[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgangsbrief Jeugd

Jeugdzorg

Brief regering

Nummer: 2025D27853, datum: 2025-06-13, bijgewerkt: 2025-06-18 16:34, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 31839 -1087 Jeugdzorg.

Onderdeel van zaak 2025Z12191:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


31 839 Jeugdzorg

Nr. 1087 Brief van de staatssecretarissen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Justitie en Veiligheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juni 2025

Te veel kinderen en gezinnen in kwetsbare situaties wachten nu te lang op passende jeugdzorg. Zij zijn de dupe van de toenemende druk op de jeugdzorg: 1 op de 7 kinderen maakt gebruik van jeugdzorg. Het stelsel is overbelast en kinderen die echt jeugdzorg nodig hebben, bijvoorbeeld bij zware depressies of eetstoornissen moeten hier vaak te lang op wachten. Terwijl snelle hulp juist dan belangrijk is om te voorkomen dat problematiek verergert.

Kinderen moeten weerbaar en veilig kunnen opgroeien zodat zij kunnen omgaan met de uitdagingen in het leven. Dit vraagt iets van de gehele samenleving. Van ouders, familie, van vrienden en kennissen, maar ook van scholen, sportclubs, etc. Meedenken en steun bieden vanuit het informele netwerk en basisvoorzieningen kan veel meer en beter benut worden. Als hulpvragen complexer worden of niet meer met hulp van bekenden kunnen worden opgelost, kunnen deze worden besproken met het lokale team dat gezinsgericht kijkt wat nodig is.

Stevige keuzes zijn nodig om te zorgen dat er goede basisvoorzieningen zijn en dat (specialistische) jeugdzorg beschikbaar is voor de kinderen en gezinnen in de meest kwetsbare situaties. Zo kunnen we ervoor zorgen dat zij tijdig passende hulp ontvangen en het jeugdzorgstelsel houdbaar blijft voor de toekomst.

De opgave is groot en vereist een stevige verandering. Van het inkopen tot het leveren van ondersteuning en zorg. En we moeten nog meer luisteren naar kinderen en ouders zelf: wat hebben zij nodig in hun dagelijkse leven om - al dan niet met lichte ondersteuning of na een jeugdzorgtraject - weer zelf met steun uit de eigen omgeving verder te kunnen? Met gemeenten, aanbieders, professionals en cliënten(organisaties) hebben we in de Hervormingsagenda Jeugd afgesproken wat hiervoor nodig is en wordt op verschillende niveaus (landelijk, regionaal en lokaal) hard gewerkt aan de uitvoering hiervan.1

Dit voorjaar is weer een cruciale stap gezet: uw Kamer heeft het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg – dat bijdraagt aan de verbetering van de beschikbaarheid van (hoog)specialistische jeugdzorg – aangenomen. De datum van inwerkingtreding (voor de meeste onderdelen van de wet) is zo spoedig mogelijk. Ook de transformatie van de gesloten jeugdzorg vindt gestaag plaats. Het aantal kinderen in de gesloten jeugdzorg daalt, het aantal alternatieven groeit en kwaliteitskaders hiervoor zijn in ontwikkeling.

Tegelijkertijd realiseren we ons dat nog niet alle kinderen en ouders hier vandaag of morgen iets van merken. We voelen de urgentie om zo snel mogelijk tot verbetering te komen, de aanpak aan te scherpen en te intensiveren, om ervoor te zorgen dat zij dit wel gaan merken. Extra inzet op de volgende punten is daarom nodig:

  1. Betere samenwerking in het sociaal domein om problemen in huishoudens, dus op verschillende domeinen, vroegtijdig aan te pakken en gezinnen zo goed mogelijk te ondersteunen. Zo kunnen we de instroom in jeugdzorg zoveel mogelijk voorkomen. We zien immers samenhang tussen kenmerken van ouders en huishoudens en het gebruik van jeugdhulp. Zo weten we dat ouders van jongeren met jeugdzorg vaker niet op hetzelfde adres wonen vergeleken met alle Nederlandse jongeren en dat de hoogste percentages jongeren met jeugdhulp te vinden zijn binnen de 20% laagste huishoudinkomens. Het is nodig meer naar de oorzaken van problemen in gezinnen te kijken en die – waar mogelijk – aan te pakken. Maar het is ook belangrijk dat de jeugdsector zelf meer gezinsgericht gaat werken en dat zij aanwezig zijn op plekken waar kinderen en ouders dagelijks komen, zoals de school. Zo kunnen we kinderen en gezinnen sneller en beter helpen.

  2. Als jeugdzorg toch nodig is, dan is deze zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig en van goede kwaliteit. Dit betekent dat we op een andere manier naar hulpvragen moeten kijken en ook op zoek moeten naar oplossingen buiten de jeugdzorg. Dit vraagt anders werken van zowel de partijen die werkzaam zijn in het jeugddomein, als de samenleving als geheel. Wat dit inhoudt en betekent, daarover willen we nadere afspraken maken met de sector. Het wetsvoorstel ‘reikwijdte’ moet deze beweging uiteindelijk steunen en waarborgen. Dit is ook het doel van het Richtinggevend Kader Toegang, lokale teams en integrale dienstverlening voor gemeenten en het Convenant Stevige lokale teams dat onder regie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt opgesteld.

  3. Verbetering van de kwaliteit van de geboden jeugdhulp. Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) geeft aan dat op dit moment ongeveer één op de vijf kinderen die jeugdzorg krijgen daardoor beter geholpen is.2 Voor de overige kinderen is dit minder evident. Zij blijven bijvoorbeeld lang in het systeem of gaan van de ene hulp naar de andere. Verbetering van de kwaliteit is nodig. Dit vraagt o.a. om alternatief, beter passend aanbod, zo dicht mogelijk bij huis en gezinsgericht, meer groepsgerichte hulp wat de vraag naar individuele hulp kan verminderen en betere samenwerking tussen partijen.

  4. Beter in balans brengen van de vraag en het aanbod van jeugdhulp. Het aanbod van lichte hulp is momenteel (te) groot en leidt tot een toename van de vraag naar jeugdhulp – aanbod schept immers vraag. Tegelijkertijd is er voor complexe zorgvragen soms juist weinig aanbod beschikbaar waardoor kinderen hiervoor te lang op een wachtlijst staan. We willen met gemeenten en sector gaan bekijken wat er nodig is in de inkoop en contractering van zorg om de gewenste beweging naar voren te realiseren. Dit kan leiden tot aanvullende of verdere invulling van het wetsvoorstel reikwijdte en/of het Convenant Stevige lokale teams.

  5. We zetten stevig in op het verbeteren van het inzicht in de werking van het stelsel. Ook gaan we de voortgang van de Hervormingsagenda nauwkeuriger volgen om strakker te kunnen sturen op het bereiken van de doelen van de Hervormingsagenda: jongeren groeien weerbaar op, we bieden tijdig passende hulp aan kinderen en gezinnen in kwetsbare situaties en zorgen dat het jeugdzorgstelsel houdbaar blijft voor de toekomst. Dat betekent dat we nog meer gaan doen om de beschikbaarheid en kwaliteit van data te verbeteren.

Hiermee geven we ook invulling aan het advies van de Deskundigencommissie, die bevestigt dat we met de Hervormingsagenda op de goede weg zijn, maar dat meer nodig is om de instroom in de jeugdzorg te beperken en de jeugdzorg te verbeteren.3 4 Wij zijn de Deskundigencommissie zeer erkentelijk voor haar waardevolle advies. Het schetst een helder beeld van wat nodig is. Daarmee geeft het duidelijk richting aan de maatregelen die de komende periode moeten worden genomen.

Op dit moment voeren wij gesprekken met betrokken partijen uit de Vijfhoek (vertegenwoordigers van cliënten, professionals, jeugdzorgaanbieders, gemeenten en het Rijk) over de extra beheersmaatregelen. Wat vraagt dit van elk van de partijen? Streven is dat er in de zomer van 2025 een ‘routekaart’ ligt waarin de stappen staan die we de komende periode gaan zetten.

Extra geld en aanvullende maatregelen

Het kabinet heeft voor de periode 2025-2027 cumulatief 3 miljard euro extra beschikbaar gesteld voor de jeugdzorg en gemeenten. De komende periode praten Rijk en VNG nog door over de eventuele compensatie voor de uitgaven van gemeenten aan jeugdzorg in de jaren 2023-2024. Uiterlijk deze zomer van dit jaar trekt het demissionaire kabinet hierover conclusies. Daarnaast versterkt het demissionaire kabinet de beheers- en inhoudelijke maatregelen uit de Hervormingsagenda Jeugd en neemt aanvullende beheersmaatregelen die o.a. moeten bijdragen aan de houdbaarheid van het stelsel. Zo wordt een wetsvoorstel voorbereid ter invoering van de eigen bijdrage voor jeugdhulp. Ook worden maatregelen voorbereid voor de sturing op trajectduur en zorgintensiteit. Deze maatregelen helpen om bewuster te kijken naar welke hulp passend en effectief is. Bij de uitwerking is zoals altijd uiteraard oog voor gezinnen in kwetsbare posities.

We volgen de voortgang goed en sturen waar nodig bij met het oog op het behalen van onze doelen. We verbinden kpi’s aan onze afspraken en zijn hierop afrekenbaar. We zien al veel goede voorbeelden in het land. Het is belangrijk dat we die opschalen, dat regio’s en gemeenten van elkaar leren en werkende elementen al op korte termijn worden toegepast. Daarin zien wij ook een rol voor onszelf door de goede voorbeelden onder de aandacht te brengen en andere regio’s en gemeenten te stimuleren om dit over te nemen.

Kind- en gezinsbescherming

De noodzaak van een beter stelsel van kind- en gezinsbescherming, om hulp en bescherming aan gezinnen en huishoudens die in een onveilige situatie verkeren te verbeteren, blijft onverminderd groot. Daarom blijven we ons samen met de VNG inzetten op de gezamenlijke doelstelling om in een eerder stadium betere hulp en bescherming te bieden, gericht op samenwerking en gelijkwaardigheid en met minder organisaties in de keten. Concreet betekent dit stevige wijkteams die oog hebben voor veiligheidsvraagstukken bij zowel jeugdigen als volwassenen, en een regionaal veiligheidsteam met expertise en specifieke taken dat met deze wijkteams samenwerkt.

Zo werken wij aan de herziening van het jeugdzorgstelsel en een beter stelsel van kind- en gezinsbescherming. In deze brief gaan we nader in op de hier bovengenoemde lijnen en resultaten.

Hervorming Jeugdzorg

Voorkomen dat jeugdzorg nodig is, de jeugdzorg zelf verbeteren en houdbaar maken voor de toekomst, vraagt om stevige keuzes en een hervorming van het stelsel. Maar bovenal vraagt dit een andere manier van denken over jeugdzorg en anders handelen. De Hervormingsagenda Jeugd bevat een groot aantal afspraken dat deze ‘beweging naar voren’ concreet moet maken en nu nader geprioriteerd en geïntensiveerd wordt. In deze paragraaf wordt de voortgang toegelicht.

  1. Gezinsgericht werken en samenwerking in sociaal domein om jeugdhulp te voorkomen

Problemen van gezinnen op andere levensdomeinen, zoals onderwijs, bestaanszekerheid, veiligheid en wonen, leiden met enige regelmaat tot een beroep op jeugdhulp. Jeugdhulp is effectiever of soms niet of minder nodig wanneer er samenhang is met hulp en ondersteuning aan ouders op andere levensgebieden. Het is daarom essentieel dat op meerdere levensdomeinen wordt ingezet. Dit draagt bij aan het wegnemen en verminderen van de (structurele) oorzaken die leiden tot de instroom naar jeugdhulp.

Het Rijk gaat daarom, samen met de VNG, een brede agenda sociaal domein ontwikkelen waarin de domein overstijgende gezinsaanpak centraal staat. Hierin wordt nadrukkelijk de verbinding gelegd tussen onderwijs, bestaanszekerheid, hulp en ondersteuning. Eind 2025 zijn de contouren van deze agenda gereed. Ook zoeken we vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en ministerie van Justitie en Veilligheid (JenV) nadrukkelijk de samenwerking op met andere departementen, gemeenten en stakeholders rondom een aantal vraagstukken. Zo werken we samen met de ministeries van BZK, OCW en SZW aan een interdepartementale aanpak om gezinnen in een kwetsbare positie meer integraal en daarmee beter te ondersteunen. De staatssecretaris Participatie en Integratie (SZW) informeert uw Kamer over de voortgang in de brief over het programma Armoede en Schulden.

Ter ondersteuning van integraal werken verwijzen wij in deze context ook graag naar het Wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (Wams) (Kamerstukken 36295). Dit wetsvoorstel moet de gelijktijdige inzet van hulp uit andere domeinen ondersteunen. Het wetsvoorstel is in behandeling bij uw Kamer. Tijdens het commissiedebat GGZ/ Suïcidepreventie van 15 april jl. is aangekondigd dat er voor de zomer een brief over dit wetsvoorstel naar uw Kamer wordt gestuurd.

Het is daarnaast belangrijk dat in de praktijk steeds meer wordt gekeken naar wat gezinnen nodig hebben, in plaats van (alleen) naar het kind. Op deze manier kunnen problemen sneller bij de kern worden aangepakt. Een (financiële) stabiele thuissituatie en een sterke sociale basis zijn essentieel, zodat kinderen gezond, veilig en kansrijk kunnen opgroeien. De verschillende trajecten en programma’s in de aanpalende domeinen dragen hieraan bij en daarmee tegelijk ook aan het terugdringen van de instroom in de jeugdzorg. Denk hierbij aan programma’s zoals Participatiewet in balans en inclusief onderwijs.

Maatschappelijke dialoog

Als 1 op de 7 jeugdigen jeugdhulp ontvangt, dan is er iets aan de hand in onze samenleving. Dat kan en mag niet normaal gevonden worden. Hoe kunnen we gezinnen beter ondersteunen en wanneer accepteren we dat bepaalde situaties en problemen bij het leven horen en wanneer niet? Daarover gaat de maatschappelijke dialoog die we met alle relevante partijen in de samenleving voeren.  

