Initiatiefnota van het lid De Korte over een kritische reflectie op euthanasie bij psychisch lijden van jonge mensen (TK 36624) (ongecorrigeerd)
Stenogram
Nummer: 2025D28199, datum: 2025-06-16, bijgewerkt: 2025-06-17 11:00, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Onderdeel van activiteiten:- 2025-06-16 13:00: Initiatiefnota van het lid De Korte over een kritische reflectie op euthanasie bij psychisch lijden van jonge mensen (TK 36624) (Notaoverleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (š origineel)
Tweede Kamer, Initiatiefnota van het lid De Korte over een kritische reflectie op euthanasie bij psychisch lijden van jonge mensen
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Concept
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 16 juni 2025 overleg gevoerd met de heer Karremans, staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport, over:
de initiatiefnota van het lid De Korte over een kritische reflectie op euthanasie bij psychisch lijden van jonge mensen (36624);
de brief van de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport d.d. 10 februari 2025 inzake kabinetsreactie op de initiatiefnota van het lid De Korte over een kritische reflectie op euthanasie bij psychisch lijden van jonge mensen (Kamerstuk 36624, nr. 2) (36624, nr. 4).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Mohandis
De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Esmeijer
Voorzitter: Thiadens
Griffier: Meijerink
Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Bevers, Bikker, Boomsma, Diederik van Dijk, Dobbe, De Korte, Paulusma, Thiadens en Westerveld,
en de heer Karremans, staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport.
Aanvang 13.01 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Welkom allemaal. Het is 13.00 uur, dus we gaan van start
met het notaoverleg over de initiatiefnota van het lid De Korte van NSC
over een kritische reflectie op euthanasie bij psychisch lijden van
jonge mensen. Allereerst een compliment aan mevrouw De Korte voor het
opstellen en verdedigen van deze intiatiefnota. Het is altijd bijzonder
als een collega van ons het initiatief neemt om eigen ideeƫn,
doelstellingen en ambities te verwoorden. U wordt daarbij vandaag
bijgestaan door mevrouw Wennekes en later, begrijp ik, door de heer
Klaassen.
Ook van harte welkom, natuurlijk, aan de staatssecretaris
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die bij zo'n gelegenheid in de
bijzondere rol van adviseur optreedt. Welkom aan de ambtenaren die hem
ondersteunen. Dat is er ƩƩn, in dit geval. Welkom aan de Kamerleden aan
mijn linkerkant. Van links naar rechts zijn dat de heer Boomsma, NSC,
mevrouw Bikker, ChristenUnie, mevrouw Paulusma, D66, de heer Diederik
van Dijk, SGP, de heer Bevers, VVD, mevrouw Westerveld, GroenLinks-PvdA
en mevrouw Dobbe, SP. Natuurlijk ook van harte welkom aan de mensen op
de publieke tribune en de mensen die het debat volgen via de
stream.
Er is best veel spreektijd voor iedereen. We hebben vanmiddag tot 17.00
uur de tijd. Ik zal voor dit moment nog even geen beperkingen opleggen
aan het aantal interrupties, maar mocht de tijd daartoe aanleiding
geven, dan zal ik ingrijpen.
Ik zie een hand omhooggaan van de heer Bevers.
De heer Bevers (VVD):
Ik heb een punt van orde, als u mij dat toestaat. Het is bij
initiatiefnota's goed gebruik dat we uitgebreid debatteren, met name
over de beslispunten. Daar heeft het kabinet ook op gereageerd. Ik heb
dit weekend uit diverse media en sociale media begrepen dat NSC ā mede
namens mevrouw De Korte, maar het zou een politiek novum zijn dat de
indiener ook gelijk een motie indient ā overweegt om een motie in te
dienen voor een moratorium van minimaal drie jaar op euthanasie bij
psychisch lijden bij mensen tot 30 jaar. Ik zou graag horen of dat
inderdaad zo is. Als dat zo is, dan zou ik de NSC-fractie willen
verzoeken om de tekst van die motie aan ons ter beschikking te stellen
voor de eerste termijn, zodat wij daar eventueel in de eerste termijn
vragen over kunnen stellen. De strekking van die motie is zo vergaand en
ligt zo ver buiten wat er in de nota besproken wordt, dat ik die echt
graag in mijn overweging in de eerste termijn zou willen meenemen. Via
u, voorzitter, de vraag aan NSC: is dat zo en bent u bereid de tekst aan
ons op te leveren zodat wij daar kennis van kunnen nemen?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie al knikkende bewegingen aan mijn linkerkant. Ik geef
het woord aan de heer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
De VVD geeft aan dat dit in de media is geweest. We hebben het er ook
gewoon over gehad. Dit voorstel staat inderdaad nog niet in de
initiatiefnota zelf, maar naar aanleiding van de gesprekken die we
daarna hebben gevoerd met velen in het land, het rondetafelgesprek hier
en onze eigen gesprekken, zijn we tot het inzicht gekomen dat dit
wenselijk is. Uiteraard kunnen we het erover hebben. Het lijkt me heel
verstandig dat we dan ⦠Ik kan de tekst zo delen. Ik weet niet wat
daarvoor de geƫigende weg is. Dan kunnen we ook in gesprek over hoe we
dat eventueel formuleren en of daarin nog aanpassingen van de zijde van
de VVD wenselijk zijn, of wat dan ook.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zie ik een hand van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik vind dit toch een enigszins bijzondere gang van zaken. Er ligt een
nota voor van het lid De Korte namens NSC. Volgens mij voeren we daar
het debat over, maar staat het iedere fractie en ieder lid afzonderlijk
vrij om daar moties op in te dienen. Misschien heb ik nog wel
verstrekkender moties of andere moties dan de heer Boomsma. Die ga ik
toch ook niet van tevoren delen? We moeten toch gewoon kijken hoe het
debat gaat? Stel dat er een hele heftige motie komt die om nadere
bedenkingen vraagt, dan zijn wij met elkaar toch volwassen genoeg om dat
te bespreken? Wat mij betreft gaan we gewoon het debat voeren. Ik vind
het wat bijzonder om aan elkaar te vragen om vooraf moties met elkaar te
delen, zeg ik ook even voor de toekomst. Wat mij betreft is dit niet de
kant die we op moeten gaan met elkaar.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Dan als laatste het woord aan de heer
Bevers, en dan stel ik voor dat we gaan starten met het debat.
De heer Bevers (VVD):
Ik leg me uiteindelijk natuurlijk neer bij het besluit dat deze
vergadering neemt, maar dit is even ter verduidelijking aan mevrouw
Bikker. Mevrouw De Korte heeft zelf aangegeven dat het mede namens haar
is, als indienster van de notitie. Als dat toegevoegd wordt aan wat we
hier moeten gaan besluiten, lijkt het mij goed dat we daar uitgebreid
over discussiƫren. Dat is de reden van mijn verzoek. Normaal gaan we
natuurlijk heel prudent om met moties en hoe we die indienen; ik kan me
daar alles bij voorstellen. Het was gewoon een vraag naar aanleiding van
wat NSC zelf in de media heeft aangegeven. Daar laat ik het verder bij.
Mijn verzoek is helder, en als we het niet doen, kan ik er ook mee
leven.
De voorzitter:
Prima. Dan stel ik voor dat ik mijn introductie, waar ik mee bezig was,
verder afmaak, tenzij er heel brandende kwesties zijn op dit moment. Die
zijn er niet.
Hoe ziet de behandeling van een initiatiefnota eruit? Daar was ik. We
beginnen met de zijde van de Kamer, die als eerste het woord zal voeren;
daar waren we eigenlijk al half mee begonnen. Daarna schorsen we, zodat
zowel de initiatiefnemer als de staatssecretaris zich kan voorbereiden
op de beantwoording van de vragen van de Kamer. Daarna gaan we door met
de eerste termijn beantwoording van de zijde van de initiatiefnemer en
van de staatssecretaris in de rol van adviseur. Die wordt gevolgd door
de tweede termijn van de Kamer en van de initiatiefnemer en de
staatssecretaris. Overigens staat het leden vrij om in de tweede termijn
eventueel moties in te dienen; daar ging het al even over. We gaan nu
starten. Ik geef als eerste het woord aan de heer Boomsma, NSC.
De heer Boomsma (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Euthanasie is een beladen onderwerp, zeker bij
psychisch lijden en zeker bij psychisch lijden van jonge mensen. Vorig
jaar ontstond een heftige maatschappelijke discussie met
hartverscheurende verhalen over jonge mensen die euthanasie hebben
aangevraagd en gekregen. In de media, ook op televisie, verschenen
psychiaters die vonden dat de mogelijkheid voor euthanasie moest worden
uitgebreid, maar andere psychiaters uitten juist grote zorgen hierover
en vroegen zelfs aan het Openbaar Ministerie om in te grijpen. Feit is
dat, ook met alle aandacht, het aantal euthanasieaanvragen en
-verrichtingen de afgelopen jaren onder jonge mensen sterk is
toegenomen, met name onder jonge vrouwen.
Tijdens het rondetafelgesprek hebben we ouders en een
ervaringsdeskundige gehoord, ouders van kinderen die radeloos waren en
tot een uiterste stap overgingen. We hebben in deze verhalen vaak
gehoord dat mensen een stem hoorden of ervaarden dat hun leven niets
waard is, dat ze anderen alleen tot last zijn en dat ze niet in deze
wereld passen. Dat is een onvoorstelbaar groot verdriet en daar kunnen
we alleen met zeer grote zorgvuldigheid en met respect over spreken.
Toch heeft NSC dit aan de orde gesteld, niet om de hele euthanasiewet
ter discussie te stellen, absoluut niet, maar om toch aandacht te vragen
voor deze nieuwe situatie. Dank dus aan voormalig Kamerlid mevrouw
Hertzberger, die deze nota, die nu door mevrouw De Korte namens Nieuw
Sociaal Contract wordt behandeld, op zeer zorgvuldige en genuanceerde
wijze heeft opgesteld.
In die nota wordt met name gewezen op de onduidelijkheden rondom de
wettelijke zorgvuldigheidscriteria, dus de uitzichtloosheid en het
criterium dat er geen redelijke andere oplossingen zijn. De
staatssecretaris zegt echter dat er al veel onderzoek wordt gedaan. Mijn
vraag aan mevrouw De Korte is: is zij het met de staatssecretaris eens
dat er nu voldoende onderzoek loopt? Welk onderzoek zou er anders nog
meer gedaan moeten worden en zijn de beslispunten in de nota daarmee
vervallen?
Daarnaast hebben we de beslispunten over de zogenaamde commissie van
wijzen. Tijdens het rondetafelgesprek bleek nog enige onduidelijkheid
over de bedoeling hiervan. Sommigen dachten dat het idee was dat je bij
elke euthanasieaanvraag een onafhankelijke commissie van wijzen zou
moeten vragen om zich uit te spreken, of dat er een soort landelijke
commissie zou moeten komen zoals de commissie-Schnabel, maar dan over de
zorgvuldigheidscriteria, namelijk de uitzichtloosheid en de prognoses.
Kan mevrouw De Korte dat misschien nog nader toelichten en helderheid
geven over wat er wordt bedoeld met de commissie van wijzen en waarom
die belangrijk is?
Voorzitter. De heer Bevers had het er ook al even over: wij denken dat
op dit moment de onzekerheid over de toepassing van euthanasie bij
psychisch lijden van dien aard is dat we nu een pas op de plaats zouden
moeten maken, zeker bij jonge mensen voor wie niet goed te voorspellen
is of er niet toch nog andere oplossingen en andere perspectieven kunnen
ontstaan, zeker ook gezien de onomkeerbaarheid van euthanasie. Daarom
overwegen wij nu inderdaad om een motie in te dienen die oproept tot een
moratorium. We willen er ook op wijzen dat bijvoorbeeld in het liberale
Canada nu tijdelijk een stop is gezet. Een commissie stelde daar dat
uitstel moet blijven gelden totdat de overheid ā ik citeer ā "ervan
overtuigd is dat het op een veilige en verantwoorde manier kan worden
aangeboden". Andere redenen zijn gebrek aan consensus onder psychiaters,
die juist voor deze kwetsbare groepen zorgen, en onvoldoende
voorbereiding in ons zorgsysteem. Ik wil aan mevrouw De Korte en de
staatssecretaris vragen wat zij vinden van het moratorium in Canada bij
euthanasie voor psychisch lijden en of een dergelijk moratorium in
Nederland ook zou moeten gelden, vanwege alle onduidelijkheid.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik kan me dat zeer goed voorstellen, gezien de ontzettend zorgelijke
ontwikkeling in Nederland. Ik heb het dan niet alleen over de enorme
toename van euthanasie, maar ook over jonge mensen die ernstig psychisch
lijden en de verschillen van inzicht die er onder psychiaters zijn, die
we ook breeduit in de media zien. Ik ben er dus voor. Dat is ƩƩn. Maar
ik zie een praktisch probleem, waar ik de heer Boomsma graag een vraag
over wil stellen. Mijn vraag is: hoe ziet hij dat voor zich? Onze
huidige wet kent namelijk zwaktes. Daar heb ik ook een vraag over aan de
staatssecretaris. Want als je ernstige ontwikkelingen ziet, hoe kan je
daar dan op reageren? Onze huidige wet voorziet namelijk niet in een
aan- of uitknop of in een moratoriumknop. Hoe ziet collega Boomsma dat
dan voor zich?
De heer Boomsma (NSC):
Dank voor deze vraag. Ik denk dat het belangrijk is om eerst de
discussie te voeren over de vraag of dit wenselijk is. Het is belangrijk
om het daarover eens te worden. Daarna moeten we natuurlijk ook kijken
hoe we dat zouden kunnen realiseren. Want het is inderdaad zo dat je
niet een aan- of uitknop hebt. Uiteindelijk ligt er een zeer zware
verantwoordelijkheid bij de beroepsgroep zelf. Tegelijkertijd zien we
dat psychiaters het hierover vaak niet eens zijn. Ook kan je volgens mij
constateren dat dit niet alleen maar een medisch vraagstuk is, omdat
euthanasie, zeker bij jonge mensen, aan bredere morele en existentiƫle
vragen raakt. Soms zijn de oplossingen ook niet alleen van medische
aard. Het gaat erom of mensen erin slagen zichzelf opnieuw uit te
vinden, om nieuw perspectief te vinden in het leven. Wij denken dat die
kans juist bij jonge mensen nog groot is. Wetenschappelijk gezien is het
in ieder geval heel moeilijk te voorspellen of dat niet toch kan
veranderen en of ze niet toch meer perspectief gaan ervaren in hun
leven.
Daarom is het dus niet alleen aan de beroepsgroep, maar is het ook een
breder vraagstuk dat we maatschappelijk moeten bespreken, vandaar ook
die commissie van wijzen. Daarom denken we dat we nu in ieder geval dit
voorstel moeten doen. Hoe we dat dan implementeren, is inderdaad de
volgende vraag. Die zou ik eigenlijk ook bij mevrouw De Korte willen
neerleggen. Ik denk dat er misschien verschillende mogelijkheden zijn.
De beste manier zou kunnen zijn dat als die wenselijkheid hier inderdaad
wordt uitgesproken door de Tweede Kamer, dat dan ook wordt overgenomen
door de beroepsgroep en dat daarover een soort collectieve afspraak
wordt gemaakt.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Als ik collega Boomsma goed begrijp, zegt hij: eigenlijk zal je nu
allereerst toch met de beroepsgroep tot overeenstemming of tot een
afspraak moeten komen over de invulling. Maar deelt hij met mij dat we
ook naar onze huidige wetgeving hebben te kijken bij onverwachte
ontwikkelingen zoals deze? Deelt hij met mij dat de wetgeving daar
eigenlijk nog geen passend antwoord op heeft en dat het moratorium in
die zin ook een zoektocht is, waarbij we al eerder hadden kunnen leren
van bijvoorbeeld Canada, om in de wetgeving nog zorgvuldiger te worden,
juist bij die onverwachte wendingen en gezien de zwaarte die het heeft?
Dit zijn onomkeerbare beslissingen.
De heer Boomsma (NSC):
Daar ben ik het mee eens. Ik gaf net al aan dat het een medisch
vraagstuk is, dat aan de beroepsgroep van pyschiaters is, maar dat het
ook verder reikt en verstrekkende gevolgen en aspecten heeft. Er spelen
morele en existentiƫle overwegingen die ook de bevolking als geheel
aangaan en die dus ook in de Tweede Kamer thuishoren. Daarover moeten we
dus ook met elkaar van gedachten kunnen wisselen en dergelijke besluiten
kunnen nemen. Dat is nu nog een zoektocht, maar wel een die we inderdaad
moeten inzetten.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik haak hier graag op aan. Ik ben blij met het toelichtende antwoord dat
de heer Boomsma geeft. Ik zeg dit omdat de heer Boomsma redelijk stellig
begon. Hij zei: "De huidige wet staat niet ter discussie. Het zit 'm in
de praktijk. Daarbij is meer terughoudendheid vereist." Maar ik leid uit
zijn beantwoording af dat NSC bepaald niet uitsluit dat er wel degelijk
een aanscherping van de wet zou kunnen komen, mocht de beroepsgroep niet
bewegen et cetera.
De heer Boomsma (NSC):
Ik denk dat we nooit iets moeten uitsluiten. Kijk, als de Tweede Kamer
in meerderheid bepaalt dat een bepaalde wijziging wenselijk is ⦠Maar ik
heb wel willen aangeven dat het ons er op dit moment niet om gaat de
hele euthanasiewetgeving ter discussie te stellen, want die is in
Nederland inderdaad op een zorgvuldige manier tot stand gebracht.
Alleen, er kunnen inderdaad in de uitvoering daarvan natuurlijk bepaalde
risico's of veranderingen optreden, zoals we nu hebben gezien bij deze
doelgroep, die nieuwe vragen opwerpen en waar we het dan toch met elkaar
over moeten hebben. Uiteindelijk is het inderdaad aan de Tweede Kamer om
te bepalen wat er nog meer voor nodig is.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dat laatste is natuurlijk waar, maar nogmaals, juist omdat de heer
Boomsma daar ook mee begon: de wet staat niet ter discussie; het gaat
over de euthanasiepraktijk. De wet biedt gewoon ruimte, ook voor de
manier van euthanasie uitvoeren die nu plaatsvindt. Waarop stoelen we
dan de verwachting dat de beroepsgroep zelf een stap terug gaat doen,
terwijl de wet ruimte biedt? Is dat denkbaar?
De heer Boomsma (NSC):
Ik denk dat dat zeker denkbaar is. De wet schrijft natuurlijk bepaalde
vereisten voor. Die worden nader ingevuld door de beroepsgroep in
criteria en handelsrichtlijnen. Hier ontstaan dus vragen over met name
dat criterium van uitzichtloosheid. We worden geconfronteerd met het
fenomeen dat dat wetenschappelijk gezien heel moeilijk objectief is vast
te stellen, met name bij jonge mensen. We hebben eerder psychiaters
gehoord die aangaven: het is heel moeilijk te voorspellen; er zit een
grote onzekerheid in dit criterium. In maar 20% van de gevallen heeft
het een voorspellende waarde, zei psychiater Van Os. Dus in heel veel
gevallen weten we het niet. Ik denk dat zeker een groot deel van de
beroepsgroep ā dat blijkt ook wel uit onderzoeken naar hoe de
beroepsgroep daarover denkt ā daarmee bezig is en dat een verdere
discussie over deze manier van uitvoeren van de wet echt noodzakelijk
is.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik raak een beetje in de war van wat de heer Boomsma zegt. Misschien is
mijn vraag ook wel een beetje de vraag die de heer Van Dijk stelt. De
heer Boomsma begint zijn betoog met "wij tornen niet aan de
euthanasiewet", maar hij doet dat wel. Door een moratorium voor te
stellen hak je immers echt het fundament onder deze wet weg. Tijdens de
rondetafel hebben alle experts aangegeven dat de politiek zich juist
niet moet mengen in de ruimte die deze zorgvuldige wetgeving laat aan
het professionele oordeel. De heer Boomsma heeft de uitspraak gedaan
"die afweging hoort thuis in de Tweede Kamer", maar die hoort hier
beslist niet thuis.
Ik kijk ook even naar de aantallen, want ik hoor iedereen weer
ontzettend "enorm" roepen. De RTE heeft verslag gedaan aan de Tweede
Kamer: "In het jaar 2024 waren er 30 patiƫnten onder de 30 jaar, onder
wie 0 minderjarigen. De uitvoering vond plaats door 26 verschillende
artsen en geen enkel geval is beoordeeld als onzorgvuldig." Op die
bijeenkomst gaf de RTE ook aan dat er juist voor de aanvragen van jonge
mensen eigenlijk al een soort commissie van wijzen is, want dan wordt
het verzoek aan een heel brede groep voorgelegd. Dat gebeurt dus in dit
hele traject. Wat ik ingewikkeld vind, is dat wordt begonnen met "we
tornen niet aan een zorgvuldige euthanasiewetgeving", terwijl dat exact
is wat de heer Boomsma in het hele betoog aan het doen is. Het is of het
ƩƩn of het ander.
De heer Boomsma (NSC):
Even voor alle duidelijkheid: ik zeg niet dat de Tweede Kamer moet
oordelen over individuele gevallen. Natuurlijk niet. Wat ik wilde
aangeven, is dat de vraagstukken over euthanasie bij psychisch lijden
onder jongeren en de ontwikkelingen die zich daarbij in brede zin
voordoen, wel onderdeel moeten zijn van een breder maatschappelijk
gesprek, en dat dat gesprek ook thuishoort in de Tweede Kamer.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Daar ben ik het pertinent mee oneens, want wij zijn geen psychiaters.
Wij zijn geen professionals. Wij zijn gekozen door burgers. We zijn
leken-bestuurders. Na vier jaar denk ik eindelijk een beetje te
begrijpen hoe VWS werkt, maar we zijn geen experts. Wij zijn niet de
professionals. Ik hoorde de heer Boomsma ook zeggen dat er heel veel
onduidelijkheid is en heel veel gedoe, maar de KNMG en de beroepsgroep
van psychiaters waren in de afgelopen week heel duidelijk: er is geen
gedoe. Zij gaan over de richtlijnen. Daar moeten wij op vertrouwen. Wij
moeten zorgen dat er zorgvuldige wetgeving is, waarin het medisch
oordeel niet aan NSC is, maar aan professionals die hier jaren voor
gestudeerd hebben. Die zijn hier heel druk doende mee en zijn hierover
in gesprek. De richtlijnen horen daar. De wetgeving hoort hier. Wat NSC
nu doet, is wƩl aan de wetgeving tornen. En dat is een hele kwalijke
ontwikkeling.
De heer Boomsma (NSC):
Daar ben ik het niet mee eens. Uiteindelijk gaan wij er natuurlijk
sowieso over, omdat wij in de Tweede Kamer wetgeving vaststellen. Dat
hebben we eerder ook gedaan. Dat is in alle landen het geval. Daar wordt
wetgeving gemaakt over euthanasie of niet en over de voorwaarden en de
criteria daarbij. Dat is onderdeel van wetgeving. Wat ik heb willen
aangeven, is dat wij nu niet de volledige euthanasiewet ter discussie
willen stellen. Wij willen alleen dat er aandacht komt voor dit
specifieke geval, voor de ontwikkeling die zich nu voordoet. Het klopt,
wij zijn geen psychiaters. Wat ik heb aangegeven, is dat de vragen die
het verrichten van euthanasie in bredere zin, maar met name bij deze
gevallen, onder deze doelgroep, oproept, niet alleen van medische aard
zijn. Dat heb ik in de afgelopen maanden in de rondetafelgesprekken en
in de persoonlijke gesprekken die wij hebben gevoerd, ook veel gehoord.
Het is niet alleen een medische vraag, want het gaat juist ook om
existentiƫle en morele vragen. Ik denk bijvoorbeeld aan mensen die het
gevoel hebben of stemmen horen dat hun leven er niet toe doet, dat hun
leven niks waard is, dat ze alleen maar anderen tot last zijn. Hoe je je
eigen leven als zinvol kunt ervaren en hoe zich dat verhoudt tot anderen
en jouw positie in de samenleving, raakt dus aan bredere
maatschappelijke vragen. Dat raakt ook aan bredere maatschappelijke
discussies. Dat is dus niet alleen een biologische of medische kwestie.
Daarom is het belangrijk om die discussie te voeren.
Wij constateren toch dat wetenschappelijk niet goed objectief is vast te
stellen of er bij psychisch lijden sprake is van uitzichtloosheid. Dat
is met name gericht op de prognose en de vraag of er nog andere
behandelingen nodig zijn. Die discussie wordt natuurlijk ook beĆÆnvloed
door het maatschappelijke debat. Je wil voorkomen dat het idee van "mijn
leven is zo zinloos en zo weinig waard, dus de beste en enige oplossing
is dat er einde komt aan dat leven" zich te snel gaat vastzuigen in de
gedachten van iemand. Ik denk dat dat een risico is dat je ook moet
overwegen. Daarom denken wij dat het dus goed is om toch een pas op de
plaats te maken.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik denk dat het heel goed zou zijn als NSC een pas op de plaats zou
maken. Als we namelijk kijken naar de uitgevoerde euthanasie in het
afgelopen jaar, dan zien we dat er nul, echt nul, uitvoering als
onzorgvuldig is bestempeld. In de RTE zitten bijvoorbeeld ook ethici.
Dus ja, dit is een breed vraagstuk. Maar dit gaat niet over ƩƩn nacht
ijs. Er is namelijk geen arts die dit makkelijk vindt om te doen. Er is
ook geen arts die over ƩƩn nacht ijs gaat en zegt: dit gaan we doen. Het
gebeurt echt heel zorgvuldig. Ik hoor de heer Boomsma nu een aantal
keren zeggen: dan gaat het in je hoofd zitten en dan is dat de enige
oplossing. Dat is helemaal niet wat er gebeurt. In al deze gevallen is
er een ontzettend lang traject geweest, waarin juist Ɣlle mogelijkheden
besproken zijn. Alle uitvoeringen zijn als "zorgvuldig" bestempeld. Men
gaat in dit zorgveld niet over ƩƩn nacht ijs. Ouders gaan niet over ƩƩn
nacht ijs. Helemaal niemand gaat over ƩƩn nacht ijs. De wet is
zorgvuldig. U gaat op de stoel van professionals zitten en dat is
uitermate onzorgvuldig. Dat is niet mijn persoonlijke mening, maar dat
is wat professionals uit het hele veld allemaal aangeven. Ik zou u dus
echt met klem willen verzoeken en op het hart willen drukken om hier
niet iets te gaan doen wat mensen gaat beschadigen.
De heer Boomsma (NSC):
Er zijn ook echt professionals en psychiaters die juist deze zorg delen
en dus ook onze oproep steunen. Ik neem dus aan dat u dat ook heeft
gezien. Voor alle duidelijkheid: ik beweer helemaal niet dat er allerlei
onzorgvuldige besluiten worden genomen. Dat zeg ik niet. Ik zeg dus niet
dat er in individuele gevallen onzorgvuldig wordt gehandeld. Dat zou ik
zeker niet beweren en ook zeker niet dat mensen daarbij over ƩƩn nacht
ijs gaan. Dat werp ik verre van mij. Dat beweren wij niet en dat is niet
de discussie die wij hier willen voeren. Maar er kan een bepaalde
dynamiek ontstaan. We zien dus nu die stijging, met name onder
specifieke groepen jonge mensen. Dat zijn groepen als jonge meisjes,
waarvan sommige met eetstoornissen en meervoudige problematiek. Daaraan
gekoppeld zit het feit dat een euthanasieverrichting natuurlijk
onomkeerbaar is, maar ook dat er wetenschappelijk gezien dus toch echt
best veel onzekerheid is over dat criterium van uitzichtloosheid. Dat
vinden wij van dien mate dat we moeten denken: laten we nu even pas op
de plaats maken, kijken welke dynamieken hier spelen en kijken wat er
gaande is in de ggz. We hebben in de rondetafelgesprekken ook iemand
gehoord die zei: niet zozeer het lijden is uitzichtloos, maar de positie
van de ggz is uitzichtloos. Dat zijn ook discussies die we met elkaar
moeten voeren. Daarom denken wij: maak voor nu die pas op de
plaats.
De voorzitter:
Er is eerst een vraag van mevrouw Dobbe en daarna van mevrouw
Westerveld.
Mevrouw Dobbe (SP):
Allereerst dank aan NSC voor het ter tafel brengen. Ik denk dat het heel
goed is om het hierover te hebben. Ik vroeg mij echter het volgende af.
Als ik de uitgangspunten wat beter begrijp, ook van het voorstel voor
een moratorium, dan weet ik beter wat NSC als het uiteindelijke doel
ziet. De eerste vraag die ik heb als ik NSC hoor over een moratorium, is
of het volgens NSC mogelijk is, hoe ingewikkeld het ook is ā het is goed
om te kijken of dat zorgvuldig gebeurt of niet ā om een criterium van
uitzichtloosheid vast te stellen bij jongeren, of in ieder geval bij
jonge mensen. Het gaat niet alleen om jongeren, maar ook om jonge
mensen. Of zegt NSC: dat kan sowieso niet; dat moratorium is eigenlijk
een opmaat tot verandering van de wet? Is het mogelijk volgens
NSC?
De heer Boomsma (NSC):
Ik vind dat een hele moeilijke vraag om te beantwoorden. Maar dat is
precies de reden dat we daarvoor een commissie van wijzen willen
inrichten en ook de reden dat nader onderzoek mogelijk moet worden
gemaakt. Dat is precies om dit soort vragen te beantwoorden. We weten
namelijk wel dat de hersenen van jonge mensen nog in ontwikkeling zijn
en dat zij soms nog nieuwe perspectieven kunnen krijgen. We hebben ook
gesproken met mensen die een zeer overtuigde wens hadden om niet meer te
leven en euthanasie te verkrijgen, maar daar toch weer van af zijn
gekomen. Dan zijn we verplicht om dat verder te onderzoeken. Totdat we
daar meer duidelijkheid over hebben ā we hebben nu die termijn gekozen ā
kunnen we de komende jaren even alles goed op een rij zetten, kijken wat
de huidige stand van de wetenschap is en wat er nog nader kan worden
onderzocht en vervolgens kijken hoe we hiermee omgaan.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dat het ingewikkeld is en dat er mensen zijn die van gedachten
veranderen ā het is natuurlijk fantastisch als dat gebeurt, omdat die
wens dan weg is en er weer perspectief ontstaat ā is natuurlijk ook
bekend. Dat is ook een reden waarom ontzettend veel van de aanvragen
ofwel niet worden gehonoreerd ofwel worden ingetrokken. Dat gebeurt met
het overgrote deel. Maar er kan altijd nog een groep zijn waarvoor het
echt uitzichtloos en echt ondraaglijk is. Als je daar nu een moratorium
over uitspreekt, laat je die mensen drie jaar lang zitten met
ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Dus mijn vraag aan NSC is: wat doet
u met die groep? Of bestaat die groep volgens NSC niet, omdat er altijd
weer perspectief gevonden kan worden?
De heer Boomsma (NSC):
Ik vind dat een hele terechte vraag, eentje waar wij ook mee worstelen.
Ik denk dat die groep bestaat. Het is zeker mogelijk dat er mensen zijn
van wie het lijden daadwerkelijk zo uitzichtloos is. Alleen, aan de
andere kant denk ik dus dat er ook mensen zijn voor wie er mogelijk toch
nog een andere oplossing is. Dan moet je dus gaan wegen. Ik denk dus dat
een moratorium ertoe zou kunnen leiden dat bepaalde mensen langer
lijden, omdat ze geen euthanasieverzoek ingewilligd kunnen krijgen
tijdens het moratorium. Daar staat tegenover dat euthanasieverrichtingen
onomkeerbaar zijn. Het risico van het uitblijven van een dergelijk
besluit is toch dat er euthanasie verricht wordt bij mensen voor wie er
andere oplossingen waren. Als je die risico's dus moet wegen ā dat is
buitengewoon zwaar, maar daar moeten we niet voor weglopen ā dan kiezen
wij dus voor dat laatste, voor dat moratorium.
