Jaarverslagen en Slotwet (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D27694, datum: 2025-06-11, bijgewerkt: 2025-06-13 11:33, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van zaak 2025Z11696:
- Indiener: R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- Medeindiener: G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
Onderdeel van zaak 2025Z11788:
- Indiener: R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- Medeindiener: G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
Onderdeel van zaak 2025Z11802:
- Indiener: R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- Medeindiener: G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
Onderdeel van zaak 2025Z11806:
- Indiener: R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- Medeindiener: G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
Onderdeel van zaak 2025Z11810:
- Indiener: R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- Medeindiener: G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
Onderdeel van zaak 2025Z11812:
- Indiener: R.P. Brekelmans, minister van Defensie
- Medeindiener: G.P. Tuinman, staatssecretaris van Defensie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Defensie
- 2025-06-11 19:00: Jaarverslagen en Slotwet (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Defensie
- 2025-06-11 19:00: Jaarverslagen en Slotwet (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Defensie
- 2025-06-18 19:00: Extra procedurevergadering commissie Defensie (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Defensie
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer, Jaarverslagen en Slotwet
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Defensie heeft op 11 juni 2025 overleg gevoerd met de heer Brekelmans, minister van Defensie, en de heer Tuinman, staatssecretaris van Defensie, over:
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2024 (36740-X);
de brief van de minister van Defensie d.d. 11 juni 2025 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2024 (Kamerstuk 36740-X) (2025Z11812);
het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Defensiematerieelbegrotingsfonds 2024 (36740-K);
de brief van de minister van Defensie d.d. 11 juni 2025 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Defensiematerieelbegrotingsfonds 2024 (Kamerstuk 36740-K) (2025Z11810);
de brief van de minister van Defensie d.d. 21 mei 2025 inzake jaarverslag ministerie van Defensie 2024 (36740-X, nr. 1);
de brief van de minister van Defensie d.d. 11 juni 2025 inzake beantwoording vragen commissie over het jaarverslag ministerie van Defensie 2024 (Kamerstuk 36740-X-1) (2025Z11802);
de brief van de minister van Defensie d.d. 21 mei 2025 inzake jaarverslag Defensiematerieelbegrotingsfonds 2024 (36740-K, nr. 1);
de brief van de minister van Defensie d.d. 10 juni 2025 inzake beantwoording vragen commissie over het jaarverslag Defensiematerieelbegrotingsfonds 2024 (Kamerstuk 36740-K-1) (2025Z11788);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 21 mei 2025 inzake aanbieding van het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het ministerie van Defensie (36740-X, nr. 2);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 10 juni 2025 inzake beantwoording vragen commissie, gesteld aan de Algemene Rekenkamer, over het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het ministerie van Defensie (Kamerstuk 36740-X-2) (36740-X, nr. 5);
de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 21 mei 2025 inzake aanbieding van het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Defensiematerieelbegrotingsfonds (36740-K, nr. 2);
de brief van de minister van Defensie d.d. 11 juni 2025 inzake beantwoording vragen commissie, gesteld aan de regering, over het rapport resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 bij het Defensiematerieelbegrotingsfonds (Kamerstuk 36740-K-2) (2025Z11806);
de brief van de minister van Defensie d.d. 21 mei 2025 inzake Stand van Defensie voorjaar 2025 (36600-X, nr. 78);
de brief van de minister van Defensie d.d. 10 juni 2025 inzake beantwoording vragen commissie over Stand van Defensie voorjaar 2025 (Kamerstuk 36600-X-78) (2025Z11696).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,
Kahraman
De griffier van de vaste commissie voor Defensie,
De Lange
Voorzitter: Ellian
Griffier: Manten
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Olger van Dijk, Ellian, Van Houwelingen, Nordkamp en Pool,
en de heer Brekelmans, minister van Defensie, en de heer Tuinman, staatssecretaris van Defensie.
Aanvang 19.01 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, goedenavond. Ik open deze vergadering van de vaste
commissie voor Defensie. Aan de orde zijn de jaarverslagen en de
slotwet. Ik heet van harte welkom de minister van Defensie, de
staatssecretaris van Defensie en uiteraard de vertegenwoordiging van de
krijgsmacht en de ondersteuning. Ik blijf het moeilijk vinden om het
"militaire ondersteuning" te noemen, maar goed. Ik heet van harte welkom
de aanwezige collega's, de geïnteresseerden in de zaal en de mensen die
op een andere manier kennisnemen van dit debat. Uw vaste voorzitter is
wederom verhinderd, dus u moet het met mij doen, maar dat gaat goed
komen; we gaan dat in goede banen leiden. Het is een wetgevingsoverleg,
dus er zijn in principe geen beperkingen aan het aantal interrupties.
Mijn voorstel zou zijn dat we het een beetje behapbaar houden met
elkaar. We zijn met een klein groepje. In principe wil ik aan het begin
geen beperkingen wat betreft het aantal interrupties opleggen.
We beginnen zo meteen met de inbreng van collega Van Dijk in zijn
hoedanigheid van rapporteur. Daar wil ik hem in de eerste plaats voor
danken. Ik dank de staf die geholpen heeft, ook voor de heldere notitie
die we hebben gehad ten behoeve van dit wetgevingsoverleg. Daarna zal ik
namens de VVD-fractie het woord voeren. Vervolgens zal ik de rest van
het overleg in goede banen leiden. We kijken daarna even hoelang de
bewindspersonen nodig hebben voor de schorsing. Dan gaan we over naar de
eerste termijn van het kabinet. Vervolgens gaan we naar de tweede
termijn, waarin moties kunnen worden ingediend. We hopen dat we het dan
op een ordentelijk tijdstip — dat is geen goed Nederlands — kunnen
afronden.
Ik ga de heer Van Dijk in zijn hoedanigheid van rapporteur het woord
geven. Het woord is aan u.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank, voorzitter. Defensie heeft de afgelopen jaren de beschikking over
meer geld om de operationele gereedheid van de krijgsmacht te
versterken. Als rapporteur van de jaarverslagen van Defensie heb ik me
gericht op de onderbesteding van beschikbare middelen. Vragen die ik
daarbij had, waren hoe groot die onderbesteding is, welke onderwerpen
het betrof, wat de oorzaken hiervoor zijn, en tot slot hoe de minister
hierop stuurt en dit in de toekomst kan voorkomen. Defensie heeft de
afgelopen jaren namelijk steevast te maken met onderbesteding door
onderuitputting en kasschuiven. Deze onderbesteding wordt ook groter met
de toename van middelen.
De belangrijkste factor is de verschuiving in de planning van
investeringsprojecten door de druk op de defensiemarkt.
Investeringsprojecten leveren dus later resultaten op dan verwacht. De
constatering van de Rekenkamer dat 68% van de projecten meerdere jaren,
tot wel vijftien jaar, uitloopt, is zorgelijk, niet alleen omdat
Defensie daardoor pas later zal beschikken over de benodigde
wapensystemen, maar ook omdat de druk op de inkooporganisatie de komende
jaren dan alleen maar toeneemt. De Rekenkamer waarschuwt al jaren voor
de zogenoemde "boeggolf aan investeringen" en de druk op die
inkooporganisatie.
De vertragingen bij investeringen hebben een negatief effect op de
materiële gereedheid en de operationele gereedheid. Defensie meldt voor
2024 een lichte daling van de operationele gereedheid. Ik begrijp dat
het herstel van die gereedheid niet in één dag geregeld is, maar
Defensie heeft nu sinds 2014 stijgende budgetten en sinds 2022 zelfs
fors stijgende budgetten. Mijn vraag aan de minister is daarom: wanneer
verwacht hij dat die toegenomen middelen ook daadwerkelijk een positief
effect hebben op de operationele gereedheid?
Dan de sturing op de volledige besteding van middelen. Defensie hanteert
een zogenoemde overprogrammering in het
Defensiematerieelbegrotingsfonds, maar dit lijkt dus niet het beoogde
effect te hebben. Ik verzoek de minister daarom om te onderzoeken op
welke manier Defensie meer grip kan krijgen op de volledige besteding
van middelen, en daarbij ook nadrukkelijk te kijken naar de werking van
dat overprogrammeren. Wellicht kan de minister ook de vergelijking maken
met andere begrotingsfondsen waarbij overprogrammeren toegepast wordt.
Ik neem aan dat de minister de Kamer hierover zal informeren. Ik vraag
de minister of hij de stand van zaken op dit punt voor 1 september van
dit jaar aan de Kamer wil melden.
Naast het overprogrammeren richt Defensie zich op het versnellen van
verwervingsprocessen. Wat opvalt is dat Defensie niet lijkt te kijken
naar het functioneren van de inkooporganisatie zelf. Beschikt de
inkooporganisatie van Defensie volgens de minister over voldoende
kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit? Is deze op een zodanige manier
ingericht dat die effectief kan handelen op de huidige gespannen
defensiemarkt met toenemende budgetten?
Ook blijkt uit analyse dat het grootste deel van de middelen voor kennis
en innovatie niet tot besteding is gekomen in 2024, terwijl dit volgens
het kabinet belangrijk is voor de opschaling van de defensie-industrie.
Als oorzaak wordt het ontbreken van beschikbare capaciteit genoemd. Kan
de minister of de staatssecretaris aangeven welke maatregelen Defensie
neemt om dit knelpunt weg te nemen en om de benodigde investeringen in
kennis en innovatie te realiseren? Wat zijn de consequenties van
achterblijvende investeringen in kennis en innovatie?
Tot slot heeft de commissie voor de Rijksuitgaven alle rapporteurs van
de jaarverslagen gevraagd om stil te staan bij de grootste risico’s en
aandachtspunten die, met het oog op een goede besteding van publiek
geld, bij het opstellen van de begroting extra aandacht zouden moeten
krijgen. Ik kom daarvoor tot de volgende aandachtspunten, uitgaande van
het hoofddoel van Defensie, het herstellen van de operationele
gereedheid.
Het eerste is het herstel van de materiële gereedheid, met de uitdaging
om te komen tot een volledige besteding van de beschikbare middelen om
het herstel van de gereedheid te realiseren, met daarbij bijzondere
aandacht voor de benodigde capaciteit bij de inkooporganisatie Commit.
Het tweede punt, voortkomend uit mijn eerdere rapporteurschap bij de
begroting van Defensie voor 2025, is het herstel van de personele
gereedheid door het werven van voldoende personeel om te kunnen voldoen
aan de eisen die de NAVO aan ons stelt. En het derde aandachtspunt is
het snel op orde krijgen van de jarenlange onvolkomenheden in de
bedrijfsvoering en het verhogen van het veiligheidsbewustzijn binnen de
organisatie.
Ik verzoek de bewindspersonen hier aandacht voor te hebben, er een
reactie op te geven en dit vervolgens mee te nemen bij het opstellen van
de ontwerpbegrotingen voor 2026. Dank u wel.
De voorzitter:
Nogmaals dank aan de rapporteur voor zijn inbreng. Ik kijk even naar
meneer Nordkamp of hij wil … O sorry, de minister gaat meteen reageren.
Dat is fantastisch. Wat mij betreft mag u ook straks reageren, minister,
wat u wilt.
Minister Brekelmans:
Ik was er niet helemaal op voorbereid. Misschien kan ik dat doen na de
eerste termijn van de Kamer. Dan neem ik dat in één keer mee.
De voorzitter:
Dan doen we dat.
Minister Brekelmans:
Ik kan me voorstellen dat andere leden vergelijkbare vragen
hebben.
De voorzitter:
Helemaal goed. Dan beginnen we straks bij de eerste termijn van de zijde
van het kabinet met een reactie op de inbreng van NSC.
Ik kijk even naar de heer Nordkamp of hij het voorzitterschap wil
waarnemen.
Voorzitter: Nordkamp
De voorzitter:
Dank. Dan geef ik het woord aan de heer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Dank u wel. In mijn rol als vertegenwoordiger van de VVD-fractie heb ik
met interesse kennisgenomen van het jaarverslag, de rapportage van de
Rekenkamer en de notitie die we van de rapporteur hebben gekregen. Ik
kan me zijn zorgen zeker inbeelden, met name het vraagstuk van de
onderuitputting en de grote bedragen die worden doorgeschoven. In het
licht van de naar verwachting veel grotere uitgaven is dat natuurlijk
wel een vraagstuk dat enige zorgen baart, zeg ik tegen de
bewindspersonen. Ik ben ook heel erg benieuwd hoe zij reageren op de
vragen die de rapporteur heeft ingebracht. Het zou jammer zijn als we
heel veel moeite doen om grotere budgetten te reserveren terwijl het
geld wordt doorgeschoven, wat uiteindelijk tot onderuitputting
leidt.
Dan wil ik beginnen met een compliment aan de gehele organisatie. Uit
het jaarverslag blijkt goed dat op veel onderdelen vooruitgang wordt
geboekt. Het is geen geheim dat Defensie van ver moet komen. Desondanks
zijn er nog wel serieuze onvolkomenheden. Die moeten wat ons betreft
niet alleen in het licht worden gezien van verantwoording — daar gaat
dit debat natuurlijk in de kern over — maar vooral ook in het licht van
zo snel mogelijk de organisatie op orde krijgen, zodat de krijgsmacht
haar drie hoofdtaken kan uitvoeren. Dat is, los van verantwoording, het
perspectief dat wij belangrijk vinden.
Ik heb een paar losse onderwerpen. In de eerste plaats het digitale
Dashboard Operationele Gereedheid. Het maakt de gereedheid van de
krijgsmacht inzichtelijk, super essentieel. Die gereedheid wordt bepaald
door personele gereedheid, materiële gereedheid en geoefendheid. Het
dashboard wordt ongoing gevuld. Het behoeft geen uitleg hoe essentieel
dit is, maar ik ben wel benieuwd of de bewindspersonen tevreden zijn
over de voortgang en wanneer zij verwachten dat het dashboard volledig
gevuld is met alle informatie die je nodig hebt om de gereedheid ten
volle te kunnen beoordelen.
In het verlengde hiervan: het inventarisatieproces en het munitiebeheer
zijn nog niet op orde. Dat zou wel moeten, want het is van groot belang
te weten of voorraden op orde zijn, zeker als het gaat om munitie. De
staatssecretaris zei vanochtend: munitie is de zuurstof van de
krijgsmacht. Munitie zou nooit een probleem moeten zijn in een conflict.
We hebben vanochtend uitgebreid gesproken over munitiefabrieken. Dat ga
ik hier niet herhalen. Maar ik ben wel benieuwd wat de bewindspersonen
gaan doen om de inventarisatie en het voorraadbeheer zo snel mogelijk op
orde te brengen. Hebben ze bijvoorbeeld al concrete verbetermaatregelen
die ze met de Kamer kunnen delen?
Interne bureaucratie en lastendruk moeten tot een minimum worden
beperkt. De inspecteur-generaal der krijgsmacht constateerde ook dat de
intentie tot vermindering van lastendruk er op een hoger niveau in de
piramide wel is, maar dat die in de onderste lagen nog niet helemaal tot
uitvoering komt, met name als het gaat om de werkinstructies. Hoe kijken
de bewindspersonen hiertegen aan? Wat kunnen ze eraan doen? Zien zij ook
dat de wetgeving Defensie superveel ruimte biedt — bijvoorbeeld in de
Aanbestedingswet, maar ook in het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie — om af te wijken van de best wel rigide kaders? Mijn
oproep zou zijn: zoek maximaal de ruimte op en gooi interne oude regels
en werkinstructies de prullenbak in. Hoe kijken de bewindspersonen
hiertegen aan?
Hoelang heb ik nog? Kijk, ik kan nog de hele avond doorgaan. Nee, dat
valt wel mee.
Dan kom ik op een punt dat stevig werd aangezet door de
inspecteur-generaal der krijgsmacht. Hij schrijft op pagina 6 van deel 3
van zijn verslag dat er nog wel onrust in de organisatie is. Ik ben
benieuwd hoe de bewindspersonen hiertegen aankijken. De
inspecteur-generaal ziet met name dat die onrust deels komt door een
oudere reorganisatie die nog niet helemaal haar beslag heeft gekregen.
De inspecteur-generaal constateert dat je hier niet nog langer mee bezig
kan blijven. Hoe snel heb je die onrust weggenomen en de oude
reorganisatiedoelstellingen voltooid? In dit verband viel me op dat
bijvoorbeeld het landelijk tactisch commando van de KMar genoemd werd,
waarvan de igk eigenlijk zei: dit kan niet meer wachten; dit moet je op
orde brengen. Hij schrijft dat je anders nooit uitgereorganiseerd bent.
Hoe kijken de bewindspersonen hiertegen aan en wat gaan ze hieraan
doen?
Dan kom ik op mijn laatste punt: ernstige onvolkomenheid en bezwaar van
de Rekenkamer inzake de beveiliging van militaire objecten. We kunnen er
lang over praten, maar dit moet natuurlijk niet kunnen. We zijn
vertrouwelijk gebrieft door de Rekenkamer; ze baseren dit niet op één
toevallig bezoek ergens. Ik schrok ervan dat het veiligheidsbewustzijn
onvoldoende is en dat militaire locaties erg open zijn. Ik heb dat zelf
ook ervaren: in de eerste weken van mijn portefeuille merkte ik dat
sommige locaties heel makkelijk te betreden zijn. Afschrikken betekent
ook dat je je tegenstander laat zien dat hij niet in de buurt moet komen
en dat we geen pottenkijkers willen. De Rekenkamer heeft genoegen
genomen met de reactie en de aangekondigde verbetermaatregelen, maar de
VVD-fractie vond dat nog niet ver genoeg gaan, dus heb ik daar een motie
voor. Maar ik vraag nu met name aan de bewindspersonen hoe dit nou kan
gebeuren, zeker gelet op de Alert State en de verwachte verhogingen. Dat
vraag ik aan de bewindspersonen. Zijn de bewindspersonen net zo bezorgd
als wij? Ik weet uit het stelsel bewaken en beveiligen dat je als het
moet heel snel maatregelen kunt nemen. Dat zou je hier ook moeten
doen.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Pool.
De heer Pool (PVV):
Hartelijk dank, voorzitter. Ik vind dat u goed voorzit. De PVV heeft ook
kritiek op de onvolkomenheden, dus ik ben erg blij dat de woordvoerder
van de VVD die ook uit, want het is er niet beter op geworden. Sterker
nog, het is slechter geworden als het gaat om het beveiligen van onze
militaire objecten. Vandaar de volgende vraag: neemt de VVD deze
situatie eigenlijk wel serieus? Waarom doet uw minister niks op dit
vlak? Waarom gebeurt er zo weinig? Waarom lost hij de problemen niet
op?
De heer Ellian (VVD):
Nou ja, wacht even, waarom lost hij de problemen niet op … Ik constateer
dat de Rekenkamer maximaal geëscaleerd heeft. Dat op zichzelf moet je
superserieus nemen, zeker gezien het onderwerp. Daar is een serieuze
reactie op gekomen namens de bewindspersonen. De Rekenkamer heeft
daarvan gezegd: oké, als ze dat gaan doen, dan is dat voor nu oké. Ik
vroeg net in mijn bijdrage hoe dit nou zover heeft kunnen komen, want
het gaat nogal ergens om. Ik zei net ook in mijn bijdrage dat ik
uiteraard vertrouwen heb in wat de bewindspersonen hebben aangekondigd,
maar dat het wat ons betreft nog wel een tandje steviger mag. Dus tegen
de heer Pool zeg ik: ik neem het zeer serieus. Bijvoorbeeld wat betreft
de fysieke beveiliging moet het niet kunnen dat, zoals ik het begrijp,
niet-welkome gasten binnen zijn gekomen. Dat moet natuurlijk niet
kunnen. Daarmee staat je nationale veiligheid op het spel. Volgens mij
delen we de urgentie. Daarom wil ik ook wel iets verder gaan dan wat de
minister heeft aangekondigd. Maar ik vind wel dat ik de minister even
moet vragen hoe het zover is gekomen en wat hij er zelf van vindt.
De heer Pool (PVV):
Het is mooi dat we hier in de Kamer de urgentie delen, maar de minister
heeft het dus laten verslechteren. Dat is het probleem. Dus onder het
bewind van de VVD-minister is het slechter geworden met de veiligheid
van onze militaire objecten en dat is gewoon onacceptabel. Dan vraag ik
toch echt: waarom laat de VVD-minister zulke steken vallen? Ik snap dat
gewoon echt niet.
De heer Ellian (VVD):
Ik ben helemaal geen oudgediende, hoor. Ik zit nu twaalf jaar in de
politiek, maar ik heb geleerd dat als het morgen gaat onweren, het de
schuld is van de VVD. Ik ben ondertussen dus heel wat gewend. Ik ben
geen jaknikker. Als deze minister goede dingen doet, zal ik het zeggen.
Als er dingen beter moeten, dan mag hij ervan uitgaan dat ik hem daarop
zal aanspreken en dat weet hij. Even voor de goede orde: deze
onvolkomenheid was al eerder geconstateerd door de Rekenkamer. De
Rekenkamer zegt nu: we zien onvoldoende verbetering optreden, dus moeten
we escaleren naar het instrument van bezwaar. Dat betekent niet dat deze
minister niets heeft gedaan. Je zou kunnen zeggen dat ook anderen eerder
hadden moeten ingrijpen. Nogmaals, ik zie de reactie van de minister.
Woorden doen er ook toe; ik ben benieuwd om van hem te horen hoe het
allemaal op hem is overgekomen. Ik heb het vermoeden dat hij het vrij
serieus neemt.
En weet u, meneer Pool, ik snap dat de campagne begonnen is, maar laten
we nou niet doen alsof de VVD heeft veroorzaakt dat de militaire
locaties onvoldoende beveiligd zijn. Veiligheidsbewustzijn is niet iets
wat je één bewindspersoon kan aanrekenen. Het is iets wat in een
organisatie moet zitten. Ik ga ervan uit dat beide bewindspersonen —
want de ander gaat geloof ik over vastgoed — een paar stevige gesprekken
hebben te voeren. Dat geldt overigens ook voor de CDS. Volgens mij is
het ons gezamenlijk belang om dit op orde te brengen.
De voorzitter:
Meneer Pool, op dit onderwerp of een ander onderwerp? Graag kort nog op
dit onderwerp.
De heer Pool (PVV):
Zeker, voorzitter. Het heeft niks met de campagne te maken, maar gewoon
met onze nationale veiligheid. Ik constateer dat de Rekenkamer in 2024,
toen deze minister de scepter zwaaide, bezwaar heeft gemaakt. Dat heeft
u zelf ook gezegd. Dan moet deze minister toch gewoon beter zijn best
gaan doen?
De heer Ellian (VVD):
"Dan moet deze minister beter zijn best gaan doen." Ik kijk graag naar
wat ik zelf kan veranderen. Dan zie ik een reactie: ik mag nu vierenhalf
jaar dit prachtige ambt bekleden. Dat is een beetje een beleidsmatige
reactie, zeg ik tegen de heer Pool. Dat vind ik als het om dit onderwerp
gaat niet genoeg, maar dat betekent niet dat deze minister het niet
serieus neemt of dat de mensen om hem heen dat niet doen. Dat betekent
dat ik een tandje verder wil gaan. Het zegt niets negatiefs over zijn
inzet.
De voorzitter:
Ik denk dat we het op dit punt hierbij kunnen laten. Of is er nog iemand
anders met een interruptie? Dat is niet het geval. Dan geef ik het woord
aan de heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
De heer Ellian en ik hebben een paar debatten gevoerd over onder andere
de NAVO-weerbaarheidsdoelen. De heer Ellian stelde goede
verduidelijkende vragen. Hij is goed op de hoogte. Zoals u weet, probeer
ik al een paar weken het debat hierover aan te vragen. Tot mijn
verbazing heeft hij bij de regelingen aan de interruptiemicrofoon
gezegd: het is een hoop onzin. Misschien dat de heer Ellian kan
verduidelijken wat er dan "onzin" is, want ik denk dat hij bijna wel
beter moet weten.
De heer Ellian (VVD):
Dan moet meneer Van Houwelingen mij even helpen. Ik moet voorzichtig
zijn, want ik heb zijn woordkeuze niet scherp en ik vind dat we
collega's altijd precies moeten citeren. Wat hij bij de regelingen
vroeg, kwam er volgens mij op neer dat er allerlei geheime doelen zijn
overeengekomen, waar ons kabinet in het geheim mee ingestemd zou hebben.
Vertaal ik het zo goed? Om eerlijk te zijn: dat blijkt volgens mij uit
geen enkele beantwoording, ook niet uit de beantwoording van minister
Agema. Het is een feit dat er NAVO resilience objectives zijn. Die zijn
volgens mij heel nuttig, want het heeft te maken met de weerbaarheid van
de NAVO-bondgenoten. Daarin hebben we overigens een heleboel te doen,
volgens mij. Die objectives spreek je af in dat bondgenootschap en dan
probeert elk lid die zo goed mogelijk uit te voeren. Ik zie de grote
zorg die de heer Van Houwelingen daarbij heeft, niet. Ik kan die niet
plaatsen. Bij de regelingen verwoordde hij het vrij stevig en
verwijtend, vond ik. Dat verbaasde me. Vandaar mijn woordkeuze: onzin.
Dat was misschien niet helemaal parlementair, maar het was mijn primaire
reactie op dat moment.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik kan uw verbazing heel goed begrijpen, want ik ben ook verbaasd. Ik
kan het allemaal citeren uit de antwoorden die we gekregen hebben. Ik
begrijp dat u ook niet alles kunt lezen, maar een van de antwoorden is
het volgende. Ik citeer uit de Kamerantwoorden: "De NAVO resilience
objectives zijn weergegeven in onderliggend document dat niet openbaar
is". Daar had ik het over. Minister Van Weel zei dat tijdens het debat
ook tegen ons. Het is dus niet openbaar. Dat staat letterlijk in de
antwoorden. Het is ook politiek bindend. En het gaat over allerlei
beleidsterreinen. Dat blijkt ook uit de beantwoording. Ik denk toch dat
het klopt wat ik zei. Nogmaals, mijn vraag. Misschien heeft u het
allemaal niet goed begrepen, maar mijn vervolgvraag is dan waarom u zo'n
verzoek niet kunt steunen. Daar zou de VVD zich toch ook zorgen over
moeten maken, zou je denken.
De heer Ellian (VVD):
Nee. Overigens waardeer ik het dat de heer van Houwelingen op zo'n
moment om verduidelijking vraagt. In de plenaire zaal kun je dat
onderling niet doen. Misschien is het mijn simpelheid, dat zou kunnen.
Maar ik zie het niet. In artikel 3 zijn we in het bondgenootschap met
elkaar overeengekomen dat die resilience objectives er zijn. Artikel 4
zegt er overigens ook nog iets over. Dat een deel van die resilience
objectives geheim zijn, vind ik heel verstandig. Eerlijk gezegd heb ik
nog steeds, week in, week uit, het gevoel dat wij hier veel te veel in
het openbaar met elkaar delen. Zou ik Iran, Rusland of China zijn, dan
zou ik bij alles aantekeningen maken. Dat doen ze ook. Ik denk dat de
heer Van Houwelingen een ander vertrekpunt heeft dan ik. Hij ziet daar
een geheime afspraak in. Ik zie er een openbare afspraak in. Wij spreken
namelijk als bondgenootschap met elkaar af dat er doelstellingen zijn
ten aanzien van de weerbaarheid. En specifiek zijn een aantal van die
doelstellingen geheim. Die doelstellingen kunnen gevolgen hebben voor de
minister van Volksgezondheid, van Defensie of van JenV. Ik vind dat niet
gek. Ik denk dat er nog wel meer geheim zou moeten zijn. Volgens mij is
het geen geheim dat Forum voor Democratie de dreiging in de wereld
anders ziet dan de VVD op dit moment.
De voorzitter:
De heer Van Houwelingen, tot slot op dit onderwerp.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, ik zou hier eigenlijk wel wat dieper op in willen gaan, maar oké.
Het is inderdaad geheim. Heel fijn dat de heer Ellian dat toegeeft. Het
probleem is alleen dat het op heel veel terreinen geheim is. Het is dus
niet alleen militair, over hoeveel munitie we hebben. Het gaat om alle
terreinen, waaronder de volksgezondheid. Dat zegt de heer Ellian zelf
ook. En het is bindend. Het is niet alleen zomaar bindend. We weten van
minister Agema dat het blijkbaar belangrijker is dan het
hoofdlijnenakkoord dat u zelf hebt vastgesteld in overleg met uw
coalitiepartners op basis van uw democratisch mandaat. Dat is toch een
ontzettend groot zwart gat in onze democratie? Dus nogmaals mijn vraag.
Ik probeer het gewoon te verduidelijken tegenover meneer Ellian. Als u
dat allemaal hoort, dan zegt de VVD toch ook dat het wel zorgwekkend is
en dat we daar eens een debat over moeten hebben? Je kunt zo toch ook
geen regeerakkoord meer sluiten? Hoe kan dat? Want daarna krijg je te
horen dat het niet kan. Dat heeft minister Agema te horen gekregen.
Nogmaals mijn vraag, via de voorzitter aan meneer Ellian. Zoals u weet
ga ik volgende week nog een keer dat verzoek doen. Misschien kunt u het
nog een keer overdenken en het toch steunen.
De heer Ellian (VVD):
Dat denk ik niet. Maar goed, als het verzoek komt, dan ga ik er nog een
keer naar kijken. Ik benader het anders. Nogmaals, dat kan mijn
simpelheid zijn. Bij mij is het glas meestal halfleeg, omdat ik ervan
uitga dat er in de wereld altijd grote krachten zijn die het niet al te
best met je voor hebben. Uit artikel 3 volgt dat je je weerbaarheid en
paraatheid als bondgenootschap op orde moet hebben. Ik snap heel goed
dat specifieke onderdelen daarvan geheim zijn. Als je tegenstander weet
waar jouw zwaktes zitten of waar je je op voorbereidt, dan kun je net zo
goed gewoon de sleutel geven. Ik vind het niet gek dat het gevolgen
heeft voor de minister van JenV of voor de minister van Volksgezondheid.
