Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Landbouwraad 15-17 juni (Warschau) (Kamerstuk 21501-32-1709)
Landbouw- en Visserijraad
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D27909, datum: 2025-06-13, bijgewerkt: 2025-06-24 11:09, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (PVV)
- Mede ondertekenaar: A. van den Brule-Holtjer, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 32-1717 Landbouw- en Visserijraad.
Onderdeel van zaak 2025Z12202:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Medeindiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-06-25 14:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-02 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (š origineel)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1717 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 juni 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de brief van 5 juni 2025 over de geannoteerde agenda informele Landbouwraad 15-17 juni (Warschau) (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1709).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 juni 2025 aan de minister en de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur voorgelegd. Bij brief van 13 juni 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie,
Aardema
Adjunct-griffier van de commissie,
Van den Brule-Holtjer
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken bestemd voor de inbreng van het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad (informeel), juni 2025. De volgende opmerkingen en vragen willen deze leden aan de minister voorleggen.
Is de impact van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)-geld
wel doeltreffend genoeg voor het boerenbedrijf?
De leden van PVV-fractie zijn verbaasd dat ondanks dat er bijna 848
miljoen euro is gedeclareerd aan Europese Unie (EU)-middelen, waarvan
bijna 595 miljoen euro aan directe betalingen, er nog veel wordt
gesproken over tegenvallende resultaten op de indicatoren. Deze leden
willen daarom graag weten hoeveel van dit geld daadwerkelijk het
primaire boerenbedrijf bereikt en hoeveel er verdwijnt in advieskosten,
administratie of andere ketenpartijen?
Antwoord
Alle aan de Europese Commissie (hierna: Commissie) gedeclareerde middelen waarover het prestatieverslag rapporteert, zijn volledig uitgekeerd aan boeren, collectieven en de producentenorganisaties. Veruit de meeste resultaatindicatoren worden gehaald. Het klopt dat er in het verslag relatief veel aandacht is voor die resultaatindicatoren waar er achterstand is. Dat heeft te maken met het prestatiemodel van het Nationaal Strategisch Plan van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB-NSP) dat afdwingt dat er vooral aandacht is voor de resultaatindicatoren die nog niet zijn gehaald. De tegenvallende resultaten betreffen vooral resultaatsindicatoren die zijn gekoppeld aan regelingen die later zijn opengesteld. De openstelling van regelingen is nu echter goed op gang gekomen en de verwachting is dat voor de meeste indicatoren de geplande resultaten (grotendeels) gehaald zullen worden.
Waarom gaat Nederland niet flexibeler om met het GLB zoals andere lidstaten dat wel doen? De leden van de PVV-fractie zijn blij met minder regeldruk maar toch vragen zij of hier wel sprake van is. Het lijkt namelijk zo dat Nederland doorschiet in eigen complexiteit en dat is zorgwekkend. Deelt de minister de mening dat terwijl er sprake zou moeten zijn van minder regeldruk er eerder sprake is van meer regels en beperkingen en er minder aandacht moet zijn voor eco-regelingen en er terughoudendheid is bij openstellingen door provincies?
Antwoord
De inzet van het kabinet is erop gericht een evenwichtige aanpak te volgen tussen vermindering van regeldruk op het boerenerf en handhaving van doelbereik en van een gelijk speelveld. Nederland heeft in zijn Nationaal Strategisch Plan voor het GLB in de periode 2023-2027 gekozen voor een ambitieuze invulling om te zorgen voor een goed bedrijfsinkomen, een weerbare sector en het bereiken van verschillende doelen op het gebied van klimaat, water, leefomgeving, biodiversiteit en landschap. Daarmee draagt het huidige GLB in belangrijke mate bij aan het verdienvermogen voor boeren en tuinders en het perspectief op een toekomstbestendige landbouw. Het GLB gaat echter ook gepaard met regeldruk en aanzienlijke administratieve lasten. Dat wordt mede veroorzaakt door een stapeling van voorwaarden en verplichtingen en gedetailleerde voorschriften op het gebied van registratie, controle en verantwoording. Ook de wens om maatwerk te leveren, speelt hierbij een rol. Het is goed dat de Commissie nu voorstellen doet om gericht regeldruk te verminderen. Dat mag echter niet indirect leiden tot grotere opgaven op andere beleidsterreinen.
Er moet meer aandacht komen voor onze jonge landbouwers, de
toekomst van onze voedselzekerheid.
De leden van de PVV-fractie zijn teleurgesteld dat uit het Nationaal
Strategisch Plan (NSP) blijkt dat de inkomenssteun voor jonge boeren
stapsgewijs wordt afgebouwd. Dit is volkomen tegenstrijdig ten opzichte
van de uitgesproken wens om verjonging in de sector te bevorderen. De
leden van de PVV-fractie constateren dat deze jonge boeren de toekomst
van onze voedselvoorziening zijn en moeten gestimuleerd blijven worden
om zich te blijven inzetten en trots te zijn op wat zij doen. Deze leden
horen daarom graag van de minister of er is nagedacht over de
mogelijkheden die deze jonge boeren kunnen worden geboden om ze te
stimuleren en te behouden zodat de Nederlandse voedselzekerheid blijft
gewaarborgd.
Antwoord
De aanvullende inkomenssteun voor jonge boeren is een voor de EU-lidstaten vrijwillige regeling in het kader van rechtstreekse betalingen binnen het GLB, waardoor jonge boeren die recht hebben op basisinkomenssteun meer inkomenssteun kunnen krijgen. De aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers in Nederland bedraagt ā¬2.800 per jaar. Uit een evaluatie van het GLB-NSP is juist gebleken dat jonge boeren behoefte hebben aan ondersteuning bij bedrijfsovername. Net na de bedrijfsovername is de financieel moeilijkste periode voor jonge boeren. In deze periode is het bedrijf enorm kwetsbaar. Juist op dat moment wil een jonge boer vooruit en zijn of haar bedrijf doorontwikkelen. Daarom is in samenspraak met het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) vastgesteld dat steun via de vestigingssteun effectiever is dan de aanvullende inkomenssteun. Er is daarom besloten om deze uit te faseren gedurende de huidige GLB-periode. Jonge of startende boeren kunnen, mits zij voldoen aan alle subsidievoorwaarden, een subsidieaanvraag doen voor ā¬80.000 voor de start of overname van een landbouwbedrijf.
Relatief goede scores zijn op āluchtkwaliteitā en ādierenwelzijnā, maar achterblijvende resultaten op gebied van biodiversiteit en landschapselementen? De leden van de PVV-fractie richten zich bijvoorbeeld op de resultaatindicatoren R.17 en R.34 (p.10-11) en ontvangen graag een reactie van de minister of de gekozen meetmethode onvoldoende representatief is voor de realiteit.
