Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 (onderdeel Asiel en Migratie) (Kamerstuk 36740-VI)
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024
Lijst van vragen en antwoorden
Nummer: 2025D28397, datum: 2025-06-17, bijgewerkt: 2025-08-07 08:23, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36740-VI-15).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.A. Vijlbrief, voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en Migratie (D66)
- Mede ondertekenaar: L.L. Nouse, adjunct-griffier
Onderdeel van kamerstukdossier 36740 VI-15 Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 .
Onderdeel van zaak 2025Z12450:
- Indiener: D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-06-18 12:00: Jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 (onderdeel Migratie) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-06-25 14:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-02 13:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Asiel en Migratie
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
36 740 VI Jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 (onderdeel Asiel en Migratie)
Nr. 15 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 19 juni 2025
De vaste commissie voor Asiel en Migratie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Asiel en Migratie over het Jaarverslag va het Ministerie van Justitie en Veiligheid 2024 (onderdeel Asiel en Migratie) (Kamerstuk 36 740 VI, nr. 1).
De Minister voor Asiel en Migratie heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 juni 2025. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Vijlbrief
Adjunct-griffier van de commissie,
Nouse
Vraag (1):
Hoe wordt gekeken naar het belang van inzichtelijk maken van hoeveel Nederland in bilateraal en in EU-verband inzet op migratiepartnerschappen?
Antwoord:
Het kabinet acht het van belang om inzichtelijk te maken hoeveel Nederland in bilateraal en in EU-verband inzet op migratiepartnerschappen en deelt dat op verschillende manieren met uw Kamer. Onder meer via de Staat van Migratie 2024, de Migratierapportage 2024, de beantwoording van diverse sets Kamervragen, Kamerbrieven en stukken rondom de JBZ-Raad. De rapportage over de besteding van ontwikkelingshulpmiddelen in het kader van migratiepartnerschappen verloopt via het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De middelen voor migratiepartnerschappen op het instrument Versterken Vreemdelingen Keten bedragen circa € 6,8 mln. en zijn volledig verplicht in 2024.
Vraag (2):
Kan er toegelicht worden of en op welke manier de kosten voor externe inhuur geprobeerd zijn te verlagen zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord, gezien er in het jaarverslag te lezen valt dat de percentage externe inhuur 14,8% bedroeg?
Antwoord:
Er wordt op verschillende manieren gestuurd op het verlagen van de externe inhuur. Allereerst wordt bij het invullen van (tijdelijke) werkzaamheden kritisch gekeken of externe inhuur echt nodig is of dat taken anders belegd kunnen worden, bijvoorbeeld door interne medewerkers de taken uit te laten voeren. Daar waar externen toch (tijdelijk) nodig zijn, vindt actief kennisoverdracht plaats, zodat bij toekomstige werkzaamheden deze kennis beter geborgd is binnen het ministerie. Waar nodig worden interne medewerkers opgeleid. Daarnaast zijn in het kader van de wet DBA ook de externe contracten tegen het licht gehouden. Daar waar sprake is van mogelijke schijnzelfstandigheid zijn aflopende contracten niet meer verlengd of is externen aangeboden om in dienst te komen van de Rijksoverheid.
Vraag (3):
Hoeveel reguliere locaties heeft het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in het afgelopen jaar gesloten en geopend?
Antwoord:
In 2024 zijn 12 reguliere locaties geopend en zijn 2 reguliere locaties gesloten. Hierbij wordt opgemerkt dat specifiek wordt gevraagd naar sluiting en opening van reguliere locaties. Om die reden zijn in deze beantwoording de noodopvang en/of tijdelijke gemeentelijke opvanglocaties niet opgenomen. Ook eventuele uitbreidingen op bestaande, reguliere locaties zijn niet opgenomen.
Vraag (4):
Hoeveel reguliere locaties gaat het COA (voor zover bekend) de komende jaren openen en sluiten?
Antwoord:
Op peildatum 5 juni 2025 is voorzien dat het COA tussen begin juni 2025 en eind december 2026 te maken krijgt met 59 reguliere openingen en 27 sluitingen voor reguliere opvang. Dit betreft locaties in «planvorming» en «realisatie». Opgemerkt wordt dat dit een momentopname is. Genoemde aantallen kunnen veranderen naar aanleiding van nieuwe afspraken.
