[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de Antwoorden op vragen commissie over de Reactie op verzoek commissie over de brief van het Indisch Platform 2.0. over de Backpay-regeling voor weduwen (Kamerstuk 20454-204) (Kamerstuk 20454-207)

Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D28670, datum: 2025-06-18, bijgewerkt: 2025-06-20 13:44, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 20454 -212 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen.

Onderdeel van zaak 2025Z12596:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen

Nr. 212 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 juni 2025

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 3 decemeb r2024 over de Antwoorden op vragen commissie over de Reactie op verzoek commissie over de brief van het Indisch Platform 2.0. over de Backpay-regeling voor weduwen (Kamerstuk 20 454, nr. 204) (Kamerstuk 20 454, nr. 207).

De vragen en opmerkingen zijn op 30 januari 2025 aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 18 juni 2025 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Mohandis

Adjunct-griffier van de commissie,
Heller

Inhoudsopgave

  1. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

  1. Reactie van de staatssecretaris

  1. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de staatssecretaris uit het verslag van het schriftelijk overleg. Ongeveer een halfjaar geleden was de inbreng van het schriftelijk overleg over dit onderwerp. De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd of er inmiddels wijzigingen zijn op het gebied van het aantal weduwen, de bedragen en de uitvoeringskosten. Ook vragen zij de staatssecretaris in hoeverre hij bezig is met een conceptregeling voor deze weduwen en de bijbehorende uitvoeringstoets. Wanneer de Kamer dit tegemoet zien?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de staatssecretaris. Zij hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de staatssecretaris voornemens is om met vertegenwoordigers van de Indische en Molukse gemeenschappen in gesprek te gaan om te bekijken of er nieuwe feiten of ontwikkelingen zijn die nopen tot herziening van het standpunt van het vorige kabinet. Genoemde leden vragen of de staatssecretaris nader toe kan lichten met hoeveel vertegenwoordigers en met welke vertegenwoordigers hij in gesprek zal gaan. Zij vragen hem tevens op welke wijze de Indische en Molukse gemeenschappen betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het beleid omtrent de collectieve erkenning. Op welke wijze worden de Indische en Molukse gemeenschap en hun ervaringen en geschiedenis betrokken bij de jaarlijkse herdenkingen van de bevrijding?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben signalen ontvangen vanuit leden van de Indische gemeenschap dat er een gevoel heerst dat er onvoldoende kennis is binnen de politiek over de Indische Kwestie. Zij hebben tevens vernomen dat er een wens vanuit leden van de gemeenschap bestaat voor een technische briefing. Kan de staatssecretaris reflecteren op deze signalen en de wens voor een technische briefing? Op welke wijze zet de staatssecretaris zich in om erop toe te zien dat men zich voldoende bewust is van de geschiedenis van de Indische en Molukse gemeenschappen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de staatssecretaris. Zij hebben de volgende vragen aan hem.

Om te beginnen hebben de leden van de BBB-fractie in het vorige schriftelijk overleg over dit onderwerp gelezen dat omdat Indische en Molukse organisaties geen volledig overzicht hebben van het aantal nog levende weduwen, een rondvraag binnen de gemeenschap volgens de staatssecretaris geen toegevoegde waarde heeft. Genoemde leden vragen hem waarom de weduwen die bij het ministerie bekend zijn niet alvast worden uitbetaald. Waarom wordt niet opnieuw door onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF) onderzocht hoeveel weduwen er nog zijn? Kan de staatssecretaris toezeggen dit uit te (laten) voeren?

Verder hebben de leden van de BBB-fractie kennisgenomen van een brief van het Indisch platform 2.0 waarin onvrede wordt geuit over het gesprek dat op 10 december jl. is gevoerd. Waarom heeft de staatssecretaris een dag voor het gesprek met het Indisch platform 2.0 een beleidsreactie aan de Kamer gestuurd waarin hij eigenlijk meteen de deur voor het Indisch platform 2.0 dichtgooit1? Hoe duidt de staatssecretaris de kritiek dat vrijwel niemand op de hoogte bleek te zijn van de Indische Kwestie? Waarom is er slechts één punt besproken waar slechts een aantal nieuwe feiten naar voren zijn gebracht ten aanzien van de Backpay voor weduwen? Is er volgens de staatssecretaris tijdens dit gesprek tijd geweest voor hoor en wederhoor of was het eenrichtingsverkeer?

Verder lezen de leden van de BBB-fractie dat de Hoge Raad eind jaren vijftig van de vorige eeuw stelt dat alle rechten en plichten van het Nederlands-Indisch Gouvernement zijn overgegaan op Indonesië en er derhalve geen juridische grondslag is voor de Backpay en het doen van herstelbetalingen2. Hoe kijkt de staatssecretaris in dit licht naar de uitspraak van de ambassade van Indonesië die juist de plichten verschuift naar Nederland?3 Kan hij toezeggen in gesprek te gaan met de ambassade?