Antwoord
We zijn op dit moment in overleg met de Commissie over deze twee resultaatindicatoren en hoe we de nu geplande resultaten daar wel zouden kunnen halen. De manier waarop de planning in het GLB-NSP eerder is gemaakt en de manier waarop de realisatie wordt gedefinieerd en geregistreerd, zijn daarbij onderwerp van gesprek. Daarnaast focussen wij op de verschillende aanvullende maatregelen.
Zwijgen over de fundamentele risicoās voor privacy, kosten en
regeldruk?
De leden van de PVV-fractie vinden het onacceptabel dat dit
gebeurt terwijl er herhaaldelijke kritiek op Europese dataverzamelingen
is, zoals bij de āautoriteit gegevensbeheerā in de Omnibus, en andere
lidstaten hier ook specifiek hun zorg over uitspreken. Deze leden willen
van de minister weten of Nederland zich op dit punt actiever gaat
opstellen richting de Europese Commissie (EC).
Antwoord
Een zorgvuldige omgang met gegevens en het beperken van regeldruk zijn belangrijke onderwerpen. Ik blijf mij dan ook onverminderd actief inzetten richting de Commissie om de regeldruk voor boeren te verminderen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdAāfractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor de Landbouw- en Visserijraad van 15 tot 17 juni 2025. Hierover hebben deze leden vragen en opmerkingen.
Generatievernieuwing
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben vragen en opmerkingen
over de inzet van de minister in de dialoog over generatievernieuwing.
Het is waardevol om jongeren enthousiast te maken over een groene
boerentoekomst. De leden zien dat de minister een heel aantal ideeƫn
heeft om dit te bewerkstelligen.
Deze leden vragen de minister hoeveel middelen er beschikbaar zijn voor de regeling āSamenwerken aan generatievernieuwingā en hoeveel geld er inmiddels vanuit de regeling is uitgekeerd. Hoe heeft dit bijgedragen aan generatievernieuwing? Welke wezenlijke resultaten zijn er bereikt?
Antwoord
De regeling āsamenwerking voor generatievernieuwing' is per 24 maart 2025 voor het eerst opengesteld. Doel van de interventie is de drempel voor jongeren om in de land- en tuinbouw actief te worden en te blijven, te verlagen. De ondersteunde projecten richten zich dan ook op samenwerkingen die jonge landbouwers aantrekken en behouden, waarbij innovatie en schaalbaarheid centraal staan. Ze bieden ruimte om bottom-up initiatieven uit de sector te ondersteunen, specifiek gericht op uitdagingen zoals toegang tot landbouwgrond, kennis en financiering. Voor deze interventie is ⬠1,13 miljoen beschikbaar gesteld in de GLB-periode 2023-2027. Voor de eerste openstelling zijn nog geen middelen uitgekeerd. Binnenkort begint een adviescommissie met de toetsing van de subsidieaanvragen uit de eerste openstelling.
Verder vragen deze leden de minister om specifiek te benoemen welke āknellende wet- en regelgevingā het perspectief voor jonge boeren nu tegenwerkt. Kan de minister in deze wetten aanwijzen wat er precies dwarszit?
Antwoord
Het gaat hier om het totaal aan verplichtingen dat uit (nationale) regelgeving volgt. Ik streef ernaar om het boer worden een aantrekkelijk voorstel te laten blijven voor jongeren, zodat zij de boeren van de toekomst kunnen vormen.
Deze leden van de GroenLinks-PvdA-fractie missen een visie over de duurzaamheid van de sector wat nodig is voor het toekomstige verdienmodel van de volgende generatie boeren. Kan de minister onderbouwen dat aanpassingen van de door haar aangewezen knelpunten niet leiden tot een feitelijke verslechtering van de natuur?
Antwoord
Een toekomstbestendige landbouw opereert met minimale emissies en in samenhang met internationale doelstellingen. Om daar te komen is het wel noodzakelijk dat ook jongeren perspectief zien in het werken in de landbouw en de aantrekkelijkheid van het platteland. Bij de verantwoordelijkheid voor een agrarisch bedrijf hoort ook het voldoen aan administratieve verplichtingen en wet- en regelgeving. Door in te zetten op het verminderen van administratieve lasten en te pleiten voor meer doelgerichte maatregelen in plaats van middelvoorschriften, werkt de minister aan het versterken van de aantrekkingskracht van het ondernemerschap in de landbouw. Dit draagt bij aan een toekomstbestendig verdienmodel, zowel voor bestaande boeren die hun bedrijven zullen overdragen, als jonge boeren die de nieuwe generatie boeren zullen vormen.
Deze leden vrezen dat dit kabinet voor de zoveelste keer moeite zal steken in het pleiten voor onmogelijke en onwenselijke wetswijzigingen. Deze leden benadrukken dat de inzet van de minister, ook voor jonge boeren, uit moet gaan van feitelijke natuurverbetering en een eerlijke positie van de boer in de productieketen. Kan de minister bevestigen dat haar inzet hiermee in lijn is?
Antwoord
De inzet van de minister is erop gericht om meer doelgericht beleid te realiseren via doelsturing, en de positie van de (jonge) boeren in de keten te versterken. Daarbij is het belangrijk dat afnemers in de productieketen een passende vergoeding bieden voor de inspanningen van boeren, zodat (jonge) boeren hun vakkennis en innovaties kunnen inzetten om te werken aan afgesproken doelen op bijvoorbeeld stikstof, klimaat, biodiversiteit en waterkwaliteit.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de minister hoeveel middelen zij heeft voor het financieel ondersteunen van jonge boeren, onder andere in het Investeringsfonds Duurzame Landbouw en andere regelingen. Welke aantrekkelijke voorwaarden kent deze voor jonge boeren? Hoeveel jonge boeren hebben hier al gebruik van gemaakt? Hoeveel extra middelen waren er beschikbaar voor jonge boeren in het Stikstoffonds, voordat dat werd afgeschaft door het inmiddels gevallen kabinet?
Antwoord
Voor het Investeringsfonds Duurzame Landbouw (IDL) is een budget van ā¬Ā 161,8Ā miljoen, inclusief de revolverende middelen van de pilot-IDL, beschikbaar tot juni 2034 (Kamerstuk 30 252, nr. 170). In dezelfde brief heeft de vorige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Kamer geĆÆnformeerd dat het IDL jonge boeren (onder 40 jaar) een aantrekkelijke lening verschaft voor de omschakeling naar een duurzamere bedrijfsvoering. De maximale leensom is ⬠500.000, waarmee voor hen tot 70% van het investeringsbedrag gefinancierd kan worden (standaard maximaal 60%). In de praktijk blijkt dat veel aanvragen c.q. verleende IDL-leningen voor jonge boeren zijn. Dat bleek al in de pilot: terwijl maar 10% van de land- en tuinbouwondernemers jonger is dan 40 jaar, waren zij met 45% vertegenwoordigd in de pilot-aanvragen. In het ādefinitieveā IDL is vanaf juli 2024 tot en met het eerste kwartaal van 2025 70% van de 140 aanvragen door jonge ondernemers gedaan die (regelmatig bij de overname) willen investeren ten behoeve van omschakelen naar een aanmerkelijk duurzamere bedrijfsvoering. Hoewel het IDL dus niet exclusief voor jonge ondernemers is, blijkt het juist ook jonge boeren aan te spreken en te helpen.