Vraag (5):
Kan toegelicht worden of er asielzoekers of statushouders zijn uitgezet omdat er strafbare feiten zijn gepleegd? Zo ja, kan er toegelicht worden wat deze strafbare feiten waren?
Antwoord:
Vreemdelingen die nog in de asielprocedure zitten of een verblijfsvergunning hebben gekregen, hebben rechtmatig verblijf en kunnen dus niet worden uitgezet. De IND kan wel een asielaanvraag afwijzen naar aanleiding van stafbare feiten. Ook kan van statushouders de verblijfsvergunning worden ingetrokken naar aanleiding van strafbare feiten. De Europese Kwalificatierichtlijn stelt echter hoge eisen aan het intrekken en weigeren van internationale bescherming. In 2024 zijn 20 asielvergunningen zijn ingetrokken op grond van openbare orde en 70 asielaanvragen afgewezen op grond van de openbare orde.
Er zijn geen cijfers beschikbaar over het vertrek van vreemdelingen van wie de asielaanvraag is afgewezen of de verblijfsvergunning is ingetrokken naar aanleiding van strafbare feiten.
Wel zijn cijfers beschikbaar over het vertrek van Vreemdelingen in de Strafrechtketen (VRIS-ers). In 2025 tot en met april zijn er 370 vreemdelingen uit de VRIS-caseload van DTenV vertrokken, waarvan 280 (76%) aantoonbaar en 90 (24%) zelfstandig zonder toezicht. In 2024 zijn er 1.230 vreemdelingen uit de VRIS-caseload van DTenV vertrokken, waarvan 970 (78%) aantoonbaar en 270 (22%) zelfstandig zonder toezicht.
Voor wat betreft de aard van de strafbare feiten wordt verwezen naar de WODC-rapportage «Incidenten en misdrijven door bewoners van COA- en crisisnoodopvanglocaties» die jaarlijks wordt gepubliceerd.
Bron: IND, DTenV. Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (6):
Kan toegelicht worden of er asielzoekers of statushouders zijn uitgezet omdat zij afreisden naar het land van herkomst?
Antwoord:
Indien een asielzoeker tijdens de asielprocedure terugkeert naar het land van herkomst, wordt de asielaanvraag buiten behandeling gesteld. De IND beschikt niet over cijfers over het aantal asielaanvragen dat vanwege terugkeer naar het land van herkomst buiten behandeling is gesteld.
Wanneer sprake is van een verleende asielvergunning en geconstateerd wordt dat de statushouder het herkomstland heeft bezocht, dan start de IND een herbeoordelingsprocedure. In deze procedure wordt individueel beoordeeld of de asielvergunning kan worden ingetrokken.
Vraag (7):
Hoeveel mensen zonder geldige verblijfsvergunning verblijven er in Nederland en wat is de reden dat zij niet uitgezet worden naar landen van herkomst?
Antwoord:
In de caseload van de DT&V zaten op 30 april 2025 10.990 vreemdelingen. Van deze caseload zijn er 3.290 vreemdelingen juridisch uitzetbaar, wat inhoudt dat er geen juridische procedures meer lopen. De caseload bestaat hoofdzakelijk uit:
• Vreemdelingen die zijn aangehouden in het kader van het binnenlands (mobiel) vreemdelingentoezicht.
• Vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd in het kader van de grensbewaking.
• Vreemdelingen van wie de verblijfsvergunning is ingetrokken.
• Afgewezen asielzoekers die het land moeten verlaten.
Het totaal aantal vreemdelingen dat zich zonder verblijfsrecht in Nederland bevindt, is niet uit de systemen van de migratieketen te genereren. In het meest recente onderzoek van het WODC wordt dit aantal in de periode van medio 2017 tot medio 2018 ingeschat op tussen de ca. 23.000 en ca. 58.000 vreemdelingen. Naar verwachting brengt het WODC eind 2025 een geactualiseerde illegalenschatting uit.
Inzet van het kabinet is dat deze vreemdelingen terugkeren. Als de vreemdeling geen gebruik maakt van de mogelijkheden voor zelfstandig vertrek, kan daarbij worden ingezet op gedwongen vertrek.
Om een vreemdeling te kunnen uitzetten moet tegelijkertijd aan een aantal voorwaarden zijn voldaan: de vreemdelingen heeft een geldig reisdocument, is juridisch uitzetbaar en beschikbaar, bijvoorbeeld door middel van inbewaringstelling.
