[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 36740-XV-2)

Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024

Lijst van vragen en antwoorden

Nummer: 2025D26888, datum: 2025-06-10, bijgewerkt: 2025-06-12 12:30, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36740 XV-5 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024.

Onderdeel van zaak 2025Z11708:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


36 740 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2024

Nr. 5 Lijst van vragen en antwoorden

Vastgesteld 10 juni 2025

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 21 mei 2025 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 36 740 XV, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2025. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Tielen

Adjunct-griffier van de commissie,

Van den Broek

Vraag 1

Kan de Algemene Rekenkamer een concrete prognoses of kwantitatieve verwachtingen voor de komende jaren geven, specifiek over de ontwikkeling van de wachtlijsten van Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)-aanvragen.

Het is volgens ons aan de minister van SZW en UWV om deze vraag te beantwoorden.

Vraag 2

Welke voorstellen zouden de WIA op korte termijn weer uitvoerbaar maken?

Het is volgens ons aan de minister van SZW en UWV om deze vraag te beantwoorden. In ons rapport Grip op menselijke maat. Onderzoek naar de uitvoering en gevolgen van de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor werknemers (2024) hebben we een Leidraad voor menselijke maat opgenomen die het ministerie, parlement en UWV concrete handvatten biedt om de WIA uit te voeren volgens de bedoeling, of aan te passen als deze onbedoeld nadelig uitpakt voor burgers, onuitvoerbaar of te foutgevoelig is. Een eenvoudiger, beter uitvoerbaar en begrijpelijker arbeidsongeschiktheidsstelsel kan tot gevolg hebben dat deze minder rekening houdt met specifieke situaties. Hierin keuzes maken volgens de menselijke maat vereist een expliciete afweging tussen verschillende publieke belangen.

Vraag 3

Waarom is niet bekend of de maatregelen voor de extra banen werken?

We hebben diverse maatregelen onderzocht die de minister van SZW heeft genomen tegen het gebrek aan bereidheid van werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen en tegen belemmeringen die werkgevers ervaren bij de dienstverlening door gemeenten. Het gaat om een campagne gericht op werkgevers (Werk Inclusief), aanpassingen in de Participatiewet (Wet Breed Offensief) en in de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Wet vereenvoudiging banenafspraak). De effecten van deze maatregelen zijn niet bekend omdat de aanpassingen nog niet in werking zijn (Vereenvoudiging banenafspraak), pas recent zijn ingevoerd (Breed Offensief), of omdat er nog geen evaluatie is uitgevoerd (campagne onder werkgevers).

Vraag 4

In hoeverre ligt het kabinet op schema om het doel dat in 2030 de helft minder vrouwen, mannen en kinderen in armoede leven dan in 2015 te bereiken?

Wij hebben dit niet onderzocht. De Monitor Voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden 1 laat zien dat in 2015 6,3% van de mensen in armoede leefde en 9,1% van de kinderen. In 2021 waren deze percentages respectievelijk 6,1% en 7,2%. In deze monitor is nog geen gebruik gemaakt van de nieuwe definitie van armoede, die sinds de zomer van 2024 wordt gebruikt door het CBS, SCP en het Nibud. Cijfers op basis van de nieuwe methode zijn vanaf 2018 beschikbaar in De nieuwe methode om armoede in Nederland te meten 2. Hieruit blijkt dat in 2023 3,1% van de mensen in armoede leefde, vergeleken met 7,1% in 2018, en dat 3,6% van de kinderen in armoede opgroeide, vergeleken met 8,6% in 2018. In de monitor is aangegeven dat het CBS, SCP en Nibud op basis van de nieuwe definitie de armoedecijfers vanaf 2015 zullen berekenen waardoor het mogelijk zal blijven om conclusies te trekken over de resultaten met betrekking tot de beleidsdoelstellingen voor armoede.

Vraag 5

Hoe aannemelijk is het dat een dergelijke stijging van 31% van de verplichtingen en uitgaven wederom plaats zal vinden in 2025?

