[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Situatie in de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever

De situatie in het Midden-Oosten

Brief regering

Nummer: 2025D28590, datum: 2025-06-18, bijgewerkt: 2025-06-23 09:18, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 23432 -563 De situatie in het Midden-Oosten.

Onderdeel van zaak 2025Z12544:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


23432 De situatie in het Midden-Oosten

Nr. 563 Brief van de minister van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2024

De aandacht gaat sinds 13 juni met name uit naar de zorgelijke geweldsescalatie tussen Israël en Iran. Het is echter van groot belang de ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse Gebieden niet uit het oog te verliezen en te blijven werken aan verbetering van de situatie op de grond.

Op 19 mei 2025 verzochten de leden Van Baarle en Dassen om een brief over de recente verklaring van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Canada over het Israëlische offensief in de Gazastrook, en de uitspraken van wetenschappers ten aanzien van genocide. Op 3 juni 2025 verzocht het lid van Baarle tevens om een brief waarin de regering ingaat op het internationaalrechtelijke aspect van de aankondiging van de Israëlische regering om 22 nederzettingen te vestigen. In deze brief zal het kabinetsstandpunt ten aanzien van de huidige situatie in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, met inbegrip van de verklaring van de bovengenoemde landen, worden toegelicht. Daarnaast zal deze brief ook ingaan op het verzoek van het lid Teunissen over de Madleen van 10 juni 2025. Het verzoek van het lid van Baarle om een brief over het aansluiten bij het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om twee Israëlische bewindspersonen te sanctioneren, wordt tevens meegenomen in deze brief. Tot slot zal ik van deze gelegenheid gebruik maken om in te gaan op de verzoeken van de leden Jetten en van Baarle van 19 mei 2025 over een brief ten aanzien van de binnenlandse demonstraties, inclusief het verzoek van het lid van Baarle van 17 juni 2025 om in te gaan op de demonstratie van 15 juni.

Deze brief stuur ik mede namens de minister-president.

Situatie in de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever

Op 18 maart beëindigde Israël het staakt-het-vuren. Eerder die maand, op 2 maart 2025, stelde Israël een blokkade in op humanitaire hulp naar de Gazastrook. Op 9 maart 2025 blokkeerde Israël ook de elektriciteitsleverantie aan de Gazastrook. Deze laatste maatregelen vormen naar mening van het kabinet een schending van het internationaal humanitair recht, dat Israël verplicht om humanitaire hulp toe te staan en te faciliteren. Hoewel de Israëlische regering op 18 mei 2025 aankondigde een minimale hoeveelheid hulp de Gazastrook binnen te laten, acht het kabinet dit gebrekkig en volstrekt onvoldoende. De bevolking blijft verstoken van voldoende voedsel en andersoortige hulp, terwijl de noodzaak van massale humanitaire hulp wordt onderstreept door onder andere het meest recente rapport van het Integrated Food Security Phase Classification System (IPC).1 Momenteel wordt de gehele bevolking van de Gazastrook geconfronteerd met acute voedselonzekerheid. Het kabinet zet zich er onverminderd voor in dat humanitaire toegang snel en drastisch verbetert en roept Israël op de blokkade onmiddellijk op te heffen.

Sinds het verbreken van het staakt-het-vuren is het Israëlische militaire optreden verder geïntensiveerd. Daarbij kondigde het Israëlische leger (IDF) op 25 mei 2025 aan om binnen twee maanden 75 procent van de Gazastrook in te nemen en de Gazaanse bevolking naar drie enclaves te dirigeren. Uitspraken van premier Netanyahu over het voornemen om de Gazastrook volledig onder controle te brengen van het Israëlische leger staan naar mening van het kabinet op gespannen voet met het streven naar een lange termijn oplossing voor het conflict. De uitspraak van minister van Financiën, tevens tweede minister van Defensie, Smotrich over de volledige vernietiging van de Gazastrook is voor het kabinet onacceptabel.

