Antwoord op vragen van het lid Postma over de verplaatsing van industriële productie uit Nederland
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D28203, datum: 2025-06-17, bijgewerkt: 2025-06-19 11:20, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-2459).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. Heinen, minister van Economische Zaken (Ooit VVD kamerlid)
- Mede namens: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z09568:
- Gericht aan: D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
- Indiener: W.L. Postma, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | Aanhangsel van de Handelingen |
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden |
2459
Vragen van het lid Postma (Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Economische Zaken over de verplaatsing van industriële productie uit Nederland (ingezonden 16 mei 2025).
Antwoord van Minister Heinen (Economische Zaken), mede namens de Minister van Klimaat en Groene Groei (ontvangen 17 juni 2025).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De ene na de andere fabriek verdwijnt uit Nederland: wat gaat er mis?» waarin wordt geschetst dat meerdere grote fabrieken, zoals Tata Steel, Vredesteun, Shell en Dow, hun productie (deels) uit Nederland terugtrekken onder meer vanwege hoge kosten en regeldruk?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u het geschetste beeld dat industriële productie in Nederland structureel onder druk staat door een combinatie van hoge energieprijzen, toenemende internationale concurrentie, arbeidsmarktkrapte, regeldruk en beleidsmatige onzekerheid?
Antwoord 2
Ik herken het geschetste beeld dat de productie bij veel bedrijfstakken binnen de industrie in Nederland onder druk is komen te staan door een combinatie van de hierboven genoemde factoren. Welke specifieke factoren, evenals de mate waarin deze factoren de productie terugdringen, verschilt sterk per bedrijfstak. Het is van belang hier oog voor te houden. Ook kan dit sterk verschillen tussen bedrijven binnen dezelfde bedrijfstak.
In het algemeen geldt dat de industriële productie in Nederland in maart is toegenomen ten opzichte van een jaar eerder. Dit komt met name door de toegenomen productie vanuit de machinebouwindustrie2, terwijl andere bedrijfstakken ten opzichte van een jaar eerder hun productievolume verder hebben zien afnemen (zoals in de chemische industrie). Bij veel energie intensieve bedrijfstakken is het productievolume ten opzichte van een jaar geleden relatief constant gebleven, maar bevindt het productieniveau zich nog ruim onder het niveau van voor de energiecrisis. Daarmee blijft productieherstel voor deze bedrijfstakken uit.
Binnen de energie-intensieve industrie moeten we in het algemeen constateren dat de concurrentiepositie onder druk is komen te staan. Mijn collega, de Minister van Klimaat en Groene Groei, is bij de beantwoording van de schriftelijke vragen die zijn gesteld over het Pakket voor Groene Groei hier verder in detail op ingegaan.3
Het is hierbij ook van belang om te constateren dat een deel van het concurrentienadeel ook ten dele kan worden opgevangen door de maatregelen die het kabinet de afgelopen voorjaarsbesluitvorming heeft genomen en in die zin niet structureel van aard hoeven te zijn. Het kabinet realiseert zich hierbij dat de situatie van de industrie urgent is, maar dat niet alles in één keer op te lossen is. Dat geldt zeker voor wereldwijde, geopolitieke ontwikkelingen die de industrie zo hard treffen momenteel. Tegelijk laat het kabinet met het pakket voor Groene Groei zien dat de noodkreten van de industrie goed zijn verstaan en dat de duurzame industrie toekomst heeft in Nederland.4 Daarbij is het ook noodzakelijk in EU-verband naar oplossingen te zoeken aangezien de industriële waardeketens grensoverstijgend zijn. De Europese Commissie werkt in dit verband onder de Clean Industrial Deal plannen uit om de concurrentiepositie en weerbaarheid van de industrie te versterken en tegelijk de verduurzaming vorm te geven. Het kabinet onderschrijft de noodzaak om verduurzaming en concurrentievermogen in samenhang te bezien. Over de specifiekere inzet en het toekomstperspectief van de verduurzaming van energie-intensieve industrie in Europees verband komt mijn collega van Klimaat en Groene Groei later dit jaar in een Kamerbrief nader op terug.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel industriële productiebedrijven in de afgelopen vijf jaar hun activiteiten hebben teruggetrokken, uitgesplitst naar sector en motieven (zoals energie, kosten, vergunningen)?
Antwoord 3
Het exacte aantal industriële productiebedrijven dat hun activiteiten uit Nederland heeft teruggetrokken wordt niet als zodanig bijgehouden.
Uit de Monitor Ondernemingsklimaat5 blijkt dat de meeste van de bevraagde bedrijven (ruim 80%) niet van plan zijn om binnen twee jaar activiteiten naar het buitenland te verplaatsen. Bij internationaal actieve bedrijven ligt dit lager: 60% is niet van plan om binnen twee jaar activiteiten naar het buitenland te verplaatsen. Dit is vergelijkbaar met vorig jaar, met een lichte daling.