Het voeren van een open gesprek met jeugdigen en hun omgeving over wat jongeren nodig hebben om (mentaal) gezond op te groeien is hierbij belangrijk. Welke ideeën hebben jongeren zelf om bijvoorbeeld prestatiedruk, stress en eenzaamheid te verminderen? Wij zijn in gesprek gegaan5 met jongeren over wat er speelt en welke oplossingen er zijn om mentale klachten te verminderen. Mede op basis van deze gesprekken zijn we ervan overtuigd dat veel oplossingen voor opvoedvragen en mentale problemen buiten de jeugdzorg te vinden zijn; in het normale leven, in de buurt en in de wijk en op school.

Ter ondersteuning bij de maatschappelijke dialoog is op 17 maart jl. het concept PRAATPOWER6 gelanceerd. Via PRAATPOWER worden scholen, gemeenten, verenigingen, wijkteams én jongeren geholpen zelf deze gesprekken vorm te geven. Inmiddels zijn de eerste dialogen al gevoerd: UNICEF, MIND Us en gemeente Amsterdam zijn op 11 februari met jongeren in gesprek gegaan over een veilige en gezonde online omgeving en op 10 april gingen jongeren van mbo-school Aventus in Deventer in gesprek met docenten, studieloopbaanbegeleiders en beleidsmakers over mentale gezondheid. Deze gesprekken zijn enerverend en leveren waardevolle input op.

Ook is eind mei het online platform mentale gezondheid voor jongeren en jongvolwassenen live gegaan (www.injebol.nl). Het platform is een samenwerking van 7 organisaties waaronder MIND, MIND Us en de Kindertelefoon en biedt betrouwbare informatie over mentale gezondheid en verschillende vormen van ondersteuning voor jongeren en jongvolwassenen met beginnende mentale klachten. Het platform komt hiermee tegemoet aan de wens van jongeren naar één plek met betrouwbare en toegankelijke informatie over mentale gezondheid.

Ook professionals worden uitgenodigd om het gesprek aan te gaan over wat anders kan en moet. Zowel onderling als ook met ouders, jongeren en werkgevers, gemeenten en het Rijk. Dit om de gewenste beweging te realiseren. Het is belangrijk dat ook bij hen een cultuurverandering plaatsvindt. Zo moet om gezinnen te ondersteunen ook steeds meer worden gekeken naar oplossingen buiten de zorg, omdat die effectiever kunnen zijn dan het bieden van (alleen) zorg. De Samenwerkende Beroepsverenigingen Jeugd (SBJ) spelen hierin een verbindende en stimulerende rol.

We roepen ook gemeenten en andere partijen op dit gesprek vooral lokaal met hun inwoners te voeren. De Deskundigencommissie geeft immers aan dat lokale steunstructuren hiervoor het beste kunnen worden benut.

In de praktijk:

De Gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft begin dit jaar een campagne ‘Anders zijn is heel normaal’ gelanceerd. De komende tijd zien ouders en verzorgers van kinderen in de basisschool leeftijd deze boodschap terugkomen op posters, flyers en andere communicatiemiddelen vanuit de school of opvang. Doel is bewustwording te vergroten dat het niet altijd nodig is om een label zoals ADHD, autisme of hoog sensitiviteit op een kind te plakken. Soms is een heel andere oplossing dan jeugdhulp, de beste oplossing. Het kan ouders helpen om vragen of zorgen te bespreken met bekenden, zoals familie, vrienden of de buren. Kinderen van groep 7 en 8 krijgen lesmateriaal aangeboden, waarmee wordt stilgestaan bij de mentale gezondheid van deze kinderen. Later dit jaar wordt de campagne ook via andere media uitgerold.

Vanuit het Rijk blijven wij deze boodschap en de dialoog de komende tijd uitdragen. VWS deelt veel goede voorbeelden via verschillende mediakanalen zoals https://www.voordejeugdenhetgezin.nl/hervormingsagenda-jeugd/maatschappelijke-dialoog.

  1. Jeugdhulp zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig

Als hulp of ondersteuning toch nodig is, dan is deze zo licht als mogelijk, zo zwaar als nodig en van goede kwaliteit. Dit betekent dat we op een andere manier naar hulpvragen moeten gaan kijken en ook op zoek moeten naar oplossingen buiten de zorg. Dit geldt zowel voor de partijen die werkzaam zijn in de zorg, als de samenleving als geheel.

Bij de uitvoering van de Hervormingsagenda hanteren we de volgende uitgangspunten:

  • We weten allemaal dat vragen en problemen horen bij opvoeden en opgroeien. Idealiter is er altijd iemand in de buurt die je om advies kunt vragen. Bijvoorbeeld iemand uit je eigen sociale netwerk, iemand op school of bij de sportvereniging. Dat hoeft niet altijd een expert te zijn.

  • Ook willen we dat áls er een hulpvraag ligt, de jeugdige en het gezin ergens laagdrempelig terecht kunnen met deze vraag (zoals het lokale team) en dat zij daar de benodigde hulp en ondersteuning kunnen ontvangen zonder direct doorverwezen te hoeven worden.

  • Dit vraagt om een verbetering van de sociale en fysieke omgeving waarin kinderen en jongeren opgroeien: een sterke pedagogische basis met algemene, vrij toegankelijke voorzieningen nabij huis en laagdrempelige en toegankelijke stevige lokale teams, waardoor de veerkracht van gezinnen en jeugdigen kan worden versterkt.

  • Wordt de vraag of benodigde jeugdhulp toch complexer? Dan kan er consultatie gevraagd worden bij de aanvullende (specialistische) jeugdhulp, waarbij de regie bij het gezin blijft.

  • Het is heel belangrijk dat bij het verkennen van mogelijke oplossingen voor een hulpvraag naar de bredere context van het gezin wordt gekeken. Niet alleen naar de jeugdigen, maar ook naar de omgeving. Jeugdhulp is lang niet altijd passend; ondersteuning van de ouders via bijvoorbeeld schuldhulpverlening of inzet van volwassenen-ggz kan effectiever zijn.

  • De hulp hoeft ook niet altijd een-op-een te worden geboden. Er zijn diverse voorbeelden van groepsgewijze interventies die effectief, zo niet effectiever zijn dan individuele interventies.

  • Mocht specialistische jeugdhulp nodig zijn, dan moet zorgvuldig worden beoordeeld welke jeugdhulp passend is en op welke manier deze wordt ingezet. En wordt rekening gehouden met de context van het gezin waarin het kind opgroeit. En ook hier is het belangrijk het (informele) netwerk te blijven betrekken.

Deze werkwijze wordt ondersteund met het wetsvoorstel ‘Reikwijdte’. Het Convenant Stevige lokale teams dat onder regie van de VNG wordt opgesteld maakt ook onderdeel uit van dit pakket. Uw Kamer heeft een groot aantal moties7 aangenomen die de wenselijkheid van deze beweging onderstrepen en vragen om de maatregelen met grote urgentie uit te werken. Wij omarmen de oproep in deze moties volledig. Ook het advies van de Deskundigencommissie Van Ark wordt hier volop bij betrokken. Daarnaast is ook met de VNG afgesproken om dit pakket aan maatregelen te intensiveren. Op dit moment zijn we aan de slag met de voorbereidingen van het wetsvoorstel, waarin ook de lokale teams een plaats krijgen.

Hoofdelementen wetsvoorstel Reikwijdte

Er wordt op volle kracht gewerkt aan het wetsvoorstel Reikwijdte om het zo spoedig mogelijk aan uw Kamer te kunnen aanbieden. In intensieve afstemming met de partijen uit de Vijfhoek (vertegenwoordigers van cliënten, professionals, jeugdzorgaanbieders, gemeenten en het Rijk) wordt de inhoud van het wetsvoorstel vormgegeven. We zetten alles op alles om het wetsvoorstel zo snel mogelijk in internetconsultatie te doen. Deze internetconsultatie is nadrukkelijk bedoeld om te toetsen of het wetsvoorstel dat er dan ligt de gewenste veranderingen in de praktijk zal faciliteren en zal een aantal specifieke vragen bevatten. Parallel aan de internetconsultatie wordt een aantal dialoogsessies georganiseerd met o.a. cliënten(vertegenwoordigers), gemeenten, aanbieders en professionals. Afhankelijk van de ontvangen reacties, de uitkomsten van de diverse toetsen en het advies van de Raad van State, verwachten wij in de loop van 2026 het wetsvoorstel bij uw Kamer in te dienen. In opmaat naar de komende internetconsultatie nemen wij u alvast mee in de hoofdlijnen van het wetsvoorstel.

De huidige Jeugdwet bevat een verplichting voor gemeenten om te jeugdhulp in te zetten wanneer een jeugdige dat nodig heeft. Op dit moment betreft dit een open norm, waarbij niet is gedefinieerd of ingekaderd wat dit precies inhoudt. Dit leidt in de praktijk tot een zeer versnipperd landschap met onwenselijke verschillen tussen gemeenten. Hierdoor weten de jeugdige en ouders maar ook gemeenten en aanbieders niet waar men aan toe is. Dit is één van de oorzaken voor de grote stijging van jeugdhulp.8 In het wetsvoorstel Reikwijdte wordt deze open norm ingevuld en wordt de toegang tot de jeugdhulp beter ingericht door een scherpere selectie aan de poort.

Er wordt overwogen de volgende elementen uit te werken in een wetsvoorstel:

  • Gemeenten hebben reeds de verplichting om op lokaal niveau een beleidsplan op te stellen hoe zij de sociale en pedagogische basis willen invullen. Het voornemen is om een minimumniveau van pedagogische basisvoorzieningen vast te leggen. Dit verkleint lokale verschillen en zorgt ervoor dat jeugdigen en ouders beter weten waar ze op kunnen terugvallen. Dit wordt nader uitgewerkt met o.a. cliënten(vertegenwoordigers), gemeenten, aanbieders en professionals. Hierbij wordt gedacht aan voorzieningen zoals:

  • Welzijnswerk, waaronder het jongerenwerk.

  • Laagdrempelige inloop- en ontmoetingsplekken met groepsgericht aanbod voor jeugdigen en ouders.

  • Informele steun.

  • Preventieve maatwerkinterventies van de Jeugdgezondheidszorg.

Daarnaast wordt verplicht om een visie op te stellen over de pedagogische basis in samenwerking met alle relevante partijen zoals jeugdigen, onderwijs, lokale teams, kinderopvang en jeugdgezondheidszorg in de gemeente.

  • Kern van het wetsvoorstel is de verplichting dat iedere gemeente een stevig lokaal team heeft, waar inwoners laagdrempelig terecht kunnen met hun opgroei-, opvoedvragen en vragen over mentale gezondheid en ook zelf hulp kunnen bieden (zie ook paragraaf over lokale teams).

  • Het nu veelomvattende begrip jeugdhulp wordt nader gedefinieerd. Het voornemen is onderscheid aan te brengen tussen (pedagogische) basisvoorzieningen, basishulp (die wordt geboden door of namens lokale teams) en aanvullende jeugdhulp. De bedoeling is dat er een sterke eerste lijn komt waarbij aanvullende hulp alleen wordt ingezet wanneer dat nodig is:

  • Basishulp is de hulp (door lokale teams) die in de directe leefomgeving voor jeugdigen en ouders beschikbaar is. Er wordt nog uitgewerkt of deze voorzieningen zoveel mogelijk vrij toegankelijk kunnen worden geboden door het lokale team wanneer jeugdigen of ouders bij het lokale team komen met een hulpvraag. Basishulp kan bijvoorbeeld bestaan uit extra ondersteuning aan een jeugdige op school of aan het team op school of bij de kinderopvang of een aantal gesprekken met een professional van een lokaal team bij opvoedvragen. Het gaat over het algemeen om kortdurende trajecten, maar ook langdurige begeleiding in geval van een gezin met een kind met een chronische/levenslange, levensbrede beperking kan onder basishulp vallen. Zo nodig kan de expertise van een specialist, worden geraadpleegd. Het goed omschrijven van basishulp is nog volop onderwerp van gesprek met het veld.

  • Het idee is dat (basis)hulp zo flexibel mogelijk wordt ingezet zodat de zorg constant aansluit bij de behoefte van een jeugdige en het gezin. Bijvoorbeeld als een jeugdige na een traject bij een specialistische aanbieder nog wel laagdrempelige ondersteuning nodig heeft (zogeheten waakvlam ondersteuning). De motie Van den Hil (VVD) nemen we hierin mee.9

  • In de Jeugdwet wordt verduidelijkt dat basisvoorzieningen en basishulp voorliggend zijn aan aanvullende jeugdhulp. Dit betekent dat aanvullende jeugdhulp alleen kan worden ingezet als er geen passende (preventieve) basisvoorziening (op het gebied van o.a. sport, cultuur, welzijn, jeugdgezondheidszorg of jongerenwerk) of basishulp (via ondersteuning door lokaal team) beschikbaar is. Daarnaast is het uitgangspunt dat de hulp en ondersteuning zoveel mogelijk groepsgericht worden aangeboden, tenzij een individuele aanpak passender is. Het aanbod kan ook digitaal worden vormgegeven, mits de kwaliteit passend is.

  • In sommige gevallen is meer aan de hand en zijn de voorzieningen in de pedagogische basis of de basishulp door het lokale team niet toereikend. Dan is aanvullende (specialistische) jeugdhulp nodig. We bekijken hoe we de aanvullende hulp nader kunnen beschrijven. Het betreft in ieder geval minimaal de regionaal in te kopen vormen van jeugdhulp, zoals opgenomen in het ontwerp besluit Verbetering beschikbaarheid jeugdhulp.

  • De toeleiding naar jeugdhulp wordt duidelijker omschreven:

  • Bij het beoordelen of een gezin hulp of ondersteuning nodig heeft, is het belangrijk te kijken naar de brede context en wat een gezin of jeugdige hierin zelf kan doen. Bijvoorbeeld met behulp van het eigen netwerk. Ook is het belangrijk dat gemeenten dit op eenzelfde manier doen. Daarom worden de begrippen ‘eigen kracht’ en ‘gebruikelijke zorg’ in de Jeugdwet gedefinieerd. Van eigen kracht is sprake wanneer de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van ouders en/of andere verzorgers/opvoeders, dan wel van hun sociale netwerk, toereikend is om de hulp te bieden die past bij de ondersteuningsvraag van de jeugdige.