In het geval van een conflict gaat het bijvoorbeeld om de vraag hoe om
te gaan met de zorg tijdens een acute crisis en wat je aan medicijnen
beschikbaar hebt. Dat soort dingen. Ik vindt het niet gek dat daar een
aantal verplichtingen uit voortvloeien, waarvoor je weinig beleidsruimte
hebt, maar waar je gewoon aan hebt te voldoen. Artikel 3 van het
NAVO-verdrag is een artikel dat we moeten koesteren, denk ik. Ik zou
willen dat alle bondgenoten zich er even goed aan houden. Soms betekent
dat dat een stukje zich onttrekt aan je democratische controle. Dat moet
niet te gek worden, zeg ik erbij. Maar ik vind het niet gek dat op een
aantal terreinen niet alles openbaar is, zeker niet in deze tijd.
Staatssecretaris Tuinman kan ook niet alles vertellen over NAFIN. Dat
moet hij ook echt niet doen.
De voorzitter:
Ik denk dat het punt duidelijk is.
De heer Ellian (VVD):
We kijken er anders naar.
De voorzitter:
Echt tot slot, meneer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik begrijp wat de heer Ellian zegt. De heer Ellian zou de antwoorden
goed moeten lezen. Daaruit blijkt zonneklaar dat die resilience
objectives op alle terreinen kunnen gelden. Dat schrijft het kabinet;
alle ministeries worden opgesomd. Misschien heeft minister Agema zich
versproken, maar we weten in ieder geval op één terrein,
Volksgezondheid, dat de NAVO blijkbaar ook gaat over het testen van
mondkapjes. En dat in het geheim, buiten onze democratie om. Dat lijkt
me zo zorgwekkend.
De voorzitter:
Dit is uw laatste vraag.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Geen vraag, het is meer een opmerking. Het is in ieder geval de
inschatting van Forum voor Democratie dat we er zo snel mogelijk een
debat over zouden moeten willen voeren. Maar goed, de VVD maakt dus een
andere inschatting.
De voorzitter:
Wilt u hier nog op reageren? Volgens mij is het duidelijk.
De heer Ellian (VVD):
Nee, ik zit daar anders in.
De voorzitter:
Heeft iemand anders nog een interruptie voor de heer Ellian? Nee. Dan
vraag ik of de heer Pool mij als voorzitter wil vervangen, want ik heb
nog een aantal vragen.
Voorzitter: Pool
De voorzitter:
Dank u wel. Als vervangend vervangend voorzitter geef ik de heer
Nordkamp het woord.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Ik wil nog even iets langer stilstaan bij de beveiliging van
militaire objecten. Wat vindt de heer Ellian dat we hier als Kamer mee
moeten? U zegt dat bij u het glas halfleeg is. Bij mij zit het er een
beetje tussenin, maar ik probeer wel realistisch te zijn. Ik probeer
geen doemdenker te zijn, maar stel dat het echt misgaat. Ik ben het met
de heer Ellian eens dat het soms om veiligheidsbewustzijn gaat. Dan is
het knap lastig om daarop van bovenaf te sturen. Maar, zoals we in de
teksten lezen, het gaat ook om verouderd en kwetsbaar vastgoed. Volgens
mij is dat makkelijker te organiseren. U noemt ook uw eigen ervaring en
dat alles snel moet kunnen. De Kamer is op de hoogte van deze
onvolkomenheid, tot voor kort een ernstige onvolkomenheid. Er wordt
gezegd dat er in het afgelopen jaar weinig tot geen vooruitgang is
geboekt. Wij weten dit nu als Kamer. Wat denkt de heer Ellian dat de
Kamer nodig heeft om hierop iets geruster te kunnen zijn en te kunnen
stellen dat wij, nu wij hier kennis van hebben, ook ons werk gedaan
hebben? Ik hoop dat mijn vraag duidelijk is, maar daar kom ik snel
genoeg achter.
De voorzitter:
Ja, hartelijk dank. De heer Ellian.
De heer Ellian (VVD):
Dank voor de vraag, zeg ik tegen de vervangend voorzitter van de
vervangend voorzitter. Ik heb een minuut bewaard voor de tweede termijn,
maar ik heb een motie gemaakt op de manier waarop ik dat een beetje
gewend ben en vraag daarin een paar concrete dingen. Ik noem er één. In
zo'n situatie — omdat voor iedereen, ook voor onze tegenstanders,
openbaar is waar onze gebreken zitten — moet je zichtbaar en onzichtbaar
de beveiligingsmaatregelen opschroeven of intensiveren. Ik vind dat je
er niet aan ontkomt om te laten zien "hé, niet in de buurt komen". De
Rekenkamer zegt "maak de commandanten verantwoordelijk voor het verhogen
van het veiligheidsbewustzijn". Het is voor de Kamer wat moeilijk om dat
in de uitvoering te controleren. Maar de bewindspersonen moeten daarmee
wel echt serieus aan de slag. Ik vind het zorgwekkend — dat zei ik net
ook al — dat onbevoegden toegang kunnen krijgen tot streng beveiligde
militaire objecten. Dat moet echt nooit kunnen. Het kan per fractie
verschillen waarmee je gerustgesteld bent. Ik heb kennisgenomen van de
reactie van de minister namens de bewindspersonen, en de Rekenkamer
zegt, volgens mij in nette woorden, dat er voor nu van uit wordt gegaan
dat de verbeterprogramma's worden uitgevoerd. Maar ik vind dit zo groot
en zo urgent dat ik de afweging heb gemaakt om hierover een motie in te
dienen. In de motie noem ik zichtbare en onzichtbare maatregelen, het
vergroten van veiligheidsbewustzijn, het iets sneller rapporteren aan de
Kamer. Ik kan vast zeggen dat er ook in staat dat ik het niet meer vind
kunnen dat Chinese slimme voertuigen in de buurt van Defensielocaties
kunnen komen. Dat is een discussie die ik al heb gehoord vanaf de eerste
dag dat ik in de Kamer zit. Nu nog is dat een openstaand vraagstuk. Als
je dan leest wat de Rekenkamer concludeert, kun je daar niet meer mee
wachten. Ik neem het vrij serieus. Ik vind het vrij ernstig.
De voorzitter:
Oké, hartstikke goed. Heeft de heer Nordkamp nog een interruptie?
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Jazeker. Dank voor dit antwoord. De afdronk is voor mij dat u, ik en
wellicht ook de collega's de urgentie hierbij voelen en dat u een motie
overweegt. Het lijkt me goed om ons gezamenlijk als Kamer hierover uit
te spreken en de minister daartoe op te roepen. Dat is voldoende op dit
punt.
Dan heb ik nog een verduidelijkende vraag. U begon uw betoog met "er is
op veel onderdelen vooruitgang geboekt". Er zijn zeven onvolkomenheden
door de Rekenkamer aangewezen, waarvan de meerderheid al vanaf 2021
speelt. Ook geldt voor de meerderheid dat de minister in het afgelopen
jaar weinig tot geen vooruitgang heeft geboekt bij het oplossen van de
onvolkomenheid. Dit wetende en gezien de rapportages die we tot ons
hebben kunnen nemen, vraag ik me af waarop de heer Ellian de uitspraak
baseert dat er op veel onderdelen vooruitgang is geboekt.
De voorzitter:
Duidelijke vraag.
De heer Ellian (VVD):
Dat is een terechte vraag. Ik neem even wat passages uit het
jaarverslag. De Rekenkamer zegt bijvoorbeeld dat ze het hebben
onderzocht en dat ze concluderen dat er verschillende verbeteringen zijn
doorgevoerd in het rapportageproces. Verderop staat dat Defensie plannen
maakt en stappen zet, maar dat resultaten nog moeten blijken. Als ik
verder blader, zie ik: we zien in 2024 onvoldoende vooruitgang bij het
munitiebeheer. Daar heb ik dan ook een vraag over gesteld. Als je zo
door de tekst bladert, zie je allerlei pijltjes en kruisjes — wij kunnen
die zien, de mensen thuis niet — waaraan je kunt zien hoe het staat met
de onvolkomenheden. Als je er zo naar kijkt, kan de vlag nog niet uit.
Maar als je de tekst leest, dan zie je dat de Rekenkamer wel degelijk
over een heleboel punten zegt dat er een stijgende lijn in zit. Wat kun
je daaruit afleiden, collega Nordkamp? Dat Defensie van ver moet komen.
Dat zei ik ook in mijn inbreng. Dat ze nog niet zijn waar ze zouden
moeten zijn, klopt. De kruisjes zijn nog pijltjes naar rechts; het lijkt
op een soort playknop. Ik vind dat het onze taak is om met elkaar de
verantwoording door te nemen, zeker bij dit wetgevingsoverleg, maar de
inspanningen die geleverd worden door de organisatie, zitten wel op een
goede lijn. Op een aantal punten gaat het inderdaad te langzaam of moet
er meer gebeuren. Dat zie ik ook en daarover heb ik vragen gesteld. Maar
ik zie wel echt een stijgende lijn bij een organisatie die het niet
makkelijk heeft gehad.
De voorzitter:
Oké, hartelijk dank. Was u klaar met uw interrupties? En was u klaar met
uw betoog, meneer Ellian?
De heer Ellian (VVD):
Zeker.
De voorzitter:
Dan geef ik u het voorzitterschap weer terug.
Voorzitter: Ellian
De voorzitter:
Dank, collega's. Het is altijd een genoegen als collega's je bevragen,
want dan komt er een goede gedachtewisseling tot stand. We gaan de
volgorde verder aflopen. Dan is de heer Nordkamp voor zijn eerste
termijn aan de beurt. U heeft allemaal zelf uw spreektijden doorgegeven.
De heer Nordkamp heeft zestien minuten doorgegeven, dus we gaan er even
voor zitten.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ja, dit moment grijp ik aan natuurlijk.
De voorzitter:
En als er interrupties zijn, gaan we die verdelen.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dank je wel, voorzitter. Allereerst over het verantwoordingsonderzoek
van de Algemene Rekenkamer. Een van de voornaamste conclusies van de
Algemene Rekenkamer in het onderzoek naar de verantwoording van de
minister over zijn beleid, zijn bedrijfsvoering en zijn bestedingen
luidt: veel inspanningen geleverd, maar in de praktijk onvoldoende
resultaat; dit baart ons zorgen. Dit klinkt als: meedoen is belangrijker
dan winnen. Maar het gaat hier niet om het Eurovisie Songfestival, maar
om het ministerie van Defensie. Dit is het ministerie dat van cruciaal
belang is voor onze vrede en veiligheid en waar de komende jaren
miljarden euro's extra in geïnvesteerd worden. Hoe reflecteert deze
minister op de uitspraak van de Algemene Rekenkamer dat er veel
inspanningen zijn geleverd, maar dat er in de praktijk onvoldoende
resultaat is behaald?
De Algemene Rekenkamer heeft zeven onvolkomenheden bij het ministerie
van Defensie geconstateerd. Deze hebben betrekking op inkoop,
munitiebeheer, vastgoedbeheer, IT-beheer, beveiliging van militaire
objecten, cryptobeheer en inventarisatie. Er is al minstens drie jaar
sprake van deze onvolkomenheden. Bij vier hiervan stelt de Algemene
Rekenkamer dat de minister in 2024 weinig tot geen vooruitgang heeft
geboekt.
Allereerst over het inventarisatieproces. Er zijn onvoldoende stappen
gezet om de problemen in het inventarisatieproces op te lossen. Daarmee
is het inventarisatieproces ook in 2024 niet op orde. Tekortkomingen
zijn de wijze van tellen, maar ook het uitblijven van een analyse van
verschillen, waardoor er geen inzicht is in welke goederen ontbreken,
waaronder ook gevoelig materieel als wapens en munitie. Een goede
inventarisatie is cruciaal voor het effectief beheren van militair
materieel, wapens, onderdelen en munitie, en zorgt voor inzicht in de
aanwezigheid, locatie en staat van deze goederen. Het voorkomt misbruik
en onnodige kosten, en helpt Defensie te voldoen aan wet- en
regelgeving. Maar even heel simpel: hoe weet je wat je moet inkopen en
waarin je moet investeren als je niet weet wat je nodig hebt omdat je
niet weet waarover je beschikt? Mijn vraag aan de minister is: welk
tijdpad en welke acties stelt de minister voor om dit zo spoedig
mogelijk op orde te brengen?
Dan munitiebeheer. Vanochtend tijdens een ander debat is door vele
partijen het belang van voldoende munitie benadrukt. Helaas constateert
de Algemene Rekenkamer dat ook het munitiebeheer niet op orde is.
Hierdoor lopen we risico's. Denk aan ongelukken die gebeuren door het
gebruik van munitie die over de datum is, het niet tijdig of te weinig
bestellen van munitie of de onbruikbaarheid van munitie als deze onjuist
wordt opgeslagen. Ontoereikend munitiebeheer kan het functioneren en
presteren van de krijgsmacht, in het bijzonder voor hoofdtaak 1,
negatief beïnvloeden. Munitiebeheer is al jaren een punt van zorg. Mijn
vraag aan de minister is: wanneer gaat hij welke acties ondernemen om
het munitiebeheer in de praktijk weer structureel op orde te
krijgen?
Ook de beveiliging van militaire objecten, essentieel om de
veiligheidsbelangen van Nederland en de NAVO te beschermen, is helaas
niet op orde. Hierdoor bestaat het risico dat buitenstaanders fysiek
toegang kunnen krijgen tot militaire objecten, met alle gevolgen van
dien. Uit door Defensie eind 2024 uitgevoerde praktijktesten bleek dat
er geen vooruitgang te zien was in de beveiliging van militaire
objecten. Dit is, gezien de huidige veiligheidssituatie, onacceptabel.
Wanneer stelt de minister het plan van aanpak voor de militaire
objectbeveiliging vast? Wanneer kunnen wij de eerste concrete
maatregelen verwachten, zodat deze ernstige beveiligingsrisico's
aanzienlijk beperkt worden?
De Algemene Rekenkamer stelt dat de minister alleen met goede sturing en
beheersing al deze zeven onvolkomenheden kan oplossen. Mijn vraag is dan
ook: waar wachten we nog op? Want "goede sturing en beheersing" klinkt
mij in de oren als het werk van de minister. De staatssecretaris
promootte zichzelf vanochtend enigszins ongegeneerd door te zeggen dat
hij bekendstaat als een staatssecretaris die bekendstaat om het leveren,
leveren, leveren. Het is mooi dat de staatssecretaris zichzelf deze
complimenten geeft, maar ik wil deze staatssecretaris, die volgens
zichzelf bekendstaat om het leveren, leveren, leveren, erop wijzen dat
de Algemene Rekenkamer stelt dat 68% van de defensiematerieelprojecten
uit de planning loopt. Het Defensie Projectenoverzicht 2024 telt 103
projecten. Slechts een derde daarvan zal volgens planning of eerder
afgerond zijn. 70 van deze 103 projecten lopen uit de tijd ten opzichte
van de oorspronkelijke planning, variërend van één tot vijf jaar, maar
soms ook tot tien jaar of langer. Ik ben erg benieuwd naar een
verklaring hiervoor en welke aanpak moet leiden tot verbetering.
Nu er meer focus ligt op de eerste hoofdtaak, is het in toenemende mate
onzeker of de minister van Defensie de derde hoofdtaak kan uitvoeren in
de toekomst. Dit is zorgelijk omdat civiele autoriteiten soms volledig
afhankelijk zijn van de krijgsmacht voor situaties met betrekking tot
rampenbestrijding, rechtshandhaving of humanitaire hulpverlening.
Tegelijkertijd zien we in de Stand van Defensie dat de activiteiten van
Defensie gerelateerd aan de derde hoofdtaak, in 2024 zijn toegenomen ten
opzichte van 2023. Volgens de Rekenkamer moet de minister expliciet
maken welke gevolgen de focus op de eerste hoofdtaak heeft voor de mate
waarin de derde hoofdtaak in de toekomst uitgevoerd kan worden. Daarom
vraag ik de minister of en hoe hij ons als Kamer hierin wil meenemen.
Oftewel: is hij bereid om aan ons expliciet te maken welke gevolgen de
focus op de eerste hoofdtaak heeft voor de mate waarin de derde
hoofdtaak in de toekomst kan worden uitgevoerd?
Wat ik daarbij namelijk belangrijk vind, is het volgende. Ik denk dat we
allen begrijpen dat we keuzes moeten maken, maar laten we die keuzes dan
ook bewust maken. Dan heeft het ook rugdekking van de Kamer. We hebben
het er vanochtend ook over gehad: we moeten met elkaar keuzes maken in
schaarste. Maar neem ons daarin mee. Dan is de minister zelf achteraf
ingedekt en is de Kamer op de hoogte. Neem ons mee in die afwegingen.
Wij begrijpen best dat het consequenties heeft als we meer doen voor
hoofdtaak 1, maar laten we dat wel enigszins gestructureerd
aanpakken.
Dan de Stand van Defensie voorjaar 2025. Allereerst personeel. Wij
beginnen ons toch wel wat zorgen te maken over het invullen van de
personele behoeften van Defensie. Eind maart ontving de Kamer een brief
genaamd "Verandering van de krijgsmacht: onze mensen onze toekomst; meer
beter en sneller". Deze moest doorgaan voor de aan ons toegezegde
strategische personeelsagenda. Hier had ik zelf al mijn twijfels over.
Allereerst omdat hier geen financiële berekening aan ten grondslag lag,
maar vooral omdat voor deze strategische personeelsagenda geen
arbeidsmarktonderzoek is gedaan en de data van planbureaus met
informatie over de arbeidsmarkt hiervoor ook niet leidend zijn
geweest.
Dat deze strategische personeelsagenda niet meer was dan een ambitieuze,
maar matig onderbouwde Kamerbrief, blijkt nu ook uit de Stand van
Defensie. De personele behoefte omvat hooguit 200.000 mensen om te
kunnen groeien voor vredes- en oorlogssituaties. De huidige
groeisnelheid is onvoldoende om het gestelde doel van volledige
militaire personeelsvulling in 2030 te bereiken. Defensie werkt toe naar
een historisch omvangrijke personele uitbreiding. In 2030 moet de
organisatie gevuld zijn met 100.000 mensen. Verdere opschaling en
mobilisatie van het personele bestand zijn noodzakelijk in geval van een
crisis- of oorlogssituatie of in aanloop daarnaartoe. Defensie schat in
dat het in een oorlogssituatie noodzakelijk zou zijn om te beschikken
over een capaciteit van maximaal 200.000 mensen. Even voor onze
beeldvorming: dat is meer dan 2,5 keer het huidige aantal mensen. Nu
zouden we kunnen denken: alle hens aan dek. Maar tegelijkertijd zien we
dat de instroom van beroepsmilitairen al twee jaar achterblijft bij de
doelstelling. Het doel voor 2023 was dat er 5.300 beroepsmilitairen
zouden instromen, maar er stroomden slechts 3.800 beroepsmilitairen in.
Voor 2024 was het doel dat er 6.200 beroepsmilitairen zouden instromen,
maar er stroomden slechts 4.300 beroepsmilitairen in. Kortom, als het
gaat om de realisatie van het aantal beroepsmilitairen, zitten we 30%
onder de doelstelling. Als de groei van de afgelopen jaren zich
voortzet, zal deze onvoldoende zijn om het doel van 100.000 mensen in
2030 te halen, laat staan het doel van 200.000 mensen ten tijde van een
oorlogssituatie.
Mijn vraag aan de minister is of hij ervan overtuigd is dat de
aanvullende maatregelen die zijn genoemd in de Kamerbrief Verandering
van de krijgsmacht; "Onze mensen onze toekomst; meer beter en sneller",
voldoende zullen zijn om de doelstellingen wat betreft personele
gereedstelling te halen. Zo ja, waar baseert hij dat vertrouwen dan op,
gezien de rapportages die we nu hebben gezien? Zo nee, welke aanvullende
maatregelen gaat hij dan nemen?
Als we kijken naar de top zes vertrekredenen voor een beroepsmilitair in
2024, valt ons op dat 37 van de beroepsmilitairen die Defensie hebben
verlaten, daarvoor als reden opgeven: de wijze waarop de organisatie
wordt bestuurd. Volgens mij is dit iets wat de minister zich mag
aantrekken. Hoe reflecteert de minister hierop? Welke acties gaat hij
ondernemen?
Dan de Europese samenwerking op het gebied van de defensie-industrie. Ik
spreek vaak over de noodzaak daarvan, maar heb daarnaast zorgen over de
huidige vrijblijvendheid ervan, waardoor een slagvaardige Europese
defensie-industrie uitblijft. In meerdere debatten geeft de minister aan
dat hij hier de noodzaak van inziet en hier ook mee aan de slag
wil.
Defensie streeft ernaar om 35% van de investeringen voor
defensiematerieel in Europees verband, dus gezamenlijk, aan te schaffen.
Helaas zien we dat Nederland in 2023 slechts 22% van de investeringen in
materieel in Europees verband heeft aangeschaft. In 2024 was dit slechts
21,5%. Mijn vraag is of de minister net als wij constateert dat
Nederland zijn eigen doelen niet haalt wat betreft de gezamenlijke
Europese inkoop. Welke acties gaat hij op basis hiervan ondernemen? Is
dit aanleiding om zijn opvattingen over de vrijblijvendheid van Europese
defensiesamenwerking te herzien?
Dan innovatie; dat is iets waar we vaak over spreken. Innovatie is
belangrijk om voorop te kunnen lopen en de oorlog van de toekomst te
kunnen winnen. Daarom zijn onderzoek en innovatie erg belangrijk. Als we
kijken naar het verschil tussen de ontwerpbegroting en het jaarverslag
naar artikelonderdeel, valt ons het negatieve verschil op wat betreft
kennis en innovatie. 83,2 miljoen, oftewel 54,7% van de oorspronkelijke
begroting voor kennis en innovatie, is niet tot besteding gekomen. In
2024 is meer dan de helft van het beschikbare budget voor kennis en
innovatie hier niet aan besteed, terwijl het kabinet onder andere in de
Defensienota wel zegt in te zetten op innovatie en het belang ervan
benadrukt. Mijn vraag aan de minister is wat de consequenties zijn van
deze forse onderbesteding wat betreft kennis en innovatie en welke
maatregelen hij gaat nemen om die in de toekomst te voorkomen.
Want hier blijft het niet bij. Defensie heeft zich sinds 2007 ten doel
gesteld om 2% van de totale uitgaven aan defensie aan research and
technology te besteden. We zien echter dat Defensie zowel in 2023 als in
2024 slechts 1,4% van de totale uitgaven besteedt aan research and
technology. Mijn vraag is: constateert de minister net als wij dat
Nederland zijn eigen doelen wat betreft investeringen in research and
technology niet haalt? Welke acties gaat hij op basis hiervan
ondernemen? Is dit misschien ook aanleiding om te onderzoeken of we in
Europees verband, gezamenlijk, meer kunnen investeren in onderzoek en
innovatie?
Dan het dienjaar, een innovatief concept voor het binden van jonge
mensen en specialisten met relevante kennis of werkervaring aan onze
krijgsmacht. Het dienjaar heeft onder meer als doel om, waar mogelijk,
een directe bijdrage aan de personele gereedheid te leveren. Ook op dit
gebied is er helaas sprake van onderrealisatie. Ook hier wordt de
doelstelling niet gehaald. Dit wordt mede verklaard door het gegeven dat
nog niet alle processen en randvoorwaarden op orde zijn. Er wordt
gesteld dat hiervoor een wetgevingstraject doorlopen moet worden,
waarbij ernaar gestreefd wordt dat dit voor het einde van dit jaar is
afgerond. Graag een toelichting van de minister op dit
wetgevingstraject. Welke knelpunten gaat dit daadwerkelijk wegnemen? Kan
gegarandeerd worden dat dit wetgevingstraject ook daadwerkelijk dit jaar
wordt afgerond?
Dan over industriebeleid en samenwerking. Het kabinet zet in op domeinen
waarop Nederland sterk is, zoals de maritieme maakindustrie. In 2024 is
voor de vlootvervanging van Defensie in de Rijksrederij gewerkt aan
meerjarige planningen. In totaal vervangt Defensie 32 schepen in de
komende vijftien jaar. Meer dan twintig schepen worden aanbesteed in
Nederland voor ruim 10 miljard. We hebben daar vanochtend ook over
gesproken. In ons industriebeleid hebben we vijf voorkeursgroepen
aangewezen, maar eigenlijk is de maritieme maakindustrie de zesde. Damen
is een belangrijke leverancier voor de Koninklijke Marine en daarmee een
belangrijke pijler van de Nederlandse maritieme maakindustrie. Nu weten
we dat het OM scheepsbouwer Damen vervolgt wegens corruptie en het
overtreden van sancties tegen Rusland. Een vervolging is geen in de wet
genoemde uitsluitingsgrond voor deelname aan aanbestedingen bij
Defensie. We zijn ons daarvan bewust.
Toch zou ik van de minister willen weten in hoeverre dit een reden is om
de inhoud van de strategische samenwerking met de maritieme
maakindustrie, maar misschien ook de meerjarenplanning, nog eens tegen
het licht te houden. Ik besef heel goed dat vervolging geen
uitsluitingsgrond bij wet is, maar moeten we hier niet gewoon even goed
over nadenken? Ook vandaag konden we weer lezen dat Damen geconfronteerd
wordt met operationele problemen, uitdagingen op het gebied van software
en met financiële problemen nu. Er wordt ook gewaarschuwd voor
toekomstige financiële problemen. Hoe kijkt de minister hiernaar? Hoe
volgt hij deze ontwikkeling? Is deze situatie niet zo problematisch dat
in het landsbelang ook overwogen moet worden om serieus in te
grijpen?
Er is een interruptie?
De voorzitter:
Zeker. De heer Pool heeft een interruptie. U heeft overigens nog twee
minuten van uw spreektijd over, meneer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik neem lekker de tijd.
De heer Pool (PVV):
Ik zat heerlijk te luisteren, maar ik heb een vraag over Damen. De heer
Nordkamp zegt dat we moeten kijken hoe het zit met dat hele verhaal over
het ontwijken van die sancties. Maar wat gaan we dan doen? Gaan we Damen
dan wel uitsluiten van onze opdrachten? De A-brieven liggen er al. Gaan
we daar dan een streep door zetten? Gaan we dan onze eigen maakindustrie
op maritiem gebied de nek omdraaien?
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat het in de basis belangrijk is dat we in lopende processen,
ook met die meerjarige investeringen, de boel zo min mogelijk gaan
opschudden. De organisatie is gebaat bij rust; dat lijkt me
vanzelfsprekend. Maar het gaat nu niet meer om een verdenking, maar om
een vervolging. Vandaag stond weer een artikel in de krant waarin wordt
gewaarschuwd voor huidige financiële problemen en serieuze toekomstige
problemen. Als er zo veel aan de hand is, hoef je niet per se aan de
knop te draaien die u voorstelt, maar zou je misschien ook op andere
manieren kunnen kijken hoe we als politiek, als overheid, aan de andere
kant wat zouden kunnen doen. Eigenlijk ligt dat in het verlengde van
waar ik vanochtend een discussie met de minister over had.
De voorzitter:
Continueert u, meneer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Het is begrijpelijk dat Defensie in tijden van versnelde en forse
opschaling leunt op civiele partners. Toch heeft mijn fractie grote
zorgen over mogelijke risico's die hierdoor kunnen ontstaan, namelijk de
afhankelijkheid van Defensie van commerciële marktpartijen. Mogelijk
stagneert daardoor de kennisopbouw bij Defensie. Maar het zou ook zo
kunnen zijn dat delen van de krijgsmacht verleid worden om over te
stappen naar een marktpartij, wat uiteindelijk onze Defensieorganisatie
verzwakt. Nogmaals, we zijn daar heel realistisch in. Het is voor ons
duidelijk dat het gaat om ondersteuning. Dat hebben we nodig in tijden
van snelle opschaling, maar het mag geen afhankelijkheid zijn. Wij
willen dus wel scherp hebben op basis waarvan en wanneer hiervoor
gekozen wordt. Hoe worden de risico's zo veel mogelijk beperkt? Wat is
de impact hiervan op onze Defensieorganisatie? Wij zouden daarom graag
zien dat de mate waarin en de wijze waarop Defensie samenwerkt met
commerciële marktpartijen en de wijze waarop deze risico's worden
gesignaleerd en beperkt, worden opgenomen in toekomstige rapportages,
zoals beschreven in de Stand van Defensie.
Voorzitter. Langzaamaan rond ik af; dit is mijn laatste A4'tje. De
minister en de staatssecretaris zijn beiden handig in het debat. Daar
kunnen we heel eerlijk over zijn. De staatssecretaris complimenteerde
zichzelf vanochtend door te stellen dat hij bekendstaat als de
staatssecretaris van het leveren, leveren, leveren. De minister en de
staatssecretaris hebben beiden ook een goed neusje voor beeldvorming.
Denk aan de presentatie van de Defensienota 2024 waarbij, onder
opzwepende muziek en een heftig klapwiekende helikopter, een militair
gedropt wordt om dit document te overhandigen aan de minister en de
staatssecretaris. Of denk aan het groots aangekondigde offensief voor
defensieproductieopschaling met VDL, om te laten zien dat de minister
doorpakt, dat hij oog heeft voor de Nederlandse industrie en dat
veiligheid ook economische kansen biedt. Echter, als we hier scherp naar
kijken, blijkt dat het in de praktijk voor ons niet meer dan een vage
intentieovereenkomst is. Dus mijn complimenten, de beeldvorming is op
orde.