Tegelijkertijd gaat nog steeds dreiging uit vanuit terreurorganisatie Hamas en vanuit de bredere regio. Momenteel houdt Hamas nog 53 gegijzelden vast in de Gazastrook, waarvan nog minstens 20 personen in leven zouden zijn. Wat het kabinet betreft is de huidige koers van het Israëlisch veiligheidskabinet echter niet de weg voorwaarts: niet voor het effectief vrij krijgen van de gijzelaars die zijn ontvoerd door Hamas, niet voor de Palestijnen in de Gazastrook en ook niet voor de Israëlische bevolking. Het is essentieel dat een onmiddellijk en permanent staakt-het-vuren overeen wordt gekomen door beide partijen om te voorkomen dat het conflict nog meer leed veroorzaakt. Hamas moet onmiddellijk alle gijzelaars vrijlaten en zijn wapens neerleggen. Er is geen plek voor Hamas in het toekomstige bestuur van de Gazastrook.

Het is van groot belang dat de Palestijnse bevolking in de Gazastrook de hulp krijgt die zij zo hard nodig heeft. Nederland blijft Israël publiekelijk en in bilaterale contacten oproepen om onmiddellijk, onvoorwaardelijk en ongehinderd humanitaire hulp toe te laten tot de gehele Gazastrook. Het nieuw opgezette distributiemechanisme, gesteund door Israël en de Verenigde Staten, brengt burgers in gevaarlijke situaties met ook doden tot gevolg, bereikt te weinig mensen en sluit een deel van de bevolking van de Gazastrook uit van humanitaire hulp. Nederland blijft, conform motie Bamenga c.s. (Kamerstuk 21 501-04, nr. 289), benadrukken dat dit mechanisme niet verstandig en werkbaar is, alsook dat het verlenen van humanitaire hulp verenigbaar moet zijn met het humanitair oorlogsrecht en humanitaire principes. De Verenigde Naties (VN), het Rode Kruis- en Halve Maanbeweging en andere humanitaire partners van Nederland staan klaar en zijn in staat hulp ook verder op te schalen, en geven aan dit op veilige en transparante wijze te kunnen doen. Nederland steunt deze inzet.

Het kabinet deelt dan ook de zorgen ten aanzien van de humanitaire situatie in de Gazastrook van de opvarenden van het schip de Madleen. De Madleen is op maandag 9 juni door Israël onderschept buiten de Israëlische territoriale wateren en naar de Israëlische haven van Ashdod gebracht. Het kabinet heeft eerder bij Israël op aangedrongen dat het geen geweld tegen het schip en opvarenden moest gebruiken en aangegeven dat een Nederlander zich aan boord van het schip bevond. De Nederlandse burger aan boord van de Madleen ontving op het eerst mogelijke moment na aankomst in Israël prompt consulaire bijstand. Ik verwijs u voorts naar de beantwoording van de Kamervragen terzake.2 Inmiddels is de Nederlandse burger uit Israël vertrokken.

Ook is het belangrijk dat hulpverleners evenals journalisten veilig hun werk kunnen doen. Het kabinet heeft in gesprekken met Israëlische autoriteiten herhaaldelijk het belang van vrije toegang voor journalisten onderstreept en zal dat blijven doen. Mede naar aanleiding van de aanval op hulpverleners in de Gazastrook, waarbij onder meer medewerkers van de Palestijnse Rode Halve Maan om het leven kwamen, is de Israëlische ambassadeur ontboden. De motie Kahraman/Ceder (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3107) verzoekt de regering om in Europees verband en bilateraal bij de Israëlische autoriteiten erop aan te dringen een onafhankelijk internationaal onderzoek naar dit incident te laten plaatsvinden. Het heeft de voorkeur om voor dit internationale onderzoek in eerste instantie te kijken naar bestaande structuren waar het onderzoeken van dergelijke incidenten reeds onder het mandaat valt. In reactie op de motie heeft het kabinet daarom laten nagaan of deze aanval op hulpverleners wordt onderzocht door de Independent International Commission of Inquiry on the Occupied Palestinian Territory, including East Jerusalem, and Israel, opgericht door de VN-Mensenrechtenraad. De Commission of Inquiry heeft bevestigd dat dit het geval is.

