[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden over het Financieel jaarverslag van het Rijk 2024 (Kamerstuk 36740-1)

Financieel Jaarverslag van het Rijk 2024

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2025D26865, datum: 2025-06-10, bijgewerkt: 2025-06-12 12:47, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36740 -6 Financieel Jaarverslag van het Rijk 2024.

Onderdeel van zaak 2025Z11697:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36 740 Financieel Jaarverslag van het Rijk 2024

Nr. 6 Lijst van vragen en antwoorden

Vastgesteld 11 juni 2025

De commissie voor de Rijksuitgaven heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Financiën over het Financieel jaarverslag van het Rijk 2024 (Kamerstuk 36 740, nr. 1).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2025. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Sneller

Adjunct-griffier van de commissie,

Van der Steur

Vragen en antwoorden

Vraag 1

Waarom is volgens de beslisnota het Financieel Jaarverslag Rijk aan de Ministerraad aangeboden op 31 april 2025? Is dit in werkelijkheid 30 april of 1 mei?

Antwoord op vraag 1

In de inventarisatielijst van de beslisnota's staat dat de beslisnota op 31-04 is aangeboden. Dit betreft een fout en moest 31-03 zijn. In de desbetreffende nota staat de datum wel juist. Het FJR is op 4 april verzonden voor Ministerraadbehandeling op 11 april.

Vraag 2

Hoe komt het dat de begroting te ambitieus was en er veel middelen naar latere jaren zijn geschoven? In hoeverre was de begroting dan, achteraf gezien, realistisch?

Antwoord op vraag 2

In de afgelopen jaren zijn aanzienlijke (investerings)ambities aan de begroting toegevoegd, onder andere via het Coalitieakkoord van het kabinet Rutte IV. Te veel ambities willen uitvoeren in een te krappe arbeidsmarkt heeft op korte termijn geleid tot onderbesteding. Om die reden heeft het kabinet bij Voorjaarsnota middelen naar latere jaren geschoven in het kader van realistisch ramen. Dit betreft 2,0 miljard euro uit 2025 en 7,1 miljard uit 2026.

Vraag 3

Vraag: Wat kan er gedaan worden om het consumentenvertrouwen te vergroten?

Antwoord op vraag 3

Het consumentenvertrouwen is een belangrijke indicator voor de economie en de bestedingsbereidheid van huishoudens. Het kabinet volgt de ontwikkelingen op dit vlak dan ook nauwlettend. De internationale onzekerheid met de importheffingen en de economische gevolgen daarvan hebben ertoe geleid dat het consumentenvertrouwen de afgelopen maanden is afgenomen.

Tegelijkertijd is het onderliggende beeld genuanceerd. De consumptie van huishoudens neemt toe. Onder andere doordat de koopkracht verbetert als gevolg van loonstijging die hoger is dan de inflatie. Bovendien zijn consumenten, als ze vooruitkijken, positiever over hun eigen financiële situatie en de algemene economische vooruitzichten voor de komende twaalf maanden dan over de afgelopen periode.

Het kabinet heeft zich de afgelopen tijd dan ook ingezet om de bestaanszekerheid en de koopkracht van huishoudens te versterken. Dit beleid draagt bij aan het herstel van het consumentenvertrouwen.

Vraag 4

Alle departementen hebben te maken met een vorm van schaarste op de arbeidsmarkt en als gevolg daarvan onderuitputting, hoe gaat dit vertaald worden in de begroting 2026? Welke aanpassingen gaan als gevolg daarvan plaats vinden in de departementale begrotingen?

Antwoord op vraag 4

De onderuitputting van de afgelopen jaren toont dat de overheid en de markt qua uitvoeringskracht aan hun grenzen zitten. Het kabinet heeft daarom de afgelopen periode stappen gezet om de begroting realistisch te maken. Het kabinet blijft hierop inzetten. Voor de begroting 2026 is per saldo 7,1 miljard euro naar latere jaren geschoven in de Voorjaarsnota 2025. Bij de Miljoenennota 2026 zal op basis van de meest actuele informatie worden bezien of verdere stappen nodig zijn om de begroting in een realistischer kasritme te zetten. Daarnaast heeft de Expertgroep realistisch ramen dit voorjaar aanbevelingen gedaan om de trefzekerheid van de ramingen te vergroten, waarbij ook is gekeken naar de uitgavenkant van de begroting. Het kabinet heeft aangegeven alle aanbevelingen van de Expertgroep realistisch ramen over te nemen.1

Vraag 5

Welke oplossingen hebben de verschillende departementen voor het oplossen van de arbeidsmarktkrapte?

