het rapport. Als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) maak ik mij sterk voor een goede sociale inbedding van arbeidsmigranten. In het regeerprogramma is ook opgenomen dat dit kabinet werkgevers meer verantwoordelijk wil houden voor taalonderwijs van arbeidsmigranten. Daarom heb ik in het najaar van 2024 diverse partijen bij elkaar gebracht: van arbeidsmigranten, vakbonden en maatschappelijke organisaties tot werkgevers, gemeenten en kennisinstellingen. Dit omdat voor een goede aanpak de inzet van en samenwerking tussen alle betrokkenen cruciaal is. Samen zijn we tot een aanpak gekomen om de sociale inbedding van arbeidsmigranten te verbeteren. Een aanpak die niet alleen arbeidsmigranten, maar ook andere nieuwkomers, zoals Oekraïense ontheemden, ten goede komt.

In deze brief licht ik mijn aanpak toe en reageer daarbij ook, namens het kabinet, op het rapport van de Adviesraad. Allereerst licht ik de kern van het rapport toe. Vervolgens zal ik per pijler uit het rapport (informatievoorziening, taal, ontwikkeling op het werk en ontmoeten) ingaan op mijn inzet om de sociale inbedding van arbeidsmigranten te verbeteren en hierbij ook ingaan op of en hoe het kabinet de adviezen van de adviesraad opvolgt.

Bij de pijler over taal zal ik ingaan op de vraag hoe we naast arbeidsmigranten ook andere groepen nieuwkomers zo snel mogelijk na binnenkomst de Nederlandse taal laten leren. Hiermee doe ik een motie van de leden Van Nispen en Rajkowski af (Kamerstuk 36 600 XX, nr. 25).3

Appreciatie van het rapport Investeren in Samenleven - Adviesraad Migratie

Kern van het rapport Investeren in Samenleven - Adviesraad Migratie

De Nederlandse samenleving wordt steeds diverser. Daarom moeten we meer investeren in samenleven. Dat vraagt om samenleefbeleid, ook en specifiek voor arbeidsmigranten. Zij moeten structureel beter worden ingebed in onze samenleving. Het gaat daarbij om vier pijlers:

  • Nederlands leren

  • Rechten en plichten kennen en kunnen uitoefenen

  • Ontwikkeling op werkgebied

  • Elkaar ontmoeten

De kosten en baten van arbeidsmigratie zijn nu nog ongelijk verdeeld. De baten zijn nu vooral voor de werkgevers, die profiteren van goedkope arbeidskrachten of specialistische kennis. Werkgevers hebben echter niet alleen een economisch belang, maar ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid: goed werkgeverschap geldt ook voor migrantenwerknemers. Werkgevers zouden een actievere rol moeten spelen bij de uitvoering van deze vier pijlers op de werkvloer. Ze zouden in cao’s veel concretere afspraken moeten maken, bijvoorbeeld over taalonderwijs aan arbeidsmigranten. De lasten van arbeidsmigratie zijn er nu vooral voor een deel van de arbeidsmigranten en de samenleving als geheel. Zonder samenleefbeleid blijft er structurele ongelijkheid bestaan en dat zet de sociale samenhang onder druk. Om recht te doen aan de maatschappelijke urgentie én de verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen aan te spreken, is een structureel intensievere samenwerking nodig tussen Rijksoverheid, gemeenten, werkgevers en maatschappelijke organisaties. De adviesraad roept de Rijksoverheid op om hierin de regie te nemen met het inrichten van een Nationaal Programma Samenleven. Het doel daarvan zou moeten zijn om te investeren in taal- en andere basisvaardigheden, het kennen en kunnen uitoefenen van rechten en plichten, ontwikkeling op werkgebied en elkaar ontmoeten.