  • Aanvullende jeugdhulp wordt alleen ingezet wanneer dat noodzakelijk is. Of aanvullende jeugdhulp noodzakelijk is, is afhankelijk van de aard en ernst van de problematiek en de eigen mogelijkheden, het probleemoplossend vermogen en de toereikendheid van het netwerk van de jeugdige. Op deze manier krijgen ouders met veelvoorkomende opgroei- en opvoedvragen passende hulp vanuit de eerste lijn en wordt aanvullende hulp alleen ingezet voor jeugdigen en gezinnen in de meest kwetsbare situaties. De beoordeling hiervan is uiteraard aan een deskundige professional, op basis van hun beroepscodes en kwaliteitsstandaarden.

  • Ook wordt onderzocht hoe gemeenten en professionals ondersteund kunnen worden bij de beoordeling of aanvullende jeugdhulp nodig is door aanvullend op het voorgaande punt (ernstcriterium) een ‘afwegingsproces’ in de Jeugdwet op te nemen. Dit komt ten goede aan de rechtszekerheid van de jeugdige en ouders en voorkomt rechtsongelijkheid tussen gemeenten.

Circa 35% van de doorverwijzing naar (specialistische) jeugdhulp verloopt via huisartsen10. Daarom is in de Hervormingsagenda Jeugd ingezet op sterkere samenwerking tussen huisartsen en gemeenten. Hierover zijn we met huis- en jeugdartsen in gesprek.

Zoals gezegd heeft dit wetsvoorstel grote urgentie. Tegelijkertijd is zorgvuldigheid belangrijk. De afgelopen maanden zijn daarom veel gesprekken gevoerd met diverse belanghebbenden. Hieruit komt een aantal vraagstukken naar voren. Enerzijds geven partijen aan grote behoefte te hebben aan sturing met een verzoek om duidelijke kaders en definities vanuit het Rijk en anderzijds zijn diverse partijen juist huiverig voor deze kaders omdat zij vrezen voor een beperking van de professionele autonomie en onnodige schotten in het stelsel. Daarnaast bestaat bij een aantal partijen de wens om meer beschikkingsvrij te werken om het hulpverleningsproces zo flexibel mogelijk in te richten. Tegelijkertijd is een beschikking nodig om de rechtszekerheid en rechtsbescherming van inwoners te borgen. We belopen een zorgvuldig proces met de betrokken partijen om te komen tot een voorstel dat bijdraagt aan verbetering van het jeugdstelsel.

Stevige lokale teams

Het lokale team speelt een belangrijke rol bij de hervorming van het jeugdhulpstelsel. We zien in het land diverse voorbeelden van stevige (integrale) lokale teams, zoals in Amsterdam, Deventer, Groningen, Nijmegen, Den Haag, Oudewater/Montfoort, Sliedrecht, Utrecht, Woudenberg en Zwolle. Deze gemeenten laten zien dat lokale teams in staat zijn laagdrempelig te werken waardoor ze dicht bij de inwoner komen te staan en vanuit de hulpvraag van het gezin op zoek gaan naar een integrale oplossing. Zij laten zien dat dit werkt voor de jeugdige en het gezin. Het is belangrijk dat gemeenten die nog verder afstaan van het richtinggevend kader, zich verder ontwikkelen met behulp kennis en ervaring van gemeenten die hier al verder mee zijn. Verder kunnen zij ondersteund worden via de ondersteuningslijn stevige lokale teams van de VNG (OZJ). Zodat steeds meer gemeenten jeugdigen en gezinnen steeds beter helpen. Het doel is dat alle gemeenten gaan werken met stevige, multidisciplinaire lokale teams voor jeugdhulp en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

In de praktijk

De Sociale Wijkteams in Zwolle, in dienst van de gemeente, zijn teams met professionals met diverse expertise (vanuit Jeugd, Wmo 2015, participatie, leerplicht, welzijn, etc.) om integrale hulp te kunnen bieden aan gezinnen en huishoudens. De opdracht aan lokale teams (o.a. om meer op te lossen in de sociale basis en zelf hulp te bieden) sluit goed aan op de kenmerken uit het richtinggevend kader voor toegang, lokale teams en integrale dienstverlening in het sociaal domein11. Op 16 mei 2025 heeft gemeente Zwolle, samen met de Hogeschool Viaa, het platform sociaal domein en het Nederlands Jeugdinstituut, een leerbijeenkomst georganiseerd met 160 professionals, beleidsmakers en bestuurders uit ruim dertig gemeenten met de centrale vraag: wat maakt het jeugdbeleid echt effectief?12.

In opvolging van het richtinggevend kader voor toegang, lokale teams en integrale dienstverlening in het sociaal domein13 werkt VNG aan het Convenant Stevige lokale teams, waarbij de betrokken partijen vastleggen wat ze van elkaar mogen verwachten als het gaat om de inrichting van lokale teams. In tegenstelling tot wat eerder is gemeld, wordt de ondertekening van dit convenant in het najaar van 2025 verwacht. Het Verkenningsinstrument Toegang (VIT) is ontwikkeld14 en met dit instrument kunnen gemeenten zelf zien waar ze staan ten opzichte van dit kader en welk ondersteuningsaanbod beschikbaar is. De VNG ondersteunt (via de ondersteuningslijn stevige lokale teams) gemeenten in de ontwikkeling richting stevige lokale teams. Onder meer via voorlichting, advies en daadwerkelijke ondersteuning en coaching door transformatiecoaches. Inmiddels zijn 108 gemeenten geholpen, waarvan een deel met advies en voorlichting zelf aan de slag kon, diverse gemeenten met coaching trajecten zijn gestart waarvan inmiddels ook trajecten zijn afgerond. Daarnaast zijn er werkpakketten stevige lokale teams15 opgeleverd. Deze werkpakketten bevatten kennis uit onderzoek en praktijk om de basis van een stevig lokaal team neer te zetten. Gemeenten kunnen hier zelf mee aan de slag, of gebruik maken van de hulp die wordt geboden. Op 31 maart jl. heeft VNG hierover een webinar georganiseerd die door meer dan 300 deelnemers vanuit gemeenten is gevolgd. Verder organiseert

de Associatie Wijkteams leernetwerken voor professionals in lokale teams op thema’s zoals veiligheid en de sociale basis.

Vanuit het programma Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming16 is het werkpakket Werken aan veiligheid ontwikkeld. Het is een hulpmiddel voor gemeenten en uitvoeringsorganisaties om een passende opdracht aan het lokale team te geven die gericht is op het werken aan veiligheid.

Samenwerken met informele steun

Momenteel zijn er 1.800 professionals opgeleid in de Jouw Ingebrachte Mentor (JIM)-aanpak om samen te werken met informele steunfiguren. Er zijn intussen 14 jeugdhulporganisaties aangesloten bij de JIMpact.17 Dit is een mooie ontwikkeling voor jeugdigen in de jeugdzorg die meer gebruik willen maken van het eigen netwerk of de informele steunfiguur.

In de praktijk

Samen Oplopen voor gezinnen in kwetsbare situaties
Samen Oplopen (onder meer in de gemeente Zeist) ondersteunt gezinnen in kwetsbare situaties met een unieke combinatie van informele steun en professionele begeleiding. De interventie biedt maatwerk en brede ondersteuning op alle levensgebieden – thuis, dichtbij en laagdrempelig. De aanpak sluit aan bij moeilijk bereikbare gezinnen en leidt in 88% van de gevallen tot afschaling van professionele hulp. Samen Oplopen versterkt de veerkracht van gezinnen, bevordert sociale cohesie én sluit aan bij Kansrijke Start voor een gezonde eerste 1.000 dagen van een kind. Stichting Samen Oplopen begeleidt gemeenten en lokale organisaties bij de uitvoering en borging van de aanpak, die wordt uitgevoerd door een lokaal wijk- of welzijnsteam. De interventie is opgenomen in de databank Effectieve Sociale Interventies van Movisie.

Jeugdigen met levenslange en levensbrede ondersteunings - en zorgvraag

Jeugdigen (en hun ouders) met een levenslange en levensbrede ondersteunings- en zorgvraag hebben een specifieke zorg- en ondersteuningsbehoefte. Om deze zorg en ondersteuning voor hen te verbeteren, wordt ingezet op:

  • Toegankelijk en beschikbaar maken van kennis. NJi en Kenniscentrum LVB hebben eind 2024 een eerste overzicht gemaakt van de kennis die beschikbaar is over de doelgroep jeugdigen met een levenslange en levensbrede ondersteunings- en zorgvraag. Dit overzicht wordt samen met de Zorg en ondersteuning Evaluatie Tool (ZET-tool) gebruikt om bij gemeenten te onderzoeken hoe zij kunnen worden ondersteund in het bieden en organiseren van deze ondersteuning en zorg. In tegenstelling tot wat wij eerder hebben gemeld worden de resultaten in het vierde kwartaal verwacht.

  • De ontwikkeling van een toekomstgericht perspectiefplan. Hier kan aan de hand van lange termijn-doelstellingen de benodigde zorg en ondersteuning worden vormgegeven. Ook hiervan worden de resultaten in het vierde kwartaal verwacht.

  • Verdere implementatie van het VN-verdrag Handicap. We sluiten aan bij de maatregelen die worden genomen in de werkagenda van de Nationale Strategie VN-verdrag Handicap. Het streven is om de werkagenda voor de zomer naar uw Kamer te sturen.

Financieringsmodel

Het is belangrijk om de juiste prikkels in het stelsel te brengen die de beweging naar de voorkant stimuleren. Eén van de instrumenten die hieraan kan bijdragen, is het nieuwe financieringsmodel dat per 1 januari 2029 in werking zal treden.

  1. Verbetering kwaliteit jeugdzorg – zorg die daadwerkelijk helpt

Jeugdigen en ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat de zorg die zij ontvangen passend is en hen daadwerkelijk helpt. Jeugdigen en ouders vormen een toetssteen voor kwaliteit: wanneer voegt de hulp waarde toe in hun leefwereld? De hulp hoeft niet altijd een-op-een te worden geboden, meer dan eens zijn groepsgewijze interventies effectiever. Residentiële jeugdhulp willen we zoveel mogelijk voorkomen. Waar residentiële jeugdhulp toch nodig is, gaan we deze verder transformeren naar een zo thuis mogelijke, regionaal georganiseerde kleinschalige vorm.

Kwaliteit en blijvend leren

Beroepsverenigingen, opleidingen en jeugdhulporganisaties werken in de praktijk voortdurend aan het verbeteren van kwaliteit van de jeugdhulp. Professionals moeten gefaciliteerd worden om bestaande kennis toe te passen in de praktijk, in een lerende omgeving. Daartoe is de werkorganisatie Kwaliteit en Blijvend Leren (KBL) opgericht en vertegenwoordigt alle perspectieven in het jeugdveld. In de werkorganisatie werken inhoudsdeskundigen vanuit het perspectief van jongeren en ouders, professionals, organisaties, gemeenten, kennis, onderzoek en innovatie met elkaar samen. KBL heeft de afgelopen periode gewerkt aan een Leeragenda. In co-creatie met het werkveld zijn vijf overkoepelende thema’s geprioriteerd waarop het KBL-netwerk samen wil leren én doen. Dit zijn de thema’s:

  • Sociale basis.

  • Kwaliteit en leren in lokale teams.

  • Samenwerking tussen gezin en alle betrokkenen onderling.

  • Lerend werken aan transformatie residentiële hulp.

  • Jeugdhulp die werkt.

De leeragenda geeft meerjarig richting aan het netwerk en de leeractiviteiten op weg naar verandering: doen wat werkt en niet meer doen wat niet werkt. Het geeft ook richting aan de onderzoeksprogrammering in het jeugdveld.

Ook heeft KBL overzicht gebracht in de huidige kwaliteitsproducten (richtlijnen, zorgstandaarden, generieke modules en kwaliteitskaders) en geeft momenteel richting aan vereenvoudiging en harmonisatie hiervan. Zo wordt een verkenning uitgevoerd naar de richtlijnen van ADHD. Verder werkt KBL in afstemming met de Hervormingsagenda Jeugd onder andere aan een traject ‘Beter doen, Beter laten’, kwaliteitskader voor het doen van een brede analyse en kwaliteitscriteria Gezinshuiszorg. Daarnaast is KBL in gesprek met meer dan 60 bestaande bewegingen, programma’s en initiatieven in het land om deze met elkaar te verbinden, te versterken en verder te brengen om zo de potentiële impact op kwaliteit duurzaam te vergroten.

(Gesloten) residentiële jeugdhulp

Uit de CBS rapportage over het gebruik van jeugdhulp in 2024, blijkt dat het gebruikt van (gesloten) residentiële jeugdhulp daalt. Heel zichtbaar is dat voor de gesloten jeugdhulp: in 2024 waren er 712 plaatsingen; in 2019 waren dat er nog 1.706.18 De meest recente monitor van de Jeugdautoriteit laat ook zien dat de bezetting in instellingen daalt.19 Deze daling van het aantal plaatsingen past in het beleid: in 2025 kleinschalig en in 2030 zo dichtbij mogelijk bij nul gesloten plaatsingen. Deze transformatie ondersteunt het Rijk zowel financieel als inhoudelijk. In november 2024 is de Regeling Specifieke Uitkering (SPUK) transformatie gesloten jeugdhulp in werking getreden. Daarmee is €176 miljoen beschikbaar gesteld aan zeven landsdelen voor de transformatie.20 Hiertoe hebben zij, via een coördinerende gemeente, een bovenregionaal plan ingediend waarin zij omschrijven hoe de af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp én de opbouw van alternatief zorgaanbod vorm krijgt. Belangrijk daarvoor is helderheid over welk zorgaanbod nodig is voor de jongeren met een hoog forensisch profiel. Daarom hebben wij een vervolgonderzoek ingesteld om deze doelgroep nog scherper in beeld te krijgen en medewerkers handvatten te geven voor een handelingsperspectief. Na de zomer verwachten wij het rapport.