Tot slot zijn genoemde leden van mening dat het hoofdlijnenrapport ‘Beleid Collectieve erkenning Indische gemeenschap’ haakjes biedt om de Backpay-regeling voor weduwen uit te voeren. Waarom stelt de staatssecretaris in antwoorden op het schriftelijk overleg opnieuw dat ‘een nieuwe regeling op zijn minst zeer complex en afhankelijk van de opzet van een dergelijke regeling, vrijwel onuitvoerbaar of geheel niet uitvoerbaar zou zijn’?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie willen graag van de staatssecretaris weten hoe het staat met het beleid omtrent de collectieve erkenning. Het doel van de reflectie was om een helder beeld te krijgen van wat er allemaal is bereikt en hoe dit heeft bijgedragen aan het doel. Kan de staatssecretaris uiteenzetten hoe de collectieve erkenning in 2025 verder vorm wordt gegeven en welke accenten daarbij worden gelegd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben het verslag van het schriftelijk overleg gelezen en zijn zeer teleurgesteld in de antwoorden van de staatssecretaris. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van de SP lezen dat het aantal verwachte levende weduwen van reeds overleden ambtenaren en militairen sinds 2015 inmiddels is gedaald met tweederde naar ongeveer 570 van de in totaal 1700 mensen. Deze leden vinden het verdrietig om te lezen dat een deel van de mensen dus uiteindelijk nooit recht heeft gehad op een nieuwe Backpay-regeling. Hoe kijkt de staatssecretaris hier naar? Vindt de staatssecretaris dat het na al die jaren niet eindelijk tijd is om deze weduwen alsnog eerherstel te geven? Voelt de staatssecretaris ongemak bij zijn koude en kille antwoorden waaruit totaal geen begrip en medeleven blijkt?

De SP-fractie vraagt de staatssecretaris of hij het opzetten van een nieuwe regeling überhaupt heeft overwogen. Naar welke mogelijkheden om dit te bekostigen heeft hij gekeken? En los van wat hij overwogen heeft: welke mogelijkheden ziet hij binnen zijn eigen ministerie om te komen tot een bedrag van 57 miljoen euro?

In het verslag van het schriftelijk overleg lezen de leden van de SP-fractie dat uit de evaluatie is gebleken dat er nog steeds ongenoegen is over het deels gebrekkige Indische rechtsherstel. Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om dit ongenoegen proberen weg te nemen? Ook lezen de leden dat de staatssecretaris steeds teruggrijpt naar wat een vorig kabinet heeft besloten. Hij is echter lid van een nieuw kabinet in andere tijden met andere partijen. Waarom is de grondslag ten opzichte van een nieuwe Backpay-regeling niet gewijzigd? Immers, in de huidige samenstelling van de Tweede Kamer is er een meerderheid voor eerherstel en een nieuwe regeling. Op welke manier gaat de staatssecretaris daar gehoor aan geven? Welke voordelen ziet de staatssecretaris in het opzetten van een nieuwe Backpay-regeling?

De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld om te lezen dat het na een paar maanden nog steeds niet is gelukt om met de Indische en Molukse gemeenschap is gesprek te gaan. Wat is er inmiddels uit het gesprek gekomen? Kan de staatssecretaris hier zo snel mogelijk op reflecteren en dit niet doorschuiven naar een later moment binnen het eerste kwartaal van 2025?

In het verslag lezen genoemde leden verder dat de staatssecretaris niet kan achterhalen of ook de weduwnaars en weduwen betrokken waren bij de eerder gemaakte afspraken. Dit kan de SP-fractie zich niet voorstellen. Kan de staatssecretaris aangeven welk antwoord de verschillende organisaties en vertegenwoordigers uit de Indische en Molukse gemeenschap gaven toen hij hen hiernaar heeft gevraagd?

De leden van de SP-fractie lezen dat de staatssecretaris aangeeft dat wat er binnen het kabinet wordt besproken vertrouwelijk is. Kan hij desalniettemin aangeven of hier binnen het kabinet over is gesproken?

  1. Reactie van de staatssecretaris

Inleiding

Tijdens het schriftelijk overleg van 29 januari 2025 heeft de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport een aantal opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over de Backpay-kwestie. Dit overleg is geïnitieerd naar aanleiding van mijn reactie op het schriftelijk overleg van 5 september 2024 over de Backpay-kwestie.4 Naast de beantwoording van uw vragen, die u in de bijlagen bij de brief vindt, bevat deze brief ook het standpunt van het kabinet over de Backpay-kwestie.

In het debat over de begroting van het ministerie van VWS op 23 en 24 oktober 2024 heb ik u toegezegd in overleg te treden met vertegenwoordigers vanuit de Indische en Molukse gemeenschap over de Backpay-kwestie.5 Tijdens deze gesprekken is nogmaals duidelijk geworden dat de Backpay-kwestie een open wond is binnen delen van de Indische en Molukse gemeenschappen.

