Lijst van vragen en antwoorden inzake de Slotwet 2024 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 36740 VI)
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D26684, datum: 2025-06-13, bijgewerkt: 2025-06-19 13:46, versie: 4 (versie 1, versie 2, versie 3)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N.T.P. Wingelaar, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: S.R. Muller, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36740 VI-12 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 .
Onderdeel van zaak 2025Z08699:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Onderdeel van zaak 2025Z11610:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2025-05-22 14:14: Aansluitend: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-05-28 12:00: Slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 (onderdeel Asiel en Migratie) (36740-VI) (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-05-28 12:00: Slotwetten 2024 van de ministeries BZK, EZ en JenV voor zover het onderwerpen betreft die zien op digitalisering (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2025-05-28 15:00: Slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-06-05 12:00: Procedures en brieven (zal geen doorgang vinden) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-06-17 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-06-19 14:15: Extra procedurevergadering commissie Justitie en Veiligheid (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-07-03 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
36 740 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024
36 740 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024
36 740 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en
Klimaat 2024
Nr. 12 Lijst van vragen en antwoorden
Vastgesteld 13 juni 2025
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de bewindspersonen van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en van Economische Zaken over de brieven van 21 mei 2025 inzake de Slotwet 2024 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 36740 VI); de Slotwet 2024 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 36740 VII); de Slotwet 2024 van het Ministerie van Economische Zaken (Kamerstuk 36740 XIII), voor zover het onderwerpen betreft die zien op digitalisering.
De vragen zijn op 28 mei 2025 aan de bewindspersonen voorgelegd. Bij brief van 6 juni 2025 zijn de vragen inzake Slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 door de minister en staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Wingelaar
Adjunct-griffier van de commissie,
Muller
Vraag (1):
Welke risico’s ziet u bij de implementatie van de e-Justice-, AI- en
eIDAS-verordeningen voor nationale IT-autonomie?
Antwoord:
In algemene zin streeft het kabinet naar zogenaamde Europese open
strategische autonomie in het digitale domein. Als het gaat om digitale
autonomie, is het juist belangrijk om dit in EU-verband te doen en
bezien en hier niet nationale autonomie (volledig) leidend te
laten zijn. Samenwerking binnen de EU is cruciaal om als mondiale
speler, in samenwerking met internationale partners, op basis van eigen
inzichten en keuzes onze publieke belangen te borgen, weerbaar te zijn
en het concurrentievermogen van Europese (en dus Nederlandse) bedrijven
te behouden of zelfs te vergroten.
De AI-verordening zorgt voor geharmoniseerde regels voor verantwoorde en
betrouwbare AI op de Europese markt. De AI-verordening is een
proportioneel gemeenschappelijk regelgevend kader dat voorkomt
dat Europese aanbieders in verschillende landen aan verschillende regels
moeten voldoen. Ook (grote) aanbieders van AI uit derde landen moeten
aan de eisen uit de AI-verordening voldoen, wat onze (EU-)autonomie
vergroot. Tegelijkertijd is het belangrijk dat
Europese aanbieders worden ondersteund in het voldoen aan de
AI-verordening. Het kabinet zet hier actief op in door het opzetten van
regulatory sandboxes en heldere communicatie, zoals de Gids
AIverordening.
Ook vanuit de Europese Unie komt er ondersteuning voor aanbieders via de
AI Act Service
Desk. Naast de AI-verordening zet de EU ook actief in op het stimuleren
van AI-ontwikkeling binnen de EU. In het recent aangekondigde AI
Continent Action Plan heeft de Europese Commissie
verschillende maatregelen aangekondigd om data-
en computerinfrastructuur te bouwen, toegang tot data te vergroten,
AI-talent te versterken en de adoptie van AIin sectoren te
stimuleren.
Wat betreft de eIDAS-verordening is het zo dat deze beoogt de
afhankelijkheid van Big Tech te verminderen, doordat lidstaten verplicht
zijn een wallet uit te geven of te erkennen, die aan de EU-eisen
voldoet. De vertrouwensdiensten in eIDAS maken gebruik van
open standaarden die door Europese standaardisatieinstituten zijn
opgesteld.