Mevrouw Dobbe (SP):
OkƩ. Dan is het mij in ieder geval duidelijk, maar dan zou het dus wel
kunnen dat er straks, als dit aangenomen zou worden, een groep jonge
mensen terechtkomt in een situatie van ondraaglijk en uitzichtloos
lijden, die dan ook moeten blijven lijden. Ook kan er nog een extra
risico zijn en ik ben ook wel benieuwd wat NSC daarvan vindt. Er zijn
professionals die zeggen dat juist het gesprek over euthanasie, omdat de
optie er is, ertoe kan leiden dat mensen het besluit nemen toch in
behandeling te gaan, dat het hen juist heel erg helpt en ook helpt met
bijvoorbeeld het intrekken van een euthanasieaanvraag of het duidelijk
krijgen van wat er aan de hand is met mensen. Op het moment dat je die
optie niet hebt, zou dat juist schadelijk kunnen zijn voor het kunnen
behandelen van iemand die dood wil. Ik vraag mij af: hoe kijkt NSC dan
naar de professionals die dat zeggen, omdat een moratorium hun
daadwerkelijk in de weg zou zitten?
De heer Boomsma (NSC):
Ten aanzien van het eerste: inderdaad, ik denk dat je niet kunt
uitsluiten dat er een risico is dat mensen die uitzichtloos lijden, dan
langer lijden, maar dat moet je dus afwegen tegen het risico dat we nu
lopen, namelijk dat mensen voor wie er mogelijk wel andere oplossingen
zouden zijn, alsnog euthanasie krijgen. Maar dat heb ik dan hopelijk
verduidelijkt. Het is dus de vraag hoe we die twee dingen wegen.
Wat betreft het andere aspect zeg ik het volgende. Ik heb inderdaad in
de gesprekken gehoord dat er mensen zijn die een euthanasietraject zijn
begonnen en het vervolgens ervaren hebben als: nu kan mijn gedachte over
een doodswens een plek krijgen. Dat kan helpen. Ik denk dat het zaak is
ā dat hebben we ook met psychiaters besproken ā dat deze gedachten, waar
deze mensen mee rondlopen, in een eerder traject op een andere manier
ook ter sprake moeten kunnen worden gebracht, in plaats van alleen
direct bij een euthanasieverzoek. Dan is het wel zaak dat je daar in de
praktijk ruimte voor biedt. Mensen moeten wel de ruimte voelen om zulke
gesprekken te voeren. Ik denk dat dat mogelijk is; dat hebben wij ook zo
begrepen van meerdere psychiaters.
De voorzitter:
Dan een vraag van mevrouw Westerveld en daarna van de heer Bevers.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Het gesprek over euthanasie is een heel langlopend, zorgvuldig traject
door de beroepsgroep. Ik denk dat we heel erg moeten uitkijken dat we
dat zorgvuldige traject niet doorkruisen met een middag debatteren door
mensen die hier niet dagelijks mee bezig zijn, sterker nog, die het
grootste deel van de tijd met andere zaken bezig zijn. Want natuurlijk
gaan wij over de randvoorwaarden, maar de precieze invulling, die
zorgvuldigheid, zou ik graag bij de beroepsgroep en bij
ervaringsdeskundigen leggen. Mijn vraag aan NSC is: wat is nou precies
het voorstel? Ik lees in de initiatiefnota een aantal zaken en ik hoor
hier ook een aantal zaken waarover we ook nog wel een discussie kunnen
voeren. Zo wordt de situatie in Canada ter onderbouwing aangedragen,
maar volgens mij is die heel anders. Ik lees in de nota ook: er is een
lage bereidheid om het uit te voeren. Dat betekent natuurlijk niet dat
er weinig draagvlak is. Dat betekent dat mensen zelf soms een grote
drempel over moeten om te bedenken of ze zoiets zelf willen uitvoeren.
Laten we nou uitkijken met het aandragen van dat soort argumenten. Mijn
vraag aan de heer Boomsma is: wat is nou precies het voorstel? Is dat om
de richtlijnen te herzien of is dat om nu een moratorium in te
stellen?
De heer Boomsma (NSC):
We hebben een aantal voorstellen. Een aantal is natuurlijk vervat in de
beslispunten. Daar gaat mevrouw De Korte zo meteen op in. Een aantal
hebben wij in een motie gezet. Dat gaat om wetenschappelijk onderzoek en
om de commissie van wijzen. Daarnaast willen wij voorstellen om een pas
op de plaats te maken door middel van een moratorium, totdat we meer
weten.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Maar dan zou ik de heer Boomsma willen vragen welke gevolgen dat gaat
hebben, niet alleen voor de mensen die nu misschien met een traject
bezig zijn, maar ook voor de mensen, de jongeren, die het heel waardevol
vinden om het gesprek te kunnen voeren over het levenseinde. Dat gaven
ze ook aan, hier maar ook in andere gesprekken. Zij geven ook aan dat
zo'n gesprek soms kan helpen. We hebben ook de cijfers gezien, waaruit
blijkt dat het overgrote merendeel van de mensen zelfs stopt, omdat ze
aangeven dat er toch weer een andere weg is. Een aantal van hen ā dat
vind ik nog schrijnender ā stopt zelf met het leven, op een andere
manier, door middel van suĆÆcide. Wat zijn dan de gevolgen als we dat
besluit zouden nemen? Is daar goed genoeg over nagedacht?
De heer Boomsma (NSC):
Dat is een hele terechte vraag. Daar denk je natuurlijk heel intensief
over na, voordat je zo'n voorstel doet. Het is ook goed om dat gesprek
te voeren. Maar ik heb net tegen mevrouw Dobbe al het een en ander
gezegd over hoe wij die risico's wegen. Wij zien het risico dat de
mensen die uitzichtloos lijden, nu dan niet een euthanasietraject in
zouden kunnen als ze jong zijn. Maar daar staat het risico tegenover dat
er mensen euthanasie verricht krijgen voor wie toch een andere oplossing
zou kunnen bestaan. Ik ben het er ook mee eens dat het belangrijk is dat
mensen dat gesprek kunnen voeren, maar ook daar is het een afweging.
Voor sommige mensen kan het een opluchting zijn om dat gesprek te kunnen
voeren over hun eigen wens, hun doodswens of euthanasiewens. Maar ik
denk dat het belangrijk is om dat gesprek in een eerder stadium te
voeren, zodat mensen toch die ruimte voelen om deze gedachtes waarmee ze
spelen te kunnen bespreken met hun behandelend artsen of met andere
mensen. En dat dat niet per se noodzakelijk is: ik denk niet dat een
euthanasieverzoek de enige optie is om dat gesprek te kunnen voeren. Het
is zeker een aandachtspunt, maar zo denken wij erover. Ik denk dat het
zorgvuldig is om nu pas op de plaats te maken, en dat de risico's dan
kleiner worden.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dan ook dat de argumentatie heel zorgvuldig moet zijn. Als ik
dan hoor dat het goed kan zijn om het gesprek te voeren, maar ook zonder
dat het een optie is, lijkt me dat, zeker met deze doelgroep, juist een
heel groot risico. Volgens mij zijn dat wel zaken waar we veel beter
over zouden moeten praten dan in het kader van een onderwerp dat nu even
op tafel wordt gelegd.
Ik zou nog ƩƩn vraag willen stellen. De heer Boomsma heeft het in zijn
tekst een paar keer over de "andere oplossingen" en de "redelijke
oplossingen". Een aantal keer verwijst hij ook naar de ggz. Maar er
staan ongelofelijk veel mensen op de wachtlijsten voor de ggz. Sterker
nog, die wachtlijsten groeien. Ik zou de heer Boomsma dan willen vragen
waarom er in deze nota vooral wordt aangedrongen op meer onderzoek in
plaats van op meer oplossingen. Waarom wordt in het regeerprogramma,
waaronder ook de fractie van NSC de handtekening heeft gezet, geen
enkele keer het woord "ggz" genoemd? Dat zeg ik niet om hier flauw te
zijn en een flauwe politieke discussie aan te zwengelen. Wel heb ik ook
in deze Kamer de afgelopen paar jaar dat noodzakelijke debat gemist over
de hoogspecialistische ggz en de urgentie die er is voor mensen om een
uitzicht te hebben, namelijk op een einde aan de wachtlijst. Waarom is
daar niet meer op ingezet, als dat volgens de NSC-fractie wel een van de
zaken is die zouden moeten verbeteren?
De heer Boomsma (NSC):
Eerst even: het is natuurlijk niet zo dat wij nu even iets op tafel
leggen. Dit initiatief is echt zorgvuldig voorbereid. We zijn hier al
maanden mee bezig. Ook de gedachtevorming is al heel lang gaande. Het is
dus niet dat wij even een middagje dit gesprek voeren. Wat betreft de
discussie over de ggz: ik vind dat een heel terechte vraag. Ik zeg dat
ook maar gewoon eerlijk. Dat is een aspect dat wij ook moeten betrekken.
We hebben het natuurlijk wel aangehaald. We vinden ook dat dit nader
moet worden onderzocht. We hebben ook gehoord van mensen die daar zelf
op wijzen en die zeiden: mijn dochter had zó veel verschillende
behandelaars, die stond ook op wachtlijsten, die moest zo vaak verhuizen
omdat gemeentes verschillende voorzieningen hadden; dat heeft niet
bijgedragen, dat heeft het zo veel moeilijker gemaakt. Terwijl: wat
sommige mensen nodig hebben, is hulp van iemand die langdurig bij ze is.
We moeten dus een systeem hebben dat ervoor zorgt dat dat mogelijk is,
zodat mensen tegen deze patiƫnten kunnen zeggen: ik ben er voor je, ook
als het langer duurt; ik ga niet over drie maanden weg omdat er dan een
andere behandelaar aankomt of wat dan ook; ik ga ervoor zorgen dat je
hier lange tijd kunt blijven, zodat je echt voelt dat ik er voor je ben.
Dat is een heel wezenlijke vraag en ik denk dat we het aan onszelf
verplicht zijn om het gesprek daarover ook te voeren.
De voorzitter:
Dan een vraag van de heer Bevers en daarna van mevrouw Paulusma.
De heer Bevers (VVD):
Mijn collega's hebben al heel veel gezegd. Er zijn ook heel veel
antwoorden gegeven door collega Boomsma, maar ik ga toch nog even in op
zijn opmerking dat het eerder in het traject mogelijk zou moeten zijn om
over de doodswens van mensen te praten. Daarmee impliceert hij wat mij
betreft toch dat psychiaters in situaties die er in het verleden zijn
geweest en die nu misschien lopen, hun werk niet goed hebben gedaan.
Denkt u niet, net als ik, dat als het mogelijk zou zijn ⦠We hebben het
niet over iets wat zomaar opkomt. We hebben het hier over mensen die al
heel lang therapie hebben gevolgd en psychofarmaca hebben gebruikt, maar
bij wie niets meer helpt. Uiteindelijk leggen zij, in uiterste nood,
deze wens op tafel ā anders plegen zij wellicht op een hele nare manier
suĆÆcide ā en proberen zij hier humaan mee om te gaan.
Ik ben op zoek naar het volgende. U heeft het steeds over eventuele
andere mogelijkheden. We kennen die discussie ook bij de somatiek:
waarom is het leven op enig moment uitzichtloos? Waar u volgens mij aan
voorbijgaat ā dat vraag ik u ā is dat uitzichtloosheid en hoe je die
ervaart, altijd een persoonlijk karakter hebben: hoe kijk je daartegen
aan? Ik heb nog even gekeken: 94% van de mensen in Nederland die
sterven, en dat zijn er heel veel op jaarbasis, kiest niet voor
euthanasie. Niet. Ze hebben de keuze. Die keuze bieden we ook aan
mensen, een beperkte groep jonge mensen, die geen uitzicht meer hebben,
die voelen dat hun situatie uitzichtloos is. Aan dat aspect gaat u
volgens mij helemaal voorbij in uw redenering. Het heeft namelijk ook
iets met jezelf te maken. Die uitzichtloosheid is nooit 100%
wetenschappelijk vast te stellen; je hebt namelijk ook je eigen gevoel.
Er zijn heel veel mensen die terminaal ziek zijn, maar niet kiezen voor
euthanasie. Er zijn er ook een hoop die dat wel doen, maar dat is een
keuze; dat hangt af van hoe je je eigen uitzichtloosheid ervaart. Ik
vraag me af hoe u dat in dit hele verhaal onder wilt brengen, want ik
hoor daar op geen enkele manier ruimte voor.
De heer Boomsma (NSC):
Dank voor de vraag. Ik denk dat de discussie niet zo plat te slaan is
als zeggen dat een psychiater blijkbaar zijn werk niet goed heeft gedaan
als mensen ervaren dat ze eerder het gesprek over die doodswens niet
konden voeren. Ik denk dat het allemaal veel complexer is. Ik heb
gehoord van mensen die zich daardoor geremd hebben gevoeld. Dat is ook
een lastige afweging, want een behandelaar wil mensen natuurlijk graag
perspectief bieden. Die wil dus niet snel meegaan in de doodswens van
een patiƫnt, en toch moet er ruimte zijn om dit gesprek te voeren. Dat
is een complexe afweging en het is aan psychiaters om die te maken, maar
je kunt niet direct constateren dat een psychiater zijn werk niet goed
heeft gedaan omdat mensen niet altijd de ruimte voelen om dat ter
discussie te stellen. Wij denken wel dat er ruimte is en moet zijn om
dit gesprek te voeren op een andere manier dan alleen binnen de kaders
van een euthanasieverzoek.
Dan de vraag of het een individuele keuze is. Ja, voor een deel wel,
maar er is wel een heel groot verschil met somatische klachten, waar de
heer Bevers over begon. Er is echt een enorm verschil tussen het bepalen
van uitzichtloosheid bij psychische aandoeningen en prognoses bij
somatische klachten, zoals bij kanker, hartklachten of andere somatische
aandoeningen. In onze ogen is er echt een enorm verschil, in de morele,
existentiƫle en ethische vraag, tussen levensbeƫindiging bij iemand met
een levensverwachting van twee weken, wat je wetenschappelijk vrij
objectief kunt vaststellen, en levensbeƫindiging bij iemand met een
levensverwachting van misschien wel 50 jaar. Dat zijn gewoon twee
verschillende dingen.
Daarom is het echt belangrijk om dat verschil te maken in de discussie
die we nu voeren. Uiteindelijk hebben mensen natuurlijk ook een eigen
keuze. Alleen leven mensen in een sociale omgeving en worden hun
individuele rationele afwegingen en keuzes enorm beĆÆnvloed door
discussies, door hun eigen verwachtingen, door de maatschappelijke
omstandigheden en door allerlei andere gedachtes; die zijn altijd
onderdeel van een collectief. Dat hoor je ook vaak in de gesprekken met
mensen die hiermee hebben geworsteld. Dat is misschien iets wat vanuit
een liberaal standpunt niet altijd even goed kan worden begrepen, omdat
men heel erg de individuele rationale capaciteit benadrukt. Als mensen
inderdaad het gevoel hebben dat ze anderen tot last zijn en als dat gaat
rondzingen, geeft dat al aan hoezeer dat verbonden is met een hele
maatschappelijke discussie. Het is dus een individuele keuze, maar het
is niet een louter individuele keuze die alleen maar in een soort
afzonderlijkheid wordt gemaakt door een atomair individu. Het is veel
complexer en ook veel socialer en maatschappelijker dan dat.
De voorzitter:
Er is een vervolgvraag van de heer Bevers.
De heer Bevers (VVD):
De heer Boomsma gaat nu een afslag nemen waarvan ik niet weet of ik die
zou willen nemen, maar goed. Ja, de mens is onderdeel van zijn omgeving.
Dat is heel helder; dat ziet een liberaal net zo goed als een
christendemocraat dat ziet en daar is, denk ik, geen verschil tussen.
Een mens is onderdeel van zijn omgeving. U stelt het volgende voor en
daar zit het 'm voor mij in. Ik ben er ook naar op zoek waar die
onderliggende behoefte vandaan komt om anderen de keuze te ontzeggen om
voor zichzelf een besluit te nemen. Niemand in Nederland is verplicht om
gebruik te maken van het recht op euthanasie. We willen de anderen een
keuze bieden, een keuze om daar waar het leven uitzichtloos geworden is
en waar het leven lijden is geworden er op een humane wijze een eind aan
te maken ā het klinkt heel bot zoals ik het zeg; zo bedoel ik het
natuurlijk niet ā dus om dat leven op de manier te beĆ«indigen zoals hij
of zij dat wil. Ik blijf zoeken waar nu de dringende behoefte vandaan
komt om de ander, mij, de ander, die keuzevrijheid te ontzeggen, want
dat begrijp ik niet. Ik snap dat heel veel mensen er niet voor kiezen,
maar waarom zou ik de ander de ruimte moeten ontzeggen om die keuze wel
te maken?
De heer Boomsma (NSC):
Maar deze discussie gaat dan verder dan de huidige euthanasiewetgeving,
want die kent natuurlijk een aantal criteria. In de huidige wet moet aan
die criteria worden voldaan. Ik weet dat er mensen zijn die een soort
voltooid leven bepleiten, dus dat iedereen die de wens heeft dat er een
einde wordt gemaakt aan zijn of haar leven, of boven een bepaalde
leeftijd, dat recht moet krijgen. Alleen is dat niet hoe de huidige
euthanasiewetgeving werkt. Het is dus niet zo dat wij allerlei mensen
hiermee een keuze willen opdringen. Integendeel, we willen juist
aandacht vragen voor het feit dat sommige mensen zich soms gedwongen
voelen om bepaalde stappen te zetten als er misschien nog andere
oplossingen zijn. Daarom hebben we het nu met name over jongeren,
waarvan is vastgesteld dat hun hersenen vaak nog onvolgroeid zijn. Zeker
bij mensen die psychisch lijden kan het zijn dat de ontwikkeling van hun
hersenen nog wat is uitgesteld door de verschillende behandelingen, of
door andere ontwikkelingen zoals trauma's, dus dat die nog wat langer de
tijd nodig hebben om tot dit soort besluiten te komen. Daar gaat het om:
zorgvuldigheid en extra zorgvuldigheid.
Mevrouw Paulusma (D66):
Als het gaat om extra zorgvuldigheid, zou ik collega Boomsma wel willen
verzoeken om de woorden "mensen voelen zich gedwongen om voor euthanasie
te kiezen" niet te gebruiken. Dat is niet wat er aan de hand is in dit
land. Dat is niet hoe het beoordeeld wordt en dat is niet hoe het
getoetst wordt. In dit land wordt niemand gedwongen tot
euthanasie.
Maar ik kom even terug op dat moratorium. Kijk, wij gaan het niet eens
worden; dat is, denk ik, wel een beetje de uitkomst van deze middag.
Maar van dat moratorium heb ik echt enorme buikpijn. Ik zal dat
toelichten. Ik lees even een stukje voor, want dan hebben we het echt
heel zorgvuldig in beeld. Het Expertisecentrum Euthanasie heeft
aangegeven: "10% van de patiƫnten die zich bij het EE melden op basis
van psychisch lijden krijgt uiteindelijk euthanasie. Bij patiƫnten onder
de 30 jaar is dat 4%."
Nu komt het belangrijkste. 96% van de jonge hulpvragers voor psychisch
lijden stopt het euthanasietraject voortijdig. 47% trekt zijn verzoek in
na gesprekken met medewerkers. 45% gaat of is nog in behandeling of
voldoet niet aan de zorgvuldigheidseisen. 4% ā dat klinkt als een klein
aantal, maar dit is enorm ā overlijdt door suĆÆcide gedurende het
onderzoek bij het euthanasieverzoek. Dan zegt EE: door in alle openheid
in gesprek te gaan met mensen over euthanasie, krijgen mensen vaak lucht
om de wens daadwerkelijk te doorvoelen, waardoor nood vaak wegebt. Als
NSC doorzet dat er een moratorium moet komen, gaan deze cijfers van
tafel, want dan Ćs er geen gesprek meer. Dan kiezen mensen niet voor een
andere optie. Dan ebt de urgentie en de nood niet weg. Ik vind dat u met
dat moratorium, los van de moeilijk te accepteren woorden "dan moet het
lijden van sommige mensen maar wat langer duren", mensen goede zorg
ontneemt. Dat is misschien nog wel het allerergste.
De heer Boomsma (NSC):
Dat denk ik niet. Het is niet zo dat er dan geen gesprek meer mogelijk
is, zoals mevrouw Paulusma zegt. Integendeel. Dat gesprek moet
natuurlijk juist worden voortgezet. Een moratorium zou zeker niet
betekenen dat er geen gesprek meer mogelijk is. Zij zegt dat er veel
mensen zijn die voortijdig het traject stoppen. Gelukkig wel.
Mevrouw Paulusma (D66):
Wederom, die twee dingen kunnen niet naast elkaar bestaan. Het is alsof
ik tegen mijn kinderen zeg "jullie mogen kiezen waar we naartoe gaan op
vakantie, maar het wordt niet Frankrijk", terwijl mijn kinderen dat wel
heel graag zouden willen. Waar hebben we het dan over? Welke roze
olifant in de kamer gaan we dan wel bespreken en welke mogen we niet
benoemen? Als de keuze voor euthanasie er niet kan zijn voor deze
doelgroep, dan is het voeren van een gesprek daarover een farce. Je kunt
niet tegen mensen zeggen: deel je diepste angsten en gevoelens met mij,
maar deze optie sluiten we uit. Dat is mensen naar huis sturen en de
deur dichtdoen.
De heer Boomsma (NSC):
Een reis naar Frankrijk kun je afblazen, of je kunt naar Frankrijk gaan
en terugkeren. Ja, u kunt heel hard zuchten, mevrouw Paulusma, maar het
relevante bij euthanasie is dat het onomkeerbaar is. Daarom is veel
grotere zorgvuldigheid vereist en denken wij dat er een grotere nadruk
moet zijn op het vermijden ervan, juist vanwege die
onomkeerbaarheid.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Hierop aansluitend: juist vanwege die zorgvuldigheid proberen mevrouw
Paulusma, meneer Bevers, mevrouw Dobbe en ik al een paar keer vragen te
stellen over wat dit in de praktijk gaat betekenen. Wat gaat dit nou in
de praktijk betekenen voor die jongeren die nu een traject zijn gestart,
die nu een gesprek hebben met een hulpverlener over het einde van het
leven, die aangeven dat dat ook helpt, die soms daardoor ook weer kansen
zien en weer hoop vinden? Wat gaat dit dan betekenen voor die jongeren?
Ik vind het te makkelijk om dat de hele tijd weg te wuiven. We hebben
het hier niet alleen over richtlijnen op papier, maar vooral ook over
wat dit in de praktijk gaat doen. We hebben het over een heel klein
groepje mensen, waarvan ook deskundigen aangeven dat hun lijden zodanig
ondragelijk is dat ze euthanasie kunnen krijgen. Dat is een kleine
groep. Maar wat wordt die groep nu ontnomen? En wat wordt die bredere
groep ontnomen, die juist door de waarde van die gesprekken wel weer een
andere weg ziet?
De heer Boomsma (NSC):
Wij wuiven dat zeker niet weg. Dat moeten we ook absoluut niet doen. Ik
heb alleen willen aangeven dat er in die ingewikkelde afweging, naast
het risico dat je mensen hebt die lijden en die daarvoor niet de
oplossing van euthanasie zouden kunnen krijgen, dus heel veel andere
risico's zijn. Je ziet nu die stijging, ook vanwege dat Werthereffect en
de discussie en dergelijke, en dat andere jongeren eerder het idee
krijgen dat dit een oplossing is en dat die dan ook toestemming krijgen
voor euthanasie, terwijl er toch nog andere opties zijn. We hebben nou
eenmaal te maken met het fenomeen dat er heel veel onzekerheid is over
het criterium "uitzichtloosheid" en dat jonge mensen nog kunnen
veranderen. Er kunnen dus vaak nog andere perspectieven ontwikkelen. Dan
vinden wij dat we daar nu de nadruk op moeten leggen.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dan ga ik het toch specificeren. Heeft de fractie van NSC bijvoorbeeld
gesprekken gevoerd met 113 om te vragen wat dit voorstel gaat betekenen
voor de suĆÆcidecijfers? Want dat zijn wel de vragen waarop we volgens
mij antwoord moeten hebben voordat we als Kamer instemmen met zo'n
voorstel.
De heer Boomsma (NSC):
Nee, daar is naar gekeken en er is ook een gesprek gevoerd met
psychiaters. Overigens is daar niet een-op-een een verband tussen
aangetoond. Ook hier is de afweging heel ingewikkeld. Je kunt
veronderstellen dat er een risico is dat mensen die met een doodswens
rondlopen en op dit moment geen euthanasie kunnen krijgen, suĆÆcide
plegen. Maar dat risico moet je weer afwegen tegen het risico dat mensen
een onomkeerbaar besluit krijgen.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Dobbe nog een vraag heeft.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik vind het toch ingewikkeld. Ik probeer de gedachtelijn goed en serieus
te volgen. We weten dat er een groep mensen is die zo ondraaglijk en
uitzichtloos lijdt dat men kiest voor suĆÆcide, ook al staat men op de
wachtlijst voor een euthanasieaanvraag. Dat zijn feiten, daar zijn ook
cijfers over: 4,3%, zeventien jonge mensen overleden door zelfdoding,
terwijl ze op de wachtlijst stonden. We hebben signalen van psychiaters.
Ik weet dat ze het niet allemaal eens zijn, maar we hebben signalen van
psychiaters die zeggen: we gebruiken dat gesprek en de ruimte die
daardoor ontstaat om ervoor te zorgen dat er weer behandeling mogelijk
is. Die ruimte was er voorheen niet. NSC heeft het over het afwegen van
de risico's. Vanwege het moratorium ā want daar hebben we het over ā
loopt die groep aantoonbaar risico, maar NSC weegt dat af tegen een
ander risico, dat NSC liever niet loopt. Maar wat is dat risico dan? Het
lijkt alsof NSC signalen heeft dat er nu heel onzorgvuldig euthanasie
wordt verleend aan mensen die psychisch lijden. Die aanwijzing hebben
wij niet. Onderzoek heeft ook aangetoond dat daarvan geen sprake is. Als
je nu een moratorium instelt, zijn er aantoonbaar risico's. Het risico
wat NSC nu beschrijft, is echter niet aangetoond. Hoe zit dit nu? Hoe
moet ik dit nu duiden?
De heer Boomsma (NSC):
Ik denk dat het anders is. Enerzijds worden we geconfronteerd met een
snelle stijging. Anderzijds blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat
het criterium "uitzichtloosheid" niet wetenschappelijk objectief te
bepalen is. Dat roept heel veel vragen op, zeker in combinatie met wat
we wel weten over jonge mensen, over sommige gevallen die in de media
zijn geweest en over mensen die we hebben gesproken en die later er weer
van hebben afgezien. Dat betekent gewoon dat je het risico hebt dat
mensen vaker zullen kiezen voor een euthanasieverzoek, dat dan ook wordt
ingewilligd, terwijl er ook andere oplossingen waren. Daar zijn wij van
overtuigd en daarom denken wij dat je pas op de plaats moet maken.
De voorzitter:
Dan gaan we verder, en wel met de tweede spreker van de zijde van de
Kamer, mevrouw Bikker, ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ik zet nog wel even snel mijn klokje aan.
Voorzitter. Complimenten en dank aan mevrouw De Korte en haar
voorganger, mevrouw Hertzberger. Zij schreven een moedige nota. We
moeten niet bang zijn, ook als Kamer, om ingewikkelde en gevoelige
onderwerpen nader te bestuderen, ons breed te laten informeren en grote
zorgen die we hebben aan het papier toe te vertrouwen en te kijken welke
wegen we kunnen vinden om te zorgen voor een beter zorgstelsel en ook te
zorgen voor deze jongeren. Complimenten dus.
De ontwikkelingen van de afgelopen jaren zijn zeer zorgwekkend. Voor de
ChristenUnie is helder dat wij altijd willen werken aan een samenleving
waarin je merkt dat het leven kostbaar is. Want het leven is een
geschenk van God en mensen zijn gemaakt om tot bloei te komen. Juist bij
psychisch lijden op jonge leeftijd is dat contrast groot. Daarom voel ik
ook de opdracht om altijd weer te werken aan een gezonde en weerbare
samenleving, altijd weer te werken aan goede en zorgvuldige zorg, aan
korte wachtlijsten, aan een plek waar jongeren alles kunnen zeggen wat
ze denken, altijd, maar wel gericht op zorg.
Het psychisch lijden van jongeren gaat ons enorm aan het hart. Ik wil
dat er naar hen geluisterd wordt en dat hun lijden serieus genomen
wordt. Misschien is dit ook wel een moment om eerst stil te worden, want
ook nu zullen er jongeren kijken en luisteren voor wie dat geldt. Ik
vind het de opdracht van deze Kamer om te werken aan betere zorg. Als we
kijken naar de wachtlijsten in de ggz, dan is dat de afgelopen jaren
onvoldoende gelukt.
Ik wil me er niet bij neerleggen dat euthanasie steeds meer een gangbaar
antwoord wordt. Daarom nogmaals dank voor deze nota en steun voor de
beslispunten die de initiatiefnemer heeft neergelegd, ook omdat de
ChristenUnie beter inzicht wil krijgen in dit onderwerp. Ik ben dan ook
kritisch op de reactie van het kabinet, dat eerlijk gezegd weinig
nieuwsgierig is of weinig interesse heeft in dat wat nodig is in deze
ontwikkeling in deze tijd.
Mijn zorgen richten zich op drie punten: allereerst de staat van de
zorg, dan de toetsing in een euthanasietraject en ten slotte hoe er over
euthanasie en psychisch lijden wordt gesproken in de media en de
gevolgen daarvan. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is: hoe
wordt er in ons omringende landen omgegaan met psychisch lijden en
euthanasie? Hoe kijken deze landen naar Nederland? Heeft de
staatssecretaris ook gezien dat er in Canada op dit punt als het gaat om
jongeren een andere afslag is gekozen?
De staat van de zorg. Laten we helder zijn: de ggz, de zorg en de
ondersteuning voor jongeren met psychisch lijden zijn bepaald niet op
orde. Lange wachtlijsten, korte trajecten, vaak wisselen van behandelaar
en suĆÆcidaliteit als contra-indicatie voor beschermd wonen maken dat
jongeren niet de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Daarom heb
ik de volgende vragen aan de staatssecretaris. Welke ruimte kunnen
psychiaters krijgen in financiering, los van declaratiecodes, om op te
lopen met deze jongeren? Vindt hij ook niet dat dit voor deze zeer
complexe groep nodig is? Jongeren met dit psychisch lijden zijn niet
altijd gebaat bij ggz. Een psychiater is opgeleid om te denken in
diagnoses, maar soms gaat het om iets anders. Op welke manier kun je
daarnaar kijken? We horen vaak dat er geen ruimte is bij de psychiater
om te praten over een doodswens, maar ook dat sommige psychiaters op
eigen initiatief aankomen met euthanasie als optie. Hoe kan het praten
over suĆÆcidaliteit een plek krijgen in de spreekkamer zonder dat
euthanasie gelijk een optie is? In geen enkele richtlijn staat namelijk,
zo herhaal ik, dat euthanasie een behandeloptie is. Deelt de
staatssecretaris dat?
Voorzitter. Dan de toetsing. De wet legt in het euthanasietraject een
grote verantwoordelijkheid bij de behandelend arts en psychiater.
Daarmee is de lens altijd een medische. Ik vraag de initiatiefnemer het
volgende. Het oordeel van artsen kan soms gekleurd zijn en zou wellicht
verbreed moeten worden met oordelen vanuit andere disciplines, zoals de
systeemtherapie. Ziet de initiatiefnemer mogelijkheden om dat te
verbreden?