Vraag (8):
Hoeveel asielzoekers, bestaande uit eerste asielverzoeken, volgende asielverzoeken en nareizigers, zijn er in 2025 naar Nederland gekomen?
Antwoord:
In totaal zijn in 2025 tot en met mei 7.900 eerste aanvragen asiel ingediend en zijn 6.140 aanvragen voor verblijf ingediend door ingereisde nareizigers. In totaal zijn daarmee 14.040 van de in de vraagstelling genoemde verblijfsaanvragen ingediend door vreemdelingen die naar Nederland zijn gekomen.
Daarnaast zijn in 2025 tot en met mei 640 herhaalde asielaanvragen ingediend. Vanwege de aard van de aanvraag – het betreft immers een vervolgaanvraag op een eerder in Nederland ingediende asielaanvraag – ligt het in de lijn der verwachting dat deze vreemdelingen reeds in Nederland waren.
Bron: IND. Cijfers afgerond op tientallen
Vraag (9):
Wat is het inwilligingspercentage van de aanvragen in Nederland op dit moment? Hoe verhoudt dit zich tot andere Europese landen?
Antwoord:
Om de inwilligingspercentages van EU-lidstaten onderling te kunnen vergelijken, dient gebruik te worden gemaakt van de gegevens in Eurostat.
In het eerste kwartaal van 2025 zijn de gegevens voor veel van de EU lidstaten nog niet ingevuld. Voor Nederland is dit wel al het geval. Het inwilligingspercentage is in het eerste kwartaal 48%.
De definities van Eurostat verschillen van de nationale definities. De Eurostat-tabellen met asielafdoeningen in eerste aanleg bevatten het totaal aantal afdoeningen van eerste asielaanvragen, herhaalde asielaanvragen en herplaatsing (relocatie). Deze aantallen kunnen niet worden onderscheiden naar type aanvraag. Voorts is buitenbehandelingsteling vanwege de Dublinverordening niet in de Eurostat-cijfers opgenomen.
Zie de tabel in de bijlage voor het inwilligingspercentage van asielaanvragen in eerste aanleg van de 27 EU-lidstaten, per kwartaal voor het jaar 2024.
Vraag (10):
Hoeveel asielzoekers zijn na afwijzing van hun asielaanvraag in bezwaar of beroep gegaan en hoeveel bezwaar- en beroepsprocedures zijn grondig verklaard?
Antwoord:
De asielprocedure kent geen bezwaarfase. Wel kan beroep worden ingesteld.
Het aantal vreemdelingenzaken met betrekking tot de algemene asielprocedure en de verlengde asielprocedure dat bij de Rechtbanken in 2024 instroomde is 5.800. In de eerste vier maanden van 2025 bedroeg deze instroom 2.200 zaken. De aantallen zijn exclusief de voorlopige voorzieningen, beroepen niet tijdig beslissen, bewaringszaken, dublinzaken en reguliere vreemdelingenzaken.
Het aantal zaken dat met een gegrondverklaring is uitgestroomd, kan niet aan de registratiesystemen van de Rechtspraak worden ontleend.
In verband met de korte reactietermijn was het niet mogelijk om geactualiseerde cijfers over het aantal gegrondverklaringen op basis van IND data aan te leveren.
Bron: Rvdr. Peildatum 2 juni 2025. Aantallen zijn afgerond op honderdtallen
Vraag (11):
Hoe vaak is het in het afgelopen jaar voorgekomen dat tijdelijke verblijfsvergunningen niet verlengd werden? In hoeveel gevallen is men teruggegaan naar het land van herkomst?
Antwoord:
In 2024 is in 120 zaken een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet verlengd. In 2025 is tot en met mei in 60 zaken een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet verlengd.
Van de niet-verlengde verblijfsvergunningen in 2024 zijn <5 vreemdelingen ingestroomd in de caseload van de DTenV. Al deze vreemdelingen bevinden zich op peildatum 31-05-2025 nog in de caseload van de DTenV.
Bron: IND. Cijfers afgerond op tientallen.
Vraag (12):
Wat zijn de stappen die gezet gaan worden als blijkt uit het ambtsbericht dat Syrië een veilige regio is?
Antwoord:
Op 10 juni jl. is uw Kamer geïnformeerd over het nieuwe landgebonden asielbeleid voor Syrië naar aanleiding van het ambtsbericht Syrië van 29 mei jl.