Daarnaast is een programmateam aangesteld om landelijk regie te voeren op de transformatie en hierin gemeenten en aanbieders te ondersteunen. In het Consortium Kleinschaligheid in de jeugdhulp werken praktijkinstellingen, onderzoekers en ervaringsdeskundigen samen om de beweging richting kleinschaligheid zo goed mogelijk vorm te geven. Dat gebeurt mede op basis van een meerjarige subsidie van VWS. Het doel hiervan is leren over en ontwikkelen van kleinschaligheid. Dat gebeurt met behulp van een monitor waarin het Consortium registratiegegevens bijhoudt over alle reguliere en kleinschalige groepen van de organisaties die deelnemen aan het consortium. Die gegevens komen in de landelijke StroomOP monitor (www.stroomopmonitor.nl), zodat de data inzichtelijk zijn samen met andere informatie over gesloten jeugdhulp (bijvoorbeeld vrijheidsbeperkende maatregelen, suïcide en doorplaatsingen). Een belangrijke rol in het leren over en ontwikkelen van kleinschaligheid is weggelegd voor Fly on the Wall, een team van ervaringsdeskundigen dat maandelijks één jeugdhulporganisatie bezoeken en daar op meerdere (kleinschalige) groepen meeloopt. Het team observeert op de groep en geeft op basis daarvan feedback aan de medewerkers van de instellingen.

Separaat ontvangt u voor de zomer de reactie van het kabinet over de aanbevelingen van het Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT). Het CPT heeft deze aanbevelingen gedaan naar aanleiding van het bezoek in oktober 2024 aan drie locaties van gesloten jeugdhulpaanbieders in Nederland. De aanbevelingen van het CPT sluiten goed aan bij het kabinetsbeleid om de gesloten jeugdhulp te transformeren.

Uw Kamer ontvangt tevens nog een brief over het voornemen de Jeugdwet aan te passen. Die aanpassingen spitsen zich toe op twee punten. De eerste aanpassing is een wijziging van het Besluit Jeugdwet om duidelijk(er) onderscheid te maken tussen de vereisten voor een ruimte waarin jeugdigen zich op eigen verzoek kunnen terugtrekken en die voor een insluitingsruimte. De tweede aanpassing is een wijziging van de Jeugdwet om onder strikte voorwaarden gedurende de nacht insluiting in de eigen kamer van een jeugdige mogelijk te maken.

Op 16 oktober 2024 heeft u de beleidsreactie ontvangen op het advies ‘Vrijheidsbeperkende maatregelen in de open residentiële jeugdhulp? van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)21. Het innemen van een standpunt hierover gaat gepaard met de nodige dilemma’s. Daarom heeft in vervolg op de beleidsreactie eerst een maatschappelijk gesprek plaatsgevonden over die dilemma’s. Het Verwey-Jonker instituut heeft dat in opdracht van VWS georganiseerd. De uitkomsten daarvan treft u als bijlage aan. Op basis van de uitkomsten blijft de beleidsreactie: een wijziging van de Jeugdwet om de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in de open jeugdhulp mogelijk te maken. Deze wijziging is in lijn met de Wet verplichte ggz (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijke gehandicapte cliënten (Wzd). Over de invulling daarvan ontvangt u uiterlijk in de volgende voortgangsbrief Jeugd nadere informatie.

  1. Vraag en aanbod in balans voor beschikbare en passende specialistische hulp

Kwetsbare jeugdigen die (hoog)specialistische hulp nodig hebben moeten kunnen rekenen op tijdige en passende hulp. Zij moeten daar nu vaak te lang op wachten. Tegelijkertijd zien we dat er veel aanbod beschikbaar is voor de lichtere vormen van zorg en dat dit kan leiden tot een toename van de vraag naar jeugdhulp. Het is belangrijk dat het aanbod gaat meebewegen met de ontwikkelingen die gaande zijn. Dit houdt in o.a. dat professionals aanwezig zijn op plekken waar jongeren en gezinnen zijn, dat er meer groepsgericht wordt gewerkt en dat eHealth wordt ingezet waar mogelijk. Daarnaast is de vraag hoe we ervoor zorgen dat inkoop en contractering de gewenste beweging naar voren bevordert en de tijdige beschikbaarheid van passende zorg ondersteunt? Het is belangrijk dat gemeenten met een passend aantal partijen werken op basis van een gezamenlijke visie en partnerschap, de voortgang goed monitoren en sturen op het beperken van de instroom in jeugdhulp en het beheersen van de kosten. Op een goede manier inkopen en contracteren kan dit ondersteunen.

Landelijke standaarden voor de (hoog)specialistische jeugdzorg moeten een einde maken aan de verschillende standaarden die gemeenten nu hanteren in de uitvoering van specialistische jeugdzorg. Dit draagt bij aan lagere administratieve lasten voor jeugdzorgaanbieders en jeugdzorgprofessionals, waardoor zij meer tijd kunnen besteden aan kinderen en gezinnen en aan betere data voor gemeenten zodat zij beter kunnen inkopen.

Verbeteren regionale samenwerking voor betere beschikbaarheid (hoog) specialistische zorg

Het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg, dat op 15 april jl. door uw Kamer is aangenomen, is een belangrijke stap om de beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp te verbeteren.

Het wetsvoorstel helpt gemeenten om de reeds geldende verantwoordelijkheden in de Jeugdwet beter waar te maken en te bevorderen dat zij kunnen voorzien in een toereikend aanbod van specialistische jeugdhulp en van gecertificeerde instellingen voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In dit wetsvoorstel worden gemeenten verplicht om met andere gemeenten in de regio samen te werken bij de inkoop van (hoog)specialistische jeugdzorg en wordt voorgeschreven wat er minimaal op regionaal niveau gezamenlijk moet worden ingekocht. Het wetsvoorstel bevat voorts bepalingen ter versterking van de bestuursstructuur en de financiële bedrijfsvoering van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen en onderzoeks- en toezichttaken voor de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Daardoor wordt de jeugdzorg voor (hoog)specialistische en complexe problemen overal in Nederland beter beschikbaar en krijgen we beter zicht op de beschikbaarheid van deze zorg.

Op dit moment ligt het wetsvoorstel voor bij de Eerste Kamer. Zij hebben vooruitlopend op de parlementaire behandeling schriftelijke vragen gesteld. We streven ernaar deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.

Parallel aan de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel wordt de bijbehorende lagere regelgeving uitgewerkt. Het ontwerpbesluit Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg is op 22 april jl. ter advisering voorgelegd aan de

afdeling Advisering van de Raad van State. In de versie die de Raad is toegezonden, zijn diverse amendementen en moties verwerkt die door uw Kamer zijn aangenomen bij de behandeling van dit wetsvoorstel22. De afdeling Advisering van de Raad van State heeft op 28 mei jl. advies uitgebracht. Zij heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen. Daarnaast zijn de twee bijbehorende ministeriële regelingen – te weten de ontwerpregeling Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg en de ontwerpregeling Openbare jaarverantwoording Jeugdwet – van 17 april tot 1 juni jl. opengesteld voor internetconsultatie. Op beide regelingen hebben we vijf reacties ontvangen. Parallel aan deze internetconsultatie zijn diverse partijen – waaronder de NZa, de VNG en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) – gevraagd om advies uit te brengen over (de uitvoerbaarheid van) deze regelingen.

Veel gemeenten en regio’s treffen nu al voorbereidingen voor de implementatie van de voorgestelde regelgeving, veelal samen met aanbieders en andere betrokken partijen. In overleg met de VNG organiseert het ministerie van VWS ondersteuning voor gemeenten en regio’s daarbij. De opgaven rond regionalisering staan niet op zichzelf, maar maken deel uit van het brede pakket aan afspraken uit de Hervormingsagenda. Daarom wordt de ondersteuning op regionalisering nadrukkelijk ingericht in samenhang met de ondersteuning bij andere opgaven uit de Hervormingsagenda.

Doorontwikkeling landelijke inkoop hoog specialistische zorg

Ook over de landelijke inkoop van schaarse en (hoog) specialistische jeugdhulp zijn in de Hervormingsagenda afspraken gemaakt, zodat wordt voorzien in een toereikend aanbod van passende jeugdhulp. In oktober 2024 heeft KMPG een onderzoek afgerond naar de doorontwikkeling van deze landelijke inkoop, waarin zij adviseert de huidige omvang van de landelijke inkoop te handhaven23. In het Bestuurlijk Overleg van de Vijfhoek Jeugd van 8 mei jl. is afgesproken om – op basis van signalen uit de praktijk – ook de topklinische residentiële jeugdhulp in strafrechtelijk kader op landelijk niveau in te kopen. Besluitvorming hierover is voorzien in de Algemene Ledenvergadering van de VNG medio juni 2025.

In de praktijk

Expertisecentrum Groen helpt jongeren die zijn vastgelopen in het leven. Zij worden in kleine groepen op een laagdrempelige manier geholpen, waarbij de focus ligt op de vraag van de jongere en niet op ‘labels’. De deelname leidt tot meer veerkracht en daardoor lagere instroom bij, of eerdere uitstroom uit, de specialistische ggz.

Meer tijd voor zorg: standaardisatie dringt administratieve lasten terug

In de Hervormingsagenda Jeugd is afgesproken dat er landelijke standaarden komen voor de (hoog)specialistische jeugdzorg. Zo wordt een einde gemaakt aan het stellen van verschillende eisen in de uitvoering van gemeenten bij

specialistische jeugdzorg en ontstaat een uniforme werkwijze in de regio. Dit draagt bij aan lagere administratieve lasten voor jeugdzorgaanbieders en jeugdzorgprofessionals. En biedt tevens de mogelijkheid om tot eenduidige data te komen, waarmee het inzicht in de werking van het stelsel verbetert.

Nu in het ontwerpbesluit Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg is uitgewerkt welke jeugdzorg straks (minimaal) op regionaal niveau wordt ingekocht, zetten we in samenwerking met gemeenten stappen in deze standaardisatie. Dit doen we door te zorgen voor een gelimiteerde set aan begrippen, producten en regels voor registratie, declaratie en verantwoording van deze jeugdzorg. Naar verwachting zorgen de landelijke standaarden – naast de hierboven reeds genoemde afname van de lastendruk – ook voor een verbetering in de beschikbaarheid van kwalitatief goede data. Zorgaanbieders zullen immers op gelijke wijze registeren. Dit zorgt er ook voor dat gemeenten en Rijk op termijn meer inzicht hebben in wacht- en doorlooptijden.

Met behulp van een kostenbaten-analyse wordt geïnventariseerd in hoeverre het laten afhandelen van administratieve processen door de jeugdregio i.p.v. de gemeente bijdraagt aan de daadwerkelijke vermindering van administratieve lasten. Deze administratieve processen kunnen vervolgens worden vastgelegd in de derde ministeriële regeling bij het wetsvoorstel verbetering beschikbaarheid. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de motie Crijns24. Het verbeteren van de beschikbaarheid van kwalitatief goede vergelijkbare data sluit aan bij de constatering van de Deskundigencommissie Jeugd.

Er is een programmateam standaardisatie ingericht met jeugdzorgaanbieders, gemeenten, experts en het Rijk. Op onderdelen sluiten ook vertegenwoordigers van jeugdzorgprofessionals en cliënten aan. Het programmateam werkt aan de opgave langs drie sporen:

  1. Zorgen dat gemeenten huidige instrumenten beter gebruiken en daardoor eenduidiger werken. Er zijn al veel mogelijkheden om eenduidig te werken, maar die worden nog niet overal voldoende gebruikt. Zo kunnen gemeenten op dit moment al gebruik maken van handreikingen voor inkopen van jeugdzorg, contractstandaarden en controleprotocollen. Daarom zetten we per direct in op het vergroten van de kennis en kunde van gemeenten en aanbieders, door het aanbieden van handreikingen, uitleg en goede voorbeelden, zodat bijvoorbeeld contracten ook echt volgens de contractstandaarden worden opgesteld. Daarnaast wordt in samenwerking met de VNG ingezet op het ontwikkelen van een landelijk hulpmiddel voor het uitzetten van kostenonderzoeken dat per 2026 operationeel moet zijn. Doel is dat jeugdzorgaanbieders minder verschillende eisen en uitvragen krijgen van gemeenten, jeugdzorgprofessionals minder tijd kwijt zijn aan registraties en gemeenten tot betere tarieven komen. Dit sluit aan bij de constateringen van de Jeugdautoriteit.25

  2. Ontwikkelen van standaarden voor specialistische jeugdzorg. Zoals hierboven beschreven werken we aan een landelijk uniforme en gelimiteerde set aan producten en productcodes, begrippen en onderliggende standaarden. Dit zorgt ervoor dat jeugdzorgaanbieders deze zorg maar op één manier hoeven te registreren en declareren. Daardoor nemen de administratieve lasten structureel af en wordt de beschikbare data veel beter zodat we beter inzicht krijgen in bijvoorbeeld wacht- en doorlooptijden. Eerste stap is dat we van de huidige 4.000 productcodes naar een veel kleiner aantal gaan, met als uitgangspunt om aan te sluiten bij wat er al is. Dit doen we samen met gemeenten en jeugdzorgaanbieders. We zullen u in het najaar informeren over de voortgang.

  3. Voor een paar deelsectoren willen we al sneller stappen zetten, zoals de gezinshuiszorg en de pleegzorg. Door bestaande hulpmiddelen om te zetten in standaarden en afspraken te maken over de toepassing ervan, kunnen zij al meer eenduidig werken. Ook leren veldpartijen hierdoor wat er nodig is om standaarden succesvol te ontwikkelen en toe te passen op de jeugdzorg, zodat ze zo effectief mogelijk worden ingezet. Deze standaarden leveren we zo snel mogelijk op.

In de praktijk

Bij de ontwikkeling van standaarden voor gespecialiseerde jeugdzorg wordt gestart met gezinshuiszorg. Voor deze zorgvorm bestaan namelijk al afspraken over kwaliteitscriteria en bouwstenen voor tarieven. Dit dient als basis voor de standaarden die moeten worden ontwikkeld; van inkoop tot en met verantwoording. Met een kernteam bestaande uit gezinshuiszorgaanbieders en gemeenten, en de werkorganisatie KBL, wordt uitgewerkt hoe de regionaal in te kopen gezinshuiszorg kan worden uitgedrukt in landelijk geldende zorgproducten. Door met professionals uit het gezinshuiszorgveld samen te werken wordt een goede afweging gemaakt tussen techniek en praktijk.