Bij de totstandkoming van de voorjaarsnota heeft het kabinet besloten om eenmalig €50 miljoen euro beschikbaar te stellen voor een Backpay-regeling voor Indische en Molukse weduwen. De eerste stappen om tot een dergelijke Backpay-regeling voor weduwen te komen, worden momenteel gezet. Over het ontwerpen van een uitvoerbare regeling voer ik het gesprek met de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en andere betrokken partijen. Helaas kan ik nog geen helderheid geven over de opzet van de regeling en de wijze waarop deze kan worden uitgevoerd. Zodra ik dit kan, zal ik uw Kamer daarover informeren.

Ik hoop u en de leden van de vaste Kamercommissie voor VWS voor nu voldoende geïnformeerd te hebben.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd of er sinds het vorige schriftelijke overleg over de Backpay-kwestie van 5 september 2024 wijzigingen zijn op het gebied van het aantal weduwen, de bedragen en de uitvoeringskosten.

Sinds het vorige schriftelijk overleg van 5 september 2024, waarop u op 3 december 20246 een reactie heeft ontvangen, zijn er geen wijzigingen in de inzichten omtrent de bedragen en uitvoeringskosten opgetreden. Met het verloop van de tijd neemt het aantal weduwen uiteraard af. Het is echter niet bekend hoe groot deze afname exact is.

De leden van de PVV-fractie vragen in hoeverre de staatssecretaris bezig is met het opstellen van een concept Backpay-regeling voor de weduwen en de bijbehorende uitvoeringstoets en wanneer de Kamer dit tegemoet kan zien.

Bij de totstandkoming van de voorjaarsnota heeft het kabinet besloten middelen beschikbaar te stellen voor een Backpay-regeling voor weduwen. Hoe een dergelijke regeling kan worden opgezet en uitgevoerd, wordt op dit moment verkend. Hoelang dit proces zal duren en wanneer een regeling in werking kan treden, kan ik op dit moment helaas nog niet aangeven. De Backpay-regeling uit 2015 heeft uitgewezen dat het noodzakelijk is om een zorgvuldig proces te doorlopen. De duur van dit traject is onder andere afhankelijk van de mate waarin de Indische en Molukse gemeenschappen worden betrokken bij de totstandkoming van een regeling, de inhoudelijke keuzes die gemaakt dienen te worden en de tijd die de uitvoerende instantie nodig heeft om de regeling te implementeren. Zodra er meer duidelijk is over (de contouren van) de Backpay-regeling voor weduwen, zal ik uw Kamer daar verder over informeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen graag weten met hoeveel vertegenwoordigers van de Indische en Molukse gemeenschappen en met welke vertegenwoordigers hij in gesprek is gegaan over de Backpay-kwestie.

Naast een gesprek met het Indisch Platform 2.0 zijn er gesprekken gevoerd met deskundigen uit enkele organisaties die door uw Kamer waren uitgenodigd voor het Rondetafelgesprek inzake de Indische kwestie dat op 30 september 2019 heeft plaatsgevonden.7 Naast deze gesprekken heeft er ook een overleg plaatsgevonden met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Dit laatste gesprek ging over de uitvoerbaarheid van een Backpay-regeling voor weduwen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen tevens op welke wijze de Indische en Molukse gemeenschappen betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van het beleid omtrent de collectieve erkenning.

Aan de totstandkoming van het beleid van de collectieve erkenning en de impuls aan dit beleid zijn een consultatie en brede raadpleging8 binnen de Indische en Molukse gemeenschappen voorafgegaan. Naar aanleiding van deze consultatie en raadpleging zijn de programmalijnen van het beleid van de collectieve erkenning en de impuls aan dit beleid vastgesteld. De programmalijnen bestonden onder andere uit de pleisterplaats Sophiahof, educatie, erfgoed, herinneren en herdenken, initiatieven uit de gemeenschap en zorg. Gedurende de uitvoering van dit beleid heeft er periodiek overleg plaatsgevonden met de Indische en Molukse organisaties die betrokken waren bij de uitvoering van dit beleid. Het beleid van de collectieve erkenning is recent geëvalueerd met de partijen en organisaties die betrokken zijn geweest bij de totstandkoming en uitvoering van dit beleid. Uw Kamer heeft per brief van 9 december 2024 mijn beleidsreactie op de uitkomsten van deze evaluatie ontvangen.9

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen op welke wijze de Indische en Molukse gemeenschap en hun ervaringen en geschiedenis betrokken worden bij de jaarlijkse herdenkingen van de bevrijding?