In het commissiedebat Landbouw, klimaat en voedsel (Kamerstuk 36 618, nr. 43) heeft de minister aangegeven dat we de vinger aan de pols houden en op een vroegtijdig moment schakelen als op enig moment de situatie dreigt te ontstaan dat het IDL-budget ontoereikend is om de vraag te kunnen bedienen.
Op Prinsjesdag 2023 heeft het vorige kabinet bekendgemaakt ā¬Ā 100 miljoen te reserveren voor de vestigingssteun jonge landbouwers binnen het GLB-NSP. Deze middelen komen uit het Transitiefonds en zijn aanvullend op de beschikbare Europese middelen (⬠75 miljoen). De Kamer is hierover geĆÆnformeerd op 19 september 2023 (Kamerstuk 30 252, nr. 128).
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd naar de inzet van de minister op leefbare plattelandsgebieden. Volgens deze leden zijn oplossingen voor de leefbaarheid structureel: een beter openbaar vervoer (OV), betaalbare huizen, bereikbaar onderwijs en genoeg werkgelegenheid. Deze leden vragen de minister welke rol zij ziet voor de Europese Commissie en het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) in die vraagstukken. Kan de minister meer voorbeelden geven van manieren waarop Nederland anders is dan andere landen wat betreft bedrijfsovername?
Antwoord
De Commissie heeft met de Long-Term Vision for Rural Areas (LVTRA) een visie opgesteld voor sterke en veerkrachtige plattelandsgebieden. De sociaaleconomische vitaliteit van het landelijk gebied is van groot belang. Na de zomer start de Rural Policy Review, een onderzoek uitgevoerd door de OESO en gefinancierd door de Commissie. Elementen die bij dit onderzoek aan bod komen zijn onder andere het welzijn van inwoners in het landelijk gebied, voorzieningen en regionale identiteit. Ook wordt het huidige beleid voor het landelijk gebied geĆ«valueerd. De OESO voert dit onderzoek uit in nauwe samenwerking met de plattelandsgemeenschap, medeoverheden, kennispartijen en departementen. Vanuit dit onderzoek zullen beleidsaanbevelingen volgen die onder meer betrekking zullen hebben op de opbouw van capaciteit om de inzet op leefbare plattelandsgebieden te vergroten. Het kabinet geeft daarnaast uitvoering aan het Nationaal Programma Vitale Regioās, waarin veel van de genoemde onderwerpen (bereikbaarheid, werkgelegenheid) worden geadresseerd.
Deze leden willen ook weten welke āinitiatieven van onderopā de minister voor zich ziet om jongeren te behouden in plattelandsgebieden, naast LEADER, en hoe zij deze gaat ondersteunen.
Antwoord
In samenwerking met provincies en gemeenten, de koepels VNG en IPO, P10 (netwerk plattelandsgemeenten) en de LandelijkeĀ Vereniging Kleine Kernen (LVVK) wordt gekeken wat er nodig is voor plattelandsjongeren in het landelijk gebied.Ā Daar waar mogelijk voorziet ons ministerie in ondersteuning door bijvoorbeeld kennisuitwisseling en netwerkvorming.
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie welke gevolgen de kabinetsval heeft voor de inzet van de minister in de Landbouw- en Visserijraad. Zijn er besluiten die zij nu niet kunt nemen of waar haar ruime anderzijds is beperkt door de val van het kabinet? Op welke punten kan Nederland nu niet meeonderhandelen?
Antwoord
De minister zal zich in de Landbouw- en Visserijraad blijven inzetten voor de Nederlandse belangen conform de met de Kamer gedeelde geannoteerde agenda. Uiteraard handelt het kabinet binnen de kaders die de Kamer stelt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda informele Landbouwraad 15-17 juni 2025 en het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 26 mei. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat het Verenigd Koninkrijk (VK) en de EU een akkoord hebben bereikt over de toegang van de EU-vloot tot Britse wateren tot juni 2038. Deze leden zien dit als een positieve ontwikkeling voor de visserijsector. Deze leden vragen de staatssecretaris in welke mate en op welke wijze dit akkoord bijdraagt aan het langetermijnperspectief van de vissers. Deze leden vragen de staatssecretaris ook welke consequenties er mogelijk zijn vanwege het recht dat het VK behoudt om via eigen wet- en regelgeving technische aanpassingen in het visserijbeleid door te voeren, ook gezien het feit dat er geen directe beperkingen zijn opgenomen voor specifieke vistechnieken. Hoe verhouden deze zaken zich tot elkaar? Ziet de staatssecretaris of er nog ergens risicoās zijn verbonden aan het akkoord? Welke elementen vragen nog aandacht bij het vervolg?
Antwoord
Net als de leden van de fractie van de VVD is de staatssecretaris verheugd dat de Commissie en het Verenigd Koninkrijk (VK) hebben afgesproken dat de toegang voor Europese vissers tot Britse wateren tot 30 juni 2038 verlengd zal worden en de huidige quotaverdeling en arbitragemogelijkheid gehandhaafd blijven. Deze verlenging van de huidige afspraken met 12 jaar biedt de Nederlandse vissers zekerheid en perspectief voor de lange termijn.
Net als in de huidige overeenkomst behoudt het VK het recht om maatregelen te nemen ter bescherming van het mariene milieu die ook gevolgen kunnen inhouden voor EU-vissers. Ook de EU heeft deze mogelijkheden. Bij vermeende schending van de afspraken blijft arbitrage mogelijk. Zoals ook nu het geval is zullen voorstellen van het VK nauwgezet worden gevolgd en zal via de reguliere gremia, waaronder het Special Committee on Fisheries, inbreng worden geleverd door Nederland. Te zijner tijd zal opnieuw een onderhandelingsstrategie moeten worden vormgegeven voor de visserijafspraken na 2038.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de uitgelekte routekaart voor verhandelbare natuurkredieten. Is de minister van mening dat een dergelijk systeem kan bijdragen aan herstel van de natuur? Wat zouden hierbij wat de minister betreft de kansen, aandachtspunten en risicoās zijn?
Antwoord
De vraag van de leden van de VVD-fractie gaat over een gelekte mededeling van de Commissie. Over de inhoud hiervan kunnen geen uitspraken worden gedaan, omdat deze nog geen definitieve status heeft.