Het goed functioneren van een samenleving vraagt om elkaar te kunnen ontmoeten, verstaan en te begrijpen. Wij hebben allemaal een verantwoordelijkheid om hierin te investeren. Burgers, overheden, werkgevers, vakbonden, maatschappelijke organisaties en andere partijen. Samen kunnen we een Nederland creëren waarin arbeidsmigranten zich welkom voelen, zich ten volle kunnen ontwikkelen en meedoen in onze samenleving. Samen kunnen we van Nederland een sociale, hoogwaardige en innovatieve economie maken.

Waarin het bovendien prettig samenleven is.

Met een brede aanpak op sociale inbedding werk ik ook aan het in goede banen leiden van arbeidsmigratie, zoals ik in mijn brief van 14 november 2024 uitgebreid heb toegelicht.4 Daarbij heb ik ook speciale aandacht voor het samenleven met arbeidsmigranten. Onderstaand licht ik mijn inzet hierop toe per pijler van samenleven.

  1. Taal

De Adviesraad adviseert om taalonderwijs te garanderen voor arbeidsmigranten en te stimuleren dat de sociale partners hierover concrete afspraken maken in cao’s. Werkgevers moeten meebetalen aan het taalonderwijs.

De Nederlandse taal is vaak de sleutel om echt deel te kunnen nemen aan de Nederlandse samenleving. Dit geldt niet alleen voor arbeidsmigranten maar ook voor andere groepen nieuwkomers. Gelet op de motie van de leden Van Nispen en Rajkowski5 zal ik hieronder ingaan op de inzet op taal voor arbeidsmigranten van binnen en buiten de EU, Oekraïense ontheemden, asielzoekers en kinderen van (arbeids)migranten.

1.1 Arbeidsmigranten en Oekraïense ontheemden

Zo’n 70% van de arbeidsmigranten met een laag inkomen geeft aan graag de Nederlandse taal te willen leren.6 Ook voor partners van arbeidsmigranten is de beheersing van de Nederlandse taal belangrijk. Voor ontheemden uit Oekraïne geldt evenzeer dat de Nederlandse taal slechts beperkt gesproken wordt en dat de wens om de taal te leren groot is.7 Het niet spreken van de Nederlandse taal is voor deze groep een belangrijk obstakel bij het vinden van werk dat aansluit bij achtergrond, niveau en ervaring. Daarom zet ik in op het verbeteren van het taalonderwijs via twee sporen: via de werkgever en gemeenten.

Hierbij werken SZW en OCW intensief samen om het taalaanbod op het gebied van werk, participatie en onderwijs aan elkaar te verbinden. Het is de inzet om deze samenwerking lokaal en regionaal te verbeteren. Door de samenwerking te verbeteren kunnen de middelen die zowel vanuit de overheid als het bedrijfsleven beschikbaar zijn voor taalverbetering efficiënter worden ingezet.

Werkgevers

Allereerst wil ik dat werkgevers meer verantwoordelijkheid nemen in het taalonderwijs van arbeidsmigranten. Dit is ook opgenomen in het regeerprogramma van het kabinet. Werkgevers kunnen meer mogelijkheden bieden om taalonderwijs te faciliteren onder werktijd.8 De Adviesraad geeft aan dat dit helaas nog onvoldoende gebeurt.9 Al zie ik uiteraard ook de goede voorbeelden van werkgevers die proactief taallessen aanbieden aan hun werknemers onder werktijd.

En zie ik dat verschillende O&O-fondsen, zoals het fonds van de uitzendbranche, kosten dekken om een Nederlandse taalcursus te volgen. Werkgevers zijn al wettelijk verplicht om voor de functie noodzakelijke scholing kosteloos aan te bieden. Het kan hier ook gaan om een taalcursus.