Bedrijven die verplaatsing overwegen zijn vooral negatief over het belastingklimaat, faciliterende regelgeving, energie-infrastructuur en de mindere voorspelbaarheid van beleid.
Vraag 4
Hoe verhouden de industriële elektriciteitskosten in Nederland zich tot die in landen waarmee wij concurreren? Kunt u een overzicht geven van de gemiddelde tarieven en nettarieven?
Antwoord 4
In de Kamerbrief van 4 april 2024 van mijn voorganger werd reeds gemeld dat de totale elektriciteitskosten in 2024 voor grootverbruikers in Duitsland, Frankrijk en België naar schatting tussen de 15% en 66% lager liggen dan in Nederland en dat dit verschil in 2024 sterk is gegroeid.6 In het met die brief meegestuurde onderzoek van E-bridge is onderstaand overzicht van de samenstelling van de energieprijzen voor industriële grootgebruikers opgenomen (figuur 2). Uit het onderzoek komt onder andere naar voren dat dit te wijten viel aan hoge netwerktarieven in Nederland, geen tegemoetkoming via de IKC-ETS en de verschillen in fiscale behandeling van grote elektriciteitsverbruikers.
Het kabinet heeft mede op basis hiervan bij de voorjaarsbesluitvorming besloten om de IKC-ETS regeling met drie jaar te verlengen en daar budget voor vrij te maken. Hierdoor valt een groot deel van het kostennadeel ten aanzien van de elektriciteitsprijs weg en kan het gelijke speelveld voor deze bedrijven ten opzichte van hun Europese concurrenten ten dele worden hersteld. Een belangrijk deel van de hogere kosten komt daarnaast voort uit de hogere netkosten. Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de amortisatie variant uit het IBO Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur. Door een deel van de netkosten via leningen op een amortisatierekening te bekostigen en deze kosten in de tijd te spreiden, kunnen gemaakte netkosten over een groter verbruik verdeeld worden. Zo kan de stijging van de nettarieven in de komende jaren voor huishoudens en bedrijven gedempt worden. Het kabinet kijkt met een positieve grondhouding of aan de vier voorwaarden, zoals door het kabinet gesteld in de kabinetsreactie op het IBO, kan worden voldaan. Uiterlijk bij Prinsjesdag dit jaar komt het kabinet hierop terug.
Vraag 5
Acht u het wenselijk dat Nederland beschikt over en robuuste basis van maakindustrie, chemie, procesindustrie en circulaire productie?
Antwoord 5
Ja. Het kabinet werkt aan een concurrerende en weerbare economie die schokken kan opvangen. Dat doen we samen met onze Europese en strategische partners. Het Nederlandse bedrijfsleven, de industrie en maatschappelijke organisaties spelen daarbij een cruciale rol. De ambitie is het behouden van een gediversifieerde economie, het opbouwen van nieuwe waardeketens in technologisch hoogwaardige industrieën en een gelijk speelveld tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven.
Vraag 6
Welke concrete beleidswijzigingen zijn sinds 2022 ingevoerd om het vestigingsklimaat voor industriële bedrijven te verbeteren, bijvoorbeeld op het gebied van netcongestie, vergunningenprocedures, investeringszekerheid en fiscale lasten?
Antwoord 6
Sinds 2022 zijn er verschillende beleidswijzigingen geweest die in het algemeen het vestigingsklimaat versterken. Zoals eerder aangegeven onder vraag vier heeft het kabinet besloten om de IKC-ETS regeling met drie jaar te verlengen.
Het kabinet heeft verder opdracht gegeven tot het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Bekostiging Elektriciteitsinfrastructuur.7 Dit IBO bevat 32 concrete maatregelen om de kostenstructuur van elektriciteit te verbeteren en het vestigingsklimaat voor de industrie te versterken. De komende tijd gaat het kabinet o.a. aan de slag met het uitwerken van de amortisatieoptie.
Ook heeft het kabinet in het pakket voor Groene Groei dit voorjaar een versnellingsaanpak netcongestie aangekondigd. Met de nieuwe aanpak wordt sneller besloten welke overheid het bevoegd gezag op zich neemt en wordt dit vaker bij de provincie of rijksoverheid belegd. Het kabinet gaat met een aanpak voor kortere procedures de wet- en regelgeving aanpassen om knelpunten weg te nemen en de doorlooptijden te verkorten. Een uitgebreide toelichting op de versnellingsaanpak is te vinden in de brief «Aanpak netcongestie: sneller uitbreiden elektriciteitsnet».
Tegelijkertijd werkt het kabinet aan structurele oplossingen via onder andere de Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel, die gericht is op snel perspectief bieden aan sectoren die geraakt worden door stikstof en ruimtegebrek.
Hiernaast zetten we met gericht industriebeleid in op het versterken van onze strategische ecosystemen. Voorbeelden hiervan zijn project Beethoven in de Brainport regio en de sectoragenda voor de Maritieme Maakindustrie. Daarnaast zal ik in het najaar van 2025 de sectoragenda halfgeleiderindustrie met uw Kamer delen.