Antwoord op vraag 5

Departementen geven aan dat naar verschillende manieren wordt gekeken om de knelpunten door arbeidsmarktkrapte te verlichten. De precieze invulling verschilt per departement. Zo wordt bijvoorbeeld gekeken of beleidsdoelen ook op andere manieren kunnen worden bereikt dan door inzetten van extra arbeidskrachten. Daarnaast wordt ook terughoudend omgegaan met het verstrekken van extra opdrachten aan uitvoeringsorganisaties gedurende het lopende jaar omdat deze mogelijk niet uitgevoerd kunnen worden. Tot slot wordt gekeken naar het ontwikkelen van arbeidsmarktstrategieën om geschikte arbeidskrachten aan te trekken. De departementen geven echter aan dat capaciteitsproblemen het lastig maken om beleidsplannen op arbeidsmarkteffecten te toetsen.

Het kabinet merkt op dat het meewegen van arbeidsmarktkrapte begint op het moment dat politiek besloten wordt tot nieuwe projecten of beleid. Dit geldt ook bij aanvang van een kabinet. De laatste jaren bleek dat de ambities van gepland beleid vaak groter zijn dan de beschikbare uitvoeringscapaciteit. De analyse van het focusonderwerp toont dat het ingewikkeld is nog integraal te analyseren en prioriteren in het beroep op de arbeidsmarkt in de fase waarin beleid per departement wordt uitgewerkt.

Vraag 6

Is de 248% toename toe te schrijven aan het tekort aan IT’ers, fiscalisten en juristen?

Antwoord op vraag 6

Door de krapte op de arbeidsmarkt zijn de eigen personele functies niet volledig ingevuld. Door onder andere meer externe inhuur is alternatieve personele capaciteit voor Defensie aangewend waardoor op deze post juist fors meer gerealiseerd dan initieel geraamd (248 procent). Dit betreft vooral IT specialisten en in mindere mate juristen en fiscalisten.

Vraag 7

Hoe wordt de 58% stijging verklaard bij het ministerie van OCW?

Antwoord op vraag 7

Het percentage van 58% is onjuist. In de tabel in het Financieel Jaarverslag Rijk is per abuis het percentage berekend door het verschil tussen begroting en realisatie af te zetten tegen de realisatie. Dit had ten opzichte van de begroting moeten zijn. Dit geldt overigens ook voor de personele uitgaven (totaal) en overig personeel. Dit is ook het geval bij Financiën en Algemene Zaken. Hieronder vindt u een aangepaste tabel.

Bij OCW is het juiste percentage voor externe inhuur 136 procent. De hogere realisatie van externe inhuur ten opzichte van de begroting wordt veroorzaakt door gestegen prijzen en doordat de verdeling van de begroting over de instrumenten niet meer de juiste was. Deze zijn dan ook vanaf de Tweede Suppletoire Begroting 2024 structureel aangepast. Daarnaast heeft een intern onderzoek plaatsgevonden waarbij uitgaven zijn verschoven van materieel naar personeel-externe inhuur omdat deze verkeerd waren geboekt. Voor DUO specifiek geldt dat in verband met het uitvoeren van additionele projectmatige werkzaamheden zoals Werk aan Uitvoering, Compliance en het Coalitieakkoord Rutte IV er sprake is van additionele externe en interne personele inzet.

Tabel 1 Raming en realisatie van personele uitgaven, verschil in procenten
Verschil (in procenten)
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Kerndepartement en DUO)
Personele uitgaven (totaal) 14%
Eigen personeel 4%
Inhuur externen 136%
Overig personeel 23%
Financiën (Kerndepartement, Belastingdienst, Douane, Toeslagen)
Personele uitgaven (totaal) 11%
Eigen personeel 7%
Inhuur externen 25%
Overig personeel 234%
Algemene Zaken
Personele uitgaven (totaal) 36%
Eigen personeel 12%
Inhuur externen n.v.t.
Overig personeel 29%

Vraag 8

Hoe wordt de 44% stijging bij het ministerie van BZK verklaard?