Nederland kent een herinnerings- en herdenkingscultuur waarbij ontwikkelingen in de samenleving leidend zijn. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei en Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945 bewegen hierin mee. Zij proberen daarbij een zeker evenwicht te vinden tussen alle verschillende opvattingen die over de herdenking van de Tweede Wereldoorlog leven in de brede Nederlandse samenleving en verschillende gemeenschappen, waaronder de Indische en Molukse gemeenschappen. Dit komt tot uiting op de wijze waarop zij de herdenkingen op 4 mei en 15 augustus vormgeven. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei en de Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945 zijn onafhankelijke organisaties, die zelf bepalen hoe deze nationale herdenkingen worden vormgegeven.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben signalen ontvangen vanuit leden van de Indische gemeenschap dat er een gevoel heerst dat er onvoldoende kennis is binnen de politiek over de Indische Kwestie. Zij hebben tevens vernomen dat er een wens vanuit leden van de gemeenschap bestaat voor een technische briefing. Kan de staatssecretaris reflecteren op deze signalen en de wens voor een technische briefing?

De meeste kennis over de Indische kwestie, het vraagstuk van het Indische rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië, zit bij de personen en gemeenschappen die deze geschiedenis aan den lijve hebben meegemaakt. Met onderzoeken naar en literatuur over de geschiedenis van de Indische en Molukse gemeenschappen in Nederland zijn vele boekenkasten te vullen. Mijn ambtenaren en ik doen ons best om op de hoogte te blijven van de actuele stand van zaken. Kennis van de geschiedenis en contact met de gemeenschappen zijn daarbij cruciaal.

Wat betreft een technische briefing over de Indische kwestie is het aan uw Kamer om te bepalen of daar onder uw leden behoefte aan is en om deze te organiseren.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen voorts weten op welke wijze de staatssecretaris zich inzet om erop toe te zien dat men zich voldoende bewust is van de geschiedenis van de Indische en Molukse gemeenschappen?

Versterking van de educatie over de geschiedenis van de Indische, Molukse, Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen in Nederland maakt onderdeel uit van het beleid van de collectieve erkenning. De commissie Bussemaker heeft in 2023 het advies ‘Deel en Verbind’ uitgebracht over de wijze waarop de kennis over de geschiedenis van Nederlands-Indië/Indonesië versterkt kan worden in de Nederlandse samenleving. Over de wijze waarop de aanbevelingen van de commissie geïmplementeerd worden, bent u op 4 juli 2023 en 9 december 2024 geïnformeerd.10

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de omstandigheid dat de Indische en Molukse organisaties geen volledig overzicht hebben van het aantal nog levende weduwen en dat een rondvraag binnen de gemeenschap volgens de staatssecretaris geen toegevoegde waarde heeft. Genoemde leden vragen hem waarom de weduwen die bij het ministerie bekend zijn niet alvast worden uitbetaald.

De eerste stappen om tot een Backpay-regeling voor weduwen te komen, worden momenteel gezet. Hoe lang het zal duren voordat de regeling in werking treedt, kan ik op dit moment helaas nog niet aangeven. Dit is onder andere afhankelijk van de mate waarin de Indische en Molukse gemeenschappen worden betrokken bij de totstandkoming van een regeling, de inhoudelijke keuzes die gemaakt dienen te worden en de tijd die de uitvoerende instantie nodig heeft om de regeling te implementeren.

Pas als de regeling in werking is getreden, kan worden overgegaan tot het rechtmatig uitbetalen van Backpay-uitkeringen. Daarnaast beschikt het ministerie van VWS niet over een lijst of persoonsgegevens van weduwen die aanspraak kunnen maken op een Backpay-regeling.

De leden van de BBB-fractie vragen waarom onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF) niet gevraagd wordt om te onderzoeken hoeveel weduwen er nog in leven zijn die in aanmerking zouden komen voor een Backpay-regeling en of de staatssecretaris kan toezeggen dit uit te (laten) voeren.

Bij het proces om een Backpay-regeling voor weduwen op te stellen, zal bekeken worden op welke wijze inzichtelijk gemaakt kan worden hoeveel weduwen momenteel nog in leven zijn en aanspraak kunnen maken op een Backpay-uitkering.

De leden van de BBB-fractie vragen waarom de staatssecretaris een dag voor het gesprek met het Indisch Platform 2.0 een beleidsreactie naar de Kamer heeft gestuurd waarin hij eigenlijk meteen de deur voor het Indisch platform 2.0 dichtgooit?11

De Kamerbrief waarnaar u verwijst, betreft mijn beleidsreactie op het evaluatierapport van Panteia over het gevoerde beleid van de collectieve erkenning van de Indische, Molukse, Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen in Nederland. Deze reactie heeft geen invloed gehad op het besluitvormingsproces om al dan niet een Backpay-regeling voor weduwen in te stellen. Het gesprek met het Indisch Platform 2.0 ging hoofdzakelijk over de vraag of er sinds het besluit van het vorige kabinet om geen Backpay-regeling voor weduwen in te stellen, nieuwe feiten zijn die eventueel nopen tot herziening van dit besluit.