Daarnaast heeft het kabinet, samen met 21 andere landen, op 19 mei 2025 een verklaring ondertekend die de humanitaire boodschappen aan Israël nogmaals onderstreept.3 Frankrijk, Canada en het Verenigd Koninkrijk brachten tevens een verklaring uit.4 Deze verklaring is in lijn met het kabinetsbeleid en doet recht aan de ernst van de situatie in de Gazastrook en de verslechterde situatie op de Westelijke Jordaanoever. Ook wordt het belang van een tweestatenoplossing benadrukt in de verklaring. Nederland ondersteunt dit en blijft streven naar een duurzame oplossing die door beide partijen wordt gedragen, waarbij het uitgangspunt de tweestatenoplossing blijft. Daarvoor moet er naast een veilig en erkend Israël een onafhankelijke en levensvatbare Palestijnse staat komen.

Het kabinet staat voor de veiligheid en bestaansrecht van de staat Israël en veroordeelt de aanval van Hamas op 7 oktober 2023 ten stelligste; tegelijkertijd roept het huidige Israëlisch handelen urgente vragen op over de proportionaliteit daarvan. Het is van belang dat op verschillende manieren en vanuit diverse landen druk wordt uitgeoefend op de regering Netanyahu om de situatie op de grond onmiddellijk te verbeteren. Dit is ook de reden dat Nederland de brief aan de Hoge Vertegenwoordiger heeft gestuurd om de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren. Het kabinet volgt de zorgwekkende ontwikkelingen nauwgezet en beziet steeds welke stappen het kan zetten om de situatie ten goede te keren.

Het leed in de Gazastrook raakt velen diep, ook in de Nederlandse samenleving; zoals de demonstraties op 18 mei en 15 juni 2025 mede hebben getoond. Dit sentiment gaat niet aan het kabinet voorbij. Veel van de zorgen die leven, zijn ook de zorgen die het kabinet heeft, en die worden overbracht aan Israël. Het kabinet blijft afwegen op welke wijze de Nederlandse inzet het effectiefst is en hoe deze kan bijdragen aan verbetering van de situatie in de Gazastrook.

De situatie is na het verbreken van het staakt-het-vuren in snel tempo ernstig verslechterd. Recent heeft het kabinet daarom verdere stappen gezet, waarbij het belangrijkste doel steeds was om de Israël te bewegen de humanitaire blokkade op te heffen en de partijen tot een staakt-het-vuren te laten komen. Zo heeft Nederland (als eerste EU-lidstaat sinds het einde van het staakt-het-vuren) op 9 april de Israëlische ambassadeur ontboden naar aanleiding van de humanitaire blokkade. Op 6 mei heeft Nederland tevens een brief aan de EU Hoge Vertegenwoordiger verstuurd met het verzoek om de naleving door Israël van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord te evalueren. Het is van belang dat deze stap in Europees verband is gezet, omdat gezamenlijke opvoeren van de druk meer gewicht in de schaal legt. Op 23 juni spreekt de Raad Buitenlandse Zaken over deze evaluatie. Daarnaast hebben verschillende humanitaire demarches plaatsgevonden in Israël waaronder in EU-verband en met gelijkgezinde landen als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk en is met de betrokken partners steeds contact geweest over de onderhandelingen ten aanzien van een staakt-het-vuren. Nederland heeft bovendien op 12 juni voor de resolutie over de humanitaire situatie in de Gazastrook gestemd in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Tot slot is Israël uitgesloten als eindbestemming voor twee algemene vergunningen voor de uit- en doorvoer van strategische goederen. Het kabinet weegt de Nederlandse inzet voortdurend en bepaalt steeds naar aanleiding van de ontwikkelingen op de grond op welke wijze de druk op de meest effectieve wijze kan worden opgevoerd om een einde te maken aan de catastrofale situatie in de Gazastrook.