Uit de begroting van SZW blijkt dat de minister deze stijging niet verwacht. In de begroting van het ministerie van SZW staat vermeld dat zij voor 2025 ten opzichte van 2024 een lichte daling van het tekort Ouderdomsfonds verwachten. De minister is wettelijk verplicht om dit tekort uit zijn begroting aan te vullen door middel van een rijksbijdrage aan het fonds. Vanaf 2026 verwacht het ministerie een geleidelijke stijging van het begrotingstekort van het Ouderdomsfonds tot € 33 miljard in 2029. Wij hebben niet onderzocht of deze verwachtingen aannemelijk zijn.

Vraag 6

Welke vorm van externe audit op de premiegefinancierde uitgaven bestaat er als de Algemene Rekenkamer dit niet controleert?

Zowel de premiegefinancierde als begrotingsgefinancierde uitgaven staan vermeld in de jaarrekeningen van UWV en SVB. De externe accountants controleren jaarlijks de cijfers in de jaarrekeningen van deze organisaties op getrouwheid. Een accountantscontrole op de rechtmatigheid van de sociale uitkeringen valt hier niet onder. De interne auditdiensten van UWV en de SVB controleren de getrouwheid van de rechtmatigheidsverantwoordingen van hun bestuur.

Vraag 7

Wat is het begrotings- en verantwoordingsproces voor de premiegefinancierde uitgaven?

Voor de premiegefinancierde uitgaven in de sociale zekerheid heeft de minister van SZW een planning en controlcyclus (P&C) ingericht met de uitvoeringsorganisaties UWV en de SVB op basis van de Regeling SUWI, hoofdstuk 5. In deze P&C-cyclus vindt het genoemde begrotings- en verantwoordingsproces plaats, met als kerndocumenten een jaarplan met begroting, tussentijdse verslagen (voortgangsrapportages) en een jaarverslag waarin de uitgaven worden verantwoord door de besturen van UWV en de SVB.

Vraag 8

Zijn er meer voorbeelden van collectieve uitgaven waar het parlement geen formeel budgetrecht bij heeft?

De kern van het formele budgetrecht is dat het parlement vooraf instemming verleent aan wat ministers maximaal mogen uitgeven en voor welke doeleinden, en dit achteraf ook controleert. Dit gebeurt doorgaans via de begrotingscyclus. Bepaalde collectieve uitgaven voor zorg of sociale zekerheid worden buiten de begrotingscyclus om uit sociale fondsen gefinancierd. Deze sociale fondsen worden grotendeels gevuld met zorgpremies en sociale zekerheidspremies. Eventuele tekorten worden aangevuld met rijksbijdragen vanuit de begrotingen van de ministers van SZW en VWS. Deze premiefinanciering, waaronder de wijze waarop de hoogte van de premie wordt vastgesteld, is vastgelegd in onderliggende wet- en regelgeving. De zeggenschap van het parlement over deze wet- en regelgeving behoort volgens de Raad van State tot het budgetrecht in materiële zin.

Buiten de collectieve uitgaven die uit sociale fondsen worden gefinancierd zijn er geen andere collectieve uitgaven waar het parlement geen formeel budgetrecht bij heeft.

Vraag 9

Wat voor gevolgen heeft het laten vervallen van het uitgavenplafond sociale zekerheid volgens de Algemene Rekenkamer? Welke handvatten heeft het parlement om goed haar controlefunctie te kunnen blijven uitvoeren?

Het laten vervallen van het uitgavenplafond sociale zekerheid betekent dat eventuele overschrijdingen niet meer binnen de sociale zekerheid zelf of de andere uitgavenkaders hoeven te worden opgevangen. Het wegvallen van dit mechanisme kan dus leiden tot hogere collectieve uitgaven. De uitgaven voor de sociale zekerheid zijn over het algemeen afhankelijk van de conjunctuur (in tijden van laagconjunctuur is het aantal mensen met een uitkering hoger), de demografische ontwikkeling en de onderliggende wet- en regelgeving die bepaalt wanneer iemand recht heeft op een uitkering en de hoogte daarvan. Het parlement heeft geen invloed op de eerste twee factoren, maar wel op de wet- en regelgeving. Door aanspraken te versoberen of juist te verruimen heeft het parlement invloed op de hoogte van de sociale zekerheidsuitgaven.