Maar wat is er daadwerkelijk bereikt? In debatten en in de media wordt
vaak gesteld: "Op Defensie is veel bereikt, want er wordt veel in
geïnvesteerd. De Nederlandse politiek maakt veel gelden vrij voor
Defensie." Dat klopt, maar dat is een afspraak tussen politieke
partijen. Ik zie dat als politiek resultaat, maar niet als een
bestuurlijk resultaat. Wat is er nu, naast alle mooie beelden en grote
woorden, bestuurlijk daadwerkelijk bereikt? Als ik de rapportages lees,
vraag ik me af op basis waarvan wij nu objectief als Kamer kunnen
vaststellen dat het goed gaat op Defensie en dat men bestuurlijk
voortvarend te werk gaat. Het is nogal wat: de Algemene Rekenkamer
constateerde zeven onvolkomenheden in de bedrijfsvoering en het blijkt
dat bij een groot deel daarvan ook in 2024 geen vooruitgang is geboekt,
dat 68% van de Defensiematerieelprojecten nu uit de planning loopt, dat
de zogenaamde strategische personeelsagenda niet meer is dan een
Kamerbrief zonder gedegen arbeidsmarktonderzoek en zonder financiële
onderbouwing, dat de instroom van beroepsmilitairen al twee jaar
achterblijft op de doelstelling, dat 37% van de beroepsmilitairen die
Defensie verlaat, zegt dat de wijze waarop de organisatie bestuurd wordt
de reden daarvan is en dat Defensie de eigen doelstellingen op het
gebied van investeren in R&D of de gezamenlijk Europese inkoop niet
haalt. Daarom, naast alle mooie beelden en grote woorden, is mijn vraag:
op basis waarvan kunnen wij als Kamer nu objectief vaststellen dat het
goed gaat op het ministerie van Defensie en dat er bestuurlijk
voortvarend te werk wordt gegaan? Of is de conclusie van de Algemene
Rekenkamer dat er veel inspanningen worden geleverd maar dat die in de
praktijk onvoldoende resultaat opleveren, dan toch de pijnlijke
waarheid? Ik zou dat zeer ernstig vinden. Zoals ik in het begin al zei:
we zijn hier niet bij het Eurovisie Songfestival, waar meedoen
belangrijker is dan winnen. Het gaat hier om het ministerie van
Defensie, dat van cruciaal belang is voor onze vrede en veiligheid en
waar we de komende jaren vele extra miljarden in gaan investeren.
Tot slot wil ik benadrukken dat ik hier niet spreek over onze mannen en
vrouwen die werkzaam zijn bij Defensie, die zich dag in, dag uit
inspannen voor onze vrede en veiligheid. Zij doen naar eer en geweten
elke dag keihard hun best. Ik richt mij in mijn kritiek expliciet tot de
bewindspersonen en spreek hen aan op hun bestuurlijke
verantwoordelijkheid. Dank u wel.
De voorzitter:
U heeft twee minuten extra gekregen en u heeft straks nog een tweede
termijn.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik heb het meeste nu wel beantwoord.
De voorzitter:
Aan wat u doorgeeft, bent u wel gebonden. Er is een interruptie van de
heer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik hoor een gepassioneerd betoog voor een groter leger en voor meer geld
naar Defensie. Geld kun je maar een keer uitgeven. Wat naar Defensie
gaat, kan niet naar de zorg of naar sociale voorzieningen. Als je in het
leger werkt, kun je niet tegelijkertijd op een school werken. Ik vind
het een opmerkelijke keuze, met name voor iemand van GroenLinks-PvdA.
Kan de heer Nordkamp daar even op reflecteren? Waar komt zijn grote
belangstelling voor een groot, sterk leger vandaan, aangezien dit ten
koste moet gaan van andere doelstellingen waarvan ik dacht dat
GroenLinks-PvdA daar normaal een voorstander van was?
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dit is een brede vraag, dus ik beantwoord 'm ook breed. Ik probeer het
ook kort te doen. Als het vertrekpunt is dat je niet ziet dat in deze
tijd onze vrede en veiligheid in jaren nog nooit zo onder druk heeft
gestaan, dan is het moeilijk om tot elkaar te komen. Al uw vragen over
waarom wij een sterker leger van belang vinden, vallen terug op die
redenering. U stelde ook een andere vraag: of ik niet bang ben dat het
een ten koste gaat van het ander. Wij zijn daar heel duidelijk in: je
kunt geld weliswaar maar een keer uitgeven, maar je kunt ook kijken of
je wat meer geld kunt ophalen. Daarbij is het voor ons klip-en-klaar dat
als we het hebben over vrede en veiligheid, we dat in een breder
perspectief moeten zien en dat het ook gaat over het op orde hebben van
binnenlandse zaken en het socialer maken van onze samenleving, omdat je
daarmee de samenleving versterkt. Dus het is bij ons niet de bedoeling —
we zouden dat ook uiterst onverstandig vinden — dat de terechte
investeringen in Defensie, voor onze vrede en veiligheid, ten koste gaan
van hetgeen wat onze samenleving verzwakt, omdat wij ervan overtuigd
zijn dat een sociale samenleving waarin iedereen mee kan komen, waarin
iedereen ontwikkelkansen en perspectief heeft en waarin solidariteit is,
onze samenleving weerbaarder maakt en daarmee ook verder bijdraagt aan
onze veiligheid.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor uw antwoord. Ik denk toch dat je een gulden of euro maar één
keer kan uitgeven. We worden het niet eens over die dreiging, want die
schatten wij natuurlijk totaal anders in. Ik probeer toch even in uw
hoofd te kruipen. Ten tijde van de Koude Oorlog had je bijvoorbeeld de
Sovjet-Unie. Was die niet — ik probeer u te begrijpen — een grotere
bedreiging dan Rusland nu is? Toen was links altijd van de
vredesprotesten. Toen hoorde je van links niet: we moeten militariseren,
een groot leger. Mijn vraag is eigenlijk: wat is er toch met links aan
de hand? Wat maakt u toch zo oorlogszuchtig, zou ik bijna zeggen. Bij
een heleboel mensen begrijp ik het niet hoor. Je ziet het ook in andere
Europese landen. Wat is er in u geslopen? Dat is eigenlijk mijn
vraag.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik kijk nog naar het Europese nieuws. Ik kijk ook wat me hier verteld
wordt, en waar ik zelf ook kritisch naar kijk: de briefings die we
krijgen vanuit de Defensieorganisatie. Daar vertrouw ik op. Niet blind,
maar daar vertrouw ik op. Ik ben ook heel blij dat we voortvarend aan de
slag gaan. Ik zie het dus absoluut niet als oorlogszucht. Ik zie het als
realisme. Dit is een tijd die van ons vraagt — niet alleen voor ons,
maar ook voor de generaties na ons — om realistisch te kijken naar wat
er nu gebeurt in de wereld en daar onze Defensieorganisatie op in te
richten. Dat vinden we heel verstandig.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Heel kort afrondend, voorzitter. Heel kort. Dat is het verschil tussen
ons. Wij vertrouwen daar niet op. Ik ga daar in mijn betoog op in. Ik
hoop dat u daar straks wellicht goed naar luistert.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Vanuit Nieuw Sociaal Contract zijn we eigenlijk wel blij met dat nieuwe
realisme van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Het is toch ook wel een
beetje een draai van dat gebroken geweertje naar wel degelijk
verantwoordelijkheid nemen voor vrede en veiligheid. Die is voor de heer
Nordkamp. Ik ben blij dat GroenLinks-Partij van de Arbeid in die
richting beweegt. Tegelijkertijd constateer ik dat GroenLinks-Partij van
de Arbeid de afgelopen weken keer op keer niet voor moties stemde die
dat bepleiten als inzet richting de NAVO-top en dat is — laten we daar
geen doekjes om winden — wel waar het deze maand over gaat, het grote
politieke thema waar we mee doorgaan. Eigenlijk is mijn vraag vrij
simpel. Wij krijgen vrijdagmiddag of -avond hopelijk een inzet van dit
kabinet, waar we volgende week dinsdag over gaan spreken. Wat moet die
inzet zijn, zodat GroenLinks-Partij van de Arbeid daarmee kan
instemmen?
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Lichte frustratie bij mij, dat een vertegenwoordiger van een partij die
net twee jaar bestaat iets zegt over de geschiedenis van mijn partij op
het gebied van defensie. Dat vond ik een beetje lastig. Maar goed, hoe
lang u in de Kamer zit of hoe oud uw partij is, doet niets af aan uw
recht van spreken. Het is mijn eigen frustratie. Kijk, wij bewegen niet.
Volgens mij hebben we onlangs een motie ingediend waarin we zeggen dat
die NAVO-berekeningen de bouwsteen moeten zijn voor de inzet van de
onderhandelingen van het kabinet over een hogere NAVO-norm. We weten
zelf ook welk percentage dat is, dus daar hoeven we niet moeilijk over
te doen. Ons punt is wel voortdurend: laten we nou alsjeblieft een
bredere discussie voeren en niet enkel tegen elkaar opbieden met
percentages. Kijk naar het debat van vanochtend, over de
defensie-industrie. Het probleem daar is ook niet geld. De
defensiebudgetten groeien, maar de productie schaalt niet op. Daar
moeten we brede discussies over voeren.
Dus er is geen draai. Wij staan voor investeringen in defensie. Wij
hebben onlangs zelfs nog een motie ingediend. Wat uw partij heeft
gestemd, weet ik niet. Dat hou ik allemaal niet bij. We hebben een motie
ingediend met het verzoek: neem nou de NAVO-berekeningen als
uitgangspunt bij de onderhandelingen zo dadelijk, maar laat dat niet ten
koste gaan van je economische soevereiniteit, van je maatschappelijke
weerbaarheid, van je energieonafhankelijkheid. Vrede en veiligheid is
een totaalpakket. Dat gaat niet alleen om defensie en dat gaat al
helemaal niet alleen om: wie is het stoerst en wie durft als eerste een
hoog percentage te bieden? Dus wij zijn niet gebroken. Wij kijken hier
heel realistisch naar. Ik doe ook een beroep — ik kan het niet afdwingen
— op de politiek. Laten we nou alsjeblieft een bredere discussie voeren
over wat er nodig is — wat is er nodig van de samenleving, wat is er
nodig van Defensie, wat is er nodig van ons als politiek — in plaats van
praten over 3,5%, 4, 3, 2 of weet ik veel wat.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Op zich begrip voor wat de heer Nordkamp zegt, maar tegelijkertijd gaat
het wel ergens over. Wij hopen natuurlijk wel dat GroenLinks-Partij van
de Arbeid die inzet van dit kabinet zo dadelijk kan steunen. Mag ik hem
dan zo verstaan dat als dit kabinet zich baseert op die capaciteit — die
doorrekening is hier eerder aan de orde geweest — we er ook op mogen
vertrouwen dat GroenLinks-Partij de Arbeid die inzet van dit kabinet kan
steunen?
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
De daadwerkelijke inzet van het kabinet moet ik nog zien. Dan kan ik die
beoordelen. U kunt zich verder baseren op de motie die we hebben
ingediend over de NAVO-berekening voor de NAVO capability targets. Dat
moet wat ons betreft de bouwsteen zijn voor de onderhandelingen richting
een hogere NAVO-norm. Wat in die motie staat, is onze benadering, ook
met de voorwaarden die in die motie gesteld zijn.
De voorzitter:
Okido. Dan kijk ik even. Kunnen we de termijn van de heer Nordkamp
hiermee afronden? Ja. Uiteraard zijn de spreektijden hier indicatief,
maar we moeten proberen om de eindtijd een beetje in de gaten te houden.
Meneer Pool, uw eerste termijn.
De heer Pool (PVV):
Hartelijk dank. Ik zal u niet al te lang martelen met een hele lange
tekst.
Voorzitter. De Nederlandse krijgsmacht is het zwaard en schild van het
Nederlandse volk. In tijden van geopolitieke onrust en hybride dreiging
zijn het de mannen en vrouwen van ons leger die zich met ziel en
zaligheid inzetten voor het beschermen van onze nationale veiligheid en
voor het waarborgen van de belangen van ons Koninkrijk. De PVV wil dit
debat dan ook beginnen met het uitspreken van grote waardering voor al
ons Defensiepersoneel. Wij zijn hen dankbaar voor het belangrijke werk
dat zij elke dag weer voor ons allen willen doen en waar zij vaak grote
persoonlijke offers voor moeten brengen. De PVV is daarom ook
gecommitteerd aan de wederopbouw van onze Nederlandse krijgsmacht. Dit
is dan ook de reden waarom u vandaag in dit debat een kritisch geluid
van ons zult horen. Want hoewel de inzet van de beide bewindspersonen
voor mij buiten kijf staat, verloopt deze wederopbouw nog niet zoals die
zou moeten.
Voorzitter. Laten we beginnen met de NAVO-norm. De VVD-minister van
Defensie vertelt aan iedereen die het maar wil horen, dat Nederland nu
netjes aan de 2%-norm voldoet. Maar is dat ook zo? De Algemene
Rekenkamer stelt botweg van niet, want zelfs met de militaire steun aan
Oekraïne kwam Nederland in 2024 niet hoger dan 1,79% van het bruto
binnenlands product. Zonder die steun was het NAVO-percentage slechts
1,56%. Dit zijn de berekeningen van onze eigen Rekenkamer, gebaseerd op
de recente raming van het bbp van dat jaar. Dit lag niet aan een gebrek
aan geld, maar aan het feit dat er dit jaar gewoon 3,3 miljard euro op
de plank is blijven liggen. Dat is geld dat hard nodig is om onze
krijgsmacht op te bouwen, maar niet uitgegeven werd. Het is de vraag
waarom deze VVD-minister dan zo triomfantelijk de loftrompet blaast over
de behaalde NAVO-norm. Dat geeft een vertekend beeld. Stop met het
gegoochel met cijfers en hou je aan de feiten van onze eigen Algemene
Rekenkamer! Daartoe roept de PVV deze minister dan ook op.
Voorzitter. Achter de naam van deze VVD-minister van Defensie staat een
hele rij aan rode kruizen, waarmee de Algemene Rekenkamer hard oordeelt
over zijn optreden als minister. Van de bestaande onvolkomenheden bij
het ministerie van Defensie is er onder zijn leiderschap geen een
opgelost. Inkoop, munitiebeheer, vastgoedbeheer, IT-beheer, de
beveiliging van militaire objecten, cryptobeheer en inventarisatie:
alles staat nog op rood! Bij meer dan de helft van deze zaken heeft de
minister het afgelopen jaar zelfs weinig tot geen vooruitgang geboekt.
Het dieptepunt betreft echter het feit dat de beveiliging van onze
militaire objecten zelfs verslechterd is, zodanig dat de Algemene
Rekenkamer zich gedwongen zag om officieel bezwaar te maken. Zo ga je
toch niet om met je eigen ministerie? Daarom vraag ik aan deze
VVD-minister hoe het mogelijk is dat deze zaken, die zo ongelofelijk
belangrijk zijn voor het functioneren van onze krijgsmacht, nog steeds
niet zijn opgelost. Is het een gebrek aan interesse bij deze minister of
mist hij domweg het urgentiegevoel? Graag een serieuze reactie, want dit
is verbijsterend.
Voorzitter. Mogelijk nog kwalijker is het dat de VVD-minister in het
jaarverslag niet anders kon dan stellen dat de operationele gereedheid
is gedaald. De daling komt door een te lage personele en materiële
gereedheid van een aantal specifieke eenheden. De geoefendheid komt ook
onder druk te staan, omdat de eenheden niet voldoende op niveau kunnen
trainen; een zeer kwalijke zaak! Want als onze militairen door het
huidige beleid niet goed geoefend zijn, brengt dat enorme risico's met
zich mee voor de veiligheid van onze troepen. Dan blijft de instroom van
beroepsmilitairen achter bij de doelstelling uit de
aanstellingsopdracht. In het gesprek dat de commissie recent had met de
inspecteur-generaal der krijgsmacht klonken de zorgen over de toenemende
uitstroom van reservisten, terwijl wij die keihard nodig hebben om de
grenzen van ons land op slot te gooien voor al die asielzoekers.
Maar weet u wie hier geen last van hebben? Dat zijn de Amerikanen. Het
leger van de Verenigde Staten heeft in juni, vier maanden voor het einde
van dit jaar, zijn jaarlijkse target van 61.000 rekruten al gehaald. Het
is een harde trendbreuk met de jaren 2022 en 2023, toen er grote moeite
was met het halen van de targets. Wat is de reden? De reden is dat het
leger van de Verenigde Staten radicaal heeft gebroken met de traditie
van woke en met het doorgeslagen diversiteits- en inclusiegeneuzel. In
plaats daarvan focussen ze zich daar nu op kwaliteit, gereedheid en
patriottisme. De aanmeldingen stromen binnen.
Intussen verlagen deze bewindspersonen juist de keuringseisen voor de
Nederlandse rekruten. Wat doet dit met de slagkracht en de kwaliteit van
ons leger, vraag ik dan ook via u, voorzitter. Kunnen de bewindspersonen
ingaan op de ontwikkelingen in Amerika en zien zij, net als de PVV,
kansen voor onze eigen krijgsmacht? Want zeg nou zelf: het is bij ons
toch ook gewoon doorgeslagen? Neem nou de uitspraak van de
luitenant-generaal — ik ben blij dat ze bij ons is — onze hoogste
vrouwelijke militair, dat de nieuwe Commandant der Strijdkrachten
sowieso een vrouw moet worden. Dat gaat toch in tegen elke vorm van het
principe dat de beste persoon ook de juiste persoon is voor de baan? Wat
voor signaal geeft dit af aan al die jonge kerels die nu de dienst
instromen? Die horen dit toch ook? Waarom worden zij uitgesloten van de
hoogste functie binnen hun eigen organisatie, enkel en alleen op basis
van hun geslacht? Het is absurd en in strijd met artikel 1 van de
Grondwet. In plaats van normerend op te treden en een einde te maken aan
deze gekkigheid, speldt deze staatssecretaris haar de Francien de
Zeeuw-penning op.
Voorzitter. Laten we ons alsjeblieft richten op de taak die voor ons
ligt: de wederopbouw van onze Nederlandse krijgsmacht. Laten we een
krijgsmacht opbouwen die in staat is om af te schrikken en om te
vechten, en die in het geval van oorlog met overweldigende kracht de
vijanden van het Nederlandse volk kan vernietigen. Daar moeten we op
inzetten. Daarin kunnen we nog zeker iets van de Amerikanen leren.
Ik dank u hartelijk.
De voorzitter:
Ja, wie was er eerst? Eerst is meneer Nordkamp en dan meneer Van
Houwelingen. Meneer Pool, uw opmerkingen over de luitenant-generaal
interpreteer ik als vragen aan de staatssecretaris, want zij kan zich
natuurlijk hier niet verdedigen. Maar de staatssecretaris maakte zich al
breed, zag ik, dus dat komt goed.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik vind zo'n WGO toch wel ideaal, omdat je toch wat langer met elkaar
door kunt praten en wat verdiepend kunt doorspreken. Als ik hoor hoe de
heer Pool zijn betoog afsluit, ben ik benieuwd waar zijn adoratie van
Amerika vandaan komt. Ik begrijp dat niet, want als je bijvoorbeeld
kijkt wat Amerika op economisch vlak doet, dan zie je dat het Europa
economisch verzwakt met dat rare gedoe met die handelstarieven; daarmee
verzwakt het Europa en dus ook Nederland. Trump laat boven de markt
hangen of hij de NAVO en daarmee dus ook Nederland helpt, in het geval
dat artikel 5 wordt ingeroepen. Daar is hij niet duidelijk over en daar
goochelt hij een beetje mee. Amerika is compleet geïsoleerd en heeft
eigenlijk lak aan Europa en daarmee ook aan Nederland. Maar in uw betoog
klinkt het een beetje alsof dat het voorbeeldland is. Begrijp ik u dan
verkeerd? Waar komt die adoratie vandaan? Hoe moet ik dat precies zien
bij een partij die zegt de Nederlanders op één te zetten?
De heer Pool (PVV):
Wat u zegt, is een terecht punt. De PVV neemt niet klakkeloos alles aan
en adoreert niet alles wat Trump of de Verenigde Staten op dit moment
doen. Dat is dus zeker niet het geval. Maar in mijn betoog richtte ik me
op wat de Amerikanen nu met hun krijgsmacht doen. Die krijgsmacht daar
heeft jarenlang onder Joe Biden gestaan. Toen hebben ze heel erg veel
van dat wokegeneuzel, zoals wij het dan noemen, doorgevoerd. Dat heeft
ertoe geleid dat heel veel mensen gewoon geen zin meer hadden om hun
land te dienen in de krijgsmacht. Ze zijn daarmee gestopt. Ze hebben
gewoon gezegd: we gaan ons focussen op de kwaliteit, dus de
kwaliteitseisen gaan weer omhoog; we gaan ons focussen op de gereedheid,
want je moet gewoon kunnen vechten en je moet dodelijk kunnen zijn als
militair. Daar zetten ze nu vol op in en dat is een boodschap die
aanslaat, want al die kerels en al die vrouwen denken: nou, het is
eindelijk klaar met dat geneuzel; nu gaan we gewoon weer doen waarvoor
we worden opgeleid, namelijk vechten voor ons land. Dat is waar het in
de krijgsmacht om moet gaan. Ik denk dat we in Nederland een beetje zijn
afgegleden als het gaat om de kernboodschap. We zijn iets te veel
meegegaan in dat hele diversiteitsgedoe en dat geneuzel. Dan werd er een
uitspraak gedaan dat een man niet eens meer de Commandant der
Strijdkrachten zou moeten worden; dat vind ik echt absurd. Wat dat
betreft richten we ons op de positieve ontwikkelingen in Amerika. Daar
willen ze een sterk en krachtig leger en dat zouden we als Nederland ook
moeten willen.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Nog kort hierover. Oké, het Amerikaverhaal is me duidelijk. U adoreert
Amerika niet, maar misschien wel zijn aanpak als het gaat om defensie,
om, met uw woorden, het wokegedoe — wat dat dan ook mag zijn; dat weet
ik niet precies — in de ijskast te zetten. In uw benadering heeft u het
wel over kwaliteit, maar gaat dit niet meer om het genereren van bulk,
van "kom maar"? Over kwaliteit zegt u, en ik citeer u letterlijk: een
militair moet vechten en die moet dodelijk kunnen zijn. Weliswaar is dat
heel belangrijk voor een groot deel van de krijgsmacht, maar niet voor
de volledige krijgsmacht. Want we hebben toch ook andere kwaliteiten en
specialiteiten nodig? Is het niet een beetje een achterhaalde gedachte
dat we gewoon heel veel massa nodig hebben die moet kunnen vechten en
die dodelijk moet kunnen zijn, dus kom maar, stoere mannen? Is het niet
zo dat die heel belangrijk zijn, maar dat het juist ook gaat om de
kwaliteit van de krijgsmacht? Het gaat dus niet alleen om de bulk, maar
ook om de kwaliteit, waarbij het om meer kwaliteiten gaat dan alleen
kunnen vechten of dodelijk zijn. Want volgens mij hebben we dan ook een
verschil over de vraag hoe de ideale krijgsmacht er in deze tijd uit
moet zien. Hebben we daar een verschil van inzicht in, of niet?
De heer Pool (PVV):
De kwaliteitseisen die wij jarenlang hebben gehad, waren er natuurlijk
met een hele goede reden, want het beroep van militair is niet zonder
risico. Als je niet goed gekwalificeerd bent, of als je het
uithoudingsvermogen niet hebt, of als je de fysieke kracht niet hebt, of
als je de geestelijke gesteldheid er niet voor hebt, moet je het
eigenlijk gewoon niet gaan doen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is
de volgende. Hij heeft de kwaliteitseisen verlaagd. Wat betekent dat nou
voor de kwaliteit van ons leger en voor de slagkracht? De Amerikanen
zeggen: "Nee, dat hele verhaal is juist verkeerd. Je moet juist zeggen:
als je hier komt, dan moet je gewoon de beste van de besten zijn. We
willen het allerbeste leger van de hele wereld." Dat trekt dan gewoon de
mensen aan die heel erg gemotiveerd zijn. Op een van de werkbezoeken
sprak ik met de jongens, met de soldaten. Die zeiden: "Weet je wat het
is? Wij zijn met een groepje. We zijn gewoon goed in ons werk en daar
zijn we trots op. We hebben alleen de hele tijd nieuwe aanwas. Er wordt
zo in geïnvesteerd om al die mensen maar binnen te laten. Die zijn we
dan zelf de hele tijd aan het opvangen en die moeten we de hele tijd
weer inwerken. Voor ons is dat best wel demotiverend, want wij willen
gewoon knallen. Wij willen gewoon een eenheid die de beste is. Als je
dan de hele tijd mensen hebt die van mindere kwaliteit zijn, omdat de
kwaliteitseisen en de keuringseisen gewoon omlaaggaan, dan doet dat ook
geen goed voor het moreel van de krijgsmacht." Dat is dus waarom de
Amerikanen zien dat ze de rekruten nu wel krijgen, want iedereen wil in
het beste leger van de wereld dienen en niemand wil in zo'n wokeleger
dienen.
De voorzitter:
Meneer Van Houwelingen. U heeft keurig gewacht. Het woord is aan
u.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Nu de PVV weer vrij is, want die is ontsnapt uit het kabinet, zou ik de
heer Pool willen vragen: hoe kijkt de PVV aan tegen de oorlog in Rusland
en vooral tegen de Russische dreiging? Zegt de PVV wat het kabinet zegt,
dus dat het ook onze oorlog is en dat als we niets doen, die Russen
binnenkort in onze achtertuin staan? Hoe ziet de PVV die dreiging en die
oorlog? Dat is eigenlijk mijn vraag.
De heer Pool (PVV):
Wij hebben nooit gezegd dat het onze oorlog is. Het Koninkrijk der
Nederlanden is niet in staat van oorlog. Dat is eigenlijk punt één.
Daarnaast denk ik dat de PVV wel echt verschilt van uw partij, omdat wij
wel echt gecommitteerd zijn aan de NAVO. We zijn ook gecommitteerd aan
de missies die we aan de oostflank van het bondgenootschap hebben staan,
bijvoorbeeld enhanced Forward Presence en ook wat we daar tot voor kort
met onze F-35's deden. We zien wel dat er een oorlog op het continent
is, dat Rusland een agressor is, dat er een verschrikkelijke oorlog is.
Als je wilt dat wij hier in Nederland en in de rest van Europa gewoon
veilig verder kunnen leven, moet je wel aan de Russen vertellen en laten
zien dat ze het niet in hun hoofd moeten halen om hier wat te gaan
proberen. Daarvoor hebben we een sterke krijgsmacht nodig. Daarom vinden
we het ook belangrijk dat we investeren in de slagkracht, in het
materieel en in goed gekwalificeerd personeel, zodat we die afschrikking
hebben voor de veiligheid van ons eigen Koninkrijk der
Nederlanden.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Tot slot. Ik probeer het te begrijpen. Als u de dreiging die er nu
vanuit Rusland is, vergelijkt met die van de Sovjet-Unie, is die dan
groter of kleiner? Is het zo dat Rusland erop uit is om ons te
veroveren? Hoe kijkt de PVV daarnaar? Hoe groot is die dreiging? Als je
het kabinet gelooft, dan staat Rusland op het punt om heel Europa in te
nemen. Dat is nog erger dan de Sovjet-Unie. Hoe schat de PVV die
dreiging in?
De heer Pool (PVV):
De tijd van de Sovjet-Unie was natuurlijk een hele andere tijd. De
Russen stonden met het Warschaupact veel dichter bij ons. We hadden de
IJssellinie ingericht om de Russen daar tegen te houden, als ze zouden
komen. Dat waren plannen die staatsgeheim waren, maar toen de
Sovjet-Unie uit elkaar viel, bleek dat de Russen al tot in detail wisten
hoe die IJssellinie eruit zag en waar alle schuttersputjes lagen. Dat
wisten de Nederlanders zelf niet eens. We moeten niet naïef zijn over
wat de Russen kunnen en wat ze weten. Dat is wel degelijk, ook vandaag
de dag, nog steeds een strategische dreiging. Of het meer of minder is
dan de Sovjet-Unie van vroeger is een lastige historische vergelijking,
maar we nemen de dreiging van Rusland zeker serieus. Je ziet wat er
gebeurt in de Noordzee met de kabels, waar wordt gespioneerd, en in de
Baltische Zee, waar activiteit is. We hebben de hackers gehad van
Russische origine. We gaan er echt niet in mee dat er niets aan de hand
is, of we nou in de coalitie zitten of niet.
De voorzitter:
Dan wil ik zelf een hele korte vraag aan de heer Pool stellen, als de
collega’s dat goed vinden. De heer Pool noemt de Amerikaanse krijgsmacht
in zijn bijdrage als inspiratiebron als het gaat om het op orde krijgen.
Maar het kan toch ook zijn dat onze eigen krijgsmacht op onderdelen veel
beter is dan de Amerikaanse? Dan noem ik even ons MARSOF, dat de Navy
SEALs echt verslaat, of onze BSB, die echt beter is dan de Secret
Service. Ik begrijp de heer Pool zo dat ze heel rap gaan als het gaat om
doelstellingen en waar je naartoe moet, maar wij kunnen toch ook trots
zijn op onderdelen die misschien — ik weet het wel zeker — beter zijn
dan de Amerikanen?
De heer Pool (PVV):
Absoluut, helemaal mee eens.
