Het belastinglek bij Duitse beleggingsfondsen
Schriftelijke vragen
Nummer: 2025D26001, datum: 2025-06-04, bijgewerkt: 2025-06-06 14:27, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kv-tk-2025Z11307).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: L.C.J. Stultiens, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: J.P. Dijk, Tweede Kamerlid (SP)
- Mede ondertekenaar: P.A. Grinwis, Tweede Kamerlid (ChristenUnie)
- Mede ondertekenaar: A.J. Kouwenhoven, Tweede Kamerlid
Onderdeel van zaak 2025Z11307:
- Gericht aan: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
- Indiener: L.C.J. Stultiens, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: P.A. Grinwis, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: J.P. Dijk, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: A.J. Kouwenhoven, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Vragen gesteld door de leden der Kamer |
2025Z11307
Vragen van de leden Stultiens (GroenLinks-PvdA), Dijk (SP), Grinwis (ChristenUnie) en Kouwenhoven (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Financiën over het belastinglek bij Duitse beleggingsfondsen (ingezonden 4 juni 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de FD artikelen «Schatkist loopt € 600 miljoen extra schade op door belastinglek»1 en «Hoe de fiscus ineens bijna 1,7 miljard euro aan opbrengsten zag verdampen»2?
Vraag 2
Klopt het dat de wetgever al decennialang de bedoeling had om buitenlandse beleggingsfondsen, waaronder Duitse vastgoedfondsen, wel vennootschapsbelasting te laten betalen over winsten in Nederland3en dat over de mogelijkheid hiertoe tot 2020 nauwelijks discussie over was?
Vraag 3
Klopt het dat de buitenlandse beleggingsfondsen met vastgoed in Nederland die volgens het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) niet belastingplichtig bleken voor de heffing van de vennootschapsbelasting, met ingang van 1 januari 2025 dat alsnog zijn geworden als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen?
Vraag 4
Kan de Belastingdienst de participanten in de Duitse beleggingsfondsen – in plaats van de Duitse beleggingsfondsen zelf – in de heffing betrekken voor het rendement op het Nederlandse vastgoed tot 1 januari 2025, waaronder de waardestijging van het Nederlandse vastgoed tot 1 januari 2025?
Vraag 5
Bestaat volgens u na het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) aldus de mogelijkheid om voor fiscale doeleinden door het Duitse beleggingsfonds heen te kijken (transparantie) tot 1 januari 2025? Zo ja, in hoeverre beperkt deze mogelijkheid het budgettaire verlies van 1,1 miljard euro?
Vraag 6
Waarom zijn na het arrest van de Hoge Raad van 24 januari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:155), toen het risico op het belastinglek levensgroot werd, door het kabinet geen voorzorgsmaatregelen voorgesteld, zoals bijvoorbeeld in het verleden (wel) is gedaan met een «tussenregeling» toen valutaresultaten op een deelneming dreigden te kunnen worden afgetrokken?4
Vraag 7
Klopt het dat buitenlandse beleggingsfondsen het Nederlands vastgoed dat zij op 1 januari 2025 bezitten wegens gebrek aan een nader wettelijk waarderingsvoorschrift kunnen waarderen op de waarde in het economische verkeer (step-up)?
Vraag 8
Klopt het dat hierdoor over de waardestijging tussen de aankoopwaarde in het verleden en de waardering per 1 januari 2025 geen vennootschapsbelasting wordt geheven als het vastgoed na 1 januari 2025 wordt verkocht, ondanks dat het altijd de bedoeling van de wetgever was om wel over deze winsten te heffen?
Vraag 9
Klopt het dat deze omissie alsnog kan worden hersteld waardoor de waardestijging tussen de aankoopwaarde in het verleden en de waardering per 1 januari 2025 wel in de heffing kan worden betrokken bij realisatie na 1 januari 2025 en de Nederlandse schatkist dus niet 600 miljoen euro misloopt?
Vraag 10
Hoe kijkt u bijvoorbeeld aan tegen de introductie van een waarderingsvoorschrift in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 op grond waarvan de buitenlandse beleggingsfondsen die onbedoeld buiten de vennootschapsbelasting zijn gevallen door het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) op 1 januari 2025 hun Nederlandse vastgoed dienen te activeren tegen de boekwaarde die het vastgoed zou hebben gehad als zij altijd al belastingplichtig waren geweest?
Vraag 11
Klopt het dat het ontbreken van een dergelijk waarderingsvoorschrift een omissie is bij de nazorg van Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen?
Vraag 12
Bent u bereid om deze omissie te herstellen en daarmee het toekomstige heffingslek van 600 miljoen euro voor Duitse vastgoedfondsen zo spoedig mogelijk te repareren?
Vraag 13
Klopt het dat de step-up per 1 januari 2025 hoger kan uitvallen dan de WOZ-waarde van het Nederlandse vastgoed en zo ja, kunnen buitenlands beleggingsfondsen in dergelijke gevallen vanaf 2025 ten laste van de belaste winst in Nederland afschrijvingskosten aftrekken (die nooit zijn gemaakt)?
Vraag 14
Klopt het dat als gevolg van het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:862) ook verkoopwinsten onbelast kunnen blijven die in het (verre) verleden door buitenlandse beleggingsfondsen op Nederlands vastgoed zijn gemaakt en die via een herinvesteringsreserve zijn afgeboekt op nieuw aangeschaft Nederlands vastgoed dat per 1 januari 2025 nog steeds in het bezit is van het beleggingsfonds?
Vraag 15
Waarom kan voor verkoopwinsten op beleggingsvastgoed überhaupt een herinvesteringsreserve worden gevormd? Klopt het dat hierdoor belastingheffing over verkoopwinsten op beleggingsvastgoed gedurende vele decennia kan worden uitgesteld?
Vraag 16
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden voorafgaand aan het commissiedebat internationale fiscaliteit (gepland op 3 juli 2025)?
Financieel Dagblad, 30 mei 2025, Schatkist loopt € 600 mln extra schade op door belastinglek↩︎
Financieel Dagblad, 31 mei 2025, Hoe de fiscus ineens bijna € 1,7 mrd aan opbrengsten zag verdampen↩︎
Zie parlementaire behandeling van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, Kamerstukken II, 1967/68, nr. 17, blz. 8↩︎
Artikel 28b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.↩︎