De recente goedkeuring door het Israëlische kabinet van 22 nieuwe nederzettingen op de bezette Westelijke Jordaanoever verkleint het vooruitzicht op een tweestatenoplossing en op duurzame vrede. Dit recente besluit is voor het kabinet niet acceptabel. In overeenstemming met het advies van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 19 juli 2024, erkent het kabinet de Israëlische bezetting van de Palestijnse Gebieden als onrechtmatig. Dit komt overeen met de reeds jarenlang bestaande kabinetspositie dat de nederzettingen en de uitbreiding daarvan, vernielingen of uithuisplaatsingen in de bezette gebieden in strijd zijn met het internationaal recht. Het zet de al gespannen situatie op de bezette Westelijke Jordaanoever verder onder druk.

Het kabinet blijft in de context van de Palestijnse Gebieden zowel bilateraal als in EU-verband druk uitoefenen op Israël om dit besluit, en het nederzettingenbeleid in den brede, terug te draaien en stop te zetten, zodat een tweestatenoplossing kans van slagen heeft. Nederland blijft zich tevens inzetten om gewelddadige kolonisten en kolonistenorganisaties te sanctioneren. Het kabinet sluit, conform motie Piri/Paternotte, sancties tegenover Israëlische bewindspersonen niet uit.5 Het Verenigd Koninkrijk en andere gelijkgezinde landen hebben onlangs sancties tegen de extremistische ministers Ben Gvir en Smotrich ingesteld. Zij hebben herhaaldelijk geweld door kolonisten aangewakkerd tegen de Palestijnse bevolking, zij bepleiten voortdurend de uitbreiding van illegale nederzettingen en roepen op tot etnische zuivering in de Gazastrook. Zweden heeft aan de Hoge Vertegenwoordiger van de EU een brief gestuurd om een gelijksoortige stap te overwegen. Nederland zal zich bij een dergelijk initiatief aansluiten.

Daarnaast zal ik komende Raad Buitenlandse Zaken zorgen uiten over de aankondiging van minister Smotrich om de vrijstelling in te trekken van Israëlische banken om samen te werken met Palestijnse banken (de zogenoemde banking waiver). De intrekking van deze vrijstelling zorgt ervoor dat de correspondentbankrelaties tussen Israëlische en Palestijnse banken worden beëindigd. Deze maatregel zal leiden tot grote (economische) instabiliteit op de Westelijke Jordaanoever en zet de al fragiele Palestijnse Autoriteit verder onder druk. Er is momenteel nauw contact met gelijkgezinde landen hoe hierop te acteren.

Rondetafelgesprek

Uw Vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken hield op 4 juni 2025 een rondetafelgesprek over vraagstukken rondom genocide. Dergelijke bevindingen en gesprekken zijn van belang, en dragen bij aan oordeelsvorming over wat zich in de Gazastrook afspeelt. Ook in het maatschappelijk debat spelen deze bevindingen met recht een belangrijke rol.

In de Kamerbrief van 21 januari 2025 is de Nederlandse visie over het kwalificeren van genocide uiteengezet.6 Nederland is in de regel terughoudend om situaties als genocide te kwalificeren. Om genocide vast te stellen, moet aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag worden voldaan. Er moet dus sprake zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Bij dit misdrijf geldt een hoge bewijslast. Hiervoor is het noodzakelijk om voldoende bewijs te vergaren, dit materiaal te analyseren en dat te beoordelen. Uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek, of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zijn dan ook voor het kabinet zwaarwegend bij het kwalificeren van dergelijke handelingen als genocide. Hoewel de aandacht in het maatschappelijk debat vooral uitgaat naar genocide, is het kabinet van mening dat binnen het internationaal recht geen hiërarchie bestaat tussen de verschillende internationale misdrijven. Tegelijkertijd moet de terughoudendheid om zaken te kwalificeren als genocide zeker niet worden gezien als ontkenning van de ernst van de catastrofale situatie in de Gazastrook.