Een goede plek om betere toegang tot taalonderwijs te regelen is in de collectieve arbeidsovereenkomsten (hierna: cao’s). Een goed voorbeeld is de schoonmaakbranche, waar in de cao-afspraken zijn gemaakt over de bekostiging van taaltrajecten onder werktijd.10 Per taaltraject wordt €3.875 per deelnemer beschikbaar gesteld. Ook voor arbeidskrachten met een tijdelijk contract en parttimers. De adviesraad beveelt sociale partners ook aan hier concretere afspraken over te maken in uitzend-cao’s. Over het regelen van betere toegang tot taalonderwijs via de cao’s ga ik graag in gesprek met sociale partners. Het onderwerp hangt ook samen met het advies dat het kabinet heeft gevraagd aan de SER over arbeidsmigratie en welke keuzes met betrekking tot de economie en arbeidsmarkt de SER noodzakelijk en wenselijk acht, met inachtneming van de maatschappelijke opgaven en houdbaarheid van de publieke voorzieningen11.

Ook verenig ik werkgevers- en werknemerspartijen, huisvesters en andere private organisaties in een publiek-private samenwerking. Onder meer om samen extra in te zetten op (vak)taal. Dit als onderdeel van het project Work in NL (WIN). Onder het kopje ‘2. Informatievoorziening’ wordt dit verder toegelicht.

Werkgevers kunnen op verschillende manieren ondersteuning krijgen voor het faciliteren van taalonderwijs onder werktijd. Zo zijn er verschillende subsidies vanuit de Rijksoverheid om de ontwikkeling van personen op het werk te stimuleren. Deze subsidies kunnen (deels) ook ingezet worden voor taalonderwijs van arbeidsmigranten. Onderstaand zijn onder het kopje ‘ontwikkeling op het werk’ de verschillende subsidies uiteengezet.

Ook biedt de Rijksoverheid ondersteuning aan werkgevers en gemeenten op het gebied van kennis over basisvaardigheden bij volwassenen, onderwijskwaliteit en het bereiken van de doelgroep. Dit gebeurt bijvoorbeeld via de stichting Lezen en Schrijven en de stichting Het Begint met Taal.

Gemeenten

Samen met de staatssecretaris van OCW zet ik mij in op het verbeteren van basisvaardigheden, waaronder taal, voor een deel van de doelgroep, via de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB). Gemeenten ontvangen middelen vanuit OCW voor het aanbieden van cursussen basisvaardigheden en zij hebben hierbij een regierol. Gemeenten hebben beleid- en bestedingsvrijheid en bepalen dus zelf voor welke doelgroep zij deze limitatieve middelen specifiek inzetten en welke criteria zij hiervoor stellen. Hiervoor is structureel 80 miljoen euro beschikbaar via de WEB. In 2025 is dit bedrag incidenteel verhoogd met 10 miljoen euro ten behoeve het taalonderwijs voor Oekraïense ontheemden en arbeidsmigranten.

1.2 Arbeidsmigranten uit derde landen

Ten aanzien van arbeidsmigranten uit derde landen onderzoek ik hoe de verplichting voor werkgevers kan worden vormgeven om taalscholing aan te bieden als zij voor langer dan een jaar in Nederland komen werken. Het gaat dan om derdelanders waarvoor de werkgever een tewerkstellingsvergunning (twv) nodig heeft om de derdelander in Nederland te laten werken of derdelanders die in het bezit zijn van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (gvva) voor arbeid bij zijn werkgever. Bij de herziening van de Wet arbeid vreemdelingen in 2021 is hiervoor een amendement aangenomen, maar deze is nog niet in werking getreden.12

Dit amendement is niet van toepassing op onder meer werkgevers van kennismigranten die in Nederland verblijven op basis van de kennismigrantenregeling. Zij hebben geen twv nodig om in Nederland te werken. Ook hoeven zij niet in het bezit te zijn van een gvva. Desalniettemin is het wenselijk om ook kennismigranten en hun partners ondersteuning te bieden op het gebied van taal. Dit kan helpen om de blijfkans te vergroten. Kennismigranten kunnen voor taalonderwijs het gesprek aangaan met hun werkgever of de mogelijkheden bekijken bij de gemeente of bij een particuliere taalaanbieder. De International welcome centers in verschillende regio’s kunnen kennismigranten verder helpen met voorlichting hierover.

