Voortgang verbetermaatregelen na gebeurtenissen pleeggezin Vlaardingen
Kindermishandeling
Brief regering
Nummer: 2025D28398, datum: 2025-06-17, bijgewerkt: 2025-06-19 15:24, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Mede ondertekenaar: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 31015 -303 Kindermishandeling.
Onderdeel van zaak 2025Z12451:
- Indiener: V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Medeindiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-06-18 14:05: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-07-02 16:00: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Geachte voorzitter,
Op 30 januari jl. boden de staatssecretaris Rechtsbescherming (SRb), de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport (JPS), de staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg (SLMZ) en de staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (SOCW) u, mede namens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (SJenV) de inspectierapporten aan over de casus van het pleegmeisje in Vlaardingen. In die brief schetsten wij de verbetermaatregelen die de betrokken organisaties, de sector en het Rijk van plan waren te nemen. Ook hebben wij toegezegd u voor de zomer nader te informeren over de voortgang van deze verbetermaatregelen, de verdere uitwerking van de interventies door de inspecties en de concrete verbeteringen in de werkwijzen van de organisaties. Met deze brief komen wij, mede namens de staatssecretaris Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze toezegging na.
Het is inmiddels meer dan een jaar geleden dat het meisje zwaargewond raakte. De gevolgen van de gebeurtenissen in het pleeggezin in Vlaardingen voor het verdere leven van het meisje en haar familie zijn even groot als verdrietig. Het meisje blijft de rest van haar leven afhankelijk van intensieve zorg. Tegelijk is ze ook veerkrachtig en doet iedereen versteld staan van de stappen die ze zet. Ze krijgt de zorg die zij nodig heeft en daarbij wordt goed rekening gehouden met haar privacy. Ook de broertjes die eerder in dit pleeggezin verbleven kampen nog altijd met de (vooral psychische) gevolgen van hun tijd in het pleeggezin. Zij krijgen daarbij ondersteuning. Passende zorg en hulp zijn noodzakelijk na wat zij hebben moeten doormaken.
Zoals ook op 5 maart jl. met uw Kamer besproken, heeft deze gebeurtenis niet alleen op ons diepe indruk gemaakt, maar ook op de betrokken organisaties en professionals en de samenleving als geheel. Iedereen is ervan doordrongen dat (pleeg)kinderen bescherming verdienen, zodat zij veilig en zo normaal mogelijk kunnen opgroeien. Daarom is het belangrijk dat lessen getrokken worden uit deze gebeurtenis door de betrokken organisaties, zodat de kans op herhaling tot een absoluut minimum wordt beperkt. De inspecties hebben in hun rapport geen aanbevelingen gedaan aan het Rijk. Zelf hebben wij wel een aantal aanknopingspunten gezien voor verbetering.1 De inspecties, de betrokken organisaties, de sector en de betrokken bewindspersonen zijn elk vanuit hun eigen rol aan de slag gegaan met de noodzakelijke verbeteringen. Een aantal verbeteringen is al doorgevoerd, andere volgen op korte termijn en bij sommige kost de uitwerking meer tijd.
Hieronder gaan we allereerst in op de actuele stand van zaken van het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (IJenV) (hierna: de inspecties) naar aanleiding van deze gebeurtenissen.
Vervolgens informeren wij u over de stand van zaken van de in de brief van januari jl. aangekondigde verbeteracties. Het gaat hier om acties die de sectoren zelf én in samenwerking met het Rijk nemen:
Pleegzorg:
Evaluatie (her)screening pleegouders (kwaliteitskader voorbereiding en screening)
Verkenning continue of periodieke (justitiële) screening van pleegouders
Verbetering begeleiding en ondersteuning pleegouders
Inzet op werving pleegouders
Jeugdbescherming:
Verbeteren toezicht op voogdijkinderen
Verbeteren van de informatievoorziening bij rechtszittingen
Pleegzorg en jeugdbescherming:
Verbeteren samenwerking GI en Pleegzorg door evaluatie en implementatie Landelijke handreiking Samenwerkingsafspraken Jeugdbescherming-Pleegzorgaanbieder
Toetsen en verbeteren naleving protocollen en richtlijnen binnen organisaties inclusief navolgbaarheid dossiers
Verstevigen stem van het kind in de sector
Meldcode en adviesplicht:
Verbeteren kennis en toepassing van meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling onder professionals, met specifieke aandacht voor handelen bij “disclosure”
Verkennen invoeren van adviesplicht
Veilig Thuis:
Versterken van de bekendheid, expertise en werkwijze Veilig Thuis
Raad voor de Kinderbescherming:
Verbetering (justitiële) screening aspirant-pleeggezin (verklaring geen bezwaar)
Verduidelijken werkwijzen in situaties waarin er een verschil van opvatting is met andere organisaties over de kwaliteit en het perspectief van een opvoedsituatie
Onderwijs:
Aanbieden trainingen op gebruik meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (HGKM)en samenwerking Veilig Thuis
Structureel onder de aandacht brengen van meldcode HGKM in het onderwijs
Verscherpen verzuimbeleid scholen door wetsvoorstel verzuim, waardoor schoolverzuim beter in beeld wordt gebracht en leerplichtambtenaren eerder kunnen worden betrokken
Verruimen maatwerkmogelijkheden voor scholen en samenwerkingsverbanden, waardoor zij betrokken kunnen blijven bij de leerling door passend onderwijs te bieden.
Ook gaan we in deze brief in op de opvolging van een aantal in het debat van 5 maart ingediende moties.
1. Vervolgtoezicht inspecties
De inspecties IGJ en IJenV constateerden in hun rapport van januari jl. dat met name pleegzorgorganisatie Enver en gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (WSS) ernstig tekort waren geschoten. De inspecties hebben vanuit hun toezichthoudende rol op de organisaties in de jeugdzorg en jeugdbeschermingsketen het toezicht op deze organisaties geïntensiveerd en vervolgonderzoek gedaan. Op basis hiervan heeft de IGJ op 14 mei jl. Stichting Enver onder verscherpt toezicht gesteld. Voor wat betreft de WSS heeft de inspectie op 17 juni jl. het rapport gepubliceerd, dat u via een aparte Kamerbrief is toegestuurd. De inspecties hebben vijf gecertificeerde instellingen geselecteerd waarbij zij toezicht uitvoeren. De WSS is daar een van, mede naar aanleiding van het calamiteitenrapport van 30 januari jl. over het pleeggezin in Vlaardingen. De komende maanden zullen de inspecties ook de onderzoeken bij de andere vier GI’s afronden en publiceren.