Op dit moment speelt deze kwestie in de rechtszaak van Zuid-Afrika tegen Israël bij het Internationaal Gerechtshof. Het Hof heeft meerdere keren uitspraak gedaan over verzoeken tot het opleggen van voorlopige maatregelen en hierbij geoordeeld dat het aannemelijk is dat rechten van Zuid-Afrika in het geding zijn in dit geschil, namelijk het recht van Palestijnen om niet te worden onderworpen aan handelingen die verboden zijn in het Genocideverdrag en het recht van Zuid-Afrika om naleving door Israël van de verplichtingen onder het Genocideverdrag te eisen.

Het kwalificeren van een situatie als genocide door Nederland of andere staten is geen vereiste voor de toepasselijkheid van verplichtingen voor derde landen onder het Genocideverdrag. Zoals ook gesteld in de Kamerbrief van 21 januari 2025 ontstaat de verplichting om genocide te voorkomen en de bijbehorende plicht om te handelen op het moment dat een (derde) staat verneemt, of normaal gesproken had moeten weten, van het bestaan van een ernstig risico op genocide. Derhalve hoeft hiervoor niet op een rechterlijk oordeel te worden gewacht. De reikwijdte van de verplichting voor derde staten, zoals Nederland, hangt af van hun mogelijkheden om invloed uit te oefenen op mogelijke plegers van genocide. Het kabinet weegt continu af op welke wijze het beste invloed uitgeoefend kan worden.

Sinds de eerste bindende tussenvonnis met voorlopige maatregelen van het Internationaal Gerechtshof in bovengenoemde zaak, heeft Nederland in Kamerbrief van 13 februari 2024 aangegeven de uitspraak te respecteren en heeft

de partijen opgeroepen de uitspraak na te leven, ook in de bilaterale contacten. Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus en heeft, mede in het licht van de genoemde verplichting, al langere tijd stappen ondernomen om de situatie naar vermogen te verbeteren, zoals ook in de Kamerbrief van 21 januari 2025 is omschreven. Zoals ook in deze brief beschreven zal het kabinet naar aanleiding van de ontwikkelingen op de grond steeds die inzet blijven wegen en bezien welke instrumenten, maatregelen of stappen op het terrein van diplomatie, humanitair veiligheid en bestrijding van straffeloosheid kunnen worden ingezet ten behoeve van verbetering van de situatie in Israël en de Palestijnse Gebieden. Bovengenoemde maatregelen illustreren deze inzet.

De inzet van het kabinet gaat onverminderd door om het humanitaire leed in de Gazastrook te verlichten. De terugkeer naar een staakt-het-vuren overeenkomst en een volledige opheffing van de humanitaire blokkade spelen een cruciale rol om het lijden van de Gazaanse bevolking te verminderen en de bevolking in de Gazastrook massaal van humanitaire hulp te voorzien. Bovendien is een staakt-het-vuren ook de beste manier om de gegijzelden veilig terug te krijgen bij hun families en om zicht te brengen op een einde van deze oorlog. Hoewel de regionale spanningen zijn toegenomen sinds de start van het gewapende conflict tussen Israël en Iran van 13 juni, is het van belang dat het lot van de Gazanen en de gegijzelden niet uit het oog wordt verloren. Ook is het van belang dat er geen stappen worden ondernomen met name op de Westelijke Jordaanoever die het zicht op de tweestatenoplossing ondermijnen. Het kabinet zal blijven bijdragen aan het verlichten van leed en conflictoplossing.

De minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp


  1. https://www.ipcinfo.org/ipc-country-analysis/details-map/en/c/1159596/?iso3=PSE↩︎

  2. 2025Z11647, 2025Z11651, 2025Z11643, 2025Z11640↩︎

  3. https://www.gov.uk/government/news/joint-donor-statement-on-humanitarian-aid-to-gaza↩︎

  4. https://www.gov.uk/government/news/joint-statement-from-the-leaders-of-the-united-kingdom-france-and-canada-on-the-situation-in-gaza-and-the-west-bank↩︎

  5. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2945↩︎

  6. Kamerstuk 23 432, nr. 546↩︎