1.3 Asielzoekers

Het COA ontvangt subsidie van Justitie & Veiligheid voor het programma Vroege Integratie en Participatie (VrIP). Met deze subsidie biedt het COA 24 uur NT2-taalles aan asielzoekers met een kansrijke asielaanvraag. Vanuit de subsidie worden ook de Meedoenbalies op 38 COA-locaties gefinancierd. Bij de Meedoenbalies worden bewoners van het COA (zowel asielzoekers als statushouders) geleid naar participatieactiviteiten en vrijwilligerswerk. Participeren draagt bij aan de taalverwerving en kan gezien worden als een vorm van informeel taalonderwijs. Op een deel van de azc’s waar geen Meedoenbalies zijn zet COA in op Meedoenbalies-light met een beperkter aanbod.

Vanuit het programma Wonen en leven op een COA-locatie, wat gefinancierd wordt door de minister van Asiel & Migratie, wordt de training Basaal Nederlands aan asielzoekers aangeboden. In deze training leren asielzoekers basiswoorden waarmee zij zich in het dagelijkse leven kunnen redden. De training wordt gegeven door een vrijwilliger onder begeleiding van een programmabegeleider van het COA.

1.4 Kinderen van (arbeids)migranten

Elk kind heeft recht op onderwijs. Ook kinderen van (arbeids)migranten moeten zich in het Nederlandse onderwijs zo goed mogelijk kunnen ontwikkelen. Scholen in het primair onderwijs (po) en voortgezet onderwijs (vo) ontvangen aanvullende bekostiging voor leerlingen die nieuw zijn in Nederland. Met de aanvullende bekostiging kunnen schoolbesturen een onderwijsaanbod organiseren dat is gericht op het leren van de Nederlandse taal.

Vaak wordt dit onderwijs in afzonderlijke klassen aangeboden, zodat ze daarna zo goed mogelijk kunnen instromen in het reguliere onderwijs.

  1. Informatievoorziening.

De Adviesraad adviseert om álle arbeidsmigranten vanaf dag 1 te informeren en daarna structureel over hun rechten en plichten, in een voor hen begrijpelijke taal.

Dé arbeidsmigrant bestaat niet. Iedere arbeidsmigrant heeft andere informatie- en hulpbehoeften. In de 35 arbeidsmarktregio’s worden goede informatie, hulp en ondersteuning voor arbeidsmigranten opgezet om ervoor te zorgen dat arbeidsmigranten goed geholpen worden. Dit doe ik via het project Work in NL (WIN). Uw Kamer is op 18 juni 202413 geïnformeerd over de inzet ten aanzien van dit project. Hieronder zal ik een korte stand van zaken geven.

Er zijn op dit moment in 11 regio’s WIN-punten actief. In 23 regio’s worden voorbereidingen getroffen om een WIN-punt op te zetten. Dit betekent dat er gekeken wordt hoe de populatie arbeidsmigranten in een regio eruit ziet, welke partners aanwezig zijn en hoe de inrichting van het punt er het beste uit kan zien (bijvoorbeeld naast fysiek ook mobiel). Gedurende het jaar verwacht ik dat steeds meer regio’s hun WIN-punt zullen openen. We zien in veel regio’s dat actief de samenwerking opgezocht wordt tussen verschillende (overheids)-loketten. Zo wordt in het merendeel van de regio’s samenwerking met de Werkcentra gezocht. Ook wordt er samenwerking ingericht met de International welcome centers (expat centers) en/of GrensInformatiePunten.

Ondertussen breidt het netwerk met specialistische organisaties zich gestaag uit.14 Zo informeren vakbonden vanuit hun rol arbeidsmigranten en staan zij hen bij in hun eigen taal. Ook het Juridisch Loket biedt momenteel met een specifiek daarvoor ingericht team van 35 native speaker juristen eerstelijns rechtshulp aan arbeidsmigranten aan. Sinds de start in mei 2024 heeft dit team reeds aan ruim 1.500 mensen hulp geboden. Die hulp betrof voornamelijk advies en doorverwijzing in arbeidsrechtelijke kwesties zoals ontslag op staande voet en geen of nauwelijks uitbetaald loon.