Vraag (13):
Wat is de precieze verklaring voor de onderuitputting van € 166,5 miljoen onder artikel 37? Kunt u dit uitsplitsen naar de vijf grootste posten, met bijbehorende bedragen en toelichting?
Antwoord:
Op artikel 37 is ten opzichte van de tweede suppletoire begroting in 2024 € 166,5 mln. minder uitgegeven dan begroot. Hieronder worden de grootste posten toegelicht:
• Op het budget Oekraïense Vluchtelingen is een meevaller van € 70,1 mln. ontstaan doordat het aantal gemeentelijke opvangplekken lager was dan waar in de begroting rekening mee was gehouden;
• Een onderuitputting van € 47,7 mln. onder andere doordat de middelen voor de bonussen voor de Spreidingswet en middelen gemeentelijke opvang niet zijn uitgekeerd omdat een tijdige uitvoering van de betalingen in 2024 niet mogelijk was.
• Een onderbesteding van € 16,5 mln. op het dossier doorstroomlocaties door een vertraging van de SPUK voor de doorstroomlocaties.
• Op het budget versterking vreemdelingenketen is een onderbesteding van € 21,8 mln. ontstaan. Dit komt o.a. doordat de middelen voor European Entry/Exit System op Amsterdam Airport Schiphol (EES op AAS) niet tijdig konden worden betaald. En mede doordat de procesbeschikbaarheidslocatie (PBL) niet in 2024 is gestart omdat de bezetting van de opvang in Ter Apel langere tijd onder 2000 moet zijn voordat de PBL open kan
• Een onderuitputting van € 7,9 mln. op het budget bijdrage COA vanwege een lagere bezetting.
Vraag (14):
Waarom konden de bonussen voor de Spreidingswet en de middelen voor gemeentelijke opvang in 2024 niet tijdig worden uitgekeerd? Welke uitvoeringsproblemen lagen hieraan ten grondslag?
Antwoord:
Conform de regeling en de wet specifieke uitkeringen gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen worden er per cyclus van de wet specifieke uitkeringen uitgekeerd aan gemeenten die daar op basis van de gestelde voorwaarden recht op hebben. De eerste cyclus van de wet loopt van februari 2024 tot februari 2026. Eenmaal per cyclus worden deze bonussen uitgekeerd. Voor SPUK 1 is dit volgens planning in 2025, en voor SPUK 2 en 3 is dit na ommekomst van de 1e cyclus in 2026.
Vraag (15):
Wat is de status van de SPUK-regeling (specifieke uitkering) voor doorstroomlocaties en waarom is deze in 2024 niet volledig tot besteding gekomen?
Antwoord:
In de kamerbrief «Versnelde uitstroom statushouders» van 14 februari jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd over de door de ministerraad vastgestelde randvoorwaarden voor de bekostigingsregeling doorstroomlocaties. De specifieke uitkering doorstroomlocaties (spuk) is op 9 april jl. in de Staatscourant gepubliceerd. Conform deze regeling hebben gemeenten met een toezegging van financiering over 2024 een digitale aanvraag ingediend.
Vraag (16):
Waarom is slechts 80% van de beschikbare middelen aan Nidos toegekend en wat was de aard van de «juridische complicatie» waarnaar wordt verwezen?
Antwoord:
In 2024 is de subsidiebeschikking voor Nidos voor 2025 vastgesteld op 80% van beschikbare financiële kader. Deze systematiek is gebruikelijk bij de verstrekking van subsidies en verkleint het risico dat teveel middelen worden beschikt (bijvoorbeeld bij een dalende instroom of een tekort aan KSO opvangplekken).
Dit heeft geen consequenties voor het werk van Nidos. Wanneer gedurende het jaar 2025 blijkt dat Nidos (een deel van het) resterende aangevraagde bedrag nodig heeft, zal aanvullend worden beschikt. Het voor Nidos daartoe beschikbare kader op de Rijksbegroting voor 2025 bedraagt € 431.568.000
Vraag (17):
Wat was de beoogde inzet van de middelen voor de procesbeschikbaarheidlocatie (PBL) in Ter Apel en in hoeverre is deze overgezet naar de procesbeschikbaarheidsaanpak?
Antwoord:
In 2024 is de pbl nog niet geopend. Een deel van de middelen is uitgegeven aan beveiligingskosten, de rest is niet tot besteding gekomen. Vanaf 1 februari 2025 is gestart met de procesbeschikbaarheidsaanpak, waarbij de eerste twee treden van het escalatiemodel in werking zijn getreden. Vanaf 1 jun jl. is gestart met de procesbeschikbaarheidslocatie in Ter Apel.