Ā
Geannoteerde agenda
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie
(hierna: EC) in de Strategie voor Waterweerbaarheid stelt dat een
verbeterde implementatie van de Nitraatrichtlijn nodig is om de
nutriƫntenbelasting voor het water te verminderen en zo herstel en
verbetering van de waterkwaliteit te bevorderen. Verder lezen zij dat de
EC hierbij lidstaten zal ondersteunen.
Kan de minister aangeven wat dit betekent voor Nederland? Hoe verhoudt
zich dit tot de aankomende evaluatie en mogelijke herziening van de
Nitraatrichtlijn? Wat deze leden betreft, moet een herziening in ieder
geval ruimte geven voor een heroverweging van de EU-brede, generieke
mestnorm en een invoering van doelsturing, zodat er gebiedsspecifiek kan
worden gestuurd op nutriƫntenbelasting. Kan de minister aangeven of dit
aansluit bij de inzet van de EC? Zo ja, wanneer verwacht zij dat hierop
concrete stappen ondernomen gaan worden? Zo nee, is zij bereid om
hiervoor te pleiten in de Landbouwraad?
Antwoord
In de Strategie voor Waterweerbaarheid wordt gesteld dat gewerkt moet worden aan een verbeterde implementatie van verplichtingen vanuit de Nitraatrichtlijn, waarmee de waterkwaliteit wordt verbeterd. Met het 8e actieprogramma Nitraatrichtlijn wordt er in Nederland, conform de Nitraatrichtlijn, op ingezet om waterverontreiniging van grond- en oppervlaktewater door nutriƫnten afkomstig van de landbouw te voorkomen en te verminderen, te voldoen aan de norm van 50 mg/l nitraat in het bovenste grondwater en eutrofiƫring van oppervlaktewater te voorkomen.
De Commissie werkt aan de evaluatie van de Nitraatrichtlijn, waarbij de Commissie begin 2024 is begonnen met een publieke consultatie, verschillende onderzoeken heeft uitgezet (waaronder studies naar de kosten, administratieve lasten en impact van de Nitraatrichtlijn) en oriënterende gesprekken met de lidstaten in de Nitraatexpertgroep voert over mogelijke verbeteringen van de Nitraatrichtlijn. Zoals ook geconstateerd in het tussentijds verslag van de rapporteurs over de evaluatie en mogelijke herziening van de Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 599), heeft de evaluatie als doel onder andere te kijken naar de samenhang tussen de Nitraatrichtlijn en andere Europese wetgeving zoals de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het GLB. Verder zal de Commissie kijken naar de kosten van implementatie van de Nitraatrichtlijn, directe voordelen van deze richtlijn, mogelijkheden voor vereenvoudiging en mogelijkheden voor vermindering van administratieve lasten. Centraal staat uiteindelijk de vraag in welke mate de Nitraatrichtlijn geschikt is om de gestelde doelstelling te behalen, namelijk om waterverontreiniging die wordt veroorzaakt of teweeggebracht door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen en verdere verontreiniging van dien aard te voorkomen. Hiermee past deze evaluatie ook in het voornemen zoals opgenomen in de Strategie voor Waterweerbaarheid.
Momenteel is de inzet erop gericht om, conform ook de wensen van de leden van de VVD-fractie, de EU-brede generieke dierlijke mestnorm in het kader van de evaluatie te herzien en zo mogelijk meer ruimte te bieden voor doelsturing. Zoals ook aangegeven in de Visie voor Landbouw en Voedsel, is de verwachting dat eind dit jaar de Commissie een evaluatierapport zal presenteren, op basis waarvan de Commissie eventuele vervolgstappen zal nemen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de EC aangeeft dat zij zal bijdragen aan de financiering van mestopslagfaciliteiten en het bevorderen van de circulariteit van nutriƫnten. Hoe duidt de minister deze twee voornemens van de EC?
Antwoord
De minister ondersteunt deze beide voornemens die in de strategie van de Commissie zijn opgenomen. Mestopslagfaciliteiten kunnen bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit, bijvoorbeeld door te borgen dat meststoffen op het juiste tijdstip kunnen worden toegepast. Uit gegevens van Eurostat blijkt dat het aandeel bedrijven met mestopslag sterk varieert per lidstaat. In algemene zin geldt dat vergroten van de mestopslag geen structurele oplossing is voor de mestproblematiek zolang de productie significant groter is dan de plaatsingsruimte.
Het bevorderen van circulair gebruik van nutriƫnten past binnen de inzet van Nederland als het gaat om het optimaal gebruiken van nutriƫnten uit dierlijke mest, bijvoorbeeld in de vorm van RENURE.
Om wat voor financiering van mestopslagfaciliteiten zou dit concreet gaan voor Nederland en in hoeverre kan dit bijdragen aan het oplossen van de mestproblematiek in Nederland? Deze leden willen dat de EC toestemming gaat geven voor het gebruik van kunstmestvervangers, ofwel RENURE. Kan de minister aangeven of dit aansluit bij de inzet van de EC om de circulariteit van nutriĆ«nten te bevorderen? Zo ja, wanneer verwacht zij dat hierop concrete stappen ondernomen gaan worden? Zo nee, is zij bereid om hiervoor te pleiten in de Landbouwraad? Ā
Antwoord
Op dit moment is onvoldoende duidelijk welke vorm van financiering de Commissie voor zich ziet voor mestopslagfaciliteiten. Wij kunnen hierover dan ook geen uitspraak doen.
In de Visie voor Landbouw en Voedsel worden gerecyclede nutriƫnten, waaronder RENURE, genoemd als manier om het milieu en klimaat te verbeteren en afhankelijkheden te verminderen. De Commissie heeft reeds een voorstel voor amendering van de Nitraatrichtlijn gepresenteerd om RENURE te kunnen gebruiken boven de dierlijke mestnorm van 170 kg N/ha. Dit voorstel is reeds enkele malen is besproken in het NitraatcomitƩ. Uiteraard wordt op alle niveaus inzet gepleegd om onder de lidstaten een gekwalificeerde meerderheid te vinden voor dit voorstel.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de EC stelt dat ondersteuning van waterbestendige landbouwpraktijken een belangrijk element zal vormen van het nieuwe GLB. Kan de minister aangeven wat haar visie hierop is?
Antwoord
De minister wacht de voorstellen van de Commissie af en zal vervolgens haar visie daarop met de Kamer delen. In het huidige GLB is er overigens relatief veel aandacht voor waterbestendige landbouwpraktijken en de minister wil dat voortzetten. Onderdeel van een bestendige landbouwpraktijk is de omgang met te veel of te weinig water. De uitdagingen hierbij verschillen tussen de lidstaten. In het huidige GLB zijn er in Nederland al mogelijkheden om bijvoorbeeld te investeren in maatregelen rond water(gebruik). Ook stimulert de eco-regeling efficiƫnter watergebruik via de eco-activiteit 'fertigatie'. Dergelijke investeringen zullen zeker ook in de toekomst nodig zijn voor een weerbare agrarische sector. Het instrumentarium dat hiervoor in het nieuwe GLB beschikbaar komt, zal aangepast op de Nederlandse behoeften worden opgenomen in de nationale uitwerking van het GLB.