Zij zullen dit jaar verder groeien in capaciteit waardoor ook het aantal geholpen arbeidsmigranten zal toenemen. We creëren daarnaast samen met andere partners een breed ondersteuningsaanbod op verschillende thema’s, zoals werk, toeslagen en zorg. We zien dat partners elkaar onderling ook steeds beter weten te vinden, waardoor arbeidsmigranten sneller door de juiste partij geholpen kunnen worden.

Ook wordt de website workinnl.nl vernieuwd. Dit doe ik samen met arbeidsmigranten, gemeenten, maatschappelijke organisaties en sociale partners. De website biedt straks naast landelijke informatie, ook regionale en lokale informatie voor de arbeidsmigrant. Ik koers erop dat de vernieuwde website deze zomer live gaat. Ook bekijk ik momenteel opties om arbeidsmigranten digitaal beter te voorzien van eerste hulp en ondersteuning, bijvoorbeeld via een virtueel loket. Op die manier organiseren we ook buiten reguliere kantoortijden hulp en ondersteuning.

Het is belangrijk dat we de hulp en ondersteuning dicht bij de arbeidsmigrant organiseren. Samen met werkgevers- en werknemerspartijen, huisvesters en andere private organisaties ben ik een publiek-private samenwerking aan het opzetten onder de noemer ‘Alliantie Work in NL’. Daarmee organiseer ik bijvoorbeeld hulp bij registratie en worden leer- en ontwikkelprogramma’s opgezet, zoals op het gebied van (vak)taal. We beleggen hiermee een duidelijke verantwoordelijkheid bij werkgeverspartijen. Er wordt verder een brede communicatieaanpak opgezet met eenduidige communicatiematerialen, een herkenbare look & feel en activiteiten gericht op het bereiken van arbeidsmigranten op social media.

Bovendien wil ik dat arbeidsmigranten al voor hun komst naar Nederland goed geïnformeerd op reis gaan. De samenwerking met het Poolse en Roemeense EURES-netwerk wordt dit jaar geïntensiveerd om ook kwetsbare arbeidsmigranten actief te informeren over het wonen en werken in Nederland. Samen met werkgevers, vakbonden en maatschappelijke organisaties die actief zijn in het land van herkomst. Met EURES onderzoek ik hoe verschillende Nederlandse partijen die actief zijn in het land van herkomst meer kunnen samenwerken, zoals EURES, FairWork, Barka en het Leger des Heils. Ook om te bezien of remigratie voor (een deel van) de arbeidsmigranten in Nederland naar landen van herkomst mogelijk is. Het perspectief voor de arbeidsmigrant staat hierbij centraal. Ook wordt er een informatiecampagne uitgevoerd in Polen, in samenwerking met de Nederlandse ambassade in Polen. Ten slotte beoog ik samen met de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) belangrijke vestigingslanden (België, Duitsland) en herkomstlanden (Bulgarije, Polen en Roemenië) samen te brengen om te kijken hoe we meer gezamenlijk actie kunnen ondernemen in landen van herkomst, zoals voorlichting.

Ook voor kennismigranten zijn er diverse manieren om informatie te verkrijgen over wonen en werken in Nederland. De Netherlands Point of Entry, onderdeel van de RVO, heeft vanuit het ministerie van Economische Zaken de opdracht om internationaal talent (zowel ondernemend als werknemers talent) te informeren over Nederland als vestigingsland. Dit doen zij onder andere door individuele gesprekken waarin zij bijvoorbeeld informatie geven over de verschillende visa en huisvesting. Ook beheren zij de website welcome-to-nl.nl. Hier kunnen kennismigranten informatie vinden over wonen en werken in Nederland. Ook kunnen kennismigranten bij de International welcome centers terecht.