Het is aan de inspecties te bepalen welke vervolgstappen nodig zijn. Hieronder geven wij een update van deze en andere stappen die de inspecties hebben genomen. Wij staan in nauw contact met de inspecties en volgen de ontwikkelingen op de voet. Het inspectierapport is aanleiding geweest voor de moeder en het halfzusje Enver en WSS aansprakelijk te stellen.
Toezicht Enver
Op basis van geïntensiveerd toezicht heeft de IGJ op 14 mei jl. Stichting Enver onder verscherpt toezicht gesteld. De kwaliteit van de pleegzorg die Enver biedt voldoet volgens IGJ voor het grootste deel niet aan de gestelde eisen.
Enver heeft van de IGJ tot uiterlijk eind januari 2026 de tijd gekregen de noodzakelijke verbeteringen door te voeren. De IGJ constateert dat de medewerkers van Enver betrokken zijn en graag goede pleegzorg willen leveren, maar dat de werkdruk te hoog is. De IGJ ziet risico’s voor de veiligheid van pleegkinderen doordat de afwegingen over veiligheid van pleegkinderen onvoldoende systematisch worden gemaakt en vastgelegd. Dit betreft de dossiervoering en het screening- en matchingsproces. Het is onduidelijk of pleegkinderen worden gesproken zonder aanwezigheid van pleegouders en adviezen van gedragswetenschappers staan niet in dossiers. Enver heeft richtlijnen en protocollen, maar deze worden onvoldoende toegepast. Ook heeft Enver onvoldoende actueel beeld van de dagelijkse hulp aan de jongeren en pleegouders. Binnen Enver is verbetering noodzakelijk in de cultuur van elkaar aanspreken, samen verantwoordelijkheid nemen, opschalen waar nodig en meekijken in dossiers. De samenwerking tussen Enver en de gecertificeerde instellingen (GI’s) loopt stroef.
Enver heeft aangegeven aan de slag te gaan met het beter integreren van interne procedures en richtlijnen, het implementeren van de herziene Richtlijn Pleegzorg, en extra gedragswetenschappers aan te trekken om de caseload te verlagen. Daarnaast gaat Enver inzetten op betere dossiervoering en sneller op te schakelen wanneer ketensamenwerking niet optimaal verloopt.
In de periode van het verscherpt toezicht volgt de inspectie Enver nauwlettend, bijvoorbeeld met (on)aangekondigd bezoek en het opvragen van voortgangsrapportages. Aan het einde van deze periode beoordeelt de inspectie of het verscherpt toezicht kan worden beëindigd of dat bestuursrechtelijke maatregelen nodig zijn. De IGJ heeft aan ons laten weten dat zij het vertrouwen hebben dat door het instellen van het verscherpt toezicht de geconstateerde risico’s binnen de periode waarvoor dit is ingesteld door Enver kunnen worden weggenomen.
Toezicht WSS
De IGJ heeft, in samenwerking met de Inspectie Justitie en
Veiligheid (IJenV), op 17 juni jl. het rapport gepubliceerd over de
gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming &
Jeugdreclassering. Dit rapport is u op 17 juni via een aparte Kamerbrief
toegestuurd.
Zoals we u in de brief van januari jl. hebben bericht, heeft WSS naar aanleiding van de uitkomsten van het eerdere inspectieonderzoek maatregelen genomen dan wel aangekondigd, waaronder een nieuwe veiligheidsbeoordeling van dossiers waar sprake is van risicovolle factoren. WSS heeft ons laten weten nu ieder kwartaal te toetsen of er recent een kind-alleengesprek heeft plaatsgevonden, of er een recente veiligheidsbeoordeling is geweest en of er een multidisciplinaire casuïstiekbespreking heeft plaatsgevonden. Indien hieruit blijkt dat in een concreet geval het zicht op veiligheid onvoldoende navolgbaar is, wordt extra inzet gepleegd op die casus. Ook is alle casuïstiek gescoord op ruisfactoren (kenmerken vergelijkbaar met de casus Vlaardingen) en opnieuw ingebracht in casuïstiekbesprekingen. In een beperkt aantal situaties worden nu aanvullende maatregelen genomen. De totale opbrengst wordt nog geanalyseerd. Daarnaast worden er methodische leerbijeenkomsten gehouden. Hierbij is het doel om te reflecteren op het eigen vakmanschap aan de hand van drie thema’s: contact met het kind, de open blik en het komen tot een cultuur waarin afspraken worden nagekomen.
Op dit moment focust WSS zich op de vervolgacties, waarbij de focus ligt op het structureel borgen van verscherpte aandacht voor kwaliteit door middel van de volgende actielijnen: verbeteren van casuïstiekbespreking, versterken van vakmanschap, versterken van de positie van het kind en het versterken van de samenwerking, zowel intern als extern. Ook wordt momenteel door een externe partij een organisatie- en cultuuranalyse ingezet om meer zicht te krijgen in welke (cultuur-)verandering nodig is. De opbrengst van deze analyse zal samen met het rapport van de IGJ de basis vormen voor het vervolg van de verbetermaatregelen.
Thematisch toezicht pleegzorg
De IGJ is – mede naar aanleiding van de casus in Vlaardingen - in oktober 2024 gestart met thematisch toezicht in de pleegzorg. Daarvoor heeft de IGJ alle pleegzorgaanbieders gevraagd informatie aan te leveren over hoe zij zicht hebben en houden op de veiligheid van alle pleegkinderen. De IGJ heeft vervolgens op basis van een risicoanalyse een aantal pleegzorgaanbieders geselecteerd waar toezicht is uitgevoerd en waarover op instellingsniveau zal worden gerapporteerd. Een landelijk beeld van het toezicht naar pleegzorg verwacht de IGJ in het najaar van 2025 te publiceren.
Vervolgonderzoek individueel handelen medewerkers
De IGJ doet ook vervolgonderzoek naar het individueel handelen van
medewerkers van Enver en WSS. Vanwege privacyoverwegingen zal de IGJ
niet over de individuele uitkomsten communiceren. Het vervolgonderzoek
is naar verwachting deze zomer afgerond.
Verbeterplannen overige betrokken organisaties
De inspecties hebben in hun rapport van januari jl. aan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Veilig Thuis, het Crisisinterventieteam, speltherapeut Timon en Nidos opgedragen om zes weken na vaststelling van het inspectierapport een verbeterplan op te stellen met verbetermaatregelen gericht op hun eigen organisatie en op de ketensamenwerking. Deze organisaties hebben deze plannen inmiddels opgesteld en bij de inspecties aangeleverd. De inspecties hebben deze plannen beoordeeld en per organisatie het vervolg bepaald.