Vraag 10

Wat zijn de belemmeringen voor het inzichtelijk maken van de volledige uitgaven voor de banenafspraak?

De volledige uitgaven voor de banenafspraak zijn niet inzichtelijk omdat niet bekend is hoeveel gemeenten aan re-integratie van de doelgroep banenafspraak uitgeven en hoeveel er aan loondispensatie wordt uitgeven als onderdeel van de Wajonguitkeringen. Voor de minister van SZW zijn geen belemmeringen om dit inzichtelijk te krijgen. De minister van SZW laat onderzoek doen naar hoeveel gemeenten daadwerkelijk besteden aan re-integratie. Verder zou de minister aan UWV kunnen vragen om de uitgaven voor loondispensatie inzichtelijk te maken.

Vraag 11

Hoe wordt de effectiviteit van re-integratieprogramma’s voor mensen met complexe problematiek gemeten?

Het is volgens ons aan de minister van SZW om deze vraag te beantwoorden.

Vraag 12

Is het mogelijk om met cijfermatige voorbeelden te onderbouwen wat de maatschappelijke baten zijn van een baan voor mensen met een arbeidsbeperking ten opzichte van de maatschappelijke lasten?

Wij hebben geen specifiek onderzoek verricht naar de maatschappelijke baten van werk voor mensen met een arbeidsbeperking ten opzichte van de maatschappelijke lasten. Wel hebben andere partijen dit onderzocht. 3 4

Het onderzoek van het CPB en SCP richt zich op de groep mensen met een Wsw-indicatie. In dit rapport zijn de totale besparingen door het bieden van werk aan mensen met een arbeidsbeperking geschat op ongeveer € 5.000 per persoon per jaar. Het gaat hierbij om besparingen op ggz- en Wmo-gebruik en op minder maatschappelijke schade door criminaliteit. Deze baten zijn aanvullend op de lagere uitgaven aan uitkeringen.

Berenschot heeft berekend wat de maatschappelijke baten zijn wanneer mensen aan het werk komen door middel van loonkostensubsidie. Voor één persoon aan het werk bij beschut werk gaat dit om baten van €2.383, van één persoon aan het werk bij een sociaal ontwikkelbedrijf zijn de baten € 5.898 en van één persoon aan het werk bij een reguliere werkgever zijn de baten €12.603. De totale maatschappelijke baten schat Berenschot op € 397 miljoen per jaar. Het gaat hier om de toegevoegde waarde die mensen leveren en besparingen op uitvoeringskosten aan bijstand, uitgaven voor zorg, maatschappelijke ondersteuning, aanvullende financiële ondersteuning en veiligheid.

Vraag 13

Valt er een prognose te maken van het aantal verzekeringsartsen afgezet tegen de verwachte WIA-instroom voor de komende vijf jaar?

Het is volgens ons aan de minister van SZW en UWV om deze vraag te beantwoorden.

Vraag 14

Valt er een prognose te maken van hoe het aantal WIA-aanvragen zich naar schatting de komende vijf jaar zal ontwikkelen?

Het is volgens ons aan de minister van SZW en UWV om deze vraag te beantwoorden.

Vraag 15

Hoeveel hoger is de instroom doordat het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) minder prioriteit geeft aan beoordelingen van mensen in de Ziektewet-periode vóór hun WIA-aanvraag?

Wij hebben niet onderzocht hoeveel hoger de instroom in de WIA is doordat UWV minder prioriteit geeft aan beoordelingen van mensen in de Ziektewet-periode vóór hun WIA-aanvraag. Wij vinden wel dat dit voor de minister van SZW een punt van aandacht moet zijn.