  1. Ontwikkeling op werkgebied

De Adviesraad adviseert om ervoor te zorgen dat ook arbeidsmigranten zich in hun loopbaan kunnen ontwikkelen en daarover concrete afspraken in cao’s te maken en die te handhaven.

Ik onderstreep het belang van arbeidsmigranten om zich in hun loopbaan verder te ontwikkelen. Net als iedereen moeten zij de kans krijgen zich verder te ontwikkelen, binnen en buiten hun huidige werk. Werkgevers zijn hiervoor primair aan zet. Ook kunnen sociale partners hier een extra impuls aan geven door hierover cao-afspraken te maken. Daarom ga ik hierover met de sociale partners in gesprek. Het onderwerp hangt ook samen met het eerder genoemde adviestraject van de SER over arbeidsmigratie.

Mijn huidige beleid is ondersteunend aan de inzet van sociale partners. Zo werken we aan de hervorming van de (regionale) arbeidsmarktinfrastructuur. In de Kamerbrief van 29 april 202415 worden de contouren hiervan geschetst. In de arbeidsmarktregio maken gemeenten, UWV, sociale partners en onderwijspartijen gezamenlijk afspraken over het regionale arbeidsmarktbeleid. Als onderdeel hiervan worden regionale Werkcentra opgericht. Werkzoekenden, werknemers en werkgevers kunnen hier informatie en advies krijgen over werk-, scholing-, loopbaan- en personeelsvraagstukken. Dit geldt ook voor arbeidsmigranten en werkgevers van arbeidsmigranten. Ik vind het van belang dat de dienstverlening van de Werkcentra goed afgestemd wordt op de eerder genoemde WIN-punten. Het is aan de regio hoe dit zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen.

Ook stimuleer ik dat mensen zich kunnen ontwikkelen tijdens hun loopbaan, met:

  • sectorale Ontwikkelpaden die inzichtelijk maken hoe mensen zich in een sector kunnen ontwikkelen of starten met een nieuwe functie, bijvoorbeeld in de techniek, zorg, kinderopvang of groen.

  • subsidie voor scholing uit sectorale Ontwikkelpaden voor maatschappelijk cruciale sectoren, met aanvullend subsidie voor taalscholing als dat voor de functievervulling nodig is.

  • Subsidie voor mkb om daar leren en ontwikkelen te bevorderen.

Deze instrumenten kunnen ook worden ingezet voor de ontwikkeling van arbeidsmigranten, waarbij bijvoorbeeld aandacht kan worden besteed aan het wegnemen van de taalverschillen.

Ten slotte kunnen O&O-fondsen of samenwerkingsverbanden waarin werkgevers én werknemers vertegenwoordigd zijn ook subsidie krijgen via de ESF+-regeling voor sectoren. Deze subsidie kan worden ingezet voor scholing en begeleiding van mensen om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren.

  1. Ontmoeten

Zet veel meer in op onderling contact, onder andere door maatschappelijke organisaties structureel te financieren. De Adviesraad geeft aan dat goede huisvesting voor arbeidsmigranten een voorwaarde is voor goed samenleven. Als onderdeel van samenleefbeleid moeten gemeenten daarom ook een strategie voor het huisvesten van arbeidsmigranten formuleren.

Onderling contact tussen arbeidsmigranten en Nederlanders is belangrijk. Als onderdeel van WIN ga ik ook maatschappelijke organisaties die hierop inzetten financieel ondersteunen. Dit zal verlopen via de arbeidsmarktregio’s. Hiervoor heb ik voor de komende drie jaar 1,2 miljoen euro per jaar gereserveerd.

Vanuit SZW wordt er in het kader van het bevorderen van het samenleven reeds ingezet op het faciliteren van ontmoeting tussen inwoners met verschillende achtergronden, over maatschappelijke scheidslijnen heen en buiten de eigen sociale kring. Dit gebeurt o.a. via een Fonds op Naam (“Impuls Samenleven in superdiversiteit”) bij het Oranjefonds waarmee lokaal maatschappelijk initiatief financieel ondersteund wordt. Initiatieven die gericht zijn op de sociale inbedding van arbeidsmigranten kunnen hier in principe ook onder vallen.