De voorzitter:
Fijn. Die kunnen ze in hun zak steken. Meneer Van Houwelingen, u bent
aan de beurt voor uw eerste termijn.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. We debatteren vandaag met elkaar over de
Defensiebegroting 2024. Is het geld door het ministerie van Defensie
goed en efficiënt besteed? En vooral: zijn de uitgaven van het
ministerie in lijn met de wensen van de Tweede Kamer? De Kamer heeft
immers het budgetrecht. Maar is dat ook zo? Tijdens de
begrotingsdebatten afgelopen herfst liet minister Agema meermaals weten
dat ze een door haar in de Tweede Kamer gewenste bezuiniging van 300
miljoen op pandemische paraatheid, een bezuiniging die nota bene in het
hoofdlijnenakkoord stond, niet kon uitvoeren vanwege
NAVO-verplichtingen. Deze NAVO-verplichtingen, die gebaseerd zijn op de
zogenaamde NAVO resilience goals, waar demissionair premier Rutte
Nederland politiek aan heeft gebonden tijdens de NAVO-top twee jaar
geleden in Vilnius, hollen het budgetrecht van deze Kamer uit. Dat is
vanzelfsprekend zeer zorgelijk.
Forum voor Democratie heeft hier eind januari al een aantal vragen over
gesteld, die echter pas vorige week beantwoord zijn, vier maanden later
dus. In de beslisnota die bij die beantwoording was gevoegd, lezen we
hierover: "Het ministerie van Defensie heeft zorggedragen voor de
beantwoording van het merendeel van de vragen. Het ministerie van
Defensie heeft aangegeven dat de minister van Defensie die niet
overneemt, noch wil medeondertekenen." Mijn eerste vraag is nu
natuurlijk waarom de minister maar weigerde antwoorden die al klaar
lagen te ondertekenen, met als gevolg dat ik maanden heb moeten wachten.
Dat is mijn eerste vraag. Ik heb ook een aantal andere vragen en ik zou
de minister willen verzoeken om die vragen — het zijn korte vragen, vaak
ja-neevragen — een voor een feitelijk te beantwoorden en ze niet samen
te voegen. Ik vermoed dat we straks gaan zien dat het toch gaat gebeuren
dat vragen niet beantwoord worden. Misschien kunt u de minister daar dan
ook op aanspreken en dan zal ik gaan rappelleren. Dan hoop ik,
voorzitter — ik kijk u aan — dat het niet ten koste gaat van mijn
interrupties als vragen niet apart beantwoord worden.
De eerste vraag heb ik dus net gesteld. Vraag twee. Is het correct dat
de minister van Defensie verantwoordelijk is voor het coördineren en
implementeren van de NAVO-weerbaarheidsdoelen? Zo nee, wie dan wel? Ik
vermoed dat het dan de minister van Justitie is.
Vraag drie. Heeft de minister van Defensie in zijn vermoedelijk
coördinerende rol minister Agema er vorig jaar wellicht op gewezen — dit
is ook een ja-neevraag — dat de door haar gewenste bezuiniging op
pandemische paraatheid in strijd is met de
NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen? Zo nee, weet de minister dan misschien
wie minister Agema daar dan wel op heeft gewezen? Het is nog steeds een
raadsel wie haar dat heeft verteld.
Vier. Ziet de minister van Defensie zichzelf wellicht, als dat zo is,
als een soort schaduwpremier die er zorg voor draagt dat andere
ministers zich houden aan de geheime NAVO-doelstellingen waar deze
regering aan gebonden is?
Vraag vijf. De NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen zijn volgens dit kabinet
politiek bindend. Dat staat in de antwoorden: politiek bindend. Het
hoofdlijnenakkoord is dat uiteraard ook, mag ik hopen. Toch is de
bezuiniging van 300 miljoen euro op pandemische paraatheid die in het
hoofdlijnenakkoord stond door minister Agema ongedaan gemaakt vanwege de
NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen. Mijn vijfde vraag is dan: kunnen we
hieruit dus logischerwijs concluderen dat de
NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen voor deze regering politiek meer
bindend zijn, dus voor deze regering politiek belangrijker, dan het
hoofdlijnenakkoord? Zo nee, waarom niet?
Vraag zes. De NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen zijn geheim. Is het
correct dat deze geheimhouding wordt bepaald door de NAVO? Zo nee, door
wie dan wel? Ik heb het hier nogmaals over de resilience goals, dus niet
over de resilience requirements, maar over de resilience goals, die
specifieke doelstellingen. Zo ja, betekent dit dat de Nederlandse
regering niet in staat is de geheimhouding op te heffen zonder
toestemming van de NAVO? Dat is vraag zes.
Vraag zeven. Is het correct dat de Tweede Kamer nooit heeft ingestemd
met de NAVO-weerbaarheidsdoelen? Dat ligt wel voor de hand. Ze zijn
immers geheim. Hoe hadden we er überhaupt mee kunnen instemmen? Maar ik
vraag het toch maar even. Ze zijn immers ook voor de Tweede Kamer geheim
en demissionair premier Rutte heeft ons land er twee jaar geleden
politiek aan gebonden. Wij zijn dus politiek gebonden aan allerlei
doelstellingen die we niet eens kennen als Kamer. Dat is toch wel
dubieus.
Vraag acht. Is het ooit voorgekomen dat een lid van het kabinet de
NAVO-weerbaarheidsdoelen niet heeft uitgevoerd? Ze zijn namelijk niet
juridisch bindend. We krijgen steeds te horen dat ze politiek wel
superbindend zijn, maar niet juridisch. Dat zou dus misschien het geval
kunnen zijn geweest, bijvoorbeeld omdat deze geheime doelen in strijd
zijn met de wens en het budgetrecht van de Tweede Kamer. Is dat ooit
voorgekomen?
Vraag negen. Een van de doelstellingen van de NAVO is het bestrijden —
nu kom ik eigenlijk op mijn punt; ik hoop dat de heer Nordkamp goed gaat
opletten — van zogenaamde desinformatie. Zijn er voor Nederland wellicht
ook politiek bindende NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen — dit is ook een
ja-neevraag — die betrekking hebben op het bestrijden van desinformatie?
Iedereen kan het terugvinden op de website van de NAVO. Daar houdt de
NAVO zich ook mee bezig. De NAVO houdt zich ook met klimaat bezig, echt
met van alles. Wat betreft het bestrijden van desinformatie is het
ministerie heel voortvarend bezig. Dan moet je ze toch een compliment
geven. Als je wilt voorkomen dat desinformatie wordt verspreid, is het
natuurlijk handig als je allerlei journalisten in dienst hebt. Dat is
zo. Defensie — het is allemaal na te lezen in het rapport van de
Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten — zet
via de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst, de MIVD,
journalisten in als agent, net als de AIVD. Zo heten die rapporten ook.
Ik laat er even een zien. "Toezichtsrapport over de inzet van
journalisten als agent." Het is dus geen complottheorie. Dat zijn gewoon
de rapporten die worden vrijgegeven door de regering zelf. Dat is dus
letterlijk de titel van het rapport: "Over de inzet van journalisten als
agent". Dat zal de heer Nordkamp misschien ook interessant vinden. Als
je de stukken leest, kunnen die ook van MIVD-agenten zijn.
Naast de MIVD zet ook de AIVD journalisten als agent in. Daarover heb ik
nog een paar vragen aan de minister. In het MIVD-toezichtsrapport staat
het volgende. Ik citeer weer een stukje. In dit stukje is "de agent" dus
de journalist. "In het beleid van MIVD is neergelegd dat in
operatierapporten de contacten met de agent moeten worden vastgelegd ten
behoeve van aansturing, vastlegging en verantwoording. In de
operatierapporten wordt verslag gedaan van de contacten tussen de dienst
en de agent, de instructies die de dienst aan een agent heeft gegeven,
de door de agent verrichte activiteiten, de informatie die is verzameld
en overige bijzonderheden." Einde citaat. Het is ontzettend interessant.
Onze inlichtingendiensten, niet alleen de MIVD, maar ook de AIVD, sturen
dus blijkbaar journalisten aan; dat staat zwart-op-wit. Misschien kan de
minister ons daar iets meer over vertellen. We vinden dat heel
interessant. Hoe worden de journalisten door de MIVD en de AIVD
gerekruteerd? Dat zou je eigenlijk wel willen weten als Kamer. Gaat dat
wellicht via de twee grote Belgische mediaconcerns, die vrijwel al onze
media in handen hebben? Dit was vraag tien.
Vraag elf. Worden de journalisten, die dus ook agent zijn voor de MIVD
of de AIVD, wellicht elk jaar of elk kwartaal opnieuw gebriefd?
Vraag twaalf. Wat voor journalisten worden hiervoor benaderd? Dat is
natuurlijk ook wel interessant. Zijn dat vooral ervaren journalisten of
bijvoorbeeld redacteuren van opiniepagina's? Worden er wellicht
wetenschapsjournalisten gerekruteerd door onze geheime diensten? Ik ben
zeer benieuwd.
Vraag dertien. Ik citeer uit het rapport. Wat zijn precies de
instructies die de diensten aan een agent, een journalist, hebben
gegeven? Ik neem aan dat de instructies die onze journalisten van de
inlichtingendiensten krijgen in ieder geval in lijn zijn met de
NAVO-weerbaarheidsdoelstellingen, waar deze regering aan is gebonden, om
te voorkomen dat onze journalisten desinformatie verspreiden, want dat
moeten we natuurlijk niet willen. Worden er misschien … De Binnenlandse
Veiligheidsdienst heeft dit vroeger gedaan, zoals we weten. Een stuk
daarover staat in de NRC van 1 april 2023. Daarin staat dat de
veiligheidsdienst, de BVD, stukken in de krant heeft laten plaatsen. Dat
is dus al gebeurd. Doen de MIVD en de AIVD dat wellicht ook, of
niet?
De voorzitter:
Even voor de orde, meneer Van Houwelingen: hoeveel …
De heer Van Houwelingen (FVD):
We zijn er bijna, voorzitter. Nog drie vragen. Ik ben bij vraag
veertien. De vragen vijftien, zestien en zeventien nog en dan ben ik
erdoor.
De voorzitter:
Oké. Zeventien vragen in totaal.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik ben helemaal netjes binnen de tijd.
Vraag vijftien. Wat krijgen journalisten die agent zijn voor onze
inlichtingendiensten van het ministerie van Defensie, of misschien zelfs
wel van de NAVO, terug voor de door hen geleverde diensten? Is dat geld?
Daar krijgen ze waarschijnlijk iets voor terug. Of is het een betaling
in natura? Dat zou misschien ook kunnen. Denk bijvoorbeeld aan
informatie en scoops — de PVV vindt dit allemaal heel grappig; ergens is
het misschien ook wel grappig, omdat het nauwelijks te geloven is — van
de inlichtingendiensten, die natuurlijk over veel meer bevoegdheden
beschikken om aan informatie te komen dan journalisten. Wat krijgen ze
ervoor terug?
Tot slot hierover, voorzitter. Minister Brekelmans was gisteren bij een
nieuwe podcast van BNR en FD, genaamd In het defensief. Deze podcast
gaat zeker geen desinformatie verspreiden en houdt zich netjes aan de
NAVO-woordvoeringslijn en -doelstellingen. Zo lijkt het, als ik het
allemaal zo zie. Iemand als professor Jeffrey Sachs, die kritisch is op
de NAVO en op de oorlog in Oekraïne, zal in deze podcast ongetwijfeld
nooit aan het woord komen. Ik hoop dat u het probleem begint te zien,
zeg ik maar even tegen de heer Nordkamp.
Vraag zestien; we zijn er bijna. Dit is een vraag aan de minister: is
deze podcast op initiatief en/of met steun van Defensie tot stand
gekomen? Dat is eigenlijk ook een ja-neevraag. Zijn de journalisten die
de minister hebben geïnterviewd, misschien zelfs in dienst van Defensie?
Dat zou kunnen; wie zal het zeggen? Misschien kan dat ook niet gezegd
worden, want alles is natuurlijk geheim.
Tot slot. Tien dagen geleden, één dag voor de vredesbesprekingen zouden
beginnen in Istanbul, voerde Oekraïne een grote droneaanval uit op
Rusland. Onze minister van Defensie was hier heel blij mee en tweette
enthousiast: "Let's keep up our support, we can be sure Ukraine will
keep up its surprises!" Daarna volgende een Oekraïens vlaggetje. Ik
negeer even het puberale karakter van deze tweet van onze minister van
Defensie, die een vreselijke oorlog met onmetelijk menselijk leed lijkt
te verwarren met een plotwending in een film of een computerspelletje.
Ik laat ook maar even de absurde gedachte buiten beschouwing dat
Oekraïne deze oorlog militair kan winnen van Rusland. Ik neem ook maar
even geen notitie van het kennelijke "wij zijn honderd procent goed,
puur en onschuldig en Rusland is het absolute kwaad"-narratief van onze
regering en veel andere westerse regeringen. Mijn laatste vraag aan deze
Nederlandse minister van Defensie is hoe het Nederlandse belang bij deze
escalatie van deze oorlog gediend kan zijn. Kan hij dat misschien
uitleggen?
Ik vraag dit des te meer omdat bijvoorbeeld generaal Flynn, die zich
hier heel boos over heeft gemaakt, stelt dat de bommenwerpers die
Oekraïne heeft aangevallen, vermoedelijk onbeschermd buiten hun hangar
stonden als onderdeel van de START-akkoorden. Die zijn in de jaren
negentig met de VS gesloten. In het kader daarvan hebben de VS en
Rusland afgesproken om bommenwerpers voor elkaar satellietvrij en
zichtbaar in de buitenlucht op te stellen. Deze aanval van Oekraïne zou
er wellicht voor kunnen zorgen dat Rusland besluit de bepalingen in de
START-akkoorden, die al op losse schroeven staan, helemaal niet meer na
te leven, met wellicht een nieuwe nucleaire wapenwedloop tot gevolg. Hoe
kan, met zulke potentieel ernstige gevolgen voor Nederland — dit is echt
niet te begrijpen, nog los van al het menselijk leed trouwens — onze
minister van Defensie zo blij zijn met deze Oekraïense aanval, deze
escalatie, die Oekraïne militair gezien op het slagveld niet of
nauwelijks gaat helpen, waar experts het over eens zijn?
Wij kijken uit naar de beantwoording door de minister, voorzitter. Dank
u wel.
De voorzitter:
De heer Nordkamp heeft een interruptie, maar voordat ik hem daartoe de
gelegenheid geef, het volgende. Collega Van Houwelingen, u adresseerde
mij in mijn rol als voorzitter. Als ik goed geluisterd heb, waren het
acht gesloten vragen en negen open vragen. U vroeg mij om er zo meteen
op toe te zien dat de minister die acht vragen afzonderlijk beantwoordt
met ja of nee. Ik wil dat meteen even uit de lucht hebben voordat we
straks een heel gedoe krijgen. Ik kijk even naar de minister. Bent u
bereid om die acht vragen met ja of nee te beantwoorden?
Minister Brekelmans:
Met het oog op de tijd en de hoge mate van complotdenkende onzin zou ik
de vragen samenvattend willen beantwoorden.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik negeer de beledigende taal van de minister maar even. De minister is
hier om vragen te beantwoorden. Ik wil dat de vragen apart — dat kan
heel kort; dat hoeft niet lang te duren — kort en feitelijk beantwoord
worden. Dat de minister dat niet wil, zegt eigenlijk al genoeg, als we
even doordenken. Blijkbaar wil hij dat niet doen omdat hij daartoe niet
in staat is, of omdat hij de antwoorden niet wil geven. Wat zou een
andere reden kunnen zijn, voorzitter?
De voorzitter:
Dat ga ik niet invullen voor de minister. Het staat hem op zich vrij om
op zijn manier te antwoorden. Hij moet antwoorden. In ieder geval moet
hij een serieuze poging doen om antwoorden te geven op de vragen vanuit
de Kamer. Laten we het als volgt doen, meneer van Houwelingen. Laten we
zo meteen luisteren naar de minister. Ik voorzie dat er niet acht keer
ja of nee gaat komen. Ik ga proberen erop toe te zien dat er in ieder
geval in enige mate antwoorden komen. Uiteraard staat het u daarna
helemaal vrij om het daarna schriftelijk te proberen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank. Als ik mijn vragen schriftelijk stel, duurt het maanden voordat er
überhaupt … Dat is mijn probleem en mijn irritatie, zoals u zult
begrijpen. Vandaar dat ik de vragen hier stel. Feitelijk had ik het
kunnen doen in de voorbereiding van dit debat, maar dat kon dus niet
door de late beantwoording. Ik wil dus graag de vragen apart beantwoord
hebben. En als ik moet rappelleren omdat vragen niet goed beantwoord
worden door de minister, wat niet zo zou mogen zijn, dan hoop ik dat
mijn rappelleren niet als interrupties worden beschouwd, zodat ik erop
kan doorgaan. Dat is mijn laatste verzoek aan u. Maar het kan allemaal
heel kort. Het hoeft niet lang te duren.
De voorzitter:
Ik probeer te voorkomen dat we acht keer ja of nee krijgen en dat er dan
gerappelleerd wordt. We moeten ook een beetje op de eindtijd letten. De
minister gaat over zijn eigen woorden namens het kabinet. Laten we daar
niet op vooruitlopen. Ik voorzie wel dat u daar beiden niet helemaal uit
gaat komen. Dat debat onderling ga ik zo meteen ook toestaan. Als u
vindt dat u nog onbeantwoorde vragen hebt die deels feitelijk van aard
zijn, heeft u gelukkig nog een heleboel parlementaire instrumenten om
die antwoorden af te dwingen. Laten we proberen om, gelet op de tijd,
het niet te belastend te maken voor deze vergadering. Ik doe mijn best
om daar een middenweg in te vinden.
Een interruptie van de heer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
In ieder geval steun vanuit mijn kant voor de lijn die u voorstelt. Uit
fatsoen heb ik netjes naar de vragen van de heer Van Houwelingen
geluisterd. Ik heb met veel respect geconstateerd dat we soms anders
over zaken denken. Ik denk dat dit nu weer het geval is. Misschien dat
we — ik zeg het weer netjes — zelfs een beetje in een andere realiteit
denken.
U heeft een verhaal gehouden over journalisten die misschien agenten
zijn en die misschien door Defensie worden betaald in natura. Volgens
mij heeft u bijna vier of vijf minuten een verhaal gehouden in deze
lijn. Wat denkt u dat dit doet met mensen, vrienden en bekenden van u en
mij, gewoon willekeurige burgers die politiek interessant vinden en die
eens willen luisteren als er jaarverslagen worden besproken? Die horen u
dan vier minuten lang iets zeggen over journalisten die misschien
agenten zijn in dienst van Defensie, die misschien in natura betaald
worden. Wat denkt u dat dit doet met de beeldvorming bij de mensen
thuis?
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor de vraag. Dat zal het vertrouwen ondermijnen, wat niet mag van
deze regering, wat ook veelzeggend is. Dat is een goede zaak, omdat er
al veel te veel vertrouwen is in het instituut. Ik ben gericht op de
waarheid, meneer Nordkamp. Ik kan er ook naast zitten; natuurlijk kan ik
ernaast zitten. Misschien verkondig ik wel onzin; wie zal het zeggen.
Maar ik heb hier een paar rapporten. U ziet het hier staan: "Over de
inzet van journalisten als agent". Het andere rapport is van de AIVD.
Dat heeft dezelfde titel: "Over de inzet van journalisten als agent".
Het staat dus in rapporten van de commissies van de Kamer zelf. We gaan
het horen. De AIVD kan in ieder geval — dat staat ook in dat rapport —
ook binnenlandse journalisten inzetten als agent.
Ik heb dus zorg over de informatievoorziening, zoals u merkt. Ik heb nog
veel meer zorgen, maar dit is een van die zorgen. Die heeft betrekking
op het terrein van de minister, vandaar dat ik hier nu deze vragen stel.
Het is toch verbazingwekkend — mag ik zo eindigen, voorzitter? — dat de
verslaglegging over bijvoorbeeld de oorlog in Oekraïne ongelofelijk
eenzijdig is, ongelofelijk eenzijdig. Dus experts, waarvan er heel veel
zijn — ik heb net Jeffrey Sachs genoemd, maar ik kan er een hele rij
noemen — zult u nergens aan het woord vinden. U hoort continu de
NAVO-richtlijn. U kunt ook geen Russische informatie tot u nemen, want
de Russische zenders zijn verboden in dit land. Dat weet u, hè? De EU
heeft dat verboden. Dus ja, daar maak ik me heel veel zorgen over, want
hoe stellen wij vast wat waar is? Daar hebben we verschillende
perspectieven voor nodig. Dat kan dus niet, omdat er één lijn wordt
gevolgd en omdat we misschien gevoed worden door journalisten die
eigenlijk geen journalist zijn, maar die dus eigenlijk agent zijn. Dat
staat hier letterlijk in het rapport. Je weet niet wat je leest. Je
denkt "o, ik lees nou een wetenschappelijk artikel van een journalist",
maar dat kan dus ook gewoon van de NAVO zijn. Dat is gebeurd. De BVD
heeft dat gedaan, de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Zoekt u het maar
na. Het stond in een artikel in de NRC op 1 april 2023 en dat is geen
grap. De NRC heeft artikelen geplaatst van de BVD. Dat is gebeurd. Dat
kan toch nu nog steeds gebeuren? Dus dit is iets om je zorgen over te
maken. Mensen hebben dus eigenlijk veel te veel vertrouwen in de media.
Dat is mijn antwoord op uw vraag. En dat wij daar vragen over stellen,
is heel goed, denk ik. Dat is dus wat ik hier doe.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we tot slot naar de heer Van Dijk namens Nieuw Sociaal
Contract.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben dan toch ook nog als spreker namens NSC
aan de beurt. Dat is hartstikke goed. We hebben het graag over de
toekomst in dit huis — sinds afgelopen week staan we ook weer een beetje
in de campagnemodus — maar de controlerende taak van ons parlement
vraagt ook om terug te kijken en het kabinet verantwoording af te laten
leggen. We moeten ook proberen te leren van fouten die we hebben gemaakt
en kijken hoe we het beter kunnen doen, zodat het beleid ook echt
verbetert. Dat is een inzet die we vanuit Nieuw Sociaal Contract heel
serieus nemen. Op defensiegebied is er ook nog van alles te leren. Dat
is belangrijk gezien de enorme schaalsprong die Defensie links- of
rechtsom de komende jaren zal maken.
Voorzitter. Allereerst het goede nieuws over de jaarstukken van 2024.
Het geld is volgens de regels besteed en ondanks de stevige groei van
uitgaven, is de omvang van fouten en onzekerheden sterk afgenomen. Het
is goed om dat te markeren. Maar er is wel een zorg over geld dat niet
besteed wordt. 3,3 miljard in het Defensiematerieelbegrotingsfonds wordt
doorgeschoven. Dat is de boeggolf waar ik zojuist als rapporteur al over
sprak. Die wordt steeds hoger. Hoe zorgen we dat de inkooporganisatie
niet wordt verzwolgen door die enorme boeggolf? Kan de minister nog eens
aangeven hoe hij de druk op die inkoop gaat opvangen, hoe de vertraging
op projecten wordt tegengegaan? Ziet hij mogelijkheden binnen het
bestaande kader om inkoopprocedures te versnellen? En ja, in bijzondere
tijden mogen de grenzen van dat kader worden opgezocht. Maar we moeten
er niet overheen gaan, zou ik willen zeggen. Graag een reflectie op hoe
daarmee om te gaan, ook van de staatssecretaris.
Voorzitter. Sinds vorige maand is de zogenaamde Alert State verhoogd
naar het tweede niveau, vanwege de toegenomen dreiging. Dat betekent dat
militairen die het terrein betreden extra waakzaam moeten zijn op
verdachte situaties. Dan is het toch wel moeilijk verteerbaar dat de
Algemene Rekenkamer voor het derde jaar op rij een onvolkomenheid
constateert bij de beveiliging van militaire objecten. We hebben er al
vaker over gesproken. Over 2024 is zelfs sprake van een ernstige
onvolkomenheid en is bezwaar aangetekend door de Rekenkamer. Dat is het
zwaarste instrument. Het beveiligingsbewustzijn van Defensiemedewerkers
blijkt nog steeds de zwakke schakel, nog steeds. Hoe kan dat eigenlijk,
na enkele jaren oorlog op ons continent en hybride dreigingen die
toenemen? De minister heeft eind april beterschap beloofd in een
reactie. Er is een integraal verbeterplan vastgesteld dat in uitvoering
is, zo hebben wij begrepen van de Rekenkamer, met extra
beveiligingsmaatregelen, intensivering van praktijktesten en een heuse
"security behaviour"-campagne. Nou ja, zo'n campagne: als het nodig is,
vooral doen. Maar ja, ook hier weer: hoe bestaat het eigenlijk dat het
nodig is, gezien de toegenomen dreigingen, in een organisatie als
Defensie? Mijn vraag aan de bewindspersonen is dan ook of deze Kamer dat
verbeterplan kan ontvangen en kan inzien. Ik begrijp dat het wellicht
vertrouwelijk is, maar is daar iets voor te regelen? Mogelijk is er nu
al wat te melden over de voortgang. Dit is echt urgent. Dit is de basis
voor elke vorm van gereedstelling.
Voorzitter. Dan toch ook de NAVO-norm. We praten er vrijwel dagelijks
over, maar waar hebben we het nou eigenlijk over? De
NAVO-berekeningswijze en de Nederlandse berekeningswijze worden door
elkaar heen gebruikt in dat definitieve jaarverslag. Volgens de NAVO
zitten we dan eindelijk boven de 2%, maar volgens de Nederlandse
berekeningswijze komen we nu aan zo'n 1,79% van het bbp. Als we de steun
aan Oekraïne daarvan aftrekken, dan is dat zo'n 1,56%. Tot slot heb ik
daarom nog een enkele vraag aan de minister. Deelt hij de opvatting dat
het gebruik van verschillende berekeningswijzen niet bijdraagt aan een
helder beeld? Kan hij toezeggen om daar voortaan consistenter in te
zijn? Nu de defensie-uitgaven de komende jaren stevig zullen stijgen, is
dit misschien ook wel het moment om daar nog eens goed naar te kijken.
Wat zijn nou de voor- en nadelen van de diverse berekeningswijzen? Is de
minister het met NSC eens dat voor de internationale vergelijkbaarheid
een eenduidige NAVO-berekeningswijze misschien wel het beste zou zijn?
Ziet hij mogelijkheden voor verbetering? Is hij bereid zich in te zetten
voor een betere NAVO-berekeningswijze, zodat de Nederlandse
berekeningswijze op termijn misschien ook echt overbodig wordt?
Dank u wel.
De voorzitter:
U bedankt, meneer Van Dijk. Dan hebben we de eerste termijn van de Kamer
gehad. Hoeveel tijd hebben de bewindspersonen nodig? De minister.
Minister Brekelmans:
Ik kijk even naar de staatssecretaris, want er zijn meer vragen aan hem
gericht dan aan mij, dus misschien kan hij het beter aangeven.
Staatssecretaris Tuinman:
25 minuten.
De voorzitter:
Dan schorsen we tot 21.05 uur. Ik heb veel ruimte gelaten voor onderling
debat, maar straks zullen we ons een beetje moeten beperken in de
richting van het kabinet. Ik schors de vergadering nu tot 21.05
uur.
De vergadering wordt van 20.41 uur tot 21.07 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen deze vergadering van de vaste commissie voor Defensie. Aan de
orde zijn nog steeds de jaarverslagen en de slotwet. We lopen wat uit in
de tijd, dus we zullen ons in enige mate moeten beheersen, zeg ik tegen
de Kamer. De minister gaat beginnen met zijn reactie op de inbreng van
de rapporteur. Dan komen de reacties op de collega's. Ik zou erop willen
mikken dat we deze termijn proberen af te ronden rondom 22.00 uur. Dan
kunnen we daarna de moties doen, even schorsen en de moties appreciëren.
Dan kunnen we de uitloop hopelijk beperkt houden tot maximaal een
halfuur, want we moeten ook denken aan de medewerkers van de Kamer.
Minister, het is aan u.
Minister Brekelmans:
Voorzitter, als u het goedvindt — maar het is uiteraard aan u — zou ik
een klein ordevoorstel willen doen. De opmerkingen en de punten die de
rapporteur maakte, lagen heel erg in het verlengde van de vragen die
door de diverse Kamerleden zijn gesteld. We hebben nu voorbereid dat ik
drie categorieën heb en dat de staatssecretaris drie categorieën heeft.
In mijn algemene introductie zal ik een aantal van de algemene punten
die de rapporteur heeft gemaakt, invullen. Maar misschien is het wat
inefficiënt als we alle thema's langslopen op basis van de punten van de
rapporteur en ze dan nog een keer langslopen. Mijn voorstel zou dus zijn
om gewoon net zoals bij een regulier debat de verschillende onderwerpen
langs te lopen, als u dat goedvindt.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de rapporteur, maar ik zie hem knikken.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Voorzitter, dat lijkt mij prima.
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we snel beginnen.
Minister Brekelmans:
Dank. Ik zal het meer in algemene zin hebben over het realisatievermogen
en de onderuitputting, die al werd genoemd. Daarna zal ik stilstaan bij
de NAVO-norm en de vragen die daarover zijn gesteld. Dan heb ik nog een
categorie overig. Dat gaat onder andere om de vragen die zijn gesteld
over de defensie-industrie en om een aantal vragen van de heer Van
Houwelingen. Vervolgens zal de staatssecretaris spreken over materieel,
innovatie, personeel en bedrijfsvoering. Daar vallen bijvoorbeeld ook
alle vragen onder die zijn gesteld over de beveiliging van militaire
objecten.
Ik begin met het realisatievermogen van Defensie in het algemeen.
Vanochtend hadden we een debat over de defensie-industrie. Ik zei daar
dat het glas halfvol of halfleeg was. Dat geldt eigenlijk ook als het
gaat om ons realisatievermogen. Aan de ene kant hebben we inderdaad
gedurende het afgelopen jaar kasschuiven toegepast, waardoor we onze
verplichtingen in een realistischer uitgavepatroon hebben gezet.