Vraag (18):
Wat was het geraamde en wat het daadwerkelijk gerealiseerde aantal structurele COA-plekken in 2024? Hoeveel lager lag de bezetting ten opzichte van de raming?
Antwoord:
De vastgestelde capaciteitsbehoefte van het COA (gebaseerd op MPP 2024-II) op 1/1/2025 was 84.000. Het gerealiseerde aantal plekken was lager dan de raming, maar net voldoende om te voorzien in de opvangbehoefte. De werkelijke capaciteit (NTC) was op 1/1/2025 74.800. Op 1/1/2025 verbleven er 70.300 personen bij het COA.
Cijfers afgerond op honderdtallen
Vraag (19):
Hoe heeft de lagere bezetting bij COA zich gedurende het jaar ontwikkeld? Was dit een constante trend of betrof het een piek of daling in specifieke maanden?
Antwoord:
De bezetting bij het COA is in 2024 niet gedaald, waarmee geen sprake is van een – zoals gesteld in de vraag – lagere bezetting. Er is sprake geweest van een licht stijgende trend tot en met oktober, waarna de bezetting stabiliteit laat zien rond een aantal van 72.000 bewoners. Voor ontwikkeling van de bezetting zie de tabel in de bijlage.
Vraag (20):
In hoeverre is de onderuitputting bij COA (€ 7,9 miljoen) toe te rekenen aan vertragingen bij nieuwe locaties, lagere instroom of uitstroomproblemen?
Antwoord:
Het belangrijkste aspect dat ten grondslag ligt aan de onderuitputting van € 7,9 miljoen is de lagere gemiddelde bezetting bij het COA ten opzichte van de raming. Het is niet te kwantificeren in hoeverre dit is toe te schrijven aan vertragingen bij nieuwe locaties, lagere instroom of uitstroomproblemen.
Vraag (21):
Wat waren de redenen voor de substantiële meevaller van € 70,1 miljoen bij het budget voor Oekraïense vluchtelingen?
Antwoord:
In de raming voor de najaarsnota was verondersteld dat het aantal gemeentelijke opvangplekken tot 31 december toe zou groeien naar het aantal dat was afgeleid was uit de MPP prognose. Deze groei heeft zich niet in die mate voorgedaan.
Vraag (22):
Hoeveel verplichtingen zijn in december 2024 nog aangegaan jegens gemeenten en veiligheidsregio’s en op welke posten zijn deze in 2025 zichtbaar?
Antwoord:
In december 2024 zijn in totaal 25 verplichtingen met gemeenten en regio’s aangegaan voor een totaalbedrag van 47 miljoen euro. Hiervan is 35 miljoen euro in 2024 betaald en van 12 miljoen euro is de betaling doorgeschoven naar 2025. Deze uitgaven worden in 2025 zichtbaar onder «medeoverheden»
Vraag (23):
Waarom zijn de middelen voor het European Entry/Exit System (EES) op Amsterdam Airport Schiphol in 2024 niet besteed noch verplicht? Wat zijn de gevolgen hiervan voor implementatietijdslijnen?
Antwoord:
In 2024 is het niet gelukt om de subsidie voor Exit Entry System (EES) op Amsterdam Airport Schiphol (AAS) fase 2 te beschikken. Tussen de betrokken partners was nog geen definitieve overeenstemming bereikt over de financieringsvoorwaarden.
Dit heeft geen gevolgen voor de implementatietijdslijnen omdat deze beschikking gericht is op het optimaliseren van de implementatie.
Vraag (24):
Hoe is de meerjarige verplichting voor de REAN-regeling (vrijwillige terugkeer) van € 19,7 miljoen opgebouwd? Welke instroom of vertrekcijfers liggen hieraan ten grondslag?
Antwoord:
De bijdrage ter hoogte van € 19,7 voor het 3-jarige REAN-programma van IOM wordt voor 100% door de DTenV bekostigd.
In 2024 liep de overeenkomst voor het vorige REAN-programma af. Daarom is een nieuwe overeenkomst afgesloten met een looptijd van 2025–2027. De totale contractwaarde van de looptijd van het programma is geraamd op 19,7 miljoen. Omdat dit de beschikbare verplichtingenruimte overschreed is eind 2024 een verplichtingenoverschrijding gemeld van 19,7 miljoen in de veegbrief.