2. Pleegzorg
Hoewel de inspecties in hun rapport geen aanbevelingen hebben gedaan aan het Rijk, is deze gebeurtenis voor ons wel aanleiding geweest om – vooruitlopend op de uitkomsten van het thematisch toezicht door de IGJ – met de sector verbeteracties te nemen ter versterking van pleegzorg.
Want wanneer kinderen om wat voor verdrietige reden dan ook tijdelijk niet thuis kunnen wonen, is pleegzorg een waardevolle vorm van jeugdhulp. Deze vorm van opvang is de keuze van voorkeur bij een uithuisplaatsing, aangezien dit het meest op een gezinssituatie lijkt. Deze kinderen hebben vaak al veel meegemaakt en het is van belang dat zij zich kunnen ontwikkelen in een veilige, stabiele en liefdevolle omgeving: zo thuis mogelijk. Daarom is blijvend aandacht nodig voor de kwaliteit van pleegzorg, door pleegouders goed te screenen en voor te bereiden op het pleegouderschap, de juiste begeleiding te bieden, goede samenwerkingsafspraken te maken en bovenal goed naar pleegkinderen te luisteren.
Screening van aanstaande pleegouders
Als mensen zich aanmelden om pleegouder te worden, worden zij zorgvuldig gescreend. De screening bestaat uit een uitgebreid en breed pleegouderonderzoek door de pleegzorgorganisatie en een justitiële screening, plus een raadpleging van het eigen archief door de Raad voor de Kinderbescherming. Het pleegouderonderzoek bestaat uit een voorbereidings- en screeningstraject. Het is uiteindelijk de pleegzorgorganisatie die beoordeelt of een pleeggezin geschikt is om een pleegkind te verzorgen en op te voeden. Als een kind wordt geplaatst in
een pleeggezin, monitort de pleegzorgorganisatie de veiligheid (in elk geval met een jaarlijkse veiligheidscheck en vaker wanner daar aanleiding toe is), voert periodieke gesprekken met pleegouders en pleegkinderen en gaat op huisbezoek. Deze (her)screening van pleegouders is belangrijk om vast te stellen of een pleeggezin (nog) geschikt is een kind een veilige en liefdevolle omgeving te bieden. Dit is met name van belang omdat kinderen in pleegzorg sterk afhankelijk zijn van hun pleegouders.
De inspecties gaven in hun rapport geen concrete aanbevelingen voor het verbeteren van de screening van pleegouders.2 Toch was de gebeurtenis in Vlaardingen voor ons aanleiding ook de screening van pleegouders onder de loep te nemen, zowel justitiële screening als het pleegouderonderzoek.
Verkenning continue of periodieke justitiële screening
Zoals aangekondigd in onze Kabinetsreactie zijn wij in samenwerking met de RvdK en Jeugdzorg Nederland (JZNL) gestart met een verkenning naar de wenselijkheid van continue (justitiële) screening van pleegouders. Continue screening houdt in dat doorlopend wordt gecontroleerd op nieuwe strafrechtelijke gegevens in het justitieel documentatiesysteem.
Daarnaast kijken we naar periodieke screening. Dat is een andere manier om de justitiële screening aan te scherpen, bijvoorbeeld door iedere drie of vijf jaar een justitiële herscreening door de RvdK te laten uitvoeren. Uit deze eerste verkenning komt naar voren dat beide scenario’s juridische en praktische gevolgen met zich meebrengen voor zowel de pleegzorgorganisaties en de RvdK, als voor de pleegouders en jeugdigen die in een pleeggezin verblijven. Wij brengen de komende periode verder in kaart of deze vorm van screening praktisch en juridisch mogelijk en wenselijk is. Wij informeren u hier eind 2025 over.
De RvdK en JZNL hebben aandacht gevraagd voor het realiseren van een grondslag voor het uitwisselen van justitiële gegevens tussen de RvdK, de pleegzorgorganisatie en de gecertificeerde instelling. Mede omdat dit een voorwaarde is voor de werking van continu screenen van pleegouders. Ook heeft de RvdK aandacht gevraagd voor hun wens om een Verklaring van geen bezwaar (VGB) in te kunnen trekken en/of een geldigheidsduur van een afgegeven VGB vast te stellen. Deze punten nemen we mee in de verdere verkenning, in samenhang met de evaluatie van het Kwaliteitskader Voorbereiding en Screening.
Evaluatie Kwaliteitskader Voorbereiding en Screening
Jeugdzorg Nederland (JZNL) is vanwege de gebeurtenis in Vlaardingen eerder gestart met de evaluatie van het Kwaliteitskader Voorbereiding en Screening in de pleegzorg. Dit Kwaliteitskader is door de aanbieders gezamenlijk opgesteld met als doel om duidelijkheid, transparantie en - waar mogelijk - eenduidigheid te brengen in het proces van voorbereiding en screening in de pleegzorg. Het kader dient als leidraad voor de pleegzorgaanbieders om hun beleid concreet vorm te geven en is geborgd via de eisen van de HKZ-certificering.
JZNL neemt in de evaluatie in elk geval de volgende onderdelen mee:
Betere afspraken maken over (her)screening van pleegouders. Hierbij kijkt JZNL ook naar hoe eerdere pleegzorgplaatsingen en eerdere ervaringen van pleegouderschap worden betrokken bij de herscreening van pleegouders (motie Crijns3);
Het in kaart brengen van redenen, mogelijkheden en consequenties voor het beëindigen van een pleegzorgcontract. Bijvoorbeeld als de veiligheid van het kind in het geding is of de herscreening hier aanleiding toe geeft;
Zoveel mogelijk gelijktrekken van de screening van netwerkpleegouders aan die van bestandspleegouders (motie Ceder4), inclusief (passende) begeleiding voor netwerkpleegouders.
Jeugdzorg Nederland streeft ernaar een nieuwe versie van het Kwaliteitskader Voorbereiding en Screening dit najaar gereed te hebben.