Daarnaast hadden we aan het einde van het jaar nog een onderuitputting
van ongeveer 500 miljoen. Aan de andere kant zijn we qua omvang met 4
miljard gegroeid. Defensie is in enkele jaren met in totaal 50%
gegroeid. Aan de ene kant groeien we heel hard, aan de andere kant is
het volledige begrote budget vorig jaar niet uitgegeven. Dit jaar hebben
we ons heel duidelijk tot doel gesteld om de volledige begroting die we
aan verplichtingen hebben, ook daadwerkelijk uit te geven. Dat is om
daadwerkelijk tot kasuitgaven over te gaan in 2025.
Door een aantal leden werd de vraag gesteld hoe je kan zien dat Defensie
effectief is. Volgens mij vroeg de heer Nordkamp dat, maar anderen ook.
Hoe kun je zien dat het leidt tot een hogere operationele gereedheid?
Wanneer je als Defensie meer budget ter beschikking hebt, dan zit daar
altijd een vertraagde werking in. Laten we als voorbeeld het aanleggen
van munitievoorraden nemen. Voordat je het extra budget hebt omgezet in
contracten en vervolgens in leveringen en voordat dat daadwerkelijk het
voorraadniveau aan munitie omhoogbrengt, zit daar een vertraging
in.
Aan de andere kant is het feit dat we aan grootschalige oefeningen
deelnemen een positieve indicatie dat we als Defensie stappen zetten.
Alleen al in de afgelopen maanden hebben we Steadfast Defender gehad,
van de marine, hebben we Ramstein Flag gehad, een grote luchtoefening,
en hebben we Bastion Lion gehad, van de landmacht. Dat zijn allemaal
oefeningen waarbij we trainen in een groot verband, in internationaal
verband. Meerdere landen doen dat samen. Daar zijn diverse eenheden bij
betrokken. Dat betreft verschillende wapensystemen, meer complexe
scenario's en complexe manoeuvres.
Daarbij zie je dat we steeds concreet stappen zetten qua operationele
gereedheid en wat we als krijgsmacht kunnen. Ik realiseer me heel goed
dat zich dat lastig laat vertalen in een matrix. Je kunt niet zeggen: we
zijn van 40% naar 43% en toen naar 48% gegaan. Maar daarmee zie je wel
in de praktijk waartoe we als krijgsmacht steeds meer in staat zijn, ook
in samenwerking met onze bondgenoten. Ik was zelf bij Ramstein Flag.
Volgens mij is het een hele mooie erkenning en een teken van de rol die
wij kunnen spelen dat de NAVO bijvoorbeeld vraagt: doe dat vanuit
Leeuwarden, en Nederland, neem daarin het voortouw.
Verder gaat het om de stappen die we zetten wat betreft de uitgaven en
de realisatie. Ik noemde net al dat we met 4 miljard gegroeid zijn. We
hebben het afgelopen jaar ook 30 miljard uitgezet in verplichtingen. Dat
zijn verplichtingen die we nu al zijn aangegaan en die in de toekomst
tot kasuitgaven zullen leiden. Die 30 miljard is veel hoger dan het
verplichtingenniveau dat we jaar op jaar hebben. Het laat zien dat we
nieuwe contracten zijn aangegaan, die in de toekomst tot kasuitgaven
zullen leiden.
Hieraan gerelateerd is het goed om te zien dat we 4 miljard meer
uitgeven en dat we daarin versnellen, maar dat de ADR, de Auditdienst
Rijk, tot de conclusie is gekomen dat dit niet tot meer
onrechtmatigheden leidt. Dat staat even los van de onvolkomenheden die
de Rekenkamer heeft geconstateerd. Daar komen we zo nog op terug. Maar
qua besteding van het geld en de wijze waarop neemt het aantal
onrechtmatigheden niet toe. Daarmee reageer ik ook op de opmerking van
de heer Van Dijk. Hij zei: zoek de grens op maar ga er niet overheen. Ik
denk dat je dat als indicatie kunt zien voor het feit dat we niet over
die grens heen gaan, want anders zou de Auditdienst concluderen dat een
steeds groter bedrag en een steeds groter percentage onrechtmatig is
uitgegeven.
Wat doen we dan verder als het gaat om het sturen op het uitgeven van
budget en het oplossen van onvolkomenheden? Als er een specifiek
probleem is, een specifieke onvolkomenheid, dan maken we een plan van
aanpak en zetten er een project of een programma op om ervoor te zorgen
dat er versnelling optreedt. De staatssecretaris zal daar zo meteen nog
meer in detail iets over zeggen. In brede zin zijn er voorbeelden van de
afgelopen maanden. We zien de noodzaak om sneller tot besteding te komen
en om processen sneller te doorlopen, gegeven de situatie waar we nu in
zitten. Daarom heeft CDS een dagorder uitgegeven. Binnen Defensie
betekent dat dat op ieder niveau en op iedere plek in de organisatie de
opdracht wordt gegeven om te werken aan de operationele gereedheid, dus
voorbereiding op hoofdtaak één. Daar wordt alles voor gedaan wat nodig
is. Daar hoort ook bij dat er sneller tot bestedingen wordt gekomen,
processen sneller worden doorlopen en sneller wordt overgegaan tot
inkoop.
Daarnaast hebben we intern het programma Quantum Leap aangekondigd,
waarin een aantal actielijnen zitten. Die zijn ook bedoeld om sneller
tot inkoop en besteding te komen. Zo zorgen we ervoor dat we in staat
zijn om het budget dat we hebben zo snel en zo effectief mogelijk uit te
geven. Dat zijn twee voorbeelden van dingen die we voor de hele
Defensieorganisatie hebben gedaan om, los van alle specifieke projecten
en programma's, extra aan te zetten tot versnelling.
Daarnaast is er gevraagd naar de overprogrammering. Dat doen we al,
omdat we uit ervaring weten dat er vertragende factoren zijn als we
projecten aangaan. Je gaat bijvoorbeeld een contract aan met de
defensie-industrie, maar er is een reden waarom dat in de tijd
verschuift. Dat heeft ook te maken met verdringing op de markt. Daar
hebben we het vanochtend uitgebreid over gehad. We zitten nu op een
overprogrammering tot 30%. We zijn een pilot gestart, waarin we in
overleg met het ministerie van Financiën kijken of we daarin nog verder
kunnen gaan en tot een overprogrammering van 40% kunnen komen. Daarmee
geven we niet méér uit, maar zorgen we ervoor dat het kasritme dat eruit
voortvloeit niet jaar op jaar onder het verplichtingenniveau zit.
Voorzitter. Ik kan hier nog meer over zeggen, maar volgens mij heb ik de
belangrijkste vragen beantwoord.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Het is een beetje technisch, maar dat hoort ook bij het rapporteurschap
dat ik heb vervuld. Het gaat over het overprogrammeren. Ik weet zelf hoe
belangrijk het kan zijn om wel tot die uitgaven te komen. 30% is volgens
mij al veel. Ik hoorde de minister zeggen dat 40% geprobeerd wordt. Gaan
we dat voor de komende begroting van 2026 doen? En hoe is dat als je het
vergelijkt met andere landen of met andere uitvoeringsorganisaties in
Nederland? Defensie is natuurlijk een ander type organisatie, maar is
daar ervaring mee opgedaan? Of gaan we zomaar richting een getal? Ik
vind dat op zich een goede ambitie, voor de helderheid, maar ik denk wel
dat we op onontgonnen terrein komen.
Minister Brekelmans:
Ik heb eerlijk gezegd niet paraat hoe dit in andere landen zit en of zij
vergelijkbare percentages hanteren of niet. Maar als het bijvoorbeeld
gaat om IenW, weet ik dat zij te maken hebben met
infrastructuurprojecten en een materieelfonds of Infrastructuurfonds.
Zij maken gebruik van overprogrammering van 15%, dus wij zitten daar met
onze Defensie inderdaad boven. Volgens mij is IenW bezig met een pilot —
zij lopen tegen vergelijkbare zaken aan — om die overprogrammering in
het komende jaar te verhogen. Je ziet dus een vergelijkbare dynamiek,
maar het is inderdaad wel zo dat wij als Defensie hier in relatief hoge
mate gebruik van maken.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dat 15% overprogrammeren bij IenW is mij bekend. Oké. We zaten bij
Defensie al op 30% en we gaan nu naar 40%. Is er iets aan te geven over
wat er in de werkwijze richting de begroting precies is gedaan, om iets
meer gevoel te krijgen over welke stappen er zijn gezet? Dan krijgen we
daar een beetje grip op. Er zitten wel risico's aan overprogrammeren. Ik
zal die hier niet helemaal uitbenen. Is het denkbaar dat de minister
toezegt om bij de begroting iets meer in de diepte aan te geven hoe dat
werkt en waarom er voor die 40% gekozen is, wat daar de voor- en nadelen
van zijn en wat we daarmee beogen te bereiken?
Minister Brekelmans:
Een paar dingen. Ik vind dat we het gesprek moeten voeren met de
industrie over dat zij realistisch moeten zijn in wat ze wel en niet
kunnen. In het verleden had de industrie in brede zin een bepaalde
neiging: "Ik schrijf in op een tender of op een opdracht. Zorg eerst
maar dat je die opdracht binnenhaalt, en dan gaan we kijken of het lukt
om dat te realiseren." Dat leidt er dan in de praktijk met enige
regelmaat toe — de staatssecretaris kan daar vanuit zijn ervaring met
materieelprojecten nog meer over zeggen — dat het bedrijf vervolgens
moet aangeven: "Sorry, het was toch iets te ambitieus ingeschat. We
moeten verder gaan schuiven in de tijd." Ik vind dus dat wij de continue
dialoog moeten voeren met het bedrijfsleven, zeker omdat we het
materieel op korte termijn nodig hebben. We moeten aangeven: wees nou
realistisch en eerlijk over wat je wel en niet wanneer kunt leveren. We
hebben er niks aan als we steeds in dezelfde dynamiek komen waarbij
dingen verschuiven in de tijd en later geleverd worden. Dat is
één.
Het tweede. Over de overprogrammering hebben we afgesproken dat we na
twee jaar evalueren wat daar de effecten van zijn. Dat doen we
natuurlijk in overleg met Financiën. We kijken wat het effect is van die
hogere mate van overprogrammering. Uiteindelijk geven we niet meer uit
dan we begroot hebben. Het gaat er puur om dat we een bepaalde begroting
hebben, met daarin een bepaald verplichtingenniveau. Hoe valt dat
precies in de tijd qua kasuitgaven? We hebben ook de afspraak met
Financiën dat als dingen eerder tot realisatie kunnen komen, we het ook
eerder uitgeven. We gaan daar dus niet op zitten wachten. De heer Van
Dijk weet dit, want hij zit goed in de materie, maar de discussie is dus
niet of we meer of minder uitgeven dan begroot; het gaat puur om wanneer
in de tijd die kasuitgave valt.
De voorzitter:
Helder. Gaat u verder.
Minister Brekelmans:
Daarmee heb ik volgens mij de vragen uit het eerste blok beantwoord, dat
in algemene zin ging over het realisatievermogen van Defensie. Dan ga ik
naar de NAVO-norm. Ik begrijp heel goed dat daar vragen over zijn. Laat
ik proberen om die zo goed mogelijk te beantwoorden.
Er zijn twee berekeningswijzen; dat is altijd zo geweest. Er is de
Nederlandse berekeningswijze en er is de NAVO-berekeningswijze. In het
verleden stond in de debatten en discussies vaak de Nederlandse
berekeningswijze centraal. Die is ook opgenomen in de initiatiefnota
vanuit de Tweede Kamer. Daar rapporteerden wij daarom altijd standaard
over. De Nederlandse berekeningswijze is gebaseerd op het Nederlandse
bbp en op de ramingen van het CPB die daarvoor gebruikt zijn. Op basis
daarvan kunnen wij vooruitkijken, want we kennen de ramingen van het CPB
vooraf. We hebben de verwachte eigen uitgaven over de tijd. We kunnen
dus, vooruitkijkend naar de toekomst, jaar op jaar aangeven wat het
percentage is.
De NAVO gebruikt een andere berekeningswijze. Dat verschil zit niet in
de teller. In de teller geef je aan wat je meerekent onder de
defensie-uitgaven. Het verschil zit met name in de noemer, omdat de NAVO
omrekent naar dollars. Daar kan een groot verschil in zitten, omdat je
te maken hebt met valutawisselingen. Dat heeft ermee te maken dat zij
gebruikmaken van de OESO-berekeningen, want zij moeten natuurlijk ook
tussen landen vergelijken, dus dan moet je ook gebruikmaken van één
prognose. Dat we in Nederland het CPB gebruiken, in Frankrijk de Franse
variant en noem het maar op is niet iets waar ze naar kijken. Zij maken
gebruik van OESO-cijfers. Zij redeneren met de valutakoersen ook terug
op basis van een ander prijspeil. En dan worden er nog voor bepaalde
landen, waaronder Nederland en de VS — hiermee komen we echt in de
techniek — net wat andere deflaten gebruikt dan het standaard
inflatiepercentage. Dat leidt tot andere uitkomsten als het om het
NAVO-percentage gaat. De realiteit is dat voor die internationale
vergelijking de NAVO-definitie wordt gebruikt. Daar kunnen we niet
omheen. Dat percentage is alleen maar belangrijker geworden, omdat daar
nu zo veel aandacht voor is. In de jaren dat iedereen ergens rond 1,4%,
1,5% zat en er geen aandacht voor was, kon je zeggen: wij maken gewoon
gebruik van het Nederlandse percentage. Binnen de hele discussie in de
NAVO, natuurlijk ook onder druk van de VS, wordt het tabelletje gebruikt
waarin de NAVO-percentages staan. Wij hebben gezegd het belangrijk te
vinden om het volledige beeld te schetsen en dus ook over het
NAVO-percentage aan de Kamer te rapporteren. Dat hebben we opgenomen in
ons jaarverslag.
Dat NAVO-percentage werkt in de praktijk als volgt. Nederland levert aan
hoeveel uitgaven wij volgens die definitie hebben, en welke uitgaven
daar dus onder vallen. Vervolgens maakt de NAVO die berekening. Dat is
niet iets wat wij doen. Wij kunnen een inschatting maken van het
NAVO-percentage, maar het is de NAVO die de prognose maakt. Dat is
hetzelfde als bij het CPB. Politieke partijen maken doorrekeningen en
geven inputvariabelen, maar dan maakt het CPB de berekening van hoe de
percentages zich in de tijd ontwikkelen. De NAVO geeft wat dat betreft
geen prognoses. De NAVO bepaalt op basis van de laatste stand van de
begroting of de uitgaven wat het percentage voor een bepaald jaar is. Ze
maken geen berekening vooruit richting 2030 om te zeggen wat dan precies
het percentage is. Dat is de realiteit, de complexiteit waarmee we te
maken hebben. Wij geven steeds een update van onze begroting van de
realisatiecijfers richting de NAVO en op basis daarvan maakt de NAVO een
berekening voor het vorige jaar en voor het huidige jaar om vast te
stellen wat het percentage is. Het laatste officiële cijfer dat de NAVO
heeft gecommuniceerd, is die 2,06%. De NAVO zal zeer binnenkort weer met
een update komen. Ons beeld is dat we dan net boven de 2% zitten.
De heer Pool (PVV):
Met welk jaar rekent de NAVO dan voor het bbp?
Minister Brekelmans:
Het laatste prijspeil waar ze voor Nederland mee gerekend hebben, is
2015.
De heer Pool (PVV):
Dat is dan lekker actueel. Dat is ook precies de kritiek van de PVV. We
hebben een geweldige Algemene Rekenkamer, die heel concreet kan zeggen:
"Dit is waar we staan als Nederland. We staan op 1,56% als het gaat om
onze NAVO-norm." Dat is de realiteit. Dat kunnen we misschien niet leuk
vinden, vooral niet omdat wij straks ook het gastland zijn voor de
NAVO-top. Dan is het niet leuk voor deze minister van Defensie om daar
te moeten zeggen: sorry jongens, we hebben onder mijn leiderschap de
NAVO-norm nog steeds niet gehaald. Maar dat is wel het eerlijke verhaal.
Ik snap niet dat de minister van Defensie alleen maar over de 2% begint
en nergens de nuance aanbrengt, niet in het debat vanochtend, niet in
talkshows of waar dan ook, dat het minder rooskleurig is dan wat hij
voorstelt. Waarom doet hij dat, vraag ik hem.
Minister Brekelmans:
Dit is echt een verkeerde voorstelling van zaken. Wij hebben als
Defensie altijd gezegd dat we vanaf vorig jaar voldoen aan de 2%-norm
volgens de NAVO-definitie — dat gaat dus om vorig jaar, dit jaar en
daarna — en dat we vanaf 2025 voldoen aan de Nederlandse definitie. Dat
hebben we altijd gezegd. Dat is een. Twee. Wat de Algemene Rekenkamer
doet, is allemaal tot uw dienst, maar als ik uiteindelijk in de
NAVO-vergadering met 32 landen zit en er komen tabellen op tafel, is het
toch echt de NAVO die de berekening maakt. Geen enkel land van die 31
landen gaat tegen mij zeggen: uw Algemene Rekenkamer zegt iets anders.
De NAVO-berekening is internationaal en is leidend. Daar zitten
verschillen tussen en daarvan heb ik net de redenen genoemd. Dat heeft
te maken met valutakoersen, het prijspeil, het deflaten, noem het
allemaal maar op. Maar dat getal is leidend. Dan kunt u net doen of het
Rekenkamergetal leidend is, maar daar is, buiten Nederland en buiten u,
internationaal vrijwel niemand in geïnteresseerd. Ik vind het
belangrijk, omdat die internationale discussie net zo belangrijk is, om
daarover transparant te communiceren en te rapporteren. Ik heb altijd
gezegd: volgens de Nederlandse definitie vanaf dit jaar 2% en volgens de
NAVO-definitie vanaf vorig jaar. Daarin is ook de bijdrage aan Oekraïne
meegenomen.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Op zich zijn die verschillen helder voor mij. Het punt was vooral — dat
was ook wat de Rekenkamer zei — dat ze zo door elkaar worden gebruikt en
dat dat niet bijdraagt aan de consistentie. Ik heb wel behoefte om daar
nog een reactie op te krijgen. Dan het tweede punt. Als die NAVO-norm,
die berekeningswijze, van gedateerde cijfers uitgaat, dan is het toch
best de moeite waard om internationaal, met de andere 31 partners, te
zeggen: zullen we niet naar een wat actueler cijfer gaan? Zouden we ons
er niet voor kunnen inzetten dat we toch een wat reëler cijfer krijgen,
ook qua NAVO-norm, en daaraan gaan werken? Kan de minister in ieder
geval toezeggen dat hij zich daarvoor gaat inspannen? Ik snap dat hij
daar geen resultaatverplichting op kan geven, maar het lijkt me toch een
discussie waard, zodat die verschillende berekeningswijzen wat dichter
bij elkaar komen te liggen.
Minister Brekelmans:
Ik kan niks doen aan de realiteit dat we te maken hebben met twee
cijfers. Het zou raar zijn als we óf niet meer over het Nederlandse
cijfer óf niet meer over het NAVO-cijfer zouden rapporteren. Het
Nederlandse cijfer is relevant omdat we dat traditioneel gebruiken en
het in de initiatiefwet zit. Het NAVO-cijfer is relevant omdat dat
internationaal het leidende percentage is. Als we vooruit willen kijken
en als we vooruitkijkend prognoses willen maken, dan kunnen we dat doen
op basis van de Nederlandse berekeningswijze. De NAVO doet dat niet of
beperkt. We zullen dus met die twee percentages moeten blijven werken en
daarover moeten blijven rapporteren. Ik snap dat het altijd makkelijker
is om met één percentage te werken, maar met de toelichting die ik
daarbij heb proberen te geven, is het wel behapbaar om met twee
percentages te werken. Nogmaals, als het gaat om de teller en de noemer:
de teller is geactualiseerd. Het is dus niet zo dat, als het gaat om
Defensie-uitgaven, we met oude data werken. Als het gaat over hoe je dat
terugrekent en of je dat dan vervolgens deelt door een noemer, dan is
2015 inderdaad verouderd. De NAVO is ook bezig met die actualisatie. Ik
zal hen ertoe aansporen om een actueel prijspeil te hanteren, omdat dan
de verschillen minder groot worden. Ik zeg toe dat ik dat zal blijven
doen. Dat gesprek met de NAVO loopt overigens al. Ze zijn er ook al mee
bezig. Ik ben dat dus met de heer Van Dijk eens.
De voorzitter:
Okido. Gaat u verder.
Minister Brekelmans:
Volgens mij zijn daarmee de vragen over het NAVO-percentage
beantwoord.
Dan heb ik nog de categorie overig. De heer Nordkamp heeft een aantal
vragen gesteld over de defensie-industrie. Ik kijk ook even naar hem. We
hebben daar vanochtend een heel debat over gehad. Ik heb daar toegelicht
dat het lagere percentage van 21,5% ook kan komen omdat het in één jaar
vertekend is, omdat we bijvoorbeeld onderzeeboten hebben aangeschaft.
Een aantal zaken zitten daar dan wel of niet in, en dat vertekent. Maar
het is inderdaad zo dat we onder het percentage van 35% zitten. Ik blijf
me ervoor inzetten om zo veel mogelijk internationale vraagbundeling bij
elkaar te brengen, maar daar hebben we vanochtend een heel debat over
gevoerd. Als de heer Nordkamp het goed vindt, verwijs ik daarnaar. Als
hij een specifieke vraag heeft, dan beantwoord ik die graag.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Kort punt. De vertekening zou kunnen, maar het is twee jaar op rij. In
2023 was het 22% en in 2024 was het 21,5%. Die vertekening, dat kan zo
zijn, maar is het dan geen idee om in toekomstige rapportages iets meer
deze duiding mee te geven? Het is geen geheime informatie. Ik ben het
met de minister eens dat een plat percentage niets zegt, maar het roept
wel vragen op. Ik vind ook dat ik die moet stellen. Maar dit is een heel
verhelderend antwoord. Misschien kan dat ook meegenomen worden bij
toekomstige rapportages.
Minister Brekelmans:
Dat zal ik doen. Nogmaals, we zitten er gewoon onder. Laat ik daar
duidelijk over zijn. Ik vind dat we meer internationaal moeten doen,
meer vraagbundeling. We moeten proberen dat percentage omhoog te krijgen
via de NAVO, via de EU, via bilaterale initiatieven. Daar heeft de heer
Nordkamp gewoon een punt. En als er inderdaad grote materieelprojecten
en -aankopen zijn die het beeld kunnen vertekenen, dan zullen we kijken
dat we dat voldoende toelichten in de duiding op de cijfers.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Brekelmans:
Dan had de heer Nordkamp een vraag over hoofdtaak een en hoofdtaak drie.
Omdat we ons meer richten op hoofdtaak een en daar meer voorbereidingen
voor treffen, in Nederland en het bondgenootschappelijk grondgebied,
liggen die taken wat dichter bij elkaar. Zaken die bijvoorbeeld te maken
hebben met hoofdtaak drie, het verlenen van bijstand, wat bijdraagt aan
weerbaarheid, liggen meer in elkaars verlengde dan hoofdtaak twee, een
missie ergens ver weg in Irak of Afghanistan. Tot nu toe zijn wij als
Defensie steeds in staat geweest om alle verzoeken die er waren op
hoofdtaak drie in te vullen. Dat is heel erg mooi.
Uiteraard zou het ook kunnen dat we, wanneer de spanningen daadwerkelijk
zouden toenemen en we meer capaciteit naar het oosten van het
bondgenootschap moeten verplaatsen, in de toekomst niet altijd in staat
zijn om eraan te voldoen. Het is heel lastig om op voorhand met een
soort wegingskader te zeggen wat we in de toekomst wel gaan doen en wat
niet. Onze inzet is natuurlijk om zo veel mogelijk wel te blijven doen.
Wanneer wij voorzien dat we voor bepaalde taken de capaciteit niet meer
hebben omdat de spanning toeneemt, dan moeten we volgens mij in gesprek
met civiele partners, met de veiligheidsregio's, met de brandweer, noem
het op, om met hen te bespreken hoe we dat dan opvangen. Die
samenwerking moeten we gewoon heel nauw blijven voeren om ervoor te
zorgen dat die taken in ieder geval ingevuld blijven worden en wij daar
als Defensie ook onze rol in blijven spelen.
Dan kom ik bij de vragen van de heer Van Houwelingen. Laat ik beginnen
met de resilience objectives. De NAVO concentreert zich natuurlijk op de
verdediging van het bondgenootschappelijk grondgebied. Daarbij geeft de
NAVO ook aan dat het niet alleen om militaire capaciteiten gaat, maar
ook over de brede weerbaarheid, eigenlijk precies wat wij ook als
kabinet zeggen. Het is niet zo dat wij als kabinet hard gebonden zijn
aan die doelen die de NAVO heeft gesteld. Op het moment dat wij ergens
niet of in mindere mate aan voldoen, dat is het niet zo dat de NAVO ons
op de vingers tikt en zegt: u zult en u moet daaraan voldoen. Zo werkt
het niet. Zo werkt het overigens ook niet bij het NAVO-percentage. We
hebben jarenlang onder de twee gezeten. We hebben er net discussie over.
De NAVO heeft dan geen drukmiddelen of machtsmiddelen, behalve ons
daarop aanspreken om ervoor te zorgen dat we die invullen.
Wij hebben zelf als kabinet gezegd: gegeven de dreigingen die op ons
afkomen, vinden wij dat we meer moeten doen aan onze weerbaarheid en aan
onze militaire paraatheid. In het najaar is er een brief verstuurd over
wat die weerbaarheid dan is en waar het precies om gaat. We zijn nu ook
bezig met een hoe-brief waarin we beter aangeven wat we daar dan precies
in zullen doen. U noemde de zorg. Dat is daar een van de onderdelen van.
Dan kijk je: stel dat er sprake zou zijn van een conflict en er is meer
medische capaciteit nodig, kunnen we die dan inpassen? Dat is volgens
mij een hele logische vraag om te stellen. Ik ga niet voor de minister
van VWS spreken, maar binnen VWS zou je kunnen kijken waar bepaalde
kostenbesparingen mogelijk zijn? Dan neem je ook die weerbaarheidsbril
mee en kijk je naar de vraag of je die capaciteit nodig hebt op het
moment dat het spannend wordt.
Dat is het. Meer is het niet. Het is niet zo dat de NAVO een groot
dictaat aan ons oplegt dat we uitvoeren. Het is niet zo, wat de heer Van
Houwelingen suggereerde, dat dat boven het regeerakkoord gaat. Het gaat
ook niet over onze nationale soevereiniteit heen. Als wij met z'n allen
zouden besluiten dat we helemaal niks doen met die
weerbaarheidsdoelstellingen, dan kan dat. Maar ik denk dat het van
belang is voor Nederland, voor de veerkracht van onze samenleving, dat
we er wel voor zorgen dat we onze weerbaarheid op orde hebben.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor deze inleiding. Ik merk even op dat geen van mijn vragen
beantwoord zijn. Maar oké, ik ga nu rappelleren. Ik probeer daarbij aan
te sluiten op het betoog van de minister. De minister zegt zojuist: het
gaat niet boven ons regeerakkoord. Mijn vijfde vraag was de volgende.
Minister Agema heeft gezegd — dat heeft ze niet een of twee keer gezegd,
maar zeven, acht keer — dat ze de bezuiniging in het regeerakkoord op
pandemische paraatheid niet kon uitvoeren, omdat ze gebonden was aan
NAVO-verplichtingen. U heeft het in de Handelingen teruggelezen. Daar
blijkt toch heel duidelijk uit dat in ieder geval die afspraken met de
NAVO belangrijker zijn — als ze politiek niet bindender zijn, hoor ik
dat graag — dan ons eigen regeerakkoord.
Minister Brekelmans:
Dat klopt niet. Zij heeft wellicht gezegd dat die bezuiniging op
gespannen voet staat met het op orde hebben van je weerbaarheid en wat
de NAVO daarover wellicht aangeeft. Maar het is niet zo dat zij niet mag
bezuinigen op iets omdat de NAVO dat zou tegenhouden. Dat is niet
zo.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik kan de citaten hier geven. Ze heeft meerdere keren letterlijk gezegd:
ik moet dat doen, ik ben eraan gehouden.
Minister Brekelmans:
Ik heb nu mijn antwoord gegeven.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Voorzitter, ik ben aan het woord volgens mij. "Ik moet dat doen, ik ben
eraan gehouden." Ik begrijp dat het niet juridisch bindend is, zoals
minister van Weel en deze minister zeggen. Dat interesseert mij
eigenlijk niet eens, het gaat om het politiek bindende karakter. Daarom
stel ik nogmaals de vraag. Als minister Agema dat meerdere keren zegt,
als we zien dat de bezuiniging vervolgens ook uit het hoofdlijnenakkoord
verdwijnt, hoe kun je dan een andere conclusie trekken dan dat blijkbaar
de afspraken die premier Rutte twee jaar geleden met de NAVO heeft
gemaakt politiek geheim waren, maar blijkbaar ook nog belangrijker zijn
dan het regeerakkoord? Dan kun je toch geen andere conclusie trekken?
Dat is toch wat er gebeurd is?
Minister Brekelmans:
Ik geef een antwoord. Dan kunt u zes keer zeggen dat het anders is, maar
mijn antwoord is, dat … Het is hetzelfde als met het Klimaatakkoord van
Parijs. We hebben ons daaraan verbonden, maar als het kabinet en de
meerderheid van de Kamer morgen besluiten om niets meer aan
klimaatverandering te doen, dan zit er niet ergens iemand die dan
neerdaalt en zegt: u zult het per se doen. Zo is het ook met de NAVO en
bij een heleboel andere internationale afspraken die je maakt.