IOM Nederland voert reeds sinds 1992 het REAN AVRR-programma uit. Vanaf 1992 tot 2025 zijn ruim 74.000 personen met dit programma teruggekeerd. Afhankelijk van doelgroepen en nationaliteiten die volgens het nationale beleid in aanmerking komen voor herintegratieondersteuning, fluctueren de vertrekcijfers die IOM realiseert.
Voor een overzicht van de Rean-voorschotten 2025–2027 zie de tabel in de bijlage.
Vraag (25):
Waarom zijn er in 2024 geen ontvangsten uit de ETIAS-verordening (Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem) gerealiseerd? Is dit uitsluitend toe te schrijven aan het uitstel van de verordening of spelen ook administratieve factoren mee?
Antwoord:
Dit is uitsluitend toe te schrijven aan het uitstel van de verordening. De ETIAS verplichting wordt pas in 2026 van kracht.
Vraag (26):
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel financiering is besteed aan bilaterale en EU-migratiepartnerschappen in de vorm van financiële ondersteuning in alle vormen maar ook inzet van uitvoeringsorganisaties en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)?
Antwoord:
Het Ministerie van Asiel en Migratie heeft in 2.024 EUR 6,8 miljoen uitgegeven in het kader van migratiepartnerschappen. Er zijn bij uitvoeringsorganisaties dan wel de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) momenteel geen aparte budgetten beschikbaar voor de inzet migratiepartnerschappen.
Vraag (27):
Welke gemeenten experimenteren met het verbinden van doorstroomlocaties aan het aantrekken van arbeidskrachten voor sectoren waarvoor tekorten zijn en wat zijn de resultaten daarvan?
Antwoord:
Verschillende gemeenten met doorstroomlocaties begeleiden statushouders naar werk. In de provincie Gelderland is daar bijvoorbeeld veel aandacht voor. Het is nog te vroeg om iets te kunnen zeggen de resultaten hiervan. Bij de opening van de doorstroomlocatie in Horst aan de Maas hebben statushouders zich spontaan gemeld bij werkgevers in de omgeving. Op verzoek van deze werkgevers zorgt de gemeente voor coördinatie.
Vraag (28):
Hoeveel statushouders kunnen gehuisvest worden in de 64 gemeenten die van plan zijn een doorstroomlocatie te realiseren?
Antwoord:
De gesprekken die het Rijk met gemeenten voert over het gebruikmaken van de regeling doorstroomlocaties, bevinden zich in verschillende stadia, van verkennende gesprekken tot een concrete subsidieaanvraag. Daarom is het op dit moment lastig om een uitspraak te doen over het totaal aantal plekken dat deze gesprekken opleveren. De 20 locaties die momenteel operationeel zijn, kennen een gemiddelde capaciteit van ca. 50 plekken.
Vraag (29):
Hoeveel statushouders kunnen (gemiddeld) gehuisvest worden in een doorstroomlocatie en hoeveel doorstroomlocaties zijn er dus in totaal nodig voor alle statushouders die op dit moment verblijven in een asielzoekerscentrum (azc)?
Antwoord:
Gemeenten leveren ieder jaar belangrijke inspanningen voor het huisvesten van statushouders, zoals voorgeschreven in de Huisvestingswet. Desondanks verblijven er op dit moment (peildatum 30 mei 2025) circa 17.000 statushouders in de asielopvanglocaties van het COA. Om de grote druk op de COA-opvang op korte termijn te verlichten, is het de ambitie om voor een deel van deze groep een oplossing te vinden in de vorm van een doorstroomlocatie. Dit is een opmaat naar een structurele, lange termijn oplossing in de vorm van (onzelfstandige) huisvesting voor statushouders. Het precieze aantal benodigde doorstroomlocaties is op voorhand moeilijk te preciseren. De 20 locaties die momenteel operationeel zijn, hebben een gemiddelde capaciteit van circa 50 plekken. Op dit moment zijn er in totaal ca. 1.100 plekken gerealiseerd.
Vraag (30):
Hoeveel statushouders zitten in de 16 operationele doorstroomlocaties?
Antwoord:
Momenteel zijn er 20 operationele doorstroomlocaties, waar in totaal ca. 1.100 statushouders gehuisvest zijn.
