[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Besluit om het wetsvoorstel huurbevriezing niet in te dienen

Huurbeleid

Brief regering

Nummer: 2025D25833, datum: 2025-06-03, bijgewerkt: 2025-06-06 10:05, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 27926 -395 Huurbeleid.

Onderdeel van zaak 2025Z11234:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


27926 Huurbeleid

Nr. 395 Brief van de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2025

In de Voorjaarsnota is een huurbevriezing voor 2025 en 2026 afgesproken voor huurders in de sociale huursector.

De afgelopen periode heb ik voorbereidingen getroffen om de huurbevriezing via een wetswijziging aan de Kamers voor te leggen. Ik heb uw Kamer eerder geïnformeerd1 over de complexiteit van de voorgenomen huurbevriezing. Omdat er niet was voorzien in een structurele compensatie voor sociale verhuurders, bleek al snel dat een huurbevriezing forse gevolgen zou hebben voor de realisatie van de opgaven op het gebied van woningbouw en verduurzaming. Het ontbreken van structurele compensatie maakte de huurbevriezing bovendien juridisch kwetsbaar.

Afgelopen woensdag heeft de Raad van State haar advies met mij gedeeld over het wetsvoorstel dat de huurbevriezing voor 2025 en 2026 zou regelen. Zij geven een scherp dictum D aan het wetsvoorstel en bevestigen de eerdere dilemma’s die ik heb geschetst. Daarnaast is vandaag bekend geworden dat de fractievoorzitter van de PVV heeft besloten de coalitie te verlaten. Ook is mij duidelijk geworden dat het wetsvoorstel niet kan rekenen op een meerderheid in de Staten-Generaal.

Op basis van het advies van de Raad van State, de politieke ontwikkelingen en om rust en voortgang te brengen in de volkshuisvesting, heb ik besloten het wetsvoorstel niet in te dienen. Dit betekent dat de huren in de sociale huursector vanaf 1 juli mogen stijgen met het wettelijke maximum van 5% en in de corporatiesector met gemiddeld maximaal 4,5%.

Dit betekent ook dat het voorgenomen inverdieneffect op de huurtoeslag niet meer optreedt. Daarvoor zal op korte termijn dekking worden gezocht.

De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
M.C.G. Keijzer


  1. Kamerstuk 27 926, nr. 234↩︎