De leden van de BBB-fractie vragen hoe de staatssecretaris de kritiek duidt dat vrijwel niemand op de hoogte bleek te zijn van de Indische Kwestie, waarom er slechts één punt besproken is met het Indisch Platform 2.0 waar slechts een aantal nieuwe feiten naar voren zijn gebracht ten aanzien van de Backpay voor weduwen en is er volgens de staatssecretaris tijdens het gesprek met het Indisch Platform 2.0 tijd geweest voor hoor en wederhoor of was het eenrichtingsverkeer?

De agenda van het gesprek met het Indisch Platform 2.0 is van tevoren met hen afgestemd. Naast de Backpay-kwestie stonden andere onderwerpen op de agenda zoals de vergoeding van de materiële oorlogsschade, de afkoop van grafrechten van de eerste generatie Indische en Molukse Nederlanders en het beleid van de collectieve erkenning. Het gesprek heb ik ervaren als een open gesprek en tijdens het gesprek heb ik goed geluisterd naar datgene dat het Indisch Platform 2.0 ter tafel bracht.

Wat betreft de kennis over de Indische kwestie kan ik alleen een reactie geven met betrekking tot het beleid van VWS. De meeste kennis over de Indische kwestie, het vraagstuk van het Indische rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog en de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië, zit uiteraard bij de personen en gemeenschappen die deze geschiedenis aan den lijve hebben meegemaakt. Mijn ambtenaren en ik doen ons best om op de hoogte te blijven van de actuele stand van zaken. Kennis van de geschiedenis en contact met de gemeenschappen zijn daarbij cruciaal.

De leden van de BBB-fractie vragen hoe de staatssecretaris aankijkt tegen de uitspraken van de Hoge Raad eind jaren vijftig van de vorige eeuw waarin de Hoge Raad stelt dat alle rechten en plichten van het Nederlands-Indisch Gouvernement zijn overgegaan op de Republiek Indonesië en de Nederlandse staat hiervoor niet verantwoordelijk is.12 Kunt u bij uw antwoord de uitspraak van de ambassade van Indonesië betrekken die stelt dat niet zij maar de Nederlandse overheid verantwoordelijk is voor de Backpay-kwestie13, en kan de staatssecretaris toezeggen dat hij hierover in gesprek gaat met de Indonesische ambassade?

Het Nederlandse standpunt was toentertijd dat de rechten en plichten van het Nederlands-Indisch gouvernement bij de soevereiniteitsoverdracht zijn overgegaan op de Republiek Indonesië. Hieronder vielen zowel rechten en verplichtingen van privaatrechtelijke als die van publiekrechtelijke aard. Een eventuele Backpay-claim viel daaronder. Dit standpunt van de toenmalige Nederlandse regering is door de Hoge Raad bekrachtigd.14 Het standpunt van de Indonesische autoriteiten, dat zij zich niet aansprakelijk achten voor de uitbetaling van achterstallige salarissen aan ambtenaren en militairen die in dienst waren van het Nederlands-Indisch gouvernement en waar zij tegen hebben gevochten tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië, was en is welbekend. In de Kamerbrief van 12 juni 2024 is hier reeds op gewezen.15 Beide standpunten uit de jaren ’50 van de vorige eeuw beschouw ik als een historisch gegeven. Ik zie dan ook geen aanleiding om hierover in gesprek te gaan met de Indonesische ambassade.

De leden van de BBB-fractie vragen zich af waarom de staatssecretaris in antwoorden op het schriftelijk overleg opnieuw stelt dat ‘een nieuwe regeling op zijn minst zeer complex en afhankelijk van de opzet van een dergelijke regeling, vrijwel onuitvoerbaar of geheel niet uitvoerbaar zou zijn’?

In 2021 heeft Andersson Elffers Felix (AEF) onderzoek gedaan naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een Backpay-regeling voor weduwen. De conclusie van dit onderzoek was dat de uitvoering van een Backpay-regeling voor weduwen zeer complex is.16 Daarnaast heeft de SVB in 2022 de randvoorwaarden geschetst met betrekking tot de uitvoerbaarheid van een Backpay-regeling.17 De conclusies en geschetste randvoorwaarden in beide rapportages zijn nog immer actueel en zijn door mij verwoord in de antwoorden op de vragen die bij het vorige schriftelijke overleg zijn gesteld. De redenen dat de uitvoering van een Backpay-regeling voor weduwen op zijn minst zeer complex is en afhankelijk van de opzet van een dergelijke regeling wellicht niet uitvoerbaar, zijn onder meer:

  • Het is niet mogelijk ambtshalve vast te stellen wie in aanmerking komt voor een Backpay-regeling voor weduwen. Er is geen bestand of archief beschikbaar waar uit af te leiden valt wie weduwe is van een ambtenaar of militair die in de Tweede Wereldoorlog in dienst was van het Nederlands Indisch gouvernement en ten tijde van de Japanse bezetting geen, of geen volledig salaris heeft ontvangen. Dit betekent dat uitkeringen alleen kunnen worden toegekend op basis van een aanvraag (die wordt ondersteund met documenten) en uitgebreid archiefonderzoek.