  1. Betere data en monitoring voor betere sturing op toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid

Cijfermatig inzicht is essentieel om beter te kunnen sturen op de toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid binnen het jeugdzorgstelsel en in relatie tot de aanpalende domeinen, zowel landelijk, regionaal als lokaal. Wij onderschrijven het advies van de Deskundigencommissie Van Ark om de komende jaren met voorrang de data en monitoring op orde te brengen. Daar zijn in de Hervormingsagenda al afspraken over gemaakt en die gaan we intensiveren. Maar goede dataverzameling kost tijd.

We lopen twee sporen:

  • Verbetering beschikbaarheid en kwaliteit van data om beter inzicht in de werking van het gehele jeugdstelsel te krijgen.

  • Verbetering van inzicht aan de hand van Key Performance Indicators om te zien of de maatregelen die we nemen effect sorteren.

Verbetering beschikbaarheid en kwaliteit van data om beter inzicht in de werking van het gehele jeugdstelsel te krijgen

Om het inzicht op landelijk niveau te verbeteren zijn, zoals gemeld in de vorige voortgangsbrief, al verschillende stappen gezet.

  • De indeling in Iv3 (financiële verantwoording gemeenten) is per 2025 aangepast, waardoor we meer verfijnd inzicht hebben in de jeugdzorguitgaven.

  • Het wetgevingstraject is in werking gezet waarmee data uit het berichtenverkeer (waarin gemeenten en aanbieders informatie uitwisselen in het kader van de Jeugdwet) beschikbaar wordt voor het CBS en meer verdiepende analyses mogelijk worden. Zeer recentelijk heeft de AP haar advies uitgebracht, de volgende stap is advisering door de Raad van State.

  • De basis is gelegd voor een centrale monitor van het jeugdstelsel. Dit jaar wordt verder verkend bij welke onafhankelijke partij deze belegd kan worden.

  • Op korte termijn werken we aan het verbeteren van inzicht door meer gebruik te maken van al beschikbare lokale data.

  • Tot slot hebben we diverse trajecten in gang gezet om landelijk beter zicht te krijgen op bijvoorbeeld cliëntervaring en lokale teams.

Bij de ontwikkeling van landelijk geldende standaarden voor specialistische jeugdzorg (zoals uitgelegd in de vorige paragraaf) loopt de behoefte aan inzicht nadrukkelijk mee.

Key Performance Indicators (KPI’s)

Tevens ontwikkelen we KPI’s die ons inzicht geven in de voortgang van de transformatie die met de Hervormingsagenda wordt beoogd. Daarbij maken we onderscheid tussen kpi’s die al op korte termijn inzicht geven in de beoogde beweging en kpi’s waar pas op de langere termijn beweging zichtbaar zal zijn. Op basis van deze informatie gaan we leren (bijv. wat werkt en wat nog niet, hoe kunnen we verschillen tussen regio’s verklaren?) en waar nodig bijsturen.

Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming

De hulp en bescherming aan gezinnen en huishoudens die in een onveilige situatie verkeren schieten tekort: het stelsel is te complex georganiseerd, de problemen in gezinnen en huishoudens worden onvoldoende in samenhang opgepakt en volwassenen en kinderen voelen zich onvoldoende gehoord en gezien. Daarnaast is er vaak nog te weinig aandacht voor achterliggende problematiek van diverse aard, zoals psychiatrische problemen, verslaving, schulden, problematische echtscheiding en problemen met huisvesting.

De noodzaak van een beter stelsel van kind- en gezinsbescherming blijft onverminderd groot. We blijven daarom samen met de VNG inzetten op de gezamenlijke doelstelling om in een eerder stadium betere hulp en bescherming te bieden, gericht op samenwerking en gelijkwaardigheid en met minder organisaties in de keten. Een werkwijze die er toe leidt dat de juiste hulp aan kinderen en volwassenen wordt geboden, die beter beschermt en waardoor minder gedwongen maatregelen, waaronder uithuisplaatsingen nodig zijn. Als ingrijpen toch nodig is, willen we dat met betere hulp en minder versnipperd doen.

Dit vraagt om een fundamenteel andere werkwijze bij volwassenen en kinderen waar veiligheidsvraagtukken spelen. We werken toe naar integrale ondersteuning van gezinnen en huishoudens, met een centrale rol voor stevige lokale teams met oog voor veiligheid en een kwalitatief sterk Regionaal Veiligheidsteam. Het oude ‘estafettemodel’, waarbij hulp van de ene naar de andere organisatie wordt doorgegeven, laten we daarmee los. In de afgelopen jaren hebben de proeftuinen nieuwe werkwijzen en instrumenten ontwikkeld en beproefd, met stevige lokale teams die hulp dichtbij kinderen en volwassenen bieden en daarbij ondersteund worden door professionals met expertise op het gebied van veiligheid. De proeftuinen laten zien dat dat tot goede resultaten leidt, maar dat de volwaardige realisatie hiervan aanpassing van het stelsel en de bijbehorende wetgeving vergt, in lijn met de gekozen ontwikkelrichting. Met de voorjaarsnota heeft het demissionaire kabinet geen ruimte gevonden voor de transitiekosten van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.

Tegelijkertijd heeft de verdere uitwerking van de ontwikkelrichting de afgelopen maanden laten zien dat deze richting wat betreft de vastgestelde waarborgen, decentraal georganiseerd in principe 25 regio’s uitgezonderd de jeugdreclassering (wordt onder rijksverantwoordelijkheid geplaatst), een publiekrechtelijke organisatie, landelijk toezicht en gezamenlijke (Rijk en gemeenten) sturingsmogelijkheden haalbaar is. Dat betekent dat we het Regionaal Veiligheidsteam verder zullen uitwerken volgens de geschetste ontwikkelrichting. De opdrachtgevers blijven zoeken naar passende financiële ruimte. Ook als er geen of onvoldoende middelen komen voor de transitie houden we vast aan de ontwikkelrichting. Dat heeft uiteraard wel consequenties voor de veranderstrategie. Hoe die veranderstrategie er op hoofdlijnen uitziet zullen we in de periode tot het najaar uitwerken. Daarbij staan de vragen op welke manier we de ontwikkelrichting in dat geval realiseren en het tempo waarmee we daar komen centraal. De uitgangspunten eenvoudig, gezinsgericht, transparant en rechtsbescherming en lerend zijn daarbij leidend.

Het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming is veel meer dan een ontwikkelrichting of een stelselwijziging. Het vraagt om een fundamenteel andere werkwijze bij volwassenen en kinderen waar veiligheidsvraagstukken spelen. Deze nieuwe manier van werken, het integraal systeem- en mensgericht werken, wordt in de proeftuinen verder ontwikkeld en beproefd, en breidt zich uit: het aantal regio’s dat zich op het Toekomstscenario oriënteert groeit. Het aantal in de proeftuinen betrokken gezinnen neemt toe en ook het aandeel huishoudens zonder kinderen waar veiligheidsvraagstukken spelen. Sinds januari 2023 zijn 1653 gezinnen en/of huishoudens in de proeftuinen betrokken geweest. In de langer lopende proeftuinen is een toename te zien van complexe casuïstiek. In 12,3% van deze gezinnen is een juridische maatregel ingezet, zoals een contact- en huisverbod of een jeugdbeschermingsmaatregel. De cijfers en effecten vragen nog een nadere duiding en onderbouwing maar lijken positief: huishoudens en gezinnen voelen zich in de proeftuinen beter gehoord en geholpen, en de samenwerking tussen de lokale teams en de veiligheidsorganisaties verloopt beter. Naast de verdere ontwikkeling van deze werkwijze is er in de afgelopen maanden aan diverse trajecten gewerkt. Dit betreft onder andere het uitwerken van de taken en reikwijdte van het regionaal veiligheidsteam op hoofdlijnen en het verder ontwikkelingen van het handelingskader. U kunt hierover lezen in de voortgangsrapportage.26 Bij de verdere uitwerking hiervan, en de bijbehorende veranderstrategie, zijn de inzichten en ervaringen van de nieuwe praktijk in de vorm van proeftuinen en beproevende regio’s essentieel. Daarnaast zijn alle betrokken uitvoerings-, zorg- en veiligheidspartners hard nodig. Bijvoorbeeld waar het gaat over versterking van de lokale teams, de verbinding zorg-straf, uitwerking van de meldfunctie, verbinding GGZ, aanpak stalking en femicide, etc.

Betrokken organisaties zijn niet allemaal eensluidend in hun oordeel over de ontwikkelrichting. De organisaties die met name betrokken zijn bij de ontwikkeling van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming, zowel in de proeftuinen als op bestuurlijk niveau, zijn Associatie Wijkteams, de Raad voor de Kinderbescherming, het Landelijk Netwerk Veilig Thuis, Jeugdzorg Nederland en een vertegenwoordiging van de proeftuinen. Jeugdzorg Nederland en het Landelijk Netwerk Veilig Thuis zijn het op onderdelen oneens met de ontwikkelrichting en willen uitgebreider de gezamenlijke dialoog hierover voeren. Daarom zijn we constructief met hen in gesprek over de risico’s die zij zien, wat deze vragen in de verdere uitwerking en hoe we de samenwerking kunnen verbeteren. Daarnaast zullen we ook andere ketenpartners, waaronder de veiligheidspartners, nauwer bij het vervolg betrekken. De opdrachtgevers streven er naar om met alle ketenpartners vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het stelsel verder te werken aan het inhoudelijke vervolg van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.

Tot slot

Er zijn stevige keuzes nodig om te zorgen dat jeugdzorg beschikbaar is voor de kinderen en gezinnen in de meest kwetsbare situaties en het jeugdzorgstelsel houdbaar te maken voor de toekomst. We zijn op de goede weg, maar er is meer nodig om de jeugdzorg te verbeteren en de instroom in de jeugdzorg te beperken. Dit is een opgave aan alle partijen die werkzaam zijn in de jeugdzorg, maar ook een opgave aan de samenleving als geheel. De noodzaak van een beter stelsel van kind- en gezinsbescherming om hulp en bescherming aan gezinnen en huishoudens die in een onveilige situatie verkeren te verbeteren blijft tevens onverminderd groot.

Alleen samen kunnen we de opvoed- en opgroeiomgeving van kinderen verbeteren, zodat zij weerbaar en veilig opgroeien en later kunnen omgaan met uitdagingen in het leven.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

V.P.G. Karremans

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

T.H.D. Struycken

Bijlage 1 - Voortgang overige onderwerpen

Convenant Bevorderen continuïteit jeugdzorg

Omdat jeugdhulp altijd beschikbaar zou moeten zijn voor de kinderen, jongeren en gezinnen die dat nodig hebben en dit niet in alle gevallen vanzelfsprekend is, committeerden de ministeries van VWS en JenV, de Jeugdautoriteit, jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen, gemeenten en jeugdzorgregio’s zich per 1 juli 2021 aan afspraken en concrete handvatten middels het convenant ‘Bevorderen Continuïteit Jeugdhulp’. Dit convenant zou aflopen op 1 januari 2025, maar de betrokken partijen hebben besloten om het hernoemde convenant ‘Bevorderen continuïteit jeugdzorg’ te verlengen tot 1 januari 2028. Omdat de NZa met het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg (indien dat tot wet wordt verheven en in werking treedt) een belangrijke rol krijgt in de vroegsignalering en het stelselonderzoek in de jeugdzorg is zij toegevoegd als convenantspartij. Daarnaast zijn de originele bijlagen (het draaiboek Continuïteit jeugdzorg en de Handreiking tarieven) waar nodig geactualiseerd.

Klachtrecht

Het klachtrecht in het jeugddomein is een belangrijke vorm van rechtsbescherming voor jeugdigen en/of ouders. Ook is het van belang dat organisaties in het jeugddomein leren van klachten ter verbetering van de kwaliteit van hulp en ondersteuning aan jeugdigen. Daarom heeft het ministerie van VWS in samenwerking met het ministerie van JenV in het najaar van 2024 een onderzoek uitgezet naar het klachtrecht in het jeugddomein, met als doel te bezien wat er in uitvoering of wetgeving verbeterd kan worden. Het onderzoeksbureau Anderssons Elffers Felix (AEF) is begin 2025 gestart. We verwachten de uitkomsten na de zomer, waarover uw Kamer in het najaar zal worden geïnformeerd. Parallel hieraan starten we de komende periode met het toepassen bij dit thema van de kinderrechtentoets die ontwikkeld is door de Kinderombudsman. Zoals aan uw Kamer is toegezegd, toetsen we hiermee de uitvoerbaarheid van de kinderrechtentoets bij een beleidstraject. Wij vinden het belangrijk dat de belangen van kinderen goed in beeld zijn bij het verbeteren van het klachtrecht.

Voortgang erkenningstraject gesloten jeugdhulp incl. ZIKOS

Samen met een delegatie van aanbieders van gesloten jeugdhulp voert VWS gesprekken met jongeren en oud-cliënten over erkenning van leed dat zij hebben ervaren in de gesloten jeugdhulp. Onderdeel van deze gesprekken is welke invulling excuses en erkenning kan krijgen en welke rol verschillende partijen hierbij hebben. Deze gesprekken zijn zeer waardevol en het is belangrijk hiervoor goed de tijd te nemen en goed te luisteren naar de ervaringen van jongeren. Met de jongeren, vertegenwoordigd in ExpEx, zijn we ook in gesprek over de invulling van het amendement Westerveld voor steun en hulp aan jongeren en slachtoffers. Hierbij vinden we het van belang dat jongeren zélf regie hebben op de invulling van het amendement. De verwachting is dat de middelen in de zomer en het najaar worden besteed aan herstelactiviteiten voor en door jongeren. Uw Kamer wordt via de reguliere voortgangsbrieven Jeugd verder geïnformeerd over deze trajecten.27

Mentale gezondheid

Binnen de kabinetsbrede aanpak ‘Mentale gezondheid: van ons allemaal’ wordt samengewerkt met verschillende ministeries, gemeenten en tal van maatschappelijke organisaties om de mentale veerkracht van inwoners van Nederland en jongeren in het bijzonder te versterken. De aanpak loopt door tot eind 2025 en gaat hierna over in het actieprogramma mentale gezondheid en GGZ.