Ook ben ik van mening dat gemeenten er goed aan doen in hun beleidsvoornemens voor nieuwe huisvestingslocaties rekening te houden met de beoogde verblijfsduur van arbeidsmigranten en zorg te dragen voor daarbij passende mogelijkheden voor ontmoeting en inbedding in de bredere samenleving.

Ten slotte ben ik van plan om dit jaar een derde aanvraagtijdvak voor sociale innovatie binnen ESF+ open te stellen. De subsidie onder dit tijdvak kan ingezet worden voor sociale inclusie en arbeidsmarkttoeleiding voor EU-arbeidsmigranten, Oekraïense ontheemden en/of statushouders.16 Dit kan door arbeidsmarktregio’s ingezet worden voor innovatieve projecten, bijvoorbeeld op het gebied van taal, informatievoorziening, ontwikkeling op het werk en ontmoeten. Hiervoor is 10 miljoen euro gereserveerd.

  1. Organisatie

De Adviesraad adviseert om een Nationaal Programma Samenleven in te richten

De maatschappelijke urgentie voor samenleefbeleid is groot. Hiervoor is een intensieve samenwerking met betrokken partijen cruciaal. Naar aanleiding van de aanbeveling van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten is een structuur ingericht via het Interdepartementaal Projectteam Arbeidsmigranten om het vraagstuk rondom arbeidsmigranten integraal aan te pakken. Hierin werk ik nauw samen met andere departementen, provincies, gemeenten, sociale partners, maatschappelijke organisaties en een netwerk van sleutelpersonen.

Als het gaat om informatie, hulp en dienstverlening aan arbeidsmigranten wordt bovendien nauw samengewerkt met betrokken partijen in de regio om heldere afspraken te maken en ervoor te zorgen dat partijen elkaar goed weten te vinden.

Dit wordt landelijk aangestuurd vanuit SZW.

Graag wil ik deze organisatiestructuur ook richting de toekomst toe blijven benutten voor vraagstukken over de sociale inbedding van arbeidsmigranten.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Y.J. van Hijum


  1. https://www.adviesraadmigratie.nl/publicaties/adviezen/2025/04/08/investeren-in-samenleven↩︎

  2. Kamerbrief over een selectiever en gerichter arbeidsmigratiebeleid | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  3. Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025 | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎

  4. Kamerbrief over een selectiever en gerichter arbeidsmigratiebeleid | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  5. Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025 | Tweede Kamer der Staten-Generaal↩︎

  6. Zicht op arbeidsmigranten – Risbo (2024)↩︎

  7. WODC (2024) Tijdelijk thuis? De positie van Oekraïense vluchtelingen in Nederland↩︎

  8. Of betaling van de verletkosten.↩︎

  9. Investeren in Samenleven – Adviesraad Migratie (2025).↩︎

  10. Werkgevers krijgen kosten kunnen voor zowel opleidings- als verletkosten een vergoeding krijgen vanuit het fonds van de schoonmaakbranche RAS.↩︎

  11. Aankondiging adviesaanvraag SER↩︎

  12. Zie: Kamerstuk 35680, nr. 7 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen.↩︎

  13. Kamerbrief over betere ondersteuning voor (EU-)arbeidsmigrant | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  14. Onder specialistische organisaties verstaan we organisaties die arbeidsmigranten helpen met meer complexere problematiek of specifieke dienstverlening. Dit zijn zowel publieke als private organisaties. Bijvoorbeeld UWV, Belastingdienst, Nederlandse Arbeidsinspectie, stichting FairWork en stichting Barka.↩︎

  15. Kamerbrief over hervorming arbeidsmarktinfrastructuur | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl.↩︎

  16. Kamerstukken II 2023-24, 32 824, nr. 412↩︎