Vraag (31):
In hoeverre bent u geslaagd in het onderdeel «snel beslissen in de asielprocedure» van de landelijke aanpak overlastgevende asielzoekers en kunt u daarbij aangeven met hoeveel maanden sneller wordt beslist in de asielprocedure sinds de start van de landelijke aanpak?
Antwoord:
Op het moment dat overlast wordt veroorzaakt en de IND daarvan op de hoogte wordt gesteld, wordt een zaak – wanneer deze als kansarm wordt aangemerkt – opgepakt door het interventieteam en wordt de zaak zo snel mogelijk afgehandeld. Hoeveel sneller een zaak wordt afgehandeld wanneer het een overlastgever betreft, is niet aan te geven, dit hangt namelijk ook af van het moment waarop overlastgevend gedrag ontstaat en er een melding wordt gemaakt bij de IND. Zodra een zaak wordt opgepakt door de teams binnen de IND die zich bezighouden met het afhandelen van overlastgevende asielzoekers wordt een zaak in principe binnen 4 weken beslist.
Vraag (32):
Wanneer gaat de eerste procesbeschikbaarheidslocatie (PBL) weer open?
Antwoord:
Vanaf 1 februari 2025 is gestart met de procesbeschikbaarheidsaanpak, waarbij de eerste twee treden van het escalatiemodel in werking zijn getreden. Vanaf 1 jun jl. is gestart met de procesbeschikbaarheidslocatie in Ter Apel in pilotvorm.
Vraag (33):
Hoe bent u van plan uitvoering te geven aan de recente uitspraak van de rechter inzake de bed-bad-brood-regeling en bent u voornemens om de rijksbijdrage voor de Landelijke Vreemdelingen Voorziening (LVV) weer op te starten (ECLI:NL:RBDHA:2025:9288)?
Antwoord:
Deze uitspraak ziet op vreemdelingen van wie het LVV-traject is beëindigd omdat zij niet langer aan de daaraan gestelde voorwaarden voldeden. De betreffende beslissingen tot beëindiging zijn genomen voordat ik in algemene zin besloot de rijksbijdrage aan de LVV per 1 januari 2025 te beëindigen. De uitspraak van de rechtbank ziet dus niet op dit laatste.
Momenteel bestudeer ik de uitspraak om de vervolgstappen te bepalen.
Vraag (34):
Welke concrete punten heeft de dialoog tussen de Oekraïense diaspora in Nederland en de intern ontheemden in Oekraïne opgeleverd?
Antwoord:
De dialoog tussen de Oekraïense diaspora in Nederland en vertegenwoordigers van intern ontheemden (IDP Councils) in Oekraïne is opgezet om verbinding te creëren tussen deze twee groepen in het kader van terugkeer en wederopbouw.
Om ontheemden die terugkeren een goede start te geven in Oekraïne, is door hen in de eerste gesprekken benoemd dat de volgende onderwerpen van belang zijn: veiligheid, een goede energie infrastructuur, huisvesting, onderwijs en de juiste vaardigheden om aan de slag te kunnen voor de wederopbouw van Oekraïne.
Voor intern ontheemden in Oekraïne spelen dezelfde onderwerpen. De IDP councils hebben aangegeven dat zij ter plaatse ontheemden die terugkeren naar Oekraïne op weg zouden kunnen helpen.
Vraag (35):
Wat zijn de gevolgen voor Oekraïense ontheemden als ze zich niet binnen de termijnen melden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voor een check op de voorwaarden uit de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) en passen deze gevolgen binnen de juridische kaders en internationale verplichtingen?
Antwoord:
Wanneer de ontheemde niet binnen de gestelde termijn van vier weken op afspraak bij de IND-stickerlocatie is verschenen, verstuurt de IND een voornemen tot buitenbehandelingstelling van het verzoek om tijdelijke bescherming en de gekoppelde asielaanvraag. De IND verstuurt wekelijks voornemens aan personen die zich niet binnen de termijn hebben gemeld. Een persoon heeft vanaf datum voornemen vier weken de tijd (de zienswijze termijn) om alsnog bij de IND te verschijnen. Gebeurt dit niet, dan neemt de IND een beschikking tot buitenbehandelingstelling. De IND neemt tevens een terugkeerbesluit als er geen andere verblijfsgronden zijn en er geen asielwens wordt geuit. De IND voldoet hiermee aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, het uitvoeringsbesluit van de Raad van 4 maart 2022 en de nationale wetgeving.
