Antwoorden op vragen van de V-100 over het National Cyber Security Center (NCSC)
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Brief regering
Nummer: 2025D26689, datum: 2025-06-06, bijgewerkt: 2025-06-17 11:58, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Mede ondertekenaar: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 26643 -1349 Informatie- en communicatietechnologie (ICT).
Onderdeel van zaak 2025Z11614:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
- Medeindiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: commissie voor de Rijksuitgaven
- 2025-06-17 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-03 10:00: Procedurevergadering commissie Rijksuitgaven (Wttewaall van Stoetwegenzaal) (Procedurevergadering), commissie voor de Rijksuitgaven
Preview document (đ origineel)
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)
Nr. 1349 Brief van de minister en staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juni 2025
Hierbij ontvangt u, mede namens de minister van Asiel en Migratie, de antwoorden op de door uw Kamer gestelde schriftelijke vragen over het Jaarverslag en Slotwet van het ministerie van Justitie en Veiligheid 2023 (Kamerstuk 36 740-VI, nr. 1,3 en 4) en het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij het ministerie van Justitie en Veiligheid (Kamerstuk 36 740-VI, nr. 2).
Het betreft hierbij de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door de Commissie Justitie en Veiligheid, door de commissie Digitale Zaken en de vragen die gesteld zijn door de V100.
De minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
T.H.D. Struycken
V-100 (26 mei 2025) â Vragen over het National Cyber Security Center (NCSC)
Aan de minister van Justitie en Veiligheid
Vraag (1):
Kunt u aangeven wat u ziet als de taken van het NCSC? Welke zijn af te
leiden uit de Cyberbeveiligingswet (Cbw)? En welke komen uit
beleidsbrieven dan wel de Nederlandse Cybersecuritystrategie (NLCS)? En
welke zijn afkomstig van een andere bron? Kan u hiervan een limitatieve
opsomming geven?
Antwoord:
In het kader van de Nederlandse Cybersecurity Strategie (NLCS) en het
onderliggende actieplan voert het NCSC verschillende taken uit
waaronder, maar niet uitsluitend, de oprichting van het publiek-private
informatiedelingsplatform Cyclotron en het ontwikkelen van het
Cyberweerbaarheidsnetwerk.Â
Als uitvoeringscoördinator werkt het NCSC aan een Nederlands
cybersecuritystelsel dat optimaal functioneert. Met een brede set
(publieke en private) partners werkt het NCSC gecoördineerd samen met
als doel alle organisaties in Nederland in staat te stellen om hun
weerbaarheidsniveau en digitale slagkracht te verhogen.
Op dit moment regelt de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen
(Wbni) de wettelijke taken van het NCSC op het terrein van
cybersecurity. Per 1 januari 2026 zal het NCSC voor de minister van
Economische Zaken ook de wettelijke taken op grond van de Wet
bevordering digitale weerbaarheid bedrijven uitvoeren. Op het moment dat
de Cyberbeveiligingswet (Cbw) in werking treedt zal de Wbni worden
ingetrokken en zal het NCSC de taken uit de Cbw uitvoeren.
Â
Vraag (2):
Kunt u aangeven hoeveel fte voor alle taken, inclusief de wettelijke
taak, uit de Cbw beschikbaar is per onderdeel en activiteit, en welke
budgetten uit welke begrotingen daaraan gekoppeld zijn?
Antwoord:
Bij het NCSC werken momenteel ruim 500 medewerkers. Dat zijn medewerkers
in vaste dienst, met een tijdelijk contract, en extern ingehuurde
medewerkers. Alle medewerkers dragen direct of indirect bij aan de
wettelijke taken en de maatschappelijke opgave van het NCSC. Vanwege de
samenhang van de werkzaamheden is het onmogelijk om een onderscheid te
maken op het niveau van individuele taken of activiteiten.
Het NCSC wordt voor een belangrijk deel gefinancierd uit de begroting
van JenV. Daarnaast dragen andere departementen als opdrachtgevers van
overige (wettelijke) taken (zie ook antwoord op vraag 3) bij aan de
financiering van het NCSC.
Â
Vraag (3):
Kunt u inzicht geven in wie de opdrachtgevers van NCSC zijn, welke
opdrachten er jaarlijks verstrekt worden, en uit welke begrotingen dit
betaald wordt? Kunt u een meerjarig overzicht geven vanaf 2022
(ingangsdatum NLCS)?
