Lijst van vragen en antwoorden, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Onderdeel Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (Kamerstuk 36740-VII-2).
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D26912, datum: 2025-06-10, bijgewerkt: 2025-06-12 12:32, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (PVV)
- Mede ondertekenaar: G.C. Honsbeek, griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36740 VII-6 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024 .
Onderdeel van zaak 2025Z11723:
- Indiener: P.J. Duisenberg, president van de Algemene Rekenkamer
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
- 2025-06-12 14:22: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
36 740 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024
Nr. 6 Lijst van vragen en antwoorden
Vastgesteld 10 juni 2025
De vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over de brief van 21 mei 2025 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Onderdeel Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (Kamerstuk 36 740 VII, nr. 2).
De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2025. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
De Vree
De griffier van de commissie,
Honsbeek
Vraag 1
Hoe verhoudt de woonquote van Nederlandse huishoudens zich precies tot die van andere EU-landen?
U vraagt hoe de woonquote van Nederlandse huishoudens zich verhoudt tot die van andere EU-landen. Zoals in paragraaf 2.1 van ons verantwoordingsonderzoek BZK te lezen is, stond Nederland in 2023 met een woonquote van 20,8% op plek 23 van de 27 landen in de EU. Deze informatie is afkomstig uit de Monitor Brede Welvaart en SDGās 2025 van het CBS.
Vraag 2
Waar liggen volgen u de grootste kansen om de woonquote op de korte en lange termijn te verbeteren?
U vraagt naar het verbeteren van de woonquote. Wij beschikken niet over informatie om deze vraag te kunnen beantwoorden.
Vraag 3
Hoe groot acht de Algemene Rekenkamer de kans dat het doel (290.000 woningen) voor ouderenhuisvesting wordt gehaald als de investeringsruimte van woningcorporaties fors wordt beperkt door huurbevriezing in 2025 en 2026?
Hier hebben wij in het kader van ons verantwoordingsonderzoek 2024 geen onderzoek naar gedaan.
Vraag 4
Hoe groot acht de Algemene Rekenkamer de kans dat de beleidsdoelen voor wonen worden gerealiseerd als de investeringsruimte van woningcorporaties fors wordt beperkt door huurbevriezing in 2025 en 2026?
Hier hebben wij in het kader van ons verantwoordingsonderzoek 2024 geen onderzoek naar gedaan.
Vraag 5
Is het, naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer, technisch en administratief haalbaar om op redelijk korte termijn een betrouwbaar en landelijk dekkend beeld te krijgen van de omvang en de kenmerken van de bestaande woningvoorraad die geschikt is voor ouderen, en zo ja, welke stappen zijn hiervoor nodig?
We hebben gezien dat de minister er sinds het begin van het programma Wonen en zorg voor ouderen in 2022 aan werkt om zicht te krijgen op het aantal nultreden-, geclusterde en zorggeschikte woningen in de bestaande voorraad. Samen met het CBS werkt de minister aan het onderscheiden van de 3 woonvormen in de Woonbase, een database met informatie over wonen in Nederland. Voor het antwoord op de vraag hoe haalbaar het is om dit op korte termijn te realiseren verwijzen wij u naar de minister van VRO.
Vraag 6
Welke maatschappelijke gevolgen op korte en langere termijn voorziet de Algemene Rekenkamer als dit zorgelijke beeld voor ouderenhuisvesting aanhoudt en de doelstellingen niet worden gehaald?
Als de doelstellingen voor ouderenhuisvesting niet worden gehaald zullen er te weinig geschikte woningen voor ouderen zijn om in te wonen. Ook kan dit zorgen voor minder doorstroom op de woningmarkt. Naar bredere maatschappelijke gevolgen hebben wij in het kader van het verantwoordingsonderzoek 2024 geen onderzoek gedaan.
Vraag 7
Kijkende naar uw conclusie en aanbevelingen inzake ouderenhuisvesting, zou u dan adviseren om het door u uitgevoerde onderzoek breder te trekken?
Op basis van uw vraag wordt ons niet duidelijk waar u precies op doelt met het breder trekken van het uitgevoerde onderzoek. Onze conclusie en aanbevelingen gaan over het beleid van de minister inzake ouderenhuisvesting. In algemene zin hechten wij, in lijn met onze conclusie en aanbevelingen, aan concrete tussendoelen om de haalbaarheid van doelen op de middellange termijn te kunnen inschatten. Daarnaast vinden wij aandacht voor risicoās voor het behalen van de gewenste resultaten van beleid belangrijk. Het verkrijgen van zicht op de stand van zaken en knelpunten is belangrijk voor de minister om te kunnen bijsturen en doelen te kunnen halen.