Doel van de e-Justice-verordening1 [1] is het
vergemakkelijken van grensoverschrijdende communicatie tussen justitiële
autoriteiten2
[2] De e-justice verordening heeft in zoverre impact op de nationale
digitale autonomie, dat deze voorschrijft dat de grensoverschrijdende
communicatie digitaal moet (tenzij voldaan is aan een nader
omschreven uitzondering). Wel is het uitgangspunt bij
deze digitalisering dat gebruik wordt gemaakt van de op
de IT-infrastructuur e-CODEX gebaseerde decentrale ITsystemen,
die interoperabiliteit moeten garanderen doordat elke Lidstaat
desgewenst van eigen ITapplicaties gebruik kan maken. Hierdoor kan
de nationale digitale autonomie worden geborgd. Als
deze interoperabiliteit onvoldoende geborgd zou worden bij de
implementatie van de e-Justiceverordening, zou dit de nationale digitale
autonomie negatief kunnen beïnvloeden. Nederland heeft zich daarom
tijdens de onderhandelingen over de e-Justice verordening hard gemaakt
voor deze interoperabiliteit van Europese digitale systemen. Zo heeft
Nederland bij de onderhandelingen over de e-Justice-verordening
bereikt dat elementen van de gedecentraliseerde IT-systemen voor
grensoverschrijdende communicatie, modulair worden opgezet, zodat
lidstaten met hun bestaande nationale IT-systemen aan dit systeem
kunnen aankoppelen. Momenteel worden de technische specificaties en
voorwaarden voor de bouw van de IT-systemen nader uitgewerkt in door de
Europese Commissie voorgezeten comitologie-onderhandelingen, die in Q1
van 2024 zijn gestart en in ieder geval doorlopen tot en met
2029. Tijdens deze dialoog zet Nederland zich in om te zorgen dat de
gemaakte afspraken over interoperabiliteit en nationale IT-autonomie
worden gevolgd.
Vraag (2):
Hoe wordt borging geregeld voor regio’s met zwakke digitale
infrastructuur?
Antwoord:
Nederland beschikt over een zeer hoogwaardige digitale infrastructuur,
blijkt onder andere uit verschillende internationale vergelijkingen en
uit de Staat van de Digitale Infrastructuur [1] die met de Kamer is
gedeeld. Er is geen sprake van “regio’s met zwakke digitale
infrastructuur” zoals de vraag lijkt te suggereren. Een aandachtspunt is
wel dat nog niet alle huishoudens in de buitengebieden kunnen beschikken
over snel internet. Er wordt goede voortgang geboekt met de uitrol van
glasvezel en bovendien zijn er steeds meer draadloze alternatieven
waarmee deze huishoudens goed kunnen participeren in onze
digitaliserende samenleving[2]. Dit antwoord is afkomstig van de
Minister van Economische Zaken
[1] Kamerstuk 26643, nr. 1119
[2] Kamerstuk 26643, nr. 1224
Vraag (3):
Welke vitale knelpunten zijn gesignaleerd in landelijke regio’s bij de
voorbereiding op de aankomende Cyberbeveiligingswet?
Antwoord:
Op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties heeft de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur
(hierna: RDI) een uitvoerings- en handhavingstoets (UHT) uitgevoerd op
het concept van het Cyberbeveiligingsbesluit en de bijbehorende nota van
toelichting. Mogelijke knelpunten die hieruit naar voren zijn gekomen,
zijn meegenomen in bovengenoemd interdepartementaal
implementatieproces.
Vraag (4):
Wat betekent de vertraagde implementatie van de NIS2- en CER-richtlijn
voor kleine, essentiële entiteiten zoals agrarische coöperaties?
Antwoord:
Om organisaties op weg te helpen heeft de Rijksoverheid een
zelfevaluatietool ontwikkeld waarmee organisatie een eerste beoordeling
kunnen doen of ze als essentiële entiteit of belangrijke entiteit onder
de Cyberbeveiligingswet komen te vallen.
In de periode tussen 17 oktober 2024 en de datum van inwerkingtreding
van de Cyberbeveiligingswet gelden er voor organisaties, die onder die
wet komen te vallen, geen verplichtingen vanuit de NIS2-richtlijn. Voor
alle essentiële en belangrijke entiteiten gaan die verplichtingen pas
gelden zodra de Cyberbeveiligingswet in werking treedt. Sommige andere
bepalingen uit de NIS2-richtlijn hebben in genoemde overgangsperiode
zogenoemde rechtstreekse werking. Dat betekent dat organisaties die van
rechtswege onder de richtlijn vallen, in die periode bepaalde rechten
zullen hebben, zoals het ontvangen van bijstand bij een cyberincident
door een CSIRT.