Begeleiding en ondersteuning pleegouders
Pleegouders hebben goede begeleiding en ondersteuning nodig om pleegkinderen stabiel en veilig te kunnen opvangen en opvoeden. De recent verschenen Factsheet Pleegzorg 2024 van Jeugdzorg Nederland laat zien dat het aantal pleegouders dat gestopt is, is toegenomen. Deze stijging heeft verschillende oorzaken, zoals impact op het gezin, moeizame samenwerking met ouders en/of hulpverlener en toename van pleegouders die zijn overgestapt naar een functie als gezinshuisouder.5 Dit onderstreept het belang van goede begeleiding van pleegouders. Motie Ceder verzoekt in lijn hiermee om de begeleiding van zowel bestands-als netwerkpleegouders te verbeteren.6 In de pleegzorg is hier lokaal én landelijk continue aandacht voor. De volgende acties zijn ondernomen ter versterking van de begeleiding van pleegouders:
Om pleeggezinnen goed te ondersteunen, kan de Mockingbird-methode een uitkomst bieden.7 Deze werkwijze richt zich op het faciliteren van informele en laagdrempelige steun tussen pleeggezinnen. De staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport heeft een eerste maatschappelijke businesscase laten uitvoeren naar de Mockingbird-methode. De uitkomsten en aanbevelingen uit dit rapport staan beschreven in de Voortgangsbrief Jeugd van 13 juni 2025.8
Ondersteuning voor pleegouders betekent ook het financieel mogelijk maken van kinderopvang. Veel pleeggezinnen maken gebruik van kinderopvang of buitenschoolse opvang voor hun pleegkinderen, maar ontvangen hiertoe ontoereikende vergoedingen. Daarom is bij de Voorjaarsnota door het kabinet voor 2025, 2026 en 2027 – in aanloop naar het hernieuwde stelsel voor kinderopvang – jaarlijks € 10,7 miljoen beschikbaar gesteld als bijdrage voor deze kosten. Voor de verdere invulling verwijzen we naar de Voortgangsbrief Jeugd van 13 juni 2025.
Pleegouders maken soms kosten voor pleegkinderen, die zij niet vergoed krijgen binnen de reguliere pleegzorgvergoedingen, zoals een aanvullende zorgverzekering, zwemles of een ouderbijdrage voor school. Voor deze kosten kunnen pleegouders aanspraak maken op de bijzondere kostenvergoeding bij pleegzorgaanbieders. Tot nu toe konden alleen pleegouders die voor pleegkinderen met een jeugdbeschermingsmaatregel zorgen, aanspraak maken op deze vergoeding. Om dit ook te realiseren voor pleegouders die voor pleegkinderen zonder een jeugdbeschermingsmaatregel zorgen, heeft het Kabinet bij de Voorjaarsnota € 2,5 miljoen structureel beschikbaar gesteld. Dit gaat samen met een wijziging van de Regeling Jeugdwet.
Moties
Tijdens het debat van 5 maart jl. zijn aanvullende moties ingediend om de begeleiding en ondersteuning van pleegouders te verbeteren. Hieronder gaan wij op deze moties in:
De motie El Abassi (DENK) verzocht om een onafhankelijk controlemechanisme in te stellen om toezicht te houden op de beslissingen en werkwijzen van pleegzorgorganisaties en jeugdbescherming.9 De staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport heeft in het debat van 5 maart jl. toegelicht dat dit onafhankelijk toezicht via de IGJ en IJenV verloopt. Daarom wordt geen nieuw controlemechanisme ingesteld.
De motie Rikkers-Oosterkamp (BBB) verzocht om in pleegzorgcontracten de verplichting op te nemen voor pleegouders om scholing en opleidingen te volgen.10 Jeugdzorg Nederland verkent welke ruimte het pleegzorgcontract nu biedt en welke alternatieven er zijn om hierover afspraken te maken in bijvoorbeeld het pleegouderontwikkelingsplan (POP) en begeleidingsplan. Dit draagt bij aan deskundigheidsbevordering van pleegouders en betere gesprekken tussen pleegzorgwerkers en pleegouders. Jeugdzorg Nederland kijkt verder via Pleegzorg.nl naar mogelijkheden voor meer uniformiteit in scholing op landelijk niveau.
De motie Krul (CDA) verzocht om samen met het veld tot een beroepsnorm te komen dat pleegkinderen ingeschreven worden bij de huisartsenpraktijk van hun pleegouders.11 Het inschrijven van een kind bij de huisarts is een gezagsbeslissing. Wanneer mogelijk, is het al gebruik om het pleegkind bij de huisarts van pleegouders in te schrijven als sprake is van een langdurige pleegzorgplaatsing. In sommige gevallen is het daarentegen wenselijker dat een pleegkind ingeschreven staat bij de eigen huisarts, zoals bij een crisisplaatsing. Daarom is het vaststellen van één beroepsnorm in dit geval niet mogelijk. Wel heeft de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport dit onderwerp actief onder de aandacht gebracht bij de sector om dit mee te nemen in hun werkwijze. Op Pleegzorg.nl is hier ook informatie over opgenomen.
Werving pleegouders
Een van de grote aandachtspunten binnen de pleegzorg blijft de beschikbaarheid van voldoende pleegouders. Dit is ook in het debat van 5 maart jl. besproken. De recent uitgebrachte Factsheet Pleegzorg 2024 onderstreept de urgentie: eind 2024 wachtten bijna 900 kinderen op een pleeggezin. Een sterke landelijke campagne voor het werven van pleegouders is van groot belang. Daarom financiert de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport de landelijke campagne ‘Jouw huis een 2e thuis’ (2023 – 2026). Deze campagne ziet specifiek op het motiveren van potentiële pleegouders om zich verder te oriënteren op het pleegouderschap. De huidige campagne kent goede resultaten: er zijn ruim 500.000 personen bereikt. Tegelijkertijd zien we kansen om de campagne op onderdelen te intensiveren, aangezien slechts een klein percentage van deze 500.000 personen zich vervolgens aanmeldt als aspirant-pleegouder.12 Daarom heeft de staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport aan Jeugdzorg Nederland gevraagd op welke onderdelen zij mogelijkheid zien om de campagne te intensiveren en de overdracht van geïnteresseerde potentiële pleegouders naar de pleegzorgaanbieders te verbeteren. Dit wordt de komende periode verder uitgewerkt, in nauwe samenwerking met pleegzorgaanbieders en pleegouders, ter uitvoering van motie Eerdmans (JA21).13
3. Jeugdbescherming
Zoals hierboven is aangegeven, hadden de inspecties geen aanbevelingen voor het Rijk. Wel hebben we, ook op het gebied van jeugdbescherming, bekeken wat wij vanuit onze stelselverantwoordelijkheid kunnen doen.