Vraag 16

Kan de stelling “Het is dus maar de vraag wat duurder is” verder worden onderbouwd?

Deze opmerking op pagina 38 is niet bedoeld als stelling maar als vraag die slaat op de voorafgaande tekst. In de voorafgaande tekst gaan we in op de gevolgen van de prioritering in sociaal-medische beoordelingen door UWV. Deze prioritering is afgestemd met de minister van SZW en bedoeld om de achterstanden bij sociaal-medisch beoordelen tegen te gaan. Hierbij hebben de claimbeoordelingen voor de WIA prioriteit boven de beoordelingen in de Ziektewet-periode vóór een eventuele WIA-aanvraag, én boven de WIA-herbeoordelingen. We vragen ons vervolgens af of deze prioritering tot meer extra WIA-uitkeringen leidt dan de tijdelijke 60-plussersmaatregel (vereenvoudigde beoordeling bij 60-plussers) die eveneens bedoeld is om de achterstanden tegen te gaan maar ook tot meer WIA-uitkeringen leidt.

Vraag 17

Hoe wordt de effectiviteit van de Wet inburgering 2021 ten opzichte van de Wet inburgering 2013 geëvalueerd en wanneer worden de eerste resultaten verwacht?

Najaar 2025 verwachten we ons onderzoek naar betaald werk voor statushouders onder de Wet inburgering 2021 te publiceren.

Vraag 18

Hoe zou het toezicht van de minister op de rechtmatigheidspercentages van het UWV en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) (wettelijk) kunnen worden versterkt?

Wettelijke versterking van dit toezicht is niet nodig. Wij verwachten op basis van artikel 6.2 Comptabiliteitswet van de minister dat hij met toezicht voldoende zekerheid verkrijgt over de getrouwheid – waaronder volledigheid en tijdigheid – van informatie afkomstig van UWV en de SVB over de rechtmatigheid van de sociale zekerheidsuitkeringen. Om dit te kunnen controleren is specifieke deskundigheid verreist.

Vraag 19

Waarom is de driejaarlijkse review op de auditdiensten van SVB en UWV in 2023 geschrapt?

In 2023 heeft de minister van SZW aangegeven dat er geen wettelijke verplichting is voor het uitvoeren van een review als onderdeel van zijn toezichtbeleid. Volgens de minister kan een beeld van de kwaliteit van de werkzaamheden van de auditdiensten van UWV en de SVB ook op een andere wijze worden verkregen en kan organisatiegericht toezicht dit beeld op andere wijze vormen.

Vraag 20

Welke lessen zijn tot nu toe getrokken uit de WIA-problematiek over het belang van bestuurlijk toezicht en verantwoording?

Ons onderzoek naar de WIA-problematiek zoals die in juni 2024 naar buiten is gekomen, is nog gaande. Op 9 april 2025 hebben we hierover onze tussenrapportage gepubliceerd. In ons verdere onderzoek proberen we lessen te trekken voor de sturing en het toezicht van de minister van SZW op de uitvoering van de WIA en de verantwoording hierover door UWV. De planning van onze rapportage is najaar 2025.

Vraag 21

In wat verschilt de controle die Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu laat uitvoeren bij UWV en SVB met de controle die daar idealiter plaatsvindt?

De controles op de rechtmatige verstrekking van sociale zekerheidsuitkeringen bij UWV en de SVB doen deze organisaties uitsluitend zelf. Wij verwachten van de minister dat hij voldoende zekerheid verkrijgt over de betrouwbaarheid van de informatie over de rechtmatigheid van deze uitkeringen die hij ontvangt van UWV en de SVB, inclusief de uitkomsten van de interne controles en audits bij UWV en de SVB.


  1. Ministerie van SZW (2024). Monitor Voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden.↩︎

  2. CBS, SCP & Nibud (2024). De nieuwe methode om armoede in Nederland te meten.↩︎

  3. Berenschot (2024). MKBA Loonkostensubsidie.↩︎

  4. CPB/SCP (2020). De brede baten van werk.↩︎