Daarnaast wordt entiteiten aangeraden om zich alvast voor te bereiden op
de komst van de Cyberbeveiligingswet.
Vraag (5):
Welke dekkingstekorten van C2000 (het communicatiesysteem voor
hulpdiensten) in buitengebieden zijn aangepakt in 2024?
Antwoord:
Zoals ook beschreven in de Verzamelbrief Brandweer, Crisisbeheersing en
Meldkamers van 6 februari jl. wordt er hard gewerkt aan de verbetering
van de dekkingsgraad van C2000 in gebieden met verminderde dekking
(DIPP-gebieden). Hoewel gestreefd wordt naar het volledig optimaliseren
van de radiodekking van C2000 is 100% dekking niet mogelijk. Het
plaatsen van nieuwe opstelpunten heeft een doorlooptijd van twee tot
drie jaar. Door het plaatsen van mobiele oplossingen, met een gemiddelde
doorlooptijd van een tot anderhalf jaar, kunnen bestaande opstelpunten
verbeterd worden. De totale lijst bestaat uit 95 DIPP-gebieden. Van de
95 gebieden zijn er momenteel 28 gebieden opgelost, waarvan 12 gebieden
in 2024. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid doet vanuit
operationeel oogpunt geen uitspraken over de locatie van individuele,
bestaande of al opgeloste, DIPP-gebieden.
Vraag (6):
Zijn ‘geofencing’-tests met NL-Alert uitgevoerd in landelijke regio’s,
en zo ja, wat waren de resultaten?
Antwoord:
Voor de implementatie van geofencing in NL-Alert zijn door de beheerder
van NL-Alert (Landelijke Meldkamer Samenwerking) tests uitgevoerd met
onder andere mobiele telefoon providers. Het doel van deze tests was om
vast te stellen dat geofencing (op Iphone en Android-toestellen) op de
netwerken van de mobiele telefonie providers en de broker van NL-Alert
goed functioneert, en om waar nodig verbeteringen door te voeren. Dit
heeft geleid tot het advies om begin september 2024 geofencing te
implementeren in NL-Alert. Daarnaast is er een vervolgtraject ingericht
voor de doorontwikkeling van geofencing om de uitzending van NL-Alert
voor nog kleinere uitzendgebieden (vanaf 200 bij 200 meter) mogelijk te
gaan maken. Dit traject loopt nog.
Vraag (7):
Kunt u, in hoeverre mogelijk, inzicht geven in de totale licentiekosten
die over 2024 betaald zijn aan Microsoft?
Antwoord:
Het is niet mogelijk om inzicht te geven in de exacte omvang van de
licentiekosten. Dit omdat de licentiekosten (naast overige kosten) deel
uitmaken van de prijs die voor Microsoft producten wordt betaald. Wel
kan desgewenst inzage worden geboden in de uitgaven aan Microsoft
producten.
Vraag (8):
Zijn de licentiekosten van grote techleveranciers waar de overheid in
grote mate afhankelijk van zijn verhoogd over 2024? Hoeveel meer betaalt
u aan de licenties ten opzichte van eerdere jaren?
Antwoord:
Over 2024 zijn er geen uitzonderlijke verhogingen waar te nemen. Vanuit
rijksbreed categoriemanagement en strategische leveranciersmanagement
wordt voortdurend gewerkt aan een gezonde samenwerking met
IT-leveranciers. Eventuele verhoging van licentiekosten zijn onderwerp
van gesprek. In het geval van voorgestelde aanpassingen in
samenwerkingsvoorwaarden (zoals duurdere licenties) wordt via meerdere
instrumenten gewerkt aan alternatieve oplossingen; dit kan juridisch van
aard zijn, of via andere (open source) technische oplossingen.
Overkoepelende / overige vragen die betrekking hebben op bovenstaande slotwetten
De beantwoording van de overkoepelende vragen wordt verzorgd door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Voluit: VERORDENING (EU) 2023/2844 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 december 2023 betreffende de digitalisering van de justitiële samenwerking en de toegang tot de rechter in grensoverschrijdende burgerlijke, handels- en strafzaken, en tot wijziging van bepaalde handelingen op het gebied van justitiële samenwerking↩︎
Zie BNC-fiche: TK 28 januari 2022: 22112-3274↩︎