Toezicht op voogdijkinderen
Zoals in de brief van 30 januari is opgenomen, wordt in het wetsvoorstel ter versterking van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming het toezicht op (pleeg)kinderen met een voogdijmaatregel versterkt. In het wetsvoorstel wordt namelijk voorgesteld dat de RvdK toezicht houdt op het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van de minderjarige. Door de jaarlijkse evaluatie kan getoetst worden of een minderjarige die door de staat onder voogdij is geplaatst zich onbedreigd en veilig kan ontwikkelen. Zo niet, dan kan worden ingegrepen. De werkwijze rondom het houden van toezicht moet nog nader worden uitgewerkt. We verwijzen u naar de recente verzamelbrief jeugdbescherming waarin u over de voortgang van het wetgevingstraject bent geïnformeerd en waarin is aangegeven dat het streven is het wetsvoorstel dit najaar ter advisering voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State.
Verbeteren informatiepositie bij rechtszittingen
De inspecties constateerden in hun rapport dat Enver en de WSS - tijdens de zitting over de gezagsbeëindiging van het meisje - de RvdK en de rechtbank niet hebben geïnformeerd over een recente mishandeling door de pleegvader.14 Dit gaf ons aanleiding na te gaan of aanvullende afspraken gemaakt moeten worden, zodat in de periode tussen afronding van het raadsonderzoek en de rechtszitting bij alle partijen alle relevante, actuele informatie bekend is over een gezin/kind.
De besluiten die een kinderrechter neemt hebben immers grote impact op de levens van de kinderen die het betreft, hun ouder(s) en betrokkenen. Het is daarom extra belangrijk dat partijen alle feiten die voor de beslissing van belang zijn, volledig en naar waarheid aanvoeren. Dit is ook een wettelijke verplichting, neergelegd in artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en artikel 3.3 van de Jeugdwet.
De werkprocessen van de bij de jeugdbescherming betrokken organisaties zijn hierop ingericht. Voor de jeugdbeschermers van de GI’s is er bijvoorbeeld een training ‘Optreden ter Terechtzitting’ waarin aandacht is voor de voorbereiding op en het proces van de zitting. Het is bij de RvdK de gebruikelijke werkwijze om kort voorafgaand aan de zitting, dan wel tijdens de zitting, na te vragen of er nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Hoewel in deze concrete casus door de RvdK navraag is gedaan, ziet de RvdK aanleiding om nog expliciet(er) in de werkinstructies op te nemen dat altijd contact wordt opgenomen met de GI over de actuele stand van zaken. Naar verwachting is dit na de zomer 2025 gereed.
4. Acties pleegzorg en Gecertificeerde Instellingen
Samenwerking pleegzorg en jeugdbescherming
Goede samenwerking tussen GI’s en pleegzorgorganisaties is essentieel voor goede zorg voor kinderen die met een kinderbeschermingsmaatregel geplaatst zijn in een pleeggezin. Jeugdzorg Nederland evalueert, als brancheorganisatie voor organisaties in het jeugddomein, de Handreiking samenwerkingsafspraken met aangesloten Gecertificeerde Instellingen (GI’s) en pleegzorgorganisaties. Onderdeel van deze evaluatie zijn ook de afspraken over omgang en behoud van familierelaties, visie op perspectiefbepaling en terugplaatsing en gegevensuitwisseling. Omdat er ook behoefte is om de samenwerking tussen gezinshuizen en GI’s te versterken en de samenwerkingsafspraken vergelijkbaar zijn met die van pleegzorg, betrekt Jeugdzorg Nederland deze zorgvorm bij het evaluatieproces. De evaluatie van deze handreiking wordt de komende periode uitgevoerd. Jeugdzorg Nederland verwacht dat deze in het voorjaar van 2026 is afgerond en de resultaten geïmplementeerd kunnen worden.
In hun rapport gaven de inspecties aan dat een gedeelde integrale analyse van de problemen en krachten van het meisje en haar gezin ontbrak, waardoor er een visieverschil tussen de WSS en Enver ontstond over de noodzakelijk in te zetten hulp. In 2024 hebben de GI’s en de aanbieders gesloten jeugdhulp een Richtlijn Verklarend analyseren ontwikkeld. Door verklarend analyseren kijken organisaties en professionals breed en systematisch naar het gezin en kunnen zij beter aansluiten bij vragen en behoefte van kinderen, jongeren en gezinnen. Momenteel werken individuele organisaties aan (verdere) implementatie van het verklarend analyseren. Jeugdzorg Nederland gaat de Richtlijn Verklarend analyseren verbreden en de implementatie en het gebruik van verklarend analyseren verder versterken. Zij sluiten hierbij aan bij de landelijke ontwikkeling op dit thema.
Dossieropbouw, naleving en professionalisering
De IGJ kijkt in het thematisch toezicht o.a. mee op de navolgbaarheid van dossiers. Jeugdzorg Nederland verkent voor de pleegzorg samen met HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) of uit de huidige controles en audits voldoende blijkt of de processen en instrumenten die de veiligheid van
het kind moeten borgen goed worden ingevoerd en gebruikt. Organisaties (zowel pleegzorg als GI’s) werken zelf aan het beter naleven van afspraken, richtlijnen en protocollen (compliance) en het verbeteren van de dossieropbouw. Daarnaast nemen GI’s dit zelf ook mee in hun interne audits en de verplichte audits van het KMI.
De gebeurtenis in Vlaardingen heeft laten zien dat professionaliseren ook betekent dat er ruimte moet zijn voor professionals en organisaties om te reflecteren en dilemma’s te bespreken. Om professionals hierin te helpen, heeft het Nederlands Jeugd Instituut op 5 juni jl. vier gesprekskaarten gepubliceerd.15 De gesprekskaarten bieden professionals, beleidsmakers en bestuurders handvatten om met elkaar in gesprek te gaan over het werken met gezinnen waar sprake is van veiligheidsrisico’s en hier samen van te leren.
Stem van het kind in pleegzorg en jeugdbescherming
Het is essentieel om te luisteren naar kinderen in de pleegzorg en de jeugdbescherming, zowel wanneer zij zorgen delen als wanneer zij willen bijdragen aan het verbeteren van de pleegzorg en jeugdbescherming. Een van de kernpunten uit het inspectierapport is dat het meisje onvoldoende is gehoord en geloofd.16 Wij zetten ons met de sector in om de stem van (pleeg)kinderen steviger te verankeren in de werkwijze van de betrokken organisaties. Daarvoor zijn de volgende acties in gang gezet.