Antwoord op vraag 8

Het percentage van 44% betreft het verschil tussen de geraamde uitgaven aan externe inhuur in de ontwerpbegroting en de bijgestelde begroting/uiteindelijke realisatie. Zoals voorgaande jaren, hebben er gedurende het jaar 2024 diverse reallocaties plaatsgevonden vanuit beleidsartikelen ten behoeve van capaciteit (externe inhuur), zoals toegelicht in de suppletoire begrotingen van BZK. De realisatie van externe inhuur is bij elk departement hoger dan vooraf begroot.

Het aandeel van externe inhuur van de totale personeelsuitgaven van de BZK en VRO organisatie nam af van 21,7% in 2023 naar 21,1% in 2024, nog steeds ruim boven de Roemernorm van 10%. De grote omvang van externe inhuur bij BZK en VRO heeft verschillende oorzaken. Ten eerste is de omvang van de dienstverlening binnen de uitvoeringsorganisaties de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen. Ten tweede zijn meerdere onderdelen sterk IT-afhankelijk, wat de vraag naar gespecialiseerde externe capaciteit vergroot. Ten slotte was er sprake van een hoog aantal openstaande vacatures, die tijdelijk zijn ingevuld met externe medewerkers.

Vraag 9

Hoe verklaart u de daling ‒ 75% van de realisatie ten opzichte van het geraamde bij het ministerie van Justitie en Veiligheid?

Antwoord op vraag 9

Deze daling wordt voornamelijk veroorzaakt door een aanpassing in de rubricering bij Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), waardoor een deel van de overige personele kosten naar kosten eigen personeel is verschoven. Dit is dus geen meevaller, maar een structurele verschuiving waarop de begroting is aangepast. Met deze aanpaste rubricering wordt beter aangesloten bij de definities zoals opgenomen in de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Vraag 10

Kunt u de post ‘overige personeel’ en de 1513% toename bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verklaren?

Antwoord op vraag 10

De personele kosten van Rijkswaterstaat (RWS) zijn in de begroting 2024 volledig onder kosten eigen personeel begroot. Op verzoek van de Audit Dienst Rijk (ADR) is een deel van de personele kosten in 2024 onder kosten overig personeel verantwoord. Het betreft hier o.a. kosten voor (dienst)reizen- en verblijf, opleidingen, werving & selectie, veiligheidsmiddelen en de kosten voor inbesteding. Aangezien dit in de begroting 2024 onder kosten eigen personeel en niet onder kosten overig personeel was begroot, ontstaat een grote toename. Dit betreft dus echter geen kostenstijging, maar is het gevolg van een wijziging in de presentatie. De kosten overig personeel van RWS zijn ten opzichte van 2023 met 2 miljoen afgenomen.

Vraag 11

Kunt u de discrepantie tussen de realisatie en raming bij o.a. de ministeries van SZW en BZ verklaren?

Antwoord op vraag 11

Bij BZ zijn er verschillende factoren die het verschil verklaren. Op verzoek van de ADR is personeelsbudget op beleidsartikelen overgeheveld naar eigen personeel op het apparaatsartikel voor de juiste verantwoording. Verder worden de gerealiseerde overige personele uitgaven geraamd als onderdeel van de eigen personeelskosten en staan niet apart in de ontwerpbegroting van BZ. Achteraf wordt namelijk vastgesteld hoeveel de overige personele uitgaven en externe inhuur bedragen op basis van de daadwerkelijk gerealiseerde uitgaven. Vervolgens wordt bij Jaarverslag de realisatie apart verantwoord en wordt eigen personeel gelijkmatig verlaagd. Dit verklaart de mutatie van 0 naar 96,1 miljoen euro voor overig personeel en de mutatie van 12 miljoen euro naar 63.6 miljoen euro voor externe inhuur. De reden hiervoor is dat deze uitgaven geen homogene uitgaven zijn, maar bevatten uitgaven met betrekking tot o.a. reis- en verblijfkosten in het binnen- en buitenland, onderwijskosten voor de kinderen van uitgezonden personeel, verhuizingen, suppletieuitkeringen aan voormalig lokaal personeel, opleidingen, Vergoeding Actieve Representatie (VAR) en overige.

