Gewijzigd amendement van het lid Postma ter vervanging van nr. 15 over het waarborgen van de relatieve betaalbaarheid van warmte voor huishoudens
Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte)
Amendement (gewijzigd/nader/vervangend)
Nummer: 2025D26499, datum: 2025-06-06, bijgewerkt: 2025-06-06 10:30, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.L. Postma, Tweede Kamerlid (Nieuw Sociaal Contract)
Onderdeel van kamerstukdossier 36576 -31 Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte).
Onderdeel van zaak 2025Z11536:
- Indiener: W.L. Postma, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2024-2025 | ||
36 576 | Regels omtrent productie, transport en levering van warmte (Wet collectieve warmte) | |
Nr. 31 | gewijzigd AMENDEMENT VAN HET LID Postma TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 15 | |
Ontvangen 6 juni 2025 | ||
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: |
I
Artikel 11.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.
2. Na het eerste lid (nieuw) worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Tegelijk met het overleggen van het ontwerp van het koninklijk besluit waarmee de in de artikel 12.24, derde lid, genoemde artikelen in werking treden, zendt Onze Minister aan de Staten-Generaal een rapport van een onderzoek naar de relatieve betaalbaarheid van collectieve warmte, bedoeld in artikel 11.7a, en zijn bevindingen naar aanleiding van dit rapport.
3. Tegelijk met het overleggen van het ontwerp van het koninklijk besluit waarmee de in de artikel 12.24, vijfde lid, genoemde artikelen in werking treden, zendt Onze Minister aan de Staten-Generaal een rapport van een onderzoek naar de relatieve betaalbaarheid van collectieve warmte, bedoeld in artikel 11.7a, en zijn bevindingen naar aanleiding van dit rapport.
II
Na artikel 11.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 11.7a relatieve betaalbaarheid collectieve warmte
1. Onze Minister verzekert bij de inwerkingtreding van de artikelen 7.3 tot en met 7.5 dat de relatieve betaalbaarheid van collectieve warmte voor kleinverbruikers dan wel grootverbruikers die zorgdragen voor de doorlevering van warmte, na inwerkingtreding van de artikelen 7.3 tot en met 7.5, 7.6 en 7.7 is geborgd.
2. Onze Minister verzekert bij de inwerkingtreding van de artikelen 7.17 tot en met 7.19 dat de relatieve betaalbaarheid van collectieve warmte voor kleinverbruikers dan wel grootverbruikers die zorgdragen voor de doorlevering van warmte, na inwerkingtreding van de artikelen 7.17 tot en met 7.19 is geborgd.
Toelichting
Onder de huidige Warmtewet zijn de tarieven gebaseerd op de gasreferentie. Warmteverbruikers hebben daarmee zekerheid dat zij niet meer betalen dan een gemiddeld huishouden voor aardgas betaalt. Het wetsvoorstel voorziet in een overgang van de gasreferentie (fase 1) naar kostengebaseerde tarieven (fase 2).
Op dit moment is nog onvoldoende duidelijk wat de kostengebaseerde tarieven worden. De ACM moet daarvoor eerst beter inzicht krijgen in de kosten van warmtesystemen en de tariefreguleringssystematiek verder uitwerken. Deze onzekerheid geeft warmteverbruikers mogelijk onvoldoende vertrouwen dat warmte na de inwerkingtreding van kostengebaseerde tarieven betaalbaar zal zijn ten opzichte van gangbare alternatieven, zoals aardgas of een elektrische warmtepomp.
Deze bepaling verzekert dat de relatieve betaalbaarheid ten opzichte van gangbare verwarmingsopties op orde is wanneer wordt overgestapt op kostengebaseerde tarieven. Dat is van belang voor iedereen die nu aangesloten is op een warmtenet of overweegt om dat in de toekomst te doen en zich zorgen maakt over de ontwikkeling van de energierekening als gevolg van de nieuwe tariefregulering. Zo creëren we meer draagvlak voor warmtenetten en ondersteunen daarmee de verdere opschaling van collectieve warmte.
Het is nu nog niet mogelijk om te toetsen of bestaand en aangekondigd beleid voldoende waarborg bieden dat de relatieve betaalbaarheid van collectieve warmte verzekerd is bij de overgang naar kostengebaseerde tarieven. Er zijn de komende jaren namelijk verschillende beleids- en marktontwikkelingen te verwachten die effect hebben op de kosten van zowel collectieve warmte als alternatieve verwarmingsopties.
Bijvoorbeeld een wijziging van het nettarief voor elektriciteit of de ontwikkeling van de ETS-2 prijs. In welke mate deze ontwikkelingen bijdragen aan de relatieve betaalbaarheid van warmte wordt voorafgaand aan het besluit over de invoering van kostengebaseerde tarieven onderzocht en gewogen. Bij deze toetsing zal ook rekening worden gehouden met de nog uit te werken instructieregels ten aanzien van de betaalbaarheid voor de bewoners in de wijk op basis van het amendement Erkens c.s op de Wet Gemeentelijke Instrumenten Warmtetransitie.1 Indien hieruit blijkt dat de prijs van collectieve warmte niet kan concurreren met gangbare alternatieven, kan het kabinet overwegen om aanvullende instrumenten zoals bijvoorbeeld investeringssubsidies of prijsgarantie in te zetten om de relatieve betaalbaarheid te borgen.
Het doel van deze bepaling is om betaalbaarheid van warmte te borgen voor huishoudens, niet voor zakelijke afnemers van warmte. Daarom is deze bepaling beperkt tot kleinverbruikers en verhuurders of VVE’s die warmte van een warmtebedrijf afnemen en die doorleveren aan hun huurders respectievelijk leden.
Postma
Kamerstukken II 2023/24, 36387, nr. 20.↩︎