Voorzitter. Ik rond af. Ik wil de regering vragen welke doelstellingen
ze heeft met ThaNet. De inzet lijkt om euthanasie bij psychisch lijden
te normaliseren. Kan de staatssecretaris met kracht zeggen dat dit niet
het geval is? Hoe gaat de regering om met het feit dat de beroepsgroep
van psychiaters hierover zo verdeeld is?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan mevrouw Paulusma van D66.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. Bij psychisch lijden van jonge mensen ligt er
wat D66 betreft op geen enkele vorm van zorg een taboe, dus ook niet op
euthanasie. Het raakt aan het diepste menselijk lijden, maar ook aan
mijn overtuiging over autonomie, waardigheid en zorgvuldigheid. D66
staat voor vrijheden, voor iedereen, en voor niet wegkijken bij het
voeren van het moeilijke gesprek. Maar D66 staat bovenal voor vertrouwen
in mensen. D66 zal zich daarom ook fundamenteel blijven verzetten tegen
de koers die deze initiatiefnota inzet, en in het bijzonder tegen een
moratorium. Het tornt aan het fundament van onze verworven
autonomie.
Voorzitter. Wat deze initiatiefnota in essentie doet, is de mogelijkheid
tot euthanasie bij psychisch lijden voor jongeren onder de 30 volledig
uitsluiten. Niet toetsen, niet onderzoeken, niet luisteren, maar
simpelweg uitsluiten. Door deze mogelijkheid bij voorbaat al te
verbieden, ontneem je mensen het gesprek en daarmee ook de erkenning van
hun lijden. De signalen uit het veld zijn duidelijk. Vele professionals,
wetenschappers, ethici en ervaringsdeskundigen zeggen: blijf met je
handen van dit recht af. Jongeren die psychisch lijden, voelen zich
regelmatig niet gehoord, niet geholpen en niet gezien. Het idee dat hun
lijden, volgens NSC, nog niet uitzichtloos genoeg zou kunnen zijn, doet
geen recht aan hun realiteit. D66 vindt dat de huidige euthanasiewet met
zijn strenge zorgvuldigheidseisen, het oordeel van meerdere mensen en
toetsing achteraf, juist bedoeld is om recht te doen aan deze complexe
situaties. Het is geen glijdende schaal, zoals soms gesuggereerd
wordt.
Voorzitter. Dat artsen soms worstelen met het verzoek om euthanasie van
jonge mensen met uitzichtloos psychisch lijden, is volkomen
begrijpelijk. Wat D66 betreft, ligt de oplossing juist in het behouden
van dit zorgvuldig ingebedde instrument Ʃn in het versterken van de
begeleiding, de expertise en het multidisciplinaire overleg
daaromheen.
Voorzitter. Ik heb een aantal vragen aan de indiener. Allereerst zou ik
de initiatiefnemer willen vragen of zij zich bewust is van de signalen
die erop wijzen dat uitsluiting van deze groep ervoor zorgt dat hun het
gesprek wordt ontnomen en dat velen zich niet meer serieus genomen
voelen in het ondraaglijk lijden dat zij ervaren. Ook zou ik de
initiatiefnemer willen vragen welke gesprekken zijn gevoerd met
ervaringsdeskundigen, psychiaters, wetenschappers en toetsingsartsen bij
het opstellen van deze nota. Hoe reflecteert de initiatiefnemer op het
feit dat velen uit deze groep zich fel tegen dit voorstel keren en dat
onder andere de KNMG en de NVvP vragen om dit alsjeblieft niet te
doen?
Daarnaast stelt de initiatiefnemer dat jongeren nog perspectief hebben.
Zou de initiatiefnemer aan kunnen geven waarom het oordeel van de
patiƫnt samen met dat van de behandelende artsen hierbij volgens haar
onvoldoende zijn? Daarnaast vragen wij de initiatiefnemer of zij vindt
dat een juridisch verbod, een moratorium, een goede vervanger is voor de
zorgvuldigheid, de begeleiding en het zorgvuldige ethische gesprek
tussen patiƫnten, hun naasten en hun artsen.
Voorzitter. D66 maakt zich daarnaast grote zorgen over het stoppen van
de financiering voor ThaNet. Wij vinden dat een ontzettend belangrijk
netwerk waarin professionals met elkaar data uitwisselen, aan intervisie
doen en elkaar ondersteunen bij de vraagstukken die voorliggen. Alles
wat deze belangrijke organisatie heeft opgebouwd, dreigt met het stoppen
van de financiering compleet weg te vallen. Wij vragen de
staatssecretaris dan ook om de financiering voor ThaNet te verlengen. Ik
zal hier in de tweede termijn een motie voor indienen.
Voorzitter, ik sluit af. D66 gelooft dat wij het gesprek over
ondraaglijk en uitzichtloos lijden, hoe moeilijk ook, nooit uit de weg
moeten gaan. Juist niet bij jonge mensen die psychisch lijden. Sterker
nog, wij moeten het gesprek met deze mensen voeren, met zorg, met
openheid en met vertrouwen in mensen en in artsen, aan de hand van onze
uiterst zorgvuldige euthanasiewetgeving. D66 zal nooit accepteren dat
deze vrijheden afgenomen worden, want wij geloven in de kracht van
professionals en in het recht op zelfbeschikking, in het recht om, juist
ook in de donkerste momenten, met zorgvuldige begeleiding zelf richting
te geven aan het leven, ook als dat leidt tot een keuze voor
euthanasie.
Voorzitter. Ik wil van dit moment gebruikmaken om nog een andere zorg
uit te spreken. Deze initiatiefnota en vooral de online reuring eromheen
hebben veel beschadigd. Een partij als NSC, die staat voor goed bestuur,
stelt mij daarmee diep teleur. Ik wil via deze weg ā echt tot slot,
voorzitter ā aan alle mensen die geprobeerd hebben om genuanceerd en in
alle kwetsbaarheid hun verhalen en expertise te delen, en die vol, echt
vol, in de wind zijn komen te staan, een grote steun in de rug geven. U
wordt gezien en gehoord.
Dank u wel.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mevrouw Paulusma geeft aan: vertrouw nou de beroepsgroep, laat dit
complexe vraagstuk aan de beroepsgroep. Dat gaf zij in eerdere
interrupties ook al aan. Maakt mevrouw Paulusma het zich daarmee niet te
gemakkelijk? Het is toch bij uitstek ook een taak van de overheid om te
staan voor het leven, zeker voor het leven van kwetsbare mensen? Daartoe
is zij ook verdragsrechtelijk verplicht. Ik noem alleen al artikel 2 van
het EVRM. Dan is er toch per definitie ook een taak voor de overheid en
de politiek: geeft de huidige euthanasiewet met die open normen
voldoende bescherming aan kwetsbare mensen die psychisch lijden? Het
vraagstuk ligt toch ook volledig op ons bordje? We kunnen dat niet
zomaar wegschuiven naar de beroepsgroep.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik ben helemaal niets aan het weggeven. Ik ben wel heel zorgvuldig de
afweging aan het maken: wie gaat op welke stoel zitten? En ja, het is
aan ons om zorgvuldige wetgeving te maken. Die wetgeving wordt ook
herhaaldelijk geƫvalueerd. In de afgelopen jaren zijn er geen
aanleidingen geweest om die te wijzigen. Ook gelet op alle beoordelingen
van de RTE: bij de grootste meerderheid, en zeker bij jonge mensen, is
er nul keer sprake geweest van onzorgvuldigheid. Ik vind echt oprecht
dat de open normen die de beroepsgroep de ruimte geven, ook op basis van
nieuwe inzichten ā daar ben ik echt niet blind voor ā niet de stoel zijn
van de politiek. Dit gaat om het gesprek in de spreekkamer; dat vindt
uiterst zorgvuldig plaats en vaak gaat daar een heel lange tijd
overheen. Wij moeten niet op de stoel van professionals gaan
zitten.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank voor deze reactie, maar we zien een verschuiving in de praktijk. We
constateren ā dat is niet nieuw ā de zeer open normen in de
euthanasiewet en de verschuivingen die de laatste jaren te zien zijn.
Dan is het toch in ieder geval een hele legitieme discussie als we hier
gewoon de vraag stellen: wordt met de huidige euthanasiewet met deze
zeer open normen voldaan aan de taak van de overheid om juist ook te
staan voor de levens van psychisch kwetsbare jonge mensen?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik ga niet herhalen wat ik net oplas. De heer Van Dijk is het dus met
mij eens dat een moratorium een heel slecht idee zou zijn. Als je als
overheid ook wilt staan voor het leven dat doorgaat, dan moet je dus
tegen een moratorium zijn, want alle data die ik net oplas zijn van
mensen die afzagen van hun verzoek. De open norm heeft dus ook in zich
dat je in alle vrijheid en ruimte hier een gesprek over kunt voeren. Ik
ben dus heel blij dat ik de SGP aan mijn zijde vindt bij het stemmen
tegen een moratorium.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik zal mijn eigen termijn gebruiken om hierop te antwoorden. Ik zal vast
verklappen dat ik op dit punt niet naast D66 sta.
De voorzitter:
Dan nog een vraag van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik zit toch nog wat te kauwen op de woorden van mevrouw Paulusma, omdat
ze heel vaak het woord "zorgvuldig" gebruikt, maar we juist zien dat de
beroepsgroep ook zelf voluit de discussie voert over wat de definitie
van uitzichtloosheid in deze situaties zou moeten zijn. De wet hanteert
het woord "uitzichtloosheid". De wet kwam tot stand met het allermeest
mensen met somatische klachten in gedachten, bijvoorbeeld mensen met
kanker of andere ziektes. Daarbij hoort een totaal andere
levensverwachting dan in het geval van psychisch lijden. Erkent de
collega van D66 dat er op dat punt wel een discussie gaande is en dat
dat vanzelfsprekend dan ook de hoeders van de wetgeving, ergo deze
Kamer, raakt?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik ken mevrouw Bikker als iemand met een uiterst sterk geheugen en een
heel goede juridische uitgangspositie, maar in de euthanasiewet ā daarin
heeft mevrouw Bikker zich misschien een beetje vergist ā was direct al
in de oorsprong ook ruimte voor psychisch lijden. Die twee dingen hebben
altijd naast elkaar bestaan. En nu volgt misschien een wedervraag en dat
mag waarschijnlijk niet van de voorzitter. Ja, het is goed dat de
beroepsgroep zich ontwikkelt. Het zou wat zijn als de beroepsgroep zich
niet zou ontwikkelen. Ik zou het trouwens bij alle professionals in de
zorg niet goed vinden als een beroepsgroep zich niet ontwikkelt en geen
onderzoek doet, vandaar ook mijn pleidooi voor ThaNet. Ik hoop ook dat
ik mevrouw Bikker daarin aan mijn zijde vindt. Laat de beroepsgroep zich
vooral ontwikkelen. Maar het is een beetje een gekke aanname om te
zeggen: de beroepsgroep is in ontwikkeling en daarmee staat de
zorgvuldigheid van de uitvoering ter discussie. Dat laatste blijkt
namelijk nergens uit, niet uit de toetsingscommissie en niet uit de
evaluatie. Die twee dingen kunnen naast elkaar bestaan. Je kan Ʃn
zorgvuldigheid Ʃn ontwikkeling in de beroepsgroep hebben.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Maar als de beroepsgroep zich ontwikkelt, heb je ook te luisteren naar
de grote zorgen die daar geuit worden. Voor mij waren de interviews met
psychiater Jim van Os en Esther van Fenema ook wel weer momenten waarop
ik dacht: hebben wij dit doordacht bij het beoordelen van de wetgeving,
bij het tot stand komen van de euthanasiewet? Volgens mij is dat niet
het geval. Maar het tweede, misschien wel net zo belangrijke punt is dat
we zien dat van de groep mensen tussen de 15 en de 30 die overlijdt
inmiddels 1 op de 30 sterft door euthanasie. Ik vind dat een enorm
aantal. Dat zou ons wat moeten zeggen over hoe het er verder voor staat
in dit land. Die zorg en dat verdriet mis ik bij D66. Voor hen is
euthanasie een verworvenheid, terwijl het toch ergens een laatste optie
is, waar je eigenlijk helemaal nooit wil komen. Ergens is dat toch iets
waarop we elkaar zouden moeten vinden. We zouden elkaar moeten vinden in
het streven naar zo min mogelijk euthanasie in plaats van het strijden
voor nog meer autonomie, omdat dat dat zo'n fijn ⦠Nou, dat zegt u niet.
Maar ik mis de pijn. Ik zou zo graag zien dat we samen in ieder geval
staan voor zo min mogelijk euthanasie onder jongeren, in plaats van dit
pleidooi dat het eigenlijk een hele normale ontwikkeling is dat het
toeneemt.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik ben niet gewend van mevrouw Bikker dat ze mij zo veel dingen in de
mond legt, die ook niet kloppen. De cijfers kloppen ook niet, want het
afgelopen jaar hebben nul minderjarigen euthanasie gekregen. Laten we
dus niet doen alsof dit een glijdende schaal is en alsof ik doe alsof
iedereen zonder een traject ⦠Ik hoor mevrouw Bikker buiten de microfoon
zeggen: 15 tot 30. Ik geef even de cijfers van de RTE: nul het afgelopen
jaar.
Ik sta voor het vertrouwen in de professionals, in de zorgvuldige
afweging en in de ruimte om hierover te praten en hier ook voor te
kunnen kiezen. Als mevrouw Bikker dan vraagt of wij dit goed doordacht
hebben, zeg ik: de beroepsgroep moet dit onderling goed doordenken. De
wet stelt een aantal criteria. Aan de hand daarvan wordt steeds
beoordeeld of het zorgvuldig gedaan is. Dus de criteria werken en worden
op de juiste manier getoetst. Dan is het aan de beroepsgroep. U noemde
net twee psychiaters. Tegen hen zou ik zeggen: meld u bij uw eigen
vertegenwoordiging, ga met elkaar in gesprek, doe mee aan
richtlijnontwikkeling. Maar laten wij nou niet op de stoel van de
professional gaan zitten, maar gewoon op onze eigen stoel: die van de
politiek.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, en wat is dan de stoel van de politiek? Als er wetgeving is met
behoorlijke consequenties ā we zijn het, denk ik, met elkaar eens dat
dat het geval is als het om euthanasie gaat ā en de beroepsgroep het
onderling niet eens is, maar er wel een zorgelijke ontwikkeling is,
namelijk dat de mentale gezondheid van jongeren er niet op vooruitgaat
in de laatste jaren, moeten we met elkaar die consequenties, ook in dat
opzicht, doornemen. Ik heb het over de leeftijdsgroep van 15 tot 30
jaar. Dat is gewoon het cohort waarin wordt geadministreerd. Ik baseer
me dus op die cijfers. Ik wil prima voor mevrouw Paulusma zeggen dat 1
op de 30 euthanasieƫn in de categorie 18- tot 30-jarigen euthanasie bij
psychisch lijden was, maar volgens mij moeten we elkaar niet op dat
niveau bevragen, want mijn cijfers kloppen wel. Het gaat om de grote
zorg die ik heb over wat dit betekent voor jongeren in deze situatie,
terwijl de beroepsgroep het onderling niet eens is. Als de beroepsgroep
het onderling niet eens is, dan heeft de politiek toch een taak om zich
af te vragen: is onze wetgeving op dat punt helemaal in orde of is het
in het kader van zorgvuldigheid ā het is namelijk onomkeerbaar; het is
geen behandeloptie waar je nog eens op terug kan komen ā nodig dat we
een pas op de plaats maken? Die ruimdenkendheid had ik eigenlijk van D66
wel verwacht, omdat er bij die partij altijd zo'n wetenschappelijke
nieuwsgierigheid is, maar op dit punt mis ik die.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik hoorde meer een constatering dan een vraag. Maar ik vind juist dat
het vaststellen van een moratorium ā ik weet nog niet eens of dit
juridisch überhaupt wel kan; dat is ook nog een interessante vraag ā
niet zo ruimdenkend is. Ik ga niet weer die cijfers herhalen, maar het
kunnen praten over euthanasie levert een heleboel op. Het is een gotspe
om te zeggen: als het niet meer mag, kun je er nog wel heel fijn over
praten. Dat realiseert mevrouw Bikker zich ook, denk ik. Die twee dingen
zijn niet verenigbaar. Het zou heel, heel onruimdenkend zijn om mensen
de toegang hiertoe en het gesprek hierover te ontnemen. Dat staat los
van beroepsgroepontwikkeling en nieuwe wetenschappelijke inzichten. Die
twee dingen kunnen prima naast elkaar bestaan, maar daarvoor hoef je
niet de wet aan te passen.
De voorzitter:
Dan gaan we nu luisteren naar de heer Diederik van Dijk van de fractie
van de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil beginnen met een citaat. Dat luidt als
volgt: "Als artsen de neiging hebben meer terughoudend te worden ten
aanzien van de toepassing van euthanasie, is dat in de geest van de
wetgever. De uiteindelijke honorering van een verzoek moet immers altijd
een ultimum remedium blijven." Tot zover het citaat. Het komt van de
toenmalige minister van VWS, mevrouw Els Borst, uit november 2001.
Terughoudendheid: dat was destijds het vertrekpunt. Waar zijn we nu
beland?
Voorzitter. De toename van euthanasieverzoeken van jonge mensen met
ernstig psychisch lijden is hartverscheurend en moet ons aan het denken
zetten. De SGP wil de initiatiefneemsters, mevrouw De Korte en,
oorspronkelijk, mevrouw Hertzberger, dan ook bedanken dat zij dit
geagendeerd hebben. De SGP deelt de kritische vragen van de
initiatiefneemster. Psychisch lijden kan ondraaglijk zwaar zijn. Het is
een gitzwarte duisternis, waarin je geen hand voor ogen ziet, ook geen
helpende hand; het is hartverscheurend. Met het bewust beƫindigen van
een mensenleven gaan we echter een principiƫle grens over die de SGP
niet over wil en kan gaan. Maar zelfs als je in principe niet tegen
euthanasie bent, kun je grote vraagtekens zetten bij levensbeƫindiging
bij psychisch lijden. Dat blijkt wel uit het debat dat onder psychiaters
woedt. Het blijkt ook uit deze nota.
Voorzitter. In het rondetafelgesprek is gesproken over mogelijke
verklaringen voor de toename van euthanasiemeldingen bij psychisch
lijden. De heer Aben, kinder- en jeugdpsychiater, wees op de problemen
in de jeugdhulp en de geestelijke gezondheidszorg. Ik citeer hem: "Een
toename van euthanasieverzoeken als gevolg van falende zorg is
maatschappelijk en moreel onaanvaardbaar." Dat stelde hij in zijn
positionpaper. Deelt de initiatiefneemster die opvatting? Hoe kijkt de
staatssecretaris hiernaar? Zien zij inderdaad een verband tussen
tekortschietende zorg en een toename van de vraag naar euthanasie? Wat
zou hier volgens hen aan gedaan moeten worden?
De euthanasiewet bood vanaf het begin ruimte voor euthanasie bij
psychisch lijden. Er zijn geen wettelijke beperkingen wat betreft
medische diagnoses. Termen als "ondraaglijk" of "uitzichtloos" zijn niet
gedefinieerd. Tot 2010 was euthanasie bij psychisch lijden echter zeer
zeldzaam. Daarna is de praktijk op dit punt verruimd. Met name de
laatste jaren zien we een sterke groei. Hoe verklaart de
initiatiefneemster dit? De open normen in de wet vragen volgens de
initiatiefneemster groot vertrouwen in en breed draagvlak voor de
werkwijze en de beoordeling van artsen. Kan ik concluderen, zo vraag ik
de initiatiefneemster, dat zij dit vertrouwen op dit moment niet
heeft?
Voorzitter. De initiatiefneemster stelt dat de huidige euthanasiewet
voldoet en dat de problemen dus vooral gaan over de euthanasiepraktijk.
Acht zij het echter werkelijk voorstelbaar dat psychiaters zich meer
terughoudend gaan opstellen zolang de wet hen gewoon die ruimte biedt?
Ontkom je er toch niet aan, als je dit een halt wilt toeroepen, om de
euthanasiewet aan te scherpen? Kunnen de initiatiefneemster en de
staatssecretaris hierop reflecteren vanuit het perspectief van artikel 2
EVRM, dat de overheid verplicht om het recht op leven te beschermen?
Biedt de euthanasiewet voldoende bescherming voor mensen met een
psychiatrische diagnose, voor wie een doodswens onderdeel van de ziekte
kan zijn?
Tot zover. Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dan gaan we nu luisteren naar de heer Bevers van de fractie van de
VVD.
De heer Bevers (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Natuurlijk dank aan de initiatiefneemster,
collega De Korte, en haar voorgangster van NSC voor het vele werk aan de
nota die we vandaag bespreken. Ik klink wat nasaal. Dat zijn wat resten
van de griep. Dan weet u dat.
Voorzitter. Ik denk dat we, zoals we hier met elkaar zitten, het onszelf
nauwelijks kunnen voorstellen dat het leven zo lijden is geworden dat
het voelt alsof de dood de enige uitweg is, dat de pijn, het verdriet en
de radeloosheid zo groot zijn geworden dat niets meer helpt en dat de
wanhoop onbeheersbaar wordt. Toch moeten we reƫel zijn: voor een aantal
mensen is dit wƩl de realiteit. Dat vraagt van ons, de samenleving,
begrip, medeleven en mededogen. Barmhartigheid is een belangrijke
grondslag voor hoe we in Nederland tegen euthanasie aankijken: met
compassie voor degene die uitzichtloos lijdt, of dat nu fysiek of
mentaal is, en in de wetenschap dat sterven in eenzaamheid en zonder
goed afscheid dat allemaal nog veel moeilijker maakt.
Voorzitter. De nota is geschreven voordat de cijfers van 2024 van de
Regionale Toetsingscommissie Euthanasie beschikbaar waren. Die zijn er
nu wel. Ik heb er behoefte aan om me in dit debat vooral te laten leiden
door een aantal feiten en cijfers. Feit is dat iedereen in Nederland
vanaf 12 jaar een beroep kan doen op euthanasie op grond van de Wet
toetsing levensbeƫindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, de Wtl. In
alle andere gevallen gelden ministeriƫle regelingen. Voor jongeren
tussen de 12 en 18 jaar gelden aanvullende eisen op de zes criteria in
de wet. Dat geldt ook voor euthanasie bij psychisch lijden. De recente
cijfers van de RTE schetsen een duidelijk beeld. Van de 9.958 meldingen
van euthanasie in 2024 waren er 219 met psychische aandoeningen als
oorzaak. 30 van hen waren onder de 30 jaar. Ik heb de cijfers ook al
eerder gehoord. Geen enkele van die mensen was minderjarig. In totaal
hebben 26 verschillende artsen de euthanasie toegepast.
Ik wil die feiten en cijfers nadrukkelijk vooropstellen. De notitie van
collega De Korte suggereert of impliceert namelijk een probleem, terwijl
de cijfers anders uitwijzen. Natuurlijk ziet ook de VVD-fractie een
stijging van het aantal meldingen van euthanasie en ook van die met een
psychische oorzaak. Maar er is geen sprake van wildgroei of van een
beperkte groep artsen die makkelijk euthanasie faciliteert. Mijn vraag
aan collega De Korte is dan ook: ziet zij zelf ook het verschil tussen
feiten en cijfers en de ondertoon die in ieder geval de VVD-fractie in
haar nota leest?
Voorzitter. In Nederland kennen we een uitermate zorgvuldige
euthanasiepraktijk. Voor euthanasie bij psychisch lijden gelden
aanvullende criteria, opgesteld door de RTE en de Nederlandse Vereniging
voor Psychiatrie. Zo dient standaard een onafhankelijk psychiater te
worden geconsulteerd voor een second opinion. Bovendien wordt
geadviseerd, zo schrijft de NVvP voor, dat overige hulpverleners
geconsulteerd moeten worden en dat multidisciplinair overleg moet
plaatsvinden. Dat neemt niet weg dat euthanasie in al deze situaties
vanzelfsprekend de allerlaatste stap is. Dat is nadrukkelijk ook de
intentie en de insteek van psychiaters en artsen. Maar het gesprek uit
de weg gaan ā we hebben het er al eerder over gehad ā is geen
oplossing.
Juist bij het Expertisecentrum Euthanasie blijkt dat een heel groot deel
van de mensen die zich melden met deze vraag, alleen al door er serieus
over te kunnen praten uiteindelijk hun verzoek intrekken. De andere kant
is wel dat het Expertisecentrum Euthanasie ook aangeeft dat een deel van
de aanvragen niet tot euthanasie komt omdat de desbetreffende patiƫnt
inmiddels via suĆÆcide uit het leven is gestapt. Dat is niet zelden zeer
schokkend voor de nabestaanden en een eenzame dood voor degene die het
betreft. Ik denk dat we er vooral alles aan moeten doen om dat te
voorkomen.
De discussie over richtlijnen en zorgstandaarden hoort binnen de
beroepsgroep plaats te vinden. KNMG en de NVvP zijn daar in hun reactie
glashelder over. Om heel eerlijk te zijn: bij somatische klachten vragen
we het ook niet aan een commissie van wijzen, maar laten we de
zorgstandaard ook aan de medische beroepsgroep. Ik ben in die zin wel
benieuwd naar de mening van de initiatiefneemster waarom zij denkt dat
dit verschil, dus de commissie van wijzen, bij psychisch lijden wel
gemaakt zou moeten worden.
Voorzitter. De VVD heeft vertrouwen in de grote zorgvuldigheid waarmee
artsen en psychiaters met vragen omtrent euthanasie omgaan. Elke melding
wordt onderzocht en beoordeeld door de RTE. Als er onzorgvuldigheid
wordt vastgesteld en er dus niet wordt voldaan aan de zes wettelijke
criteria, volgt een beoordeling door het Openbaar Ministerie. De
beroepsgroep is zich zeer bewust van de complexiteit van deze
problematiek en de afwegingen die daarbij komen kijken. De VVD is
tevreden met de mediarichtlijn van het Expertisecentrum Euthanasie en
ziet verder geen aanleiding om de andere beslispunten in de nota te
steunen. De reactie van het kabinet is in lijn met hoe wij tegen deze
notitie aankijken. Die reactie is bovendien zeer uitgebreid gemotiveerd
op de inhoud en de beslispunten.
Ik rond af, voorzitter. De VVD ziet geen reden om het beleid op dit punt
aan te passen of uitspraken te doen via moties. In Nederland hebben we
de wetgeving en de uitvoeringspraktijk uitermate goed geregeld. Het is
enorm belangrijk om de vrijheid te hebben om op zorgvuldige wijze te
kiezen voor euthanasie. De VVD zal geen enkele stap terug gaan doen om
deze keuzevrijheid in te perken; laat ik daar heel helder over zijn. Het
staat iedereen vrij om wel of niet van die keuze gebruik te maken, maar
het beperken van het zelfbeschikkingsrecht zoals sommige partijen aan de
samenleving proberen op te leggen, is en blijft voor ons
onbespreekbaar.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een vraag van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Een VVD-geluid zoals ik het ken, namelijk zeer overtuigd van de
autonomie van mensen en ook de gevolgen die dat moet hebben in de
wetgeving rondom het einde van het leven in het geval dat mensen zeer
ernstig ziek zijn en ondragelijk en uitzichtloos lijden. Daarover
verschillen wij; daar hebben wij al veel over gesproken. Dat vind ik
juist iets wat goed is in dit land. Maar wat ik mis bij collega Bevers
en wat ik eerder wel bij de VVD en ook bij collega Bevers zag, was
altijd ook een oog voor wat er nu feitelijk gebeurt in ons land. We zien
dat er veel discussie en gesprek is rondom psychisch lijden en de
invulling van het begrip "uitzichtloosheid". Mijn vraag aan de VVD is
dan of er een moment kan komen waarop de VVD het volgende zegt. "Hier is
toch een grens aan die autonomie, omdat wij zien dat het mogelijk maken
van euthanasie of het verder gangbaar maken van de praktijk van
euthanasie, ook ertoe kan leiden dat de behandelopties voor patiƫnten
minder aantrekkelijk worden omdat zij deze uitweg zien." Ik doel er dus
op dat de autonomie ergens overschaduwd raakt door het psychische lijden
of de psychische aandoening van dat moment. Ziet de VVD dat er zo'n
moment zou kunnen komen?
De heer Bevers (VVD):
Nee, ik zie dat niet, omdat ik denk dat ⦠Het is niet zo dat je ā hoe
zal ik dat goed formuleren? ā met enig gemak zou kiezen voor deze route
als een soort behandeloptie. Uiteindelijk is de vraag de volgende. Als
je ernstig ziek bent, als je onbehandelbaar ziek bent, of dat nu
psychisch of somatisch is, wat is dan je perspectief in het leven, het
perspectief dat je zelf ziet? Hoe kijk je zelf tegen je uitzichtloosheid
aan? Wat is er nog mogelijk? Wat voor opties doen zich nog voor? Laat ik
volstrekt helder zijn. Een discussie over twijfel, over vragen rondom
deze materie, moet wel degelijk gevoerd worden, maar die dient gevoerd
te worden binnen de beroepsgroep. Dit dient niet besproken te worden in
de media, zoals vorig jaar is gebeurd. Even in alle eerlijkheid: het
ging over ƩƩn incident, over een psychiater en een situatie waarin
euthanasie is verleend en waarbij een groep andere psychiaters
uiteindelijk zelfs via een brief het Openbaar Ministerie heeft gevraagd
om een oordeel. Dat hoort niet. Dat hoort zich niet in het openbaar voor
te doen. Ik vind juist dat de beroepsgroep over het algemeen op een
uitstekende wijze deze discussie aangaat; dat geldt voor artsen maar ook
voor psychiaters. Dat dienen zij inderdaad binnen de beroepsgroep te
doen, omdat zij uiteindelijk de praktijk, de uitvoering en alle ervaring
die daarbij komt kijken, kunnen wegen. Dat kunnen wij niet. Wij stellen
de kaders van de wet. Wij bieden keuzevrijheid aan de mensen in dit land
om wel of niet voor euthanasie te kiezen. Dat zijn de kaders en dat wil
ik ook echt zo houden.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Maar stel dat de beroepsgroep op enig moment tot de conclusie komt dat
het bij een depressie of bepaalde psychische aandoeningen ingewikkelder
wordt door het aanbieden van deze keuzevrijheid. Of stel dat de
beroepsgroep naar Canada wijst en zegt: daar is een andere keuze
gemaakt; wij zouden die goed vinden. Zou dat dan wel een moment zijn
voor de VVD om te zeggen: hier komt de begrenzing van de autonomie in
zicht en wij zien voor ons dat de wet daar anders moet worden ingevuld?
Of houdt de VVD dan ook nog steeds vast aan de uitspraken die collega
Bevers zojuist deed? Ik ben ernaar op zoek of de VVD ook de bedenkingen
meeweegt die geuit worden over hoe de wet nu wordt ingevuld en
uitgevoerd. Als we dat alleen maar naar de beroepsgroep duwen, dan is
mijn grote zorg dat we ook een richting op kunnen gaan waarbij we
onvoldoende hebben bezien of onze wet wel zorgvuldig genoeg gewerkt
heeft, terwijl we al hadden kunnen leren van bijvoorbeeld Canada.
De heer Bevers (VVD):
Canada is wel zo'n beetje het slechtste voorbeeld dat je kunt geven,
vind ik. Canada heeft namelijk helemaal geen ervaring met euthanasie bij
psychisch lijden, want dat is daar niet toegestaan. Er is dus geen
enkele ervaring met hoe de praktijk er daar uitziet, maar dat terzijde.