Antwoord:
De situatie rondom de aansturing van het NCSC verloopt sinds het huidige
jaar (2025) middels het âmeervoudig opdrachtgeverschapâ.
Dit betekent dat meerdere ministeries op hun eigen beleidsterrein een
opdracht verlenen aan het NCSC. Voorheen was het Ministerie van
Justitie en Veiligheid via de Nationaal Coördinator
Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) de enige opdrachtgever.
Sinds 2025 is het âMinisterie van Justitie en Veiligheidâ via de
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid
(NCTV) âcoördinerend opdrachtgeverâ en zijn de ministeries van:
âFinanciĂ«nâ, âBinnenlandse zaken en Koninkrijksrelatiesâ,
âEconomische Zakenâ, âLandbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuurâ,
âInfrastructuur en Waterstaatâ en âKlimaat en Groene
Groeiâ mede-opdrachtgevers voor het NCSC.
De opdrachtgevers formuleren jaarlijks gezamenlijk een opdracht aan het
NCSC (de jaarplanaanschrijving) waarin staat wat ze van het NCSC
verwachten. De uitvoering van deze opdrachten wordt betaald vanuit de
begroting van het NCSC die bestaat uit de financiële middelen die de
opdrachtgevers aan het NCSC verstrekken voor het uitvoeren van de
gegeven opdracht.
Â
Vraag (4):
Kunt u uitleggen waarom er niet voor gekozen is het NCSC aan te wijzen
als wettelijke nationale Computer Security Incident Response Team
(CSIRT)?
Antwoord:
Juridisch gezien kent de NIS-2 richtlijn, en daarmee de
Cyberbeveiligingswet (cbw), de term nationale CSIRT niet. Het NCSC
vervult wel een rol die beleidsmatig gezien kan worden als de nationale
CSIRT, zo is het operationeel coördinerend over het
cybersecuritystelsel, bevordert en faciliteert samenwerking, coördineert
de afhandeling van (bijna) incidenten en kwetsbaarheden op nationaal
niveau. Ook is er het voornemen om het NCSC, onder de Cbw, de taak van
coördinator voor de bekenmaking van kwetsbaarheden te laten uitvoeren.
Daarnaast zijn er CSIRTS die onder andere sectorspecifieke kennis met
zich meebrengen, en naar waarschijnlijkheid onder de Cbw, voor die
specifieke sectoren de CSIRT taak uitvoeren.
Â
Vraag (5):
Hoe zorgt u ervoor dat het NCSC voldoende is toegerust (in capaciteit en
middelen) om voornoemde taken te kunnen uitvoeren en de toegenomen
doelgroepen te kunnen blijven bedienen?
Antwoord:
Het NCSC krijgt naar aanleiding van de uitbreiding van de doelgroepen
onder de Cbw een opdracht van verschillende departementen de benodigde
middelen om deze opdracht uit te voeren. Met deze middelen kan het NCSC
haar taak om Nederland digitaal veilig te houden voor haar doelgroepen
uitvoeren. Daarnaast zal het vernieuwde NCSC, na de integratie van het
NCSC en het Digital Trust Center, de taken uit de Wet bevordering
digitale weerbaarheid gaan uitvoeren (de verantwoordelijkheid blijft bij
de minister van Economische Zaken) waarmee de doelgroep verder wordt
uitgebreid naar de niet vitale bedrijven.
Â
Vraag (6):
Kunt u reflecteren op de omslag van cybersecurity naar digitale
weerbaarheid? En wat de gevolgen daarvan zijn voor de taakopvatting van
het NCSC?
Antwoord:
Met de publicatie van de Nederlandse Cybersecuritystrategie in 2022
wordt gekeken naar digitale veiligheid in het brede ecosysteem. Het NCSC
vergroot de digitale weerbaarheid door te begrijpen, verbinden en
voorkomen. Daarnaast beogen de genoemde integratie en de Cbw de
slagkracht van het vernieuwde NCSC te verhogen en zo de digitale
weerbaarheid van alle organisaties in Nederland te versterken.
Â
Vraag (7):
Kunt u aangeven met welke stakeholders het NCSC en het Digital Trust
Center (DTC) in contact zijn, onder andere via de relatiemanagers, zoals
brancheorganisaties, samenwerkingsverbanden, medeoverheden en private
organisaties? En blijft dit netwerk intact of wordt dit netwerk vergroot
na de invoering van de Cbw?