Vraag 7
Hoe beoordeelt u de signalen van onder meer het Port of Rotterdam, de Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) en ondernemersorganisaties dat Nederland aantrekkelijkheid verliest als investeringsland voor grootschalige industrie?
Antwoord 7
We herkennen de uitdagingen zoals die zijn genoemd door deze belanghebbenden en nemen ze uitermate serieus. De hiervoor aangehaalde beleidsmaatregelen onder vraag 6 zijn erop gericht om dit te adresseren.
Vraag 8
Welke invloed heeft de stikstofproblematiek op investeringsbeslissingen van industriële bedrijven?
Antwoord 8
Hierover zijn geen complete cijfers beschikbaar. Wel is duidelijk dat de stikstof problematiek in sommige gevallen in de weg staat, waardoor industriële projecten géén of lastig doorgang vinden. Uiteraard is dit een probleem voor het aantrekken van investeringen. Daarom heeft het oplossen van de stikstofproblematiek de hoogste prioriteit voor het kabinet.
Vraag 9
Acht u het risico reëel dat het geleidelijk verdwijnen van energie- en kapitaalintensieve productieactiviteiten leidt tot verlies van strategisch verdienvermogen, exportcapaciteit en hoogwaardig werkgelegenheid?
Antwoord 9
Ja, dit is zorgelijk. We moeten onderkennen dat we sommige comparatieve voordelen kwijtraken, zoals goedkope energie uit gas. Met gericht industrie- en innovatiebeleid zetten we in op het versterken van ons langdurig verdienvermogen. In mijn industriebrief, die in Q3 van 2025 met uw Kamer gedeeld wordt, wil ik verder ingaan op deze problematiek, en de beleidsrespons. In Q2 van 2025 zal met de Groeimarktenbrief uw Kamer geïnformeerd worden over een aantal markten waar wij kansen zien om het strategisch verdienvermogen van Nederland te versterken. En de Minister van Klimaat en Groene Groei zal u bij brief informeren over het perspectief van de energie-intensieve industrie.
Vraag 10
Bent u bereid om, samen met relevante departementen, regio’s en de industrie zelf, te verkennen of een langjarig industrieakkoord of herindustrialisatieplan nodig is om het investeringsklimaat duurzaam te versterken?
Antwoord 10
Ik ben continu in gesprek met departementen en stakeholders om het investeringsklimaat te versterken. Tegelijkertijd ben ik bezig met het vernieuwen van het Industriebeleid waarin ik het langjarig perspectief voor de industrie zal meenemen. Hierover informeer ik uw Kamer in Q3 van 2025.
Vraag 11
Deel u de analyse dat onzeker, gefragmenteerde of wispelturig overheidsbeleid bijdraagt aan de neiging van bedrijven om Nederland als vestigingsland te heroverwegen? Zo ja, welke structurele verbeteringen ziet u op dat punt als noodzakelijk?
Antwoord 11
Ja. Bij investeringsbeslissingen voor bedrijven is lange termijn stabiliteit cruciaal. Ik zet me hierop in samen met mijn collega’s van andere departementen om dit aan te kaarten. Daarnaast werk ik aan verschillende programma’s om dit in te bedden. Zo ben ik bezig, zoals eerder aangehaald, met vermindering van regeldruk, door middel van het actieprogramma «Minder Druk Met Regels» alsook het Pact Ondernemingsklimaat. Structureel zie ik ruimte voor verbetering in de samenhang en voorspelbaarheid van beleid. Dat vraagt om betere interdepartementale afstemming, duidelijke langetermijnkoersen en consistentie in beleidsuitvoering. Daar gaat het Pact Ondernemingsklimaat aan bijdragen. U ontvangt nog voor de zomer het Pact Ondernemingsklimaat. Dit Pact is een belangrijke stap. Het bevat concrete afspraken en acties die ondernemers de ruimte geven om te ondernemen, en die het vertrouwen tussen overheid en bedrijfsleven versterken. Het Pact Ondernemingsklimaat adresseert belangrijke thema’s voor ondernemers, zoals arbeidsmarkt en talentontwikkeling, regeldruk en netcongestie.
NU.nl, 15 mei 2025, «De ene na de andere fabriek verdwijnt uit Nederland: wat gaat er mis?». (https://www.nu.nl/economie/6355615/de-ene-na-de-andere-fabriek-verdwijnt-uit-nederland-wat-gaat-er-mis.html)↩︎
Productie industrie groeit ruim 1 procent in maart | CBS↩︎
Beantwoording vragen over het Pakket voor Groene Groei | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎
https://open.overheid.nl/documenten/48cf0eef-5b4f-4afe-aa59-fe066a20f5e0/file↩︎
Monitor Ondernemingsklimaat: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/12/09/monitor-ondernemingsklimaat-2024↩︎
Kamerstukken II 2023/24, 32 813 en 29 023, nr. 1372.↩︎
Kamerstukken II 2024/25, 29 023, nr. 553.↩︎