Verslag Landbouw- en Visserijraad 26 mei
De leden van de VVD-fractie vragen de minister en de staatssecretaris of zij tijdens de besprekingen van de Visie voor Landbouw en Voedsel ook blijvend aandacht vragen namens Nederland voor voldoende ruimte voor biotechnologie en hieruit voortkomende voedselinnovaties.
Antwoord
De vraag naar aandacht voor voldoende ruimte voor biotechnologie en hieruit voortkomende voedselinnovaties sluit goed aan bij het BNC-fiche over de Visie voor Landbouw en Voedsel (Kamerstuk 22Ā 112, nr. 4016). In dit BNC-fiche benoemt het kabinet expliciet dat het voor biotechnologie belangrijk is om een gezond ondernemingsklimaat te organiseren en de veiligheid te waarborgen. Daarbij zijn toekomstgerichte, transparante, doelmatige en voorspelbare procedures van belang. Voor de komende Raad staat er geen bespreking gepland van de Visie voor Landbouw en Voedsel van de Commissie. Mocht dit onderwerp op een latere Raad alsnog ter bespreking komen, dan zal ik ook dit deel van de Nederlands positie conform het BNC-fiche inbrengen.
Deze leden lezen dat een groot deel van de lidstaten, waaronder Nederland, het belang van vaccineren onderschreven en een deel van de lidstaten heeft de EC opgeroepen om acties te ondernemen. Heeft de EC aangegeven hoever de gesprekken met internationale handelspartners zijn? Welke andere acties heeft de EC aangegeven uit te werken?
Antwoord
Zowel de Commissie als de EU-lidstaten zijn, waar kan en nodig, met handelspartners (waaronder derde landen) in gesprek over vaccinatie tegen specifieke dierziekten, zoals vogelgriep. De Commissie verschaft derde landen daarin zoveel mogelijk informatie over de regels voor vaccinatie die in de EU zijn opgesteld. Bij de general session van de Wereld Organisatie voor Diergezondheid, de WOAH, is op uitgebreide schaal ingegaan op noodzaak en wenselijkheid om tegen bepaalde dierziekten te vaccineren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSCāfractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben hier enkele vragen over.
De leden van de NSC-fractie zijn blij dat er aandacht komt voor de positie van jonge boeren in geheel Europa. Acht het kabinet de voorgestelde vereenvoudigingen van het GLB voldoende om de regeldruk voor boeren daadwerkelijk merkbaar te verminderen?
Antwoord
Onderdeel van de voorstellen van de Commissie die momenteel voorliggen, is de mogelijkheid om bepaalde voorwaarden in te vullen met bestaande nationale regelgeving. Dat biedt ruimte voor harmonisatie van regelgeving en daarmee een vermindering van regeldruk. De praktische invulling die daaraan gegeven kan worden moet nader onderzocht worden. De opgaven waarvoor Nederland staat op het gebied van bijvoorbeeld waterkwaliteit en biodiversiteit zijn daarbij leidend. Omdat voor zowel het kabinet als de Commissie de opgaven en doelen in de lidstaten met de voorgestelde vereenvoudigingen niet veranderen, moet worden bezien welk effect de beweging naar meer ruimte voor lidstaten heeft op de regeldruk voor landbouwers. Het is van belang te waarborgen dat vereenvoudiging niet indirect elders leidt tot een grotere opgave.
De leden van de NSC-fractie benadrukken het belang van de ondersteuning voor jonge boeren. Hoe effectief zijn de huidige Nederlandse regelingen voor jonge boeren? Is er evaluatie-informatie beschikbaar over bereik en benutting?
Er bestaan verschillende interventies binnen het GLB-NSP voor jonge boeren. Er wordt goed gebruik gemaakt van de productieve investeringsregelingen die door de provincies worden opengesteld. De eerste subsidieopenstelling voor de subsidie voor de vestiging van jonge landbouwers vond plaats van 3 juni 2024 tot 2 augustus 2024. Tijdens deze subsidieopenstelling hebben 876 jonge landbouwers een subsidieaanvraag bij de RVO ingediend. Een deel van de subsidieaanvragen is afgewezen omdat deze niet aan de subsidievoorwaarden voldeden. De meest voorkomende afwijsredenen waren dat de jonge landbouwer het bedrijf niet voor meer dan 50% had overgenomen, de standaardverdiencapaciteit (SVC) van het bedrijf lager was dan ⬠15.000 en dat het bedrijf vóór 1 januari 2023 was gevestigd. Na de eerste openstelling heeft ons ministerie signalen en opgedane ervaringen geëvalueerd met RVO, het NAJK en de Vereniging van Accountants- en Belastingadviesbureaus (VLB). Uit deze evaluatie bleek dat de regeling niet complex is, maar op een aantal subsidievoorwaarden niet goed aansluit op de praktijk rondom bedrijfsovername, of dat de subsidievoorwaarden niet goed waren begrepen. Naar aanleiding van de evaluatie is voor het aanvraagjaar 2025 een aantal zaken aangepast. De evaluatie leerde onder andere dat de communicatie over de vereiste overnamedocumenten en de voorwaarden voor (doorslaggevende) zeggenschap verbeterd moeten worden. RVO heeft hier bij de huidige openstelling (28 april tot en met 27 juni 2025) extra aandacht aan besteed. Verder is de definitie van gedeeltelijke overname aangepast zodat deze beter aansluit bij de boerenpraktijk. Ook is het mogelijk dat startende bedrijven die in 2024 nog niet voldeden aan de SVC, maar in 2025 wel, alsnog bij de huidige openstelling een subsidieaanvraag kunnen indienen.
Wat doet het kabinet concreet om de hoge pachtprijzen en dure bedrijfsovernames in Nederland te verlagen, of op zijn minst beter te compenseren?
Antwoord
De pachtprijs voor geliberaliseerde overeenkomsten korter dan 6 jaar kent een vrijemarktprijs, overeengekomen door pachter en verpachter. De pachtnormen die van toepassing zijn op langjarige reguliere overeenkomsten komen voort uit het Pachtprijzenbesluit 2007. De berekening hiervan is gebaseerd op het opbrengend vermogen van landbouwgronden (āwat kun je erop verdienen?ā). In de brief van de staatssecretaris van 27 januari jl. (Kamerstuk 27Ā 924, nr. 89) is uitgebreid ingegaan op de berekeningsmethodiek van het Pachtprijzenbesluit 2007. Ook is de Kamer op 27 mei jl. geĆÆnformeerd over de aankomende pachtnormen van 2025. Met de nieuwe pachtnormen stagneert de pachtprijsstijging ten opzichte van de voorgaande jaren. Desalniettemin wil de staatssecretaris de toekomstige schommelingen en onzekerheden waar mogelijk wegnemen. Dit neemt hij mee in de herziening van de pachtregelgeving en in het bijzonder in het Pachtprijzenbesluit 2007. De inzet van het kabinet is dus gericht op het vernieuwen van de pachtregelgeving, niet op het verlagen of compenseren van individuele pachtprijzen.