Antwoord:
Samenwerking tussen publieke en private organisaties is essentieel in
het vergroten van de digitale weerbaarheid. De verwachting is dat dit
netwerk de komende jaren, mede vanwege de ambities van het kabinet zoals
beschreven in de Nederlandse Cybersecurity Strategie (NLCS), verder zal
groeien. Het NCSC heeft hierin de rol als uitvoeringscoördinator en
zorgt hiermee voor de groei van het netwerk en de juiste randvoorwaarden
en binnen de beschikbare financiële middelen. Met betrekking tot de Cbw
is er een publiek-privaat NIS2-overleg actief met vertegenwoordigers uit
de overheid en diverse brancheorganisaties. Ieder vakdepartement en
uitvoeringsorganisatie is verantwoordelijk voor het informeren en
activeren van hun eigen sector en achterban.
Â
Vraag (8):
Kunt u aangeven op welke wijze stakeholders input kunnen geven op de
beleidsbrieven?
Antwoord:
Om in te kunnen spelen op trends, actuele dreigingen en risicoâs kan het
actieplan van de Nederlandse Cybersecuritystrategie (NLCS) jaarlijks
worden geactualiseerd. Mogelijke aanleidingen voor de bijstelling van
het actieplan is bijvoorbeeld het jaarlijkse Cybersecuritybeeld
Nederland (CSBN) wat een actueel beeld geeft van de digitale dreiging in
Nederland. Daarnaast kunnen inzichten van publieke, private- en
wetenschapspartijen ook reden zijn voor bijsturing. Zij worden jaarlijks
betrokken bij een toets of zij ontwikkelingen zien die aanleiding kunnen
vormen voor bijstelling. Dit kan daarnaast verwoord zijn in nationale
dan wel internationale rapporten of adviezen die gedurende de looptijd
van de NLCS worden uitgebracht. Tot slot wordt de Cyber Security Raad
(CSR) jaarlijks om advies gevraagd over strategische ontwikkelingen die
volgens hen meegewogen moeten worden.
Â
Vraag (9):
Kunt u aangeven hoe de kwaliteit van de dienstverlening van het NCSC
zich heeft ontwikkeld? En moet gaan ontwikkelen onder de Cbw? Welke
lessen trekt u daaruit?
Antwoord:
De dienstverlening van het NCSC ontwikkelt zich doorlopend. Daarbij
speelt wetgeving, zoals Cbw, een belangrijke rol. Bijvoorbeeld omdat het
aantal organisaties waarvoor het NCSC-producten en diensten levert een
vlucht neemt door nieuwe wetgeving. Het NCSC werkt daarom aan producten
en diensten die schaalbaar zijn en beter aansluiten op de meer diverse
behoeften van organisaties. Denk hierbij aan het maken van andere
producten voor een grootbedrijf met een volwassen eigen
cybersecurityafdeling en aan de andere kant een mkb-bedrijf dat
afhankelijk is van lokale of regionale leveranciers. Dit doet zij waar
mogelijk ook samen met het Digital Trust Center. In toenemende mate
gebruikt het NCSC-input van zijn doelgroepen om producten en diensten
verder te ontwikkelen. Zoals benoemt zet het NCSC in op schaalbare
dienstverlening en uitbreiding van capaciteit.
Â
Vraag (10):
Hoe kan de NCSC wendbaarder aangestuurd worden op basis van prangende
vraagstukken zoals rond het thema digitale autonomie?
Antwoord:
De opdrachtgevers van het NCSC schrijven jaarlijks gezamenlijk een
opdracht aan het NCSC, middels een jaarplanaanschrijving, waarin staat
wat ze van het NCSC verwachten. Met deze jaarplanaanschrijving wordt het
NCSC in staat gesteld om de taken en opgave waar de organisatie voor
staat adequaat te kunnen uitvoeren. Regelmatig wordt daarnaast tussen
opdrachtgevers en het NCSC gesproken over deze opdracht in de zogenoemde
opdrachtgevers-opdrachtnemersoverleggen. Zowel via de
jaarplanaanschrijving als via de opdrachtgever- en
opdrachtnemeroverleggen kan het NCSC worden (bij)gestuurd op prangende
vraagstukken.
Â
Vraag (11):
Hoe ondersteunt u het NCSC bij het toegankelijk houden van haar
dienstverlening richting alle doelgroepen, met name richting het mkb en
de kleine ondernemer?