Vanuit de aanpak zijn onder anderen de volgende activiteiten ondernomen:

Online platform

Eind mei is het online platform mentale gezondheid voor jongeren en jongvolwassenen live gegaan (www.injebol.nl). Het platform is een samenwerking van 7 organisaties waaronder MIND, MIND Us en de Kindertelefoon en biedt betrouwbare informatie over mentale gezondheid en verschillende vormen van ondersteuning zoals een peer-to-peer forum en een chat- en belfunctie voor jongeren en jongvolwassenen met beginnende mentale klachten. Het platform komt hiermee tegemoet aan de wens van jongeren naar één plek met betrouwbare en toegankelijke informatie over mentale gezondheid. Het platform is een belangrijke aanvulling op bestaande voorzieningen gericht op het voorkomen van mentale problemen. De komende periode wordt benut om te leren van de eerste ervaringen.

Welbevinden op school

De afgelopen jaren heeft VWS extra bijgedragen aan het kennis- en ondersteuningsprogramma Welbevinden op School (Trimbos-instituut en Pharos). Welbevinden op School ontwikkelt, bundelt en verspreidt kennis over integraal werken aan welbevinden in en om de schoolomgeving, via bijvoorbeeld handreikingen, praktijkvoorbeelden, bijeenkomsten en het scholingsaanbod van de Gezonde School-aanpak op het thema welbevinden. Ook draagt Welbevinden op School bij aan de (door)ontwikkeling van (wetenschappelijke) kennis op dit thema. Concrete opbrengsten zijn onder andere de onderwijsconferentie ‘Wegwijs in Welbevinden’ in samenwerking met het Nationaal Programma Onderwijs, een vernieuwd stappenplan om zelf aan de slag te gaan in het PO, VO en MBO, en per onderwijstype een inspiratiekaart met tips, tools en voorbeelden uit de praktijk.

Mentale gezondheid meisjes

Wetenschappelijk onderzoek en recente nationale monitors naar de mentale gezondheid van jongeren tonen aan dat meisjes vaker mentale gezondheidsproblemen rapporteren dan jongens. Er is een significante toename van emotionele problemen (zoals angst, depressie, eenzaamheid) bij meisjes waargenomen tussen 2017 en 2021. Ook na de Coronacrisis blijven de mentale gezondheidsproblemen bij meisjes op een hoger niveau. Deze zorgelijke ontwikkeling roept de vraag op wat de achterliggende oorzaken hiervan zijn. De afgelopen maanden heeft het Verwey Jonker Instituut daarom onderzoek gedaan naar welke factoren bijdragen aan de trendverschillen in mentale gezondheid tussen meisjes en jongens. En wat dit betekent voor de praktijk. Het onderzoek vindt u als bijlage bij deze brief.

Uit het onderzoek blijkt dat de verschillen samenhangen met uiteenlopende risicofactoren en beschermende factoren die deels genderspecifiek zijn. Zo blijken meisjes gevoeliger voor sociale druk en faalangst, mede beïnvloed door verwachtingen rond genderrollen en maatschappelijke normen. Jongens rapporteren minder vaak klachten, maar zoeken ook minder snel hulp en zijn mogelijk ondervertegenwoordigd in hulptrajecten. Daarnaast blijkt dat traditionele screeningsinstrumenten vaker zijn afgestemd op ‘vrouwelijke’ uitingsvormen van mentale klachten, wat het risico vergroot dat signalen bij jongens gemist worden. Tevens zijn jongens vaak ondervertegenwoordigd in kwalitatieve verdiepingsstudies, terwijl zij wel degelijk risico lopen, bijvoorbeeld op suïcide.

In het onderzoek wordt gesteld dat er ruimte moet zijn voor een beleid dat erkent dat mentale gezondheid zicht op verschillende manieren manifesteert bij verschillende groepen. Het is belangrijk om te blijven investeren in ondersteuning van meisjes en nadrukkelijk ook in het beter herkennen van problemen bij jongens. Het onderzoek biedt een aantal aanknopingspunten voor beleid. De komende periode wordt, in afstemming met het actieprogramma mentale gezondheid en ggz, onderzocht wat er nodig en mogelijk is om opvolging te geven aan de aanbevelingen.

Hiermee doen we de motie28 van de leden Tielen en Dobbe af over een onderzoek naar factoren die gezond opgroeien van meisjes bepalen en kunnen verbeteren alsmede de toezegging29 om hierover te rapporteren.

Bijlage 2 – Aanbieding rapporten

Voorlopige cijfers jeugdzorggebruik 2024 (CBS)

Bijgevoegd bij deze brief ontvangt u de voorlopige CBS-cijfers jeugdzorggebruik over het volledige jaar 2024.

  • Volgens de voorlopige cijfers van het CBS ontvingen minder jongeren jeugdhulp in natura30 (exclusief jeugdbescherming en jeugdreclassering) in 2024 dan in 2023 (468.610 t.o.v. 476.415). Echter verwacht het CBS (op basis van eerdere jaren) dat de definitieve cijfers hoger zullen zijn, wat zou leiden tot een stijging van 1% ten opzichte van 2023. Dit zou betekenen dat in 2024 1 op de 7,1 jongeren tot en met 17 jaar en 1 op de 9,2 jongeren tot en met 22 jaar jeugdhulp krijgt. In 2023 waren dit 1 op elke 7,2 jongere tot en met 17 jaar en 1 op elke 9,3 jongere tot en met 22 jaar.

  • Net als in voorgaande jaren was jeugdhulp zonder verblijf de meest gebruikte vorm van jeugdzorg; hier maakte 91,2% van de jongeren met jeugdhulp gebruik van. Bij jeugdhulp met verblijf was dit 3,6% (t.o.v. 3,8 % in 2023), en van jeugdhulp met verblijf in combinatie met zonder verblijf was dit 5,2% (t.o.v. 5,1% in 2023).

  • De daling van het aantal jongeren in de jeugdbescherming (OTS en voogdij) zet door, van 27.150 naar 26.055 jongeren (peildatum 31 december 2024); een daling van 4%. Ook de daling van machtigingen uithuisplaatsing zet door van 9.440 in 2023 naar 8.975 jongeren in 2024.

  • De stijging van het aantal jongeren in de jeugdreclassering in 2023 (4,4%) nam in 2024 verder toe met 9,8%. Op 31 december 2024 hadden 5.715 jongeren een vorm van jeugdreclassering. De gemiddelde duur van de beëindigde maatregelen is in 2024 gedaald met 2,9 procent ten opzichte van een jaar eerder.

  • Gebruik van jeugdzorg (zowel jeugdhulp als jeugdbescherming en jeugdreclassering) hangt samen met kenmerken van ouders en huishouden. Zo woont onder jongeren met jeugdhulp (t.o.v. alle kinderen in Nederland) een lager percentage van de ouders op hetzelfde adres, is het aandeel Wmo en/of ggz van huishoudens hoger en is het aandeel huishoudens hoger met iemand die als verdachte van een misdrijf is aangemerkt. Onder alle jongeren in de leeftijd van 0 t/m 22 jaar zijn de hoogste percentages jongeren met jeugdhulp gemeten binnen de 20% laagste huishoudinkomens.

Meer cijfers over andere ontwikkelingen binnen de jeugdzorg vindt u in de bijgevoegde rapporten.

Rapport Aandacht en aanpak gemeenten voor (echt)scheidingen, quickscan stand van zaken (Significant)

In deze bijlage vindt u de rapportage Aandacht en aanpak gemeenten voor (echt)scheidingen. In het najaar volgt zoals toegezegd een Kamerbrief waarin wordt ingegaan op het rapport en waarin de Kamer geïnformeerd wordt over lopende activiteiten en lopend beleid omtrent het onderwerp complexe scheidingen. Met deze rapportage wordt in beeld gebracht hoe gemeenten aandacht hebben voor het thema (echt)scheidingen en welke gemeentelijke inzet hierop gericht is. Het doel van de zogeheten QuickScan is inzicht te krijgen in door gemeenten ontwikkelde en reeds geïmplementeerde initiatieven. Het onderzoek is bedoeld als peiling om de stand van zaken bij gemeenten en hun behoeften in beeld te brengen.


Bijlage 3 - Moties en toezeggingen

Moties

De mogelijke gevolgen van de bezuinigingen op gemeenten voor de jeugdzorg

De motie van de leden Dobbe (SP) en Krul (CDA) 31 verzoekt de regering om de mogelijke gevolgen voor de jeugdzorg van de bezuinigingen op gemeenten in kaart te brengen. In de Voorjaarsnota 2025 (VJN) is voor de jaren 2025 tot en met 2027 vanuit het kabinet circa 3 miljard euro cumulatief beschikbaar gesteld voor jeugdzorg en gemeenten, waarvan ook middelen voor de terugval in 2026 in het Gemeentefonds. 32 De VNG geeft in hun ledenbrief aan dat hiermee de belangrijkste financiële klem voor gemeenten weggenomen is voor deze jaren en dat dit ruimte biedt om de inzet op de transformatie van het jeugdstelsel te versterken.33

Tot slot is beeld dat gemeenten zich blijven committeren aan de Hervormingsagenda Jeugd 2023 – 2028 en zowel achter de inhoudelijke als financiële doelstellingen staan. Veel van de bezuinigingen op jeugd die gemeenten in hun meerjarige begrotingen hebben opgenomen zijn onderbouwd met besparingen voortkomend uit hervormingen zoals beoogt in de Hervormingsagenda Jeugd 2023 – 2028. Overigens moeten gemeenten hun begrotingen 2026 uiterlijk voor medio november 2025 opgesteld hebben. Hierin worden de gevolgen van de voorjaarsnota zichtbaar.

Kinderrechten en jongerenparticipatie

De motie van het lid Bruyning (NSC)34 verzoekt de regering te onderzoeken of er maatregelen genomen kunnen worden om de actieve participatie van kinderen bij beleid en besluitvorming te stimuleren en structureel te borgen en daarnaast te onderzoeken op welke wijze de aanbevelingen uit het rapport Een Jonge Blik op Kinderrechten geïmplementeerd kunnen worden. De motie van de leden Ceder (CU) en Stoffer (SGP)35 roept het kabinet op om te komen tot een integrale visie op de toekomst van kinderen op in ieder geval de terreinen wonen, onderwijs en zorg. Met onderstaande beantwoording beschouwen we beide moties als afgedaan.

Beide moties sluiten aan bij het voornemen uit het regeerakkoord om de feedbackloop tussen beleid en uitvoering, dienstverlening en burgerperspectief te versterken. Actieve participatie van kinderen en jongeren bij beleid en besluitvorming is hierbij ook van belang. Met de ontwikkeling van een nationale jeugdstrategie, wordt de actieve participatie van kinderen en jongeren bij beleid en besluitvorming verstevigd en een domein overstijgende langetermijnvisie geschetst over thema's die voor jongeren tussen de 12 en 29 belangrijk zijn. De thema’s wonen, onderwijs en zorg komen hierin terug. Momenteel wordt een zeer brede jongerenconsultatie uitgevoerd door de NJR, waarbij duizenden kinderen en jongeren uit heel Nederland hun mening kunnen geven. Deze consultatie wordt voor de zomer van 2025 afgerond, waarna interdepartementaal en samen met de jongeren de nationale jeugdstrategie verder uitgewerkt wordt en besluitvorming over de definitieve vormgeving en verankering plaats kan vinden. Ook kinderen onder de twaalf jaar worden reeds bij enkele trajecten betrokken, waarbij ervaring wordt opgedaan met betekenisvolle kinder- en jongerenparticipatie, zoals de nationale kinderrechtenconferentie en het wetstraject ter verbetering van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming vanuit het ministerie van JenV. De Maatschappelijke Diensttijd is een voorbeeld van een programma dat helemaal in co-creatie met jongeren is ontwikkeld en waarin jongerenparticipatie vast onderdeel is van de werkwijze en beleidsvorming. We blijven inzetten op het structureel betrekken van kinderen en jongeren bij verschillende beleidstrajecten.

De motie van het lid Bruyning (NSC) roept ook op te onderzoeken op welke wijze de aanbevelingen uit het rapport ‘Een jonge blik op kinderrechten’ geïmplementeerd kan worden. Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van deze aanbevelingen en licht hierbij toe in hoeverre deze aanbevelingen op dit moment overgenomen kunnen worden. De belangrijkste conclusie uit het rapport is dat meer dan de helft van de kinderen in Nederland niet weten dat zij speciale kinderrechten hebben. Het kabinet vindt het belangrijk dat kinderen weten dat zij beschermd worden met speciale kinderrechten en geeft daarom subsidie aan Defence for Children voor het onderhouden van de website kinderrechten.nl en het breed verspreiden van het Kinderrechtenspel onder kinderen. Ook wordt in de memorie van toelichting van de wettelijke burgerschapsopdracht het kinderrechtenverdrag expliciet genoemd als voorbeeld van een bron waarin de basiswaarden van de democratische rechtsstaat zijn verankerd. De kinderrechten komen ook expliciet terug in de conceptkerndoelen burgerschap die begin maart 2024 zijn opgeleverd en momenteel worden bijgesteld.

Mentaal welzijn

De aanbevelingen uit het rapport ‘Een Jonge Blik op Kinderrechten’ op het gebied van mentaal welzijn sluiten goed aan bij onze inzet op dit terrein. Het is een duidelijk signaal van kinderen dat toets- en prestatiedruk gezien worden als belangrijke oorzaken van mentale klachten. Een school zelf heeft veel invloed op de toetsdruk die leerlingen ervaren en kunnen dit verminderen door een cultuurverandering op het gebied van toetsing en examinering te realiseren. Om scholen hierbij te ondersteunen financiert het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) een meerjarig (2024-2027) project van het LAKS en de VO-raad waarbinnen ze scholen ondersteunen bij het formuleren en implementeren van een visie op toetsing. Daarnaast worden scholen, ondersteund door VWS, gestimuleerd vanuit de Gezonde School-aanpak en het programma Welbevinden op School integraal te werken aan de (mentale) gezondheid van jongeren in het po, vo en mbo. Ook blijven we ons, o.a. via actieprogramma mentale gezondheid en GGZ, inzetten zodat jongeren weerbaar zijn en om kunnen gaan met druk en tegenslagen. Op het gebied van sociale media wordt gewerkt aan het opstellen van richtlijnen voor mentaal gezond en verantwoord schermgebruik.