Om terug te komen op uw vraag: u blijft zeggen dat euthanasie een
behandeloptie is. Euthanasie is natuurlijk geen behandeloptie;
euthanasie is een allerlaatste stap op het moment dat is vastgesteld dat
niets meer helpt en dat behandelen niet meer kan. Dat heeft in het geval
van psychisch lijden te maken met gesprekken met psychiaters en
therapeuten en met psychofarmaca die geprobeerd zijn, dus medicatie, wat
uiteindelijk leidt tot de conclusie dat niets meer helpt. Euthanasie is
geen behandeloptie; euthanasie is een laatste stap. Net als bij de
behandeling van somatische ziekten is euthanasie geen behandeloptie,
maar een besluit over hoe je een eind aan een leven wil maken. Ik vind
dat dat besluit, in alle vrijheid, bij het individu hoort te
liggen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Toch nog ƩƩn keer: hoort dat Ɣltijd bij het individu te liggen of kan de
heer Bevers zich voorstellen dat de psychische aandoening bij een
individu ook zo kan zijn dat diegene wel een persisterende doodswens
heeft, maar er uiteindelijk nog wel iets mogelijk is, ook al weet
diegene dat nu nog niet precies? De levensverwachting van iemand in zo'n
geval is toch heel anders dan bij iemand met een somatische klacht? Ik
mis die afweging bij de VVD, denk ik. Ik ben aan het zoeken hoe we het
gesprek met elkaar kunnen voeren, in plaats van alleen maar tegenover
elkaar te staan; dat lukt ons allebei goed, denk ik. Daar zit mijn grote
zorg, zeker bij jonge vrouwen. We zien allemaal dat de mentale
gezondheid van jonge vrouwen er niet op vooruitgaat. Ik ben bang dat,
als de ggz niet op orde is en mensen in ieder geval alles wat op dat
moment voorhanden is, hebben uitgeprobeerd, we in de verte een deur
neerzetten waar mensen dan alleen maar naar gaan kijken. Voelt de VVD
die zorg?
De heer Bevers (VVD):
Ik voel die zorg wel, maar ik deel hem niet. Uiteindelijk hebben we het
hier over mensen die in een traject van psychische hulpverlening elke
stap hebben gezet. We moeten natuurlijk niet doen alsof je met enig
gemak een besluit neemt om een einde aan je leven te maken. Daar wil ik
echt bij wegblijven. Het gaat om een groep van mensen die echt alle
stappen gezet hebben en waarvan iedereen zegt: ja, hier past geen
behandeling bij. Dat zegt niet ƩƩn arts; dat hebben we heel zorgvuldig
vormgegeven. Maar uiteindelijk kan dat besluit worden genomen. Het gaat
ook niet om een hele grote groep mensen, maar om een relatief kleine
groep mensen. Ieder mens is er ƩƩn te veel; dat vinden we denk ik
allemaal. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor al die mensen die geen uitweg
zien en door suĆÆcide uit het leven stappen. We moeten er alles aan doen
om dat te voorkomen, maar we moeten ook kunnen concluderen en aan
onszelf toe kunnen geven dat we soms geen oplossing hebben. Dat
appelleert aan uw en aan mijn machteloosheid, omdat we altijd vinden dat
we er voor mensen moeten zijn en een oplossing moeten vinden, maar soms
is die er niet. Dat is dan wat mij betreft het punt waarop mensen de
keuze moeten hebben om daar zelf een besluit over te nemen.
De voorzitter:
Dan gaan we luisteren naar mevrouw Westerveld van de fractie van
GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Dit is een heel moeilijk gesprek, omdat de wens
om het leven te beƫindigen nooit lichtvaardig is. Ik denk ook even aan
alle ouders, hulpverleners en jongeren die hier zelf mee te maken
hebben, die ermee worstelen of die misschien iemand hebben verloren. Ik
weet ook van mensen dat ze dit debat helemaal niet durven te kijken,
omdat het zo'n moeilijke worsteling is.
Voorzitter. Ook voor een aantal van ons komt dit best dichtbij. Een
aantal jaren geleden bezocht ik Iris. Iris was een jongvolwassene die
kampte met een eetstoornis en met autisme. Iris werd niet begrepen in
behandelcentra voor autisme. Dan ging het mis met haar eetstoornis. En
als ze werd behandeld voor haar eetstoornis, werd ze niet begrepen omdat
haar autisme opspeelde. Daardoor werd ze voortdurend van het kastje naar
de muur gestuurd. Ze vertelde mij dat ze graag een aantal boodschappen
wilde meegeven, niet voor haarzelf maar voor anderen. Toen vroeg ik:
waarom is het dan te laat voor je? Toen vertelde ze dat ze twee weken
erna euthanasie zou krijgen en dat ze er eigenlijk ook heel erg naar
uitkeek, omdat het een einde zou maken aan haar worsteling.
Ik denk ook aan Romy. In 2020 kreeg ik een bericht van Romy. Ook Romy
was met haar moeder al jaren aan het strijden om een passende
behandelplek te krijgen. Dat lukte maar niet. In 2021 kreeg ik een
bericht van haar moeder, die zei: we worden voortdurend van het kastje
naar de muur gestuurd. In de jaren daarop bleef ze mij op de hoogte
houden. Elke keer was er toch weer een beetje hoop. Dan werd ze weer
aangemeld voor een behandeling. Dan leek er weer even een lichtpuntje te
zijn, totdat er vervolgens weer een diepe teleurstelling kwam, en soms
een nog dieper dal, omdat het toch niet doorging, omdat er toch weer
iets was waardoor ze weer verder werden gestuurd, totdat alle hoop bij
hen ook weg was. Als alle hoop weg is, als er nergens plek is, als er
helemaal geen perspectief meer is, wordt het leven uitzichtloos. Dat
maakt het lijden ondraaglijk. Ook Romy heeft uiteindelijk euthanasie
gekregen. Romy appte mij in een van haar laatste berichten: ik ben
moegestreden en ga vliegen. Ze was ook dankbaar dat ze haar afscheid
zelf kon organiseren, maar er zat ook wel een heel zwarte rand aan. Want
waarom zijn er wachtlijsten die jaren duren, is dat uitzichtloos, maar
kan euthanasie uiteindelijk wel geregeld worden?
Voorzitter. Er zijn zo veel meer voorbeelden van jongeren die ook
uitkijken naar het einde, maar ook het verdriet zien bij de mensen om
hen heen. Ik ken ook voorbeelden van jongeren voor wie het leven
ondraaglijk was en die op een andere manier een einde maakten aan hun
leven. Ik zie ook de twijfel bij families, want als een
euthanasieaanvraag eenmaal wordt goedgekeurd, lijkt er soms geen weg
meer terug te zijn. Ook dat kan weer drukken.
Voorzitter. Het laat zien hoe bij dit gesprek over euthanasie elke
situatie verschillend is en dat we altijd uiterst zorgvuldig moeten
zijn, in richtlijnen en ook in de praktijk. Daarom begrijp ik de zorgen,
maar vind ik het ook schrijnend dat er in al die tijd dat ik in de Kamer
zit zo weinig urgentie en daadkracht is om de enorme wachtlijsten in de
ggz aan te pakken. Die urgentie mis ik ook in de nota. We hebben het er
soms wel over in de Kamer, maar het blijft vooral bij praten. Als er dan
iets in gang wordt gezet, duurt het vaak jarenlang voordat we de eerste
resultaten zien. Ik heb daar straks nog een aantal vragen over.
Voorzitter. Wie de nota leest, kan de indruk krijgen dat er sprake is
van een systeem dat uit de bocht vliegt. Ik ga niet alle cijfers
herhalen die de heer Bevers net al noemde, maar ik wil het hebben over
de 4% die overlijdt aan suĆÆcide, terwijl ze op de wachtlijst staan. Dat
zijn ook schokkende cijfers. Ik heb daarover een vraag aan de indiener.
Ik wil aan de indiener vragen of ze het met me eens is dat de
beroepsgroep primair zelf aan zet is om voortdurend het ethische gesprek
te voeren over de richtlijnen, de uitvoering en de praktijk, en dat we
moeten uitkijken met te snelle politieke conclusies. Daarmee zeg ik niet
dat de initiatiefnota snel is geschreven, maar wel dat wij toch politici
zijn die voortdurend met andere onderwerpen bezig zijn, terwijl de
beroepsgroep bestaat uit de echte deskundigen.
Voorzitter. De initiatiefnota stelt dat er meer definities en vaste
kaders moeten komen voor euthanasieverzoeken. De ondraaglijkheid van
psychisch lijden is echter soms moeilijk vast te stellen, omdat lijden
per definitie persoonsgebonden is. Daarom lijken mij die vaste kaders
lastig. Ik heb ook daarover een vraag: wat voegt een commissie van
wijzen precies toe aan de discussie die nu volop plaatsvindt? En wie
zouden er in deze commissie moeten zitten, en met welk mandaat?
Voorzitter. Een aantal vragen uit de nota worden op dit moment al
onderzocht. Zo is de NVvP bezig met het herzien van de richtlijn inzake
levensbeƫindiging op verzoek bij patiƫnten met psychisch lijden.
Daarnaast is er SUNSET, waar een aantal collega's het al over gehad
hebben. Er is een lerend netwerk van hulpverleners en
ervaringsdeskundigen, die ook wetenschappelijk onderzoek doen naar de
praktijk. We hebben 113 Zelfmoordpreventie en het Expertisecentrum
Euthanasie. De NVVE en de NVvP roepen op tot een structurele
voortzetting. De staatssecretaris geeft zelf eigenlijk ook aan dat er
dan wel aanvullende financiering nodig is. Mijn vraag aan hem is dus:
gaat hij dat dan ook regelen? Gaat hij ervoor zorgen dat de driejarige
subsidie van ThaNet, die juist bedoeld is om zorg te verbeteren voor
mensen die psychisch lijden en om kennis te delen, ook wordt voortgezet?
Hoe staat hij ten aanzien van de oproep van de Nederlandse ggz om het
onderzoek in de TOPGGz structureel te financieren? Ook dit draagt bij
aan het verminderen van wachtlijsten en het beter begrijpen van mensen
die psychisch zo enorm in de knoop zitten.
Ik wil aan de indiener van de nota vragen waarom er niet gekozen is voor
de versterking van wat er al werkt en wat er al, soms met korte
subsidies, in gang is gezet. Waarom stelt ze wel voor een aantal nieuwe
onderzoeken te gaan doen?
Voorzitter. Als we euthanasie willen beperken, is goede en beschikbare
zorg noodzakelijk. Ik gaf net in mijn inleiding al een paar recente
praktijkvoorbeelden van situaties waarin ook sprake was van
wachtlijsten, onvoldoende passende behandelopties en het voortdurend
maar weer doorgestuurd worden. Wat zegt dat over de ggz, vraag ik de
indiener en de staatssecretaris. Tijdens het rondetafelgesprek werd ook
benadrukt hoe waardevol het is als jongeren met een doodswens hun
gedachten kunnen bespreken en dat juist die gesprekken met deskundigen
het verschil kunnen maken, maar dat dat gesprek ook moeilijk is, omdat
ggz-behandelaars soms onvoldoende ruimte, tijd of steun ervaren. Ik wil
aan de indiener en aan de staatssecretaris het volgende vragen. U stelt
voor om extra onderzoek te doen naar de problemen in de ggz. Volgens mij
is al best bekend wat die problemen in de ggz zijn en is het tijd om die
aan te gaan pakken en prioriteit te geven. Zou de nadruk dan niet moeten
liggen op bijvoorbeeld investeren in de bijscholing van hulpverleners en
in meer gespecialiseerde ggz? En hoe rijmt de wens om de ggz te
verbeteren ā dat lees ik in de nota ā met het gebrek aan prioriteit dat
dit kabinet stelt?
Dan een vraag aan de staatssecretaris. Bij het vorige ggz-debat verwees
u naar het AZWA, het zorgakkoord, dat snel getekend zou worden. Daarin
staan ook veel goede plannen voor de ggz. Nu is het kabinet gevallen en
het AZWA nog niet getekend. Wat betekent dat voor die plannen? Gaat u
die doorzetten? En ziet u een link tussen de staat van de ggz en het
stijgend aantal euthanasieverzoeken voor psychisch lijden? Bent u het
ook met ons eens dat het onverteerbaar is dat het criterium "het
ontbreken van een andere oplossing" van toepassing kan zijn, omdat er
door wachtlijsten en een gebrek aan capaciteit in de gespecialiseerde
ggz gewoon geen andere oplossing is?
Dan heb ik ook een vraag aan beiden: hoe rijmt het pleidooi voor
onderzoek met de forse bezuinigingen op wetenschappelijk onderzoek?
Onder die bezuinigingen staat ook de handtekening van de NSC-fractie.
Voortdurend worden in voorbeelden de Engelstalige psychologieopleidingen
genoemd. Volgens mij zijn dat juist de opleidingen die niet opleiden
voor een plek in de praktijk, maar juist voor onderzoek, soms in
internationaal verband. Hoe kijkt de NSC-fractie daarnaar?
Ik heb nog een vraag aan de staatssecretaris. Tijdens het
rondetafelgesprek hoorden we dat jongeren die ook autisme hebben,
relatief vaak een verzoek indienen voor euthanasie. Neemt hij dat ook
mee in de plannen om de jeugdzorg en de ggz te verbeteren?
Mijn laatste vraag gaat over de leeftijdsgrens van 30 jaar. Daar is ook
veel discussie over. Ik wil vragen waar die leeftijd van 30 jaar nou
precies op gebaseerd is.
Voorzitter. Ik kan me voorstellen dat dit debat heel veel mensen raakt.
Het raakt mij ook. Ik kijkt uit naar de antwoorden en ik hoop dat we een
goede voortzetting van het gesprek hebben.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik heb met belangstelling geluisterd naar mevrouw Westerveld. Er zijn
verschillende woordvoerders, die van de VVD en D66 misschien het meest
pregnant, die deze discussie zeer sterk ā laat ik het zo zeggen ā in het
verband zetten van het zelfbeschikkingsrecht en van keuzevrijheid.
Daardoor kom je als het ware ā maar dit is mijn invulling, hoor ā bijna
uit bij een recht op euthanasie. Dat is iets wat de huidige
euthanasiewet absoluut niet kent. Mijn vraag is: kan mevrouw Westerveld
daarop reflecteren? Hoe ziet zij de taak van de overheid zoals verwoord
in de euthanasiewet, namelijk om ook te staan voor de bescherming van
het leven, juist van kwetsbare mensen, ook kwetsbare jongeren?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dit is geen debat over jeugdzorg of ggz, maar ik heb in die debatten wel
een paar keer gezegd dat men keihard faalt in het in bescherming nemen
van jongere mensen. Dat geldt voor zowel de jeugdzorg als de ggz.
Tegelijkertijd zie ik ook ā daarom noemde ik ook een paar voorbeelden ā
dat er jongeren zijn die uitzichtloos lijden, die echt alles wat nu
voorhanden is hebben geprobeerd, die soms een jarenlange zoektocht
hebben en telkens worden afgewezen. We weten allemaal dat een
wachtlijst, het telkens worden afgewezen of het voortdurend weer op zoek
moeten naar een nieuwe behandeling ook zorgt voor ondraaglijk lijden.
Soms is er inderdaad geen uitweg meer. Ik vind dat ongelofelijk
pijnlijk. Dat vraagt van ons om te reflecteren op de manier waarop wij
omgaan met jeugdzorg en ggz. Maar ik vind dat iemand die ondraaglijk
lijdt, wel het recht heeft om daar een open gesprek over te kunnen
voeren. Uiteindelijk wil ik ook niet tornen aan de manier waarop wij
onze euthanasiewetgeving hebben ingericht.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De laatste zin is wel heel kort door de bocht. Ik had gedacht dat er
misschien iets meer ruimte zat, dat er een opening is of dat het in
ieder geval legitiem is om met elkaar de vraag eerlijk onder ogen te
zien: biedt de huidige euthanasiewet met die open normen voldoende
bescherming, juist ook voor jonge mensen die zeer erg lijden met hun
psyche? Maar ik begrijp dat mevrouw Westerveld eigenlijk zegt: nee. Of
heb ik mij vergist? Dat hoop ik.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij laat ik juist zien hoe ik worstel met dit dilemma, omdat ik
aan de ene kant zie dat de overheid keihard faalt in het geven van de
juiste hulp. Dat is niet iets van de afgelopen jaren; dat is al heel
lang aan de gang. Niet voor niets nemen de wachtlijsten in de ggz al
jaren toe. We zien ook dat de mentale problematiek onder jongeren
toeneemt. Hier gaat het natuurlijk niet zomaar over mentale
problematiek, maar over mensen die enorm vastlopen. Dat heeft ook niet
altijd te maken met het gebrek aan passende plekken in de ggz. Dat kan
ook te maken hebben met bijvoorbeeld ā ik noem maar iets ā hevig
misbruik in de vroege jeugd. Daar kan geen hulpverlener iets aan doen.
Laten we die discussie dus alsjeblieft met nuance blijven voeren.
Maar we moeten wel uitkijken om op de stoel van de hulpverleners te gaan
zitten. De wet heeft inderdaad een aantal open normen, maar er is wel
dat principe van zorgvuldigheid. De criteria worden voortdurend bevraagd
door de beroepsgroep zelf. Die zijn voortdurend punt van discussie. Wij
hebben het erover, maar mensen uit de beroepsgroep en wat mij betreft
ook ervaringsdeskundigen zijn hierover de hele tijd met elkaar in
gesprek. Ik zou dat vooral zo willen laten. Laten we alsjeblieft
uitkijken om als politici te makkelijk conclusies te trekken over een
onderwerp dat zo individueel is en dat voortdurend dat gesprek vraagt en
juist geen fel politiek debat, want daar vind ik deze discussie niet
geschikt voor.
De voorzitter:
Dan gaan we als laatste luisteren naar mevrouw Dobbe van de fractie van
de Socialistische Partij.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag bespreken we een belangrijk, maar ook
moeilijk en complex onderwerp. Dank aan NSC om het gesprek hierover te
organiseren. Dank ook voor het vele werk om zo'n initiatiefnota te
schrijven. Maar we bespreken dit onderwerp ook in de context van een
systeem van ggz en jeugdzorg dat faalt. Het gaat niet goed. We zien
wachtlijsten in de ggz en we zien dat kinderen die in de jeugdzorg
terechtkomen soms slechter af zijn dan daarvoor.
Deze context maakt het debat van vandaag ingewikkeld. Duidelijk is dat
eerdere misstanden en wachtlijsten in jeugdzorg en ggz een rol kunnen
spelen in het ontstaan van psychisch lijden. Neem trauma dat ontstaat en
falende jeugdzorg. Als je een jaar moet wachten op traumatherapie, kan
dat ook tot euthanasiegedachten leiden. De toestand van wachtenden gaat
achteruit. We hebben het net gehad over lange wachtlijsten waardoor
sommige mensen de behandeling niet eens halen omdat ze al zijn
overgegaan tot suĆÆcide. Waarom heeft de indiener er niet voor gekozen om
deze problemen ook op te nemen in de initiatiefnota, dus de problemen in
de ggz en de jeugdzorg en de context? Is de indiener niet van plan om
daar ook voorstellen voor te doen? Aan de demissionaire staatssecretaris
dezelfde vraag.
Tegelijkertijd doe je het probleem geen recht als je het te vaak falende
zorgsysteem hiermee volledig verknoopt. Er kan immers niet worden
uitgesloten dat er ondraaglijk en uitzichtloos lijden is dat ook los van
deze context bestaat. De vraag is nu dan ook: wordt daar zorgvuldig mee
omgegaan? De indieners van de initiatiefnota beschrijven een stijging
van het aantal keren dat euthanasie is toegekend bij psychisch lijden.
De betekenis van deze stijging kan volgens ons alleen maar volledig
worden beoordeeld als er aanwijzingen zijn dat bij het toekennen van
euthanasie geen sprake zou zijn geweest van ondragelijk en uitzichtloos
lijden of als dit niet zorgvuldig zou zijn gebeurd. De vraag die wij dus
hebben aan de indieners en aan de staatssecretaris, is de volgende.
Welke aanwijzingen zijn er dat dit proces momenteel niet in
zorgvuldigheid zou worden doorlopen en dat er onvoldoende waarborgen
zouden zijn om dat wel zorgvuldig te doen? Die aanwijzingen van
onzorgvuldigheid hebben wij niet.
Tijdens het rondetafelgesprek hierover hoorden we ook dat bij 3% van de
aanvragen daadwerkelijk wordt overgegaan tot euthanasie. In 47% van de
aanvragen werd de aanvraag ingetrokken. Daarnaast werd 45% afgewezen.
Hoewel cijfers op zichzelf niet laten zien hoe afwegingen over personen
worden gemaakt ā dan doe je de cijfers tekort ā laten ze wel zien dat er
momenteel al een zwaar afwegingskader is, waardoor verreweg de meeste
aanvragen niet worden toegekend omdat er bijvoorbeeld perspectief is om
te behandelen, of omdat het lijden niet als ondragelijk wordt
beoordeeld. Hoe kijken de indieners daar dan naar? Is het kader nu niet
al stevig genoeg?
Ook geven professionals aan dat het gesprek over de mogelijkheid van
euthanasie een aanknopingspunt kan zijn om juist weer verder te gaan met
de behandeling. Het wordt als negatief gezien om de optie helemaal van
tafel te halen, zoals vandaag, niet in de initiatiefnota, maar wel door
de fractie, is voorgesteld. Je ziet, zeker aan het grote aantal
aanvragen dat weer wordt ingetrokken, dat het relevant is om dit gesprek
te kunnen voeren. Hoe kijken de indieners daarnaar?
NSC vraagt in de initiatiefnota om meer onderzoek naar de prognose bij
psychische aandoeningen en naar de invloed van de staat van de ggz op
euthanasieverzoeken. Mijn collega's hebben er ook al aan gerefereerd: er
lopen ook al een aantal onderzoeken, bijvoorbeeld van ZonMw, waarvan de
resultaten in juni 2026 komen. Zij gaan ook kijken naar de oorzaken van
de stijging van het aantal euthanasiemeldingen, ook bij mensen met
psychiatrische aandoeningen. Ook doen 113 en Expertisecentrum Euthanasie
samen onderzoek onder mensen die verzoeken om euthanasie op grond van
psychisch lijden. Dit onderzoek loopt tot 2027. Er loopt dus al een
heleboel. Wat is dan de afweging van de indieners om te vragen om extra
onderzoek, in plaats van deze onderzoeken af te wachten en dan te kijken
welke informatie nog mist?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik even naar mijn rechterzijde hoeveel tijd we
nodig hebben. We schorsen tot 15.30 uur, en dan gaan we verder met de
beantwoording van de vragen.
De vergadering wordt van 14.51 uur tot 15.31 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de eerste termijn van de zijde
van de initiatiefnemer en de staatssecretaris voor de beantwoording van
de vragen. Inmiddels is ook de heer Klaassen aangeschoven ter
ondersteuning van de initiatiefnemer. Dan geef ik als eerste het woord
aan mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag hebben we het over euthanasie bij jonge
mensen met een psychische aandoening. Ik wil allereerst de woordvoerders
van de partijen die hier aanwezig zijn, bedanken voor hun inbreng. Ik
bedank staatssecretaris Karremans voor zijn aanwezigheid en
betrokkenheid. Verder dank ik de griffier, de voorzitter en allen die
hier aanwezig zijn. Daarnaast alvast dank aan de medewerkers van NSC,
die mij tot grote steun zijn: Manuela, Tim, Rachel en Kenan.
Euthanasie bij jonge mensen met een psychische aandoening is een beladen
onderwerp, waar veel discussie over is en is geweest. Naar aanleiding
van de stijging van het aantal euthanasiegevallen onder jonge mensen die
psychisch lijden en de openlijke onenigheid tussen psychiaters over
euthanasie bij jonge mensen die psychisch lijden, heeft mijn voormalige
collega, mevrouw Hertzberger, een nota geschreven namens Nieuw Sociaal
Contract. Ik wil haar bedanken voor haar inzet voor deze nota. Toen zij
deze nota schreef en uitbracht, werkte ik voor NSC op de achtergrond als
beleidsmedewerker. Ik sta volledig achter deze nota en vind ook dat de
politiek zich moet uitspreken als het gaat om de rafelrandjes van de
wet. Het is een eer om deze nota nu te mogen verdedigen.
Zoals ik zei, gaat het om de rafelrandjes van de wet, die bespreekbaar
gemaakt moeten worden. Maar dat wil niet zeggen dat Nieuw Sociaal
Contract tegen de hele euthanasiewet is, integendeel. Deze wet, voluit
genoemd Wet toetsing levensbeƫindiging op verzoek en hulp bij
zelfdoding, volstaat al jaren. We bespreken vandaag een rafelrand die
naar onze mening vooraf niet was te voorzien.
Ook wil ik het volgende zeggen voordat we de politieke discussie
aangaan. Het gaat in de discussie om zeer kwetsbare mensen, hun familie,
hun vrienden en hun sociale omgeving. Zij hebben heel veel meegemaakt.
Daar wil ik niets aan afdoen. Ik heb veel respect voor de grote inzet
voor jonge patiƫnten die uiteindelijk de keuze hebben gemaakt voor
euthanasie. Ik heb een aantal nabestaanden gesproken en hun brieven
gelezen. Iedereen had de weg liever anders gezien. Nabestaanden hebben
de weg van lijden meegelopen tot het einde toe. Zij dragen een groot
verdriet met zich mee.
Maar dan is de vraag: moet de politiek zich met individuele mensen
bemoeien? Dan zeg ik nee. De politiek behoort zich niet te bemoeien met
individuele mensen. Het gaat om groepen mensen. Het gaat om beleid. Het
gaat om verandering van het gebruik van deze wet door groepen. Het gaat
om wetgeving en zorgvuldigheids- en toetsingscriteria waar we het met
elkaar over willen hebben.
Voorzitter. Steeds vaker beƫindigen psychiaters het leven van mensen die
psychisch lijden, ook van mensen die nog erg jong zijn. Euthanasie bij
psychisch lijden was voorheen een zeldzaamheid, maar de omvang groeit nu
naar meer dan 240 gevallen in 2024, waarvan er 30 jonger waren dan 30
jaar. Het waren bijna allemaal meisjes. Euthanasie bij psychisch lijden
hoort daarmee in de top tien van de doodsoorzaken van deze
leeftijdsgroep. In 2023 kregen vier minderjarige psychiatrische
patiƫnten euthanasie. Dat is absoluut ongekend in de rest van de
wereld.
Euthanasie kan een humane uitweg zijn voor ernstig en uitzichtloos
lijden. De Nederlandse euthanasiepraktijk is vooruitstrevend en
zorgvuldig. We zijn een gidsland in de wereld. Artsen gaan zeer
behoedzaam en consciƫntieus om met de wettelijke mogelijkheden. Maar met
de uitbreiding die we nu zien in de psychiatrie treden we op een terrein
waar grote onzekerheden over bestaan en waar grote risico's worden
genomen. We weten veel over de vooruitzichten van patiƫnten met
diagnoses zoals ALS of alvleesklierkanker en we weten vrijwel niets over
de vooruitzichten van patiƫnten met een depressie, eetstoornissen of
suĆÆcidale gedachten, ook niet als zij zeer ernstig lijden. Zij doen soms
aan ernstige automutilatie of zij doen serieuze suĆÆcidepogingen. Maar
ook dan is er kans op hoop, op een verbetering van de situatie. Er is
uiteraard een verhoogd risico op suĆÆcide bij deze groep en dat is een
grote nachtmerrie. Elke zelfdoding is er een te veel. Toch gaan de
meeste mensen die een euthanasieverzoek doen hier niet toe over. We
weten dus niet hoe het deze mensen zou vergaan. Hun prognose is hoogst
onzeker.
Door het leven van jonge mensen te beƫindigen, ontnemen we hen ook de
kans om beter te worden. In de richtlijn wordt uitzichtloosheid vooral
ingevuld met welke behandelopties er zijn, dus met wat er allemaal
gedaan kan worden. Maar uitzichtloosheid is meer dan wat je nog kan
doen. Het is een zorgvuldigheidscriterium dat losstaat van redelijke
behandelopties. Sterker nog, soms worden mensen beter, niet dankzij,
maar ondanks behandeling. Afgelopen donderdag spraken we meerdere
ervaringsdeskundigen die ernstig ziek zijn geweest, maar pas herstelden
en met hun lijden leerden leven nadat ze het protocol hadden uitgelopen.
Ze waren uitbehandeld, maar ze gingen toch over tot herstel. Daarom is
het noodzakelijk om ook bij psychisch lijden de twee
zorgvuldigheidscriteria echt onafhankelijk van elkaar te beoordelen. De
ene vraag is: wat is de verwachting van het ziektebeloop? De andere
vraag is: wat zijn de redelijke behandelopties? Dat zijn twee
afzonderlijke zaken.
In de nota stellen we voor om deze cruciale vragen niet alleen door de
beroepsgroep te laten beantwoorden, maar een bredere commissie van
wijzen in te stellen, zoals eerder over de kwestie voltooid leven. Dit
vraagstuk gaat namelijk niet alleen over de psychiatrie, maar over de
hele ggz, inclusief psychologen en ervaringsdeskundigen, en het gaat ook
over ethiek. Met grote onzekerheid bij de beoordeling van
uitzichtloosheid in de psychiatrie riskeren we een ondermijning van de
zorgvuldigheidscriteria waaronder euthanasie in Nederland wordt
uitgevoerd. Dit is te belangrijk om alleen aan de beroepsgroep over te
laten, zoals de staatssecretaris voorstelt. Als artsen in Nederland
overgaan tot het beƫindigen van levens van jonge mensen, hebben we
zekerheid nodig. Een subjectieve inschatting van artsen is een wankele
basis. Een belangrijke vraag is welke objectieve medische maatstaven
noodzakelijk zijn bij het nemen van deze ultieme beslissing, die
onomkeerbaar is. Om die reden vraagt de nota ook om wetenschappelijk
onderzoek.
De neveneffecten van de mogelijkheid tot euthanasie in de ggz zijn de
afgelopen jaren veel besproken. Er zijn ervaringsdeskundigen die zich
pas gezien voelden toen ze eindelijk over hun doodswens mochten spreken
bij de behandeling van hun euthanasieverzoek. Voor hen was de bespreking
van hun euthanasieverzoek een reddingsboei. Die wens mocht er
uiteindelijk zijn. Er is nog vaak sprake van een taboe op de doodswens
in de ggz. Dat dat pas bij een traject van het Expertisecentrum
Euthanasie gebeurt, is veel te laat. Ook buiten een euthanasietraject
zou dat besproken moeten worden.
Tegelijkertijd heeft de euthanasiemogelijkheid negatieve gevolgen. Er is
met de definitie een deur opengezet. Dat wordt gevoeld in de
spreekkamers. Behandelaren die uit alle kracht proberen hun patiƫnten te
verleiden om te leven, krijgen te maken met patiƫnten die weten dat er
binnen het systeem ook euthanasie mogelijk is en daar naarstig naar op
zoek gaan. Ook wordt beschreven dat het invloed heeft op de motivatie
van patiƫnten om nieuwe behandelingen te proberen. Er wordt gesproken
over een cv. We lezen dat in het boek van Oosterhoff en Vanmechelen. Ook
in Medialogica, de documentaire, komt het aan bod. Gelukkig zien we de
afgelopen jaren al minder eenzijdige media-aandacht en heeft de
staatssecretaris de mediarichtlijn omarmd.
Maar er zijn meer zorgen over euthanasie in de psychiatrie. Het valt op
dat euthanasie vaker dan niet wordt uitgevoerd door een arts zonder
enige behandelrelatie tot de patiƫnt, van buiten. Bij patiƫnten die
binnen de psychiatrie vragen om euthanasie wordt het dus vaker toegepast
door het Expertisecentrum Euthanasie. Dit is precies de specialisatie
waar de KNMG ooit voor waarschuwde, toen het Expertisecentrum Euthanasie
werd opgericht. Ook hier willen we advies over. Is het wenselijk dat er
bij euthanasie een behandelrelatie is? Op welke wijze worden eerdere
beoordelingen van euthanasieverzoeken meegenomen, dus eerdere
weigeringen van behandelend artsen in de beoordeling en de
toetsing?
Tot slot. Deze toename van euthanasie bij psychiatrie vindt plaats in
tijden van een sterk verschraalde ggz, waarin wachttijden voor een
behandeling of beschermd wonen in sommige gevallen langer zijn dan de
wachttijd voor euthanasie. In enkele uitzonderlijke gevallen kregen
patiƫnten, hoorden we, binnen tien weken euthanasie, maar gelukkig duurt
het meestal maanden voordat die hulp wordt gegeven. De oproep van
artsen, organisaties en de vorige minister van VWS om terughoudend te
zijn en handelingsverlegenheid van psychiaters bij euthanasie te
verminderen moet bezien worden in die verdrietige context. We hebben
momenteel te weinig behandelopties te bieden. Wij denken dat er
contemplatie nodig is.