Vertrouwenspersonen en informele steun
Kinderen kunnen hulp krijgen om hun stem te laten horen,
bijvoorbeeld via informele steunfiguren en vertrouwenspersonen van
Jeugdstem. De (hernieuwde) richtlijn Pleegzorg onderstreept het belang
om sámen met het kind uit te zoeken wie deze vertrouwenspersoon kan
zijn. Een algemene aanbeveling van de inspecties luidde dat
pleegkinderen – conform de richtlijn Pleegzorg – moeten beschikken over
een vertrouwenspersoon via het persoonlijke netwerk of via Jeugdstem.17 De motie Westerveld (GL-PvdA)
verzocht om voor de zomer met een plan te komen om pleegkinderen te
informeren over hun recht op hulp van een vertrouwenspersoon.18 Hiervoor worden de volgende acties
in gang gezet:
Jeugdstem lanceert na de zomer een campagne om de bekendheid van Jeugdstem onder pleegkinderen te vergroten. Bij het vormgeven van deze campagne betrekt Jeugdstem pleegkinderen actief.
Aanvullend hierop brengt Jeugdstem een speciaal ‘Ken je rechten’-boekje uit voor pleegkinderen. Om aan te sluiten bij de belevingswereld van pleegkinderen worden zowel boekjes voor pleegkinderen onder de 12 jaar als boven de 12 jaar gemaakt. Bij het ontwikkelen van de boekjes betrekt Jeugdstem pleegkinderen actief, waaronder jongeren in het netwerk van JongWijs.
Jeugdstem gaat in 2025 alle pleegzorgorganisatie gericht benaderen met het specifieke communicatiemateriaal over de vertrouwenspersoon voor pleegkinderen, pleegouders en pleegzorgbegeleiders.
In 2025 zijn eenmalig financiële middelen beschikbaar gesteld aan Jeugdstem om de digitale dienstverlening van Jeugdstem (verder) te ontwikkelen. Dit moet leiden tot betere digitale beschikbaarheid van vertrouwenspersonen voor alle (pleeg)kinderen via diverse kanalen. Onderdeel hiervan is een uitgebreide digitale kennisbank met veel informatie specifiek voor pleegkinderen;
De Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP), Jeugdstem, JongWijs, JIMwerkt, de Alliantie Informele Steun en Jeugdzorg Nederland werken daarnaast aanvullende mogelijkheden uit om vertrouwenspersonen en informele steunfiguren beter te positioneren binnen de pleegzorg. Een van deze mogelijkheden is om de ‘Jouw Ingebrachte Mentor’ (JIM)-methodiek meer in te zetten. Een JIM is een (informele) steunfiguur die een jongere zelf kiest uit de eigen omgeving zoals een buur, tante, sportcoach of opa. Zo’n JIM treedt als vertegenwoordiger op richting het gezin en professionals.
Lectoraat ‘Stem van het kind in de pleegzorg’
Het Nederlands Jeugdinstituut is in samenwerking met de Hogeschool Rotterdam, de NVP, JongWijs, Rijksuniversiteit Groningen en Enver een vierjarig onderzoeksprogramma gestart naar ‘de Stem van het kind in de pleegzorg’. Het overkoepelende doel van het onderzoeksprogramma is het bevorderen van participatie van kinderen in de pleegzorg, van zowel pleegkinderen als ook eigen kinderen van pleegouders. De resultaten worden voor alle pleegzorgorganisaties beschikbaar gemaakt.
Veiligheid in pleeggezinnen bespreken
De staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport financiert het project ‘Veiligheid in pleeggezinnen’ van de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP). Het project richt zich op het doorbreken van het taboe op het bespreekbaar maken van veiligheid in pleeggezinnen. Dit project wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met pleegzorgaanbieders en loopt t/m 2026.
De (hernieuwde) Richtlijn Pleegzorg benadrukt eveneens het belang van het goede gesprek voeren. Uitgangspunt is dat professionals minstens drie keer per jaar met het kind moeten spreken over de veiligheid in het pleeggezin. Maar, zo benadrukt de hernieuwde richtlijn, het is nog belangrijker dat de kwaliteit van de gesprekken goed is: dat het kind zich comfortabel en veilig voelt tijdens de gesprekken gaat boven het aantal keer dat een professional een kind spreekt. Naar verwachting publiceert het NJi de hernieuwde richtlijn deze zomer.
Ook de RvdK zet zich in om de positie van het kind te versterken, door nog beter te luisteren naar het kind. De RvdK zet zich ervoor in om te zorgen dat het kind beter begrijpt wat het kan verwachten van het raadsonderzoek en het gesprek met de RvdK. In 2025 is de RvdK gestart met het verbeteren van het kindgesprek, de inzet van een ervaringsdeskundige die specifieke ervaring heeft vanuit het kindperspectief in de pleegzorg, en met cliëntparticipatie. Ook werkt de RvdK aan het vernieuwen van zijn cliëntcommunicatie om beter aan te sluiten bij wat voor kinderen en ouders de juiste informatie is op het juiste moment en in een vorm die herkenbaar, inclusief en passend is.
5. Meldcode en adviesplicht
De meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is een belangrijk instrument om professionals te ondersteunen bij het signaleren, duiden en handelen bij vermoedens van huiselijk geweld en/of kindermishandeling. De IGJ benoemt in haar rapport dat de meldcode bij een aantal betrokken organisaties wel aanwezig is, maar deze niet is gestart of niet goed is toegepast. Hierdoor zijn signalen niet goed opgepakt en is er in dit geval geen melding bij Veilig Thuis gedaan die er wel had moeten zijn. De beschikbaarheid van voldoende kennis over de meldcode binnen organisaties is essentieel om goed met de meldcode te kunnen werken.