Per datum beschikking gaat in principe de 28 dagen vertrektermijn lopen. Gedurende de vertrektermijn is er nog recht op opvang en voorzieningen, zoals geregeld in de Regeling opvang ontheemden Oekraïne. Vervolgens dient de gemeente de opvang en voorzieningen te beëindigen.
Vraag (36):
Hoeveel extra bekostiging had de IND moeten krijgen om bij 100% van de asielverzoeken binnen de wettelijke termijn te beslissen?
Antwoord:
De IND heeft al jaren te maken met oplopende voorraden bij asiel- en nareisaanvragen en dit vergt veel van de organisatie. Een eenvoudige oplossing om op korte termijn deze problemen op te lossen is er dan ook niet. In de afgelopen jaren heeft de IND haar besliscapaciteit uitgebreid, maar dit wordt onder andere door de krapte op de arbeidsmarkt steeds lastiger. Mede hierom heeft de IND een meerjarenambitie om vanaf 2025 jaarlijks de productiviteit te verhogen, de huidige wachttijd te verkorten voor aanvragers en daarmee de voorraden te verlagen. Concreet betekent dit dat de IND (1) de komende periode in gaat zetten op slimmer werken. De IND zet (2) daarnaast in op het decompliceren van de behandeling van aanvragen. Hierbij biedt de inwerkingtreding van het Asiel- en Migratiepact de mogelijkheid om de asielprocedure opnieuw in te richten. Tot slot (3) zal de IND beperkt inzetten op extra personeel waar nodig.
Vraag (37):
Hoeveel kostte de opvang van statushouders in de azc's in 2024?
Antwoord:
Per 31 december 2024 verbleven er ca. 12.800 statushouders op een COA-locatie langer dan de afgesproken 14 weken. Dit is representatief voor het gehele jaar. De gemiddelde kosten voor opvang (regulier en noodopvang) was € 50.250 per persoon per jaar. Uitgaande van een evenredige verdeling van statushouders over (nood)opvanglocaties zouden de totale kosten voor het opvangen van 12.800 statushouders bij benadering uitkomen op ca. € 643,2 miljoen.
BIJLAGE: TABELLEN BIJ DE ANTWOORDEN
Tabel vraag 9
EU-27 | 53% | 53% | 50% | 50% |
België | 46% | 50% | 50% | 49% |
Bulgarije | 87% | 79% | 48% | 12% |
Tsjechië | 18% | 21% | 22% | 22% |
Denemarken | 55% | 42% | 44% | 48% |
Duitsland | 58% | 57% | 53% | 46% |
Estland | 96% | 96% | 98% | 94% |
Ierland | 86% | 77% | 72% | 66% |
Griekenland | 67% | 69% | 67% | 86% |
Spanje | 48% | 55% | 54% | 62% |
Frankrijk | 33% | 37% | 39% | 41% |
Kroatië | 36% | 19% | 31% | 5% |
Italië | 41% | 35% | 35% | 34% |
Cyprus | 47% | 31% | 18% | 11% |
Letland | 25% | 25% | 27% | 34% |
Litouwen | 50% | 41% | 47% | 54% |
Luxemburg | 66% | 64% | 66% | 60% |
Hongarije | 50% | 0% | 0% | 50% |
Malta | 29% | 42% | 58% | 56% |
Nederland | 83% | 81% | 65% | 65% |
Oostenrijk | 74% | 76% | 72% | 61% |
Polen | 76% | 83% | 81% | 86% |
Portugal | 0% | 0% | 0% | 5% |
Roemenië | 31% | 34% | 29% | 41% |
Slovenië | 48% | 45% | 42% | 44% |
Slowakije | 33% | 50% | 67% | 33% |
Finland | 57% | 55% | 60% | 46% |
Zweden | 31% | 35% | 37% | 35% |
Bron: Eurostat, tabel migr_asydcfstq, geraadpleegd op 30 mei 2025 |
Tabel vraag 19
Ontwikkeling bezetting COA
De bezetting bij het COA heeft zich vanaf 1-1-24 t/m 1-6-25 als volgt ontwikkeld:
Tabel vraag 24
De REAN-voorschotten aan IOM voor de jaren 2025–2027 zijn als volgt gebudgetteerd (zie tevens beantwoording slotwet, vraag 5):
2025 | € 6.564.785,00 |
2026 | € 6.564.785,00 |
2027 | € 6.564.785,00 |
Totaal | € 19.694,355,00 |