  • De complexiteit van de uitvoering hangt samen met de opzet van een regeling. De gekozen peildatum waarop rechthebbende weduwen nog in leven moeten zijn is de ontwerpkeuze die de grootste invloed heeft op de uitvoerbaarheid van een regeling.

    • Als een peildatum wordt gekozen die (ver) in het verleden ligt, wordt de uitvoering extra complex omdat een regeling dan met name gericht is op erfgenamen. De meeste weduwen zullen dan inmiddels overleden zijn. Vanwege de complexiteit van het erfrecht zal een dergelijke regeling extra lastig uitvoerbaar zijn. Het erfrecht maakt de uitvoering extra complex omdat het zeer lastig kan zijn om vast te stellen wie er allemaal erfgenaam zijn van een weduwe, zeker als de weduwe niet in Nederland woonde en buitenlands erfrecht van toepassing is.

    • Als gekozen wordt voor een regeling zonder peildatum, dan zal de regeling bestemd zijn voor alle erfgenamen van alle ambtenaren en militairen die in de Tweede Wereldoorlog in dienst waren van het Nederlands Indisch gouvernement en ten tijde van de Japanse bezetting geen, of geen volledig salaris hebben ontvangen. Het aantal rechthebbenden van een dergelijke Backpay-regeling zal 80 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, uit enkele honderdduizenden personen bestaan. Vanwege de omvang van de doelgroep en de verschillende nationaliteiten en erfrechtregimes - het gaat waarschijnlijk niet alleen om Indonesisch en Nederlands erfrecht maar ook om het erfrecht uit de vele landen waar rechthebbenden na 1945 naar toe zijn geëmigreerd - zal een dergelijke regeling in deze vorm vrijwel onuitvoerbaar of geheel niet uitvoerbaar zijn.

In het onderzoek naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een Backpay-regeling voor weduwen heeft AEF ook alternatieve opties geschetst voor een Backpay-regeling voor weduwen. Twee van de genoemde alternatieve opties zijn eenvoudiger uitvoerbaar dan een Backpay-regeling voor weduwen. Het betreft:

  • Collectieve voorziening vergelijkbaar met het beleid van de collectieve erkenning van de Indische, Molukse, Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen;

  • Ophoging AOW-uitkering van personen die in Nederlands-Indië/Indonesië zijn geboren en die in 1942 oud genoeg waren om in dienst te treden van het Nederlands-Indisch gouvernement als KNIL-soldaat of ambtenaar. Van deze groep kan de AOW uitkering worden opgehoogd als compensatie van gemist salaris en oorlogsschade.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie willen graag van de staatssecretaris weten hoe het staat met het beleid omtrent de collectieve erkenning. Het doel van de reflectie was om een helder beeld te krijgen van wat er allemaal is bereikt en hoe dit heeft bijgedragen aan het doel. Kan de staatssecretaris uiteenzetten hoe de collectieve erkenning in 2025 verder vorm wordt gegeven en welke accenten daarbij worden gelegd.

Het beleid van de collectieve erkenning is in 2015 opgezet in samenwerking met vertegenwoordigers van de Indische en Molukse gemeenschappen. Aan de hand van een aantal programmalijnen, zoals de pleisterplaats Sophiahof, educatie, erfgoed en initiatieven vanuit de gemeenschappen zelf, is het beleid nader ingevuld. Het doel van het beleid van de collectieve erkenning was en is erkenning geven aan datgene dat de gemeenschappen hebben meegemaakt tijdens de Tweede Wereldoorlog, de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië en na hun overkomst naar Nederland. Dit gebeurt door het verankeren van het historische en culturele erfgoed van de Indische, Molukse, Papoea en Chinees-Indonesische gemeenschappen in de Nederlandse samenleving en het vergroten van de kennis hierover. Het beleid is de afgelopen twee jaar geëvalueerd door Panteia.18 Op basis van het rapport van Panteia en de bespreking daarvan met de leden van de Ronde Tafel19, ben ik tot twee prioriteiten voor de periode 2025-2030 gekomen:

  1. Bestendigen van de belangrijkste resultaten van het beleid van de collectieve verkenning.

  2. Duurzame verbinding door middel van projecten vanuit de gemeenschappen.

Over de gedetailleerde uitkomsten en de uitwerking van de prioriteiten voor de toekomst, bent u door mij op 9 december 2024 reeds geïnformeerd.20

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de fractie van de SP vragen de staatssecretaris te reflecteren op de omstandigheid dat het aantal verwachte levende weduwen van reeds overleden ambtenaren en militairen sinds 2015 inmiddels is gedaald met tweederde naar ongeveer 570 personen van de in totaal 1700 mensen en dat een deel van de mensen dus uiteindelijk nooit recht heeft gehad op een nieuwe Backpay-regeling.