Ik ga straks heel veel vragen beantwoorden, maar ik wil, om de mediacode
voor euthanasie na te volgen, graag eerst nog iets zeggen tegen mensen
die nu wellicht kijken. Denk je aan zelfdoding? Neem dan gratis en
anoniem contact op met 0800-0113 of chat met 113.nl.
De beantwoording heb ik in zes blokjes verdeeld. Dat zijn er misschien
veel, maar sommige zijn echt klein. EƩn: euthanasie bij jonge mensen die
psychisch lijden in het algemeen. Twee: de ggz. Drie: onderzoek. Vier:
de commissie van wijzen. Vijf: het moratorium. Zes: nog wat overige
vragen. Het zijn er best veel, maar ik ga daar graag gauw toe
over.
Euthanasiewet algemeen. De heer Van Dijk vraagt het volgende. "Er zijn
geen wettelijke beperkingen opgenomen wat betreft de medische diagnoses.
Termen als 'ondraaglijk' of 'uitzichtloos' zijn niet gedefinieerd. Tot
2010 was euthanasie bij psychisch lijden zeer zeldzaam. Daarna is de
praktijk op dat punt verruimd. Met name in de laatste jaren zien we een
sterke groei. Hoe verklaart de initiatiefneemster dit?" Dit was
inderdaad de reden voor het schrijven van de nota. De wet gaf inderdaad
ruimte om euthanasie te verrichten bij jonge mensen met psychisch
lijden. Daar was in 2002 al ruimte voor gegeven. Maar in 2010 werd in
twee gevallen euthanasie bij psychisch lijden toegepast. Het kwam dus
pas veel later aan de orde dan 2002. In 2020 waren het 5 gevallen bij
jonge mensen onder de 30. In 2024 waren het er 30. Naar de verklaring
kunnen we alleen maar gissen.
Als de mogelijkheid van euthanasie bij psychisch lijden op tv komt, komt
de vraag naar euthanasie ook direct bij de artsen aan, hoor ik van
psychiaters. Het verschil tussen de vraag en de daadwerkelijke
toepassing is gelukkig groot. Toch is het aantal toepassingen van
euthanasie ook gestegen. Gelukkig is er nu een mediacode om terughoudend
te zijn. Het Expertisecentrum Euthanasie zegt hierover: "Focus op het
allerlaatste stukje, de euthanasie, geeft een verkeerd beeld van
euthanasiezorg in Nederland. Bijvoorbeeld: tegenover iedere patiƫnt met
psychisch lijden die euthanasie krijgt, staan minstens tien patiƫnten
die door gesprekken met artsen en verpleegkundigen hun weg weer vinden.
Hun verhalen kunnen anderen inspireren." Dit kunnen we tweeledig
opvatten. Enerzijds kunnen verhalen van jonge mensen die euthanasie
krijgen, inspireren. Anderzijds kunnen verhalen van jonge mensen die
juist niet kiezen voor euthanasie, inspireren. Maar als antwoord op de
vraag: wij zouden ook graag de huidige stijging van euthanasie bij jonge
mensen verklaard willen zien. Ook de stijging valt onder de
onderzoeksvraag die we graag beantwoord zouden willen zien.
Ik kom bij de tweede vraag die de heer Van Dijk stelde. "De open normen
van de wet vragen volgens de initiatiefneemster groot vertrouwen in een
breed draagvlak voor de werkwijze en de beoordeling van artsen. Kan ik
concluderen", zo vraagt hij aan mij, "dat zij dit vertrouwen op dit
moment niet heeft?" Ik moet inderdaad zeggen: we zien niet in de volle
breedte draagvlak onder artsen om euthanasie toe te passen. We zien
namelijk ook dat er discussie tussen artsen is. De Nederlandse
Vereniging voor Psychiatrie heeft begin dit jaar een enquĆŖte onder
psychiaters uitgezet, maar we weten daar niet de uitkomst van. Wat is nu
het draagvlak? Ik begreep wel dat de respons pas 20% was. Dat is
natuurlijk heel zorgelijk. Wel zien we dat 50% van de jonge mensen met
een euthanasiewens naar het expertisecentrum voor euthanasie gaat, in
plaats van naar de eigen behandelaar, die dan dit traject met een
jongere doorloopt. Dit in tegenstelling tot de 40% van alle mensen die
om euthanasie vragen; ik noemde het net al. Dit kan betekenen dat veel
artsen met een behandelrelatie met de patiƫnt geen euthanasie willen
toepassen.
Het feit dat voor- en tegenstanders van euthanasie bij jonge mensen die
psychisch lijden zich sterk roeren in allerlei media, geeft aan dat ze
het niet eens zijn met elkaar. Het gaat dan vaak over het
zorgvuldigheidscriterium "uitzichtloosheid". Net als in de nota werd ook
in het rondetafelgesprek bevestigd dat uitzichtloosheid heel moeilijk is
vast te stellen. Dat plaatst artsen voor een enorm dilemma. Welke
onzekerheid is acceptabel om euthanasie toe te passen? Ook daarnaar
willen wij graag onderzoek zien en wij willen een commissie van wijzen
die daarover uitspraak doet.
Nog een vraag van de heer Van Dijk van de SGP: kan de initiatiefnemer
reageren op het perspectief op het recht van leven volgens artikel 2 van
het EVRM? Biedt deze wetgeving voldoende bescherming voor mensen met een
psychiatrische diagnose? Hoe voorstelbaar is het dat psychiaters zich
terughoudender zullen opstellen als de wet hun gewoon de ruimte geeft?
Ontkomen we er niet aan om, als we dit een halt willen toeroepen, de
euthanasiewet aan te scherpen? Op grond van het EVRM is de overheid
verplicht om het leven van haar burgers actief te beschermen. Het klopt
dat de doodswens van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening
onderdeel kan zijn van de ziekte zelf, bijvoorbeeld bij depressie of een
borderline persoonlijkheidsstoornis. Jonge mensen die deze aandoening
hebben, verdienen onze bescherming. Pas sinds enkele jaren wordt
euthanasie bij jonge mensen als optie gezien. De wet voldeed, maar we
zien nu zoals gezegd een rafelrand in de wet waarvan wij menen dat die
niet was voorzien in 2002.
Minister Borst heeft in 2002 de wet van kracht laten gaan, maar in 1998
heeft zij heel veel geld vrijgemaakt om de palliatieve zorg verder te
ontwikkelen. Zij vond dat de palliatieve zorg eerst in orde moest zijn
voordat de wet van kracht zou worden. Ik was zelf als ambtelijk
secretaris betrokken bij een landelijke commissie die het geld mocht
uitzetten voor onderzoek en expertiseopbouw. Daarnaast kwam er heel veel
geld beschikbaar voor de hospices. Eerst de palliatieve zorg op orde en
pas dan de wet: zo zag mevrouw Borst het. Ik zie nu een omgekeerde
wereld. De ggz is niet op orde, maar toch wordt er euthanasie toegepast.
Voor Nieuw Sociaal Contract is het nu tijd om pas op de plaats te maken,
goed te reflecteren en te onderzoeken voordat we verdergaan met de
huidige praktijk, die bestaat uit veel onzekerheden.
Dan een vraag van de heer Bevers, die een aantal cijfers noemde.
De voorzitter:
Allereerst een interruptie van de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Allereerst dank voor de uitvoerige beantwoording. Met alle sympathie die
ik heb voor deze nota: ik zie toch een spanningsveld. Mevrouw De Korte
begon met best wat positieve woorden over onze euthanasiewet, over
gidsland et cetera. De problemen zouden "slechts" de praktijk betreffen.
Maar dit is een praktijk die volledig gedekt wordt, hoe je er ook over
denkt, door de huidige wet. Ik krijg dat moeilijk bij elkaar. Waarop
stoelt mevrouw De Korte de gedachte dat we de wet intact kunnen laten in
de hoop dat de beroepsgroep uit zichzelf meegaat met een stap terug,
naar meer terughoudendheid? Kunt u daar nog nader op ingaan?
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank voor de vraag van de heer Van Dijk. Allereerst vinden wij dat de
beroepsgroep hierop zelf moet reflecteren, het liefst ook in de breedte.
Daarom willen wij ook een commissie van wijzen. Die moet aan de slag
gaan. Wij gaan ervan uit dat zij ook de reflectie hebben dat het
moeilijk is om uitzichtloosheid en het hebben van andere behandelopties
goed te beoordelen. We weten nu al dat het in de ggz heel lastig is om
diagnoses te stellen. Uit onderzoek blijkt dat 20% van de ggz-diagnoses
juist is. Dat hebben we gehoord van onderzoekers. We hebben inderdaad
veel vragen. We willen ook graag een pas op de plaats maken. Wetgeving
is natuurlijk een veel langer traject. Als wetgeving nodig is, moet dat
misschien gedaan worden, maar wij vinden dat de beroepsgroep zelf
allereerst aan zet moet zijn.
De voorzitter:
De heer Van Dijk heeft een vervolgvraag.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik ben een hoopvol mens, maar tegelijkertijd is het niet uitgesloten dat
er altijd een groep behandelaars zal zijn die zegt: de wet biedt de
ruimte; ik heb daartegen geen enkel moreel bezwaar, dus we gaan door.
Wanneer begint in de ogen van de initiatiefneemster dan de
verantwoordelijkheid van de overheid? Wanneer moet de overheid dan
zeggen dat zij vanuit haar plicht om voor kwetsbare mensen op te komen
en die te beschermen, aan zet is, en eventueel met wetgeving
komen?
Mevrouw De Korte (NSC):
Deze discussie is nu een tijdje gaande. We weten een aantal uitkomsten
nog niet. We zouden inderdaad graag van de beroepsgroep willen weten hoe
zij dat nou zien. Hoelang moeten we daarover discussiƫren? Daar kan ik
geen uitspraak over doen. Maar als we de stijging blijven zien, maken
wij ons wel ontzettend veel zorgen.
Mevrouw Paulusma (D66):
De heer Van Dijk en ik herhalen nu wat we bij de heer Boomsma deden,
want ik ben nu ook wat in de war. Mevrouw De Korte zegt: we laten dit
aan de beroepsgroep. Nou, die zijn hier heel helder over. Die zegt
namelijk, zo zeg ik via de voorzitter tegen NSC en mevrouw De Korte: doe
dit niet. Dit is aan professionals. Richtlijnbepaling is aan
professionals. Het doen van onderzoek ⦠Mevrouw De Korte kan voorstellen
om de SUNSET-studie te verlengen, kan extra budget vrijmaken voor de ggz
en kan een heleboel andere dingen doen waar professionals ook om vragen,
maar als mevrouw De Korte nu in antwoord op mijn collega zegt "dit is
aan de professionals", dan snap ik niet meer wat we hier met elkaar aan
het bespreken zijn.
Mevrouw De Korte (NSC):
We hebben inderdaad de brieven van de beroepsgroepen gezien. Toch maken
we ons daar zorgen over. Want waar is de plek van de psychiaters die
zich nu roeren en zeggen dat we dit niet moeten doen? Waar is de plek
van de ervaringsdeskundigen die zeggen "we zijn er goed doorheen
gekomen; we hebben heel diepe dalen gekend, maar we zijn erdoorheen
gekomen"? Dat moet de beroepsgroep toch ook zien? Als dat niet zo is,
dan denken we inderdaad dat er op een andere manier naar gekeken moet
worden. We willen met name echt een expertisegroep, een groep van wijzen
die vanuit de verschillende deskundigheden naar deze situatie kijkt. En
die moet dan echt heel snel ingesteld worden.
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma heeft een vervolgvraag.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dan snap ik het nog niet helemaal, want mevrouw De Korte zegt opnieuw:
dit ligt bij de beroepsgroep. Zij hebben zich in allerlei gremia
verenigd. Iemand stuurt niet individueel een brief. Dat gebeurt namens
de beroepsgroep. Dan hebben we het over een initiatiefnota en, nog
erger, over een moratorium. Daarmee passeert NSC de beroepsgroep. Wij
zijn het in dit huis ook niet altijd met elkaar eens. Dat is in de
beroepsgroep ook zo, maar om daarvoor dan een initiatiefnota in te
dienen en op de stoel van de professionals te gaan zitten ⦠Ja, dat snap
ik niet.
Mevrouw De Korte (NSC):
Het is breder dan de beroepsgroep. Het is ook een ethisch vraagstuk. Het
is ook een vraagstuk, zoals ik zei, van ervaringsdeskundigen die
erdoorheen zijn gekomen. Wij vinden dat het breder bekeken moet worden
dan alleen door de beroepsgroep.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dit geeft aanleiding tot nog meer vragen, want dat is exact wat er
gebeurt. Ook in de toetsingscommissie en de organisatie van de RTE
zitten niet alleen medici, maar meerdere professionals. Ook
ervaringsdeskundigen worden bij allerlei gremia betrokken om hun verhaal
te doen: mensen die ervan afgezien hebben, nabestaanden. Dit is wat al
georganiseerd wordt. Ik ben dus wel op zoek: wat is nu het probleem dat
NSC met deze initiatiefnota wil oplossen zonder zelf op de stoel van de
professional te gaan zitten?
Mevrouw De Korte (NSC):
Nogmaals, wij vinden dat dit probleem echt breder is en niet alleen de
beroepsgroep aangaat. Het gaat ook om een maatschappelijke discussie.
Het gaat ook om de ervaringsdeskundigen en ook om de ethici. Het is een
ethisch probleem waarbij echt belangen afgewogen worden. Wij zien ook
... Misschien ziet mevrouw Paulusma niet de artsen die hier bezwaren
tegen hebben, maar ook zij moeten gehoord worden.
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma, voor een afsluitende vraag.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ja. Ik vind het steeds verwarrender worden, voorzitter, dus daarom ga ik
hier toch nog een vraag over stellen. Wat mevrouw De Korte wil, gebeurt,
op allerlei plekken, in allerlei gremia, met voor- en tegenstanders. Dat
is juist heel veel fijn in een beroepsgroep. Daarin zijn mensen het heel
vaak niet met elkaar eens, maar dat is de plek waar dit besproken moet
worden. Dus nogmaals, welk probleem gaat mevrouw De Korte nu oplossen
met deze initiatiefnota?
Mevrouw De Korte (NSC):
Het probleem is veel groter dan het aantal mensen dat euthanasie krijgt.
Het probleem is op dit moment dat jonge mensen de optie van euthanasie
krijgen. Dat heeft te maken met die 10.000 jonge mensen die nu een
doodswens hebben en in behandeling zijn. Het gaat dus niet alleen over
die paar mensen die euthanasie krijgen; het gaat ook om het effect dat
dit heeft op de behandelingen. Wij horen ook van artsen dat het een
achterstand geeft als je steeds maar weer denkt: o, euthanasie is ook
een mogelijkheid.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voor mij wordt het ook niet per se duidelijker wat NSC wil. In de
inleiding hoorden we namelijk minimaal drie keer dat er een rafelrand
aan de wet zit, maar kennelijk zit het probleem 'm niet in de wet, maar
moeten ervaringsdeskundigen er meer bij betrokken worden. Daar ben ik
hartstikke voor, ook in bredere zin, maar ook dat is het antwoord niet,
want mevrouw De Korte geeft aan dat het deels bij de beroepsgroep ligt,
maar deels ook een maatschappelijke discussie is. Dan is toch de vraag:
welk probleem wordt hier nou precies neergelegd? Is dat nou een probleem
in de wet of in de uitvoeringspraktijk?
Mevrouw De Korte (NSC):
Wij zien in de wet een paar open normen. Een van die open normen is
uitzichtloosheid. Uitzichtloosheid is heel moeilijk vast te stellen bij
jonge mensen die psychisch lijden. Ze hebben in principe nog een heel
leven voor zich. We gunnen iedereen de hoop op leven. Die gunnen we
iedereen, en met name jonge mensen. Dat zien we. We zien ook dat
ervaringsdeskundigen, ook als zij door een heel diep dal zijn gegaan,
erdoorheen zijn gekomen. We hebben ervaringsdeskundigen gesproken die
zeiden: als het een optie was geweest toen ik in dat diepe dal zat ā dat
was vijftien jaar geleden; toen was het nog geen optie ā dan had ik
misschien euthanasie toegepast. We willen dus meer de optie van hoop op
leven dan de optie van euthanasie geven. Dat is, denk ik, het
verschil.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe. Nee, mevrouw Westerveld heeft nog een vervolgvraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik wil de discussie niet onnodig op scherp zetten, maar ik gun iedere
jongere hoop op leven. Niet voor niks zet ik me in de Kamer al acht jaar
in voor vooral de jeugdzorg en de ggz; daar zijn namelijk grote
problemen. Dat doe ik precies om deze reden. Maar ik heb ook heel veel
mensen gesproken voor wie het lijden echt ondraaglijk is geworden. Voor
een deel zit dat 'm inderdaad in de grote problematiek die er in de
jeugdzorg en de ggz is; voor een deel is het, ook met de beste hulp van
de wereld, niet op te lossen, denk ik, omdat de schade in het leven van
soms jonge kinderen zo enorm groot is, dat er, welke hulp je ook biedt,
toch geen uitzicht meer is. Dat geldt ook voor andere behandelingen.
Kanker is een paar keer als voorbeeld genoemd. Ook daar gun ik iedereen
de hoop op leven en ook daar is nog een wereld te winnen, maar ook daar
weten we dat met de mogelijkheden, de middelen en de capaciteit die er
nu zijn, niet iedereen geholpen kan worden. Volgens mij speelt hier iets
soortgelijks, dus ik zou mevrouw De Korte willen vragen of het niet net
zo is als bij welk probleem dan ook: mensen moeten de mogelijkheid van
een gesprek hebben. Dat geldt zeker voor de mogelijkheid om een gesprek
over het einde van het leven op humane wijze te voeren. Neemt zij niet
juist dat gesprek op deze manier weg, door bijvoorbeeld het voorstel dat
hier werd neergelegd voor het opschorten?
Mevrouw De Korte (NSC):
Wij zien een groot verschil met mensen die lichamelijk ziek zijn,
bijvoorbeeld door kanker of ALS, zoals ik net zei. Bij hen zie je dat de
ziekte doorgaat. Daar is beeldmateriaal van; daar zijn parameters in het
bloed van. Je ziet dat het gewoon achteruitgaat en dat het onomkeerbaar
is dat het einde van het leven daar is. Op die manier kun je niet kijken
naar mensen die psychiatrisch ziek zijn. Er zijn geen metingen waaruit
blijkt dat het levenseinde dichtbij is. Dat is echt onduidelijk. Die
onduidelijkheid bij mensen met psychiatrische aandoeningen, jonge
mensen, maakt het voor ons heel moeilijk om met deze algemene
zorgvuldigheidscriteria, die naar ons idee vooral waren bedoeld voor
mensen met somatische aandoeningen, dit vast te stellen bij psychisch
lijden. Daar heeft echt een flink aantal psychiaters over gesproken. Er
wordt verschillend over gedacht, maar de psychiaters die wij volgen,
zeggen: maar dit is niet duidelijk. Ook in het rondetafelgesprek werd
gezegd: uitzichtloosheid is eigenlijk niet vast te stellen. Hoe moeten
we dan beoordelen dat mensen euthanasie moeten krijgen?
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat ik in mijn inbreng heb aangegeven ā dat hebben we allemaal
gedaan ā dat dit een moeilijk gesprek is en dat dit vooral ook vraagt om
een goed gesprek met elkaar en goed luisteren naar deskundigen, naar
ervaringsdeskundigen ook. Het is ook goed dat voortdurend wordt gekeken
of de richtlijnen en de uitvoeringspraktijk moeten worden herzien.
Volgens mij gebeurt dat. Dat gaven een aantal collega's ook aan. Mevrouw
De Korte stelt voor om daar een aantal aanvullende voorstellen voor te
doen. De vraag die dan voortdurend door mij en anderen wordt gesteld, is
wat dat oplost. Mijn laatste vraag hierover aan mevrouw De Korte is of
zij nu niet te veel op de stoel van de professional gaat zitten door
hier best wel een aantal stellingen neer te leggen, geluisterd hebbende
naar een deel van de beroepsgroep, die dat zeker vindt. Door dat zo als
politiek feit neer te leggen, wordt het gesprek hierover wel
bemoeilijkt. We moeten er naar mijn idee ook voor uitkijken dat de
politieke discussie het hele traject dwarsboomt waarin mensen dit in
alle eerlijkheid en zorgvuldigheid en ook in alle rust proberen te
doen.
Mevrouw De Korte (NSC):
Wij vinden dus wel dat dit gesprek in de politiek moet plaatsvinden.
Natuurlijk zijn we ook blij dat de richtlijnen worden aangepast. Het zou
mooi zijn als alle artsen daarmee tot consensus komen, maar dat neemt
niet weg dat het ook een brede maatschappelijke discussie is. Ik heb dat
net al genoemd. Ons dilemma is het volgende. De heer Boomsma heeft dat
ook al gezegd. Enerzijds zijn er inderdaad mensen die euthanasie willen
en daar ook de stap toe zetten, maar anderzijds weet je dus nooit ⦠Ze
kunnen nooit achteraf zeggen "was het goed geweest?", omdat het
onomkeerbaar is. Die zorg hebben we.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe met een vraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik ben naar aanleiding van deze beantwoording toch zoekende naar het
precieze doel van deze initiatiefnota, om heel eerlijk te zijn. Welk
probleem wil de initiatiefnemer hiermee oplossen? Dat lijkt mij een heel
legitieme vraag. Mevrouw Paulusma vroeg dit ook al. Volgens mij heeft ze
daar eigenlijk geen antwoord op gehad. Het antwoord dat mevrouw De Korte
geeft, is best wel verwarrend, om heel eerlijk te zijn. Zij stelt
eigenlijk behoorlijk stellig: het probleem is dat jonge mensen de optie
krijgen voor euthanasie. Ze stelt: uitzichtloosheid is eigenlijk niet
vast te stellen. Maar is dit dan een soort opmaat om het te verbieden,
omdat NSC eigenlijk denkt dat het sowieso niet vast te stellen kan zijn
bij psychisch lijden bij mensen onder de 30 en dat dit moratorium
volgens de indiener eigenlijk een permanente oplossing zou moeten zijn,
of niet? Wat zitten wij hier anders te doen met het financieren van
onderzoeken, die volgens mij overigens inderdaad nu al worden gedaan?
Moeten we daar extra tijd en energie in stoppen, terwijl de indiener het
er eigenlijk over wil hebben dat het gewoon niet kan bij deze groep? Dus
hoe zit het nou? Denkt NSC nu dat het wel vast te stellen is, of zijn ze
er al van overtuigd dat het niet kan bij psychisch lijden? Dan denk ik
dat we het gesprek daarover moeten hebben.
Mevrouw De Korte (NSC):
Daarvoor willen we juist een commissie van wijzen instellen, want juist
hierover zou een commissie van wijzen, met een heel diverse
vertegenwoordiging, iets moeten zeggen. Daarom zou de politiek hier niet
direct iets over moeten zeggen, maar zou het echt in discussie zijn, ook
als maatschappelijke discussie. We weten niet eens wat het draagvlak is
van de psychiaters. We weten niet wat het maatschappelijk draagvlak is.
Er is nog zo veel onduidelijk. Daar willen we antwoorden op, met de
commissie van wijzen en met onderzoek.
De voorzitter:
Er is nog een vraag van mevrouw Paulusma. Excuus, er is een vervolgvraag
van mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dat is dan weer ingewikkeld te rijmen met wat mevrouw De Korte net zei
over de beroepsgroep. Dan snap ik gewoon even niet meer wat mevrouw De
Korte wil met deze initiatiefnota. Wie moet hier nu aan zet zijn om dit
te verbeteren volgens mevrouw De Korte, en wat is nu precies het
probleem? Ik snap dat het heel zorgvuldig moet; dat willen wij ook. Als
je dit doet, moet het hƩƩl zorgvuldig gebeuren. Het moet niet
afhankelijk zijn van een systeem dat niet functioneert et cetera. Maar
wat is nu precies het probleem dat mevrouw De Korte wil oplossen met
deze initiatiefnota, behalve dat ik de indruk krijg dat ze eigenlijk
niet wil dat dit gebeurt? Daar lijkt elk antwoord namelijk op te zijn
gestoeld.
Mevrouw De Korte (NSC):
Allereerst de initiatiefnota. Nogmaals, het is en-en. Dit is zo'n brede
discussie. We vinden niet dat dit alleen bij de psychiaters neergelegd
kan worden. We vinden dat er een brede discussie moet plaatsvinden. We
vinden dat de commissie van wijzen er iets over moet zeggen. We willen
dat er duidelijke uitkomsten komen. Laten we daar niet op vooruitlopen.
Dat is het punt.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik begin het steeds ingewikkelder te vinden, want ik begin steeds minder
te begrijpen wat nou het doel is van deze initiatiefnota. Mevrouw De
Korte blijft zeggen dat "uitzichtloosheid" beter gedefinieerd moet
worden. Dat is dus heel ingewikkeld, want dat is per individu heel
anders. Daarom hebben we daar ook ruimte voor gelaten; dat kan voor mijn
buurman iets heel anders zijn dan voor mij. Daarmee gaat mevrouw De
Korte toch op de stoel van de professional zitten, wat ik lastig
vind.
Nog even over die commissie van wijzen. Mevrouw De Korte maakte een
aantal keer een vergelijking met fysiek lijden, maar er zijn jammer
genoeg ā ik kom uit de zorg ā een heleboel aandoeningen waarvan we het
beloop niet weten. Daarvan weten we ook nog niet of mensen genezen
kunnen worden en welke behandeling adequaat is. Toch kan het lijden bij
een zeldzame vorm van kanker zó uitzichtloos zijn dat mensen toch kiezen
voor zelfbeschikking en euthanasie. Ik vind het wat ingewikkeld worden
dat dat ogenschijnlijk okƩ lijkt te zijn, terwijl daar dezelfde
discussie onder zou kunnen liggen als bij psychisch lijden. Ik vraag me
af waarom mevrouw De Korte dat onderscheid zo maakt.
Mevrouw De Korte (NSC):
We blijven onderscheid maken tussen mensen die somatisch lijden en
mensen die psychisch lijden, en ook tussen jonge en oudere mensen. Of,
"oudere" ⦠30-plus is eigenlijk nog niet eens zo oud. Zeer jonge mensen
zijn echt nog in ontwikkeling. We horen van psychiaters dat zij veel
meer kans hebben om uit hun lijden te komen. Vandaar dat we echt kiezen
voor 30 jaar. Nou ja, dat is het antwoord. Ik ben het even kwijt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Maar dat is verre van een antwoord op mijn vraag. Waarom is het dan
volgens NSC wel acceptabel dat mensen met een zeldzame vorm kanker
waarvan we ook nog niet weten wat het beloop is, of er een behandeling
is en welk perspectief er is, wƩl mogen kiezen voor euthanasie omdat er
sprake is van uitzichtloos lijden? Waarom zou dat niet gelden als het
gaat om mensen die psychisch lijden, waarbij de professional samen met
de patiƫnt tot dit besluit komt?
Mevrouw De Korte (NSC):
Het is duidelijk dat veel soorten kanker uiteindelijk toch tot de dood
leiden. Dat zien we aan de foto's en dat zien we in het bloed. Het is
veel duidelijker hoe je daar iets over kan zeggen. Maar uitzichtloosheid
bij mensen die psychisch lijden ⦠Nogmaals, de diagnose is al heel
lastig vast te stellen, laat staan uitzichtloosheid.
Mevrouw Paulusma (D66):
Tot slot. Ik begin het echt ingewikkeld te vinden. Ik hoor mevrouw De
Korte een aantal keren zeggen dat zij niet op de stoel van de
professional zit, maar alles wat er nu gezegd wordt, is hetzelfde als op
de stoel van de professional gaan zitten. Dat is niet aan ons, aan deze
kant van de tafel. Dat is niet aan de Kamerleden, maar ook niet aan de
indiener. Ik vind het met elk antwoord verwarrender worden wat nou
eigenlijk de intentie is van deze initiatiefnota.
Mevrouw De Korte (NSC):
Mijn antwoord is steeds hetzelfde: het is niet alleen het medisch model
dat hierin bepalend is, maar het gaat ook om de sociale omgeving. We
hoorden in het rondetafelgesprek dat heel veel aspecten meespelen bij
het psychisch lijden van jonge mensen. Het heeft zo veel aspecten. Die
breedte bij jonge mensen die psychisch lijden is anders dan die bij
mensen met kanker. Die is namelijk veel meer somatisch te bepalen. Wij
zien dus de breedte van de commissie van wijzen als noodzakelijk om hier
meer over te zeggen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Zoals ik de initiatiefnota heb begrepen, is een van de aspecten waar de
initiatiefnemer de vinger bij legt dat jongeren tot 30 jaar een
breinontwikkeling hebben die ook van invloed kan zijn op de psychische
en psychiatrische ontwikkeling. Die invloed is natuurlijk wisselend.
Maar dit kan ook hoop geven op verbetering van de situatie. Heb ik dat
goed begrepen?
Mevrouw De Korte (NSC):
Daar heeft het zeker mee te maken. Dat is wat de heer Boomsma ook al
zei. Jonge mensen maken een ontwikkeling door. Wij hebben
ervaringsdeskundigen gesproken die zeiden: opeens had ik een ander
perspectief. Jonge mensen kunnen verliefd worden. Iemand werd
bijvoorbeeld tante. Kortom, jonge mensen kunnen een ander sociaal
perspectief krijgen, dat helemaal niet met de ziekte te maken heeft,
maar dat er toch voor kan zorgen dat ze willen leven en hoop krijgen.
Dat is met name bij jonge mensen aan de hand. Inderdaad, het brein
ontwikkelt zich. Door medicijnen blijft het brein soms juist achter.
Jonge mensen maken nog zo veel ontwikkelingen mee, die bepalen wat ze
willen. Eerlijk gezegd gun ik jonge mensen ook echt een perspectief op
leven.
De voorzitter:
Ik ga u vragen om korter en puntiger te antwoorden. Hetzelfde geldt voor
de zijde van de Kamer. Ik vraag de leden om de vragen zo kort en puntig
mogelijk te houden. Dat vraag ik omwille van de tijd. We willen namelijk
graag allemaal aan bod komen. Mevrouw Bikker heeft nog een
vervolgvraag.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Volgens mij ben ik redelijk rustig en terughoudend met het aantal
interrupties, zeg ik zonder collega's tekort te willen doen. Mijn
vervolgvraag aan collega De Korte zou zijn of dat juist niet het grote
verschil is met andere somatische aandoeningen, die soms ook een
onbekend vervolg hebben. Juist dit aspect is minder gewogen bij de
totstandkoming van de euthanasiewetgeving. NSC legt hiermee op tafel dat
we juist op het onzekere deel ergens een ethiek van zorgvuldigheid
moeten hebben. Mag ik haar nota zo lezen dat dit een aansporing is tot
een ethiek van zorgvuldigheid? Dat zou mijn fractie namelijk enorm
helpen.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank u wel, mevrouw Bikker. Ja, het gaat inderdaad om de
zorgvuldigheidseisen. Die zijn heel lastig te interpreteren bij jonge
mensen die psychisch lijden. Juist de zorgvuldigheid staat hier ter
discussie. Het is een wettelijke zorgvuldigheid om te kijken naar
uitzichtloosheid. Het is een wettelijke zorgvuldigheid om te kijken naar
andere behandelperspectieven. Die stellen we hier ter discussie.
Voorzitter. Ik heb nog een hele stapel vragen die ik moet beantwoorden.
Die kan ik eigenlijk niet meer doornemen. Ik denk namelijk dat ik heel
veel ... Maar mag ik doorgaan met de beantwoording?
De voorzitter:
Heel graag, mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik denk dat ik ze niet allemaal meer kan beantwoorden, want de tijd
schrijdt voort. Ik denk echt dat ik veel vragen al behandeld heb.