Uiteindelijk staat of valt het met hoe je er binnen je nationale
soevereiniteit invulling aan geeft. En waar het EU-recht of
internationaal recht boven het nationaal recht gaat, is het een ander
verhaal. Voor de resilience objectives geldt dat je met elkaar een
afspraak maakt op politiek niveau: wij zorgen ervoor dat onze
samenleving weerbaar is. Op het moment dat er een bezuiniging
plaatsvindt, of dat nu op infrastructuur is, op cyber of op zorg of wat
dan ook, dan kan dat in strijd zijn met die weerbaarheidsobjectives.
Maar het is uiteindelijk aan het kabinet en aan de Kamer om ertoe te
besluiten om het wel of niet te doen. Als mevrouw Agema toen heeft
besloten om te zeggen "met het oog op weerbaarheid wil ik die
bezuiniging niet doen", dan is dat aan haar, aan het kabinet en aan de
meerderheid van de Kamer. Dan is het niet omdat de NAVO dat verplichtend
kan doordrukken. Ik heb dat nu al vijf keer gezegd. De heer Van Weel
heeft het de vorige keer ook vijf keer gezegd in het debat waar ik bij
zat. Dan kunt u net doen of u dat niet hoort en uw eigen interpretatie
eraan geven, maar dan wordt het een beetje een vermoeiend debat.
De voorzitter:
Nee, meneer Van Houwelingen. Nog één keer.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik rond dit punt af. Concluderend is het heel duidelijk, iedereen kan
het nazoeken en we zullen het ook laten zien. Minister Agema heeft
meerdere keren gezegd: ik moet dit doen. Dat klonk niet als "ik wil het
zelf en het is mijn eigen afweging", het was "ik moet dat doen". Het is
niet juridisch, dat ben ik met de minister eens, dat zal zo zijn. Maar
zij zag zich gedwongen. Ze heeft het meerdere keren gezegd; het staat in
de Handelingen. Ze zag zich gedwongen: ik moet dit doen, want de
NAVO-verplichtingen gaan voor. En ze gaan boven het
hoofdlijnenakkoord.
Mijn tweede vraag, die niet beantwoord is: hoe wist minister Agema dat?
Het blijkt niet uit al de stukken die ze toegestuurd heeft. Op een
gegeven moment is haar dat verteld. Heeft deze minister, die
waarschijnlijk een coördinerende rol heeft — dat is ook een van mijn
vragen — dat wellicht verteld aan minister Agema? Dat was een van mijn
vragen.
Minister Brekelmans:
Het antwoord is nee. En bij twijfel: op alle vragen die de heer Van
Houwelingen stelt, is het antwoord ook "nee". Het heeft niet zo veel zin
als ik een bewering van de heer Van Houwelingen weerleg — en ik weerleg
die met feiten — hij dan vervolgens zegt: ja, dat doet er eigenlijk niet
toe, want mevrouw Agema heeft ooit een keer wat anders gezegd. Als zij
de woorden "ik moet iets doen" heeft gebruikt, dan heeft ze die
waarschijnlijk gebruikt in de context dat het op gespannen voet stond
met afspraken die waren gemaakt. Zij heeft niet gezegd: ik moet dat doen
omdat NAVO-doelstellingen boven een nationaal regeerakkoord gaan. Dat ís
gewoon niet zo. Dat heb ik nu drie keer gezegd. Dat heeft de heer Van
Weel vier keer gezegd. Dan kunt u dat iedere keer terzijde schuiven,
maar dan heeft dit debat niet zo heel veel zin meer. Dan kunnen we nog
vijf uur doorgaan, maar u luistert niet naar wat ik zeg. U haalt alleen
het citaat van mevrouw Agema aan.
De voorzitter:
Laten we dit … Ik wil dit echt afronden, want ik wil niet dat
staatssecretaris Tuinman, die toch ook geen onbelangrijke functie heeft,
zo meteen het onderspit delft. Laten we nu verdergaan. U heeft allerlei
instrumenten, meneer Van Houwelingen, om het nog in diverse vormen en
variaties te vragen aan de minister en daar moet hij zich dan toe
verhouden.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Het problematische is … Ik ga even mee in de redenering van de minister.
De minister zegt in feite dat minister Agema het verkeerd heeft
begrepen. Dit is het punt. Dus zij is geïnformeerd en zij dacht … Dat is
het zorgelijke. Dus er is een minister die zegt "ik moet dat uitvoeren"
en die krijgt nu ineens te horen "dat had je ook wel anders kunnen
beslissen". Daar moeten we ons toch zorgen over maken, juist omdat het
allemaal buiten het zicht van de Kamer en onze controle gebeurt?
Een andere vraag die ik had is: is het correct dat de Kamer nooit heeft
ingestemd met die concrete doelen die gesteld zijn? Dat is ook een
ja-of-nee-vraag die niet beantwoord is.
De voorzitter:
Volgens mij moeten we nu verdergaan. Ik heb het net gezegd en ik heb het
u beleefd uitgelegd: ik kan de minister hier niet … U heeft een
inlichtingenrecht op grond van de Grondwet. Daar moet de minister zich
toe verhouden. Dat kunt u doen via schriftelijke vragen of een debat. U
kunt van alles doen, maar ik kan hem hier niet dwingen om deze
specifieke vraag nu te beantwoorden als hij zegt dat hij dat nu niet wil
doen, maar dat hij dat later wil doen. Dat is aan hem. Ik kijk nog één
keer naar de minister.
Minister Brekelmans:
Over alles wat wij doen op het gebied van weerbaarheid communiceren we
openbaar. We hebben net een wat-brief als kabinet verstuurd en we zijn
nu bezig met een hoe-brief. Daarin geven we aan wat we doen om onze
infrastructuur te versterken, om aan ons elektriciteitsnet te werken en
om aan zorgcapaciteit te werken. De NAVO communiceert geen
gedetailleerde informatie over wat er in het geval van een conflict
nodig zou zijn om ervoor te zorgen dat er bijvoorbeeld genoeg
ziekenhuiscapaciteit is. De NAVO communiceert ook niet over hoeveel
munitie en tanks wij precies moeten hebben. Je wilt je tegenstander niet
wijzer maken dan hij is. Er is geen geheime agenda. Er is niets waaraan
wij gecommitteerd zijn waarin ons iets wordt voorgeschreven en waarvan
de Kamer niet heeft ingestemd. Als wij een verdrag sluiten dat
juridische werking heeft, dan heeft de Kamer daar inspraak in. Dus dat
hele complotdenken, dat er iets zou zijn dat ons stuurt waar de Kamer
geen zicht op heeft en wat boven onze nationale beslisbevoegdheid gaat,
dat klopt gewoon niet. Ik heb dat al op tien verschillende manieren
gezegd, maar de heer Van Houwelingen leeft liever in zijn eigen
complotwereld dan in de werkelijkheid.
De voorzitter:
Ik wil er nu echt een punt achter zetten.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dan een punt van orde. Ik heb zeventien hele simpele ja-of-nee-vragen
gesteld! Ik constateer nu dat de minister op geen enkele vraag antwoord
wenst te geven, ook niet schriftelijk. Schriftelijk worden die vragen
ook niet beantwoord, want dan worden ze samengevoegd, terwijl ik heb
gevraagd om dat niet te doen. Of ze worden simpelweg gewoon niet
beantwoord. We hebben hier dus een regering die geen antwoord wil geven
op hele redelijke vragen. Al mijn vragen over die journalisten zijn niet
beantwoord. Het woord "journalist" is niet eens gevallen bij de
minister. Dus vragen worden niet beantwoord door de regering. U laat dat
ook gebeuren. Het is een schoffering van de Kamer en u als voorzitter
laat dat gebeuren.
De voorzitter:
Dat moet u niet zeggen. U moet nu stil zijn. Dit moet u niet zeggen. Ik
doe mijn uiterste best als voorzitter om collegiaal — want wij zijn
collega's — u alle ruimte te geven. Het staat de minister vrij om namens
het kabinet zijn eigen woorden te kiezen. De minister heeft al voor de
schorsing gezegd dat hij het samenvattend gaat doen. Op de journalisten
komt hij nog, want daar heeft hij nog niets over gezegd. Als u het
anders wilt, dan is het heel simpel. U moet dan een batterij
schriftelijke vragen stellen en dan stelt u als laatste vraag: kunt u
deze vragen allemaal afzonderlijk beantwoorden? En dan gaat de minister
dat doen. Er zijn ook andere collega's hier die verder willen. Ik heb
mijn uiterste best gedaan om dit debat tussen u beiden te faciliteren. U
gaat er niet uitkomen en u heeft allerlei andere instrumenten om al deze
vragen te stellen. U kunt de minister oneindig vermoeien hiermee, maar
laten we nu doorgaan. Dat heeft niets te maken met u schofferen, maar ik
wil u juist de ruimte geven om maximaal uw rol te kunnen pakken. Ik denk
dat ik daar nu wel een streep onder moet zetten.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik heb begrip voor wat u zegt. Ik begrijp — de minister heeft nu een
soort van schijnbeweging gemaakt — dat er nog antwoord komt op de vragen
die ik over de journalisten heb gesteld. Dus dat valt dan nog weer
mee.
De voorzitter:
Minister, gaat u snel verder.
Minister Brekelmans:
Ik constateer ook dat de heer Van Houwelingen niet luistert. Er zijn
namelijk een aantal vragen beantwoord. U vroeg: heeft u mevrouw Agema
daarop aangesproken? Mijn antwoord was: nee. Dus luister dan ook naar de
antwoorden die ik geef.
Wat betreft journalisten schetst meneer Van Houwelingen een beeld dat
inlichtingendiensten journalisten zouden rekruteren en dat ieder artikel
dat in de krant staat door de inlichtingendiensten wordt geschreven. Dat
klopt allemaal niet. De inlichtingendiensten maken gebruik van bronnen.
Ze zetten daar bepaalde middelen op in. Daar wordt ook toezicht op
gehouden door de daarvoor bestemde toezichthouders. Er wordt ook
parlementaire controle op gehouden door de CIVD. In de zeer
uitzonderlijke gevallen dat in de werkwijze van diensten op de een of
andere manier een journalist betrokken is — als een journalist
bijvoorbeeld bepaalde informatie heeft die echt voor de nationale
veiligheid van groot belang is, wat in een uitzonderlijk geval kan
voorkomen — en de inlichtingendienst doet daar iets mee, dan zien de
toezichthouders daarop toe. Het wordt dan ook nog aan de rechtbank
voorgelegd om te zien of het volgens de geëigende procedures gaat. Dat
hele beeld dat er massaal journalisten zouden worden ingezet door de
diensten klopt allemaal niet. Daar is allemaal niets van waar. Artikelen
die je leest in NRC of in welke krant dan ook, zijn gewoon door
onafhankelijke journalisten geschreven. Podcasts worden opgenomen door
journalisten die niet in dienst zijn van wie dan ook. In de zeer
uitzonderlijke gevallen waarbij een journalist wel linksom of rechtsom
betrokken is bij de diensten zijn er toezichthouders en kijkt de
rechtbank mee. Dat gebeurt dus op een manier die wij met z'n allen in de
wet hebben afgesproken en volgens de procedures die we daarvoor hebben
afgesproken.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank voor deze beantwoording. Ik suggereerde overigens niet dat alle
artikelen door inlichtingendiensten geplaatst zijn. Dat zou inderdaad
idioot zijn. Maar in het verleden is dat wel gebeurd door de BVD; dat
zal de minister ook niet ontkennen. In Kamervragen waar ook geen
antwoord op kwam, hebben we onder andere gevraagd: stel ons gerust,
hoeveel journalisten zijn er dan in dienst, zijn een bron of hebben
contacten met de AIVD of de MIVD? Dat is een van de vragen die ik
gesteld heb aan het ministerie. Daar kwam geen antwoord op. Dat begrijp
ik niet. Als het allemaal zo meevalt, waarom wordt zo'n cijfer dan … We
weten wel hoeveel soldaten we hebben en hoeveel taps er zijn gezet.
Zelfs als er ergens problemen zijn met gereedstelling wordt dat gemeld.
Dat is ook allemaal gevoelige informatie. Waarom kan dan zo'n aantal …
De minister schrijft in z'n antwoord dat hij niets wil zeggen over
bronnen. Daar vraag ik helemaal niet naar. Ik vraag gewoon om een
aantal. Ik wil graag weten hoeveel journalisten in Nederland banden
hebben met onze inlichtingendiensten, want daar ben ik bezorgd over.
Daar komt geen antwoord op. Kunnen we daar antwoord op krijgen?
Minister Brekelmans:
Alleen al de formulering "banden met de inlichtingendiensten" is sowieso
al geen terechte formulering. We hebben afgesproken — zo werkt het in
dit parlementaire huis — dat we de CIVD hebben voor vragen over de
werkwijze van diensten. We hebben een openbaar jaarverslag waarin we tot
op zekere hoogte kunnen communiceren wat de AIVD en de MIVD doen. Voor
vragen daarover hebben we de komende tijd twee debatten; dan kijken we
wat we daar wel en niet over kunnen delen. Specifieke data over de
werkwijze en over de mate waarin van instrumenten gebruik wordt gemaakt,
lopen via de CIVD en niet via het openbare debat. Dat weet de heer Van
Houwelingen donders goed.
De heer Van Houwelingen (FVD):
De minister praat badinerend over "banden met inlichtingendiensten". Ik
heb dit rapport al een paar keer laten zien. De titel is: over de inzet
van journalisten als agent door de AIVD en de MIVD. Dan heb je toch
banden met inlichtingendiensten?
De voorzitter:
De minister heeft hier net nee op gezegd, maar goed. Minister, voor de
formaliteit daar nog één keer nee op zeggen en dan gaan we verder.
Minister Brekelmans:
Ik heb net gezegd dat ik het woord "banden", alsof er een soort
samenwerkingsverband zou zijn tussen journalisten in Nederland en de
diensten, geen juiste terminologie vind.
De voorzitter:
Vindt u het goed dat we verdergaan, meneer Van Houwelingen?
De heer Van Houwelingen (FVD):
Voorzitter, ik probeer met u mee te denken. Ik vind dit hele
onbevredigende antwoorden.
De voorzitter:
Dat begrijp ik.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Er zijn dus "banden". Dat is een semantisch spel. Moet ik een synoniem
hiervoor bedenken? Er zijn banden; dat staat in de rapporten zelf. Wij
willen weten hoeveel journalisten banden hebben. Ik heb nog geen reden
gehoord van de minister waarom dat getal — ik heb het hier over een
getal — niet zou kunnen worden gegeven. Wat is daar nou zo geheim aan?
Andere getallen kan je wel geven: het aantal taps; ik heb het allemaal
net al genoemd. Waarom kan dat getal, zodat we in ieder geval weten
hoeveel journalisten banden — of welk woord de minister dan ook wil
gebruiken: een relatie, inzet — hebben met de inlichtingendiensten. Tot
slot dan maar, voorzitter: waarom kan de Kamer niet gerustgesteld worden
over dat getal?
De voorzitter:
Ik vraag me af of de minister iets kan zeggen wat u gerust zou stellen.
Volgens mij hoort dit wel bij onze rol. Ik heb diverse debatten gedaan —
ik sta niet bekend als een jaknikker — waarbij een staatssecretaris of
minister zegt: ik ga het u niet zeggen, succes, fijne dag. U was daar
nooit; het was een debat over de extra beveiligde inrichting. Dan heb ik
het te doen met de parlementaire instrumenten die ik heb. Ik heb u nu
ruim de kans gegeven. De minister heeft gezegd wat hij wilde zeggen. Er
zijn collega's die andere vragen hebben gesteld. Ik wil zo ook
staatssecretaris Tuinman graag het woord geven. U heeft uw punt volgens
mij heel duidelijk kunnen markeren, meneer Van Houwelingen. Ik vind dat
het mijn rol is dat u die kans absoluut moet hebben. Ik zou zeggen:
laten we nu verdergaan. Uw ongenoegen over de beantwoording van de
minister is duidelijk. Gelukkig is het daarmee niet einde oefening voor
u. U kunt nog van alles doen, van mondelinge vragen stellen tot
schriftelijke vragen stellen, waarover u ook weer mondelinge vragen kunt
stellen als ze niet beantwoord worden. Er is van alles mogelijk.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Voorzitter, dank dat u zo meedenkt, maar die worden dus niet beantwoord.
Dat is mijn punt. De minister weigert zelfs mee te denken of wacht daar
maanden mee. We lopen tegen een betonnen muur aan. Ik kan het u laten
zien. Vragen worden niet beantwoord of worden samengevoegd ondanks dat
we dat niet willen. U zegt dat ik andere middelen heb … Ik zal hierop
blijven zitten, maar het is niet makkelijk om deze minister een antwoord
te ontlokken op deze vraag. En dat is, denk ik, toch veelzeggend, want
het zijn simpele vragen.
De voorzitter:
Minister, waar was u gebleven?
Minister Brekelmans:
Ik ben klaar. Ik denk dat de heer Van Houwelingen voldoende materiaal
heeft voor een filmpje. Ik wens hem veel succes.
De voorzitter:
Oké. Nee. Laten we dat nu laten. Was u verder klaar met wat u wilde
zeggen in algemene zin?
Minister Brekelmans:
Ja.
De voorzitter:
Okido. Meneer Pool. Ik wilde nu gaan kijken wie er nog wat wil vragen
aan de minister. Ik zag de staatssecretaris al rechtop gaan zitten.
Meneer Pool.
De heer Pool (PVV):
Sorry, meneer de staatssecretaris. Dit gaat even over de verdeling. De
Algemene Rekenkamer zegt gewoon: de minister heeft afgelopen jaar weinig
tot geen vooruitgang geboekt in het oplossen van de onvolkomenheden.
Heel veel leden hier hebben daar vandaag toch echt serieuze vragen over
gesteld. Begrijp ik nou goed dat de minister al deze punten over de
schutting gooit naar de staatssecretaris en dat hij er niet op
ingaat?
Minister Brekelmans:
Dat heeft niks met over de schutting gooien te maken. De Rekenkamer
spreekt altijd de minister aan, als politiek hoofd van het departement.
De staatssecretaris en ik hebben gewoon een portefeuilleverdeling, die u
overigens gewoon kunt zien. Die is openbaar. Er zijn vragen gesteld over
personeel, over materiële gereedheid en over de bedrijfsvoering. Dat is
de portefeuille van de staatssecretaris. Ik heb net gesproken over het
NAVO-percentage en over industriesamenwerking, over verschillende zaken.
De heer Pool kent volgens mij de portefeuilleverdeling tussen de
staatssecretaris en de minister heel goed. Ik gooi niks over de
schutting. Dat doet de staatssecretaris overigens bij mij ook niet. We
hebben gewoon een heel duidelijke taakverdeling.
De voorzitter:
Ik ga er ook wel van uit dat deze staatssecretaris voor zichzelf kan
opkomen. Met de Willemsorde mogen we daarvan uitgaan. Dan gaan we nu
over naar de staatssecretaris. Aan u het woord.
Staatssecretaris Tuinman:
Voorzitter, dank u wel. We zitten echt in de grootste opschaling sinds
vele jaren. We hebben een sterkere en grotere en ook een slimmere
krijgsmacht nodig.
Ik wil toch nog een punt maken: dat we ook een ander soort krijgsmacht
aan het bouwen zijn met elkaar. We hebben het vaak over een soort
paradigmaverandering. We hebben eigenlijk de afgelopen twintig jaar met
specifieke missies in Afghanistan, Afrika en de buik van Europa onze
eenheden klaargestoomd voor een specifieke missie, waarbij je eigenlijk
alles bij elkaar kon brengen en de laatste oefening vaak een soort
certificeringsoefening was. Je had de beste eenheid ever. Dat betekende
wel vaak dat als je bijvoorbeeld een bataljon gereed stelde voor inzet,
een hele brigade daar soms een jaar tot anderhalf jaar mee bezig was. De
dreiging is nu anders. Daar is denk ik genoeg over gezegd. Dat betekent
dat nu de hele krijgsmacht paraat en gereed moet worden. We hebben dus
geen eenheden meer die honderd procent perfect zijn, al streven we daar
natuurlijk naar. Wat je nodig hebt, zijn eenheden die allemaal een korte
notice to move hebben, een korte waarschuwingstijd om gereed te staan.
Al die brigades, al die squadrons en al die schepen die we hebben, zijn
nodig in de plannen die we hebben. Als we het hebben over gereedheid, is
dat het. Het gaat over de algehele gereedheid van de hele krijgsmacht.
Dat is ook een andere opgave dan we kenden.
Hoe reken je die gereedheid eigenlijk? Je kijkt naar de personele
gereedheid en naar de materiële gereedheid, maar je moet ook kijken naar
de IT. Dus alle infrastructuur op het gebied van informatiesystemen moet
gereed zijn. Dat breng je dan samen in tijd en plaats, om het even
netjes te zeggen. Daarvoor hebben we gewoon meer oefenlocaties nodig,
meer kazernes nodig, meer schietbanen nodig, meer luchtruim nodig om
uiteindelijk te kunnen trainen. Als je namelijk de mensen, de middelen
en de IT, die commandovoeringssystemen die je nodig hebt om met al die
informatie besluitvorming of soms doelselectie of doelaangrijping voor
elkaar te krijgen, hebt, moet je trainen. Dan pas heb je uiteindelijk
gereedheid. Dus gaat over meer mensen en meer middelen, maar ook over
een digitale transformatie. Daar ga ik uw Kamer binnen een aantal weken,
voor de zomer, over informeren. Het zijn grote stappen om te
zetten.
We hebben meer ruimte nodig. Dat is u bekend. We hebben het Nationaal
Programma Ruimte voor Defensie, dat we een aantal weken gelanceerd
hebben als kabinet. Daar hebben we een besluit over genomen: 56
behoeftes in allerlei soorten en vormen. Daar zijn onze mensen mee
bezig. Ze zullen nu wel klaar zijn, maar morgen zijn ze ook weer in
Lelystad aanwezig om daar met mensen over spreken. Dat is eigenlijk de
opgave die voor ons staat. Op sommige plekken betekent dat echt wel
gewoon dat ze twee, drie keer zo groot worden. Dat geldt bijvoorbeeld op
het gebied van luchtverdediging. We zitten nu al op twee, drie keer zo
groot als we hadden.
Kijk ook naar personeel. Wat cijfers daarover. De instroom van
beroepsmilitairen is in de eerste vijf maanden van 2025 met 16,5%
gestegen ten opzichte van die periode vorig jaar. Het opleidingsverloop:
je kunt mensen wel aannemen, maar als ze niet door de opleiding heen
komen om wat voor reden dan ook, dan leidt dat niet tot gereedheid. Dat
is met 20% teruggebracht. Het behoud van personeel is ook sterk
verbeterd. Ik wil nog wel dat delen. We hebben vaak over vertrek. Nu is
het vrijwillige vertrek van personeel gedaald naar 2,8%. Dat was vorig
jaar of het jaar ervoor 3,8%, ook een dalende trendlijn. Daarmee zijn we
binnen de overheden het departement met een significant laag percentage.
Als je dat met de commerciële sector gaat vergelijken, dan zitten de
echte zware jongens tussen de 10% en de 15%. We zijn er nog lang niet.
Iedereen die vertrekt, is in principe zonde, want daar hebben we veel
tijd en geld in gestoken. Maar je kunt ook zeggen dat mensen die
vertrekken, ook wel vaak onze ambassadeurs zijn. Daar wordt onze
samenleving weerbaarder op.
Op het gebied van materieel hebben we volop gekocht. We hebben een brief
gestuurd over de nieuwe tanks en over extra F-35's. Voor de laatste
zitten nu daadwerkelijk de eerste batches in de levering. We hebben
bijvoorbeeld radio's aangekocht, waarmee je met iedereen kunt
communiceren. Het gaat over duizenden radio's, zodat onze mannen en
vrouwen in staat worden gesteld om sneller informatie te delen. We
hebben ook datasets gekocht voor alle typen helikopters, zodat je er ook
nog eens een keer datagewijs mee kunt optreden. Er zijn dus echt wel wat
dingen. De komende tijd zullen we voornamelijk in infrastructuur volop
blijven investeren om onze gereedheid te vergroten. Ik gaf al aan dat
die kazernes, oefenterreinen en -ruimte echt belangrijk zijn om onze
gereedheid omhoog te krijgen.
De heer Nordkamp zei nog: u bent de staatssecretaris van leveren,
leveren, leveren. Hij zei dat ik dat zelf had gezegd. Misschien is het
goed om dat uit te leggen. Leveren is een werkwoord. Dat is niet "ik
lever, lever, lever" of dat we het gedaan hebben. Het is een werkwoord.
Daarmee wil ik zeggen dat ik en deze mensen om mij heen ook — we hebben
er 75.000 van — elke dag opstaan om resultaten te leveren: percentages,
budgetten, plannen. Kazernes in de bouw tekenen, is geen gereedheid en
is ook geen afschrikking. Het levert dus niks op. Ik vind het goed dat
de vragen die u stelt daadwerkelijk gaan over de vraag wat ik
daadwerkelijk op de mat heb gebracht om te leveren.
Ik heb drie mapjes: materiële innovatie, personeel en bedrijfsvoering.
Ik zal daar op een rustige manier doorheen lopen.
De voorzitter:
Meneer Pool heeft al meteen een vraag.
De heer Pool (PVV):
De staatssecretaris benadrukt terecht het belang van de geoefendheid.
Dat betekent dat onze militairen realistisch moeten kunnen trainen.
Daarom hebben we in december gevraagd hoe het met die gevechtsbaan staat
die operationeel moet zijn. We hadden laatst een gesprek met de
Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht, die zei dat hij volgens hem weer in
beweging was. Ik zou graag willen verifiëren bij de staatssecretaris of
hij nou eindelijk weer in gebruik is.
Staatssecretaris Tuinman:
Hij is zo goed als in gebruik. We zijn hard aan het bouwen. Ik had het
idee om wat foto's van de openliggende stukken naar u te sturen, maar
dat hebben we niet gedaan. Wij verwachten dat hij na de zomer klaar is
en dat we hem feestelijk kunnen openen. Ik zorg ervoor dat we dat
zichtbaar maken. Op dit moment is de schop in de grond. De eerste rollen
gras zijn eruit en het beton wordt gestort. Er komt ook een stuk
loopgraaf bij. Dat zijn we op dit moment daadwerkelijk aan het bouwen.
Ik heb daar vorige week de laatste foto's van gezien. Die gaat er dus
komen. Als die klaar is, kunnen de eerste eenheden daar daadwerkelijk
een gevechtsbaanervaring krijgen. Ik kan me dat zelf nog herinneren van
vroeger. Er wordt daadwerkelijk over je heen geschoten. Explosieven gaan
aan en dan moet je op 150 of 200 meter doelen in het voorterrein raken.
Dat heeft altijd wel wat impact.
De heer Pool (PVV):
Oké. Dat wordt dus ergens na de zomer. Dan heeft het ongelofelijk lang
stilgelegen. Dat is zeer kwalijk. Kan deze staatssecretaris een datum
noemen dat het klaar is? Als PVV zijn we er wel een beetje klaar mee.
Hij moet gewoon operationeel zijn. We worden echt een beetje pissig van
dit uitstel en getreuzel.
Staatssecretaris Tuinman:
Om het nu heel hard op een datum vast te slaan … Ik hoor hier de datum
van 10 oktober, maar goed, we weten hoe dat gaat. We proberen er
hartstikke veel druk op te zetten. Laten we die als streefdatum
vasthouden. Als het later of eerder wordt, zal ik u daarover
informeren.
De heer Pool (PVV):
Kom nou zeg! De staatssecretaris zegt "we zijn hard aan de slag", "de
schop is in de grond" et cetera, en dan is hij pas op 10 oktober klaar?
Als er een dagorder van de Commandant der Strijdkrachten is en er elke
dag gewaarschuwd wordt voor een potentieel conflict met Rusland, dan kun
je toch niet serieus menen dat wij dit, gewoon één gevechtsbaan, pas op
10 oktober klaar hebben? Dat moet toch gewoon veel sneller?
Staatssecretaris Tuinman:
Ik zou het ook veel sneller willen doen. Dat was ook het hele idee. Maar
goed, ik moet me ook verhouden ten opzichte van de bestaande wet- en
regelgeving. Wij hebben nu een wet in consultatie, de Wet op de
defensiegereedheid. We hopen dat dat ook snel en vlot gaat en dan kunnen
we juist op dit soort zaken extra gas geven.
De voorzitter:
Gaat u verder, staatssecretaris.
Staatssecretaris Tuinman:
Dan waren er vragen over het Defensieprojectenoverzicht en over dat een
groot aantal projecten uit de tijd lopen. Er werd gevraagd wat hiervoor
de verklaring was en hoe we dat willen aanpakken. Het verhaal daarachter
betreft de verhoogde vraag naar defensiemateriaal en de overspannen
markt. Daarover hebben we het vanochtend ook gehad. De
productiecapaciteit in de defensie-industrie moet omhoog. Als we met z'n
allen meer gaan uitgeven aan hetzelfde type spullen, dan zitten de
orderportefeuilles voller en dan duurt het langer.
Het andere nieuws is dat de scope soms wordt uitgebreid. Dat betreft
hoeveel je er bestelt voor een bepaalde behoefte. Het lijkt dan allemaal
langer te duren. Maar stel dat we bijvoorbeeld 50 stuks van iets kopen.
We zien dat we er uiteindelijk 100 nodig hebben, we hebben die kans en
dan worden het er 100. Met de Patriots zag je dat ook. Uiteindelijk
wordt de looptijd langer, maar dat wil niet per definitie zeggen dat het
hele project uiteindelijk vertraagt.
We kijken ook naar internationale vraagbundeling. Het kan voor onze
contracten slim zijn om de leveringen met je partners af te wisselen:
jij een paar en wij een paar. Op die manier breng je de totale
gereedheid van de Europese krijgsmachten uiteindelijk omhoog.