Binnen delen van de Indische en Molukse gemeenschap is de Backpay-kwestie een open wond. Dit geldt zowel voor de weduwen als andere nabestaanden van ambtenaren en militairen die in de Tweede Wereldoorlog in dienst waren van het Nederlands Indisch gouvernement en tijdens de Japanse bezetting geen, of geen volledig salaris hebben ontvangen. Het is verdrietig te moeten constateren dat de verschillende wetten en regelingen die na de Tweede Wereldoorlog in het leven zijn geroepen om tot rechtsherstel te komen, de pijn en het verdriet over de oorlog en het deels gebrekkige rechtsherstel niet hebben kunnen wegnemen.

De leden van de fractie van de SP vragen of de staatssecretaris het na al die jaren niet eindelijk tijd vindt om de weduwen alsnog eerherstel te geven en of de staatssecretaris ongemak voelt bij zijn koude en kille antwoorden waaruit totaal geen begrip en medeleven blijkt.

Bij de totstandkoming van de voorjaarsnota heeft het kabinet besloten middelen beschikbaar te stellen voor een Backpay-regeling voor weduwen. De opzet van een regeling en de wijze waarop deze kan worden uitgevoerd, worden op dit moment uitgewerkt.

Ten overvloede merk ik op dat sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog via verschillende wetten en regelingen getracht is te komen tot individueel rechtsherstel. Dit is geschied via onder andere de volgende wetten en regelingen:

  • Rehabilitatieregeling (1947-1949)

  • Wet Indisch Geïnterneerden (1981)

  • Het Gebaar (2000)

  • Backpay-regeling (2015)

  • Wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen:

  • Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv 1973)

  • Algemene Oorlogsongevallen Regeling (AOR 1946-1947)

  • Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo 1981);

  • Wetten buitengewoon pensioen:

  • Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Wbp 1947);

  • Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo 1946);

  • Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv 1983).

De leden van de fractie van de SP vragen of de staatssecretaris het opzetten van een nieuwe regeling überhaupt heeft overwogen, naar welke mogelijkheden hij heeft gekeken om dit te bekostigen en welke mogelijkheden hij ziet binnen zijn eigen ministerie om te komen tot een budget van 57 miljoen euro voor een Backpay-regeling voor weduwen.

Bij de totstandkoming van de voorjaarsnota heeft het kabinet besloten om €50 miljoen euro beschikbaar te stellen voor een Backpay-regeling voor weduwen. De eerste stappen om tot die regeling te komen, worden momenteel gezet.

De leden van de fractie van de SP vragen welke mogelijkheden de staatssecretaris ziet om het nog steeds bestaande ongenoegen over het Indische rechtsherstel weg te nemen?

Het is spijtig te moeten constateren dat ik geen mogelijkheden zie dit ongenoegen weg te nemen. Niet omdat ik dat niet zou willen, maar omdat dit, 80 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, simpelweg niet meer mogelijk is. Het rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog is voor de Joods, Indische, Molukse, Sinti en Roma gemeenschappen deels gebrekkig verlopen. Direct na de oorlog was hier weinig oog voor. Uiteindelijk is het rechtsherstel in de loop der jaren stapsgewijs, met alle gebreken van dien, tot stand gekomen. De geschiedenis kan echter niet worden teruggedraaid en de pijn, verdriet en onvrede over het verloop van het rechtsherstel kan niet meer worden weggenomen, hoe graag ik dat ook zou willen.

De leden van de fractie van de SP vragen de staatssecretaris waarom de grondslag van de overwegingen van het vorige kabinet niet zijn gewijzigd. In de huidige samenstelling van de Tweede Kamer is er een meerderheid voor eerherstel en een nieuwe regeling. Op welke manier gaat de staatssecretaris daar gehoor aan geven?

Sinds het besluit van het vorige kabinet om geen Backpay-regeling voor weduwen in te stellen, zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden naar boven gekomen omtrent de Backpay-kwestie. Daarmee is de grondslag van de overwegingen van het vorige kabinet niet gewijzigd. Bij de totstandkoming van de voorjaarsnota heeft het kabinet besloten om €50 miljoen euro beschikbaar te stellen voor een Backpay-regeling voor weduwen. De eerste stappen om tot die regeling te komen, worden momenteel gezet.

De leden van de fractie van de SP vragen welke voordelen de staatssecretaris ziet in het opzetten van een nieuwe Backpay-regeling?

Het instellen van een Backpay-regeling voor weduwen zal voor een deel van de Indische en Molukse gemeenschap kunnen leiden tot een gevoel van erkenning en genoegdoening. Tegelijkertijd zal een dergelijke regeling de onvrede over de afhandeling van de Backpay-kwestie niet wegnemen en kan een nieuwe regeling ook leiden tot extra verdriet en frustratie bij personen en nabestaanden die niet in aanmerking komen voor de regeling. Het verleden heeft uitgewezen dat het niet mogelijk is de onvrede en het verdriet om het deels gebrekkige rechtsherstel volledig weg te nemen

De leden van de SP-fractie vragen wat er uit de gesprekken met Indische en Molukse vertegenwoordigers is gekomen?