Vraag 8
Kunt u aangeven wat het Rijksvastgoedbedrijf bedoelt met ārealiseren van optimalisaties in de contractvorm en het versoberen van proceseisenā?
U vraagt naar wat het Rijksvastgoedbedrijf bedoelt met het ārealiseren van optimalisaties in de contractvorm en het versoberen van proceseisenā. Het is volgens ons aan de minister van VRO om deze vraag te beantwoorden. Wij hebben hier geen verder onderzoek naar gedaan. Overigens meldde de minister in de 12e voortgangsrapportage over de renovatie dat er naast reguliere projectbeheersing onder andere wordt ingezet op āHet beperken van kosten opdrijvende eisen en het optimaliseren van contracten, werkwijzen en risicoverdelingen.ā.
Vraag 9
Zijn de verantwoordelijke bewindspersonen na 2015 geadviseerd om een verwachte bandbreedte van het benodigde budget voor de renovatie te communiceren aan de Tweede Kamer? Zo ja, ontvangt de Kamer graag zoveel mogelijk details.
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 schreven we dat de minister er voor had kunnen kiezen om een verwachte bandbreedte van het benodigde budget te communiĀceren aan de Tweede Kamer. Wij hebben in ons onderzoek vastgesteld dat de minister is geadviseerd om een bandbreedte ā al dan niet vertrouwelijk ā met de Kamer te delen. Waarom dit uiteindelijk niet is gedaan, is een vraag aan de verantwoordelijke minister.
Vraag 10
Is de conclusie gerechtvaardigd dat beleid om CO2-uitstoot te verminderen op drijfzand is gebouwd?
Nee, deze conclusie is niet gerechtvaardigd. In ons verantwoordingsonderzoek 2023 onderzochten weĀ hoe de minister van BZK rapporteert over CO2-uitstoot en -reductie in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR). We onderzochten hoe de cijfers in de JBR tot stand kwamen en zagen hierin een aantal verbeterpunten. De minister van BZK deed ook een aantal toezeggingen. Dit jaar keken we wat daarvan terecht is gekomen. De JBRĀ is een jaarlijkse rapportage van de rijksoverheid waarmee inzicht wordt gegeven hoe het Rijk functioneert als organisatie. De JBR gaat derhalve over de interne bedrijfsvoering van het Rijk en niet over de beleidsresultaten van ministers.
Er zijn diverse maatregelen getroffen om de CO2-uitstoot van het Rijk zelf te reduceren. Ons onderzoek richtte zich niet op het beleid, maar op de totstandkoming van de uitstootcijfers, dus op monitoring en rapportage. Wij gaven aan dat, om de voortgang te kunnen monitoren en zoĀ nodig bij te sturen, betere rapportages nodig zijn. In 2024 heeft de minister van BZK enkele stappen gezet om het verzamelen van deĀ CO2-uitstootcijfers van de rijksoverheid zelf te vereenvoudigen. Het verzamelen van data blijft echterĀ arbeidsintensief en er zijn verschillen geconstateerd in gehanteerde definities, reikwijdte, peildata en meetmethodes. Meer inzicht en centrale sturing blijven noodzakelijk om de duurzaamheidsdoelen voor de rijksoverheid te behalen en daarover met juiste en uniforme cijfers te rapporteren
Vraag 11
Kunt u aangeven voor het Rijksvastgoedbedrijf waar de overige 2 miljoen euro aan onrechtmatigheden (11,3 miljoen ā 9,3 miljoen euro) door zijn veroorzaakt?
U vraagt naar het bedrag van de onrechtmatigheden van het Rijksvastgoedbedrijf, namelijk de overige 2 miljoen. In het verantwoordingsonderzoek 2024 BZK hebben we gerapporteerd dat ⬠9,3 miljoen grotendeels wordt veroorzaak door inhuren van adviesdiensten op een onrechtmatig verlengde overeenkomst. Dit is de raamovereenkomst interim-management en organisatieadvies (IMOA) waarvoor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat als categoriemanager verantwoordelijk is. Het overige bedrag van ⬠2 mln. bestaat uit een aantal overeenkomsten die onrechtmatig zijn aanbesteed waarbij verschillende redenen de oorzaak zijn voor de onrechtmatigheid, zoals:
het voortzetten van een opdracht die meervoudig aanbesteed had moeten worden;
een wijziging in de opdracht nadat de aanbesteding heeft plaatsgevonden;
een opdracht die in eerste instantie als een inbesteding (opdrachtverstrekking aan een onderdeel van de rijksoverheid) is uitgevraagd, dit bleek niet realiseerbaar waarna de opdracht is verstrekt aan een leverancier;
een opdracht die is uitgezet via een versnelde uitvraagprocedure, dit terwijl het raamcontract geen optie heeft tot een versnelde procedure
Vraag 12
Welke mogelijkheden ziet u om de budgettaire ruimte binnen dit project beter te monitoren en te beheersen?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 schrijven wij dat de minister de informatievoorziening over het budget kan verbeteren. We geven ook aan dat we de formulering van risicoās in de voortgangsrapportages over eventuele belemmeringen in de uitvoering van de renovatie een goede stap vinden om zo uw Kamer hier ook over te informeren en in de afweging te betrekken. Daarnaast hebben we u, de Tweede Kamer, aanbevolen om voor toekomstige projecten de goedkeuring van budgetten te laten voorzien van volledige projectspecificaties, budgetramingen en risicoanalyses. Tenslotte bevelen wij aan om de renovatie van het Binnenhof onder de Regeling Grote Projecten onder te brengen. De voortgangsrapportages worden dan voorzien van accountantscontrole met een oordeel over de kwaliteit en de volledigheid van de informatie in de rapportage, de toegepaste calculatiemethoden en risicoanalyses, het realiteitsgehalte van de finanĀciering en budgettaire inpassing en het projectbeheer.