De heer Bevers had het erover dat de stijging maar beperkt is, omdat de
meeste mensen geen euthanasie krijgen wanneer zij een euthanasieaanvraag
doen. Ik heb net echter al gezegd: het gaat om de 10.000 andere jonge
mensen die in behandeling zijn vanwege een doodswens en euthanasie als
mogelijkheid gaan zien. Dat baart ons zorgen. Het baart psychiaters ook
zorgen dat ze het steeds weer moeten hebben over de uitweg ten aanzien
van euthanasie. Wij zien hƩƩl graag dat het gesprek over de doodswens
veel eerder plaatsvindt, dus voordat men een euthanasietraject ingaat.
Daar kijken wij naar uit.
De stijging is al een keer genoemd. Ik hoop dat ik nu snel door alle
antwoorden heen kan gaan. Het perspectief op leven heb ik ook al
genoemd.
Ik ga gewoon naar de commissie van wijzen. Wat wordt er nu met de
commissie van wijzen bedoeld? Daar heb ik volgens mij ook al heel veel
over gezegd. Bij het rondetafelgesprek was er wat verwarring: is dat nu
het multidisciplinair overleg bij het euthanasieverzoek? Dat is het
niet. Wij zien een breed samengestelde commissie van wijzen voor ons met
een psychiater, een ethicus, een psycholoog, misschien wel een
systeemtherapeut, zoals mevrouw Bikker noemde, en onderzoekers, die met
elkaar kijken naar deze complexe materie. We kijken ook naar het
voorbeeld van de commissie-Schnabel, die in het verleden een heel mooi
advies heeft gegeven over voltooid leven. Op die manier kijken we er dus
naar.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld heeft een vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ja, over de uitvoering. Ik vraag me af hoe mevrouw De Korte dit voor
zich ziet. Wie gaat dan de commissie van wijzen benoemen? Als ik zie
hoeveel discussie de vraag wie er wel en niet aan tafel komen elke keer
weer oplevert, zoals we ook zagen bij het rondetafelgesprek, dan vraag
ik me af of het niet nog meer ⦠Volgens mij is mijn punt duidelijk. Maar
wie gaan er in die commissie zitten? Wie gaat die samenstellen? En aan
wie legt zij verantwoording af?
Mevrouw De Korte (NSC):
Een dergelijke commissie zou door de staatssecretaris aangesteld moeten
worden, zoals bij de meeste commissies gebeurt. Voltooid leven is een
mooi voorbeeld daarvan. Dat is echt een discussie met verschillende
perspectieven. Toch is er vanuit die verschillende perspectieven een
heel mooi rapport over geschreven, onder anderen met een voorzitter van
D66, onderzoekers en ethici. Zo zien we dat dus voor ons.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat die vergelijking niet helemaal opgaat. We hebben hier een
gesprek over het feit dat het vaak een individueel besluit is en dat ook
zaken als uitzichtloosheid niet zomaar in regels kunnen worden
vastgelegd. Mijn vraag is dan wat mevrouw De Korte van zo'n commissie
verwacht.
Mevrouw De Korte (NSC):
Wij verwachten juist met deze open vragen ⦠Er is dus een bepaalde mate
van onzekerheid bij uitzichtloosheid. Welke mate van uitzichtloosheid is
acceptabel? Het is niet 100% objectief vast te stellen, maar daar zou de
commissie van wijzen dan iets over kunnen zeggen.
Mevrouw Paulusma (D66):
In vervolg op de vraag van collega Westerveld. De vergelijking met de
commissie-Schnabel is overigens heel erg krom. Ik ben op zoek naar hoe
dit er praktisch uit moet zien. Gaat deze commissie individuele
aanvragen beoordelen? Gaat deze commissie de beroepsgroep overrulen?
Gaat deze commissie het mandaat krijgen om richtlijnen aan te passen? Ik
ben een beetje op zoek naar wat deze mensen gaan doen in hun vrije
tijd.
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik heb net al aangegeven dat het dus niet gaat om de beoordeling van
individuele gevallen. Daar willen we ver van blijven. Het gaat erom dat
we kijken naar de problematiek in het algemeen. Hoe moeten de
zorgvuldigheidscriteria bij jonge mensen worden beoordeeld? Hoe gaan we
om met deze onzekerheden? Hoe gaan we om met de verschillende rollen van
de verschillende artsen? Dat staat ook in de beslispunten van de nota.
Moeten er misschien meer mensen betrokken worden? Dat soort zaken zouden
volgens ons door een brede commissie vastgesteld moeten worden.
Mevrouw Paulusma (D66):
Excuus voor de vele vragen, maar het is een belangrijk onderwerp. Ik wil
dus echt exact weten wat NSC graag wil. Ik snap dat dit een breed
maatschappelijk gesprek is. Velen van de collega's hebben ook hun eigen
worsteling met dit onderwerp aangegeven. Dat geldt, denk ik, voor
iedereen hier. Maar ik ben nu wel op zoek naar het volgende. We hebben
de beroepsvereniging, ThaNet, de NVvE. Er zijn allerlei gremia waarin ā¦
U zou ook nog kunnen zeggen: we gaan de SUNSET-studie continueren. Dat
lijkt me ook een hele waardevolle aanvulling. Dit gebeurt dus allemaal
en dan gaan we daarnaast dus nog een commissie van wijzen organiseren.
Ik ben benieuwd of de staatssecretaris überhaupt deze mensen gaat
benoemen. Ik deel wat mevrouw Westerveld zegt: dat wordt nog wel een
stevige klus. Maar welk mandaat krijgt deze commissie dan?
Mevrouw De Korte (NSC):
Die krijgt het mandaat om een aantal uitspraken met elkaar te doen.
Nogmaals, we kijken naar het advies van de commissie-Schnabel. Die heeft
een aantal punten goed bekeken. Die heeft bekeken waarom het concept
"voltooid leven" wel of niet toegepast zou moeten worden en waarom
euthanasie bij jonge mensen die psychisch lijden, toegepast zou moeten
worden. Die heeft bekeken wat de mate van onzekerheid is als het gaat om
uitzichtloosheid. Wij vinden dat er een onafhankelijke, brede commissie
moet zijn buiten de beroepsgroep om, omdat de beroepsgroep alleen kijkt
naar het medische aspect en het breed bekeken moet worden. Ik denk dat
ik dat al vaker heb aangegeven.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ja, voorzitter, dank u wel voor deze coulance. De vergelijking met de
commissie-Schnabel is echt een beetje opmerkelijk. Die is ingesteld en
om een advies gevraagd naar aanleiding van een nieuw initiatief. Wat
mevrouw De Korte met deze commissie van wijzen voorstelt, is om buiten
ons, de Kamer, om ā dat is ook nog heel opmerkelijk ā iets te zeggen
over huidige wetgeving. Nogmaals: welk mandaat krijgt deze commissie om
deze Kamerleden te overrulen en dus iets te zeggen over bestaande
wetgeving, terwijl zij niet democratisch gekozen is? En dan nogmaals:
hoe is dat een extra aanvulling op alles wat er al is?
Mevrouw De Korte (NSC):
Wij zien het wel als een extra aanvulling op wat er is, juist omdat dit
in de breedte bekeken moet worden. Er zijn echt heel veel commissies die
iets zeggen, adviezen geven. Wij waarderen dergelijke adviezen.
Nogmaals, het gaat met name om de zorgvuldigheidseisen en hoe die
geĆÆnterpreteerd moeten worden. Die werden in 2002 naar onze mening
anders geĆÆnterpreteerd dan hoe die nu ingevuld worden. Daar laat ik het
bij.
De heer Bevers (VVD):
Ik zal proberen het kort te houden, maar ik sla echt enorm aan op de
bewering van mevrouw De Korte dat psychiaters of artsen bij een
euthanasieverzoek alleen maar naar het medische domein kijken. Ik heb in
mijn bijdrage ook aangegeven dat er aanvullende eisen zijn. Die worden
ook door de NVvP ondersteund. Dat betekent dat er breed,
multidisciplinair overleg is en dat er wordt gekeken naar de sociale
omgeving. Ik vind dat u de huidige praktijk, de artsen, die hier zeer
zorgvuldig mee omgaan, echt tekortdoet door dit zo stellig te beweren.
Daaropvolgend is ook vanuit mij de vraag of u nu wilt dat een commissie
van wijzen gewoon aanwijzingen gaat geven voor het vaststellen van de
zorgstandaard, zoals we dat nu bij de beroepsgroep hebben neergelegd, of
dat het een vrijblijvend advies is en we na drie jaar kunnen zeggen: het
was een mooi advies, maar we gaan door zoals we het altijd al gedaan
hebben. Dus heel concreet: is het de bedoeling dat de commissie van
wijzen de zorgstandaard zoals we die nu binnen de beroepsgroep hebben
vastgesteld, gaat overrulen of niet?
Mevrouw De Korte (NSC):
De heer Bevers haalt ook twee dingen door elkaar. De commissie van
wijzen gaat niet de individuele beoordelingen van individuele mensen
bekijken, zeker niet. Het gaat juist om het overkoepelende
maatschappelijke aspect dat nu aan de orde is. Het gaat dus niet alleen
om de medische maatstaven, maar ook om hoe de zorgvuldigheidscriteria in
het algemeen beoordeeld moeten worden in deze situaties. Ook zouden zij
moeten kijken naar de beschikbaarheid van redelijke behandelopties, de
behandelrelatie en de rol van eerdere beoordelingen van
euthanasieverzoeken. Wij hebben ook in de beslispunten aangegeven wat
een commissie van wijzen zou moeten doen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Bevers.
De heer Bevers (VVD):
Ik haal helemaal geen dingen door elkaar. Even voor alle helderheid: de
Tweede Kamer stelt de wet vast en uiteindelijk wordt in de praktijk door
de beroepsgroep ā de KNMG en de NVvP zijn daar duidelijk over geweest ā
een aantal zorgstandaarden gedefinieerd op basis waarvan het handelen
van artsen getoetst kan worden. Ik heb het helemaal niet over
individuele gevallen. Mijn vraag aan u was: vindt u dat de commissie van
wijzen de zorgstandaarden zoals die door de beroepsgroep worden
vastgesteld, kan gaan overrulen? Dat is een vrij rechttoe rechtaan
vraag, want dat geeft aan hoever u wilt gaan met die commissie van
wijzen. Ik vraag het dus nogmaals: gaan zij bindend advies geven aan de
beroepsgroep om de zorgstandaard aan te passen of is en blijft het een
vrijblijvend advies dat deze commissie gaat geven?
Mevrouw De Korte (NSC):
Maar het gaat breder dan dat. Ze gaan niet alleen kijken naar de
zorgstandaard. Ze kijken ook naar de ethische aspecten. Ze kijken naar
de mate van onzekerheid die acceptabel is. Ze kijken naar meer dan dat.
Wat ons betreft gaat het dus inderdaad over de breedte en zal het niet
alleen aan artsen zijn om hier iets over te moeten zeggen. Het is een
advies; een commissie maakt nooit een soort wet of dat soort dingen. Een
commissie van wijzen geeft een advies.
De voorzitter:
OkƩ. U vervolgt de beantwoording van de vragen.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dan heb ik het mapje over de commissie van wijzen ook gehad. De staat
van de ggz is ook nog genoemd.
De vraag van de heer Van Dijk was of de toename van euthanasieverzoeken
het gevolg is van de falende zorg en of dit maatschappelijk en moreel
onaanvaardbaar is. Ja, wij maken ons ook heel erg zorgen over de staat
van de ggz. Die zijn ook echt genoemd in de nota. Ook tijdens het
rondetafelgesprek is dit veelvuldig genoemd. Mevrouw Westerveld noemde
het ook. Wij willen kijken op welke manier dit invloed heeft op de
euthanasieverzoeken. Er werd net al gezegd: dat weten we eigenlijk
allang. Ja, maar we willen echt precies weten wat dan de invloed is op
de euthanasieverzoeken zelf. Dat is een belangrijk aspect van de ggz.
Ook NSC maakt zich dus zorgen over de ggz en zeker over de complexere
zorg. Daar hebben we in het verleden ook een motie over ingediend. We
vinden dat de staatssecretaris er te weinig mee aan de slag is geweest.
Die ging over de financiƫn ten aanzien van de complexe zorg. Maar we
vinden dat daar echt stappen in gezet moeten worden. We horen echt van
hulpverleners dat er versnipperde zorg is en dat hulpverleners niet
langdurig kunnen meelopen. Er zijn ook wel echt initiatieven die goed
zijn. We hebben er ook een motie over ingediend dat er
samenwerkingsverbanden komen, zodat mensen eerder op de goede plek
terechtkomen. Daarin hebben we dus ook als NSC aandacht besteed aan de
ggz, maar dat kan nog meer zijn.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Met alle respect voor de aandacht die er hier van iedereen is: het woord
"ggz" staat niet eens in het regeerprogramma. Behalve aandacht is vooral
nodig dat er wat gebeurt, dat er wat gebeurt aan de wachtlijsten. Daar
hebben wij allemaal wel moties over ingediend, maar we zien ook allemaal
dat de wachtlijsten oplopen. Ik denk dus dat we overduidelijk kunnen
stellen dat er veel te weinig gebeurt. Mijn vraag aan NSC is dan: zouden
er niet, in plaats van nog meer onderzoek te doen naar wat er moet
gebeuren, hele concrete stappen gezet moeten worden om echt die
wachtlijsten te verminderen, echt te werken aan meer gespecialiseerde
hulp en te voorkomen dat jongvolwassenen en volwassenen, iedereen die
mentale problemen heeft, voortdurend van plek a naar plek b naar plek c
enzovoort worden gestuurd? Daardoor verergeren voor heel veel mensen de
problemen die ze hebben enorm, wat zelfs leidt tot mensen die ā ik wil
niet zeggen "door de ggz" ā vanwege het ontbreken van passende hulp een
doodswens hebben.
Mevrouw De Korte (NSC):
We zijn het er volledig over eens dat de ggz vastloopt; dat gaf ik net
ook aan. Er zijn goede initiatieven, maar die zijn echt te weinig. Maar
ook daar moet er inderdaad veel gebeuren. We moeten dus niet alleen
onderzoek doen. Dit gaat over euthanasie en het is inderdaad treurig als
mensen kiezen voor euthanasie terwijl de ggz niet op orde is. De ggz
moet op orde komen. Daarom heb ik een vergelijking gemaakt met de
palliatieve zorg, die niet op orde was voordat de wet inging. In de
palliatieve zorg werd echt vier jaar voordat de wet inging veel geld
gepompt. Het zou mooi zijn als de staatssecretaris dat ook doet. Daar
moeten we zeker stappen in zetten.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
We bespreken natuurlijk wel een initiatiefnota van NSC, dus dan is mijn
volgende vraag: waarom worden er ook niet daarvoor voorstellen gedaan?
Ik heb nergens gezegd dat het alleen ligt aan gebrekkige hulp, en al
helemaal niet aan hulpverleners. Maar ik vraag me wel af waarom in de
nota wel een paar voorstellen worden gedaan voor meer onderzoek, maar er
geen overduidelijk voorstel met dekking ligt om ervoor te zorgen dat er
meer mensen worden aangetrokken voor de gespecialiseerde ggz, dat er
meer locaties komen, dat er meer behandelopties komen, dat er onderzoek
naar betere behandelmogelijkheden in de ggz komt. Daarover had ook een
paragraaf in de nota kunnen staan. Als dit zo'n belangrijk aspect is,
waarom ontbreekt die paragraaf dan?
Mevrouw De Korte (NSC):
Dat is best wel heel complex, een paragraaf over hoe de ggz eruit zou
moeten zien. Dat zou een nieuw notaoverleg zijn. We hebben de focus echt
gelegd op dit onderdeel. Maar een nota over hoe het eruit zou moeten
zien? Wat ons betreft wordt er vooral gekeken naar hoe hulpverleners het
zien. Zij worden veel te weinig gehoord. Ook zij zeggen wat langere
trajecten te willen en niet van die versnipperde trajecten. De
wachtlijsten zijn een ernstig probleem. Ja, maar we hebben dit niet
meegenomen in de nota.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe met een vraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik wil daar even op doorgaan. Dit is een vraag die ik ook sterk heb. Ik
hoorde mevrouw De Korte erkennen dat er een relatie is. Zij erkent dat
de ggz niet op orde is en dat dit probleem moet worden opgelost. Maar
dan is mijn vraag waarom mevrouw De Korte dan nog een onderzoek wil. Wat
er ook uit het onderzoek komt, we kunnen nu al de conclusie trekken dat
we moeten investeren in de ggz en in de jeugdzorg. Of gaat de uitkomst
van het onderzoek bepalen of mevrouw De Korte al dan niet zou willen
investeren in de ggz of de jeugdzorg? Ik vraag me af of dit afhangt van
het onderzoek. Als dat niet afhangt van dat onderzoek, is mijn vraag
waarom het er niet in staat. Er hoeven niet hele stelselwijzigingen te
worden voorgesteld in een initiatiefnota, maar het lijkt mij toch wel
een beslispunt, als mevrouw De Korte ervan overtuigd is dat dit heel
belangrijk is.
Mevrouw De Korte (NSC):
We vinden het ontzettend belangrijk dat de relatie tussen de ggz en de
euthanasievraag wordt onderzocht. We weten immers niet welke specifieke
aspecten invloed hebben op de euthanasievraag. We kijken nu wat in de
breedte, naar de wachtlijsten, de behandelmogelijkheden. De
behandelopties behoren tot de zorgvuldigheidscriteria. Als ze er niet
zijn, wat is er dan nodig? Er zijn dus best wat specifieke vragen die
mogelijk gerelateerd zijn aan de euthanasievraag. Ik zeg "mogelijk",
want daar willen we juist onderzoek naar laten doen. Daar moet preciezer
naar gekeken worden.
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe met een vervolgvraag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Als voor mevrouw De Korte niet ter discussie staat dat, wat er ook uit
het onderzoek komt, er sowieso geĆÆnvesteerd moet worden om de problemen
in de ggz en de jeugdzorg op te lossen, is mijn vraag, nogmaals, waarom
het hier dan niet in staat. Of gaat u de uitkomsten van dat onderzoek
afwachten, alvorens te willen investeren in de ggz en de jeugdzorg? Ik
heb geen stomende beweging voorwaarts gezien bij NSC om de problemen in
de ggz en de jeugdzorg op te lossen.
Mevrouw De Korte (NSC):
Volgens mij is dat dezelfde vraag die ik daarnet beantwoord heb. Het is
veel breder dan dat. Wij willen specifiek kijken wat nou beĆÆnvloedende
factoren zijn. Met onderzoek kun je daar veel preciezer naar kijken. Wij
kunnen alleen in de breedte kijken en vaststellen dat een en ander niet
klopt. Maar wat is nou precies van invloed op die euthanasievraag?
De voorzitter:
U vervolgt de beantwoording. Heeft u nog veel antwoorden liggen?
Mevrouw De Korte (NSC):
Ik zit mijn stapeltje na te kijken. Ik kan heel veel overslaan, hoop ik.
Ik hoop niet dat ik vervolgens weer te veel oversla. Het onderzoek is
denk ik voldoende besproken. Ik denk dat ik dat verder kan laten liggen.
Het moratorium hebben we ook al uitgebreid besproken. Ik denk dat ik het
gewoon ga afronden, tenzij er nog een specifieke vraag is op een van de
onderdelen.
De voorzitter:
En die is er, en wel van mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik had een aantal vragen, maar de laatste is de belangrijkste. Ik heb
mevrouw De Korte gevraagd of ze het moratorium een goede vervanger vindt
van de zorgvuldige begeleiding en ook van het zorgvuldige ethische
gesprek tussen patiƫnten, hun naasten en hun artsen, maar ik heb in mijn
bijdrage ook gevraagd of het juridisch überhaupt wel mogelijk is om een
moratorium in te stellen voor bestaande wetgeving. Ik was wel benieuwd
naar het antwoord op die vraag.
Mevrouw De Korte (NSC):
Juridisch is het inderdaad noodzakelijk dat er dan toch een verandering
van de wet plaatsvindt, maar liever zien we de andere weg, namelijk dat
eerst de beroepsgroep aan de slag gaat, nadenkt en ook kijkt naar
Canada. Dat land zegt: er zijn zo veel onzekerheden; we doen het
tijdelijk even niet totdat die onzekerheden zijn opgelost. Daar kijken
wij ook naar.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Maar nu is het wel even kiezen, zeg ik via de voorzitter. Ik hoorde
mevrouw De Korte namelijk een aantal keren zeggen: we komen niet aan de
wetgeving. Nu zegt ze: voor dat moratorium zou de wetgeving aangepast
moeten worden. Welke van de twee gaat het nu worden?
Mevrouw De Korte (NSC):
We willen allereerst dat de beroepsgroep zelf collectief een moratorium
gaat instellen. Dat is de eerste weg. We denken dat dat de snelste weg
is. Wetgeving is een uitgebreide weg, dus we zien het moratorium van de
collectieve beroepsgroep als een snellere weg.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee bent u ... O, er is nog een vraag van mevrouw
Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Deze vraag lijkt van het debat af te leiden, maar dat is niet zo. Er
komt veel nadruk te liggen op onderzoek, maar tegelijkertijd zijn er ook
gewoon stevige bezuinigingen op het wetenschappelijk onderzoek. Ik noem
dat omdat de NSC-fractie voortdurend de Engelstalige
psychologieopleiding noemt. Die is juist vaak gericht op onderzoek, dus
hoe rijmt dat met elkaar?
Mevrouw De Korte (NSC):
Er zijn inderdaad bezuinigingen op Engelstalige psychologieopleidingen,
maar mensen moeten opgeleid worden voor de Nederlandse situatie. Dat is
belangrijk. Het zijn mensen die in Nederland aan het werk gaan. Daarbij
hebben we een enorme aantrekkingskracht op studenten uit het buitenland,
waardoor studenten eigenlijk geen kamers kunnen krijgen, maar dat is
weer een ander onderwerp. Maar wij zien daarin echt mogelijkheden: juist
de Nederlandse taal is belangrijk om Nederlandse hulp te verlenen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik zal er dan geen vraag van maken. Mijn punt was heel specifiek dat
juist de Engelstalige variant vaak gericht is op onderzoek. Waarom is
die Engels? Omdat het vaak gaat om internationaal onderzoek, omdat op
dit punt veel van elkaar te leren is. Dat vind ik dus niet rijmen met de
punten in de initiatiefnota. Maar ik zal er geen vraag van maken, want
ik begrijp ook wel dat dit afleidt van het andere debat dat we hier
vandaag hebben.
De voorzitter:
Dat was inderdaad geen vraag. Mevrouw De Korte was klaar met de
beantwoording van de vragen. Dan geef ik nu het woord aan de
staatssecretaris.
Staatssecretaris Karremans:
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik ook mijn dank uitspreken voor
de initiatiefnota van mevrouw De Korte en haar voorganger, mevrouw
Hertzberger, op dit toch zeer belangrijke, maar ook zeer complexe
onderwerp. In de initiatiefnota worden zorgen geuit over de groei van
het aantal toepassingen van euthanasie bij jonge mensen met psychisch
lijden, met name bij vrouwen met een leeftijd onder de 30 jaar. Ik vind
het goed dat er zowel binnen als buiten de Kamer aandacht wordt gevraagd
voor dit onderwerp. Zorgen die er leven, moeten immers bespreekbaar zijn
en serieus worden genomen.
Voorzitter. Allereerst wil ik benadrukken dat de Nederlandse
euthanasiepraktijk heel zorgvuldig is ā dat is belangrijk om vast te
stellen ā en dat de oordelen van de Regionale Toetsingscommissie
Euthanasie, de RTE, laten zien dat door artsen zorgvuldig wordt
gehandeld. Geen enkele euthanasiemelding van een patiƫnt jonger dan 30
jaar is ooit als onzorgvuldig beoordeeld. De recente jaarcijfers van de
RTE, over 2024, laten zien dat bij de 30 euthanasiemeldingen die
betrekking hadden op patiƫnten jonger dan 30 jaar, 26 verschillende
artsen betrokken waren. Hieruit blijkt dat het beeld dat slechts een
select groepje artsen zich zou bezighouden met euthanasieverzoeken van
jongeren met psychische aandoeningen, niet rijmt met de cijfers en de
feiten.
Ook blijkt uit de RTE-jaarcijfers dat euthanasie bij psychisch lijden,
zeker waar het jonge mensen betreft, zeer zeldzaam is. Vier
wetsevaluaties op rij laten zien dat de euthanasiewet goed functioneert.
De wet kent open normen ā dat is ook logisch ā die nadere invulling
behoeven. Gezien het feit dat euthanasie medisch handelen betreft,
spelen medisch-professionele richtlijnen bij die nadere invulling,
binnen de kaders van de wet, een belangrijke rol. Daarom is het aan de
beroepsgroep om te bepalen wat de professionele standaard is, en niet
aan een zogenaamde commissie van wijzen.
De professionele standaard voor euthanasie bij psychisch lijden is
neergelegd in de richtlijn Levensbeƫindiging op verzoek bij patiƫnten
met een psychische stoornis, van de Nederlandse Vereniging voor
Psychiatrie. Naast de extra behoedzaamheid die in acht genomen moet
worden bij een euthanasieverzoek van een patiƫnt met een psychische
stoornis moet er volgens dezelfde richtlijn grotere terughoudendheid
worden betracht naarmate de patiƫnt jonger is. De jongere leeftijd moet
in beschouwing worden genomen bij de beoordeling van de vrijwilligheid
en weloverwogenheid van het verzoek en de vraag of er geen redelijke
andere oplossing is. Dit is dus al onderdeel van de richtlijn. Ik
onderschrijf natuurlijk de complexiteit waarmee artsen geconfronteerd
worden bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid en uitzichtloosheid van
het lijden en van de vraag of er nog redelijke alternatieven zijn, zeker
waar het jonge mensen betreft, die nog een heel leven voor zich
hebben.
Voor mensen die psychisch lijden en een doodswens of euthanasieverzoek
hebben, is het essentieel dat ze gehoord worden en serieus genomen
worden en in alle openheid het gesprek daarover kunnen voeren met hun
behandelaar, want juist door over de doodswens te praten, kan ruimte
voor het leven ontstaan. Dat bleek ook uit het onlangs uitgevoerde
onderzoek van EE en 113 Zelfmoordpreventie: bijna de helft van het
aantal euthanasieverzoeken bij EE wordt door de patiƫnt ingetrokken na
gesprekken over de doodswens. Dat zijn gesprekken die vaak ontstaan
vanuit en beginnen met een euthanasieverzoek van een patiƫnt.
Het kan echter ook zo zijn dat iemand geen andere uitweg meer ziet voor
zijn of haar lijden en daarom volhardt in een euthanasiewens of
-verzoek, en dat er ook daadwerkelijk geen redelijke alternatieven meer
zijn om het lijden te verlichten. Bij patiƫnten met een psychische
stoornis is die beoordeling sterk persoonsgebonden en individueel
bepaald. Bij uitzichtloosheid gaat het om een beoordeling door de arts
van de individuele en persoonlijke situatie van deze unieke patiƫnt,
niet om een algemeen oordeel over uitzichtloosheid, gegeven de
psychiatrische diagnose. Kortom, het is maatwerk.
Gezien de huidige discussie over euthanasie bij psychisch lijden van
jonge mensen is het goed dat bij de herziening van NVvP-richtlijn
specifiek aandacht wordt besteed aan het feit dat elke patiƫnt uniek is.
Ook wordt gekeken naar de procedure voor het aanvragen van een second
opinion door een onafhankelijke, deskundige psychiater en het raadplegen
van een onafhankelijke consulent, bij voorkeur een SCEN-arts, die
hiervoor speciaal is opgeleid. De werkgroep ā je zou het ook een
"commissie van wijzen" kunnen noemen, met enige creativiteit ā die zich
bezighoudt met de richtlijnherziening is multidisciplinair samengesteld.
Het zijn dus niet alleen medici, maar er zitten ook mensen met ethische
kennis en juridische expertise in. Ook nabestaanden maken er deel van
uit. Wat dat betreft lijkt het een beetje op de commissie van wijzen die
de nota verzoekt in te stellen, maar dan ingesteld door de beroepsgroep
en niet door mij.
Ook is het goed dat de NVvP een enquĆŖte heeft uitgezet onder haar leden
en dialoogsessies organiseert om euthanasie bij psychisch lijden bij de
beroepsgroep onder de aandacht te brengen. De NVvP beoogt daarmee een
constructieve dialoog te bevorderen en meer inzicht te krijgen in hoe
het thema euthanasie speelt onder haar leden. Deze visievorming neemt de
NVvP mee in het proces rondom de herziening van de richtlijn. Ik zie dat
de beroepsgroep de herziening van de richtlijn gedegen oppakt. Ik heb
daarover ook meerdere malen contact met hen gehad. Ik heb ook alle
vertrouwen in het proces en wacht de uitkomst van de herziening met
belangstelling af.
Ondertussen loopt er heel veel onderzoek waarvan de resultaten onder
meer inzicht zullen opleveren in de oorzaak van de stijging van het
aantal euthanasieverzoeken en -meldingen. Ook ben ik in gesprek met het
veld over hoe de zorg voor mensen met psychisch lijden en een
aanhoudende doodswens of euthanasiewens kan worden verbeterd.
Ik zal nu ingaan op de vragen van de Kamer. Die heb ik opgedeeld in drie
blokjes. Ik begin met het moratorium, daarna komen alle vragen
gerelateerd aan de ggz en daarna komt het blokje overig. Zoals
aangegeven doe ik eerst het blokje moratorium.
De heer Boomsma vroeg: zou een moratorium ook in Nederland moeten
gelden? Allereerst is voor een moratorium een wetswijziging nodig. In de
wet zit, zoals mevrouw Bikker terecht zei, geen aan- en uitknop, dus dat
kan ook helemaal niet. We kunnen nu niet zeggen en je kunt niet per
motie bepalen dat er een moratorium moet worden ingesteld. In het
regeerprogramma, waaraan ik als staatssecretaris uiteraard gebonden ben,
is ook afgesproken dat de wettelijke kaders ten aanzien van euthanasie
ongewijzigd blijven. Dat stond overigens ook in het
hoofdlijnenakkoord.
Daarnaast is een moratorium zeer onwenselijk en ook niet nodig. Het is
onwenselijk omdat een moratorium een open gesprek over de doodswens van
mensen tot 30 jaar in de weg staat, terwijl uit onderzoek van onder meer
het Expertisecentrum Euthanasie ā ik zei het net al ā en 113
Zelfmoordpreventie blijkt dat er juist door een open gesprek over de
doodswens weer perspectief op leven kan ontstaan. Dan kan je zeggen dat
je dat gesprek ook kan voeren zonder dat die mogelijkheid er is, maar
dat is nou juist niet het geval. Heel veel van die gesprekken komen tot
stand omdat mensen weten dat er een mogelijkheid is. Overigens wordt die
mogelijkheid zelden ingevuld; dat weten we ook. Daardoor weten mensen
zich ook te wenden tot een professional en daardoor ontstaan er
gesprekken over de doodswens en ontstaat er mogelijk ook weer een wens
om te leven. Dat weten we dus ook uit onderzoek. Als je die optie
weghaalt, blokkeer je dus ook dat gesprek op die manier.
Een moratorium is ook niet nodig, omdat we in Nederland duidelijke
zorgvuldigheidscriteria hebben en een zorgvuldige euthanasiepraktijk.
Het is goed om dat nogmaals te benadrukken. Zo is extra behoedzaamheid
vereist bij euthanasieverzoeken op basis van psychisch lijden en is er
grotere terughoudendheid naarmate de patiƫnt jonger is. Nogmaals, dat
staat al in de richtlijnen. Voor de arts is de individuele en
persoonlijke situatie van elke patiƫnt altijd leidend bij de beoordeling
of aan alle zorgvuldigheidscriteria wordt voldaan. Ook de oordelen van
de RTE laten zien dat er door artsen zorgvuldig wordt gehandeld.
Laat ik tot slot zeggen, misschien als persoonlijke noot: als deze motie
wordt ingediend en het haalt, zal ik haar niet uitvoeren en ik vermoed
dat mijn opvolger dat ook niet doet.
Voorzitter. Wat vindt de staatssecretaris van het moratorium in Canada?