We prioriteren ook. We kijken bij Defensie echt naar de capaciteiten,
ook van andere projecten. Zo'n defensiematerieelplan zit natuurlijk vol
voor vijftien jaar. Dat betekent dat er projecten in staan die we tien
of vijftien jaar geleden gestart zijn. Die zijn nog steeds relevant,
maar we zien nu wel dat je daarin af en toe moet prioriteren. Dan kun je
iets naar voren halen, maar dan stop je iets anders naar achteren. Soms
zie je dat de complexiteit van hoe projecten op elkaar ingrijpen leidt
tot vertragingen. Wat doen we hier tegen? Dat is zo veel mogelijk
verwerven van de plank. Dat is military off-the-shelf, of commercial
off-the-shelf, zodat je niet te veel aan ontwikkeltrajecten doet, maar
direct koopt. Dan kun je het veel sneller realiseren. Dan loop je ook
veel minder risico's. Die risico's wat betreft de complexiteit zitten
vaak niet zozeer in de productie. Dit gaat over complexe wapensystemen,
luchtverdediging, onderzeeboten en schepen, maar ook over tanks en dat
soort zaken. Als je die gaat ontwikkelen en als je die precies wil
hebben zoals jij het wil, dan zitten daar risico's in. Dat doen we dus
ook minder.
We doen ook aan nationale vraagbundeling bij de inkoop voor Oekraïne.
Vanochtend hebben we het daarover ook gehad in het debat over de
defensie-industrie. Dat kan wel heel, heel snel gaan. Dat zorgt er ook
voor dat je uiteindelijk minder mensen en capaciteit voor de inkoop
nodig hebt. Dat is win-win.
We hebben ook de grensbedragen voor het defensiematerieelproces
verhoogd. Dat zorgt ervoor dat je de wendbaarheid kunt vergroten en dat
we veel meer projecten intern kunnen afhandelen.
Ik kan me uw ongeduld voorstellen. Ik heb dat zelf ook vaak. Het is wel
zo dat we met sommige zaken eigenlijk pas sinds dit jaar bezig zijn. Met
sommige zaken zijn we sinds een of twee jaar bezig. Ik zie nu wel dat
zaken beginnen in te draaien en hun rendement beginnen op te
leveren.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Even hierop doorvragend. Het antwoord was een beetje tweeledig. Het
eerste antwoord was: door onze extra investeringen in defensie is de
markt verhit, wat consequenties heeft voor de projecten die al in gang
zijn gezet. Daarover maak ik me wel grote zorgen. Volgens mij komen we
dan in een hele ingewikkelde situatie terecht, want de vraag neemt
alleen maar toe. Hopelijk kunt u die ongerustheid bij mij
wegnemen.
Verder vond ik het antwoord vrij logisch. Het kan zo zijn dat je met
mensen het traject in gaat, maar dat het goed bevalt en je dan het
dubbele aantal koopt. Dat vind ik een hele goede reden. Dan vind ik
vertraging ook niet erg. Als de minister kansen ziet om iets in Europees
verband in te kopen, dan duurt het misschien wat langer, maar dan hebben
we die Europese vraagbundeling. Dat zijn hele goede redenen. Ook daarbij
doe ik het verzoek: zet dat in de rapportages, want dat zijn goede
redenen om het te doen. U zegt ook dat het een kwestie is van
herprioritering. Er zijn zaken die we tien jaar geleden belangrijk
vonden, maar gezien de veranderende wereldproblematiek, hebben we nu
andere voorkeuren. Het is enerzijds een kwestie van ongeduld. Maar ik
vind het ook gewoon geen gezicht, weet je wel, dat we met elkaar zeggen
dat er urgentie is, maar dat er 70 van de 103 projecten uit de tijd
lopen. Ik heb dus ook nog het verzoek om die lijst te actualiseren. Dan
hebben we met elkaar een wat realistischer beeld, en dan ziet het er ook
gewoon wat netter uit.
Staatssecretaris Tuinman:
Het advies van de heer Nordkamp neem ik over. We zullen daar de volgende
keren met het Defensieprojectoverzicht wat meer tijd aan besteden. Ik
denk dat dat een goed idee is, want het moet gewoon duidelijk
zijn.
Het tweede dat u aangaf, was dat je een stapeling krijgt van behoeftes.
Dat klopt helemaal. Ik heb het daar vanochtend in het debat over de
defensie-industrie ook over gehad. We kijken niet alleen naar de
klassieke behoeftes en het wegstrepen van de orders uit de industrie.
Nee, tuurlijk niet. We steken ook daadwerkelijk geld en inzet in het
uitbreiden van de productiecapaciteit. Er zijn allerlei voorbeelden van
hoe we dat kunnen doen. Daar hebben we ook al vaker over gerapporteerd.
Maar het allerbelangrijkste is misschien wel dat we ook kijken hoe je de
defensie-industrie hervormt. Dat doe je ook door in andere industrieën
orders te plaatsen. Het grootste voorbeeld daarvan zijn drones. Daar
steken we een hoop geld in. Het is eigenlijk verkeerd waar we het over
hebben. De software die erin zit, maakt uiteindelijk het verschil. Dat
zijn eigenlijk software-defined solutions, dus oplossingen die je door
middel van software bereikt. Het kan gaan om artificial intelligence,
data en dat soort zaken meer. Het mooie daarvan is dat als je in die tak
je capaciteiten uiteindelijk verwerft, die per definitie schaalbaar
zijn. Daarom zijn we ook blij dat we grote stappen zetten samen met de
minister, bijvoorbeeld op het gebied van productiecapaciteit bij VDL. We
boren juist dit soort sectoren aan, om van daaruit snel op te kunnen
schalen. Dit zijn sectoren waar nog ruimte in zit, zodat je dat ook naar
voren kunt halen. Maar het zou ook weleens kunnen betekenen dat we een
groot, grijs schip misschien wat later in de tijd niet op die manier
gaan realiseren, omdat we een alternatief kiezen dat we sneller naar
binnen kunnen halen. Als dat het geval is, zullen we u daar tijdig over
informeren.
De voorzitter:
Top. Gaat u verder.
Staatssecretaris Tuinman:
Er zijn nog wat vragen gesteld over de maritieme maakindustrie en de
strategische samenwerking. Dat is per definitie een strategische
samenwerking. "No guts, no Hollands Glorie", zo heette het rapport van
mevrouw Van Bijsterveldt over de Nederlandse maritieme maakindustrie.
Dat is eigenlijk ook precies wat we doen. We werken daar strategisch in
samen. Dat doen we met een rijksregiebureau en een rijksagenda. Het gaat
over een veelheid aan middelen en capaciteit. We zijn vooral blij dat we
in Nederland een aantal original equipment manufacturers hebben. Dat
zijn degenen die een hele boot met alles erop en eraan kunnen
integreren. Dat zorgt ervoor dat we niet alleen onze eigen behoeftes
kunnen faciliteren; we doen dat ook voor de Duitsers, de Belgen en meer.
Ik ben me daar heel erg van bewust. We hebben daar ook een aantal
mechanismes voor ingezet. Die strategische samenwerking zit juist in dat
rijksregiebureau en de maritieme maakindustrie, waarin we uiteindelijk
met elkaar samenwerken.
De voorzitter:
Ik zeg alvast tegen iedereen dat we echt uiterlijk tot 23.00 uur hebben.
Dat werd mij net ingefluisterd. Ik laat het aan u allen.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik weet waar ik hiervoor kom. Ik ga er even van uit dat dit het antwoord
was met betrekking tot de maritieme maakindustrie. Ik kijk even naar de
staatssecretaris. Dit was het gedeelte over de maritieme
maakindustrie?
Staatssecretaris Tuinman:
Ja.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dan hoop ik dat de minister mijn vraag niet goed heeft begrepen, want
als dit het antwoord is, schrik ik daar wel een beetje van. U omschrijft
hoe u tegen de maritieme maakindustrie aankijkt, maar mijn punt is dat
het specifiek gaat over een grote pijler onder de strategische
samenwerking met de maritieme maakindustrie. Daar is een grote,
relevante pijler waar je gewoon niet omheen kunt, die eerst verdacht
werd van, en nu ook vervolgd wordt voor, corruptie en het overtreden van
sancties. Nogmaals, ik heb het al gezegd: ik weet dat dat geen in de wet
genoemde uitzonderingsgrond is voor deelname en aanbesteding. U hoeft
wettelijk niks. Maar ook vandaag weer hebben we gelezen dat die grote
spelers geconfronteerd worden met serieuze problemen. Ze kennen
uitdagingen, waaronder financiële problemen. Die hebben ze niet alleen
nu; ze verwachten nog zwaardere financiële problemen in de toekomst. Dan
verwacht ik van u als bestuurder dat u daarop anticipeert, dat u
vooruitkijkt. Ik ga ervan uit dat de toekomst van die strategische
samenwerking met die maritieme industrie invloed heeft op uw aanpak en
uw gedachten. Daar hoor ik u niet over, terwijl ik toch echt van u
verwacht dat u als bestuurder vooruitkijkt en ook een afweging maakt:
moeten we wat doen of moeten we niets doen en hoe monitoren we dat? In
het gunstigste geval ga ik ervan uit dat u mijn vraag niet beantwoord
heeft, want anders vind ik het bijzonder dat u daar zo omheen
draait.
Staatssecretaris Tuinman:
Natuurlijk maken wij ons daar zorgen over. Wij spreken daar regelmatig
over, zoals we eigenlijk ook over andere sectoren spreken. Maar laat
duidelijk zijn dat sanctieontwijking, fraude en dat soort zaken gewoon
niet goed zijn. Maar goed, uiteindelijk ligt het nu bij het Openbaar
Ministerie. Daar kan ik dus nog niet heel veel over zeggen. Ik kan wel
zeggen dat die maritieme maakindustrie belangrijk is en dat ook Damen
belangrijk is. Laat ik heel eerlijk zijn: Damen heeft in onze maritieme
traditie van onze Koninklijke Marine zo goed als twee derde van onze
vloot gebouwd, trouwens ook naar behoren. Wij hebben ook het voornemen
om onze grootoppervlakteschepen uiteindelijk juist in de maritieme
maakindustrie in Nederland weg te zetten. Natuurlijk spreken wij veel
met Damen over hoe die portefeuille eruitziet, want het portfolio van
alle capaciteiten die je hebt, moet je uiteindelijk integreren. Daar
spreken we dagelijks over.
Ik wil wel aangeven dat we het hier altijd over bedrijven hebben — we
noemen ook de naam van een bedrijf — maar de maritieme maakindustrie is
uiteindelijk kennis van een geschoolde werknemersclub. De maritieme
maakindustrie is ook infrastructuur. Het zijn daadwerkelijk locaties
waar je schepen kunt bouwen, onderhouden en wat dies meer zij. Dat is
onnoemelijk belangrijk. Linksom of rechtsom, als het noodzakelijk is dat
wij als overheid ingrijpen, op welke manier dan ook, dan zullen wij dat
dus doen.
De voorzitter:
Dit was nou een voorbeeld voor iedereen waarvan ik dacht: omdat meneer
Nordkamp vrij specifiek naar Damen vraagt, moeten daar wel wat woorden
aan gewijd worden. Dit is dus waar mijn rol als voorzitter tot uiting
had kunnen komen, maar dat was niet nodig.
Staatssecretaris Tuinman:
Dank dat ik dit nog een keer heb kunnen toelichten, voorzitter.
Er waren nog een aantal vragen over innovatie en onderzoek. De European
Defence Agency, dus het Europese Defensieagentschap, dat als een soort
onafhankelijk orgaan onder de EU hangt, stelt eigenlijk dat lidstaten 2%
aan research en development moeten uitgeven. Dat betreft eigenlijk
allemaal de langetermijn-, langcyclische innovatie. Wij hebben gezegd
dat dat een hoop geld is. We zaten op 1,3%. Toen we uiteindelijk
aantraden, hebben we gezegd dat we het op die 1,3% zouden gaan houden en
dat we dus zeker niet achteruit zouden gaan. Volgens mij zitten we nu
zelfs op 1,4%. U ziet het ook elke keer: zodra er extra geld bij komt
voor Defensie, zit daar altijd een stukje innovatie in. Dat gaat over
die research en development. We zullen ook altijd vasthouden aan die
ondergrens van 1,3%.
Ik wil daar wel bij zeggen dat dit dus over de lange termijn gaat, over
fundamentele innovatie en fundamenteel onderzoek. We doen ook meer
cyclisch. Dat betekent eigenlijk dat in elk project … Nou goed, niet in
elk project, maar innovatie zit in heel veel grote projecten die
daadwerkelijk in het Defensie Projectenoverzicht staan. Een voorbeeld:
ik heb u een brief gestuurd over de verwerving van extra
F-35-capaciteit. Dat zijn vijf extra F-35's. Daar is wat meer geld, maar
de zesde wordt op het gebied van innovatie ingezet. Je ziet dat wij
eigenlijk overal innovatie niet alleen als een bandje erbij zetten, maar
in de kern van onze capaciteiten zetten. We zijn nu ook aan het kijken
hoe we die innovatiegelden niet enkel en alleen bij een wetenschappelijk
onderzoeksbureau wegzetten, maar meer en meer ook de bedrijven erbij
betrekken. Het gaat mij om het volgende. Je hebt die lange termijn, de
kortere termijn, wat je uiteindelijk daadwerkelijk doet in de
ontwikkeling van capabilities zelf en wat je daadwerkelijk doet in het
gebruik. Die schotten moeten we eigenlijk weg zien te halen. Je moet
ervoor zorgen dat het in elkaar overgaat. Eigenlijk moet je iets van die
lage Technology Readiness Levels, dat lage fundamentele onderzoek, terug
kunnen bouwen tot iets dat vliegt, rijdt, geluid maakt of in elk geval
data kan maken, bijvoorbeeld artificial intelligence, zodat het bij
elkaar komt. Daar zetten we nu eigenlijk de meeste effort op in.
Dan wil ik overgaan naar het mapje personeel. Er waren wat vragen over
personeel en gereedheid, voornamelijk in verband met de Kamerbrief "Onze
mensen, onze toekomst; meer, beter en sneller" van 24 maart. Daarin heb
ik uiteengezet wat de aanvullende maatregelen voor Defensie zijn om de
personeelstekorten aan te pakken en uiteindelijk versneld te kunnen
groeien. Dat is niet alleen groeien in de basis, dus van meer van
hetzelfde. Het gaat er daadwerkelijk ook om dat we een inzetbare maar
voornamelijk opschaalbare krijgsmacht opbouwen. In die brief hebben we
100.000 gezegd. In principe hebben we ook de centen voor die 100.000,
maar dat zijn niet alleen maar voltijders. Die 100.000 bestaan uit
burgerpersoneel, voltijds militair personeel en reservisten.
Bij die andere 100.000 gaat het om het volgende. Als je kijkt naar alle
functionaliteiten die we op de mat moeten leggen om alle
NAVO-requirements en nationale verantwoordelijkheden in te kunnen
vullen, dan kom je eigenlijk op nog 100.000 mensen extra erbij. Dat zijn
grotendeels reservisten. Reservisten zijn eigenlijk parttime militairen.
Als je nu bijvoorbeeld kijkt naar de arbeidsproductiviteit van de
gemiddelde Nederlander, dan zie je dat die iets onder de 32 uur per week
zit. Daarvan zeg ik: het zou mooi zijn als we de arbeidsproductiviteit
omhoog brengen. Ik heb daar ook gesprekken over met VNO-NCW en
bijvoorbeeld ook met FME en de Stichting van de Arbeid. Dan zou je dus
32 uur in het bedrijfsleven of bij de overheid werken en de andere 8 uur
per week kunnen werken voor de krijgsmacht als reservist. Dat is een
win-winsituatie. Zo zie ik dat eigenlijk, want de krijgsmacht moet
opschaalbaar zijn. De reservisten heb je niet allemaal nodig. Die heb je
pas nodig in een fase die wat donkerder wordt, in een meer rode fase.
Die heb je in Nederland namelijk vooral nodig voor territoriale
verdediging in verband met Host Nation Support, dus om onze bondgenoten
erdoorheen te kunnen loodsen. Hier heb ik het al over gehad.
Onze doelstelling op het gebied van personele gereedheid is om beginnend
vanaf 2025 naar 2030 volledig gereed te zijn. Ik ben heel eerlijk: ik
heb daar soms best wel pittige gesprekken over met de CDS. Mijn
boodschap is altijd: hoe sneller we de mensen aanvullen, hoe groter de
afschrikking is en hoe eerder we onze doelstelling bereiken. Je zit
uiteindelijk in een balans om dat goed te doen. We zijn eigenlijk
allemaal gewend om te werken in een badkuip of een hockeystick: heel
lang plannen maken, plannen maken, plannen maken en het laatste jaar
omhoog. Maar we willen daar eigenlijk de omgekeerde badkuip van maken.
Daarom is het ook zo mooi dat het project Quantum Leap van de CDS dit
uiteindelijk doet. We zeggen dat iedereen in de oorlogsorganisatie die
we opbouwen— die moet je hebben als het echt misgaat — zijn plek moet
weten. Die organisatie moeten we in 2027 uitgedacht hebben. Daar moeten
dan ook alle randvoorwaarden voor staan, zodat je die daadwerkelijk kunt
gaan vullen.
De heer Pool (PVV):
Ik deel de visie van de staatssecretaris als het gaat om het belang van
de reservisten, maar de Inspecteur der Reservisten wond er geen doekjes
om. Die zegt: tijdens mijn werkbezoeken krijg ik nog steeds te horen dat
reservisten zich tweederangs militairen voelen en bovendien zijn er echt
nog steeds heel grote problemen met niet gerealiseerde
arbeidsvoorzieningen, met beperkte voortgang van de verbetering van
contract- en aanstellingsvormen en met gelimiteerde toegang tot de
digitale personeelssystemen, wat heeft geleid tot een toename van de
uitstroom van de reservisten in 2024. Als de staatssecretaris dus zegt
dat de reservisten heel belangrijk zijn en een cruciaal onderdeel van
het groeien naar 100.000 à 200.000 mensen, waarom maakt hij hier dan
niet meer werk van?
Staatssecretaris Tuinman:
Ik ben ook niet tevreden over de uitstroom van de reservisten. Het zijn
er gewoon te veel. We zien overigens wel dat de instroom significant
toeneemt. De heer Pool heeft echter helemaal een punt. Ik ben met mijn
hoofd directie personeel hard hiermee aan de slag gegaan. Het is
eigenlijk een lijst van allerlei hindernissen, barrières en ongemakken,
die uiteindelijk moeten worden weggenomen. Volgens mij is de cultuur het
allerbelangrijkste punt. Dat zie ik terugkomen bij de vertrekintenties
van reservisten. We hebben het vaak of eigenlijk altijd over
reservisten, maar eigenlijk moeten we ze parttimemilitairen noemen. We
hebben dus ook nog wel een culturele barrière te slechten. Ik zie ook
dat dat soms een reden is om na een aantal jaren te vertrekken. De
allergrootste reden waarom reservisten vertrekken is de
werk-privébalans. Het is gewoon een belasting. Sommigen werken 32 uur of
zelfs 40 uur voor een baas. Sommigen hebben een eigen bedrijf en maken
wel 60 uur. Maar ze zijn zo gemotiveerd om toch nog twee weekenden per
maand te komen trainen bij ons. Daar kijken we ook naar, om dat te
kunnen differentiëren. Deze mensen willen dienen en zien de
maatschappelijke relevantie daarvan. Uiteindelijk is het aan ons en aan
mij om ervoor te zorgen dat we plekken kunnen vinden waar iedereen zich
thuis voelt en dat we daarin kunnen differentiëren.
Daarom is het ook belangrijk dat we na de zomer goed inzicht krijgen in
de oorlogsorganisatie en hoe we die gaan invullen. Als we die
oorlogsorganisatie hebben staan en we precies weten wat we nodig hebben,
ook hier in Nederland aan reservisten, dan zul je zien dat we een ander
type reservist gaan aantrekken. Dan zijn het voornamelijk jongeren. Het
bestand is nu gemengd, maar straks ga je zien dat het meer jongeren
zullen zijn. Dat komt door de nationale weerbaarheidstraining die we
doen met jongere mensen en door de instroom van jongeren uit het
dienjaar, waarna je kunt blijven als beroeps of reservist. Zij zijn op
zoek naar een ander soort functie dan specialist. Als je in Deurne in
Noord-Brabant woont en je reservistenplek Den Haag is, dan is dat niet
altijd aantrekkelijk. Dus op al die vlakken zijn we wel degelijk bezig
om stappen te zetten.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de staatssecretaris. De beveiling van militaire
objecten is nog niet aan de orde geweest. De heer Pool had nog wat
vragen over …
Staatssecretaris Tuinman:
Die komen nog, ja.
De voorzitter:
Ik denk dat we nog een kwartier hiervoor hebben, want er moeten ook nog
moties worden ingediend. Er moet dus echt tempo op, zeg ik ook tegen de
Kamerleden.
Staatssecretaris Tuinman:
Het volgende onderwerp is het dienjaar. De heer Pool had het erover dat
het achterloopt. Laat ik het zo zeggen. Het dienjaar hebben we een jaar
of drie geleden opgestart. Het is eigenlijk een catastrofaal succes. Dat
werd zo succesvol dat we mensen eigenlijk niet konden plaatsen en dat we
als een gek zijn gaan opschalen. We gingen twee dingen opschalen. Als
eerste de opleidingscapaciteit om meer mensen op te kunnen leiden. Ik
kan het niet "productiecapaciteit" noemen. Als tweede gingen we meer
plekken bij de operationele commando's proberen te vinden, waar ze
daadwerkelijk hun negen maanden stage kunnen doen. We hebben ook een
kort traject gedaan. Dat is een opleiding van drie maanden waarna je
reservist wordt. Dat loopt ook beter. Op dit moment is het dienjaar
gewoon op schema. Voor 2025 koersen we ook gewoon op 1.500 dienjaren.
Als het aan mij ligt, verdubbelen we dat nog.
Een probleem was hoe we ze na dat dienjaar uiteindelijk aanstellen. Dat
was op een reservistenaanstelling. Daar is de IGK op aangeslagen. Daar
zijn we met de bonden over in gesprek geweest. We hebben daar nu een
wetsvoorstel voor liggen. We moeten nog over een horde heen, maar ik ga
er eigenlijk van uit dat het wetgevingstraject misschien zelfs al na de
zomer klaar is. Dat betekent dat een dienjaar daadwerkelijk een unieke
rechtspositie heeft. Dat doet echt wel recht aan de relevantie van het
dienjaar.
Ik denk dat de heer Pool het volgende ook wel wil horen. Er was gevraagd
of we in kunnen gaan op de ontwikkelingen met betrekking tot Amerika. Ja
goed, uw uitspraken waren van de US Army. Nou heb ik ongeveer vijftien
jaar intensief met de Amerikanen samengewerkt. Ik wil ook wel met u
delen dat de meest heftige missies uit mijn tijd in Afghanistan met
speciale eenheden vaak met Amerikanen was. Daar werden we vaak door
ondersteund. Dit keer waren dat ook verschillende operaties met een
vrouwelijke hondengeleider. Ik weet nog precies hoe ze heet: Danielle.
Danielle had een hond, een Mechelse herder, die naar bermbommen zocht.
Die was altijd mee, ook bij nacht, op patrouille. Zodra de taliban ons
in het vizier hadden, deed ze één ding. Het was altijd twijfelachtig,
want ik dacht altijd dat ze op haar schoten, maar zij vond dat ze op
haar hond schoten. Maar zij stond echt wel haar mannetje. Het is voor
mij gewoon helder: mannen of vrouwen; dat maakt niet uit. Ze zijn
allebei gewoon super waardevol en krachtig.
Het klopt dat ik de Francien de Zeeuwpenning heb uitgereikt. Voor de
luisteraars thuis: Francien de Zeeuw was een van de eerste vrouwelijke
militairen bij de krijgsmacht. Zij diende bij de Marine Vrouwenafdeling,
de Marva. Maar ze was ook een bekende Nederlandse verzetsheld en een
pionier, die zich met moed en creativiteit inzette voor de krijgsmacht.
Ik wil dan de woorden van de heer Pool gebruiken. Dat is dus kwaliteit,
gereedheid, maar ook patriottisme. Mannen en vrouwen, ik heb ze allemaal
hard nodig. De oproep die ik elke keer krijg van uw Kamer is: vullen,
vullen, vullen. Ik moet uiteindelijk mensen naar binnen krijgen, en dat
doen we ook. Ik heb niet de luxe om daar … Ik wil niet zeggen "de luxe",
maar ik heb gewoon iedereen nodig. Wat wij moeten doen, dat doen we ook.
Een dezer dagen, deze of volgende week, komt er een brief naar de Kamer
die heet Samenwerken, samen vechten. Die gaat hier specifiek op in. De
beleidslijn is eigenlijk dat sfeer gevechtskracht is. Dat is
superbelangrijk. Iedereen moet zich bij de krijgsmacht thuis kunnen
voelen. Behandel elkaar met respect. Als je dat niet doet, dan is er
voor jou geen plek in de krijgsmacht.
De heer Pool (PVV):
Dat is een prachtig verhaal waar de PVV zich ook helemaal bij aansluit.
Sterker nog, dat is dus de reden dat ik dat punt maakte. Als je zegt dat
je mannen gaat uitsluiten van de hoogste functie binnen de
krijgsmachtorganisatie, dan staat dat natuurlijk haaks op wat de
staatssecretaris net zei. Ik vraag de staatssecretaris dus of hij
afstand wil nemen van zo'n belachelijke uitspraak dat de nieuwe
Commandant der Strijdkrachten absoluut een vrouw moet zijn. Dat is
gewoon discriminatie.
Staatssecretaris Tuinman:
Kijk, de beste man/vrouw moet gewoon op de beste plek terechtkomen. Dat
is het punt. Ik wil er wel bij zeggen dat Defensie, en ook het systeem
dat gebouwd is, gebouwd is op efficiëntie. Ik zeg vaak dat het
Defensiesysteem, hoe dat werkt, hoe we met carrières omgaan en dat soort
zaken meer, eigenlijk past bij de term "one size fits nobody". Wat ik de
afgelopen jaren maar ook zeker in deze functie al tot me heb genomen, is
dat vrouwen daar onevenredig veel last van hebben; meer dan wij. Daarom
neem ik actief obstakels weg – ik zal daar in die brief ook op
terugkomen – waar vrouwen tegenaan lopen om het ze wat dat betreft
makkelijker te maken, net zo goed als ik dat voor mannen doe. We hebben
een ander scherfvest of een nieuw scherfvest. Maar goed, het is een
ander scherfvest; er komen dagelijks nieuwe scherfvesten onze
krijgsmacht in. Dat is een stuk prettiger voor vrouwen. En ik kan u ook
vertellen dat bij de mannen ... We hebben mensen die eruitzien zoals ik;
ik ben wat meer naar de voorkant gebouwd. Je hebt mensen, die zijn dít;
die doen aan crossfit. Je hebt ook tengere mensen. Het scherfvest dat we
altijd hebben gehad — dat kan de CDS zich misschien ook nog wel
herinneren — paste eigenlijk niemand. Wij gaan nu van no size fits
nobody naar different sizes die wat beter passen.
De voorzitter:
We hebben wat consternatie, want we proberen te begrijpen wat de
staatssecretaris nu over de CDS zegt.
Staatssecretaris Tuinman:
Ik heb met de CDS regelmatig voor in het veld gestaan met hetzelfde
scherfvest. Dat is altijd wat ongemakkelijk. Mijn punt is dat we van no
size fits nobody gaan naar verschillende maten, vormen, processen en
dingen die mensen veel beter passen. Een gelukkige soldaat die lekker in
zijn vel zit en de juiste begeleiding krijgt, levert gewoon veel meer
gevechtskracht dan als dat niet het geval is.
De voorzitter:
Meneer Pool wil nog, en dan meneer Van Houwelingen. Welk mapje heeft u
daar nog, staatssecretaris? Dan kunnen we even inventariseren wat u nog
heeft en kunnen de collega's vanaf nu echt beslissen hoeveel
interrupties ze nog … Als er vragen nog niet zijn beantwoord, dan is het
ook een optie om die allemaal schriftelijk af te doen. Meneer Pool en
dan meneer Van Houwelingen.
De heer Pool (PVV):
Ja, afsluitend. Ik ben hartstikke blij dat de staatssecretaris zich
distantieert van zo'n uitspraak. De Commandant der Strijdkrachten kan
gewoon een man of een vrouw zijn. Het moet gewoon de beste persoon zijn.
Hartstikke fijn dat we dat hier vandaag hebben opgehelderd. Ik zou de
staatssecretaris wel willen vragen om als legertop daar iets scherper op
te zijn, want dit soort uitspraken helpen niet en polariseren alleen
maar. Dank u wel.
De voorzitter:
De staatssecretaris, nog een keer hierover? Het is aan u, hè? Nou, het
is uiteindelijk aan mij, maar aan u.
Staatssecretaris Tuinman:
Ik wil eigenlijk gewoon naar de volgende. Volgens mij heb ik mijn punt
gemaakt: de beste mensen moeten op de beste plek komen, waar de fit het
grootst is. Ik denk dat u het gewoon aan de professionals, de mensen die
er gewoon al 20, 30 jaar in zitten, over moet laten. Dan zorgen we dat
de beste mensen op de beste plek komen. Over het algemeen is dat degene
die we daar nodig hebben. Dan wil ik doorgaan.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Heel kort. Ik vind het heel fijn om te horen dat de staatssecretaris
zegt dat hij maatwerk wil leveren. Wij waren een halfjaar geleden op
bezoek bij de commando's, de speciale troepen, en heel veel van hen
zeiden tegen ons — daar heb ik nog een Kamervraag over gesteld — dat ze
graag een eigen budget willen, zodat ze zelf snel kunnen inkopen. Wat u
ook zegt, die uitrusting moet snel ververst worden. De staatssecretaris
heeft daar toen negatief op geantwoord, maar ik wil het toch nog één
keer vragen nu de staatssecretaris er zelf over begint. Waarom geven we
dan die, vooral, mannen dan niet hun eigen budget dat ze zo graag
willen?