Jonge landbouwers die vanaf 1 januari 2023 een bedrijf hebben overgenomen of zijn gestart, kunnen eenmalig vestigingssteun aanvragen via het GLB. De vestigingssteun is een (directe) financiĆ«le ondersteuning voor de jonge landbouwer. De Kamer is op 3 april 2024 over geĆÆnformeerd (Kamerstuk 30Ā 252, nr. 166). Voor 2024 tot en met 2026 is in totaal een budget van bijna ā¬Ā 240 miljoen beschikbaar.
Hoe worden jongeren zelf betrokken bij het ontwikkelen van beleid voor generatievernieuwing?
De minister staat in nauw contact met jongeren en jonge boeren over de toekomst van het voedselsysteem. Een specifiek gremium waarmee zij met jongeren in contact is, is het Groenpact. Groenpact is een platform dat verschillende jongerenorganisaties uit de agro-sector, de foodsector en de klimaatsector samenbrengt. Dit platform heeft als doel om ideeƫn, kennis en standpunten van jonge professionals over de toekomst van ons voedsel- en landbouwsysteem en de groene omgeving samen te brengen, omdat deze ideeƫn essentieel zijn voor de toekomst. De ideeƫn, kennis en overwegingen van jongeren over de toekomst van het voedsel- en landbouwsysteem en de groene leefomgeving zijn van grote waarde voor Groenpact en haar partners. Voor de ontwikkeling van beleid voor jonge boeren staat de minister ook in nauw contact met het NAJK.
De leden van de NSC-fractie zijn van mening dat het GLB een grote rol speelt in de toekomst van de jonge boeren. Hoe beoordeelt het kabinet de mogelijke overstap naar een āSingle Envelopeā-benadering binnen het Meerjarig Financieel Kader (MFK), waarbij het GLB opgaat in bredere nationale fondsen? Is het kabinet bereid zich actief te verzetten tegen het loslaten van ƩƩn gezamenlijk Europees landbouwbudget, gezien het belang van een gelijk speelveld voor Nederlandse boeren?
Antwoord
Het kabinet wacht de Commissievoorstellen af die naar verwachting half juli a.s. zullen worden gepresenteerd. De Kamer zal dan zo spoedig mogelijk na het zomerreces een kabinetsappreciatie van de voorstellen ontvangen.
De leden van de NSC-fractie zijn van mening dat GLB gelden zich meer zouden moeten richten op de boeren die stevige inzet plegen voor een beter milieu en klimaat. Hoe staat het kabinet tegenover het voorstel van het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) om een derde pijler binnen het GLB te introduceren, gericht op klimaat- en milieumaatregelen, naast de bestaande pijlers voor inkomenssteun en plattelandsontwikkeling? Deze leden vragen de minister of zij het wenselijk acht om bij de verdeling van GLB-gelden na 2027 minder te sturen op hectares en meer op maatwerk voor jonge en toekomstgerichte ondernemers, bijvoorbeeld via risicomanagement, toegang tot grond en investeringssteun? Zo ja, welke stappen worden daartoe gezet?
Antwoord
De onderhandelingen over dit vraagstuk komen aan de orde bij de gesprekken over het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Op dit moment kunnen wij daar nog niet op vooruit lopen. In de gesprekken over de voorzitterschapsconclusies over de toekomst van het GLB onder het Belgisch en Hongaars voorzitterschap (aangenomen door de Landbouw- en Visserijraad in juni respectievelijk december 2024) heb ik me actief ingezet om deze discussie ook echt in het MFK-kader te laten plaatsvinden, zodat een integrale afweging gemaakt kan worden over de Nederlandse belangen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de BBB-fractie hebben de geannoteerde agenda van de informele Landbouw- en visserijraad met interesse gelezen en hebben hierover een aantal vragen en opmerkingen.Ā Ā
De leden van de BBB-fractie willen ten eerste benadrukken dat zij de inzet op het leefbaar maken en houden van het platteland zien en waarderen. Landelijke gemeenschappen zijn afhankelijk van een sterke landbouwsector. Zeker in Nederland, waar landbouw niet alleen voor agrarische producten zorgt. De agrarische sector biedt ook kinderopvang, zorglandbouw en recreatie. Om de agrarische sector levensvatbaar te houden is het belangrijk dat ook jonge boeren worden ondersteund om een toekomst op te bouwen.Ā Ā
Ā Ā
De leden van de BBB-fractie willen voor wat betreft het
GLB-budget benadrukken dat externe convergentie voor de Nederlandse
situatie zeer onwenselijk zou zijn. Het GLB budget voor Nederland zou
met 40 procent kunnen dalen in de eerste pijler, ten gunste van met name
RoemeniĆ«, Spanje, Bulgarije, Portugal en Polen.Ā
Zoals de leden van de BBB fractie al eerder hebben aangegeven, zijn
Nederlandse boeren op dit moment al veel zelfstandiger dan alle andere
Europese boeren. Door de mogelijke externe convergentie zou extra
GLB-geld dus gaan naar landen waar boeren al voor een veel groter deel
van hun inkomen afhankelijk zijn van subsidies. Om een voorbeeld te
noemen bestaat in Roemeniƫ het inkomen van boeren voor 38 procent uit
subsidies, in Spanje 24 procent, in Portugal 39 procent, in Bulgarije 40
procent en in Polen voor 37 procent. Ā
De leden van de BBB-fractie constateren dat het deze leden dus zeer
onwenselijk lijkt om door middel van externe convergentie boeren in de
bovenstaande landen voor een nog groter deel van hun inkomen afhankelijk
te maken van subsidies, terwijl de Nederlandse boeren met slechts 10
procent al grotendeels zelfstandig zijn en bovendien hun betaling uit
pijler ƩƩn grotendeels ontvangen als compensatie voor groene diensten,
in de vorm van eco-regelingen.Ā Deze leden vragen dan ook van de minister
dat zij zich uitspreekt tegen verdere externe convergentie.Ā
Antwoord
De onderhandelingen over dit vraagstuk komt aan de orde bij de gesprekken over het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Op dit moment kunnen wij daar nog niet op vooruit lopen. In de gesprekken over de voorzitterschapsconclusies over de toekomst van het GLB onder het Belgische en Hongaarse voorzitterschap (aangenomen door de Landbouw- en Visserijraad in juni respectievelijk december 2024) heb ik me actief ingezet om deze discussie ook echt in het MFK kader te laten plaatsvinden, zodat een integrale afweging gemaakt kan worden over de Nederlandse belangen.