Voorkomen moet worden dat kennis over werken met de meldcode wegzakt; daarom is hier continu aandacht voor nodig. In het verleden hebben we de meldcode on tour gehad (2019-2021) en Wijzer met de meldcode (2022-2024) gelanceerd om professionals te helpen bij het gebruik van de meldcode. De professionele organisaties staan hiervoor in eerste instantie aan de lat en worden daarbij ondersteunt met activiteiten vanuit het Landelijk Netwerk Veilig Thuis (LNVT) en de ministeries van OCW en VWS. De staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport is met professionals en Veilig Thuis in gesprek over maatregelen om de kennis over en het gebruik van de meldcode onder professionals in de verschillende beroepsgroepen te blijven bevorderen en verbeteren. Onderdelen zijn:
Meer bekendheid generen voor disclosure:
Binnen de meldcode is expliciet aandacht voor disclosure: “het moment waarop een slachtoffer zelf, al dan niet verhuld, melding maakt van mishandeling of onveiligheid.” Het is belangrijk dat deze uitingen serieus worden genomen en dat het slachtoffer wordt geloofd. Daarmee is het de professionele norm om te melden bij Veilig Thuis. In de praktijk wordt disclosure niet altijd als zodanig herkend en als het om jonge kinderen gaat is hier ook specifieke kennis voor nodig. Daarnaast lijkt het ook niet altijd bekend wat de rol van Veilig Thuis, onder andere ook vanuit de expertise van de vertrouwensartsen, is. Conform de motie van Eerdmans19 is het van belang dat er meer bekendheid is over disclosure en dat professionals op de hoogte zijn van het handelingsperspectief in het afwegingskader. Veilig Thuis gaat in gesprekken met professionals aandacht vragen voor disclosure en voor de rol van vertrouwensartsen.Stimuleren van vragen van advies bij Veilig Thuis (stap 2 meldcode)
De meldcode schrijft in stap 2 voor dat professionals bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling overleggen met een collega of, indien nodig, advies kunnen inwinnen bij Veilig Thuis. In de praktijk wordt niet altijd om advies gevraagd, terwijl dit wel behulpzaam kan zijn bij het duiden van signalen en het bepalen van vervolgstappen. Zoals aangegeven in de Kabinetsreactie op de inspectierapporten van 30 januari 2025 en in de motie van Dral,20 verkennen wij de mogelijkheid om een adviesplicht in te voeren. Met de adviesplicht moeten professionals verplicht advies vragen bij Veilig Thuis bij vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling. In de verkenning kijken we naar de scope, de verhouding tot de collegiale toetsing,
de randvoorwaarden voor toepassing van de plicht en naleving. We
werken dit onder andere uit met beroepsgroepen en Veilig Thuis. Hierin
nemen we ook de evaluaties van de meldcode mee en het onderzoek naar de
adviesplicht schadelijke praktijken. De adviesplicht moet bijdragen aan
een eenduidigere werkwijze bij vermoedens van huiselijk geweld en
kindermishandeling.
We informeren uw Kamer verder over deze verkenning in een volgende
voortgangsbrief.
6. Verstevigen positie Veilig Thuis
Hoewel in de inspectierapporten naar voren kwam dat Veilig Thuis in
dit geval navolgbaar heeft gehandeld, hebben de rapporten ook laten zien
dat er nog veel te winnen is als het gaat om de samenwerking tussen
Veilig Thuis en andere organisaties. Veilig Thuis Rotterdam Rijnmond
heeft hiervoor een plan van aanpak gemaakt om hun kennis en expertise
meer onder de aandacht te brengen bij professionals in de regio en
herijkt de samenwerkingsafspraken in de regio. Landelijk is hier ook
verbetering in nodig.
Het ministerie van VWS is hierover in gesprek met het Landelijk Netwerk Veilig Thuis en de VNG, om gezamenlijk de positie van Veilig Thuis te versterken. Onderdelen hiervan zijn:
Verbeteren van de digitale omgeving van Veilig Thuis: Veilig Thuis gaat haar website ombouwen en uitbreiden tot een digitaal platform waar mensen, zowel burgers als professionals, al direct terecht kunnen voor advies
Uitbreiden van de chatfunctie naar 24/7 bereikbaarheid
Breed onder de aandacht brengen wat de adviesfunctie van VT inhoudt en wat er gebeurt als je advies vraagt, onder andere door de inzet van verhalen van ervaringsdeskundigen, door voorlichting aan professionals
Voorlichting/masterclasses en trainingen organiseren voor professionals, zowel op inhoud als op functionaliteiten van Veilig Thuis (radarfunctie, vertrouwensartsen).
Motie Vd Werf over bundelen meldingen van onveiligheid
Naast het versterken van de positie van VT brengt het ministerie van VWS momenteel in kaart hoe het systeem van meldingen vorm is gegeven, welke meldingen er met welke grondslag waar binnenkomen en welke verbeteringen er op dit vlak nodig en wenselijk zijn. Deze inventarisatie volgt op de motie van lid Vd Werf over het mogelijk bundelen van meldingen en het toegankelijk maken van informatie.21 De verwachting is dat de eerste uitkomsten daarvan voor de zomer 2025 bekend zijn. De Tweede Kamer zal in een volgende voortgangsbrief hierover worden geïnformeerd.
Motie Vd Werf over huisbezoek
In aanvulling op bovenstaande verbetermaatregelen is namens de voormalig Staatsecretaris Justitie en Veiligheid gesproken met de politie over de rol van huisbezoeken bij vermoedelijke kindermishandeling, naar aanleiding van de motie van lid Vd Werf over dit onderwerp.22 Zoals in het plenaire debat van 5 maart jl. is toegelicht, bestaat deze bevoegdheid tot huisbezoek van de politie al, maar wordt deze mogelijk niet overal in het land voldoende benut.
Binnen de bestaande samenwerking tussen politie, Veilig Thuis, OM, de Raad voor de Kinderbescherming en reclassering in geval van (vermoedens van) huiselijk geweld en kindermishandeling wordt al gezamenlijk besproken en informatie uitgewisseld over welke stappen genomen moeten worden om het kind in veiligheid te brengen (op het zogenaamde ‘actie(gericht)overleg’). Deze coalitie van partners werkt samen in het Netwerk Zorg-Straf aan de aanpak Veiligheid Voorop. Een van de acties kan een huisbezoek door de politie zijn. De aanpak Veiligheid Voorop,23 inclusief huisbezoeken door de politie bij vermoedens van kindermishandeling, hebben de voortdurende aandacht van ons en de netwerkpartners zelf. De politie zal de inzet van het huisbezoek bij vermoedelijke kindermishandeling intern onder de aandacht blijven brengen.
7. Raad voor de Kinderbescherming
De RvdK heeft in maart het door de inspecties gevraagde verbeterplan opgesteld. In aanvulling op de acties die de RvdK reeds had getroffen,24 zet de RvdK onder andere in op het nader omschrijven op welke momenten relevante informanten kunnen worden geraadpleegd ten behoeve van de (justitiële) VGB-screening. Hiervoor is voor de zomer 2025 het herziene kader vastgesteld. Daarnaast werkt de RvdK mee aan de nadere verkenning van continue screening, zoals eerder in deze brief is aangegeven, waarbij ook de geldigheidsduur dan wel het intrekken van een VGB nader wordt onderzocht. Ook versterkt de RvdK de samenwerking in de keten door de activiteiten in het landelijk Netwerk Zorg-Straf rondom kindermishandeling (zie onder 6) en het delen van informatie tussen afronding raadsonderzoek en de zitting (zie onder 3). Tot slot zet de RvdK in op het verduidelijken van de werkwijzen en handreikingen hoe om te gaan in situaties waarin er een verschil van opvatting is met andere organisaties over de kwaliteit en het perspectief van een opvoedsituatie. De RvdK heeft hierbij specifiek aandacht voor het versterken van de positie van het kind. Ook deze handreikingen zijn naar verwachting voor de zomer 2025 aangepast.