Antwoord:
Na het samenvoegen van het Nationaal Cyber Security Centrum, het Digital
Trust Center en het Cyber Security Incident Response Team voor digitale
diensten (CSIRT-DSP) is het informeren, adviseren en ondersteunen van
alle organisaties in Nederland - groot of klein, publiek of privaat en
vitaal of niet-vitaal- een integraal onderdeel van de dienstverlening
van het vernieuwde NCSC. Daarbij staat het bereiken van impact bij de
verschillende doelgroepen van het NCSC voorop, ook richting mkb en
kleine ondernemers.
Â
Vraag (12):
Hoe ondersteunt u de wens uit het veld om één loket te hebben voor het
melden en oplossen van digitale incidenten?
Antwoord:
De NLCS is het strategisch kader waarbinnen het Nederlandse
cybersecuritystelsel wordt ingericht. Daarin is opgenomen dat het NCSC
zich zal zich doorontwikkelen tot het nationaal Cyber Security Incident
Response Team (CSIRT). Het Nationaal Cyber Security Centrum, het Digital
Trust Center en het Cyber Security Incident Response Team voor digitale
diensten (CSIRT-DSP) worden samengevoegd tot één nationale
cyberautoriteit.
Daarnaast wordt er meer samenhang gecreëerd tussen bestaande
schakelorganisaties door integratie, waar nuttig, te stimuleren. Voor
alle bestaande sectorale Computer Emergency Response Teams (CERTâs) en
CSIRTâs wordt daarom door de Rijksoverheid verkend in hoeverre meer
samenwerking, samenhang of samenvoeging met het NCSC toegevoegde waarde
heeft. Nieuwe CSIRTâs ontstaan in principe alleen daar waar dit
toegevoegde waarde heeft en waarvoor financiële middelen beschikbaar
zijn.
Â
Vraag (13):
Hoe ondersteunt u de wens uit het veld voor nazorg na een
incident?
Antwoord:
Het NCSC biedt ondersteuning bij het herstel van cyberincidenten, onder
meer door middel van het actief delen van lessons learned,
richtlijnen en informatie. Het NCSC deelt breed toegankelijke kennis- en
adviesproducten, zoals de publicaties âHerstel van een cyberincidentâ en
âContinuĂŻteit van dienstenâ.
Â
Vraag (14):
Kunt u aangeven of de uitbreiding van het mandaat van het NCSC voldoende
is om informatie te delen met niet-NIS2 geregistreerde partijen?
Antwoord:
Met de Cyberbeveiligingswet krijgen alle CSIRTâs, waaronder het NCSC, de
juridische grondslag om informatie te delen met relevante partijen. Dit
hoeven geen NIS-2 partijen te zijn. De aard van de informatie bepaald
mede of een partij relevant is.
Â
Vraag (15):
Op welke wijze gaat u de wildgroei aan partijen die pretenderen een
keurmerk te zijn te lijf?
Antwoord:
Zelfregulering kan onder de juiste randvoorwaarden bijdragen aan het
behalen van een maatschappelijk doel, maar een keurmerk heeft geen
zelfstandige status in relatie tot het voldoen aan de wettelijke
vereisten. Iedereen kan een keurmerk starten, hierin zijn ook
verschillende gradaties. Maar het is aan de toezichthouder om te bezien
of een entiteit aan de wet voldoet. Er wordt vanuit de overheid geen
uitspraak gedaan over dit soort initiatieven. Organisaties blijven zelf
verantwoordelijk voor het implementeren van de Cyberbeveiligingswet en
het staat het vrij een externe partij hiervoor in te huren. Vanuit de
overheid worden voorafgaand aan de inwerkingtreding van de
Cyberbeveiligingswet wel verschillende handreikingen opgesteld die
partijen kunnen helpen bij het voldoen aan de vereisten uit (de
zorgplicht) van de Cyberbeveiligingswet. Deze handreikingen hebben geen
juridische status en zijn bedoeld als hulpmiddel.
Â
Vraag (16):
Hoe waarborgt u dat de toetsende instanties in staat worden gesteld om
de onafhankelijkheid van keurmerken te waarborgen?
Antwoord:
De toezichthoudende instanties zullen de implementatie van de
Cyberbeveiligingswet bij entiteiten beoordelen, en zullen daarbij de
vereisten uit de wet nalopen en beoordelen. De toezichthouder kan bij
zijn oordeel of een entiteit aan de wet voldoet al dan niet rekening
houden met een keurmerk, maar een keurmerk heeft geen zelfstandige
status in relatie tot het voldoen aan de wettelijke vereisten.
Â