Ā
Zouden tot slot graag willen horen wie namens Nederland deel zal nemen aan de conferentie van ministers van Landbouw van de Afrikaanse Unie (AU) en de EU die op 27 juni aanstaande plaatsvindt in Rome en wat daar de inzet of inbreng van Nederland zal zijn op de verschillende themaās.Ā
Antwoord
De Nederlandse inzet richt zich op het versterken van weerbare voedselsystemen, klimaatresistente landbouw, kennisuitwisseling, innovatie en eerlijke handelsrelaties. Vanuit Europees perspectief willen we het partnerschap tussen de EU en de Afrikaanse Unie op het gebied van landbouw verdiepen, onder andere via samenwerking op het gebied van duurzame productie, eerlijke markttoegang en innovatie. Het is op dit moment nog niet besloten door wie Nederland vertegenwoordigd zal worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersonen
De leden van de PvdD-fractie zien de informele Landbouwraad als een kans om fundamentele keuzes te maken voor de toekomst van de landbouw. Het thema āgeneratievernieuwingā verdient aandacht, maar moet niet worden losgekoppeld van de inhoudelijke transitie die nodig is: weg van een systeem dat ecologische en sociale schade aanricht en richting een landbouwsysteem dat werkelijk duurzaam, plantaardig en rechtvaardig is.
Generatievernieuwing: niet meer van hetzelfde, maar voor een ander systeem
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat het idee dat jonge boeren enkel een duwtje nodig hebben om in hetzelfde agro-industriĆ«le model te stappen, miskent dat dit model juist de reden is dat jongeren afhaken. Lage marges, schuldenlast, maatschappelijke kritiek, verlies aan autonomie en afhankelijkheid van banken en ketenpartijen vormen structurele drempels. Generatievernieuwing zou moeten gaan over vernieuwing van het systeem ā niet over het instandhouden van de status quo. Is de minister bereid om binnen de EU te pleiten voor een strategie voor generatievernieuwing die expliciet inzet op systeemverandering richting plantaardige, regionale en agro-ecologische landbouw? Hoe ziet de minister de rol van jonge boeren binnen een landbouw die afgestemd is op klimaat-, natuur- en dierenwelzijnsdoelen, bijvoorbeeld zoals geschetst in het plantaardige scenario van Urgenda (Urgenda, april 2024, āLandinZicht: Grond voor een vruchtbaar gesprekā)?
Antwoord
Bedrijfsovername is een langjarig en complex proces. De uitdagingen die zich voordoen bij bedrijfsovernames, verschillen tevens sterk per sector. Obstakels voor jonge boeren bij het verduurzamen van hun bedrijf zijn onder meer de familiedynamiek waarbij verwachtingen over de inrichting van het (toekomstige) bedrijf spelen, toegang tot financiering voor het doen van duurzame investeringen en de marktverwachting voor duurzame producten voor de garantie van een passende vergoeding. Om de uitdagingen rondom generatievernieuwing effectief aan te pakken, is een brede samenwerking tussen verschillende betrokken partijen noodzakelijk. Banken, agrarische coaches, gemeenten en beleidsmakers moeten gezamenlijk werken aan oplossingen. Een platform kan een belangrijke rol spelen in het gezamenlijk bespreken van themaās zoals financiering, sociale acceptatie en innovatie. Dit platform kan ook praktische oplossingen ontwikkelen, zoals het opzetten van pilots of het aanpassen van subsidieregelingen. De minister werkt met de jonge boeren en diverse partijen aan een platform rondom bedrijfsovername, dat kennis en het gesprek over dit onderwerp samenbrengt, en bijdraagt aan de verdere ontwikkeling van ondersteunende netwerken en maatregelen.
Voor jonge ondernemers is het van belang dat zij perspectief zien voor de ontwikkeling naar een bedrijf dat bijdraagt aan de aanpak van onder meer de stikstofproblematiek. Door een vermindering van de import van veevoer en een toename van lokale voedselproductie kunnen bedrijfsmodellen zich doorontwikkelen. Cruciaal hierbij is dat er wordt ingezet op het versterken van het verdienvermogen van de boer, het langjarig ondersteunen van boeren middels agrarisch natuurbeheer, het ondersteunen van innovatie en met name duidelijkheid verkrijgen over de doelen en de ruimte voor ondernemers. Via onder andere het GLB-NSP wordt hierop ingezet. Voor perspectief is het verder van belang dat boeren en tuinders de ruimte krijgen om te ondernemen en dat zij langjarige duidelijkheid krijgen over de doelen waar zij aan moeten voldoen. Daarin kiest vervolgens elke ondernemer zijn eigen ontwikkelingspad. Wij pleiten binnen de EU dan ook voor congruente, doelgerichte Europese wet- en regelgeving.
Verdienvermogen in relatie tot grondtoegang en systeemdruk
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de toegang tot grond terecht een speerpunt is in de strategie, maar zolang gronden worden opgekocht door agro-investeerders en pachtprijzen in Nederland tot de hoogste in de EU behoren, blijven jonge boeren afhankelijk van dure, intensieve productiemodellen om hun kosten te dekken. Daardoor raken zij verstrikt in dezelfde vicieuze cirkel van intensivering, schaalvergroting en ecologische uitputting. Is de minister bereid om te onderzoeken hoe speculatie met landbouwgrond en overname door agrobedrijven kan worden tegengegaan om jonge boeren werkelijk toegang tot land te geven voor extensieve, natuurinclusieve landbouw? Onderkent de minister dat het huidige verdienmodel (gestuwd door banken, ketenmacht en exportbelangen) juist een van de grootste obstakels vormt voor duurzame generatievernieuwing?
Antwoord
Nederland kent een vrije grondmarkt. Er zijn geen instrumenten om te beĆÆnvloeden wie grond wel en wie grond niet kan kopen op de grondmarkt. Wel kan met uitgiftebeleid beĆÆnvloed worden wie toegang krijgt tot overheidsgronden. In de herziening van de pachtregelgeving wordt langdurige pacht de norm en kunnen ook duurzaamheidscriteria meegenomen worden in een pachtovereenkomst. In een handreiking wordt uitgewerkt hoe overheden pacht zodanig in kunnen zetten dat jonge en startende boeren en boeren die kiezen voor extensivering, natuurinclusieve- of biologische landbouw of anderszins met hun bedrijfsvoering bijdragen aan maatschappelijke opgaven beter en voor een lange periode toegang krijgen tot pachtgronden van de overheid. Daarnaast nemen we in de Nota Ruimte maatregelen om zorgvuldig om te gaan met de belangen van landbouw en daar bij grootschalige functieveranderingen rekening mee te houden.