Staatssecretaris Tuinman:
We hebben de speciale eenheden SOCOM gegeven. Dat is een organisatie die
onder de onder de CDS werkt en waar al die speciale eenheden bij elkaar
zitten. Ik kom zelf ook uit het wereldje, dus ik kan er wel iets over
zeggen. De behoeftes zijn vaak wel heel specifiek. Wat ik er ook wel
over kan zeggen is dat speciale eenheden echt de laatste stand van de
techniek willen hebben, of dat nou wapens zijn of dat het munitie of
kleding is. Waar we naartoe willen en wat we nu ook hebben, is het
volgende. Ik wil niet dat er allerlei verschillende
versnellingsprocessen komen. Die noemen ze dan fast track procurements.
Die wil ik niet. Ik wil dat het hele systeem sneller wordt. Ze hebben
ook binnen SOCOM gewoon eigen budgetten die ze kunnen inzetten voor
innovatie, voor versnelling, maar ook om gewoon operationele knelpunten
op te lossen. Zij zijn daar het beste in. Uiteindelijk is het aan de
commandanten en de speciale eenheden zelf om de keuzes te maken waar ze
die versnelling op in willen zetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Ga verder, staatssecretaris. Wat moet nog?
Staatssecretaris Tuinman:
Ik denk dat we even moeten kijken naar de onvolkomenheden. Ik wil
beginnen met de meest prangende vraag. Die gaat over de onvolkomenheden
met betrekking tot het bewaken van militaire locaties.
De voorzitter:
Dat gaat niet lukken, meneer Pool. Laten we beginnen bij deze.
Staatssecretaris Tuinman:
Ik wil nogmaals bevestigen dat we die situatie natuurlijk serieus nemen,
bloedserieus. Het is mij hartstikke duidelijk. De wereld verandert. We
hebben het er vaak over dat er misschien zelfs al oorlog in Nederland
is. Die zit dan voornamelijk in het hybride spectrum: sabotage,
beïnvloeding en dat soort zaken. Dan moeten je kazernes en je locaties
op het gebied van veiligheid gewoon op orde zijn. Dat is een. Twee: onze
mensen verdienen dat ook gewoon op het gebied van veiligheid. We hebben
hier dan ook een verbeterplan voor opgesteld, een intensief en
grootschalig verbeterplan. We hebben er ook veel geld tegenaan gezet. We
hebben de afgelopen jaren, maar nu ook weer, honderden mensen extra
aangenomen om die onvolkomenheden te mitigeren. Er zitten directe,
zichtbare maar ook onzichtbare maatregelen in. In de richting van de
heer Ellian zeg ik dat het feit dat we die Alert State van A naar A+
omhoog hebben getild juist is om het zichtbare gebaar te maken.
De Algemene Rekenkamer heeft dat plan van aanpak goedgekeurd en
uiteindelijk ook zijn bezwaar ervan afgehaald. We sturen eigenlijk heel
nauwgezet op de voortgang van het verbeterplan. Ik wil het volgende
voorstellen aan de commissie. Dat verbeterplan is natuurlijk
vertrouwelijk. Het laatste wat je wilt is dat het op straat komt te
liggen, want dan wordt het wel heel makkelijk om je plan te maken. Ik
kan wel aanbieden om het besloten ter inzage te leggen. Dan kunnen we
met de Griffie verder kijken hoe en wat. Dan kunt u in elk geval
vertrouwelijk kennisnemen van wat er in die plannen staat.
De voorzitter:
Meneer Pool. Meneer van Dijk was eigenlijk eerst.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank voor deze geste op dit late uur. Ik dank de staatssecretaris voor
dit aanbod. Ik begrijp de worsteling, maar ik denk wel dat het een heel
belangrijk en urgent onderwerp is. We moeten maar even kijken hoe we dat
kunnen organiseren. Mijn vraag is of er, vanwege die urgentie, een
voortgangsdocument bij te leveren is. Misschien kan dat richting
Prinsjesdag, ook in vertrouwelijke sfeer. Ik begrijp dat dat misschien
niet vandaag gaat, maar het verbeterplan is eind april al in gang gezet.
Ik zou het zelf wel heel prettig vinden als we rond Prinsjesdag —
misschien moet dat dan ook vertrouwelijk — in ieder geval kunnen zien
welke voortgang daar geboekt is.
Staatssecretaris Tuinman:
Ik wil het volgende voorstellen. De Kamer heeft daar een speciaal oog
op. De Algemene Rekenkamer heeft dat ook. Dat kan ik echt garanderen. De
Algemene Rekenkamer is objectief. Die doet onderzoek en rapporteert
daarover, volgens mij zelfs twee keer per jaar. Ik wil voorstellen om
dat langs de lijn van de Algemene Rekenkamer te laten lopen en dat wij
ons volledig richten op die verbetermaatregelen. Die zijn
organisatorisch. Dat betekent dat we onze DBBO, onze
veiligheidsorganisatie, daarop hebben aangepast en die uit hebben
gebreid. Dat is bouwkundig. We nemen daadwerkelijk maatregelen en die
voegen we ook in in ons vastgoedplan. Het zijn ook elektronische
maatregelen.
Ik ben twee weken geleden met de mensen van DBBO met zo'n penetratietest
mee geweest, met een heel koffertje om overal op in te breken. We hebben
daar afspraken over gemaakt. Het kan zijn dat je penetratietest achter
komt dat een slot verkeerd is. Soms zijn de kastjes waar je je pasje
tegenaan moet houden, die dan naar de centrale moeten, niet aangesloten.
Het kan ook zijn dat bij het opleveren van een gebouw degene die het
uiteindelijk allemaal op elkaar moest aansluiten zegt "ja, ja, ik heb
nog wat te doen" en het uiteindelijk maanden duurt. Er moet gewoon heel
concreet opvolging worden gegeven aan die zaken.
Op het gebied van cultuur hebben we daar nog wat in te doen. Dat loopt
nu wel. Even kijken, wat kan ik er nog meer over zeggen. Oké, het
volgende punt. Daar heeft de heer Van Dijk het uitgebreid over gehad.
Dat gaat over gedrag en cultuur. Ik wil aangeven dat veiligheid op één
staat, maar dat je aan de andere kant op het gebied van weerbaarheid
wilt dat de krijgsmacht meer onderdeel uitmaakt van de samenleving. Je
wilt ook meer strategisch gaan samenwerken met partners. Ja, die voldoen
aan de ABDO. Die werken daadwerkelijk dat lijstje af, dus dat klopt
allemaal. Je wil wel meer gaan samenwerken met partners. Ik noem
bijvoorbeeld de Van Ghentkazerne in Rotterdam. We komen ook uit een tijd
van bezuinigingen. Om in Rotterdam de kazerne te behouden, zijn we gaan
samenwerken met de boa's en de opleidingen daar. Dat geeft ook allerlei
win-wineffecten. We moeten ook een afweging maken. Je wilt aan de ene
kant dat de kazernes de huiskamer zijn van Nederland en dat je
oefenterreinen de achtertuin zijn van Nederland. Aan de andere kant wil
die die zaken zo veilig als het moet in kunnen regelen.
En ja, cultuur is een ding. We zijn met z'n alle Nederlanders.
Nederlanders zijn over het algemeen te goeder trouw. Ja, het gebeurt nog
steeds dat je met twee mensen aan komt lopen, je achter je kijkt en je
een collega ziet die je vorig jaar met het kerstdiner hebt gezien en je
het poortje even openhoudt. Dat is gewoon niet goed. Daarom komen we ook
met een grote campagne. Die Alert State Alpha hoort daarbij. Bij elke
voorkant van een kazerne zie je dat. Die campagne hoort erbij. We hebben
er een paar weken, twee weken terug of zo, nog een video over opgenomen.
Daarin gaan we toch wel weer gewoon ook op het gebied van cultuur elkaar
aanspreken. Alert State Alpha of Alpha Plus betekent ook dat
commandanten een verantwoordelijkheid hebben in hun eigen lijn om hun
eigen mensen erop aan te spreken. Ik denk dat een van de grootste
stappen om de zaken beter op orde te krijgen in die cultuur zit. We zijn
af en toe toch nog gewend dat een deur er half uit hangt. Dan zeggen we
dat die deur vervangen moet worden, maar geven we er geen opvolging aan.
We moeten dan een melding doen en zorgen we er daadwerkelijk voor dat
die nieuwe erin komt.
De voorzitter:
Meneer Pool had nog een interruptie.
De heer Pool (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Als de staatssecretaris vertrouwen heeft in deze
aanpak, kan hij dan toezeggen dat in 2025 deze onvolkomenheid ook is
opgelost?
Staatssecretaris Tuinman:
Kijk, er zijn vier dingen. Het gaat over organisatorische maatregelen.
Die nemen we ook. Kijk, ik kan gewoon de poort dichtgooien. Dat kan.
Bijvoorbeeld van de kazerne in Oirschot gooi ik de poort dicht. Dat is
levensgevaarlijk, want daar moeten 1.500 of 2.000 mensen naar binnen en
die komen allemaal met de auto. Het zit direct aan een afslag. Dan gaan
er mensen dood. Je moet dat dus goed inrichten. Dat is een.
Het tweede punt is dat je bouwkundige aanpassingen moet doen. Dat kost
gewoon tijd. Het betekent dat we daar waar dat moet zaken mitigeren,
vandaar ook die penetratietesten.
Het derde punt zijn de elektronische maatregelen. Het gaat namelijk niet
alleen over de fysieke penetratie van objecten, maar ook over de
digitale penetratie van locaties, want je wilt voorkomen dat je
informatie kwijtraakt. Daar zijn we ook hard mee bezig.
Ik denk dat het goed is om alle punten waarop we maatregelen hebben
genomen, besloten en vertrouwelijk ter inzage te leggen. Het gaat of om
extra personeel of om een extra investering op het gebied van digitale
zekerheid of om een aanpassing van de organisatie of om maatregelen die
we nemen met betrekking tot meldkamerstructuren. Ik ga het hier niet
allemaal neerleggen. Ik houd het een beetje algemeen, maar we hebben
echt een groot programma klaarliggen om al die aspecten aan te
pakken.
Tegelijkertijd ben ik er wel eerlijk over dat het gewoon tijd kost. We
hebben het plan naar de Algemene Rekenkamer gestuurd en de Algemene
Rekenkamer heeft daar toen over gezegd: "Oké, prima. We begrijpen het.
Het zijn significante stappen. Het is de juiste richting en het zijn de
juiste stappen." Maar de Rekenkamer zegt er terecht bij: "Maar je moet
ook leveren. Je moet het daadwerkelijk doen."
Ik kan daarover zeggen dat we elke dag stappen zetten. We gaan ook de
penetratietesten versterken. We hebben daar teams op zitten. Maar ik kan
dus niet zeggen dat alles in 2025 potdicht zit. We hebben 1.100 objecten
in Nederland en ons veiligheidssysteem is daarom gebaseerd op ringen.
Als iemand over een hek wil klimmen om in een DAF-truck te stappen,
waarvan hij uit de tijd dat hij dienstplichtige was de sleutel nog
heeft, dan gaat 'm dat een keer lukken. Ook richting de mensen thuis wil
ik daar nog wel over zeggen: ik zou het niet doen, want onze
beveiligingsmensen hebben uiteindelijk daadwerkelijk het recht om geweld
te gebruiken. Ook is er een burgerarrest mogelijk, wat betekent dat een
militair iemand die hij niet kent, eventueel richting de wacht of de
politie kan begeleiden.
De voorzitter:
Oké. Er ligt een aanbod van de staatssecretaris om het verbeterplan
vertrouwelijk ter inzage te leggen. Ik vraag me wel af of de rubricering
niet nog iets hoger is dan vertrouwelijk, maar daar moeten wij even zelf
naar kijken. Volgens mij is die rubricering hoger.
We moeten echt gaan afronden, beste mensen. Ik kijk daarom even of er
iemand is die … Ik hoor u, meneer Pool, maar hoelang zou u dan willen
spreken? Ik moet echt om 23.00 uur de tent dichtdoen, want dat is de
regel die Voorzitter Bosma heel duidelijk heeft afgekondigd.
Oké. Ik zie uw reacties en dan gaan we gewoon beginnen met het aanbod
van de staatssecretaris om het in te zien en niet om ...
Staatssecretaris Tuinman:
Ik heb de handreiking gedaan om af te spreken dat we het vertrouwelijk
ter inzage leggen. Laten we gewoon even kijken wat de beste manier is om
dat te doen, want het moet wel allemaal veilig zijn en volgens de juiste
regels gaan.
De voorzitter:
Daar komt wel wat bij kijken, maar daar kunnen we gewoon naar kijken.
Veiligheid voorop, zeg ik dan, maar ik ben natuurlijk niet de voorzitter
van deze commissie. Ik zeg het maar gewoon: de tegenstander moet niet
mee kunnen kijken.
Dan beginnen we nu snel. Meneer Nordkamp.
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Ik ben een beetje moe en dat maakt me ook wat milder.
Het glas is niet helemaal halfvol, maar ook niet halfleeg. Het zit er
een beetje tussenin en dat is wat de rapportages ook uitwijzen.
Op bepaalde vragen van mij was het antwoord goed te volgen. Maar ik heb
zojuist ook al de opmerking gemaakt: neem het mee in de volgende
rapportages en als er logische verklaringen zijn, geef die dan mee. Ik
denk dus dat we ook eens een keer wat beter met elkaar naar de kwaliteit
van de rapportages moeten kijken. In dat licht heb ik een motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Defensie steeds vaker gebruikmaakt van externe inhuur
en commerciële marktpartijen;
overwegende dat het in tijden van versnelde en forse opschaling
begrijpelijk kan zijn dat Defensie ter ondersteuning gebruikmaakt van
externe inhuur en commerciële marktpartijen;
overwegende dat hieruit mogelijk het risico kan ontstaan van een te hoge
mate van afhankelijkheid van externe inhuur en commerciële
marktpartijen, wat onwenselijk is voor de stabiliteit van onze
krijgsmacht;
overwegende dat het wenselijk is dat de Kamer inzicht krijgt op basis
waarvan en wanneer gekozen wordt voor externe inhuur en samenwerking met
commerciële marktpartijen, en hoe mogelijke risico's zo veel mogelijk
beperkt worden, evenals de impact hiervan op de
defensieorganisatie;
verzoekt de regering om voortaan om in de Stand van Defensie expliciet
te rapporteren over de mate waarin en de wijze waarop Defensie
samenwerkt met commerciële marktpartijen en kiest voor externe inhuur en
de wijze waarop mogelijke risico's worden gesignaleerd en beperkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Nordkamp.
Zij krijgt nr. 6 (36740-X).
De heer Nordkamp (GroenLinks-PvdA):
Ik vind dat heel erg belangrijk. De Stand van Defensie heet niet voor
niets Voortgang bouwen aan een toekomstbestendige krijgsmacht. Ik
begrijp heel goed dat we daar andere partijen bij nodig hebben, maar het
is vanwege onze controlerende functie ook onze taak dat we daar goed in
worden meegenomen en dat we daar inzicht in hebben.
Dank u wel.
De voorzitter:
Top. Meneer Pool.
De heer Pool (PVV):
Hartelijk dank, voorzitter. Ik heb geen motie vanavond, maar nog wel een
vervolgvraag.
Het verhaal dat we te horen kregen over de onvolkomenheden bij het
ministerie van Defensie is echt te mager. Het is totaal niet duidelijk
wanneer ze dan wel zijn opgelost. De staatssecretaris heeft er geen
enkel vertrouwen in dat hij het voor 2025 wel op de rit krijgt. Dat
getuigt gewoon echt van een gebrek aan urgentie. Ik snap daar helemaal
niks van. Mijn vraag is dan ook: wanneer is het dan wel opgelost? Welk
jaartal? Waarom duurt het zo lang? Dat is de vraag.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Oké. Meneer Van Houwelingen.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter, ook voor het voorzitten. Dat was, begrijp ik, niet
altijd even makkelijk.
Ik heb het maar even geturfd en wat blijkt: vijf van de zeventien vragen
zijn beantwoord. Dat is een score van 30%. Ik hoor wat protest, maar dat
is echt de score die we in dit debat gehaald hebben.
Ik heb geen motie, maar nog wel één vraag. De minister geeft toe in zijn
beantwoording dat de NAVO-resilience objectives geheim zijn. Maar ze
zijn ook politiek bindend. Ter geruststelling zegt de minister dan de
hele tijd: uiteindelijk gaan de Kamer en de regering er zelf over. We
hebben tegelijkertijd hierover een uitspraak van één minister, minister
Agema, en die uitspraak wijst er heel duidelijk op dat er iets anders
aan de hand is. Dit is — ik citeer — wat minister Agema hierover zei:
"Dat neemt niet weg dat ik kort na het aantreden geïnformeerd ben over
weerbaarheid, de bredere context waarin wij ons bevinden en de overlap
die dit heeft met deze post op epidemische paraatheid. Daar zal ik mee
moeten dealen en een oplossing voor moeten vinden, want aan
NAVO-verplichtingen zijn we gehouden."
Ze zei dat terwijl ze als Kamerlid ook heeft gepleit voor die
bezuinigingen. Ze zegt dus heel duidelijk: ik doe iets wat ik eigenlijk
niet wil. Ik heb wel degelijk goed geluisterd en ik heb de minister echt
horen zeggen: "Nou ja, minister Agema vergist zich blijkbaar, want ze
gaat uiteindelijk toch echt zelf over dat oordeel. Het is niet zo dat
een regeerakkoord op zij kan worden geschoven door die
NAVO-verplichtingen." En nu komt dus mijn vraag: kunnen wij dat als
Kamer gaan controleren?
Mijn vraag aan de minister van Defensie is dan het volgende. Minister
Agema is hierover geïnformeerd. Dat kan niet anders. Dat is niet gedaan
door de minister van Defensie, want dat heeft de minister van Defensie
gezegd. Dat is een van de vijf vragen die beantwoord zijn. Blijkbaar is
dat dus gedaan door een andere minister, waarschijnlijk minister Van
Weel, vermoed ik. Kunnen we dus als Kamer te weten komen wie de minister
daarover geïnformeerd heeft? En vooral: hoe? Daar moeten notulen van
zijn. Daar moet iets van zijn.
Helemaal tot slot, voorzitter. Als dan in dat briefje of in die notulen
staat "minister Agema, uiteindelijk gaat u zelf over die afweging", dan
ben ik gerustgesteld. Dan ben ik gerustgesteld door de minister, want
dan heeft minister Agema het blijkbaar verkeerd begrepen. Kunnen we dus
die notulen krijgen, waarin ze te horen heeft gekregen dat ze die
bezuiniging niet kan effectueren?
Dat was mijn laatste vraag, voorzitter, via u aan de minister.
De voorzitter:
Meneer Van Dijk.
De heer Olger van Dijk (NSC):
Dank, voorzitter. Voor mij waren twee onderwerpen van belang en ik vind
de beantwoording bevredigend.
Ik ben blij met de toezegging van de minister over zijn inzet om in
NAVO-verband nog eens goed te kijken naar de berekeningswijze en dan met
name naar die noemer.
Het tweede punt is een punt dat zowel voor ons als voor de Rekenkamer
belangrijk is, namelijk de beveiliging. Ik ben blij met het aanbod om
het ter inzage te leggen.
Ik had eigenlijk een motie voorbereid op dit punt, maar ik heb
toevalligerwijze gegeten met de heer Bontenbal en die heeft mij gezegd:
niet te veel moties. Ik laat die motie dus maar achterwege, want ik ben
blij met dat aanbod.
De Rekenkamer gaat er blijkbaar twee keer per halfjaar naar kijken.
Normaal gesproken geeft het kabinet daar dan ook weer een reactie op.
Kan de staatssecretaris daarom in ieder geval toezeggen dat wij de
eerstvolgende rapportage van de Rekenkamer op enigerlei wijze naar de
Kamer gestuurd krijgen, zodat we het actief kunnen volgen? Dat staat dus
los van het aanbod om het verbeterplan zelf te kunnen inzien.
Tot slot mijn tweede vraag. Cultuur is ook voor de staatssecretaris een
belangrijk punt. Die campagne is goed, net als dat aanspreken. Maar hoe
meten we dat het ook echt vooruitgaat? Misschien kan de staatssecretaris
daar nog iets over zeggen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Merci.
Voorzitter: Pool
De heer Ellian (VVD):
Ik ga geen toelichting geven, maar ik ga een motie indienen. Ik heb ook
wel weer wat geleerd. Natuurlijk, je leert tijdens elk debat wat, maar
kennelijk bestaat er iets als "no size fits nobody". En nu zijn er
different sizes die wat beter passen, zei u. Dat is nieuw. Ik wist niet
dat dat kon.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Algemene Rekenkamer bezwaar heeft gemaakt en de
beveiliging van militaire objecten over 2024 als ernstige onvolkomenheid
heeft gekwalificeerd;
van mening dat in deze tijd van toenemende dreigingen de beveiliging van
militaire objecten op orde moet zijn maar ook afschrikwekkend moet
zijn;
verzoekt de regering om:
de beveiliging van militaire objecten zichtbaar en onzichtbaar per direct te intensiveren;
maatregelen voor te bereiden waarmee slimme voertuigen uit China geweerd kunnen worden van en rondom militaire objecten en locaties;
hierbij rekening te houden met toekomstige hogere "Alert States";
het veiligheidsbewustzijn per direct onder de aandacht te brengen van defensiemedewerkers;
de Kamer hier halfjaarlijks over te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ellian.
Zij krijgt nr. 7 (36740-X).
De heer Ellian (VVD):
Jullie zijn geweldig, dank je wel.
Voorzitter: Ellian
De voorzitter:
Hoeveel tijd? Er zijn nog wat losse vragen. Is vier minuten genoeg? Twee
minuten, nou, top. Dan schorsen we twee minuten en dan gaan we daarna
verder.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. De minister.
Minister Brekelmans:
Dank, voorzitter. Ik kan even de eerste motie doen, op stuk nr. 6. De
staatssecretaris gaat over externe inhuur, maar het gaat over een
rapportage. Dit zit al in het jaarverslag. Daarin rapporteren we
hierover. Dus het is wat overbodig, zeg ik tegen de heer Nordkamp, maar
volgens mij is het geen probleem om dit daarin op te nemen, dus geef ik
'm oordeel Kamer. Maar ik wijs hem er even op dat hier in het
jaarverslag ook al uitgebreid aandacht aan wordt besteed.
Volgens mij zijn er verder geen hele specifieke vragen aan mij gesteld,
behalve door de heer Van Houwelingen. Hij vraagt hoe het precies kan dat
mevrouw Agema dat ooit heeft gezegd. Ja, weet je, ik weet dat niet. Ik
heb nu een paar keer geprobeerd uit te leggen hoe het zit. Ik heb
aangegeven dat ik daar niet met mevrouw Agema over gesproken heb. Als
hij bij de minister van VWS wil achterhalen hoe zij daar destijds over
geïnformeerd is en hoe zij tot die woorden is gekomen, dan zou ik
zeggen: leg die vraag vooral daar neer. Maar nogmaals, het komt niet
vanuit mij.
De voorzitter:
De allerlaatste vraag.
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, de allerlaatste. Het komt dus niet van de minister, maar het komt
ook niet vanuit het ministerie van VWS. Dan moet het, neem ik aan, van
minister Van Weel komen, want de NCTV coördineert het. Ik moet het aan
iemand kunnen vragen, want minister Agema is nu weg. Dan kan het kabinet
toch geen antwoord geven …
De voorzitter:
Heeft de minister enig idee aan wie collega Van Houwelingen deze vraag
zou kunnen richten?
Minister Brekelmans:
Een minister van VWS, ook een nieuwe minister van VWS, is
verantwoordelijk voor zijn of haar voorgangers. Dat geldt ook voor mij.
Ik leg ook verantwoording af over wat mijn voorgangers hebben gedaan.
Dus als u precies wilt weten hoe de minister van VWS eerder tot een
bepaalde uitspraak is gekomen, zou ik het daar vragen. Ik heb ongeveer
een kwartier van onze schaarse tijd eraan besteed om toe te lichten hoe
ik ernaar kijk, dus volgens mij heb ik mijn best gedaan om de vraag te
beantwoorden.
De voorzitter:
Goed. De staatssecretaris.
Staatssecretaris Tuinman:
Jazeker, voorzitter. Ik heb nog twee vragen van de heer Van Dijk en een
motie. Maar ik ga eerst de vragen beantwoorden. U had het over de
ARK-rapporten en vroeg of we die naar de Kamer kunnen sturen. Dat doen
wij gewoon.
U vroeg ook hoe je cultuur meet. Het meten van veiligheidsbewustzijn
doen we via M3-metingen en ook via de rapporten van de IGK en de IVD.
Waar mogelijk doen we het specifiek via TOS. Dat zijn
medewerkersonderzoeken. We hebben hele lijstjes van hoe we het
veiligheidsbewustzijn bij mensen daadwerkelijk onderzoeken. Dus daar
hebben we wel degelijk criteria voor. Die cultuur is een commandanten-
en leiderschapsverantwoordelijkheid. Die moeten wij dragen. Dat moeten
wij elke dag uitdragen. Niemand kan zich vrijpleiten van die
verantwoordelijkheid om elkaar daar ook op aan te spreken.
De heer Pool vroeg nog of het in 2025 klaar is of niet. Ik ben bereid om
ons plan van aanpak ter inzage te leggen. Daarin zitten eigenlijk de
deadlines per specifieke maatregel in. Daarmee wil ik aangeven dat we
het gaan regelen met de commissie. We gaan het op de juiste manier en
ruim ter inzage leggen. Dan kunt u daaruit uw informatie halen. Ik wil
ook aangeven dat we natuurlijk nooit klaar zijn met
veiligheidsbewustzijn. Je ziet ook dat de huidige dreiging op het gebied
van fysieke veiligheid, ook met betrekking tot militaire objecten, een
andere dreiging is dan die van een aantal jaren geleden, dus je moet het
uiteindelijk continu blijven aanpassen. De beste manier om dat te doen
is als volgt. De veiligheidsdiensten rapporteren erover, maar het gaat
voornamelijk ook om het doen van penetratietesten. Dat is eigenlijk het
allerbelangrijkste.
Dan heb ik nog de motie van de heer Ellian, op stuk nr. 7. Hij doet
daarmee vijf verzoeken. Het tweede gaat over de maatregelen met
betrekking tot voorbereidingen om slimme voertuigen uit China te weren
van en rondom militaire objecten. Als we dit zo kunnen interpreteren dat
we gaan onderzoeken hoe we dit kunnen doen, dan kan de motie oordeel
Kamer krijgen.
De voorzitter:
Ja, als het dan maar niet blijft bij "we hebben het uitgezocht en succes
ermee". Het gaat om voorbereiden, in de zin van: we nemen dit serieus en
het is de bedoeling dat we er ook iets mee gaan doen.
Staatssecretaris Tuinman:
Zeker weten, zeg ik richting de heer Ellian. Dat gaan we zeker doen. Ik
denk dat het sowieso interessant en goed is. We moeten even kijken of
het technisch haalbaar is en wanneer het kan. We moeten dan een
penetratietest doen en hier daadwerkelijk kennis over gaan opbouwen, of
het nou gaat over auto's uit China of whatever. We hebben dat dus al wel
onderkent. Als je richting de toekomst gaat kijken naar wat we de
modelkazernes noemen, dan zie je dat we veel minder van dit soort
voertuigen, en überhaupt voertuigen van buiten, op de kazerne willen
hebben. Dat moet je eigenlijk allemaal aan de randen van je eigen
locaties doen. In dat kader wil ik dat wel degelijk meenemen. Ik wil er
op die manier naar kijken. Ik wil ook kijken of we daadwerkelijk kunnen
gaan testen wat de impact is van dit soort dingen en hoe we eventueel
tot maatregelen kunnen komen.
De voorzitter:
Oké, prima. De minister heeft nog een nabrander.
Minister Brekelmans:
Ik was nog iets vergeten te zeggen. In het debat ging het net over de
aanstelling van de CDS en daar heb ik me wel aan gestoord. Dat is mijn
directe verantwoordelijkheid. De staatssecretaris heeft heel goed
uitgelegd hoe wij binnen Defensie naar diversiteit kijken en dat het van
belang is dat iedereen zich thuis voelt en we meer vrouwen aannemen. Bij
de aanstelling van de CDS kijken we altijd naar kwaliteit; wie is de
beste kandidaat? Ik ben het er helemaal mee eens dat het heel mooi zou
zijn als voor het eerst in de geschiedenis van de krijgsmacht een vrouw
een keer de CDS zou zijn. Dan zouden we het voorbeeld van Canada volgen.
Van de uitspraken die daar eerder over zijn gedaan in de organisatie,
ook door specifieke personen, neem ik geen centimeter afstand.
De voorzitter:
Wat wilt u zeggen, meneer Pool? We kunnen het debat nu niet
heropenen.
De heer Pool (PVV):
Oké, dan hou ik het hierbij.
De voorzitter:
Het standpunt van de PVV heeft u duidelijk kunnen maken. Ik dank
iedereen voor de aanwezigheid, maar specifiek wil ik onze ondersteuning
bedanken, omdat er wat uitloop was. Ik dank jullie hartelijk, want ik
weet hoe hard jullie werken en hoe druk het is. Ik dank de afvaardiging
van het kabinet, de afvaardiging van de krijgsmacht en de ondersteuning.
Dank aan de collega's en iedereen die dit debat gevolgd heeft. We
stemmen dinsdag 17 juni over de moties. Ik sluit de vergadering.
Sluiting 23.01 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|