8. Acties onderwijs
Scholen spelen een belangrijke rol in het signaleren en melden van kindermishandeling. Zoals toegezegd in de beleidsreactie op de inspectierapporten over de casus Vlaardingen, wordt dit jaar geïnvesteerd in scholing voor samenwerkingsverbanden, specifiek gericht op de rol van Veilig Thuis en de meldcode. Deze trainingen zullen worden verzorgd door de landelijke vereniging van aandachtsfunctionarissen (LVAK) en worden vormgegeven samen met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Een pilottraining heeft inmiddels met succes plaatsgevonden bij een samenwerkingsverband en hier is veel nuttige informatie opgehaald voor het vervolgtraject.
Hiernaast zetten we in op het structureel onder de aandacht brengen van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling - die scholen verplicht moeten hebben en gebruiken - en het afwegingskader voor het onderwijs. We zijn in gesprek met de PO-raad, VO-raad en Academie en Vakvereniging voor Schoolleiders (AVS) om te bezien hoe we dit zo goed mogelijk kunnen vormgeven.
Het is belangrijk dat er altijd zicht is op de leerling en dat scholen er alles aan doen het contact met de leerling te behouden, ook als een kind langere tijd niet naar school kan. Ook als er intensieve zorg nodig is hebben scholen een verantwoordelijkheid om contact te houden met het kind, de ouders of de voogd. Scholen kunnen op verschillende manieren het onderwijs inrichten afgestemd op wat de leerling nodig heeft, zoals bijvoorbeeld met de inzet van digitaal afstandsonderwijs. In het wetsvoorstel Terugdringen verzuim dat momenteel in uw Kamer ligt scherpen we de kaders voor het verzuimbeleid van scholen aan, zodat verzuim bijtijds wordt gesignaleerd, de school er actie op onderneemt en in contact blijft met de leerling.
In dit wetsvoorstel wordt tevens benadrukt dat leerplichtambtenaren vroegtijdig kunnen worden ingeschakeld, ook bij zorgelijke situaties zonder dat direct sprake is van veel ongeoorloofd verzuim.
Daarnaast wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel dat scholen en samenwerkingsverbanden meer ruimte geeft maatwerk te bieden, bijvoorbeeld om onderwijs op een zorglocatie te organiseren of digitaal als dat nodig is.
Uit de inspectierapporten over de gebeurtenissen in Vlaardingen blijkt dat door de zorgpartij werd gesteld dat zorg voorliggend was en het meisje geen onderwijs kon volgen. Hierdoor is zij, ondanks pogingen van de school om contact te zoeken, bij school uit beeld verdwenen. Dit is een zeer onwenselijke situatie. Meer ruimte voor passend maatwerk moet ervoor zorgen dat de school betrokken kan blijven bij de leerling, dat onderwijs kan worden geboden dat passend is bij de benodigde ondersteuning en bij wat de leerling op dat moment aankan. Hierdoor blijft het contact tussen school en leerling behouden en verdwijnt de leerling niet uit beeld. In de voorbereiding van het wetsvoorstel zal dit worden benadrukt en een plek krijgen.
Motie Stoffer over wettelijke regierol
In de motie van het lid Stoffer (SGP) wordt de regering verzocht te verkennen of een wettelijke regierol nodig is voor kinderen op wie een maatregel van kinderbescherming van toepassing is en die zijn uitgevallen op school, zodat deze leerlingen daadwerkelijk frequent worden gezien.25 Voor de zomer starten gesprekken hierover met de PO- en VO-raad, leerplichtambtenaren, Jeugdzorg Nederland, Veilig Thuis en andere relevante partijen. In het najaar zal u hierover verder worden geïnformeerd.
Afsluiting
Wat in het pleeggezin in Vlaardingen is gebeurd, maakt nog steeds grote indruk op ons en alle betrokkenen. We realiseren ons dat dit ook impact heeft op alle pleegouders, jeugdbeschermers en zorgprofessionals die zich inzetten om kinderen een veilig thuis te bieden. Wij hebben hier veel waardering voor.
De maatregelen nemen wij in de context van brede verbeteringen in de jeugdzorg en de jeugdbescherming, waar wij onder andere via de Hervormingsagenda Jeugd en het Toekomstscenario Kind- en gezinsbescherming aan werken. Hier informeren wij u apart over in de voortgangsbrief Jeugd.26 We blijven ons hiervoor inzetten. En volgen met de inspecties de verbeteringen die nodig zijn nauwgezet.
Hoogachtend,
de staatssecretaris Jeugd, de staatssecretaris Rechtsbescherming,
Preventie en Sport,
Vincent Karremans T.H.D. Struycken
Zoals uiteengezet in de Kabinetsreactie van 30 januari jl.↩︎
Inspectierapport IGJ & IJenV, p. 3.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 282.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 287.↩︎
Te raadplegen via: https://www.pleegzorg.nl/bibliotheek/1-wat-is-pleegzorg/37-feiten-en-cijfers-over-pleegzorg.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 287.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31839, nr. 1087.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 295.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 280.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 300.↩︎
Uit cijfers die Jeugdzorg Nederland beschikbaar heeft, blijkt dat rond de 7.200 personen daadwerkelijk overgaat tot het aanvragen van informatiepakketten bij een van de pleegzorgaanbieders in de regio.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 279,↩︎
Inspectierapport IGJ & IJenV, p. 15.↩︎
Te raadplegen via: https://www.nji.nl/publicaties/samen-leren-van-incidenten.↩︎
Inspectierapport IGJ & IJenV, p. 2& 11.↩︎
Inspectierapport IGJ & IJenV, p. 31-32.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 290.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr., 278.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 293.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 285.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 286.↩︎
Aanpak Veiligheid Voorop | VNG. In geval van huiselijk geweld en kindermishandeling werkt de coalitie van partners Veilig Thuis, de politie en de justitieorganisaties (OM, RvdK, de reclassering) samen volgens de aanpak Veiligheid Voorop. Hierin wordt op basis van informatiedeling vroegtijdig gezamenlijk bepaald welke interventies ingezet moeten worden, allereerst voor de veiligheid in het gezin of huishouden.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31 015, nr. 277.↩︎
Kamerstukken II, 2024-2025, 31015 nr. 297.↩︎
Kamerstukken II 2024/2025, 31839, nr. 1087.↩︎