Aantrekkelijkheid van het platteland: meer dan alleen infrastructuur
De leden van de PvdD fractie zijn het met de minister eens dat het platteland een fijne plek moet blijven om te wonen en te werken. Echter, de aantrekkelijkheid wordt ondermijnd door stankoverlast, luchtvervuiling, verkeersdrukte van mestwagens, en gezondheidsrisicoās door intensieve veehouderij. Zonder aanpak van deze problemen blijven jongeren weg of vertrekken ze zodra het kan. Is de minister bereid om de aantrekkelijkheid van het platteland te verbinden aan een uitfaseringsstrategie van de intensieve veehouderij, en de ruimte in te zetten voor natuur, woningen en duurzame landbouw? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het is belangrijk dat we de kwaliteit van het landelijk gebied hoog houden en het aantrekkelijk blijft voor iedereen, om te wonen, werken en recreĆ«ren, ook voor jongeren en jonge boeren. Met name dat laatste is ook de zorg van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. De minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en natuur denkt niet dat de veehouderij de oorzaak is dat mensen wegtrekken. Het boerenbedrijf is vaak juist een reden voor jongeren om te blijven. Zij wilt niet inzetten op uitfaseren van veehouderij. Voor de verschillende themaās is er generiek beleid om te werken aan verbetering. Zo is er generiek beleid om te werken aan de verbetering van luchtkwaliteit in Nederland en het geurbeleid waar de minister van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk voor is. Wij denken juist dat we innovaties veel stappen gezet kunnen worden, zeker als het gaat om een gezonde leefomgeving. Naast dit generieke beleid kijk ik met de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur naar wat gebiedsgericht nodig is voor natuur, water en klimaat. Maatregelen vanuit die aanpak kunnen soms ook indirect bijdragen aan andere doelen zoals dierziekten, zoƶnosen, luchtkwaliteitvervuiling en geuroverlast, maar deze onderwerpen worden primair via andere beleidstrajecten opgepakt. Met de sociaaleconomische actielijnen van de aanpak Ruimte voor Landbouw en Natuur heb ik aandacht voor leefbaarheid in het landelijk gebied.
Mentale gezondheid van boeren: systeemstress is kernoorzaak
De leden van de PvdD-fractie waarderen dat de EC en de minister aandacht besteden aan de mentale gezondheid van boeren. Tegelijkertijd moet onder ogen worden gezien dat veel psychische druk het gevolg is van systeemdruk: onrealistische verwachtingen, afhankelijkheid van banken en leveranciers, publieke kritiek, en het gevoel gevangen te zitten in beleid dat telkens wordt bijgestuurd. Wil de minister dit aspect nadrukkelijker agenderen binnen de Europese strategie voor generatievernieuwing: de noodzaak om de sociale en mentale druk op boeren structureel te verlagen door hen Ʃcht zeggenschap, bestaanszekerheid en waardering te geven binnen een gezond voedselsysteem?
Antwoord
Mentale gezondheid hangt sterk samen met de mate waarin iemand grip heeft op zijn of haar leven. Het wordt bepaald door een samenspel van factoren. Sociaaleconomische factoren die nauw samenhangen met het agrarisch bedrijf maken hier deel van uit. Wij kunnen ons goed voorstellen dat onzekerheid over de toekomst van iemands bedrijf kan bijdragen aan het ontstaan van mentale problemen bij agrarische ondernemers. Toenemende onzekerheid, wet- en regelgeving, financiƫle druk en maatschappelijke eisen leggen een zware last op veel agrarische ondernemers. De mentale gezondheid van agrariƫrs, jong en oud, vereist meer aandacht. Het versterken van de mentale veerkracht staat niet alleen op de agenda van ons ministerie, maar ook op de agenda van de Europese Unie. De Commissie heeft onlangs aangekondigd dat mentale gezondheid een belangrijk thema is binnen de gepresenteerde Visie voor Landbouw en Voedsel is.
Tegelijkertijd spant het kabinet zich in om te werken aan een goede positie van boeren en tuinders binnen economie en maatschappij. Bestaanszekerheid voor agrarische ondernemers valt of staat met een duurzaam verdienmodel. En dat vormt tevens de basis voor een soepele generatievernieuwing binnen de agrarische sector. Dit past bij de inzet van het kabinet om te werken aan een duurzamer voedselsysteem waarin boeren en tuinders een centrale rol vervullen.
EU-Ontbossingsverordening
De leden van de PvdD-fractie zijn bezorgd over de signalen dat de EU-Ontbossingsverordening onevenredige lasten zou opleggen aan boeren en bosbouwers en dat lidstaten oproepen tot vereenvoudiging en uitstel van de verordening.Ā Deze leden benadrukken dat het tegengaan van wereldwijde ontbossing cruciaal is voor het behoud van biodiversiteit en het bestrijden van klimaatverandering.Ā Het uitstellen of versoepelen van de verordening zou een verkeerd signaal afgeven en de bescherming van bossen wereldwijd ondermijnen. Kan de minister uiteenzetten welke positie Nederland inneemt ten aanzien van de oproepen tot vereenvoudiging en uitstel van de EU-Ontbossingsverordening, en hoe zij waarborgt dat de Nederlandse inzet blijft gericht op een effectieve implementatie en handhaving van de verordening, zonder afbreuk te doen aan de doelstellingen van de verordening? Kan de minister bevestigen dat Nederland zich blijft inzetten voor een strikte implementatie van de verordening en zich niet laat leiden door de economische argumenten die ten koste gaan van de bescherming van bossen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Een betrouwbare en voorspelbare overheid die duidelijkheid en rechtszekerheid biedt aan ondernemers, is cruciaal voor een goede facilitering van internationale handelsstromen. Vanuit dat oogpunt, heeft het kabinet eind 2024 het Commissievoorstel gesteund om het van toepassing worden van de EU-ontbossingsverordening zonder verdere wijzigingen of amendementen aan de inhoud van de tekst, met twaalf maanden uit te stellen om ondernemers meer tijd voor voorbereiding te bieden. Dit standpunt is nader toegelicht in de brief aan de Kamer van 15 oktober 2024 (Kamerstuk 22Ā 112, nr. 3967). Daarbij heeft Nederland de Commissie toen verzocht om gedurende deze twaalf maanden de administratieve last, met name voor kleine ondernemers, te verlichten. De Commissie heeft in april 2025 aanvullende richtsnoeren gepubliceerd voor de vereenvoudiging en verlichting van administratieve lasten, die mogelijk zijn binnen de ontbossingsverordening zoals deze wettelijk is vastgelegd.
Het huidige kabinetsstandpunt is om de EU-ontbossingsverordening en de ambitie van deze wetgeving, zonder verdere wijzigingen of amendementen, te blijven steunen.