Omdat het daar vaak over is gegaan, is het wel goed om daar enige
helderheid over te scheppen. Er is in dit debat een beeld geschetst dat
er in Canada al een staande euthanasiepraktijk is voor patiƫnten met
psychisch lijden, dat er iets is geconstateerd in die praktijk en dat ze
er vervolgens mee gestopt zijn. Dat is niet het geval. Het geval is dat
euthanasie sinds 2021 in Canada ook mogelijk is voor patiƫnten met een
langere levensverwachting. Door een zogenaamde sunset-clausule zou de
wet voor patiƫnten bij wie de doodswens uitsluitend uit een
psychiatrische aandoening voortkwam, in 2023 van toepassing worden. Dit
is dus nooit in de praktijk gebracht; het zou toen van toepassing
worden. Maar in 2023 is dat met een jaar verlengd en vervolgens is het
opnieuw verlengd tot 2027. Er is dus geen sprake, zoals is beweerd in
dit debat, van een staande euthanasiepraktijk waarbij men tot inkeer is
gekomen op basis van wat men in de praktijk zag gebeuren. Dat is dus
niet het geval. Bovendien moet gezegd worden dat er in Canada, anders
dan in Nederland, geen decennialange euthanasiepraktijk is. Dat is
slechts mogelijk sinds 2016. In Nederland is dat al decennialang het
geval. Je kan het dus ook niet met elkaar vergelijken op die manier,
want in Nederland kennen wij een zeer zorgvuldige euthanasiepraktijk die
met alle mogelijke waarborgen vooraf en achteraf is vormgegeven.
Voorzitter. Dan de vraag van mevrouw Westerveld waar de leeftijdsgrens
van 30 jaar vandaan komt. Volgens mij is die ook aan mij gesteld. Er is
geen leeftijdsgrens van 30 jaar in de euthanasiewet. Je kan 'm erbij
pakken, maar hij staat er niet in. Wel wordt de categorie tot 30 jaar
apart vermeld in de jaarverslagen van de RTE. Dit biedt mogelijke
verklaringen voor de vraag waarom deze leeftijdsgrens vaak wordt
gebruikt, maar hij staat niet in de wet. Dat ten aanzien van het kopje
moratorium.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank aan de staatssecretaris, al vind ik het wel wonderlijk hoe stevig
er binnen de coalitie wordt gereageerd. Maar goed, dat is niet aan mij.
Ik constateer alleen de verwondering. Mijn vraag ziet op die leeftijd
van 30 jaar. Mijn beeld is namelijk dat dit ook te maken heeft met de
breinontwikkeling en de impact daarvan op de psyche. Ziet de
staatssecretaris daar een verband tussen?
Staatssecretaris Karremans:
Dat kan natuurlijk een rol spelen, zeker hoe jonger de patiƫnt is. Maar
nogmaals, die grens van 30 staat niet opgenomen in de wet, ook niet om
die reden.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker heeft een vervolgvraag.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Maar zou de staatssecretaris niet nieuwsgierig zijn naar welk verband er
is met die breinontwikkeling? Dat zien we eigenlijk ook op heel veel
andere terreinen, waar we de wet- en regelgeving aan het aanpassen zijn
omdat we weten dat het impact heeft op de toekomst van jongeren. Ik zou
de staatssecretaris in alle rust en terughoudendheid, zonder daar nu
direct van alles aan te willen verbinden, willen vragen om daar iets
bedachtzamer of reflectiever op te reageren. Kan hij iets van die
beweging meemaken?
Staatssecretaris Karremans:
Ik denk dat ik het niet eens mee hoef te maken, want zo staat het al
geformuleerd in de richtlijn. Er moet ook grotere behoedzaamheid
plaatsvinden als het gaat om jongere patiƫnten, en dat heeft onder
andere hiermee te maken. Wat dat betreft vergt dat geen verdere
nieuwsgierigheid van mijn kant; dat is nou eenmaal onderdeel van de
staande praktijk. Ik zei ook: als de patiƫnt jonger is, wordt er grotere
behoedzaamheid betracht door psychiaters.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker, tot slot.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Maar dan toch: vorig jaar was er een verdubbeling van het aantal
euthanasiegevallen onder de 30 en afgelopen jaar was er opnieuw een
toename. Dat is substantieel, juist bij deze leeftijdsgroep. Dan vind ik
het verwonderlijk dat de staatssecretaris eigenlijk alleen maar zegt:
zoals het gaat, gaat het goed. Dat moet toch ook een zorg zijn als we
weten dat het brein ontwikkelt, als we zien dat dit toeneemt, dat we op
dat punt ⦠Soms maakt een wet iets mogelijk wat je niet eerder voor ogen
had. Dan kan dat toch een moment van rustige reflectie zijn?
Staatssecretaris Karremans:
"Zoals het gaat, gaat het goed." Daar wil ik wel even op aanhaken. Ik
denk dat mevrouw Bikker en ik wat dat betreft echt anders in de
wedstrijd zitten. Als ik het goed begrijp, denk ik dat mevrouw Bikker
zegt dat we naar nul euthanasieverzoeken toe moeten werken. Ik kan dat
als staatssecretaris, en ook als liberaal, niet zo voor mezelf zeggen.
Waarom niet? Omdat elk individueel geval anders is. Het zou zomaar
kunnen dat al die 30 gevallen ā dat aantal zou kunnen groeien naar 60 ā
allemaal gerechtvaardigd zijn en dat er bij allemaal sprake is van
uitzichtloos lijden. Dan zijn al die patiƫnten die dat verzoek doen
vrijwillig en zorgvuldig getoetst door professionals. Dan wordt aan de
wetgeving voldaan.
Ik snap dat mevrouw Bikker, ook vanuit haar partij en haar ideologische
achtergrond, misschien denkt: "We moeten omlaag; dat zou beter zijn. Een
stijging is dus per definitie slecht." Daar ga ik niet in mee. Als het
zorgvuldig gebeurt en individuele gevallen zorgvuldig worden gewogen
volgens de wetgeving die we hebben en volgens de richtlijnen die er
zijn, dan kunnen we spreken van een zorgvuldige euthanasiepraktijk in
Nederland ā niet als er sprake is van een daling. Daar zeg ik wel bij
dat ZonMw nu onderzoek uitvoert naar de factoren die onder andere aan
deze stijging bijdragen. Die nieuwsgierigheid heb ik natuurlijk ook. Ik
denk dat ik die nieuwsgierigheid deel met mevrouw Bikker. Dat wil ik
natuurlijk graag weten. Ik ga dat ook niet uit de weg. Er wordt
onderzoek naar gedaan; de resultaten verwachten we volgend jaar. Dat is
een complex onderzoek, omdat het een complexe realiteit is. Dat
onderzoek wil ik afwachten. Ik wil niet op voorhand naar conclusies gaan
dat het aan de ggz ligt, aan de jeugdzorg ligt of aan iets anders ligt.
Ik wil dat onderzoek afwachten. Dat onderzoek wordt nu gedaan, in
opdracht van het ministerie van VWS.
De voorzitter:
Een klein bezwaar van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, een klein bezwaar. EƩn. Ik zit hier niet in een
wedstrijd. Ik ben hier echt bezig om te zoeken hoe we elkaar kunnen
verstaan bij deze hele hevige thematiek. Ik denk dat dat een belangrijke
opmerking is bij een debat dat over zoiets diep indrukwekkends gaat wat
impact heeft op levens. Twee. Los van hoe ik hier ideologisch in zit,
worden al mijn vragen nu een soort van in die koker geduwd. De
staatssecretaris herhaalt iedere keer "mevrouw Bikker wil naar die nul
toe" en "dat is haar ideologische overtuiging". Dat mag allemaal waar
zijn en ik vind het prachtig dat hij dat voor ogen heeft, maar ik stel
een vraag over de significante toename en of de wet zich daartoe
verhoudt. Dan vind ik het eerlijk gezegd geen recht doen aan mijn
inbreng, die ik zorgvuldig doe en voorbereid heb, om die dan een soort
van ideologisch in de hoek te parkeren. Zo ervaar ik dat, dus vandaar
die korte opmerking.
Staatssecretaris Karremans:
Voor de duidelijkheid: ik zeg niet dat dit een onrechtvaardige mening is
van mevrouw Bikker. Ik denk dat zij heel duidelijk heeft gezegd dat zij
zich zorgen maakt over de stijging. Dat heb ik mevrouw Bikker
daadwerkelijk horen zeggen. Je zou daarmee logischerwijs de conclusie
kunnen trekken dat je zegt dat je dat geen goede ontwikkeling vindt. Ik
zeg dat ik zover niet ga. Ik zeg dat elk individueel geval anders is en
dat ik die niet allemaal op ƩƩn hoop kan gooien en kan zeggen dat het
daardoor opeens een slechte ontwikkeling is. Het gaat om, vaak complexe,
individuele gevallen, die allemaal zorgvuldig getoetst worden. Als dat
het geval is, dan zal je mij niet horen zeggen dat het een slechte zaak
is dat er uiteindelijk zo veel meer euthanasiegevallen zijn, omdat het
elke keer weer individuele gevallen zijn. Ten aanzien van de factoren
die een rol kunnen spelen in deze stijging heb ik gezegd dat we daar
onderzoek naar doen. Daar doen we ook onderzoek naar. Maar ik heb geen
waardeoordeel ten aanzien van de vraag of dat een slechte ontwikkeling
zou zijn.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Zou het het inhoudelijke gesprek dat we voeren niet helpen als de
staatssecretaris ten minste erkent dat de praktijk waarin we nu zijn
beland en waarin we het dus hebben over euthanasie bij soms hele jonge
mensen met psychisch lijden, door onze wetgever destijds niet zo is
voorzien. Is het daarom niet heel goed dat we daar inderdaad toch over
spreken en vragen welke mogelijkheden de wet biedt en of die normen niet
te open zijn, als we ook voldoende ruimte willen bieden aan de
bescherming van kwetsbare mensen?
Staatssecretaris Karremans:
Als de wetgever dat had voorzien, dan vermoed ik dat de wetgever een
leeftijdsgrens had ingesteld. Ik ben geen wetgever. De wetgever zit aan
de overzijde, maar ik vermoed zomaar dat als de wetgever dit niet had
gewild voor Nederlanders onder de 30 jaar, de wetgever daar een
leeftijdsgrens voor had ingesteld in de wet. Maar in de beantwoording op
de vraag die mevrouw Westerveld mij stelde, heb ik net gezegd dat die
leeftijdsgrens niet in de wet staat.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Is het eerlijke antwoord niet veel meer dat de wetgever dit niet
voorzien heeft en dat we toen niet konden voorzien dat we in een
discussie zouden belanden over het actief beƫindigen van het leven van
personen die menselijkerwijs nog decennia zouden kunnen leven? Dan kom
ik bij mijn vervolgvraag. De staatssecretaris reageert net zo allergisch
op een mogelijke commissie van wijzen als een liberaal aan deze kant.
Dat verbaast mij. Ik heb nog even gekeken naar de instellingsopdracht
van de commissie-Schnabel. Die ging juist over de ruimte die er binnen
de euthanasiewet wel of niet is met betrekking tot voltooid leven. Je
zou toch heel goed zo'n exercitie kunnen uitvoeren naar de vraag: welke
ruimte biedt de huidige wet nu met betrekking tot euthanasie rond
psychisch lijden? Daar is niks betuttelends of wat dan ook aan. Dat is
niet illiberaal. Het is, ook conform die commissie van destijds, gewoon
het onderzoeken wat de wetgever toen voor ogen stond en of die wetgeving
op dit punt nog genoeg is toegesneden op de huidige praktijk.
Staatssecretaris Karremans:
De euthanasiewetgeving wordt continu geƫvalueerd. Die is al vier keer
geƫvalueerd. Daar valt natuurlijk ook euthanasie voor patiƫnten met
psychisch lijden onder. Elke keer kwam uit de evaluatie dat dat
zorgvuldig gebeurt, ook bij mensen onder de 30 jaar. Dat ten
eerste.
Ten aanzien van de commissie van wijzen heb ik gezegd: dat ligt bij de
beroepsgroep. Die zijn daar ook mee bezig. Er is een werkgroep met
psychiaters, ethici, juristen en nabestaanden. NSC beschrijft in de nota
de samenstelling die ze zouden willen hebben van een zogenaamde
commissie van wijzen. Dat wordt nu in feite gedaan door middel van een
werkgroep die door de NVvP is ingesteld. Daarbij worden alle
perspectieven meegenomen, met aan de ene kant de perspectieven van de
psychiaters, hoewel er flanken zijn. Mijn beeld is dat de algemene
mening van de beroepsgroep veel genuanceerder is dan in de media naar
voren wordt gebracht. Dat zijn flanken. Er werd door de heer Boomsma
bijvoorbeeld een brief aangehaald die naar het OM is gestuurd door een
aantal psychiaters die de gevallen niet kenden, die de patiƫnten niet
hebben gezien. Dit zeg ik om dat even allemaal in perspectief te
plaatsen. Het is belangrijk om de nuance daarbij te geven, zeker bij
zo'n onderwerp. Maar dat wordt dus door de beroepsgroep op die manier
opgepakt. Dat zal vanzelfsprekend leiden tot debat en discussie binnen
de beroepsgroep. Daar zal mogelijk een herziening van de richtlijn uit
voortvloeien, of niet. Maar naar mijn mening vindt dat plaats op de
juiste plek, binnen de beroepsgroep. Daar wordt niet alleen door
psychiaters naar gekeken, maar dat gebeurt ook in de bredere
context.
De voorzitter:
De heer Van Dijk met een vervolgvraag.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De laatste keer op dit punt. Ik mis het besef van de notie dat je ook
heel zorgvuldig een verkeerde route kunt inslaan. Ik mis echt ontzettend
de eigen verantwoordelijkheid van de wetgever, die deze staatssecretaris
wel degelijk is. Die verantwoordelijkheid zit niet alleen aan deze kant.
Ook u heeft als wetgever de taak, ook op grond van artikel 2 van het
EVRM, dat ik al noemde, om te staan voor de bescherming van de levens
van kwetsbare mensen. Ik hoop dat de staatssecretaris daar nog nader op
wil ingaan. Bij wie ziet hij die verantwoordelijkheid liggen? We kunnen
dit niet allemaal neerleggen bij de beroepsgroep.
Staatssecretaris Karremans:
Dat wordt natuurlijk geborgd door de zorgvuldigheid van zo'n traject.
Dat besluit wordt niet over ƩƩn nacht ijs genomen. Het is een beetje dat
beeld dat in Amerika weleens leeft van de euthanasiepraktijk in
Nederland: als je maar je vinger opsteekt, zou je al in aanmerking komen
voor euthanasie. Dat is niet het geval. Het aantal toekenningen van
euthanasie voor deze doelgroep, dus de jongeren, is heel laag, echt
ontzettend laag. Er werd ook terecht aangehaald dat heel veel jongeren
in de meest tragische gevallen dan juist kiezen voor suĆÆcide. Die maken
op die manier op een vreselijke wijze een einde aan hun leven. Dat
willen we volgens mij ook niet als samenleving. Ik denk dus dat het heel
erg geborgd is door de zorgvuldige wetgeving en door het feit dat er,
naarmate er sprake is van een jongere patiƫnt, meer behoedzaamheid moet
worden betracht. Dat staat in die richtlijn. Die richtlijn wordt nu
herzien door de beroepsgroep zelf, door de mensen die er verstand van
hebben, omdat het voor een groot deel ook een medische kwestie is. Ik
denk dat het verstandig is om dat af te wachten.
De heer Boomsma (NSC):
Maar meent de staatssecretaris nou dat je op individueel niveau, bij
individuele patiƫnten, kunt vaststellen of een situatie uitzichtloos
is?
Staatssecretaris Karremans:
Dat is wat psychiaters doen. Dat is wat ze doen. Dat is ook hun werk. Er
werd ook in de beantwoording wel gezegd: bij mensen die geen somatische
aandoening hebben, dus mensen die een geestesziekte hebben, kan je het
eigenlijk niet vaststellen. Als we het niet kunnen vaststellen, vraag ik
me af waarom we per jaar 9 miljard aan de ggz uitgeven. Er worden wel
degelijk op basis van wetenschap diagnoses gesteld. Dat is wat
psychiaters doen. Dat is een wetenschap. Dat is een medische wetenschap
waar mensen voor opgeleid worden. Die werken in de praktijk. En ja, hoe
ingewikkeld het ook is bij niet-somatische aandoeningen, het wordt wel
degelijk in de praktijk gebracht en gepraktiseerd. Dat gebeurt door
psychiaters.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Maar het punt is natuurlijk juist dat uit allerlei wetenschappelijke
onderzoeken blijkt dat dat zelfs op groepsniveau niet goed is vast te
stellen en dat daar een enorme onzekerheid in zit, laat staan op
individueel niveau. Dan kan de staatssecretaris wel zeggen "dat wordt
gewoon vastgesteld en dat gebeurt zorgvuldig", maar dan miskent hij de
huidige wetenschappelijke kennis, die ervan uitgaat dat er een enorme
onzekerheid bij zit.
Staatssecretaris Karremans:
Als je dat vindt, dan moet je zeggen: dan vinden we dat euthanasie bij
psychisch lijden überhaupt niet meer is toegestaan, of het nou patiënten
zijn van 30 jaar, van 25 jaar, van 65 jaar of van 70 jaar. Dan heb je
daar met elkaar een principiƫle discussie over en die reikt volgens mij
veel verder dan deze initiatiefnota. Dat is wel wat de heer Boomsma
zegt. Maar ik ben blij dat we juist wetgeving hebben, omdat er wel
degelijk sprake kan zijn van uitzichtloos psychisch lijden. Daar kijken
psychiaters naar. Die behandelen daar natuurlijk ook in eerste instantie
voor, maar uiteindelijk kan het zo zijn dat iemand in de situatie komt
dat er geen uitweg meer mogelijk is en dat er dan een optie is van
euthanasie. Die wordt zeker bij jonge patiƫnten zƩƩr zeldzaam toegekend.
We moeten niet doen alsof het zomaar staande praktijk is dat als je dat
maar wilt, je het ook zo toegekend krijgt. Maar het is goed dat die
optie er is. Die wetgeving hebben we ervoor gemaakt met elkaar.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb eerst even een huishoudelijke mededeling. Dit debat
stond gepland tot 17.00 uur. Daar zijn we voorbij. Wij kunnen dus ā dat
is aan de commissie ā dit debat op een ander moment voortzetten, maar
dat zal dan wel na het zomerreces worden. Dat is het dilemma. De andere
mogelijkheid is natuurlijk dat we doorgaan en dat we het debat vandaag
afmaken. Volgens mij, als ik zo naar links kijk, wordt dat 'm. We gaan
dus door met het debat.
Er was nog een vraag van de heer Boomsma. Laat dan maar, zegt hij. Dat
is mooi. Staatssecretaris, was u klaar met blokje ƩƩn?
Staatssecretaris Karremans:
Ja, dat had ik net afgerond. Dan ga ik naar blokje twee. Dat gaat over
de ggz. Daar is veel over gezegd.
Ik wil daar ook een opmerking over maken. Er zijn veel vragen gesteld en
ik snap die vragen ook. Er zijn grote problemen in de ggz. Daar werken
we hard aan met z'n allen. Ik heb onlangs een uitgebreide agenda
gestuurd waarin staat hoe we de ggz willen verbeteren; daar staan vier
punten in. Die heeft mevrouw De Korte vast gelezen. Ik zie mevrouw De
Korte knikken, dus zij weet hoe voortvarend wij daarmee aan de slag
zijn. Maar dat is niet makkelijk, dus we moeten ook niet doen alsof het
morgen opgelost is. Dat vind ik een beetje flauw. Dat is het namelijk
gewoon echt niet. Het is heel complex en er is veel aan de hand. Daar
zijn flinke keuzes in nodig, waar ook ā laat ik het zo zeggen ā de Kamer
bij nodig is; het is niet alleen een zaak van het kabinet.
Dat gesteld hebbende is het belangrijk om te beseffen dat er bij elke
toekenning van euthanasie altijd intensieve behandeltrajecten aan
voorafgaan. Het is niet zo, om dat beeld even weg te nemen, dat iemand
op een wachtlijst staat voor de ggz, het te lang vindt duren, denkt
"nou, dan doe ik maar een euthanasieverzoek" en dat het dan wordt
toegekend. Dat is niet het geval. Zo gaat het niet in Nederland. Dit zeg
ik dus om dat beeld gelijk uit de wereld te helpen.
Ik wil beginnen met de vraag van mevrouw Westerveld, namelijk hoe ik
kijk naar de uitspraak van kinder- en jeugdpsychiater Aben dat de
toename van euthanasieverzoeken als gevolg van falende zorg
maatschappelijk en moreel onaanvaardbaar is en of ik een verband zie
tussen tekortschietende zorg en een toename van de vraag naar
euthanasie. Wat zou hier volgens mij aan gedaan moeten worden? Ik heb
daar natuurlijk in mijn inleiding iets over gezegd. Ik weet dat mevrouw
Westerveld er ook zo over denkt. Ik verwijs ook naar het onderzoek. Ik
ga daarin niks uit de weg. Daarom is het belangrijk dat we inzicht
krijgen in de oorzaken van de stijging van het aantal
euthanasieverzoeken en -meldingen. Daarom is er in februari 2025 ā dat
is een paar maanden geleden ā via ZonMw door VWS een opdracht verstrekt
voor onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek hiernaar. We zullen
vanzelf zien wat eruit komt. Ik wil niet van tevoren voorsorteren op
uitkomsten. Je moet de ruimte geven om dat onderzoek goed te doen. Dat
onderzoek zullen wij vermoedelijk medio 2026 opgeleverd krijgen.
Mevrouw Bikker vroeg: welke ruimte zouden psychiaters of andere
zorgverleners moeten krijgen om net zo lang met iemand mee te lopen als
nodig is? Ik vind het allereerst belangrijk dat we altijd naast
patiƫnten blijven staan, ook als er geen behandeling meer plaatsvindt.
Het is belangrijk dat mensen met mentale problemen ondersteuning of zorg
ontvangen die past bij hun hulpvraag. Die zijn er niet altijd binnen de
curatieve ggz. Als er geen behandeldoelen meer zijn, kan hulp vanuit het
sociaal domein of ondersteuning via informele zorg voor iemand beter of
passender zijn.
Dan het praten over de doodswens in de spreekkamer. Hoe kan het praten
over de doodswens toch een plek krijgen zonder met de optie van
euthanasie te komen? Ik heb daar, denk ik, al wel op geantwoord. Vaak
ontstaat zo'n gesprek doordat patiƫnten weten dat die mogelijkheid er is
ā niet dat die wordt toegekend, maar wel dat die er is. Daardoor
ontstaat een opening. Vaak wordt er een verzoek gedaan en kan een
behandelaar gaan doorvragen en zo'n vraag afpellen: wat is er nou aan de
hand? Naar aanleiding van een euthanasieverzoek waar mensen mee
binnenkomen kun je het hebben over de doodswens en de achterliggende
oorzaken. Zo kan de behandelaar verder gaan afpellen. Daarbij is het
heel belangrijk dat er geen taboe is en dat die doodswens of dat
euthanasieverzoek van een patiƫnt serieus wordt genomen. Dat is
ontzettend belangrijk.
Dan de vraag van mevrouw Bikker, die zegt dat jongeren niet altijd
gebaat zijn bij de ggz. Op welke manier kun je daarnaar kijken? Jongeren
die psychisch lijden moeten de zorg en de ondersteuning krijgen die past
bij hun hulpvraag. Dat kan in de jeugdhulp zijn, maar dat kan ook in de
ggz zijn. In andere gevallen is ondersteuning in het sociaal domein of
contact met lotgenoten passender voor iemand naast of in plaats van
zorg. Behandeling is daarnaast altijd gericht op de persoon en zijn of
haar omgeving, dus school, werk, sociale kring of misschien zelfs wel
sport. Voor jeugdigen geldt sowieso dat ouders veelal betrokken zijn bij
de behandelingen.
Dan de vraag van mevrouw Westerveld over het AZWA. Die vraag begrijp ik
heel goed. Daarin zitten immers stevige keuzes ten aanzien van de ggz.
Ik ben vanochtend nog bij een overleg in Utrecht geweest met alle
AZWA-partijen. Zoals mevrouw Westerveld weet, is het vooruitzicht dat ik
niet meer heel lang staatssecretaris ben op deze post. Maar ik werk tot
in de laatste minuut door aan het verbeteren van de zorg en de ggz. Ik
ben daar dus nog steeds mee bezig. Ik heb ook goede hoop dat we stappen
kunnen zetten. Ik zie veel draagvlak bij patiƫntorganisaties,
professionals en aanbieders in de ggz om stevige stappen te zetten. Op
het moment dat er een akkoord wordt gesloten, zal ik zelf waarschijnlijk
geen staatssecretaris meer zijn. Maar ik hoop wel dat het wordt
gesloten.
Ben ik het ermee eens dat het onverteerbaar is dat het criterium van het
ontbreken van een andere oplossing van toepassing kan zijn, gezien de
situatie in de ggz? Het is belangrijk om te zeggen dat er een verschil
is tussen uitzichtloosheid en het bijbehorende uitbehandeld zijn en het
ontbreken van andere redelijke oplossingen. Het zorgvuldigheidscriterium
van het ontbreken van andere redelijke oplossingen slaat op het zoeken
naar opties om het lijden te verzachten wanneer dit als onbehandelbaar
is beoordeeld. Dat ligt natuurlijk niet altijd binnen de specialistische
ggz. Dat wil dus niet zeggen dat als er geen behandelopties meer zijn,
automatisch aan dat criterium wordt voldaan. Dat is niet het geval, dat
zijn wel echt twee verschillende dingen.
Dan de financiering van TOPGGz. Hoe sta ik tegenover de oproep om de
TOPGGz meer structureel te financieren? TOPGGz-instellingen zijn
afdelingen die naast het leveren van hoogspecialistische ggz ook
"topreferente" taken uitvoeren; ik moest het zelf ook even opzoeken,
want die term had ik nog niet eerder gehoord. Hierbij geldt een
onderscheid tussen kosten voor zorg en kosten van zorg. De taken
deskundigheidsbevordering, kennisdeling, consultatie en advies zijn
kosten voor de zorg. Deze kosten worden vergoed vanuit de
Zorgverzekeringswet. De taken onderzoek, ontwikkeling en innovatie zijn
kosten van de zorg. Voor deze kosten kunnen TOPGGz-instellingen zich
bijvoorbeeld wenden tot ZonMw en financiering van onderzoeksprogramma's
die beschikbaar zijn. Ik ben op de hoogte van de wens van de
TOPGGz-instellingen, maar ik ga ervan uit dat deze kosten gedekt zullen
worden uit de reeds bestaande middelen.
Dan over jongeren met autisme, die relatief vaak een euthanasieverzoek
doen. Neem ik dat mee in de plannen om de jeugdzorg en de ggz te
verbeteren? In de Hervormingsagenda Jeugd zetten we in op lokale teams,
zoals mevrouw Westerveld weet. Jongeren met autisme moeten snel en
laagdrempelig passende hulp en ondersteuning krijgen. Zo wil ik ook waar
mogelijk voorkomen dat deze jongeren vastlopen in hun leven en
psychische klachten ontwikkelen. Overigens, een onderdeel van het AZWA
zijn de exclusiecriteria, waar deze groep juist zo veel last van heeft.
Daar moeten we in grotere stappen vanaf. Ik weet dat mevrouw Westerveld
daar vaak voor gepleit heeft. Dat hebben we op die manier nu ook
opgepakt. Ik hoop dat dit in de toekomst kan helpen. Dat ten aanzien van
de ggz.
Tot slot heb ik nog het kopje overig. Dat zijn traditiegetrouw nog best
wat vragen. Allereerst: wat is de doelstelling van de regering met
ThaNet? De inzet lijkt om euthanasie bij psychisch lijden te
normaliseren. Kan ik met kracht zeggen dat dit niet het geval is, is de
vraag. ThaNet is opgericht om de zorg voor mensen met een persisterende
doodswens of euthanasieverzoek te verbeteren, niet om euthanasie bij
psychisch lijden te normaliseren. Het doel van ThaNet is het delen en
vergroten van kennis en expertise onder psychiaters en andere
zorgprofessionals binnen de geestelijke gezondheidszorg, zodat zij beter
in staat worden gesteld om met hun patiƫnten het gesprek over hun
doodswens te kunnen voeren en eventueel een euthanasieverzoek te kunnen
beoordelen. Dit doel sluit aan bij het beleidsdoel dat mensen met een
doodswens of euthanasieverzoek zo veel mogelijk bij hun eigen
behandelaar terechtkunnen, want dat is belangrijk.
Dan de vraag hoe de regering omgaat met het feit dat de beroepsgroep van
psychiaters zo verdeeld is. Ik heb zelf met die beroepsgroep daarover
gesproken. Mijn beeld is niet dat het een totaal verdeeld veld is. Er is
een heel grote, brede middengroep die daar heel genuanceerd over denkt.
Natuurlijk is er sprake van handelingsverlegenheid bij groepen
psychiaters. Dat is ook niet gek, denk ik. Daarvoor is ThaNet er
natuurlijk ook. Maar bij deze meningen gaat het vooral om flanken. Mijn
beeld is echt dat er op dit moment intern een constructieve dialoog
wordt gevoerd, en bij de NVvP willen ze ook echt meer inzicht krijgen in
hoe het thema euthanasie verder speelt onder hun leden. Deze
visievorming neemt de NVvP ook mee in het proces rondom de herziening
van de richtlijn. Ik ga ervan uit dat de verschillende perspectieven ook
bij de richtlijnherziening worden meegenomen.
Hoe wordt er in omringende landen omgegaan met euthanasie bij psychisch
lijden? In drie andere Europese landen is euthanasie of hulp bij
zelfdoding op basis van psychisch lijden toegestaan, namelijk in de rest
van de Benelux, Belgiƫ en Luxemburg dus, en ook in Spanje. Voor al deze
landen geldt een leeftijdsgrens van 18 jaar.
Hoe wordt er naar Nederland gekeken als het gaat om euthanasie bij
psychisch lijden? Andere landen kijken doorgaans kritisch naar de
Nederlandse euthanasiepraktijk. U hebt wellicht eerder de filmpjes van
Amerikaanse politici gezien, die over de euthanasiepraktijk in Nederland
praten. Dan kunt u dat een beetje invullen. Maar dat heeft natuurlijk
ook te maken ā mevrouw Bikker zei het ook al ā met de voortrekkersrol
die wij hierin innemen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat zei ik niet. Nee. Daar ben ik ook niet trots op.
Staatssecretaris Karremans:
Voor de notulen: dat zei mevrouw De Korte.
Dan de vraag of ik het voorstelbaar acht dat psychiaters zich
terughoudend opstellen zolang de wet hierin ruimte biedt. Momenteel
stellen psychiaters zich terughoudend op. Dat is nu eenmaal het geval.
De professionele standaard voor euthanasie bij psychisch lijden is
neergelegd in de richtlijn Levensbeƫindiging op verzoek bij patiƫnten
met een psychische stoornis van de Vereniging voor Psychiatrie. In die
richtlijn is aangegeven dat er extra behoedzaamheid in acht moet worden
genomen wanneer de grondslag van een verzoek primair gelegen is in een
psychische stoornis. Tevens stellen de RTE- en NVvP-richtlijnen dat er
grotere, maar niet per definitie absolute terughoudendheid moet worden
betracht naarmate de patiƫnt jonger is. Er is dus sprake van grote
terughoudendheid op dat gebied en dat zien we natuurlijk ook in de
cijfers.
Over het voldoende beschermen van kwetsbare mensen heb ik het al
gehad.
Zijn er aanwijzingen dat er momenteel onzorgvuldig wordt omgegaan met de
beoordeling van uitzichtloosheid en ondragelijk lijden of dat er
onvoldoende waarborging is? Nee, die signalen zijn er niet. De
uitzichtloosheid is sterk persoonsgebonden en individueel bepaald en de
beoordeling daarvan is ook maatwerk. In de NVvP-richtlijn wordt
beschreven hoe uitzichtloosheid en ondragelijk lijden bij een psychische
stoornis moeten worden beoordeeld en welke specifieke aandachtspunten
bij jongeren in acht moeten worden genomen, maar deze richtlijn wordt op
dit moment, zoals gezegd, herzien.