Gelijke kansen

De kinderen en jongeren die bijdroegen aan het rapport gaven aan het belangrijk te vinden dat geïnvesteerd wordt in gelijke kansen voor alle jongeren en dat kinderen en jongeren die in armoede leven voldoende ondersteund worden. Momenteel werken vijf ministeries aan de ontwikkeling van een integrale en domein overstijgende aanpak kinderarmoede. Samen met gemeenten en kinderen en jongeren zal daarbinnen worden gewerkt aan het verbeteren van het kinderarmoedebeleid en het versterken van gelijke kansen. Hierover wordt u verder geïnformeerd in het Nationaal Plan Armoede en schulden die deze zomer naar de Kamer wordt gestuurd. Gelijke kansen in het onderwijs worden bevorderd door de inzet op passend onderwijs. Onderdeel hiervan is ook dat alle kinderen die extra ondersteuning nodig hebben vanaf 1 augustus 2025 hoorrecht hebben, zodat ze hun mening kunnen geven over wat ze nodig hebben om het onderwijs te kunnen volgen. Daarnaast ontvangen scholen zowel in primair als voortgezet onderwijs, met relatief veel leerlingen met een lage sociaaleconomische status, extra middelen voor onderwijsachterstandenbeleid. Door het programma School en Omgeving, de Brugfunctionaris en het programma Schoolmaaltijden krijgen leerlingen die dit het hardste nodig hebben extra leer- en ontwikkeltijd en ondersteuning. Omstandigheden om goed te kunnen leren liggen vaak voor een groot deel buiten de school. Om als samenleving ons onderwijs voor alle kinderen toegankelijk te maken, zetten we ons als één overheid in tegen het bestrijden van kinderarmoede met een gezamenlijke aanpak voor zorg, onderwijs.

Jeugdstrafrecht

Uit ‘Een Jonge Blik op Kinderrechten’ bleek dat jongeren het belangrijk vinden dat er voldoende aandacht is voor jongeren die te maken hebben met jeugdstrafrecht. Mijn collega’s van JenV hebben aandacht voor het pedagogisch karakter van het jeugdstrafrecht, gericht op het voorkomen van recidive. Op dit moment doet het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum onderzoek naar de kenmerken van de populatie in de justitiële jeugdinrichtingen. Op basis van de bevindingen zal bezien worden of behandeling aanpassing behoeft. In februari adviseerde de Onderwijsraad over het onderwijs in de justitiële jeugdinrichtingen. Voor het zomerreces ontvangt uw Kamer een inhoudelijke reactie op dit advies. Mijn collega’s van OCW en van JenV zullen daarin aandacht besteden aan de onderwijsmogelijkheden in de justitiële jeugdinrichtingen. Vanuit het ministerie van JenV wordt in samenwerking met de jeugdstrafrechtketenpartners en VNG gewerkt aan het oplossen van knelpunten in de nazorg36. Op die manier kan een goede terugkeer van jongeren in de samenleving worden bevorderd.

Concluderend

De aanbevelingen uit het rapport ‘Een Jonge Blik op Kinderrechten’ op het gebied van jeugdzorg komen overeen met mijn inzet om jongeren weerbaar te laten opgroeien, voor de meest kwetsbare kinderen en gezinnen tijdig en passende zorg beschikbaar te maken en een houdbaar stelsel voor de toekomst te realiseren. Voor een uitgebreide toelichting over de maatregelen die genomen worden ten aanzien van Jeugdzorg verwijs ik naar de stand van zaken van de Hervormingsagenda en het Toekomstscenario in deze brief. Aangezien de aanbevelingen uit het meerdere beleidsterreinen van diverse ministeries raken wordt de Kamer via de reguliere rapportages en Kamerbrieven geïnformeerd over de verdere inhoudelijke opvolging van de aanbevelingen. Het kabinet blijft zich stevig inzetten voor de naleving van kinderrechten en het versterken van kinder- en jongerenparticipatie. De moties van het lid Bruyning en de leden Ceder en Stoffer beschouw ik hiermee als afgedaan.

Voormalig personeel interesseren voor het opnieuw werken in de jeugdzorg

De motie van het lid Crijns (PVV)37 verzoekt de regering om samen met werkgevers te kijken hoe voormalig jeugdzorgpersoneel kan worden verleid, binnen de huidige beleidsregels en financiële kaders, om weer in de zorg te komen werken. Voor de uitvoering van deze motie hebben we met werkgevers - en werknemersorganisaties overleg gehad over mogelijke acties om voormalig jeugdzorgpersoneel te benaderen. Dit heeft geleid tot de afspraak dat jeugdzorg aanbieders een informatiepakket krijgen waarin wordt aangegeven wat het werken in de jeugdzorg aantrekkelijk maakt en wat de mogelijkheden zijn voor functies in de jeugdzorg inclusief informatie over scholing en opleiding. Werkgevers kunnen hiermee voormalig personeel dat nu elders werkzaam is binnen of buiten de jeugdzorg benaderen. Daarnaast hebben werkgevers- en  werknemersorganisaties  de mogelijkheid verkend om afspraken te maken met het pensioenfonds voor de sector over het via hen gericht benaderen van voormalig personeel. Dit blijkt helaas niet mogelijk in verband met de privacy van persoonsgegevens.

Onderzoek gewelddadig misbruik en meerwaarde periodieke check-ups van minderjarige slachtoffers seksueel misbruik.

De motie van het lid Mutluer (Groen-Links/PvdA)38 verzoekt de regering een wetenschappelijk onderzoek in te stellen naar de effectiviteit van de aanpak en behandeling van de psychosociale en fysieke gevolgen van georganiseerd en gewelddadig misbruik van minderjarigen, en de Kamer daarover te informeren. De motie van het lid van der Werf (D66)39 verzoekt de regering te onderzoeken welke meerwaarde een periodieke check-up van minderjarige slachtoffers van seksueel misbruik kan hebben voor hun fysieke en mentale gezondheid op de lange termijn, te verkennen hoe die monitoring zou kunnen worden vormgegeven (eventueel in combinatie met longitudinaal onderzoek) en de Kamer daarover te informeren.

Voor de uitvoer van deze twee moties voert het kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie (KJP) onderzoek uit naar de volgende hoofdvragen:

  • Wat zijn de psychosociale en fysieke gevolgen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik.

  • Welke behandelingen worden er ingezet en wat wordt er gedaan aan nazorg na seksuele uitbuiting en seksueel misbruik en wat is de effectiviteit hiervan op de gevolgen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik.

  • Worden er periodieke check-ups van de fysieke en mentale gezondheid na seksuele uitbuiting en seksueel misbruik uitgevoerd? Zo ja, hoe wordt dat momenteel gedaan? Wat zijn de voor- en nadelen hiervan? Wat zijn de wensen voor de toekomst? Zo nee, (hoe) zouden deze check-ups uitgevoerd moeten worden?

Het rapport van het onderzoek wordt na de zomer opgeleverd en de kamer zal geïnformeerd worden. In de opdracht is meegenomen om de vergaarde kennis beschikbaar te stellen voor hulpverleners, beleidsmakers en andere belanghebbenden in de jeugd-ggz en brede jeugdhulp. De opgedane kennis zal worden geïntegreerd in de reeds bestaande praktijkstandaarden (e.g., trauma) en kennisdossiers (e.g., seksuele uitbuiting) van het KJP.

Keuzes met ingrijpende gevolgen voor het aanbod voorleggen aan gemeenten

De motie van lid Westerveld (GroenLinks/PvdA)40 verzoekt de regering om keuzes die ingrijpende gevolgen hebben voor het aanbod voor te leggen aan gemeenten. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een passend en toereikend aanbod aan jeugdhulp. Fusies, het afstoten van specifieke jeugdhulpvormen of andere keuzes met ingrijpende gevolgen voor het aanbod kunnen een risico vormen voor deze wettelijke plicht en kunnen ertoe leiden dat hulp aan jongeren en gezinnen niet (meer) geleverd kan worden. Afhankelijk van hoe het zorglandschap is ingericht zijn gemeenten in meer of mindere mate afhankelijk van specifieke aanbieders.

Jeugdhulpaanbieders zijn private organisaties met een zelfstandige bestuurlijke verantwoordelijkheid. Bestuurders moeten kunnen staan voor de kwaliteit van de jeugdhulp die zij leveren. Tegelijkertijd delen we de opvatting van de Kamer dat goede betrokkenheid van gemeenten bij bovengenoemde beslissingen van essentieel belang is met het oog op de wettelijke plicht van de gemeenten.

We zoeken daarom naar mogelijkheden om de invloed van gemeenten bij dergelijke beslissingen te versterken. Zo is al toegezegd dat met de NZa wordt verkend of de ontwikkeling van een jeugdhulp specifieke concentratietoets, met hierin aandacht voor een passende betrokkenheid van de gemeenten, bijdraagt aan een zorgvuldig fusieproces. Hiernaast kunnen gemeenten nu al in contractvoorwaarden met aanbieders opnemen dat zij vroegtijdig meegenomen worden in voorgenomen fundamentele beslissingen in de bedrijfsvoering, zoals een fusie of overname.

Taakomschrijving van NZa in aanvullende samenwerkingsafspraken uitwerken

De motie van lid Ceder c.s.41 verzoekt de regering om de taakomschrijving van de NZa in aanvullende samenwerkingsafspraken uit te werken. Het wetsvoorstel WVBJZ regelt wat de vroegsignaleringstaak van de NZa is: het signaleren van risico’s voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg en het adviseren van partijen om een dergelijk risico af te wenden.

In de huidige situatie is deze taak belegd bij de Jeugdautoriteit en wordt gewerkt met het draaiboek ‘Continuïteit Jeugdzorg’. In het draaiboek staan de rollen en verantwoordelijkheden van de diverse partijen, waaronder de Jeugdautoriteit, beschreven, en ook het proces dat partijen met elkaar doorlopen bij (dreigende) discontinuïteit. Het draaiboek is onderdeel van het convenant ‘Bevorderen continuïteit jeugdzorg’. Convenant en draaiboek zijn eind 2024 geactualiseerd en verlengd tot 2028. Een belangrijke ontwikkeling hierbij is dat de NZa zich vooruitlopend op de transitie van taken reeds heeft verbonden aan convenant en draaiboek. Dit bevordert een soepele overgang van taken. De taakomschrijving van de NZa is in het draaiboek dus al nader uitgewerkt.

We moedigen de diverse partijen, en NZa in het bijzonder, aan om in het belang van het bevorderen van de beschikbaarheid van jeugdzorg waar nodig, aanvullende afspraken te maken, zoals bijvoorbeeld over de termijn waarop NZa betrokken partijen waarschuwt dat er risico’s zijn voor een toereikend aanbod. De NZa en de VNG zijn hierover al in gesprek met elkaar en nemen de termijnen hierin ook mee. De motie wordt hiermee afgedaan.

Samenhang tussen Hervormingsagenda en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming

De motie van het lid Bruyning (NSC)42 verzoekt de regering de samenwerking tussen de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming te intensiveren en ervoor te zorgen dat de visie van de programma’s aansluit bij de actuele behoeften en uitdagingen van de doelgroep. Een andere motie van het lid Bruyning (NSC) 43 verzoekt de regering om geen onderscheid te maken bij de verdeling van gespecialiseerde jeugdhulp tussen kinderen met een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel en kinderen zonder maatregel en hiermee rekening te houden bij de uitwerking van de Hervormingsagenda en het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.44 Beide moties nemen wij mee in de verdere uitwerking van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming, uiteraard in nauwe afstemming met de Hervormingsagenda Jeugd.

Werving pleegouders

Een van de grote aandachtspunten in pleegzorg is de beschikbaarheid van voldoende pleegouders. De recent gepubliceerde Factsheet Pleegzorg 202445 van Jeugdzorg Nederland onderstreept de urgentie: eind 2024 wachtten bijna 900 kinderen op een pleeggezin. Een sterke landelijke campagne voor het werven van pleegouders is van groot belang. Daarom financiert de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport de landelijke campagne ‘Jouw huis een 2e thuis’ (2023 – 2026). Deze campagne ziet specifiek op het motiveren van potentiële pleegouders om zich verder te oriënteren op het pleegouderschap. De huidige campagne kent goede resultaten: er zijn ruim 500.000 personen bereikt. Tegelijkertijd zien we kansen om de campagne op onderdelen te intensiveren, aangezien slechts een minimaal percentage van deze 500.000 personen zich vervolgens aanmelden als aspirant-pleegouder.46 Daarom verkent de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport samen met Jeugdzorg Nederland de mogelijkheid om de campagne te intensiveren. Daarmee wordt motie Eerdmans (JA21) om voor de zomer met een plan te komen om meer pleegouders te werven opgevolgd.47

Begeleiding en ondersteuning pleegouders

De motie Ceder verzoekt de regering begeleiding voor zowel bestands- als netwerkpleegouders te verbeteren.48 Goede begeleiding en ondersteuning van pleegouders is belangrijk om pleegkinderen stabiel en veilig te kunnen opvangen en opvoeden. Om dit te versterken, zijn de volgende acties in gang gezet:

  • Veel pleeggezinnen maken gebruik van kinderopvang of buitenschoolse opvang voor hun pleegkinderen. Bij de Voorjaarsnota is door het kabinet voor 2025, 2026 en 2027 – in aanloop naar het hernieuwde stelsel voor kinderopvang – jaarlijks € 10,7 miljoen beschikbaar gesteld als bijdrage voor de kosten die pleegouders maken voor kinderopvang en buitenschoolse opvang van hun pleegkinderen. Ook is vanaf 2028 jaarlijks een bedrag van € 0,6 miljoen structureel beschikbaar gemaakt door het kabinet. Dit najaar informeert de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport uw Kamer over de uitkering van de deze middelen aan pleegouders die hiervoor in aanmerking komen.