Sinds december 2024 zijn er verschillende gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers en deskundigen uit de Indische en Molukse gemeenschappen over de Backpay-kwestie. Tijdens deze gesprekken zijn geen nieuwe feiten over de Backpay-kwestie aan het licht gekomen. Uit de gesprekken is nogmaals duidelijk geworden dat de Backpay-kwestie een open wond is binnen delen van deze gemeenschappen.

De leden van de SP-fractie zijn verbaasd dat de staatssecretaris niet kan achterhalen of ook de weduwnaars en weduwen betrokken waren bij eerder gemaakte afspraken en vragen aan de staatssecretaris om dit nader toe te lichten en om aan te geven welk antwoord de verschillende organisaties en vertegenwoordigers uit de Indische en Molukse gemeenschap gaven toen hij hen hiernaar heeft gevraagd.

Over de totstandkoming van de Backpay-regeling in 2015 en daarvoor de regeling ‘het Gebaar’ in 2000 kan ik mij alleen baseren op de onderliggende Kamerstukken en nota’s. Daarin wordt niet vermeld of de gesprekspartners zelf weduwnaars of weduwen waren van ambtenaren en militairen die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog in dienst waren van het Nederlands-Indisch gouvernement en ten tijde van de Japanse bezetting geen of geen volledig salaris hebben ontvangen. Wel is duidelijk dat beide regelingen in nauwe samenspraak met de Indische en Molukse gemeenschappen tot stand zijn gekomen. Tijdens de gesprekken die sinds afgelopen december zijn gevoerd met Indische en Molukse vertegenwoordigers en deskundigen, is de totstandkoming van de Backpay-regeling in 2015 en “Het Gebaar” in 2000 niet ter sprake gekomen. De gesprekspartners waren zelf geen Backpay-weduwen of weduwnaars.

De leden van de SP-fractie vragen of de staatssecretaris kan aangeven of binnen het kabinet over de Backpay-kwestie is gesproken?

Bij de totstandkoming van de voorjaarsnota heeft het kabinet besloten om €50 miljoen euro beschikbaar te stellen voor een Backpay regeling voor weduwen.


  1. Kamerstuk 20 454, nr. 209↩︎

  2. Bijlage bij Kamerstuk 20 454, nr. 209↩︎

  3. Indisch4ever, 11 april 2024, ‘1953 verklaring namens Indonesië dat die geen backpayschuld heeft overgenomen’ (1953 verklaring namens Indonesië dat die geen backpayschuld heeft overgenomen )↩︎

  4. Kamerstuk 20 454, nr. 207.↩︎

  5. 2024D40441 - Schriftelijke antwoorden op vragen gesteld tijdens de eerste termijn van de begrotingsbehandeling van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 23 oktober 2024↩︎

  6. Kamerstuk 20 454, nr. 207.↩︎

  7. 2019D37578.↩︎

  8. Panteia 2020, Raadpleging voor de inzet van extra middelen voor de Indisch-Molukse gemeenschap↩︎

  9. Kamerstuk 20 454, nr. 209.↩︎

  10. Kamerstuk 26 049, nr. 119 en Kamerstuk 20 454, nr. 209.↩︎

  11. Kamerstuk 20 454, nr. 209.↩︎

  12. Bijlage bij Kamerstuk 20454, nr. 209↩︎

  13. Indisch4ever, 11 april 2024, ‘1953 verklaring namens Indonesië dat die geen backpayschuld heeft overgenomen’ (1953 verklaring namens Indonesië dat die geen backpayschuld heeft overgenomen )↩︎

  14. Zie onder meer Hoge Raad 15 juni 1956, ECLI:NL:HR:1956:102↩︎

  15. Kamerstuk 20 454, nr. 204.↩︎

  16. Kamerstuk 20 454 nr. 172↩︎

  17. Kamerstuk 20 454 nr. 181↩︎

  18. Panteia 2024, Beleid Collectieve Erkenning Indische gemeenschap, Hoofdlijnenrapport↩︎

  19. De Ronde Tafel is een bestuurlijk overlegorgaan dat VWS adviseert over de voortgang van het beleid en uitvoering van de collectieve erkenning. Ook informeert ze VWS over datgene dat leeft en speelt binnen de gemeenschappen. Aan deze tafel nemen organisaties deel die verantwoordelijk zijn voor de programmalijnen van de collectieve erkenning, namelijk het Indisch Herinneringscentrum, Moluks Historisch Museum, Stichting Beheer Sophiahof, Stichting Nationale Herdenking 15 augustus 1945 en Stichting Pelita. Daarnaast neemt het Indisch Platform deel als belangenbehartiger van de doelgroep.↩︎

  20. Kamerstuk 20 454, nr. 209.↩︎