Dat waren mijn vragen, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van zijn vragen. Ik
zie een vraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
We hadden nog specifiek gevraagd naar het SUNSET-onderzoek omdat dat een
projectfinanciering van drie jaar is. Mevrouw Paulusma had daar ook een
aantal vragen over. Dit is een projectfinanciering van drie jaar. In de
brief van de staatssecretaris lezen we dat hij aangeeft: het is heel
waardevol maar er is wel financiering nodig. Mijn vraag is: als we met
elkaar constateren dat het heel waardevol is, en dat doen we volgens
mij, hoe gaan we er dan voor zorgen dat dit soort onderzoeken blijft
bestaan?
Staatssecretaris Karremans:
Ik denk dat het handig is als ik daar in tweede termijn op
terugkom.
De voorzitter:
Dan is er nog een vraag van de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Nu u zo vragend kijkt, dacht ik: ik pak nog even de gelegenheid. De
staatssecretaris gebruikt soms best stevige woorden, bijvoorbeeld als
hij zegt: uit alle wetsevaluaties blijkt dat de wet goed functioneert.
Ik dacht: ik zoek die vierde wetsevaluatie nog even op. Geen woord over
de stijging van euthanasieverzoeken door jongeren. Dat is ook vrij
logisch, want de snelle stijging was er vooral in 2023 en 2024 en lijkt
nu door te gaan. Dan kun je dus niet zomaar zeggen: het loopt allemaal
goed en lekker en er is geen enkele reden voor ingrijpen. Wil de
staatssecretaris misschien bevestigen dat de conclusie "uit alle
wetsevaluaties blijkt dat het goed functioneert" gewoon uit de lucht is
gegrepen?
Staatssecretaris Karremans:
Ik zie mevrouw Bikker erg glimlachen, maar dat heb ik niet gezegd.
Mevrouw Bikker had het net over "woorden in de mond leggen" en dit heb
ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat er een zorgvuldige euthanasiepraktijk
is; dat is wat ik gezegd heb en zo is die ook geƫvalueerd. De
euthanasiewetgeving wordt net zoals de abortuswetgeving ook altijd eens
in de zo veel tijd geƫvalueerd. De richtlijn wordt nu ook geƫvalueerd
door de beroepsgroep. Dat is wat ik heb gezegd. Ik heb niet gezegd "het
gaat wel lekker" of "het gaat wel goed". Ik vind ook dat dat geen recht
doet aan de serieusheid van dit onderwerp, maar ik denk dat de heer Van
Dijk dat met mij eens is.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, een punt van orde. Met mijn "glimlach" wordt mij nu weer
iets in de mond gelegd door de staatssecretaris. Ik glimlach omdat ik
het ermee eens ben dat collega Diederik van Dijk aanhaalt dat in die
wetsevaluatie niet iets staat over de problemen die we hier aan de orde
hebben. Daar glimlach ik om. Daar moet de staatssecretaris verder niet
van alles in leggen.
De voorzitter:
Dan is dat daarmee rechtgezet.
Ik stel voor dat we vijf minuten schorsen om de handjes te wassen,
voordat we beginnen aan de tweede termijn van de Kamer.
De vergadering wordt van 17.19 uur tot 17.26 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de tweede termijn van de zijde
van de Kamer. Daarvoor geef ik als eerste het woord aan de heer
Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Dank, voorzitter. Dank voor de beantwoording van mijn ambtsgenoot en van
de staatssecretaris, al stelde die laatste beantwoording ons wel teleur.
Kijk, feit is gewoon dat er ervaringsdeskundigen zijn die uitbehandeld
waren verklaard en inmiddels toch weer een goed leven hebben. Er zijn
ook mensen die hebben gezegd: "Als ik, toen het zo slecht met mij ging,
de keuze had gehad voor euthanasie, dan had ik het gedaan. Maar gelukkig
is dat niet gebeurd." Het is ook een feit dat bijna nergens in de
wereld, zelfs niet in de EU, euthanasie bij psychisch lijden zo wordt
toegepast. De staatssecretaris zegt dat het zorgvuldig gebeurt en dat er
altijd terughoudendheid is, maar hij kan ook niet verklaren waarom er nu
een toename is. Wij denken toch dat een pas op de plaats en goede
reflectie op hun plek zijn. Daarom heb ik deze motie, en nog een aantal
andere.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal euthanasiegevallen van jonge mensen tot 30
jaar met ernstig psychisch lijden is gestegen van 5 in 2020 naar 30 in
2024;
constaterende dat er volgens onderzoekers weinig bekend is over
uitzichtloosheid bij patiƫnten die psychisch lijden en het onbekend is
hoe het verschraalde ggz-aanbod voor patiƫnten met ernstige en complexe
problematiek hun euthanasiewens beĆÆnvloedt;
overwegende dat specifiek bij levensbeƫindiging van tieners en
twintigers er extra behoedzaam moet worden opgetreden;
verzoekt de regering om met de beroepsgroep tot een moratorium te komen
van drie jaar op euthanasie bij jonge mensen tot 30 jaar die psychisch
lijden, totdat meer duidelijkheid is over de zorgvuldigheidscriteria
voor euthanasie bij deze groep,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boomsma, Diederik van Dijk en
Bikker.
Zij krijgt nr. 5 (36624).
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal euthanasiegevallen van jonge mensen met
ernstig psychisch lijden is gestegen van 5 in 2020 naar 30 in
2024;
constaterende dat de zorgvuldigheidscriteria voor euthanasie vereisen
dat de arts overtuigd is van uitzichtloos lijden, maar dat dit moeilijk
is vast te stellen bij psychisch lijden bij jonge mensen;
overwegende dat de huidige verschuivingen door euthanasie in de ggz
bredere gevolgen hebben voor de Nederlandse euthanasiepraktijk en een
bredere blik nodig hebben dan alleen die van de betrokken
beroepsgroep;
verzoekt de regering een landelijke commissie van wijzen aan te stellen
die advies geeft over euthanasie bij jonge mensen tot 30 jaar die
ernstig psychisch lijden met aandacht voor:
benodigde objectieve medische maatstaven bij het beoordelen van uitzichtloosheid;
welke onzekerheid acceptabel is binnen de zorgvuldigheidscriteria van de Wet toetsing levensbeƫindiging;
hoe uitzichtloosheid kan worden beoordeeld, los van de beschikbaarheid van redelijke behandelopties;
het belang van de behandelrelatie en de rol van eerdere beoordelingen van euthanasieverzoeken;
de rollen van de verschillende artsen rondom euthanasie;
en dit uit het bestaande budget van de Gezondheidsraad te
financieren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boomsma, Diederik van Dijk en
Bikker.
Zij krijgt nr. 6 (36624).
De heer Boomsma (NSC):
Dan de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal euthanasiegevallen van jonge mensen met
ernstig psychisch lijden is gestegen van 5 in 2020 naar 30 in
2024;
constaterende dat een zorgvuldigheidscriterium voor het toepassen van
euthanasie is dat er geen redelijke andere oplossing is;
constaterende dat de jeugdzorg en ggz onder druk staan en de
toegankelijkheid en de beschikbaarheid van behandelingen met name voor
patiƫnten met meerdere ernstige aandoeningen sterk verslechterd
zijn;
overwegende dat het onduidelijk is in welke mate dit invloed heeft op
euthanasie bij jonge mensen met psychisch lijden in de leeftijd tot 30
jaar;
verzoekt de regering om binnen het lopende wetenschappelijke onderzoek
specifiek te kijken naar de invloed van de staat van de ggz, waaronder
de beschikbaarheid en toegankelijkheid van behandelingen, op
euthanasieverzoeken en -meldingen van jonge patiƫnten tot 30 jaar met
psychische aandoeningen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boomsma, Diederik van Dijk en
Bikker.
Zij krijgt nr. 7 (36624).
De heer Boomsma (NSC):
Tot slot, voorzitter, een motie over onderzoek naar uitzichtloosheid en
de prognose.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uitzichtloosheid een zorgvuldigheidscriterium is voor
het verrichten van euthanasie dat losstaat van de beschikbaarheid van
behandelalternatieven;
overwegende dat er grote onzekerheid is over het ziektebeloop en de
prognose bij psychisch lijden;
overwegende dat de lopende onderzoeken te kort en te weinig specifiek
zijn om duidelijkheid te geven hierover;
verzoekt de regering om meer wetenschappelijk onderzoek te doen naar
euthanasieverzoeken van jonge mensen tot 30 jaar die ernstig psychisch
lijden, gericht op:
hoe uitzichtloosheid als zorgvuldigheidscriterium bij euthanasie beoordeeld moet worden, los van de afwezigheid van een redelijk behandelalternatief;
de mate van zekerheid over prognoses bij psychisch lijden;
hoe de zekerheid van uitzichtloosheid van psychische aandoeningen zich verhoudt tot die van somatische aandoeningen die aanleiding zijn voor euthanasie;
en waar mogelijk gebruik te maken van lopende onderzoeken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boomsma, Diederik van Dijk en
Bikker.
Zij krijgt nr. 8 (36624).
Dank u wel. Mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter. Gezien de tijd ga ik bijna meteen naar de twee moties die ik
heb. Maar allereerst wil ik natuurlijk collega De Korte hartelijk danken
voor haar uitgebreide beantwoording. Ook toen zij een liberaal spervuur
om de oren kreeg, heb ik met interesse zitten luisteren.
Voorzitter. Een tweetal moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het aantal euthanasieverzoeken van mensen onder de 30
jaar al meerdere jaren significant stijgt;
overwegende dat juist bij deze groep wetenschappelijk is aangetoond dat
het brein nog niet is uitontwikkeld;
overwegende dat de beroepsgroep een verschil van opvatting kent over wat
goede zorg is voor deze groep patiƫnten, maar dat euthanasie geen
behandeloptie is;
overwegende dat de ggz al jarenlang kampt met wachtlijsten, die tot
verergering van de problematiek kunnen leiden;
voorts overwegende dat de Wet toetsing levensbeƫindiging op verzoek en
hulp bij zelfdoding geen noodrem heeft bij onvoorziene ontwikkelingen
waarvan de oorzaken en gevolgen nog onvoldoende bekend zijn;
verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe een noodventiel in de Wet
toetsing levensbeƫindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding behulpzaam
kan zijn, zodat bij onvoorziene ontwikkelingen een pas op de plaats
mogelijk is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker en Diederik van
Dijk.
Zij krijgt nr. 9 (36624).
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
De tweede motie is wat korter, hoor.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat publieke aandacht voor suĆÆcide kan leiden tot meer
suĆÆcides, het zogenaamde "Werther-effect";
overwegende dat dit effect ook kan optreden bij de publieke aandacht
voor euthanasie;
overwegende dat er een mediarichtlijn voor euthanasie is, aangereikt
door Expertisecentrum Euthanasie;
verzoekt de regering om te onderzoeken of deze mediarichtlijn afdoende
is om het Werther-effect te voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker, Boomsma en Diederik van
Dijk.
Zij krijgt nr. 10 (36624).
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank u wel.
De voorzitter:
Mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil de indiener bedanken voor de
beantwoording. Ik wil vooral de staatssecretaris bedanken, met name voor
zijn duidelijke reactie toen het ging over het moratorium. Ik denk dat
dit veel duidelijkheid schept.
Voorzitter. Waar vandaag geen duidelijkheid over is geschapen, is welk
probleem NSC wil oplossen. Er was veel discussie over de beroepsgroep,
over het moratorium, over wie wel en wie niet iets moet doen. Mevrouw De
Korte ging zo snel heen en weer dat ik het bijna niet meer kon
bijhouden. Mijn conclusie is dat juist de hulp aan jonge mensen vandaag
niet verbeterd is, wat ik bijzonder jammer vind.
Een waardevolle bijdrage daaraan zou kunnen zijn waar mijn motie over
gaat.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het landelijk netwerk ThaNet sinds 2023 een
belangrijke rol speelt in de ondersteuning van zorgprofessionals door
middel van scholing, kennisdeling en intervisie bij euthanasieverzoeken
bij mensen met psychisch lijden;
overwegende dat de opgebouwde expertise van grote meerwaarde is voor
patiƫnten en behandelaars;
constaterende dat de financiering van ThaNet eind 2025 afloopt, terwijl
het belang van deze voorziening onverminderd groot is;
verzoekt de regering om de financiering van ThaNet met ƩƩn jaar te
verlengen en ThaNet te adviseren over financiering na 2026,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Paulusma en Westerveld.
Zij krijgt nr. 11 (36624).
De heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de initiatiefneemster. Dank aan de
staatssecretaris voor de gegeven antwoorden. We hebben in ieder geval
een wezenlijke discussie gevoerd over wezenlijke thema's. Tegelijkertijd
is het toch jammer dat je bij in het bijzonder de liberale
woordvoerders, maar ook wel bij de staatssecretaris, de nodige kramp
ziet. Dat is jammer. De euthanasiewetgeving in ons land kan rekenen op
zeer breed politiek draagvlak. Helaas, zeg ik er als SGP'er bij, maar
dat is een gegeven. Ik zou zeggen dat nu dat helemaal niet ter discussie
staat en niet bedreigd wordt, dit de voorstanders van euthanasie de
ruimte zou moeten geven om serieus te kijken naar legitieme zorgen over
het hele specifieke punt van euthanasie bij jonge mensen met psychisch
lijden. Ik hoop dat we de discussie op dat punt nog iets volwassener
kunnen krijgen, zeg ik verder in alle vriendelijkheid tegen mijn
collega's.
Ik heb ƩƩn motie, die als volgt gaat.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat op grond van de Wet toetsing levensbeƫindiging op
verzoek en hulp bij zelfdoding euthanasie wordt verleend aan (jonge)
mensen met psychisch lijden;
constaterende dat het aantal eutħanasiemeldingen van (jonge) mensen met
psychisch lijden de laatste jaren is toegenomen, maar dat over deze
praktijk geen consensus bestaat binnen de beroepsgroep;
constaterende dat de Staat op grond van art. 2 EVRM het leven van
kwetsbare mensen dient te beschermen;
verzoekt de regering om onafhankelijk en gezaghebbend juridisch advies
in winnen over de vraag in hoeverre de huidige euthanasiewetgeving en
-praktijk ten aanzien van (jonge) mensen met psychisch lijden voldoet
aan art. 2 EVRM, en de Kamer hierover voor het einde van het jaar te
informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Diederik van Dijk en
Bikker.
Zij krijgt nr. 12 (36624).
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Bevers.
De heer Bevers (VVD):
Voorzitter. Ik heb geen moties, dus ik zal deze termijn toch gebruiken
voor een paar opmerkingen. De VVD-fractie dankt de indiener voor de
nota. We hebben deze initiatiefnota steeds gezien als een manier om op
zorgvuldige wijze dit onderwerp en de twijfels die sommigen hebben te
kunnen bespreken. We hebben daarvoor een indrukwekkend rondetafelgesprek
gehad, alsmede extra informatie naar aanleiding van het jaarverslag van
de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie. We hebben een zorgvuldig
gesprek willen voeren, in de wetenschap dat we het misschien niet eens
zijn.
De VVD-fractie is overtuigd van de enorme zorgvuldigheid waarmee artsen
elke vraag om euthanasie behandelen. Ook, of liever juist, bij psychisch
lijden is dat belangrijk. Wij vinden de beslispunten uit de nota onnodig
en betreuren het aanvullende voorstel van NSC voor een moratorium. Wij
nemen daar ook nadrukkelijk afstand van. De VVD staat pal voor het
zelfbeschikkingsrecht. Ik herhaal uit mijn eerste termijn dat de VVD
geen enkele stap terug zal doen om die keuzevrijheid in te perken.
Ten slotte sloeg ik even aan op de collega naast mij over de liberale
gang van zaken. Ik heb van mijn ouders een liefdevolle, maar ook heel
goede gereformeerde opvoeding gehad. Dat zal u deugd doen. Ze hebben mij
juist geleerd dat het niet de kunst is om begrip te hebben voor degene
die toch al denkt zoals jijzelf. Compassie, mededogen en
vergevingsgezindheid worden pas echt een kunst als het om iemand anders
gaat die anders denkt dan jijzelf, die misschien andere keuzes maakt,
die misschien verder van je af staat. Het is misschien niet zuiver in de
leer, maar het geeft wel heel veel ruimte voor de ander. Ik heb geen
last van kramp. Ik blijf gewoon ieder individu bekijken zoals die voor
me staat.
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er 100.000 wachtplekken zijn in de ggz;
constaterende dat er enorme wachtlijsten zijn voor gespecialiseerde hulp
en er onvoldoende behandelcapaciteit is voor mensen met
multiproblematiek, met uitzichtloosheid en ondraaglijk lijden tot
gevolg;
constaterende dat topreferente zorg, inclusief onderzoek en consultatie,
een essentiƫle rol kan spelen in het verminderen van wachttijden in de
ggz;
constaterende dat alleen het behandeldeel van de topreferente ggz wordt
gefinancierd, maar niet het onderzoeksdeel, de organisatie en het delen
van kennis;
verzoekt de regering om, net zoals bij topreferente kankerzorg, ook een
afzonderlijke financieringsregeling te maken voor het onderzoeksdeel, de
organisatie en kennisdeling binnen de topreferente ggz, en de Kamer voor
de begroting van 2026 te informeren over de plannen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Dobbe en
Bikker.
Zij krijgt nr. 13 (36624).
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Dan mijn tweede motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de wens om het leven te beƫindigen ook een enorme
impact heeft op familie en naasten, maar specifieke hulp en nazorg
nauwelijks voorhanden zijn;
overwegende dat het daarnaast ook voor collega's, klasgenoten,
teamgenoten en vrienden een enorme impact heeft, terwijl werkgevers,
scholen en verenigingen vaak niet goed weten hoe deze onderwerpen
bespreekbaar te maken op een passende manier;
verzoekt de regering om samen met Aurora, 113 Zelfmoordpreventie,
professionals en ervaringsdeskundigen in kaart te brengen wat er nodig
is om betere hulp en nazorg te realiseren voor betrokkenen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Dobbe, Paulusma,
Bikker en Bevers.
Zij krijgt nr. 14 (36624).
Dank u wel. Ik kijk even naar rechts om te zien of er behoefte is aan
een korte schorsing of dat we meteen kunnen doorgaan. We schorsen vijf
minuten. We gaan om 17.45 uur verder.
De vergadering wordt van 17.39 uur tot 17.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de staatssecretaris voor
de appreciatie van de moties.
Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. Allereerst is er nog een vraag van mevrouw Westerveld die ik
in de tweede termijn zou beantwoorden. Die vraag ging over het
SUNSET-onderzoek. Dat wordt nu niet gefinancierd door VWS. Dat onderzoek
loopt nu. Ik kan nu niet direct middelen toezeggen, maar ik ben wel
bereid om samen met de onderzoekers te bekijken welke wegen zij kunnen
bewandelen voor aanvullende financiering om het lopende SUNSET-onderzoek
voort te zetten. Dat zou ik dus wel willen toezeggen.
Voorzitter. Dan de moties. De motie op stuk nr. 5 van het lid Boomsma
over het moratorium ga ik ontraden. Ik verwijs naar het debat.
Dat geldt ook voor het instellen van een commissie van wijzen; dat punt
heb ik ook uitgebreid behandeld in mijn termijn. Ook de motie op stuk
nr. 6 ontraad ik dus.
Dat geldt ook voor een onderzoek om specifiek te kijken naar de invloed
van de staat van de ggz. Er loopt een onderzoek naar alle mogelijke
factoren. Daar loopt de ggz uiteraard ook in mee. In die zin ontraad ik
dus ook de motie op stuk nr. 7.
Hetzelfde geldt voor meer wetenschappelijk onderzoek doen naar
euthanasie op verzoek van jonge mensen tot 30 jaar die ernstig psychisch
lijden; dat is de motie op stuk nr. 8. Om dezelfde reden ontraad ik ook
die motie.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
We hebben gesproken met verschillende onderzoekers, die ons hebben
aangegeven dat zaken op dit moment niet of onvoldoende worden
onderzocht. Er wordt onderzoek gedaan naar mensen met een psychiatrische
aandoening, maar niet specifiek naar jongere mensen. Dat betekent dat
het heel lastig wordt om daar conclusies aan te verbinden. Als de
staatssecretaris echt wil weten wat hier gaande is, zou ik hem dus echt
op het hart willen drukken om de motie te ondersteunen, want dan is
aanvullend onderzoek nodig. Dat zeggen onderzoekers zelf.
Staatssecretaris Karremans:
Laten we dan eerst dat onderzoek afwachten, want dat onderzoek kijkt
gewoon breed naar alle factoren die invloed hebben op de stijging. Dat
is wat we doen. We gaan niet zeggen: we verwachten dat het daardoor
komt; onderzoek dat. ZonMw is bezig met een brede uitvraag. Dat
onderzoek wordt nu uitgevoerd.
De voorzitter:
Tot slot de heer Boomsma.
De heer Boomsma (NSC):
Nee, dat werkt zo niet, want als je dat onderzoek goed wil kunnen doen,
moet je van tevoren goed aangeven naar welke onderzoeksparameters je
kijkt. Dat geven onderzoekers zelf ook aan: het is niet voldoende om nu
te wachten op alles wat er al loopt. Ja, dat moet worden voortgezet,
maar in aanvulling daarop moet je nu al aangeven dat je die vraag wil
beantwoorden, want dan kan je je specifiek daarop gaan richten.
Staatssecretaris Karremans:
Dat gaat over de hele brede vraag. Die onderzoekers kunnen ook die
stijging daar dus gewoon in meenemen. Die zal daar dus ook in meegenomen
worden. Het is van tevoren ook helemaal niet te zeggen dat de redenen
voor mensen onder de 30 andere redenen zijn dan voor mensen boven de 30.
Wat de heer Boomsma beweert, kan je van tevoren ook niet zeggen.
Nogmaals, ik wil de wetenschap daarbij niet voor de voeten lopen. Het is
aan de wetenschap om dit te beoordelen en dit verder uit te zoeken. Ik
denk dus dat het goed is dat we dat onderzoek doen. Dat vindt nu dus
plaats en dat zal in 2026 worden opgeleverd.
De voorzitter:
U vervolgt.
Staatssecretaris Karremans:
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 9, over het inbouwen van een
noodventiel. Die ontraad ik ook. De wetsevaluatie vindt eens in de vijf
jaar plaats. Ik zei, even tekstvast, dat er sprake is van een
zorgvuldige euthanasiewetgeving. Ik heb niet gezegd dat het lekker, goed
en alles crescendo gaat. Dat heb ik niet gezegd. Er is sprake van
zorgvuldige wetgeving. De laatste evaluatie heeft gekeken tot en met
2021. We hebben de stijging gezien van 2023 en 2024, zeg ik tegen
mevrouw Bikker. Het is ook belangrijk om dat niet door elkaar te halen.
De laatste evaluatie heeft dus geen betrekking op de tijdsperiode waarin
de stijging is ontstaan.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik heb het in de motie ook niet over die eerdere evaluaties, maar ik
constateer dat je tussentijds een snelle ontwikkeling kan hebben die
ertoe kan leiden dat je gaat kijken of de wet ruimte biedt om op een of
andere manier in te grijpen. Daarom vraag ik om te onderzoeken óf en, zo
ja, hoe een noodventiel bruikbaar kan zijn. Dus ik bied de
staatssecretaris, ook al verschillen we van mening en leggen we dingen
soms verschillend uit ⦠Op dit punt denk ik dat ik vrij feitelijk ben
gebleven: onderzoek nou of en hoe, omdat we zien dat die
vijfjaarstermijn soms ook heftige ontwikkelingen kan missen. Dat toch
even ter toelichting. Mogelijk geeft dat een nog mildere houding bij de
staatssecretaris.
Staatssecretaris Karremans:
Mijn houding is per definitie heel mild. Juist hierbij is het belangrijk
om niet over ƩƩn nacht ijs te gaan. Als je in ƩƩn jaar een stijging
ziet, zoals nu het geval is, gaat het erom dat je niet ineens op de
noodrem trapt, maar zorgvuldig gaat kijken wat er aan de hand is. Dat
doen we dus ook in de wetsevaluatie, die ƩƩn keer in de vijf jaar
plaatsvindt. Dat is, denk ik, belangrijk om te doen. Dat is het moment
waarop we het evalueren. Ik denk dat dat verstandig is. Dan is het
verder aan de politiek om te zeggen wat ermee moet gebeuren. Dat is ten
aanzien van de wet zelf, natuurlijk. Ik denk dat dat een verstandige
manier van handelen is. Ik weet dat mevrouw Bikker het niet over de
wetsevaluatie heeft, maar ik heb het wel over de wetsevaluatie in
antwoord op de motie. Daarom is mijn appreciatie: ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 10, van mevrouw Bikker, over het Werther-effect
en over onderzoeken of de mediarichtlijn afdoende is om het
Werther-effect te voorkomen. Ik snap de zorg die daarachter zit, maar
het is niet mijn richtlijn. Het is natuurlijk de richtlijn van het
Expertisecentrum Euthanasie. Maar om aan de zorg van mevrouw Bikker
tegemoet te komen wil ik wel toezeggen dat ik dit met hen opneem en dit
met hen bespreek. Ik denk ook dat het verstandig is om die
mediarichtlijn te evalueren. Dat is aan henzelf. Ik kan hen niet
verplichten om dat te doen, maar ik zal met hen bespreken of dat een
verstandig idee is en of dit meegenomen kan worden. Met die toelichting
zou ik de motie dan oordeel Kamer willen geven.
Dan heb ik de motie op stuk nr. 11, van mevrouw Paulusma en mevrouw
Westerveld. Deze motie verzoekt de regering om de financiering van
ThaNet met ƩƩn jaar te verlengen en ThaNet te adviseren over
financiering na 2026. Ik ben bereid om te bezien of de tijdelijke
projectsubsidie met ƩƩn jaar kan worden verlengd, zodat de resultaten
van ThaNet beter geborgd kunnen worden door de beroepsgroep. Ik hou ƩƩn
slag om de arm, want we moeten natuurlijk wel aan de subsidievoorwaarden
voldoen. Er mag dus geen sprake zijn van staatssteun. Dat wil ik wel
even noemen als slag om de arm. Maar onder die voorwaarde en met die
kanttekening wil 'm oordeel Kamer geven.
De motie op stuk nr. 12, van de heer Van Dijk en mevrouw Bikker,
verzoekt de regering advies in te winnen over de vraag in hoeverre de
huidige euthanasiewetgeving en -praktijk ten aanzien van jonge mensen
met psychisch lijden voldoet aan artikel 2 EVRM, en de Kamer hierover
voor het einde van het jaar te informeren. Nu is het zo dat in oktober
2022 het Europees Hof voor de Rechten van de Mens geconcludeerd heeft
dat de Belgische euthanasiewet een adequate en zorgvuldige wettelijke
regeling is. Aangenomen mag worden dat het hof dan ook zo over de
Nederlandse euthanasiewet zal oordelen. Het hof heeft in verschillende
zaken uitspraken gedaan. Er is jurisprudentie. Verdragsstaten hebben op
grond van artikel 2 EVRM de plicht om kwetsbare burgers te beschermen,
maar mogen er ook voor kiezen om het zelfgekozen levenseinde van
wilsbekwame burgers wettelijk mogelijk te maken. Dat is al een uitspraak
geweest van het hof. Met die argumentatie ontraad ik 'm.
Dan de negende motie, die op stuk nr. 13, van de leden Westerveld, Dobbe
en Bikker. Die verzoekt de regering om net zoals bij topreferente
kankerzorg ook een afzonderlijke financieringsregeling te maken voor het
onderzoeksdeel, de organisatie en kennisdeling binnen de topreferente
ggz, en de Kamer voor de begroting van 2026 te informeren over de
plannen. Ik ben inderdaad op de hoogte van de wens van de
top-ggz-instellingen, maar ik ga ervan uit dat deze kosten gedekt zullen
worden uit de reeds bestaande middelen, zoals ik ook al heb gezegd in
het antwoord op de vraag die daarover gesteld is. Top-ggz-instellingen
zijn instellingen die ... Nou goed, dan ga ik dat herhalen, dus daar
blijft het bij.
De voorzitter:
Wat is de appreciatie?
Staatssecretaris Karremans:
Ontraden, voor deze motie op stuk nr. 13.
Dan kom ik bij motie op stuk nr. 14. Daarin staat: "verzoekt de regering
om samen met Aurora, 113 Zelfmoordpreventie, professionals en
ervaringsdeskundigen in kaart te brengen wat er nodig is om betere hulp
en nazorg te realiseren voor betrokkenen". Die wil ik graag oordeel
Kamer geven, met de volgende toelichting, namelijk dat ik 'm
interpreteer als het verder onderzoeken van wat nodig is in de hulp en
nazorg bij een suĆÆcidepoging. Ik zal dan nagaan hoe dit kan worden
meegenomen in de volgende Landelijke Agenda SuĆÆcidepreventie en de
Landelijke nota gezondheidsbeleid.
Dat waren ze, voorzitter.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Van Dijk.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Nog even een informatieve vraag naar aanleiding van de appreciatie van
de staatssecretaris van mijn motie rondom artikel 2 EVRM. Hij verwijst
naar een uitspraak van het Hof. Tja, die heb ik niet direct compleet.
Maar zegt de staatssecretaris, dus kan ik daarop vertrouwen, dat die
uitspraak ook echt ging over de thematiek waar we het nu over hebben, de
euthanasiewetgeving en -praktijk ten aanzien van jonge mensen met
psychisch lijden?
Staatssecretaris Karremans:
Het ging niet specifiek over jonge mensen, maar over wilsbekwame
burgers. Ook in Belgiƫ is het mogelijk vanaf 18 jaar.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Hier is het inderdaad mogelijk vanaf 16 jaar, maar ik constateer dat het
onderzoek waarom hier wordt gevraagd dus echt niet zomaar wordt afgedekt
door de uitspraak van het Hof. In die zin laat ik mijn motie ook graag
staan en breng ik die in stemming, ja.
De voorzitter:
Dan geef ik als laatste het woord aan mevrouw De Korte.
Mevrouw De Korte (NSC):
Dank, voorzitter. Dank dat ik het slotwoord hier mag uitspreken. En dank
voor iedereen die dit debat hier met elkaar heeft gevoerd. Een dankuwel
ook aan de mensen die hebben geluisterd.
Ja, er zijn gewoon twee richtingen. We hebben als Nieuw Sociaal Contract
onze zorgen geuit over de huidige situatie die is ontstaan. In 2002 is
de wet ingevoerd. Die was zorgvuldig samengesteld. We hebben het gehad
over de rafelrand die wij nu zien. Er worden stappen gezet. Dat is heel
goed. Er worden stappen gezet met een mediarichtlijn. Het is fijn dat
die er is. De beroepsrichtlijn wordt aangepast. Wij zien graag nog een
aantal stappen. Maar goed, we vinden het goed dat deze discussie loopt
en op heel veel plekken blijft lopen als maatschappelijke discussie.
Dank u wel, in ieder geval voor dat we dit hier konden doen.
De voorzitter:
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling van de
initiatiefnota. Ik wil de leden hartelijk danken voor hun inbreng, het
lid De Korte uiteraard en haar medewerkers voor de verdediging, de
uitleg en de reactie op alle inbrengen van de collega's. Ik dank ook de
staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. De mensen op de
publieke tribune en de mensen die het hebben gevolgd via de stream: dank
voor het meekijken.
Dan wijs ik iedereen erop dat er over de moties wordt gestemd op 24 juni
aanstaande. Ik wens iedereen wel thuis en een fijne avond.
Sluiting 17.57 uur.
ONGECORRIGEERD STENOGRAM Aan ongecorrigeerde verslagen kan geen enkel recht worden ontleend. Uit ongecorrigeerde verslagen mag niet letterlijk worden geciteerd. Inlichtingen: verslagdienst@tweedekamer.nl |
---|