Vraag 13
Met welk bedrag denkt u dat het budget voor de renovatie van het Binnenhof opnieuw verhoogt zal worden en kunt u dit onderbouwen?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 schrijven wij dat het denkbaar is dat een toekomstige verhoging van het budget nodig zal zijn. U vraagt met welk bedrag wij denken dat het budget voor de renovatie van het Binnenhof opnieuw verhoogd zal worden. Dit hebben wij niet onderzocht. Wel heeft de minister van VRO kort voor Verantwoordingsdag aan u aangekondigd dat het budget opnieuw hoger uitvalt. Het is aan de minister van VRO om deze vraag te beantwoorden.
Vraag 14
Kan de Rekenkamer toelichten wat het cruciale verschil is tussen rapporteren op "vrijwel alle punten", zoals de minister aangeeft, en het volledig toepassen van de Regeling en welke concrete risico's blijven bestaan voor het budgetrecht en de controle van de Kamer als de Regeling niet volledig wordt toegepast, specifiek ten aanzien van de accountantscontrole?
Zoals wij in ons nawoord in het verantwoordingsonderzoek 2024 schrijven, informeert de minister, in lijn met een groot project conform de Regeling Grote Projecten, de Tweede Kamer in principe twee keer per jaar door middel van voortgangsrapportages over de renovatie. De regeling wordt alleen niet volledig toegepast. Een accountantscontrole - met een oordeel over de kwaliteit en volledigheid van de informatie in de rapportage, de toegepaste calculatiemethoden en risicoanalyses, het realiteitsgehalte van de finanĀciering en budgettaire inpassing en het projectbeheer - ontbreekt namelijk bij deze voortgangsrapportages.
Vraag 15
De minister is het niet met de Algemene Rekenkamer eens dat er nog weinig aandacht is voor kansen in de bestaande woningvoorraad met betrekking tot de woonopgave voor ouderen. Ze geeft aan dat er subsidieregelingen voor ontmoetingsruimten en zorggeschikte woningen zijn, dat er afspraken met provincies en gemeenten zijn gemaakt, en dat er diverse mooie voorbeelden zijn. Hoe beoordeelt u het antwoord van de minister?
De minister is het niet met ons eens dat er nog weinig aandacht is voor woningen voor ouderen in de bestaande woningvoorraad. De door de minister genoemde stimuleringsregelingen zijn echter alleen bedoeld voor sociale en betaalbare woningen. De regelingen richten zich daarmee op een gedeelte van de woningvoorraad. De minister geeft voorbeelden van transformatie en mogelijkheden in het beleid die dit stimuleren, maar daarmee is er geen structurele aandacht voor ouderenhuisvesting. In de afspraken met de woondealregioās gaat het vooral om nieuwbouw.
Vraag 16
Alhoewel de renovatie niet door de Tweede Kamer is aangemerkt als groot project, wordt volgens de minister over het programma wel op vrijwel alle punten gerapporteerd conform de Regeling Grote Projecten. Zo is volgens de minister een uitvoerige risicorapportage opgenomen. Hoe beoordeelt u de volgens de minister āuitvoerige risicorapportageā?
In ons verantwoordingsonderzoek 2024 schrijven wij dat we de formulering van risicoās in de voortgangsrapportages over eventuele belemmeringen in de uitvoering van de renovatie een goede stap vinden om zo uw Kamer hier ook over te informeren en in de afweging te betrekken. Er ontbreken echter nog een aantal elementen uit de Regeling Grote Projecten. Zie hiervoor de beantwoording van vraag 14.