Bij SZW zijn er verschillende verklaringen voor verschillen in ramingen en realisaties van personele uitgaven. De toename in uitgaven aan eigen personeel kan onder andere worden verklaard door de reguliere indexatie van lonen bij de Voorjaarsnota 2024. Ook is gedurende het jaar de capaciteit bij de Nederlandse Arbeidsinspectie uitgebreid. Voor de inhuur van externen is een verklaring dat gedurende het jaar het budget is aangevuld ten behoeve van onder andere ICT-werkzaamheden. Voor het verschil bij overig personeel geldt dat er hogere uitgaven zijn gerealiseerd aan oud-medewerkers die gebruik maken van de Regeling Vervroegd Uittreden (RVU).

Vraag 12

Vraag: Waarom staan de accijnzen niet uitgesplitst opgenomen in figuur 2.2.1.1.? Kan een uitsplitsing worden gegeven van de post overig?

Antwoord op vraag 12

Deze uitsplitsing is opgenomen in onderstaande tabel. Een uitgebreidere variant, waarin alle belastingsoorten zijn opgenomen, is ook te vinden in bijlage 3 van de FJR.

Tabel 2
Belasting Miljoenennota 2024 Realisaties 2024
Accijns van lichte olie 5.164 miljoen euro 4.526 miljoen euro
Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie 3.845 miljoen euro 3.342 miljoen euro
Tabaksaccijns 3.533 miljoen euro 2.991 miljoen euro
Alcoholaccijns 425 miljoen euro 374 miljoen euro
Bieraccijns 528 miljoen euro 448 miljoen euro
Wijnaccijns 387 miljoen euro 330 miljoen euro

Vraag 13

Waarom is de centrale verantwoording door de minister van Financiën voor de verantwoording van EU-middelen in gedeeld beheer komen te vervallen? Kan deze de volgende keer weer opgenomen worden? Hoe kan zonder deze verantwoording geborgd worden dat de Kamer alle informatie ontvangt?

Antwoord op vraag 13

Zoals eerder aan uw Kamer gecommuniceerd (Kamerstuk 31 865, nr. 182), wordt sinds het verantwoordingsjaar 2020 de verstrekking van Europese subsidies verantwoord in het departementale jaarverslag van het beleidsverantwoordelijke departement. De beleidsverantwoordelijke bewindspersonen leggen hierdoor zelf verantwoording af over de uitgaven van EU-middelen ten behoeve van meer transparantie over de rechtmatige besteding van de middelen Hiermee zijn de centrale verklaring van de Minister van Financiën en de assurance-rapporten bij de deelverklaringen komen te vervallen. Maar ook zonder centrale verantwoording is geborgd dat de Kamer over alle relevante informatie beschikt. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR) is een overzicht opgenomen van de totale omvang aan Europese middelen. De onderliggende informatie is opgenomen in de departementale jaarverslagen. Tot slot blijft de rechtmatigheid van bestede EU-middelen gewaarborgd door de beheers- en controlesystemen van de lidstaten en de Europese Commissie en door de controles van de audit autoriteit (of certificerende instantie) en andere bevoegde instanties.

Vraag 14

Kunt u aangeven waar het bij ELGF en ELFPO aan schort op het gebied van beheers- en controlesystemen?

Antwoord op vraag 14

In het Auditrapport 2024 van LVVN stelt de Auditdienst Rijk (ADR) dat de inrichting van de governance en interne beheersing onvoldoende tegemoetkomt aan de voorschriften die vanuit de Europese Commissie (EC) zijn opgesteld en daarmee serieuze tekortkomingen vertoont.

Zoals toegelicht in het jaarverslag van het ministerie van LVVN wijkt de invulling van het beheers- en controlesysteem, voor het gedeelte van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) dat onder het Nationaal Strategisch Plan (NSP) valt, af van de toegepaste systematiek onder de vorige GLB-periode van vóór 2023. Vóór 2023 werd door de EC meer in detail voorgeschreven hoe de beheers- en controlesystemen dienden te worden opgezet. In de huidige periode is dit een verantwoordelijkheid van de lidstaten zelf. Hierdoor golden in de vorige periode andere EU-conformiteitsnormen.

De EC beoordeelt op dit moment de conclusie van de ADR of de inrichting van governance en interne beheersing van GLB voldoende voldoet aan de voorschriften. Ook bekijkt de EC hoe de voorschriften binnen het nieuwe GLB in de praktijk nog verder vorm moeten krijgen.


  1. __Kabinetsreactie rapport Expertgroep realistisch ramen↩︎