  • Pleegouders maken soms kosten voor pleegkinderen, die zij niet vergoed krijgen binnen de reguliere pleegzorgvergoedingen. Hiervoor kunnen zij aanspraak maken op de bijzondere kostenvergoeding bij pleegzorgaanbieders. Tot nu toe konden alleen pleegouders die voor pleegkinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel zorgen, aanspraak maken op deze vergoeding. Om dit ook mogelijk te maken voor pleegouders die voor pleegkinderen zonder een jeugdbeschermingsmaatregel zorgen, heeft het kabinet bij de Voorjaarsnota € 2,5 miljoen structureel beschikbaar gesteld. Deze wijziging wordt wettelijk vastgelegd. Lid Westerveld heeft hier eerder met een motie aandacht voor gevraagd49.

  • Pleegzorg is in ontwikkeling. De problemen waar pleegkinderen en pleeggezinnen mee te maken krijgen, vragen soms om andere manieren van ondersteuning. Enkele pleegzorgaanbieders werken inmiddels met de Mockingbird-methode.50 Deze werkwijze richt zich op het faciliteren van informele en laagdrempelige steun tussen pleeggezinnen. De staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport heeft een eerste maatschappelijke businesscase laten uitvoeren naar de Mockingbird-methode. Deze is als bijlage bij deze brief toegevoegd. De uitkomsten en aanbevelingen uit dit rapport geven de sector handvatten om Mockingbird de komende jaren verder in te richten, te ontwikkelen en toekomstbestendig te maken.

Tijdens het debat over pleegzorg mishandeld meisje Vlaardingen van 5 maart jl. zijn er ook een aantal moties ingediend die raken aan bovengenoemde motie Ceder. Op deze moties kom ik terug in de brief voortgang acties naar aanleiding van de gebeurtenissen pleeggezin in Vlaardingen.

Schippersinternaten

In juli 2023 heeft uw Tweede Kamer een motie van het lid Koerhuis (VVD) ten aanzien van schippersinternaten aangenomen, en die motie “verzoekt de regering om de uitzetting van schipperskinderen te stoppen en deze problematiek in kaart te brengen, waarbij duidelijk wordt wat de rol van het zogenaamde claimrecht van VWS is, en met oplossingen te komen, waarbij de schipperskinderen vooropstaan”51. De schippersinternaten spelen een belangrijke rol in het bieden van huisvesting, verzorging en opvoeding voor kinderen van ouders met een trekkend bestaan, in de buurt van de school waar zij naar toe gaan. Ik ben al langer in gesprek met de internaten over de impact van de krimp waar zij mee te maken hebben. De verwachting is dat deze ook naar de toekomst zal doorzetten, hoewel zeer onzeker.

De betreffende problematiek door krimp bij de internaten komt omdat de financiering voor een belangrijk deel is gebaseerd op het aantal kinderen dat verblijft op de locatie. Daardoor zijn er locaties die relatief hoge personeelskosten bij een klein aantal kinderen hebben waardoor ze bedrijfseconomisch niet meer rendabel zijn en locaties met te grote gebouwen t.o.v. het aantal kinderen waarbij sprake is van leegstand en/of achterstallig onderhoud. In het laatste geval zou een kleiner gebouw met een passend bij het (nog voldoende) aantal kinderen doelmatiger zijn. De huidige vastgoedmarkt, de locatiegebondenheid en het claimrecht van VWS beperken de mogelijkheden voor schippersinternaten om hierin te bewegen. Specifiek geven de internaten aan dat het in deze tijd zeer moeilijk is om een alternatieve locatie te vinden.

Ik heb opvolgend met diverse stakeholders over deze problematiek gesproken en wil mede op basis daarvan verder verkennen hoe kleine locaties een plek kunnen krijgen in een nieuwe subsidieregeling. Daarbij wil ik verkennen of het mogelijk is kleine locaties (tijdelijk) voor sluiting te behoeden door een langere transitieperiode te faciliteren en hiermee gezinnen een langere overgangsperiode te geven bij de sluiting van een locatie van een internaat. Dit geeft gezinnen de tijd om een alternatieve locatie te zoeken, dan wel de kinderen de mogelijkheid om hun school op locatie af te maken. Uiteindelijk is het onoverkomelijk dat deze (te) kleine internaten gaan sluiten. Onderdeel van de verkenning is dat bekeken wordt wat de mogelijkheden van dekking van deze maatregel binnen de sector zijn. Ook zal ik met de schippersinternaten bezien hoe meer flexibiliteit in het zogenaamde claimrecht kan worden toegepast voor specifieke locaties met te grote/verouderde gebouwen op een wijze die recht doet aan de inhoud van de claimrechtovereenkomst tussen de Staat en de schippersinternaten. Met beide maatregelen kunnen naar verwachting stappen worden gezet richting oplossingen waarbij de schipperskinderen en hun gezinnen voorop staan.

Toezeggingen

Het informeren van de Tweede Kamer over de besluitvorming rondom verkenning vergunningplicht voor jeugdhulpaanbieders52.

In 2024 is door VWS op hoofdlijnen verkend of voor jeugdhulpaanbieders moet worden aangesloten bij de vergunningplicht die op grond van de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) geldt voor aanbieders van Wlz- en Zvw-zorg en voor medisch specialisten. De verkenning vloeit voort uit een afspraak in de Hervormingsagenda Jeugd. Deze periode wordt benut om met de VNG en Branches gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ) te komen tot een gedeelde visie op dit vraagstuk. Dit najaar zullen we uw Kamer informeren over de uitkomsten hiervan.

Het informeren van de Tweede Kamer over het in gesprek zijn met gemeenten en zorgaanbieders om tijdig met jongeren tot een toekomstplan te komen53.

Er zijn de afgelopen periode gesprekken gevoerd met betrokken partijen zoals de NJR, VNG/gemeenten, aanbieders en cliëntenorganisaties over de veranderingen bij het 18 jaar worden. Er is een toezegging gedaan om het belang te onderstrepen van het tijdig met jongeren in gesprek gaan om te komen tot een toekomstplan voor de periode na hun 18e verjaardag. Het resultaat hiervan heeft geleid tot afspraken die in het Convenant Stevige lokale teams worden opgenomen. Hiermee is voldaan aan deze toezegging.

Het informeren van de Tweede Kamer over een ambtelijk gesprek over de pilot van schaduwgezinnen en over de voortgang van de motie Stoffer

Zoals toegezegd tijdens het Wetgevingsoverleg hebben we in de afgelopen periode een aantal keer contact gehad met het initiatief het Schaduwgezin. Dit initiatief heeft inmiddels op een aantal scholen een pilot lopen. Er is op deze scholen veel enthousiasme van gezinnen die zich aanbieden als schaduwgezin en er is ook gematcht. Ook is er vanuit het hele land veel interesse voor dit initiatief. De website www.hetschaduwgezin.nl is inmiddels gelanceerd. Daarnaast is het schaduwgezin ook toegetreden tot de alliantie informele steun. Waar mogelijk zullen we de bekendheid van dit initiatief bij gemeenten en scholen en andere partners onder de aandacht blijven brengen. Hiermee is toezegging terzake uitgevoerd.  

Het informeren van de Tweede Kamer over de vraag of de rechtsbescherming van gezinshuizen kan worden versterkt. 54

In het commissiedebat Jeugdbescherming van 5 december 2024 is toegezegd te verkennen hoe het blokkaderecht – ter bescherming van family life – wettelijk kan worden uitgebreid naar gezinshuizen en de Tweede Kamer hierover te informeren. We zien mogelijkheden om het blokkaderecht in het Burgerlijk Wetboek uit te breiden. Momenteel wordt dit verder uitgewerkt in het wetsvoorstel versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming. In de voortgangsbrief jeugdbescherming wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van dit wetsvoorstel.


  1. Hervormingsagenda Jeugd 2023 - 2028 | Publicatie | voor Jeugd & Gezin↩︎

  2. Brief over Wetgevingsoverleg begrotingsonderdeel Jeugd (NJi)↩︎

  3. Kamerstuk 31 839, nr. 1063. Toezegging vervolg advies Deskundigencommissie.↩︎

  4. Advies Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd 2025 | Publicatie | voor Jeugd & Gezin↩︎

  5. Video: Staatssecretaris in gesprek met jongeren over mentale druk | Nieuwsbericht | voor Jeugd & Gezin↩︎

  6. PRAATPOWER is - in samenwerking met jongerenparticipatieplatform YoungXperts en met bijdragen van vele anderen - opgezet door MIND Us, in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.↩︎

  7. Zoals Kamerstuk 35 925, nr. 118, Kamerstuk 36 546, nr. 57, Kamerstuk 36 546, nr. 54 en Kamerstuk 31 839, nr. 1042.↩︎

  8. Maatregelen financiële beheersbaarheid Jeugdwet d.d. 8 april 2021, p. 8, De stand van de jeugdzorg 2024, Jeugdautoriteit en Aanbiedingsbrief bij Groeipijn - advies Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  9. Kamerstuk 36 546, nr. 56.↩︎

  10. Beleidsinformatie Jeugd 2024, CBS.↩︎

  11. https://vng.nl/nieuws/richtinggevend-kader-voor-toegang-sociaal-domein-vastgesteld↩︎

  12. https://www.viaa.nl/nieuws/terugblik-op-leerbijeenkomst-zwolle-samen-leren-voor-sterk-jeugdbeleid/↩︎

  13. https://vng.nl/nieuws/richtinggevend-kader-voor-toegang-sociaal-domein-vastgesteld↩︎

  14. https://vng.nl/artikelen/instructie-verkenningsinstrument-toegang↩︎

  15. https://vng.nl/nieuws/werkpakketten-stevige-lokale-teams-beschikbaar↩︎

  16. https://www.voordejeugdenhetgezin.nl/actueel/nieuws/2025/03/06/werkpakket-werken-aan-veiligheid↩︎

  17. De JIMpact is gestart met negen organisaties uit de jeugdzorg: Enver, Levvel, entrea lindenhout, iHUB, Via Jeugd, Wij Groningen, Youké, Sterk Huis en Jarabee. In de looptijd van het programma zijn er meer organisaties aangehaakt. De bedoeling is dat er eind 2025 ca. 3.000 professionals zijn opgeleid om te werken met de JIM aanpak, zodat deze aanpak nog meer landelijk beschikbaar komt voor een grote groep jongeren die te maken krijgen met jeugdzorg.↩︎

  18. JeugdzorgPlus Plaatsing en Uitstroomgegevens 2024, Jeugdzorg Nederland↩︎

  19. Monitor JeugdzorgPlus Peildatum 31 december 2024, Jeugdautoriteit (bijlage bij deze brief)↩︎

  20. Staatscourant 2024, nr. 37715 (20 november 2024)↩︎

  21. Kamerstuk 31 839, nr. 1029.↩︎

  22. Kamerstuk 36 546, nrs. 14, 24, 39, 40, 42, 43, 45, 46, 60 en 74.↩︎

  23. Hiermee wordt een divers aanbod aan hoog specialistische en schaarse jeugdhulp op landelijk niveau ingekocht. Dit omvat onder meer enkele vormen van kleinschalige intensieve jeugdzorg. In tegenstelling tot de motie Synhaeve (36 410, nr. 99) is er echter voor gekozen om niet alle kleinschalige intensieve jeugdzorg op landelijk niveau in te kopen, omdat dit niet voor iedere vorm van deze jeugdhulp de meest passende schaal is.↩︎

  24. Kamerstuk 31 839, nr. 1040.↩︎

  25. Rode draden in tarievenonderzoeken jeugdhulp | Rapport | Jeugdautoriteit↩︎

  26. Zie bijlage bij deze brief: Voortgangsrapportage Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming↩︎

  27. Inclusief de uitvoering van verschillende moties, waaronder motie Synhaeve (Kamerstuk 3 1839, nr. 1006), motie Westerveld (Kamerstuk 31 839, nr. 1001) en motie Dobbe (Kamerstuk 31 839, nr. 1014).↩︎

  28. Kamerstuk 36410 XVI, nr. 109.↩︎

  29. TZ202406 nr. 022↩︎

  30. Jeugdhulp in natura. Bij 97% van de jongeren die jeugdhulp hebben ontvangen ging het om jeugdhulp in natura. Bijna 2 procent had zowel een PGB als zorg in natura. En 1 procent alleen een PGB. Het aantal jongeren dat gebruik maakt van een PGB neemt al jaren af. De gegevens die de SVB levert aan CBS over jeugdhulpontvangers met een PGB bevat alleen informatie over aantal jongeren met jeugdzorg en niet welke vorm van jeugdzorg het betreft (bijvoorbeeld met of zonder verblijf). Gegevens over jeugdzorg gaan dus over jeugdzorg in natura, tenzij anders vermeld.↩︎

  31. Kamerstuk 36 546, nr. 53.↩︎

  32. Kamerstuk 36 725, nr. 1.↩︎

  33. Uitkomsten Overhedenoverleg en Voorjaarsnota, De Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 18042025.↩︎

  34. Kamerstuk 31 839 nr. 1075.↩︎

  35. Kamerstuk 31 839 nr. 1077.↩︎

  36. Kamerstuk 28 741, nr. 126↩︎

  37. Kamerstuk 31 839, nr. 1039↩︎

  38. Kamerstuk 34 843 nr. 101↩︎

  39. Kamerstuk 36 222 nr. 33↩︎

  40. Kamerstuk 36 546 nr. 51↩︎

  41. Kamerstuk 36 546 nr. 59.↩︎

  42. Kamerstuk 31 839, nr. 1045.↩︎

  43. Kamerstuk 36 546, nr. 58.↩︎

  44. Kamerstuk 36 546, nr. 58.↩︎

  45. Te raadplegen via: https://www.pleegzorg.nl/bibliotheek/1-wat-is-pleegzorg/37-feiten-en-cijfers-over-pleegzorg↩︎

  46. Uit cijfers die Jeugdzorg Nederland beschikbaar heeft, blijk dat rond de 7.200 personen daadwerkelijk overgaat tot het aanvragen van informatiepakketten bij een van de pleegzorgaanbieders in de regio.↩︎

  47. Kamerstuk 31 015, nr. 279.↩︎

  48. Kamerstuk 31 015, nr. 287.↩︎

  49. Kamerstuk 35 833, nr. 12.↩︎

  50. Wat is Mockingbird? - Mockingbird Nederland.↩︎

  51. Kamerstuk 36 200 A, nr.95.↩︎

  52. Toezegging 11889↩︎

  53. TZ202412-101↩︎

  54. 2023A07835↩︎